Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6 Auteur
VO-content
Laatst gewijzigd
11 May 2016
Licentie
CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Webadres
http://maken.wikiwijs.nl/74472
Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt. Stel zo voor iedere onderwijssituatie de optimale leermiddelenmix samen.
Inhoudsopgave Intro Het gaat tè goed!
Vooraf Eindproduct-Beoordeling Doelen-Concepten Kennisbank Werkwijze
Verwerking Stap1 Stap2 Stap3 Stap4 Stap5 Stap6 Stap7 Extra
Antwoorden Verwerking Over dit lesmateriaal
Pagina 1
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Intro Het gaat tè goed!
Damhert Het damhert (Dama dama) is groter dan een ree en kleiner dan een edelhert. Damherten leefden vroeger in Nederland, in de laatste ijstijd verdwenen de dieren uit Nederland. De Romeinen brachten de soort weer met zich mee en verspreidden het dier door het gehele Romeinse Rijk. De damherten staan op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten en toch komt de soort in bepaalde gebieden in groten getale voor. Dit heeft grote gevolgen voor de omgeving. Info: Rode lijst Lijst waarop per land de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten staan. Bekijk het filmpje:
Koraalduivel
De koraalduivel (Pterois volitans) is een prachtige vis met giftige stekels. De vis leeft in de Indische en Grote Oceaan, maar sinds kort ook in de Caribische Zee en Atlantische Oceaan. Waarschijnlijk zijn die koraalduivels nakomelingen van zes vissen die ontsnapten tijdens orkaan Andrew (1992), bij de verwoesting van een aquarium in Miami.
Pagina 2
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
De koraalduivel heeft zich daarna snel verspreid langs de oostkust van de Verenigde Staten, de Bahama’s en Bermuda. Nu hebben ze het Caribische gebied bereikt en daar is niet iedereen blij mee. Bekijk het filmpje: Wat hebben koraalduivels en damherten met elkaar gemeen? Het zijn in ieder geval dieren die voor problemen zorgen. Welke overlast veroorzaken ze? Is het noodzakelijk dat de mens ingrijpt om de populaties damherten en koraalduivels terug te dringen? Welke beheersmaatregelen zijn er en zijn deze effectief? Aan het eind van deze module heb je bovenstaande vragen beantwoord en hierover een eigen mening geformuleerd.
Pagina 3
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Vooraf Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct Aan het eind van de module geef je jouw mening over het ingrijpen van de mens bij het terugdringen van de van de populatie damherten of de populatie koraalduivels. Je kiest zelf de vorm van het eindproduct (poster, presentatie of artikel) en de doelgroep. In het eindproduct geef je antwoord op de gestelde vragen. Beoordeling Je docent beoordeelt het product aan de hand van de volgende criteria: Inhoud gebaseerd op ecologische kennis Je poster, presentatie of artikel sluit aan op de doelgroep Bij artikel: aantal woorden 350-650 en bijpassende afbeelding Bij poster: afbeeldingen ondersteund door duidelijk bijschriften Bij presentatie: beknopte tekst en afbeeldingen ondersteunen de mondelinge presentatie Gebruikte bronnen duidelijk vermeld.
Doelen-Concepten
Leerdoelen
Pagina 4
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Aan het eind van deze module kun je: een populatiegrootte en populatiedichtheid bepalen; uitleggen hoe en wanneer de draagkracht van een gebied is bereikt; de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven; uitleggen welke rol concurrentie (competitie) tussen populaties speelt bij de dynamiek van een ecosysteem; uitleggen welke rol biotische factoren spelen bij de dynamiek binnen een ecosysteem; beargumenteren met welke maatregelen de mens de zelfregulatie van ecosystemen kan beïnvloeden. Deelconcepten Migratie, exoot, biodiversiteit, predatie, vraat, symbiose, parasitisme, mutualisme, commensalisme, beperkende factor, concurrentie, draagkracht, successie, biodiversiteit, concurrentie, soortensamenstelling, rode lijst, verspreidingsgebied, biologisch evenwicht, competitie, geboorte, sterfte, biologisch evenwicht.
Kennisbank KB: Welke factoren bepalen de overlevingskansen vaneen organisme? KB: Relaties tussen individuen van verschillende soorten KB: Populatiegrootte en –dichtheid KB: Beperkte en onbeperkte groei van een populatie KB: Stabiliteit in een ecosysteem KB: Verstoring door abiotische factoren
Werkwijze De module 'Het gaat tè goed!' bestaat uit een groot aantal opdrachten. Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt. Zo houd je goed overzicht. Download hier het Werkplan 'Het gaat tè goed!' . Werkvorm Je werkt in deze module alleen of in tweetallen. Benodigdheden werkblad Vegetatieopname werkblad (On)beperkte groei van een populatie werkblad Ganzenpopulatie Witte en bruine bonen Tijd Je hebt voor deze module 6 uur nodig.
Pagina 5
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Verwerking Stap1
Populaties in kaart brengen In een ecosysteem komen verschillende levensgemeenschappen voor met elk een eigen soortensamenstelling. Individuen, leven in groepen of populaties. Een populatie bestaat uit individuen van één soort die in een bepaald gebied leven en daaraan optimaal zijn aangepast. Individuen hebben elk hun unieke, genetisch vastgelegde kenmerken. Het totaal van verschillende genen in een populatie of van een soort noem je ook wel de genenpool. Opdracht 1 Populaties a. Bekijk het filmpje: b. Noem twee voorwaarden waaraan een groep dieren moet voldoen om tot één populatie gerekend te worden. Om meer duidelijkheid te krijgen over de stand van zaken van de verschillende populaties, kun je verschillende aspecten onderzoeken, zoals: de populatiegrootte de soortensamenstelling de populatiedichtheid de populatiegroei in de loop van de tijd Bestudeer in de Kennisbank. KB: Populatiegrootte en –dichtheid Opdracht 2 Onderzoeksmethoden Bekijk het filmpje:
Pagina 6
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Zoek bij elk van de twee genoemde manieren minstens één geschikte plant of dier. Wissel de voorbeelden uit met een klasgenoot. Opdracht 3 Populatiegrootte bepalen Neem een populatie van 150 witte bonen. ‘Vang’ zonder te kijken 15 witte bonen en merk deze door ze te vervangen door bruine bonen. Meng de bruine en witte bonen en ‘vang’ opnieuw. Doe dit 10x. Bereken na elke vangst de populatiegrootte. Maak een tabel van je resultaten. Welke conclusie kun je trekken over de betrouwbaarheid en het aantal keren vangen?
Maak de oefening "Populatiegrootte bepalen" onderaan deze pagina. Opdracht 4 Damherten populatiedichtheid a. Volgens het Faunabeheerplan uit 2010 is de populatiegrootte in de Amsterdamse Waterleidingduinen 1178 dieren per 3400 ha. Wat is de populatiedichtheid per ha? b. Op welke wijze zal dit aantal bepaald zijn? Bespreek je antwoord met een klasgenoot. Opdracht 5 Onderzoek In tweetallen. Kies een plant van een open vegetatietype (bijv. grasland). Bepaal de populatiegrootte met de kwadrantmethode en bereken de populatiedichtheid. Download het werkblad Vegetatieopname.
Populatiegrootte bepalen kn.nu/mxn0w
1 Van een populatie zeebrasems vangt de onderzoeker 1000 individuen en geeft ze een merk in
Pagina 7
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
hun vin en laat ze weer vrij. Enige tijd later vangt men 3000 zeebrasems, waarvan er 60 een merk in hun vin hebben. Wat is de populatiegrootte?
a. 3000 b. 30000 c. 50000 d. 180000
2 Je wil de populatiegrootte wilde cavia’s op Saba bepalen. Je vangt eerst 50 cavia’s en merkt ze. Daarna laat je de dieren weer los. Na een tijdje vang je 200 cavia’s, hiervan zijn 4 gemerkt. Wat is de populatiegrootte? a. 200 b. 2500 c. 4000 d. 40000
3 Het blijkt dat de cavia’s die al eerder zijn gevangen, zich niet zo gemakkelijk een tweede keer laten vangen. Wat kun je zeggen over het werkelijk aantal dieren in de populatie in vergelijking met je antwoord op vraag 2? De werkelijke populatiegrootte is _______________ .
4 2
Op een weiland van 1 hectare komen op 1 m 10 paardenbloemen voor. Wat is de geschatte totale populatiegrootte? a. 100 b. 1000 c. 10000 d. 100000
Stap2
Pagina 8
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Groei van een populatie
Bestudeer in de Kennisbank 'Populatiegrootte en –dichtheid' en de delen over Emigratie, immigratie, draagkracht en groei van een populatie. KB: Populatiegrootte en –dichtheid De mate van groei van een populatie is afhankelijk van: predatie, ziekte, concurrentie* en de beschikbaarheid van voedsel. Info: Concurrentie binnen de soort en tussen soorten. Bestudeer in de Kennisbank. KB: Beperkte en onbeperkte groei van een populatie Opdracht 1 Ecologische begrippen In de Kennisbank ben je de volgende begrippen tegengekomen: (On)beperkte groei van een populatie Print het werkblad en knip de begrippen uit. Plaats deze begrippen in een overzichtelijk schema. Doe dit op zo’n manier dat je de betekenissen en relaties tussen de begrippen goed begrijpt en kunt uitleggen aan een ander. Opdracht 2 Groei van een populatie Beantwoord de volgende vragen: a. Bij een populatie in evenwicht zonder immigratie en emigratie, zal de verhouding tussen het geboorte- en sterftecijfer gemiddeld … I. Gelijk zijn aan 1 II. Groter zijn dan 1 III. Kleiner zijn dan 1 IV. Negatief zijn b. Door welke (a)biotische factoren kan een populatie groeien? Noem er tenminste drie. In tweetallen Kies uit opdracht 3 of 4. Wissel de antwoorden met elkaar uit. Opdracht 3 Lemmingen In het ecosysteem dat in de bron is weergeven, worden lemmingen gegeten door onder andere wolven en haviken. In afbeelding hiernaast is een lemming getekend.
Pagina 9
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
a. Geef het nummer of de nummers van de groep(en) organismen uit de bron die tot hetzelfde trofische niveau behoort of behoren als lemmingen. Lemmingen kunnen snel in aantal toenemen. Na een dracht van 20-22 dagen worden 3-9 jongen geboren. Bovendien hebben lemmingen meestal meer dan één worp per jaar. In een kusttoendragebied rond Burrow, in Alaska, zijn sinds 1945 tellingen uitgevoerd van het aantal lemmingen. Afbeelding in de bron geeft de resultaten weer van dit onderzoek in de periode 1955–1970.
b. Leg uitsluitend aan de hand van de gegevens uit de bron ecosysteem uit dat een toename van afgestorven materiaal tot een toename in het aantal lemmingen kan leiden. Onderzoekers herkenden in de veranderingen in de lemmingendichtheid een regelmatig terugkerend patroon. c. Als verklaring daarvoor stelden zij onder meer de volgende drie theorieën op: 1. predator-prooi-theorie: deze theorie verklaart de veranderingen door er vanuit te gaan dat prooi en predator elkaars aantallen regelen; 2. de hormonale theorie: deze theorie verklaart de veranderingen op grond van hormonale veranderingen in de lemmingen; 3. de voedingsstof-herstel-theorie: deze theorie verklaart de veranderingen door veranderingen in het voedselaanbod van de lemmingen. In de genoemde theorieën op de vorige pagina worden biotische factoren genoemd die invloed
Pagina 10
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
kunnen hebben op de lemmingendichtheid. d. Noem nog een andere biotische factor die hierbij voor lemmingen van invloed kan zijn. e. Neem de grafiek in de bron over en schets in de afbeelding een grafiek die het verloop van de aantallen haviken aangeeft in de periode 1955–1970 volgens de predator-prooi-theorie. Voeg de volledige legenda toe. Opdracht 4 Grauwe gans en vossen De Grauwe gans is in 25 jaar van ongeveer 3500 toegenomen tot 60.000 exemplaren. Dit grote aantal kun je ook zien als een plaag. Beheerders willen ingrijpen om de populatie grauwe ganzen te beperken door eieren weg te halen of ze door te prikken. Het probleem ligt bij de zogenaamde ‘overzomerende’ grauwe ganzen. Zij hebben Nederland als standplaats gekozen en trekken niet meer weg om elders te broeden. In Nederland vinden ze nu grassen en granen die voldoende eiwitten bevatten. Daarnaast zijn er steeds meer plassen ontstaan waar ganzen veilig voor vossen kunnen slapen. a. Waardoor kon de Grauwe gans in Nederland een plaag worden? Doordat … Ongeremde vermenigvuldiging van een bepaald soort organisme. b. In een natuurgebied leven 15.000 overzomerende ganzen en nog geen vossen. In 2005 zet men 20 vossen (? en ?) uit. De bedoeling is dat de grootte van de populatie ganzen terugloopt en daarna stabiel blijft op een aantal van 4500. Ga er van uit dat niet alleen dit aantal, maar ook de stabiliteit van de populatie in de loop van de jaren gerealiseerd wordt. Op het werkblad is een assenstelsel met de grafiek van de ganzenpopulatie getekend. c. Schets in het assenstelsel op de uitwerkbijlage het verloop van het aantal vossen in de loop van de tijd.
Stap3
Damherten in duingebied van Nederland Duinen zijn zandheuvels, met daartussen lager gelegen gebieden; de duinvalleien. Ze zijn door de wind opgeworpen en al dan niet door planten vastgelegd. Kustduinen, zoals langs de hele Nederlandse kust, beginnen waar het strand ophoudt. In de Amsterdamse Waterleiding Duinen (AWD) bevindt zich de grootste populatie damherten van Nederland. Opdracht 1 Damherten Uit tellingen die sinds de 60’er jaren zijn uitgevoerd, bleek dat er in 1990 een kleine populatie damherten aanwezig was. De populatie leek stabiel op een laag niveau, maar de populatie bleek
Pagina 11
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
exponentieel te groeien.
De totale oppervlakte van de AWD is 3400 hectare. a. Wat is de populatiedichtheid per ha in de verschillende jaren? Maak hiervan een grafiek. b. Het damhert eet in tegenstelling tot de ree veel verschillende planten. Een ree is een ’snoeper’ of ‘snoeier’ en eet selectief knoppen en jonge groeischeuten van de houtige planten. Het damhert heeft veel meer voedselbronnen dan de ree. In perioden van voedselschaarste vindt er tussen het damhert en de ree voedselconcurrentie plaats. Wat zou je uit deze gegevens kunnen voorspellen over de populatiegrootte van de reeën in de AWD? c. Uit berekeningen blijkt dat bij een dichtheid van 1 dier per hectare een voedseltekort gaat ontstaan. Toch zou het zo kunnen zijn dat de populatiegrootte verder stijgt. Kun je dit verschil verklaren? Het oversteken van wegen zorgt voor veel overlast en gevaar voor automobilisten. Beheerders hebben een hek geplaatst. Bekijk het filmpje over de effecten hiervan: Negatieve invloeden op de duinen De grote populatie damherten heeft invloed op de vegetatie. Er is sprake van overbegrazing. De schors van bomen wordt aangevreten en sommige planten komen niet tot bloei. Dat heeft gevolgen voor verschillende insecten. De stabiliteit van het ecosysteem wordt verstoord. Opdracht 2 Verstoring van ecosysteem Zoek een ander voorbeeld in Nederland waarin de groei van een populatie zo sterk is dat het ecosysteem wordt aangetast. Wissel de antwoorden uit.
Stap4
Pagina 12
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Competitie, predatie en symbiose In een ecosysteem hebben organismen van verschillende soorten de meest uiteenlopende relaties met elkaar. Ze strijden onder andere om voedsel en geschikte leefruimte. Maar ze hebben elkaar ook nodig als voedsel, in de predator-prooi relatie. Sommige organismen profiteren op een speciale manier van de aanwezigheid van andere organismen. Opdracht 1 Symbiose a. Bekijk het filmpje: En bestudeer in de Kennisbank. KB: Relaties tussen individuen van verschillende soorten Welke vormen van symbiose zie je in het filmpje? b. Relaties in een ecosysteem Relaties tussen soorten binnen een ecosysteem zijn competitie (= concurrentie), commensalisme, mutualisme, parasitisme en predatie. De grenzen tussen de verschillende relatievormen zijn niet altijd duidelijk te trekken. De striptekening laat een relatie zien tussen twee soorten in een ecosysteem. Striptekening
Leven op het Taimyr-schiereiland In de zomer van 2002 zijn tien biologen vertrokken naar het uitgestrekte Taimyr-schiereiland, in Siberië (zie afbeelding), zo’n duizend kilometer ten oosten van Nova Zembla.
Pagina 13
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Doel van deze onderzoeksexpeditie was het vaststellen van de populatiedichtheden van lemmingen, poolvossen, sneeuwuilen en rotganzen. Sneeuwuilen en poolvossen blijken zich vooral voort te planten in zogeheten lemming-piekjaren, die eens in de drie jaar voorkomen. In deze piekjaren blijken ook veel jonge rotganzen, graseters bij uitstek, zo voorspoedig op te groeien, dat ze in staat zijn naar hun winterkwartier te vliegen. Lemmingen voeden zich met gras. Het zijn kleine knaagdieren ter grootte van een hamster. Lemmingen dienen als hoofdvoedsel voor poolvossen en sneeuwuilen. Poolvossen blijken ook in het lemming-piekjaar nog jonge rotganzen of ganzeneieren te pakken. Hoewel sneeuwuilen in jaren zonder of met weinig lemmingen de broedende volwassen rotganzen kunnen doden, doen ze dat niet in een lemming-piekjaar. Er wordt dan vaak waargenomen dat rotganzen juist vlakbij een sneeuwuilennest gaan broeden. Omdat ook sneeuwuilkuikens op het menu van de poolvossen staan, verdedigt een sneeuwuil zijn nest met jongen fel tegen poolvossen. Zo biedt hij tegelijkertijd bescherming aan de bij hem in de buurt broedende rotganzen. Maak de oefening "Relaties in een ecosysteem" onderaan deze pagina. c. Sommige schimmels hebben een mutualistische relatie met planten (mycorrhiza). Via de schimmeldraden, die plantenwortels omhullen en zelfs binnendringen, kunnen stoffen uitgewisseld worden. Welk voordeel heeft de gastheerplant van de symbiose met de mycorrhiza schimmel? Welk voordeel heeft de mycorrhiza schimmel van de symbiose met de gastheerplant?
Relaties in een ecosysteem kn.nu/h6zsg
1 Bekijk de striptekening en beantwoord de vraag. Voor welke van de genoemde relatievormen laat de striptekening zien dat de grenzen niet altijd nauwkeurig zijn aan te geven?
Pagina 14
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
a. commensalisme en concurrentie b. commensalisme en mutualisme c. concurrentie en mutualisme d. concurrentie en parasitisme e. concurrentie en predatie f. parasitisme en predatie
2 Vier groepen bacteriën die een rol spelen in de stikstofkringloop zijn: Welke van deze groepen bacteriën heeft een mutualistische relatie met planten? a. de denitrificerende bacterie?n b. de knolletjesbacterie?n c. de nitrificerende bacterie?n d. de rottingsbacterie?n
3 Lees de bron Leven op het Taimyr-schiereiland en beantwoord de vraag. Hoe noem je de beschreven relatie tussen de sneeuwuilen en de broedende rotganzen in een lemming-piekjaar? a. commensalisme b. coöperatie c. mutualisme d. predatie
Stap5
Exoten in Nederland Damherten worden ondanks dat ze voor de ijstijd in Nederland voorkwamen gerekend tot de exoten. De huidige populaties Damherten in Midden-Europa zijn allemaal ontstaan uit nakomelingen uitgezette dieren. In de AWD is de huidige populatie ontstaan uit (her)introducties die zijn uitgevoerd vanaf de 50er jaren van de vorige eeuw. Opdracht 1
Pagina 15
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Invasieve soorten
a. Welke voorbeelden van dieren in Nederland kun je ook rekenen tot de (invasieve) exoten? Kijk voor meer informatie in het Nederlands soortenregister b. Ook planten kunnen succesvolle exoten kunnen zijn. Welke voorbeelden van planten in Nederland kun je noemen die de natuurlijke vegetatie verdringen? c. Kies één van de (genoemde) exoten bij jou in de buurt en maak een foto van de negatieve gevolgen van deze exoten. d. Op welke manieren komen exoten in Nederland terecht? e. Zet de voor- en nadelen van de introductie van soorten in Nederland op een rij. Bespreek de antwoorden in de klas. Opdracht 2 Extra les Het Museon uit Den Haag heeft een les gemaakt over Exoten in Nederland. Doorloop de informatie en vragen uit de onderdelen: ‘Hoe komen ze hier?’ en ‘Schade en nut‘ - essen.museon.nl
Opdracht 3 Canadese kreeft in de Oosterschelde?
Vers, gekookte kreeft is een delicatesse. Het vlees bevindt zich in de scharen en in de staart. De meeste zeekreeften in de winkels in Nederland zijn geïmporteerd vanuit Amerika en Canada. Geef twee biologische redenen waarom niet wordt overwogen om de Canadese kreeft in de Oosterschelde als nieuwe soort uit te zetten. Opdracht 4 Amerikaanse vogelkers Ecosystemen op geïsoleerde eilanden zijn vaak bijzonder: er komen soorten voor die nergens anders voorkomen. Deze endemische soorten blijken erg snel te kunnen uitsterven. Bekend is dat de introductie van een nieuwe soort in een geïsoleerd gebied een ravage kan aanrichten onder de al aanwezige endemische soorten. Dat duinvalleien ook gevoelig zijn voor de verstoring door exoten bewijst de introductie van de Amerikaanse vogelkers, die in Nederland de bijnaam Bospest kreeg. Deze struik, die vanaf 1920 werd aangeplant als vulhout in loofbossen in Nederland en België, heeft zich in korte tijd tot een plaag ontwikkeld in de duinen. De Amerikaanse vogelkers vormt dan ook een bedreiging voor het bestaande duinenecosysteem. a. Leg uit waardoor endemische soorten op een eiland zo gevoelig zijn voor uitsterven. b. Over de introductie van een exoot, zoals de vogelkers in de Nederlandse duinen, wordt het volgende beweerd:
Pagina 16
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
1. Na introductie groeit de populatie aanvankelijk volgens een J-curve; 2. Op termijn ontstaat een stabiele populatie waarvan het aantal individuen schommelt rond het draagvlak van het ecosysteem. Welke van deze beweringen is of welke zijn juist? Je gaat nu beginnen aan de eindopdracht. Ga verder met stap 6 OF stap 7. Overleg met je docent welke stap je gaat doen.
Stap6
Wat te doen met de Damherten? Je gaat nu beginnen aan de eindopdracht. Bekijk de filmpje: Video: Hart van Nederland: Damherten in Zandvoort en Damherten overlijden? Het biologisch evenwicht is verstoord door de grote populatie damherten. Over het beheer van damherten in de AWD bestaat veel discussie. Moet de beheerder ingrijpen of juist iets doen om de grote populatie te reguleren. Over een aantal maatregelen voeren de beheerders en gemeenten al jaren discussie: Wordt het bijvoeren, hekken plaatsen, afschieten of een speciale natuurbrug? Eindopdracht Individueel of in tweetallen Schrijf een discussiestuk in de vorm van een krant- of tijdschriftartikel of persbericht, bijvoorbeeld voor: magazine Duin van Stichting Duinbehoud magazine Struinen van Waternet tijdschrift Het Edelhert van Vereniging Het Edelhert tijdschrift Argus van de Faunabescherming de gemeente Bloemendaal gericht aan de inwoners tijdschrift Bloembollenvisie van CNB (Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale) en KAVB In het artikel geef je antwoord op de vragen met behulp van de informatie uit deze module en de bronnen: Moet de beheerder wel of niet ingrijpen? Zo ja, welke maatregel heeft dan jouw voorkeur?
Pagina 17
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
In het artikel of bericht komt jouw eigen mening duidelijk naar voren met biologische argumenten. Beoordeling Je docent beoordeelt het product aan de hand van de volgende criteria: Inhoud gebaseerd op biologische kennis Inhoud gebaseerd op gepubliceerd onderzoek Tekst sluit aan op de doelgroep van tijdschrift/magazine Aantal woorden 350-650 Correct Nederlands Bijpassende afbeelding Gebruikte bronnen zijn duidelijk vermeld Bronnen: Bijvoeren - www.ad.nl Bekijk het filmpje: Damherten tijdelijk geweerd op natuurbrug - www.natuurbrugzandpoort.nl Hekken plaatsen - www.bloemendaal.nl
Stap7
Wat te doen met de koraalduivels? Je gaat nu beginnen aan de eindopdracht. De Sababank is een onderzeese atol (onderwater koraaleiland) die vijf kilometer ten zuidwesten van Saba ligt. De Sababank is ongeveer 170 keer zo groot als Saba zelf; oftewel 330.000 voetbalvelden. De waterdiepte is tussen de 12 en 50 meter. In 2011 is de Sababank aangewezen als beschermd natuurgebied. Het heeft een enorm hoge biodiversiteit. Helaas gaat de biodiversiteit (wereldwijd) in de koraalriffen achteruit. Verschillende oorzaken zijn klimaatverandering, eutrofiëring, ziektes en erosie. Voor de Saba Bank is een nieuwe en grotere bedreiging: de invasieve exoot de koraalduivel. Daardoor is het biologisch evenwicht verstoord. Info: Een deel van de Sababank wordt de ‘Poison Bank’ genoemd. Hier komen bepaalde algen voor die het giftige ciguatoxine vormen. In de Poison Bank is het daarom verboden om te vissen. Meer hierover lees je in module warme soep. Bekijk het filmpje:
Pagina 18
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Eindopdracht Je gaat beginnen aan de eindopdracht. Werk in twee- of drietalen. Kies in overleg met de docent de vorm van het eindproduct: Poster Presentatie met PowerPoint of Prezi Krantenartikel In het eindproduct komen de volgende punten aan de orde: 1. Inventariseer welke problemen zich voordoen door de groeiende populatie koraalduivels, zowel voor de mens als voor het gehele ecosysteem ‘Sababank’. 2. Breng de verspreiding van de koraalduivels in kaart en zo mogelijk specifiek op de Sababank. 3. De maatregelen die worden genomen om de populatie te verkleinen. 4. Het effect van die maatregelen en eventuele andere mogelijkheden. 5. Tot slot: Wat is jouw mening over het ingrijpen om de koraalduivel te bestrijden? Je kunt gebruik maken van de genoemde bronnen. Kijk voor je begint naar de beoordelingseisen. Bronnen: www.coris.noaa.gov
Extra
Filmpjes
Pagina 19
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Extra info damherten: Faunabeheerplan Noord-Holland Deelplan Damhert Extra info koraalduivels: nas2.er.usgs.gov Simulatie: Ecologie simulatie Universiteit van Wageningen - www.wageningenur.nl Overig: Compendium voor de leefomgeving - www.compendiumvoordeleefomgeving.nl
Pagina 20
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Antwoorden Verwerking Stap 1 Opdracht 1 Populaties b.
De dieren van de groep leven in hetzelfde gebied. Planten zich onderling voort/behoren tot dezelfde soort.
Opdracht 3 Populatiegrootte bepalen Door dit een aantal malen te herhalen, ontstaat een steeds nauwkeuriger schatting van de populatiegrootte. Opdracht 4 Damherten populatiedichtheid a. 34,6 damherten per 100 hectare, dus 0,346 per hectare. Stap 2 Opdracht 2 Groei van een populatie a. Bij een populatie in evenwicht zonder immigratie en emigratie, zal de verhouding tussen het geboorte- en sterftecijfer gemiddeld gelijk zijn aan 1. b. Door bijvoorbeeld een extra voedselbron, het wegvallen van predators, beschermingsmaatregelen, resistent worden tegen ziekteverwekker of een stijging van de temperatuur (klimaatsverandering) kan een populatie snel in omvang toenemen. Opdracht 3 Lemmingen a. 2 en 14. b. In een juiste uitleg worden de volgende aspecten genoemd: een toename van het organisch materiaal leidt tot een toename van het aantal bacteriën/schimmels (8) en vliegen (9) daardoor neemt het aantal insectenetende vogels (10) toe daardoor zijn er meer prooidieren voor vogels (7) en wezels (11) en worden lemmingen (6) minder gegeten c. Voorbeelden van een juist antwoord zijn: ziekte parasieten d. Een voorbeeld van een juiste grafiek is:
voor een grafiek van de havikendichtheid die telkens een top heeft na die van de lemmingendichtheid voor een legenda waarin zowel de lemmingendichtheid als de havikendichtheid is aangegeven Opdracht 4 Grauwe gans en vossen a. er een overmaat aan voedsel is en er weinig predatoren in het gebied zijn.
Pagina 21
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
c.
Stap 3 Opdracht 1 Damherten a. Laat je docent de grafiek beoordelen. b. De populatie reeën kan dalen door de groeiende populatie damherten en de toenemende concurrentie om voedsel. c. De damherten verlaten zo nu en dan de AWD, ze lopen de wijken in of steken over naar de Kennemerduinen. Stap 4 a. Overleg met je klasgenoten. c. De plant heeft meer mineralen/stikstofverbindingen/fosfaat/P/ anorganische stof tot zijn beschikking. De schimmel krijgt koolhydraten/monosachariden / organische stof van de plant. Stap 5 Opdracht 3 Canadese kreeft in de Oosterschelde? Voorbeelden van juiste redenen zijn: De Canadese kreeft kan een bedreiging zijn voor inheemse diersoorten. De Canadese kreeft kan de Nederlandse soort verdringen. De Canadese kreeft kan zich tot een plaag ontwikkelen. Opdracht 4 Amerikaanse vogelkers a.
endemische soorten zijn door hun isolatie aangepast aan een situatie met een geringe selectiedruk / met minder concurrenten/ ziekteverwekkers / met een bepaald abiotisch milieu 1 introductie van een nieuwe soort / verandering van omstandigheden kan de selectiedruk verhogen, waaraan de soort zich onvoldoende kan aanpassen / waaraan een andere soort beter aangepast is b. Zowel bewering 1 als 2.
Pagina 22
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6
Over dit lesmateriaal Colofon Auteur
VO-content
Laatst gewijzigd
11 May 2016 om 08:53
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerniveau
VWO 6; VWO 5;
Leerinhoud en
Dynamisch evenwicht; Biologie; Zelforganisatie van ecosystemen, dynamiek
doelen
en evenwicht; Ecosysteem;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad gemiddeld Studiebelasting
Pagina 23
6 uur en 0 minuten
Module: Het gaat tè goed! - VWO 5 6