VO O R A DV I S E U R S OVE R PE N S I O E N E N EN A N DER E TOEKOM S T VOOR ZIENINGEN
Jacqueline Lommen, director European Pensions Robeco:
‘Evolutie in plaats van revolutie’
PENSIOEN ADVIES 5- JAARGANG 25 - MEI 2014
10305154
5
2 PensioenAdvies 5- Jaargang 25 - Mei 2014
06 11 14 19 23 26 32 35 03 04-05 22 29 38
‘Evolutie in plaats van revolutie’ “Europa is een grote tanker die ongeveer 30 jaar geleden in beweging is gezet. Die tanker vaart en houd je niet meer tegen. Dan kun je dus beter in de stuurhut gaan zitten. Ga meedoen in Brussel, ga meedoen in Frankfurt, hanteer de pen als er nieuwe plannen zijn. Dan kun je die tanker nog een beetje bijsturen, want stoppen doet die niet meer.” We spreken Jacqueline Lommen, director European Pensions van Robeco.
Broeden op zzp-pensioen S.G. van der Lecq en A.G. Oerlemans - Er zijn diverse plannen voor zzp-pensioenen, in verschillende stadia van realisatie, veelal gebaseerd op individuele regelingen in de derde pijler. In het Verenigd Koninkrijk is in de tweede pijler het collectieve pensioenplan NEST gestart.
Het nieuwe FTK: komt er nog wat van? Edwin Schop - Het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) is inmiddels uitgewerkt in een wetsvoorstel. Dit artikel gaat in op de totstandkoming en de contouren van het wetsvoorstel.
Verbond vindt keuzevrijheid voor individuele werknemer nog een brug te ver Jan Aikens - Hoe kan het pensioenstelsel duurzaam blijven en zodanig vorm gegeven worden dat het voldoet aan de wensen van de pensioendeelnemers van nu?
Customer Experience verhoogt winstgevendheid Jan Okken en Jan Verlinden - Het World Insurance Report 2014 dat door Capgemini in samenwerking met Efma is gepubliceerd geeft de resultaten van wereldwijd onderzoek naar de customer experience zoals die wordt ervaren door klanten van verzekeraars.
Witteveenkader 2015, het ei is bijna gelegd Deborah van Woudenberg - De ingediende wetgeving is complex. In dit artikel leest u de laatste stand van zaken.
Zorgplicht van de verzekeraar Paul Corver - Op 1 januari 2014 is de Wijzigingswet financiële markten in werking getreden. Deze bepaalt dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot een algemene zorgplicht voor financiële dienstverleners. Hiertoe worden ook verzekeraars gerekend.
Nuances bij afstand van pensioen Juanita Sutrisna - In Nederland kennen wij geen wettelijke pensioenplicht. In beginsel zijn werkgever en werknemer vrij al dan niet afspraken te maken over pensioen.
Commentaar Actualiteiten FAQ’s Jurisprudentie Paljas
Pensioenspecialisten, politici en sociale partners bedenken al jaren van alles om het Nederlandse pensioen te hervormen. Maar onze samenleving ervaart een steeds grotere kloof tussen het huidige stelsel en wat zij werkelijk denken nodig te hebben om nu én straks volwaardige deelnemers van de samenleving te blijven. Die kloof hebben politici, sociale partners en pensioenspecialisten nog niet kunnen overbruggen. Ook niet met de huidige voorstellen rond het nieuwe FTK. Het moet écht anders. Maar hoe?
Niet: Pensioen beschouwen als het domein van uitsluitend sociale partners en de inhoud van pensioen over de hoofden van de betrokkenen heen regelen en verzekeren. Dat beperkt ons namelijk enorm in de vele alternatieven die – bijvoorbeeld op individueel, particulier niveau – nu al voor handen zijn.
Kloof
Wel: De kring van aanbieders van oudedagsvoorzieningen DO OR MIC H IEL H U ISMA N vooral ook in ons denken over pensioen, uitbreiden tot allerlei organisaties die bezig zijn bouwstenen aan te dragen die erop gericht zijn om ons langer, vitaler en zelfstandig te laten In de Haagse politieke arena en onder sociale partners is penwonen en leven midden in de samenleving: óók financieel sioen een hot issue. Inkomensherverdeling en bezuinigingspoliAls we het ene niet en het andere wél doen openen zich nieuwe tiek zijn de drijfveren. Koopkrachtplaatsjes voor nu en later zijn perspectieven en vergezichten die veel meer bijdragen aan een de lat waarlangs de onderhandelingsresultaten afgemeten en vitale samenleving dan vruchteloos (én nodeloos) de status quo beoordeeld worden. Het resultaat? Een beetje langer doorwertrachten zolang en zoveel mogelijk te handhaven. ken, een beetje minder pensioenopbouw, iets meer risicoherverdeling van werkgevers naar werknemers voor wat betreft het Zelf ben ik inmiddels tot het inzicht gekomen dat de voorstellen langlevenrisico, en een afgedwongen en georganiseerde solidavan staatssecretaris van Rijn – wat je er ook inhoudelijk en proriteit van jong met oud. cedureel van vindt – een grote kans in zich herbergen om Zorg, Wonen en Inkomen (Pensioen) nu eens eindelijk op decentraal Zijn dit nu echte keuzes? En hoe ziet het plaatje er nu precies uit? (gemeentelijk) niveau tot elkaar te brengen. Want alleen in een Dat onttrekt zich, na twee decennia van doorlopende pensioenintegrale oplossing van deze dossiers ligt een toekomstbestendihervormingen, aan de waarneming van zo’n beetje alle deelnege aanpak verborgen. mers aan de Nederlandse samenleving. Ondertussen is er wél een onderstroom in de samenleving merkbaar die zich van dit ‘gepolder’ weinig aantrekt. Veel Nederlanders zijn helemaal niet bezig met een heroriëntatie op ons pensioenstelsel, maar vragen zich wel af hoe zij zo lang mogelijk onafhankelijk en zelfstandig hun leven, werk, sociale verantwoordelijkheden en hun individuele (financiële) behoeften kunnen blijven invullen. Daar sluit ik mij graag bij aan. Dat betekent in de praktijk dat we een aantal dingen niet meer en een aantal dingen juist wel moeten gaan doen.
PensioenAdvies is een onafhankelijk vakblad voor de adviespraktijk. Onder ‘pensioen’ wordt in het kader van dit blad verstaan: alle verzorgings- en spaarvoorzieningen beschouwd vanuit fiscaal, sociaal civiel-rechtelijk, actuarieel, verzekeringstechnisch en commercieel oogpunt. PensioenAdvies is een uitgave van Kluwer.
Uitgever Mevr. K. Sok Hoofdredactie Dhr. M.H.A.W. Huisman Bac PLA Eindredactie Mevr. E.E. Gravendeel
Redactieraad Dhr. E. Bouwhuis CPC Dhr. mr. drs. E. Schop CPL Dhr. drs P. J. Geurtsen Dhr. mr. J. Rijkels Dhr. K. Swinkels MPLA Mevr. mr. J. M. Wilms Dhr. drs. R. J. van Woerden Mevr. mr. M. M. Zweers
Tel: (0570) 67 35 55 www.kluwer.nl/klantenservice Verschijnt 10x per jaar Jaarabonnement € 208,75 incl. btw Losse nummers € 23,50 incl. btw Schriftelijke annulering van abonnementen is mogelijk tot uiterlijk drie maanden voor het begin van het nieuwe abonnementjaar
Redactieadres Postbus 23 7400 GA Deventer Tel. 0570-647730 Fax 0570-637533
Advertenties Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer
Abonnementen en verzending Kluwer Customer Service Postbus 878, 7400 AW Deventer
Advertentie acquisitie Frans Eijkelkamp Tel: 0570 - 64 88 97,fax 0570619179 email:
[email protected]
Media order Anja Wanink email:
[email protected] Basisvormgeving Boshoff & Dekker, Vormgeving en Communicatie, Deventer Opmaak COLORSCAN BV, Voorhout Overname van artikelen
Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen en berichten is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de redactie. ISSN 0925-496x Samenstellers en uitgevers zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin aanvaarden zij geen aansprakelijkheid voor onjuistheden en onvolledigheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.
Kluwer BV legt gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer of zorgvuldig geselecteerde derden worden gebruikt om u te informeren over relevante produkten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen.
Neerwaartse bijstelling premiestaffels De staatssecretarissen Eric Wiebes (Financiën) en Jetta Klijnsma (SZW) hebben de premiestaffels gepubliceerd die per 1 januari 2015 geldig worden. Omdat de Witteveenvoorstellen nog niet zijn aangenomen, kunnen er formeel nog geen nieuwe premiestaffels worden vrijgegeven. Omdat dit voor pensioenuitvoerders echter een knelpunt blijkt
voor de uitvoerbaarheid van het Wetsvoorstel per 1 januari 2015, heeft het Kabinet besloten ze al voor aanvaarding van de wet te publiceren. De premiestaffels worden aangepast overeenkomstig de verlaging van het opbouwpercentage voor middelloonregelingen naar 1,875%. Dit betekent dat de premiestaffels neerwaarts worden bijgesteld. Zie ook: www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/04/25/bijlage-premiestaffels-nadere-memorie-vanantwoord.html
DVD-onderzoek AFM Hoe vindbaar is het DVD voor de consument? De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid en vindbaarheid van het dienstverleningsdocument (DVD) op websites van financiële dienstverleners. De AFM heeft naar 250 websites gekeken, die op basis van een aselecte steekproef zijn gekozen. Op 70 procent van de onderzochte websites was een DVD beschikbaar maar – zo blijkt volgens de AFM – die DVD is soms moeilijk te vinden. De toezichthouder roept daarom financiële dienstverleners op om het DVD goed vindbaar op hun website te plaatsen. “Als het DVD op de website staat, is het belangrijk dat consumenten het op een logische plek kunnen vinden”, aldus de AFM die op haar website aan de hand van een aantal voorbeelden weergeeft wat zij verstaat onder een vindbaar dienstverleningsdocument.
De AFM heeft de ondernemingen die geen (gestandaardiseerd) DVD beschikbaar hebben op hun website, gewezen op deze wettelijke plicht. De toezichthouder gaat ervan uit dat alle financiële dienstverleners hun DVD beschikbaar hebben op de website en zal bij nieuw onderzoek ook kijken naar websites die nu niet in de steekproef zaten.
BrightNL is er nog niet Het doel om € 300.000 binnen te halen, heeft deze eerste pensioeninstelling voor zelfstandigen nog maar voor de helft bereikt. Is de crowdfundingcampagne van BrightNL een succes en zijn er voldoende potentiele klanten te vinden, dan gaat deze nieuwe pensioeninstelling (in wording) voor zelfstandigen een vergun-
ningaanvraag indienen bij de AFM, zal de administratieve organisatie en online pensioenomgeving ingericht worden en wordt een Bright LifeCycle Fonds opgericht. Zo ver is het echter nog niet. Van de € 300.000 die BrightNL binnen wilde halen, heeft deze eerste pensioeninstelling voor zelfstandigen nog maar de helft. “BrightNL wil de financiering bij voorkeur zo veel mogelijk door toekomstige deelnemers laten doen, om op deze manier een breed draagvlak te creëren onder de doelgroep van zelfstandigen”, schrijft de instelling. Een extra informatiesessie over het initiatief begin deze maand moest de interesse verder aanjagen. Of dat gelukt is, was bij het sluiten van de editie van deze aflevering van Pensioen Advies nog niet bekend.
4 PensioenAdvies - mei 2014
Topdrukte voor belastingdienst Volgens de staatssecretaris van Financiën zal de belastingdienst de drukte van vragen van werkgevers niet aan kunnen. De dienst kan mogelijk met maar liefst 40.000 verzoeken tot beoordeling van pensioenregelingen geconfronteerd worden. “De beperkte termijn voor het aanpassen van de pensioenregeling kan leiden tot een groter aantal regelingen dat ter beoordeling wordt voorgelegd aan de Belastingdienst”, schrijft Wiebes in zijn toelichting op de wetswijzging. “Om de overgang naar het gewijzigde fiscale pensioenregime zo soepel mogelijk te laten verlopen, heeft de Belastingdienst een taskforce van pensioendeskundigen gevormd.”
Een andere maatregel van de belastingdienst is het opstellen en verspreiden van modelpensioenovereenkomsten voor directeuren en grootaandeelhouders.
Stijgende dekkingsgraden De Nederlandsche Bank constateert nu toch een stijging van de dekkingsgraden van de pensioenfondsen. De Nederlandsche Bank constateert vijf jaar na het starten van de herstelplannen voor pensioenfondsen stijgende dekkingsgraden met gemiddeld 15%. Die stijging is vooral op fondsen van toepassing die veel in aandelen belegden en zich indekten tegen het risico van rentedaling. “Ook verlaging van pensioenen is er volgens DNB mede oorzaak van geweest dat pensioenfondsen nu uit het dekkingstekort zijn”, schrijft DNB. DNB wijst voorts subtiel op een tikkende tijdbom onder het pensioenstelsel: “De stijging van de levensverwachting kunnen de fondsen vrijwel niet beheersen”.
Dat heeft volgens Wiebes zo zijn voordelen: “Een pensioenregeling die is opgemaakt op basis van een door de Belastingdienst goedgekeurde modelpensioenovereenkomst,
hoeft niet meer ter beoordeling aan de inspecteur te worden voorgelegd.”
Pensioenfonds Zorg & Welzijn niet blij met Ftk Niet iedereen is helemaal gelukkig met het voorgestelde ftk, zoals blijkt uit de reactie van Zorg en Welzijn. “Het is jammer dat er een financieel toetsingskader wordt gelanceerd, en pas daarna de fundamentele discussie over de houdbaarheid van het stelsel wordt gestart. Als je gaat sleutelen aan het oude systeem zonder eerst te hebben vastgesteld wat je voor de toekomst wilt bereiken, blijft het bij een reparatie voor de korte termijn.” Dat zegt Karin Bitter, manager pensioenbeleid bij Pen-
sioenfonds Zorg en Welzijn in een interview in de am:pensioenspecial die eind vorige maand verscheen. “Wij zijn niet blij met het ftk zoals het nu lijkt te gaan worden omdat we daarin niet onze reële pensioenambitie kunnen realiseren”, stelt zij. Bitter doelt op het voornemen dat PFZW vorig jaar lanceerde om haar deelnemers onder te brengen in een reëel pensioencontract. Dat Klijnsma in ‘haar’ ftk de nominale variant als uitgangspunt neemt, is een flinke streep door de rekening van PFZW.
mei 2014 - PensioenAdvies 5
Jacqueline Lommen is sinds juli 2011 werkzaam bij Robeco als Directeur Europese Pensioenen. Ze studeerde macro-economie aan de Universiteit van Tilburg en volgde een MBA-opleiding aan de Indiana University in de VS. Lommen is meer dan 25 jaar actief in de internationale institutionele pensioenmarkt en realiseert pensioenoplossingen voor de grotere ondernemingen. Zij werkte als senior consultant European pensions voor Aon Hewitt en heeft uiteenlopende functies vervuld binnen AEGON op het gebied van business development, M&A en corporate strategy. Hiervoor was zij werkzaam bij De Nederlandsche Bank en bij EIOPA, de EU Pensioenautoriteit in Frankfurt. In die rol was zij betrokken bij de implementatie van de Europese Pensioenrichtlijn en de introductie van de Nederlandse PPI.
mei 2014 - PensioenAdvies 7
door zullen de uitvoeringskosten lager worden en hierdoor zal de consolidatieslag in de Nederlandse pensioensector versneld tot stand komen. Er is een trend richting marktwerking. Want niet alleen sociale partners maar ook financiële dienstverleners mogen zo’n PPI oprichten. We zijn langzaam richting Europa aan het bewegen. Voor pensioenadviseurs is dat een belangrijke ontwikkeling. Als je weet waar de veranderingen vandaan komen en naar toe bewegen, kun je voorsorteren en je klanten beter adviseren.”
Onbekend maakt onbemind We krijgen van Lommen een korte uitleg over IORP, PPI en APF. Het zijn namen die we af en toe lezen maar die voor velen in het Nederlandse pensioenveld nog behoorlijk onbekend zijn en vaak met de nodige scepsis worden bekeken. “Onbekend maakt onbemind”, zegt ze. “Maar vooral pensioenadviseurs zullen gaan ontdekken hoeveel waarde de nieuwe pensioeninstellingen kunnen toevoegen.” IORP staat voor Institution for Occupational Retirement Provision. Het is een Europese verzamelnaam voor pensioeninstellingen. Het kan een pensioenfonds zijn of een PPI, maar ook bijvoorbeeld de Pensionskasse in Duitsland. De PPI (Premie Pensioeninstelling) mag diverse soorten pensioenregelingen aanbieden, maar mag niet risico’s op de eigen balans hebben zoals een pensioenfonds of verzekeraar dat wel mag. “Er zijn nogal wat misconcepties over de reikwijdte van de PPI”, zegt Lommen. “Vaak denkt men dat een PPI alleen opbouw van beschikbare premieregelingen mag doen en ook niet de uitkeringsfase mag doen omdat je daarin te maken hebt met het langlevenrisico. Dat is niet zo. In de wet – de PPI valt onder de Wft en niet de Pensioenwet – staat alleen dat de PPI in zo’n geval niet zelf de risico’s mag dragen. In Nederland vinden we dat een wat vreemd concept, want we zijn hier gewend aan pensioenfondsen waar alles inzit. Maar in het buitenland is het heel normaal dat een pensioeninstelling een financieringsvehikel is voor de pensioenaanspraken dat de risico’s heeft uitbesteed aan andere partijen. Dat is daar heel normaal.”
APF gaat veel verder Het APF (Algemeen Pensioenfonds) gaat nog een stapje verder. Het is gewoon een pensioenfonds, maar in een APF kunnen verschillende kleinere fondsen samengaan. “Het algemeen pensioenfonds is de volgende stap in de marktwerking binnen de tweede pijler in Nederland. Een APF kan net zoals een PPI door iedereen worden opgericht. Dus je gaat zien dat bijvoorbeeld grote uitvoeringsorganisaties zoals Blue Sky, Syntrus of PPGM wellicht weer pensioeninstellingen worden, want zij mogen een APF oprichten. Maar ook verzekeraars, vermogensbeheerders of buitenlandse partijen. Het tweede bijzondere kenmerk is dat een APF niet alleen de pensioenregeling mag uitvoeren van zijn eigen bedrijf maar ook van bevriende of gelieerde bedrijven, misschien zelfs bedrijfstakken. Heel belangrijk daarbij is dat je gaat ringfencen. Iedere regeling of iedere groep van regelingen mag de solidariteitskring zelf bepalen. Elke kring heeft dus zijn eigen dekkingsgraad. Daarmee los je underfunding niet op, maar je lost wel een aantal governance issues op. Als je je pensioenfonds zou willen opheffen maar je niet genoeg geld hebt om een goede buy-out bij een verzekeraar te doen, dan is het APF een alternatief. Ook als het niet lukt om je aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds omdat bijvoorbeeld je dekkingsgraad te laag is of omdat je vindt dat dan je
8 PensioenAdvies - mei 2014
eigenheid verloren gaat, zou je in zo’n APF je eigen identiteit en je dekkingsgraad behouden. Maar van de governance en alles eromheen zoals rapportages aan de toezichthouders ben je af. En je profiteert ook van de schaalvoordelen.”
APF wordt succes Jacqueline Lommen is ervan overtuigd dat het APF zijn plek in ons pensioenstelsel krijgt. “Vroeger heette het API en nu APF. Er is tien jaar aan gewerkt en volgens mij is het een van de meest ondergewaardeerde dossiers. Het is heel vaak terzijde geschoven in de sfeer van ‘dat is iets met het buitenland’. Maar wij wisten al heel lang dat dit een wezenlijke verandering in de pensioensector teweeg gaat brengen en dat het een uitvoeringsmodel is dat in het buitenland heel normaal is. Voor mij is het APF een no brainer. Het is een mogelijke oplossing voor kleine pensioenfondsen voor wie zelfstandig doorgaan niet meer te doen is met zoveel regelgeving. In de professionaliseringsslag die in de Nederlandse pensioensector moet worden gemaakt, is dit een prima nieuw alternatief. Bedrijfstakpensioenfondsen tonen ook interesse voor het APF. Ze worden dan een soort vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds, dat een ruimer werkgebied krijgt. Ik zie het APF vooral de traditionele DB regelingen beheren. De PPI zal zich meer richten op de toekomstbestendige (collectieve) premieovereenkomsten. Het is niet een kwestie van dat het APF goed of slecht is. Maar je krijgt meer keuzemogelijkheden en de markt zal zijn werk doen.”
Goede rol voor sociale partners Lommen vindt wel dat de sociale partners de keuze voor de pensioenuitvoerder moeten blijven bepalen. “Ik ben absoluut voor vernieuwing, maar ik denk dat de oproep van jongeren om zelf de uitvoerder van hun pensioen te mogen kiezen een brug te ver is. Het is heel begrijpelijk als jongeren zeggen: ‘Ho even, de risico’s schuiven steeds meer naar mijn kant, dan wil ik ook meer zicht en grip hebben op mijn pensioen.’ Dat is volkomen terecht, maar ik denk dat je meer zicht en grip kunt bereiken als je ervoor zorgt dat pensioenregelingen minder complex zijn en dat je door goede deelnemerscommunicatie en administratie bereikt dat mensen duidelijk zien wat er in hun pensioenpot zit en wat de beleggingen opleveren. Door de individuele deelnemer ook de keuzemogelijkheid te geven om zelf te beleggen wordt dat nog versterkt. Dan hoef je niet zo ingrijpend de rol van de sociale partners te veranderen. Want ik vind dat die een heel goede rol vervullen in de pensioensector.”
Van DB naar DC De internationale boekhoudregels hebben een grote invloed op de pensioenen in Nederland. Die zorgen ervoor dat er een verschuiving is van uitkeringsovereenkomsten (DB), waarbij de pensioenvoorzieningen op de ondernemingsbalans moeten worden opgenomen, naar beschikbare premieregelingen (DC) waarbij dat niet het geval is. “Pensions have become a board room issue”, zegt Jacqueline Lommen om met een korte Engelse zin de kern van de ontwikkeling aan te geven. “Vroeger zat pensioen in de arbeidsvoorwaardelijke hoek bij Personeelszaken. Tegenwoordig doen CFO’s en Risk Officers op het hoofdkantoor samen met Personeelszaken het pensioendossier, want er zijn grote financiële verplichtingen mee gemoeid. Daardoor krijg je een heel andere dynamiek in de sector en dat is weer een drijfveer voor verandering. Het risico verschuift naar de deelnemers. Dat vinden we niet leuk. Ik ook niet. Ik heb persoonlijk ook liever een volledig
Geen 09Kaderkop_INT Amerikaanse toestanden Lommen 10Kaderbrood_INT wijst op haar plaatje naar het uiterste punt aan de andere kant van de sloot. “We hebben in Nederland nooit individueel DC gehad. Dat is Amerikaans. Puur zuiver DC moeten we niet willen hebben. Daar zit geen nabestaandenpensioen in, daar moet je zelf je beleggingen doen zonder dat je hulp krijgt, daar wordt een veel te lage premie in gestort. Die Amerikaanse toestanden hebben we hier nooit gehad en die moeten we ook nooit willen.
Jacqueline Lommen: “Als je weet waar de veranderingen vandaan komen, kun je voorsorteren en je klanten beter adviseren.”
door mijn werkgever gegarandeerd en geïndexeerd pensioen op basis van eindloon via een pensioenfonds dat een stevige dekkingsgraad van 130% heeft. Maar helaas, dat is niet meer betaalbaar. We hebben vroeger in Nederland riante pensioentoezeggingen gedaan, maar hadden niet verwacht dat die zo duur zouden worden. We moeten dus langzamerhand naar een ander soort pensioenregeling toe. De afgelopen jaren zijn we al steeds aan het versoberen: van eindloon naar middelloon, de voorwaardelijke indexatie en nu ook het afstempelen. Europa heeft zoiets: wat gebeurt hier? Het enige land waar je tweede pijler DB pensioenrechten en –uitkeringen mag afstempelen is Nederland.”
Veel werkgevers stappen over naar CDC Lommen laat een plaatje zien met een typisch Nederlandse poldersloot met aan de ene kant traditioneel DB en aan de andere kant het nieuwe DC. “We komen van traditioneel DB en het plan was naar een reëel contract te gaan, maar daarbij speelden de mogelijke juridische gevolgen van het invaren van oude rechten in dat nieuwe contract. We gaan nu naar de tussenvariant. In feite is die variant gewoon het bekende nominaal contract met een grotere dekkingsgraadeis erop. Je mag wel schokken in levensverwachting en rendementen voortaan uitsmeren over de tijd en de premieinleg anders bepalen dan voorheen. Je ziet nu in de praktijk dat veel werkgevers heel snel overstappen op CDC omdat het nominale contract onbetaalbaar wordt en zeggen: ik geef jullie nu iets extra’s, maar ik stort voortaan niet meer bij. Met CDC ben je als werkgever zo meteen verlost van de impact van internationale boekhoudregels en heb je als werkgever meer stabiele premielasten.” Maar CDC is toch de facto risico’s verschuiven naar de deelnemers. Je bent dus eigenlijk opgebouwde rechten aan het invaren naar een nieuwe overeenkomst zonder dat je het zo noemt.”
Sinds een jaar of vijf hebben we in Nederland wel wat ik omschrijf als ‘smart DC’. Dat is een beschikbare premieregeling met een nabestaandenpensioen, een regeling bij arbeidsongeschiktheid en een hiaatverzekering er omheen. In de beleggingen heb je zorgvuldig ontwikkelde defaultkeuzes. Dat werkt bij Robeco al 25 jaar. Van de deelnemers wil 95% niet zelf beleggen. Die deelnemers kiezen voor een defaultstrategie op basis van lifecycle beleggingen. Het is leuk om te signaleren dat wij Nederlanders tegenwoordig ook in de DC wereld leidend zijn. Al onze ALM en risicobeheerkennis uit de DB wereld wordt nu ingezet om innovatieve DC lifecycle beleggingsoplossingen te ontwikkelen. In smart DC zit ook vaak de mogelijkheid om te kiezen voor een uitkeringsgarantie. Ik raad het de mensen op dit moment niet aan en de adviseurs zullen het ook niet adviseren, want de rente staat heel laag. Die smart DC regelingen hebben mooie webportals, waar je goede informatie krijgt met een planner. Dat hebben ze in Amerika ook niet. Dat is een Nederlandse uitvinding. Het gaat tenslotte niet om de pot met geld die je opbouwt, maar om de uitkering die je maandelijks krijgt.”
Veranderingen in uitkeringsfase Wat dat laatste betreft vindt Lommen dat er nog een slag te maken is. Als je een beschikbare premieregeling hebt en je gaat met pensioen, dan koop je met je opgebouwde pensioenkapitaal een levenslange en gegarandeerde pensioenuitkering aan. Hoe lager de rente op dat moment is, hoe lager je pensioenuitkering wordt. Als de rente, zoals nu, heel laag staat, heb je dus pech. Via goede default lifecycles kan dat renteconversie risico nu al worden opgelost. “Maar we willen in Nederland naar een meer structurele oplossing en die pensioenknip voortaan vermijden”, vertelt Lommen. “We kijken er met een paar werkgroepen naar om in de uitkeringsfase drie dingen te veranderen. De eerste is om net zoals in de DB wereld met zachte rechten te gaan werken en de uitkering te laten variëren met het beleggingsrendement. Dan kun je met het opgebouwde kapitaal beter doorbeleggen en aansluiten op de risico’s die deelnemer wil lopen. Het tweede aspect waar we met de werkgroepen naar kijken, betreft het langlevenrisico. Verzekeraars kunnen die langlevenrisico’s niet meer dragen. Want die zitten al tot hun nek toe in levensverzekeringen en pensioen en hebben niet meer het absorptievermogen om al die risico’s te kunnen dragen. We moeten dus toe naar een systeem waarbij het macro langlevenrisico niet bij de verzekeraars wordt neergelegd, maar bij de collectiviteit van de deelnemers. En ten derde kijken we naar de mogelijkheden om een deel van je pensioen in een bedrag ineens te laten uitkeren in plaats van verplicht geheel in maandelijkse lijfrenten. Deze ‘lump sum’ uit-
mei 2014 - PensioenAdvies 9
heid zijn beleidsmakers aangesloten en de inbreng van academici is zeer waardevol. Uiteindelijk hopen we toe te werken naar een nieuwe vorm van collectieve premie-overeenkomsten. Als je in de opbouwfase DC met duidelijke persoonlijke eigendomsrechten werkt en daarna in de uitkeringsfase risico’s waar mogelijk collectief kunt delen, dan breng je de beste elementen uit DC en DB bij elkaar. Dan krijg je geen smakeloos compromis, maar the best of both worlds. Dan krijg je de gulden middenweg van Aristoteles.”
“We hebben een goed pensioenstelsel, maar we zijn niet zo goed in veranderen”
Stap voor stap Jacqueline Lommen pakt haar plaatje met de poldersloot er weer bij.
keringen kunnen in de toekomst nodig zijn om zorg en woonlasten te bekostigen.”
Best of both worlds Er wordt gekeken naar verschillende mogelijke alternatieven. “Eén ervan is de Shell variant die al in de praktijk wordt toegepast. Maar ook elementen uit de eerdere contouren van het reele contract van PGGM worden meegenomen. Vanuit de over-
10 PensioenAdvies - mei 2014
“De Engelsen hebben het anders opgelost. Die hebben de traditionele DB-rechten aan de ene kant van de sloot gelaten en zijn met een polsstok gesprongen naar de andere kant met DC voor nieuwe deelnemers. Wij Hollanders gaan het anders doen. Wij gaan met een bootje naar de overkant en we nemen die oude rechten mee. Want je lost niets op als je die onvoldoende gekapitaliseerde DB rechten laat staan. Alles moet naar de overkant, maar heel rustig aan. De collectieve premieovereenkomst wordt een volwaardig alternatief. Stap voor stap. We willen evolutie in plaats van revolutie.”
Broeden op zzp-pensioen Er zijn diverse plannen voor zzp-pensioenen, in verschillende stadia van realisatie. Deze zijn veelal gebaseerd op individuele regelingen in de derde pijler. In het Verenigd Koninkrijk is in de tweede pijler het collectieve pensioenplan NEST gestart. Is dat geschikt voor de Nederlandse zzp’ers?
DO O R S.G. VAN DER LECQ EN A .G . OERLEMA N S
Inleiding In een eerdere editie van PensioenAdvies hebben we vier mogelijkheden voor zzp-pensioenen vergeleken: − een zzp-beroepspensioenfonds, − een zzp-PPI, − vrijwillige voortzetting in een bestaand tweedepijlerfonds, en − oplossingen in de derde pijler (Van der Lecq en Oerlemans, 2013). Sindsdien zijn er initiatieven vanuit ambtelijk Den Haag en vanuit de markt bekendgemaakt. Deze betreffen niet het openstellen van de tweede pijler voor zzp’ers, maar bevinden zich allemaal in de derde pijler. Daarmee zijn een zzp-pensioenfonds en een zzp-PPI voorlopig nog niet mogelijk. Een initiatief dat hier kenmerken van heeft, is het individuele pensioenplan NEST, dat in het Verenigd Koninkrijk is opgezet voor werknemers en zelfstandigen. In dit artikel wordt besproken of NEST een goed model biedt voor een Nederlandse zzp-regeling en de uitvoering daarvan.
Analyse ontwikkelingen Fieke van der Lecq, Hoogleraar APG-leerstoel Pensioenmarkten, Erasmus School of Economics
Alwin Oerlemans, Directeur Institutional Business Development, APG Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Belangrijk bij pensioenen voor zzp’ers is de vraag of deelname verplicht moet zijn. De jongeren van Pensioenlab vinden dat zzp’ers verplicht pensioen moeten opbouwen, al lijkt deze wens vooral te zijn ingegeven door de bescherming die pensioenvermogen in de tweede pijler geniet wanneer bijstand moet worden aangevraagd, (Pensioenlab, 2013: 5). Ook het voorkomen van tariefconcurrentie ten koste van de pensioenopbouw, vooral voor de niet-vrijwillige zzp’ers zoals alfahulpen, is een overweging. Veel zzp’ers zijn afkerig van verplichte deelname, omdat dit tegen de aard van hun werkvorm indruist. Vijf koepels van zzp’ers hebben samen met staatssecretaris Klijnsma een collectieve regeling ontwikkeld (Ministerie van SZW, 2014). Deze moet echter in de derde pijler worden uitgevoerd en de uitvoerder draagt geen biometrisch risico. De deelnemers kunnen vrijwillig in- en uitstappen en bepalen zelf hoeveel ze inleggen. Beleggen van de inleg gebeurt gezamenlijk via nader vorm te geven
(cohort)fondsen. De inleg wordt bijgeschreven op een individuele rekening en kan tevens worden ingezet voor nabestaandenpensioen en invaliditeitspensioen. Daarmee lijkt de collectiviteit beperkt te zijn tot de uitvoering. Commerciële partij BrightNL lanceerde begin april als eerste hun individuele DC-regeling voor zzp’ers. Deze regeling kent diverse flexibiliteiten, behalve in administratiekosten en de keuze voor de beleggingsuitvoerder. Deze belegt passief volgens een eenvoudige lifecycle. Op pensioendatum wordt de belegging omgezet in contanten en moet de deelnemer zelf een tijdelijke of levenslange annuïteit aankopen. Al met al oogt deze oplossing, net als de nieuw voorgestelde derdepijleroplossingen, meer als een (pensioen)beleggingsrekening dan als een pensioenproduct. Kan het ook anders?
Een warm NEST voor zzp’ers? NEST (National Employment Savings Trust (www. nestpensions.org.uk)) is een pensioenplan voor zelfstandigen en voor werknemers van kleine en (middel)grote werkgevers in het Verenigd Koninkrijk. Werkgevers die niet meedoen aan een andere pensioenregeling, zijn verplicht hun werknemers bij NEST aan te melden. Doordat de uitvoering op grote schaal plaatsvindt, worden de kosten per deelnemer gedrukt. Sinds 2012 wordt dit systeem van automatische inschrijving (automatic enrollment) geleidelijk ingevoerd. De premie neemt geleidelijk toe (auto escalation) en zal in 2018 8% per jaar bedragen (3% voor de werkgever, 4% voor de werknemer en 1% belastingvoordeel). De premie is gemaximeerd op £ 4.600 per jaar (2014/2015). Werknemers mogen besluiten niet deel te nemen (opt out), waarbij werkgevers hen niet mogen stimuleren uit te stappen. Het belastingvoordeel maakt deelname aantrekkelijk voor werknemers.
Slim aanhaken bij bestaande platforms is het devies
mei 2014 - PensioenAdvies 11
De inleg wordt via cohortfondsen belegd naar pensioneringsjaar (doeldatum). Deze hebben tot doel de inflatie met een opslag te realiseren, oftewel een zachte reële bescherming van de inleg. Deelnemers komen in principe terecht in de standaard (default) beleggingsoplossing, maar mogen ook kiezen voor een specifiek beleggingsprofiel, bijvoorbeeld ethisch, sharia, hoger risico, lagere groei, of ‘binnenkort met pensioen’ (voor diegenen die al binnen enkele jaren met pensioen gaan). De standaard beleggingsoplossing bestaat uit vijftig doeldatumfondsen (target date funds), vergelijkbaar met lifecycle-beleggingsfondsen die gericht zijn op een pensioenuitkering. De inleg van een deelnemer gaat hierbij naar het fonds dat eindigt in het jaar van opname. Een deelnemer kan gratis overstappen ingeval het jaar van pensionering wijzigt. De automatische inschrijving zoals voor werkgevers geldt niet voor zzp’ers (self employed), maar ze kunnen wel deelnemen door zich in te schrijven en te betalen per automatische incasso. De keuzevrijheid van uittreden en beleggingsprofiel past bij zzp’ers. Doordat er geen waardeoverdracht is, gaan daaraan geen kosten verloren. Deelnemers kunnen hun geld in NEST laten doorgroeien, ook als zij eventueel niet langer inleggen. Ook bij het opnieuw aanvaarden van een betrekking in loondienst kunnen de betreffende pensioenaanspraken worden bijgeschreven op de bestaande rekening. De kosten van deelname aan NEST zijn relatief laag en bedragen 0,30% (30 basispunten) van het opgebouwde vermogen plus een 1,8% toeslag op iedere inleg. Deze laatste toeslag vervalt zodra de door de regering gemaakte oprichtingskosten zijn goedgemaakt. In het Verenigd Koninkrijk zorgt de komst van NEST voor een pensioenrevolutie doordat alle werknemers in enkele jaren tijd worden aangesloten op een pensioenregeling. Nieuwe toetreders in het Verenigd Koninkrijk, zoals het Deense NOW:Pensions (www.nowpensions.com) bieden vergelijkbare oplossingen tegen vergelijkbare kosten (£18 per jaar administratiekosten en 30 basispunten voor vermogensbeheer). Bestaande aanbieders van individuele pensioenoplossingen hebben soms verouderde infrastructuur. Daardoor kunnen ze deze verlaging van kosten van pensioendienstverlening niet volgen en moeten ze zich heroriënteren op hun strategie. Deze noodzaak wordt nog vergroot doordat in het VK de verplichting tot het aankopen van een annuïteit bij pensionering in de toekomst gaat verdwijnen.
Lessen voor zzp-pensioen Van initiatieven als NEST en NOW:Pensions kunnen Nederlandse zzp-initiatieven leren op het gebied van schaal, beleggingsoplossingen en communicatie. Schaal is essentieel om pensioenoplossingen tegen lage kosten aan te bieden. NEST bereikt dit door als standaard te dienen voor werkgevers die geen andere regeling aanbieden. NOW:Pensions benut schaalvoordelen door efficiënte uitbesteding en het delen van de (beleggings)expertise van de Deense moeder ATP. Nederlandse zzp-initiatieven kunnen via automatische inschrijving (met opt out) tot schaalvoordelen komen. Dit laat zich in beginsel redelijk eenvoudig organiseren, aangezien zzp’ers zich moeten inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Bij de inschrijving zouden ze de pensioenoplossing van hun keuze kunnen aangeven (zie Van der Lecq en Oerlemans, 2009). Alternatief is inschrijving via eigen koepelorganisaties. Hiermee is het ook mogelijk om voor een lage prijs beleggingsoplossingen aan te bieden die beter aansluiten bij beleggingsoplossingen van andere pensioenuitvoerders. Net als bij NEST, zouden Nederlandse zzp-pensioenaanbieders in overleg met de zzp-doelgroep standaardportefeuilles voor beleggingen kunnen inrichten, eventueel aangevuld met specifieke fondsen waaruit de deelnemers kunnen kiezen, bv. groen beleggen, lage stabiele opbrengsten, meer risico. Deze beleggers zijn ook voor hun individuele deelnemers in staat om een actief beleid te voeren op het gebied van verantwoord beleggen. De omvang en nieuwe infrastructuur stelt hen ook in staat om krachtige online platforms te bieden waar deelnemers informatie kunnen krijgen en hun individuele gegevens kunnen inzien en beheren. Juist de communicatiefunctie is binnen NEST goed ingericht om deelnemers die minder bekend zijn met het opbouwen van pensioen goed te bedienen. Net als zichtbaar is bij PPI’s in Nederland, is het voordeel dat de nieuwste administratie- en communicatietechnologie worden ingezet. Zzp-initiatieven kunnen direct profiteren van deze nieuwe platforms. Op efficiënte wijze kunnen zzp’ers zo hun pensioen regelen en onderhouden. In het VK opereren deze nieuwe pensioenuitvoerders in de tweede pijler, waarbij ze ook bij individuele regelingen goed gebruik kunnen maken van de lange beleggingshorizon van de deelnemers. De huidige vormgeving van zzp-pensioen in Nederland in de derde pijler dwingt een kortere beleggingshorizon dan in het VK af, met een geleidelijk maar vroeg afbouwen van het beleggingsrisico naar de pensioendatum. Het verwachte pensioenresultaat in de VK-omgeving kan daarmee vooralsnog in Nederland niet worden bereikt.
Uitdagingen De vormgeving van NEST lijkt aantrekkelijk voor een Nederlands zzp-pensioenoplossing, zeker wanneer het in Nederland mogelijk wordt gemaakt om zzp-ers in de tweede pijler te bedienen. Tot die tijd kan de vormgeving van NEST niet zonder aanpassing in de derde pijler worden overgenomen. Het beleggen in de lifecycles van het doeldatumfonds heeft als voordeel dat (jongere) deelnemers voldoende risico nemen om voldoende rendement te kunnen maken, waar
12 PensioenAdvies - mei 2014
zij uit zichzelf misschien risicoavers zouden beleggen. Bovendien zijn doeldatumfondsen er op gericht om op de doeldatum een vaste annuïteit aan te kopen, waardoor de deelnemer geen uitzicht heeft op indexatie. De schaal van NEST maakt een breed palet aan standaardfondsen mogelijk. In een aparte zzp-regeling wordt het lastig deze schaal te bereiken. Het zou dan ook beter zijn als wordt gewerkt met andere vormen van cohortbeleggen, waarbij beter de voordelen collectief beleggen kunnen worden benut. Door cohorten in te richten voor bredere leeftijdsklassen ontstaan er – mits er sprake is van voldoende volume – meer mogelijkheden in het beleggingsbeleid. Hierbij kan worden gedacht aan de keuze van de beleggingen (categorieën, actief/passief management) en het inspelen op de economische cycli. Daarmee is niet gezegd dat cohortbeleggen ideaal is (zie De Haan en Van der Lecq, 2012) maar het is te prefereren boven geheel individueel beleggen, al dan niet in een doeldatumfonds. Een andere uitdaging is de vormgeving van de decumulatie. De vormgeving in de derde pijler leidt tot een afbouw van het risico naar de pensioendatum toe, gevolgd door uitbetaling van het opgebouwde pensioenkapitaal in de vorm een tijdelijke annuïteit (vaste uitkering gedurende een vaste periode) zonder deling van biometrische risico’s. Deze oplossing is vergelijkbaar met de bestaande oplossing via banksparen. Wel is in de voorgenomen pensioenoplossing een nadeel weggenomen doordat het pensioenkapitaal van de zzp’er in geval van faillissement is beschermd. Ook kan de opbouw dienen als (beperkte) bescherming in geval van overlijden of arbeidsongeschiktheid. Daar tegenover staat dat er geen voordeel is als gevolg van sterftewinst (zowel in opbouw als decumulatie). Een pensioenoplossing in de tweede pijler zou het mogelijk maken om de gespreide beleggingsportefeuille uit de opbouwfase in de decumulatiefase aan te houden en daarbij wel de genoemde biometrische risico’s te delen. Op basis van ervaringscijfers in CDC-regelingen kan worden gesteld dat dit tot substantieel meer pensioenresultaat kan leiden.
Conclusie NEST vormt een goed vertrekpunt voor een Nederlandse zzppensioenoplossing. Via NEST kunnen zzp’ers een pensioen opbouwen zoals werknemers dat ook kunnen. Net als bij NEST kunnen zzp-pensioenaanbieders profiteren van moderne online infrastructuur voor individuele pensioenrekeningen, waardoor eigen beheer eenvoudig wordt. Zolang de tweede pijler afgesloten blijft voor (de meeste) zzp-ers, impliceert de vormgeving van een zzp-pensioenoplossing in de derde pijler dat niet alle voordelen van de NEST-vorm kunnen worden benut. De keuze voor de derde pijler zorgt ervoor dat slechts een korte beleggingshorizon kan worden benut doordat al zeer ruim voor pensioendatum het risico in de beleggingsportefeuille wordt teruggebracht. Daarmee wordt een belangrijk voordeel van gezamenlijk beleggen ingeleverd. Schaal in uitvoering en succes in distributie zijn belangrijk om vergelijkbaar gunstige tarieven als NEST mogelijk te maken. Slim aanhaken bij bestaande platforms is dus het devies. Dit voorjaar worden er diverse zzp-pensioeneieren uitgebroed, maar belangrijk blijft of ze in het goede nest liggen.
Referenties t%F)BBO +VSSF FO'JFLFWBOEFS-FDR .FFSUSBOTparantie over minder pensioen, ESB, 92(4636), 332-334. t.JOJTUFSJFWBO4;8 ,BNFSCSJFG;FMGTUBOEJHFOFO Pensioen en bijlage Pensioenspaarregeling ZZP 2013, 15 januari 2014, via www.minszw.nl t1FOTJPFOMBC 5IF1JUDI GFCSVBSJ WJBXXXQFO sioenlab.nl t7BOEFS-FDR 'JFLF FO"MXJO0FSMFNBOT ;FMGstandigen zonder pensioen, Netspar NEA Paper 24, Tilburg: Netspar t7BOEFS-FDR 4(FO"(0FSMFNBOT ;[QFSLBO bijna met pensioen, PensioenAdvies, november, 14-17.
mei 2014 - PensioenAdvies 13
Het nieuwe FTK: komt er nog wat van? Het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) is inmiddels uitgewerkt in een wetsvoorstel. De inhoud is slechts op hoofdlijnen bekend: de Raad van State zal het kabinet uiterlijk medio mei 2014 over het wetsvoorstel adviseren. Daarna wordt het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden en is het openbaar. Dit artikel gaat in op de totstandkoming en de contouren van het wetsvoorstel.
DO O R EDWIN SC H OP
Inleiding Momenteel lopen er verschillende wetgevingsvoorstellen op pensioengebied, onder meer de verdere beperking van de fiscale vrijstelling voor pensioenopbouw (‘Witteveenkader’) en het nieuwe financieel toetsingskader (FTK). Beide wetsvoorstellen moeten nog worden omgezet in wetgeving. Het wetgevingstraject voor aanpassing van het Witteveenkader is (inmiddels) overzichtelijk. De Tweede Kamer heeft begin maart 2014 het wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen aangenomen. De Eerste Kamer behandelt het wetsvoorstel 20 mei plenair. Wanneer het wetsvoorstel tijdig wordt omgezet in wetgeving, zal het gewijzigde fiscale kader volgens planning op 1 januari 2015 in werking treden. De wijzigingen raken primair de pensioenopbouw, maar raken ook het FTK. Het FTK is van toepassing op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen en is in zijn huidige vorm vanaf 1 januari 2007 van kracht. Het kabinet is van plan ook het FTK per 1 januari 2015 te wijzigen. Dit (wetgevings)traject verloopt echter minder overzichtelijk. Welke gevolgen het nieuwe FTK heeft is namelijk nog steeds niet duidelijk. Terwijl sinds 2010 door alle belanghebbenden is gerealiseerd dat het FTK moet worden aangepast om het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken.
Wetsvoorstel: wat vooraf ging Edwin Schop werkzaam bij Flexis Groep en verbonden aan het Expertisecentrum Pensioenrecht VU Amsterdam
14 PensioenAdvies - mei 2014
De financiële crisis van 2008 en de snel opgelopen levensverwachting hebben blootgelegd dat het Nederlandse stelsel van aanvullende pensioenen kwetsbaarheden kent. Om goed inzicht te krijgen in de toekomstbestendigheid van het pensioenstel-
sel heeft het kabinet Balkenende IV in 2009 besloten om de diverse pensioenvraagstukken in hun onderlinge samenhang in beeld te brengen. Daartoe zijn destijds twee commissies ingesteld: de Commissie toekomstbestendigheid aanvullende pensioenen (Goudswaard) en de Commissie beleggingsbeleid en risicobeheer (Frijns). De twee genoemde commissies hebben beide aanbevelingen gedaan om de problemen in het pensioenstelsel het hoofd te bieden. De belangrijke aanbevelingen waren: − een nieuw evenwicht tussen ambitie, zekerheid en kosten; − in pensioen voorzien dat zijn koopkracht behoudt; − de risico’s die inherent zijn aan pensioenen moeten expliciet worden toegedeeld. Daarnaast is de werking van het FTK geëvalueerd en heeft het toenmalige kabinet aangegeven de problematiek langs twee sporen aan te willen pakken. Ten eerste werd ingezet op een verbetering van het bestaande FTK. Deze verbetering moet ertoe leiden dat de zekerheidsmaatstaf van 97,5% voor de huidige uitkeringsovereenkomst beter wordt verankerd. Ten tweede wilde het kabinet ruimte bieden voor meer voorwaardelijke aanspraken om risico’s, die nu eenmaal inherent zijn aan een (betaalbaar) geïndexeerd pensioen, op een evenwichtige wijze te kunnen verwerken en een voortdurende en automatische stijging van de kosten van pensioenen door een steeds verder stijgende premie te voorkomen. Pensioenakkoord De aanbevelingen van de commissies én de visie van het kabinet zijn input geweest voor besprekingen
tussen sociale partners onderling. Deze besprekingen hebben geresulteerd in het pensioenakkoord van de Stichting van de Arbeid van 4 juni 2010. Sociale partners hebben ervoor gekozen om invulling te geven aan een nieuw pensioencontract waarin sprake is van voorwaardelijke pensioenaanspraken. De nadere uitwerking van dat contract is weergegeven in het Uitwerkingsmemorandum van de Stichting van de Arbeid van 9 juni 2011. Vervolgens heeft overleg met het kabinet Rutte I op 10 juni 2011 geresulteerd in een pensioenakkoord tussen sociale partners en het kabinet Rutte. De kern van dit akkoord is dat contracten mogelijk worden gemaakt waarin de aanspraken zowel in de opbouwfase als in de uitkeringsfase kunnen worden aangepast; zowel opwaarts als neerwaarts. Verder geven sociale partners er nadrukkelijk de voorkeur aan dat op reeds opgebouwde rechten de nieuwe contractvoorwaarden kunnen worden toegepast. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘invaren’ van bestaande rechten. Met name in verband met het gewenste invaren, heeft het kabinet Rutte I in het kader van de uitvoering van het pensioenakkoord uitgebreid onderzoek laten verrichten naar de mogelijkheden daarvan. Bij dat onderzoek is nadrukkelijk gekeken naar de mogelijke effecten op de verdeling van de lusten en lasten over de generaties (generatie-effecten). Voorontwerp Het kabinet heeft vervolgens op 12 juli 2013 ter consultatie het voorontwerp van de Wet invoering reële ambitieovereenkomst gepubliceerd. De consultatie van het voorontwerp richtte zich op de vraag hoe FTK moet zijn ingericht om naast het huidige nominale pensioencontract ook een nieuw, reëel pensioencontract mogelijk te maken - in het wetsontwerp aangeduid als ‘reële ambitieovereenkomst’: tIFUOPNJOBMFDPOUSBDUXPSEUJOIFUWPPSPOUXFSQCFTDIPVXE als de voortzetting van het huidige contract. Het gaat onder meer om de verhoging van het vereist eigen vermogen met circa 5%-punt en handhaving van het minimaal vereist eigen vermogen van ca. 105%. Er dient een beleidsdekkingsgraad vastgesteld te worden. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Een pensioenfonds mag niet meer indexeren dan het in enig jaar aan vermogen voor toekomstige indexatie beschikbaar heeft. Er bestaat de mogelijkheid om te kiezen voor een aanpassingsmechanisme voor wijziging van het levensverwachting (LAM). Naast de maximum termijn van tien jaar geldt een minimum termijn van drie jaar voor het verwerken van deze wijzigingen; tJOEFSFÑMFBNCJUJFPWFSFFOLPNTUJTIFUVJUHBOHTQVOUFFOHFÕOdexeerde middelloonregeling. De indexatie maakt onderdeel
uit van de pensioenaanspraak, de gehele aanspraak is voorwaardelijk. Het rendementsaanpassingsmechanisme wordt in het voorontwerp het Aanpassingsmechanisme Financiële Schokken (AFS) genoemd. Voor de AFS geldt nu ook, naast de maximum termijn van tien jaar, een minimum termijn van drie jaar voor het verwerken van schokken. Door de spreidingsperiode is sprake van solidariteit tussen actieve en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het mechanisme zorgt er bij financiële tegenvallers voor dat de aanpassing van de uitkering geleidelijk gaat, maar dat ouderen wel gelijk bijdragen aan het opvangen en verwerken van de financiële schok. Nieuwe opbouw kan al dan niet meegenomen worden in het verwerken van schokken vanuit het verleden. Onderdeel van het AFS is het LAM (levensaanpassingsmechanisme). Maar het LAM kan ook afzonderlijk worden gehanteerd. De te hanteren termijnen bij LAM en AFS kunnen van elkaar verschillen evenals het open of gesloten karakter. In de reële ambitieovereenkomst wordt gestuurd op een (beleids)dekkingsgraad van 101% (is het minimaal vereist vermogen). Pensioenfondsen kunnen ervoor kiezen om financiële meevallers in een egalisatiereserve te laten vloeien. Tevens bleek een tussenvariant tot de mogelijkheden te behoren waar in het nominale contract bij negatieve financiële schokken dezelfde spreidingsmethodiek wordt gehanteerd als in de reële ambitieovereenkomst (maximaal tien jaar). Zo kan een belangrijk voordeel van de reële ambitieovereenkomst worden gecombineerd met het voordeel van het nominale contract dat alle vormen van indexatieambitie kent. Belangrijk onderdeel van het voorontwerp is dat demping van de kostendekkende premie met het verwacht rendement niet langer is toegestaan. Demping wordt mogelijk gemaakt door toe te staan dat de kostendekkende premie over een periode van enkele jaren (maximaal vijf jaar voor het reële en drie jaar voor het nominale contract) wordt vastgesteld. Veel kritiek De consultatieronde heeft veel stof doen opwaaien. Teveel om hier in detail weer te geven, maar met name de generatie-effecten van de reële ambitieovereenkomst (in samenloop met verdere verlaging van de maximale opbouwpercentages) zouden leiden tot een roofbouw op de pensioenen van de jongeren. De positieve reacties bij de consultatie op de tussenvariant in combinatie met de overeenstemming tussen de verschillende partijen op een groot aantal onderdelen waren voor Klijnsma in ieder geval aanleiding in de herziening van het FTK toch maar te kiezen voor één (tussen)variant, een polderpensioen zeg
mei 2014 - PensioenAdvies 15
maar. Klijnsma vindt voor het nieuwe FTK eenduidigheid en helderheid van wezenlijk belang. Met name richting de pensioendeelnemers. Verder vindt zij het een groot voordeel als er niet hoeft te worden ingevaren bij de herziening van het FTK, er niet meerdere systemen naast elkaar hoeven te bestaan en er geen onnodige en onwenselijke generatie-effecten zullen optreden. Op 3 oktober beloofde Klijnsma nog voor het eind van 2013 met een voorstel voor één stelsel met regels te komen die voor iedereen hetzelfde zijn. Klijnsma haalde de woede van de betrokkenen in het veld op de hals toen er na eerder uitstel tot eind januari wederom uitstel werd gevraagd aan de Tweede Kamer. Klijnsma heeft op 17 januari 2014 de Tweede Kamer bericht dat, nu de plannen rondom de pensioenopbouw (Witteveenkader 2015) bekend zijn, de plannen rondom het FTK ‘verder kunnen worden uitgewerkt’. Het wetsvoorstel zal naar haar verwachting eind mei bij de Tweede Kamer worden ingediend. De staatssecretaris merkte daarbij enthousiast op dat wanneer de Tweede Kamer vòòr het zomerreces het wetsvoorstel kan behandelen, er volgens haar nog voldoende tijd is voor de (eventueel gefaseerde) implementatie van de nieuwe wetgeving per 1 januari 2015.
−
−
−
−
Wetsvoorstel: inhoud Het kabinet heeft het wetsvoorstel voor de aanpassing van het FTK op 4 april 2014 naar de Raad van State gestuurd voor advies. Hoewel er in de media werd gesproken over een pensioenakkoord waren de vakcentrales FNV, CNV en VCP er snel bij om te stellen dat zij het wetsvoorstel kritisch onder de loep zullen nemen op het moment dat dit wordt gedeeld met de sociale partners. De teksten van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. Maar nieuwsgierig maakt het betrokkenen wel. De berichtgeving over de inhoud van de aanpassingen is namelijk vaag. Bij de uitwerking van het FTK zijn volgens de berichtgeving van het kabinet ten opzichte van het huidige FTK de volgende aanpassingen gedaan: − bij tegenvallers door financiële schokken op de beurs of een verdere stijging van de levensverwachting geldt dat pensioenfondsen direct maatregelen moeten nemen: er wordt niet meer gewacht met korten tot het eind van de herstelperiode. Maar deze maatregelen mogen wel over tien jaar worden gespreid. Hiermee worden financiële tegenvallers beter gespreid en voorkomen dat de aanvullende pensioenen abrupt worden gekort;
16 PensioenAdvies - mei 2014
−
pensioenfondsen moeten vooraf beleid maken welke maatregelen worden genomen als de dekkingsgraad daarvoor aanleiding geeft (het zogenaamde dekkingsgraadbeleid). De beleidsdekkingsgraad is dan de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste 12 maanden; er worden duidelijke verdeelregels geïntroduceerd voor de indexatie van pensioenen. Deze regels zorgen ervoor dat de indexatie op een evenwichtige wijze over de generaties wordt toegekend en dat geen disproportionele herverdelingseffecten optreden. Financiële meevallers kunnen hierdoor niet vroegtijdig worden uitgedeeld. Ook deze generatietoets is nieuw bij pensioenfondsen, en wordt uitgevoerd door DNB; een fonds kan met betrekking tot toepassing van het AFS kiezen voor een gesloten of een open systeem. In een gesloten systeem wordt een korting op de pensioenen alleen toegepast op de pensioenaanspraken die ten tijde van de negatieve schok opgebouwd waren. In een open systeem gelden de kortingen voor alle pensioenaanspraken, dus ook voor nieuwe aanspraken van na de schok; er komt een stabiele, kostendekkende premie. Het blijft mogelijk om de premie te dempen op basis van 10-jaarsrentemiddeling of op basis van verwacht rendement. Aan het rekenen met verwacht rendement wordt een aantal voorwaarden verbonden. Zo moeten pensioenfondsen de indexatie in de premie meefinancieren; de afhankelijkheid van dagkoersen op financiële markten vermindert. Er komt een sturingsinstrumentarium dat beter past bij een stelsel dat zich richt op de lange termijn. Zo wordt in de toezichtregels uitgegaan van een 12-maands gemiddelde van de dekkingsgraad.
Uitgangspunt is nog steeds het nominale kader met de vereiste buffers. Nieuw is echter dat de pensioenen gaan meebewegen met de financiële ontwikkeling van het fonds. Dat is een hele verandering, want in het huidige stelsel is een verlaging van de nominale pensioenen alleen in het uiterste geval toegestaan. Dat gaat dan veelal schoksgewijs. In 2013 en 2014 werd duidelijk dat zo’n schok daadwerkelijk kan voorkomen. Voornoemde punten zijn een uitwerking van de brief die de staatssecretaris op 1 oktober 2013 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd over de uitkomsten van de consultatie van het voorontwerp. Daarin liet zij weten af te stappen van de keuze tussen twee of meerdere varianten. Volgens Klijnsma moet het nieuwe voorstel de voordelen verbinden van zowel het nominale als het reële pensioencontract. Voordeel van het nieuwe wetsontwerp met één FTK vindt Klijnsma dat niet hoeft te worden ingevaren.
Wetsvoorstel: eerste beoordeling Vijf jaar verder, maar nog niet veel opgeschoten. Dat lijkt niet alleen zo, dat is ook zo. De komst van het reële pensioencontract zoals bepleit door Commissie Goudswaard en vormgegeven in de pensioenakkoorden van 2010 en 2011 lijkt met het wetsvoorstel, althans voorlopig, van de baan. Het ziet er naar uit dat het huidige pensioensysteem behouden blijft maar van strengere eisen wordt voorzien. Dat is volgens het kabinet ‘onderhoud’ aan het huidige stelsel. Het herbezinnen van het huidige stelsel dient plaats te vinden via een brede maatschappelijke dialoog over de toekomst van het pensioenstelsel. De toezichthouders DNB en AFM hebben al gezegd teleurgesteld te zijn in het wetsvoorstel, met name omdat de mogelijkheid is behouden om de premie te dempen op basis van verwachte rendementen. Die mogelijkheid is niet in lijn met de conclusies van eerdere evaluaties, waaronder die van de Commissies Goudswaard en Frijns. Bij het rekenen met een verwacht rendement wordt in feite aangenomen dat het rendement met zekerheid wordt gehaald. Of deze rendementsverwachting wordt gerealiseerd is echter onzeker, waardoor de uitkering die de deelnemer kan verwachten onder druk komt te staan. AFM en DNB kunnen dit niet rijmen met het karakter van het pensioencontract in het wetvoorstel, dat nog steeds wordt gekenmerkt als een uitkeringsovereenkomst. De Pensioenfederatie noemt als belangrijk zorgpunt de wijze waarop wettelijk invulling wordt gegeven aan de door iedereen onderschreven wens van evenwicht tussen de generaties. Zij stelt dat uit wat nu bekend is een beeld naar voren komt waarbij op basis van macroberekeningen verdeelregels worden gemaakt die per fonds onevenwichtig uit kunnen pakken. Voorts is het van belang om niet, zoals in het wetsvoorstel, slechts naar één element uit de pensioenregeling te kijken als het gaat om evenwicht tussen de generaties, maar naar álle elementen samen. Daarnaast wordt er, althans zo lijkt het, een nieuwe regeling geïntroduceerd, waarbij er meer risico’s bij de deelnemers wordt gelegd. Het kabinet heeft aangegeven in overleg te treden met de sector over de vraag hoe tegemoet kan worden gekomen aan de wens om binnen het wettelijke kader voor beschikbare premieregelingen het collectief delen van risico’s mogelijk te maken. Deze opmerking is te summier om hieraan duiding te kunnen geven. Klijnsma heeft in ieder geval al wel duidelijk gemaakt dat dit geen opening is om alsnog een reële ambitieovereenkomst mogelijk te maken. Deze gang van zaken maakt mij er allerminst gerust op dat er ook daadwerkelijk een gedragen plan ligt. Wat dat betreft zie ik
de totstandkoming en de invoering ervan niet voor 1 januari 2015 gerealiseerd. We wachten eerst maar de tekst van (de toelichting op) het wetsvoorstel af. Premieverlaging en besparing? Witteveen 2015 is een zuiver budgettaire maatregel. Het moet geld opleveren. Uiteindelijk circa € 3 mld per jaar. Nu zitten er in de bezuinigingsplannen van het kabinet wel meer opportunistisch ingeschatte effecten. Zo is ook door de samenloop van meerdere beleidsmaatregelen, onzekerheid over het gedrag van sociale partners en pensioenfondsen en onzekerheid over de hoogte van de rente lastig te voorspellen hoe de pensioenpremie zich de komende jaren zal ontwikkelen. Dat is ook september 2013 becijferd voor het Centraal Plan Bureau (CPB). In het meest gunstige geval dalen de premies met 15% (circa € 6 mrd). Wat de versobering van het Witteveenkader betreft, is het gedrag van sociale partners een (te) onzekere factor: als de neiging bestaat om meer te repareren via compensaties dan is verondersteld (door het CPB is uitgegaan van een zogenaamde weglek van eenderde), komt de premiedaling lager uit dan bovenstaande inschattingen. In ieder geval gaat de staatssecretaris er nog steeds van uit dat na aanpassing van het Witteveenkader en het FTK per saldo sprake zal zijn van een premieverlaging van € 6 miljard. Hoe dat te rijmen is met de meest recente doorrekening van het CPB (april 2014) zie ik nog niet. De nieuwe pensioenregels die het kabinet voor ogen heeft leiden er volgens deze berekeningen toe dat de premies vanaf 2015 met 5% dalen. Het rapport is echter (nog) niet openbaar. Wat dit nu betekent voor de beoogde besparingen kan ik niet overzien. Maar het zou mij niet verbazen als de werkelijke besparingen (fors) achterblijven bij de ingeboekte opbrengsten ervan.
Na wetsvoorstel: brede dialoog? Het kabinet stelt zich de vraag of ons stelsel ook op langere termijn voldoende toekomstbestendig is, ook met het oog op ontwikkelingen als vergrijzing, veranderde arbeidsmarktomstandigheden en diverse sociaal-culturele ontwikkelingen. Gezien het grote belang van een goed werkend pensioenstelsel op langere termijn heeft het kabinet eerder al een brede maatschappelijke dialoog hierover aangekondigd. Die dialoog lijkt er nu te gaan komen en is gepland voor de komende periode (het kabinet spreekt van ‘dit gehele jaar’). De opzet is dat de inzichten uit de dialoog, het CPB-rapport over de doorsneesystematiek, de uitwerking van voorstellen over pensioen en wonen, de facilitering van een pensioenregeling voor zzp-ers, en een advies van de Sociaal Economische Raad (SER) over dit onderwerp de bouwstenen zullen vormen voor een mogelijk toekomstig stelsel. Deze inzichten en bouwstenen zullen worden verwerkt in een hoofdlijnennotitie
mei 2014 - PensioenAdvies 17
die staatssecretaris Klijnsma in het voorjaar van 2015 aan de Tweede Kamer zal sturen. Onderwerpen die zullen worden aangesneden zijn (aldus de staatssecretaris): solidariteit tussen de generaties, vergrijzing, verplichtstelling, positie van zzp’ers en de doorsneepremie. Visies komen los Ook het Verbond van Verzekeraars heeft inmiddels deze dialoog gevoed door te stellen dat het huidige pensioenstelsel, waarbij jongeren werknemers premies betalen voor de toekomst van oudere werknemers, niet langer houdbaar is. Het verbond ziet een mogelijke oplossing in ‘een generatielabel’. Eerder concludeerde het Centraal Planbureau al dat er een disbalans is tussen de pensioenafdracht van jongeren en ouderen. En de Organisatie voor Economische Samenwerking (OESO) adviseert Nederland recent in zijn rapport ‘Ageing and Employment Policies: Netherlands 2014’ het nog verder oprekken van het aantal arbeidsjaren door het verhogen van de pensioenleeftijd en bij wet te regelen dat opbouw ook na de AOW-leeftijd mogelijk is, of om daar tenminste één lijn in te trekken bij collectieve pensioenregelingen. In zijn rapport stipt de OESO ook de geplande hervormingen in het pensioenstelsel aan. De voorstellen zorgen voor meer flexibiliteit in pensioencontracten, omdat de omvang van de aanspraken meer zal afhangen van ontwikkelingen in de levensverwachting en op de financiële markten. De gangbare uitkeringsovereenkomsten schuiven zo (nog) meer op in de richting van premieovereenkomsten. De onderzoekers vinden verder dat deelnemers moeten kunnen kiezen of ze hun opgebouwde pensioen direct vanaf de AOW-leeftijd uitgekeerd willen krijgen, dat deels willen of dat ze willen wachten, bijvoorbeeld omdat ze hebben besloten langer door te werken. Hoe meer mogelijkheden, des te groter de stimulans om door te werken. In dat opzicht kan ook het meest recente voorstel uit de UK worden overwogen: geen plicht meer tot aankoop van (alleen) levenslange pensioenuitkeringen. Maar komt er wat van? Stevige thema’s, zeker gezien de korte tijd waarop dit moet leiden tot resultaten. Op zich is het initiatief tot het debat prijzenswaardig. Echter heb ik mij eerder al verbaasd over het feit dat het debat pas nu gaat plaatsvinden en niet tien jaar geleden. En ik heb mij verbaasd over de volgorde van zaken. Eerst het fiscale kader (zonder visie maar zuiver budgettair) aanpassen, dan een nieuw FTK (zonder visie maar zuiver instrumenteel) invoeren en dan (pas) een discussie voeren over de fundamenten van een pensioenstelsel. In plaats van andersom.
18 PensioenAdvies - mei 2014
In dat licht bezien is het opmerkelijk dat in december 2013 twee dagen nadat het kabinet met oppositiepartijen tot een pensioenakkoord was gekomen, het Centraal Planbureau (CPB) een aantal alternatieve pensioensystemen presenteerde. Het belangrijkste punt dat het CPB maakt is dat punt van inzet de zogeheten doorsneepremie is die vanwege de huidige flexibele arbeidsmarkt nadelig uitpakt voor jongeren. Over volgorde gesproken. Een debat is prima maar van concrete wijzigingen zie ik het voorlopig niet komen. Zeker niet nu Klijnsma, zoals recent, heeft laten weten de Tweede Kamer ‘eens per half jaar’ over de voortgang van het debat te informeren. Hopelijk ben ik – overigens geheel tegen mijn aard in – te somber.
Verbond vindt keuzevrijheid voor individuele werknemer nog een brug te ver Eerst nieuw FTK op basis van bestaande structuur en daarna praten over een grondiger renovatie van pensioenstelsel. Dat is de volgorde die het kabinet wil aanhouden. De praktijk is een andere. Pensioenfondsen, premiepensioeninstellingen en pensioendeskundigen wachten weliswaar met enige spanning op het FTK-wetsvoorstel, maar focussen zich op een verder liggende horizon: hoe kan het pensioenstelsel duurzaam blijven en zodanig vorm gegeven worden dat het voldoet aan de wensen van de pensioendeelnemers van nu?
DO O R JAN AI KEN S
Het Verbond van Verzekeraars geeft een belangrijke aanzet tot deze discussie. In de analyse is merkbaar dat het Verbond gekozen heeft voor het aandragen van suggesties die een flinke impuls geven aan de noodzakelijke modernisering, zonder al te revolutionaire ideeën te ventileren. Kennelijk om te voorkomen dat zij in haar stellingname te ver voor de muziek zal uitlopen. ‘Mee met de tijd’ is de titel die het Verbond van Verzekeraars heeft meegegeven aan haar visiedocument over een toekomstbestendig pensioenstelsel. Een belangwekkend document dat verdient om een belangrijke rol te spelen in de brede discussie over de restauratie van het Nederlandse pensioensysteem. Belangwekkend onder meer, omdat de verzekeraarskoepel zich hier niet in de eerste plaats profileert als een belangenvereniging die toepraat naar een verandering waar de leden baat bij hebben. Het Verbond heeft de ‘duurzame visie’ ontwikkeld na gesprekken met partijen als overheidslichamen, toezichthouders, sociale partners, jongeren, zelfstandigen, wetenschappers en pensioendeskundige marktpartijen.
Jan Aikens Findinet.nl
Een werkwijze overigens die het Verbond ook al een keer toepaste in 2008. Ook toen maakten verzekeraars zich grote zorgen over de betaalbaarheid van het pensioen in de toekomst en probeerden zij de geesten rijp te maken voor een moderniseringsslag, maar kregen daarvoor nog niet alle handen op
elkaar. Vooral de vakbonden zetten de hakken in het zand en wensten onverkort vast te houden aan het adagium dat aan het ambitieniveau van de pensioenregelingen niet getornd mocht worden. Indexatie was in de ogen van de werknemersorganisaties een verworven recht dat recht overeind moest blijven staan. Verzekeraars werd verweten dat zij ‘steeds vaker contracten zonder indexatie’ sloten. Naast de werkgevers moesten ook verzekeraars de verantwoordelijkheid op zich nemen een ‘generatiebestendig beleid’ op peil te houden, waarin indexatie moest worden gegarandeerd. De strategie waarmee het Verbond zo’n zes jaar geleden probeerde een langetermijnvisie te ontwikkelen, namelijk door niet de eigen zienswijze op te dringen, maar vooraf te zoeken naar een breder draagvlak, heeft zij bij de totstandkoming van het recente document voortgezet en uitgebreid. Naast gesprekken met stakeholders heeft zij opdracht gegeven voor een onderzoek door TNS Nipo, uitgevoerd door Julie Visser en Maarten de Pril, naar de consumentenbehoeften.
Concurrentie verzekeraars en pensioenfondsen op basis van ‘same risks same rules’
mei 2014 - PensioenAdvies 19
nerationele risicodeling gemaakt wordt, des te groter de weerstand daartegen zal worden en des te luider de vraag zal worden ‘wie voor wie’ betaalt. Het moet snel duidelijk worden dat de doorsneepremie voor jongeren slecht uitpakt in de vergrijsde pensioenfondsen, vindt het Verbond. “Meer transparantie is daarom per direct noodzakelijk: aan deelnemers zal expliciet de intergenerationele subsidie inzichtelijk gemaakt moeten worden. Is het logisch dat een jongere die werkzaam is in een bepaalde sector verplicht meebetaalt aan het instandhouden van het pensioen van ouderen? Indien deze intergenerationele subsidie geen draagvlak meer heeft onder de werkenden in Nederland, zal deze afgeschaft moeten worden. Alleen dan kan het pensioenstelsel houdbaar zijn op termijn.” In feite kan dit uitgelegd worden als een pleidooi om afscheid te nemen van de grote verplichtstelling. Een standpunt dat het Verbond al vele jaren uitdraagt. Verzekeraars willen niet zo ver gaan om de individuele werknemers keuzevrijheid te bieden: “Het Verbond ziet thans geen aanleiding om collectieve pensioenopbouw via de werkgever ter discussie te stellen. Dit biedt de werknemer bescherming, omdat er gedurende lange termijn voor pensioendoeleinden wordt opgebouwd en de kosten hiervoor worden gedeeld. Bovendien ontstaat er via collectiviteiten automatisch meer schaalgrootte, dat leidt tot lage kosten.”
De resultaten zijn tegelijkertijd met het visiedocument gepubliceerd en datzelfde geldt voor een verslag van de gesprekken. Door het hanteren van deze werkwijze kan gezegd worden dat het Verbond de brede discussie intussen al in gang heeft gezet. In de visie op de doorontwikkeling van het pensioenstelsel legt het Verbond de nadruk op vijf maatschappelijke thema’s die beinvloed worden door trends als de stijging van de levensverwachting, vergrijzing en een terugtredende overheid. Die thema’s zijn de solidariteit tussen generaties, de veranderende arbeidsmarkt, de vraag naar meer individualisering en flexibiliteit, de noodzakelijke vereenvoudiging en de combinatie pensioen-zorg-wonen.
Solidariteit tussen generaties Terecht neemt het Verbond solidariteit als eerste thema onder de loep, omdat de discussie over solidariteit tussen rijk en arm, gezond en ziek, en vooral tussen jong en oud leidt tot een toenemende polarisatie. Opvallend is dat verzekeraars hierbij de analyse als uitgangspunt neemt van een van de belangrijke aanstichters van de solidariteitsdiscussie en verklaard tegenstander van de doorsneepremie, Martin Pikaart, voorzitter van het Alternatief voor Vakbond. Het Verbond constateert met hem dat de kosten en baten van de eerste en tweede pijler samen niet evenwichtig tussen de generaties zijn verdeeld. Hoe transparanter de interge-
20 PensioenAdvies - mei 2014
Wel geldt dat alle contracten zouden moeten mee-ademen met de levensverwachting om beter bestand te zijn tegen vergrijzing. Dat betekent concreet dat de trend zal doorzetten naar het vormen van DC-regelingen. Daarin kan immers een beter pensioenresultaat behaald worden als de beleggingshorizon ook na pensioendatum mag eindigen. Daarin zouden deelnemers wel een eigen keuze moeten hebben, maar daarvoor is wetswijziging nodig. Het Verbond pleit daar dan ook voor met als doelstelling het realiseren van uitkeringen die goed aangesloten kunnen worden op de individuele behoefte van de werknemers.
Bij gelijk speelveld is verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds een vreemde eend in de bijt
Zelfstandigen In het visiedocument wordt in het kader van de veranderende arbeidsmarkt uitgebreid stilgestaan bij de positie van de zelfstandigen. In dat kader zijn constructies gepubliceerd waarbij pensioen opgebouwd kan worden door alle werkenden, dus zowel werknemers als IB-ondernemers. Zo heeft bijvoorbeeld een commissie onder leiding van prof. mr. Herman Kappelle, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam en Aegon Adfis, daarvoor een uitgebreide blauwdruk ontwikkeld. Het Verbond wil die stap (nog) niet zetten en blijft pensioen beschouwen als uitgesteld loon dat in de arbeidsvoorwaarden thuis hoort. Zij stelt wel hardop de vraag of de wijze waarop pensioen als arbeidsvoorwaarde nu ingebed is in het stelsel op langere termijn voldoende aansluit bij veranderende arbeidspatronen, maar wil kennelijk toch vasthouden aan het drie pijlermodel, als ‘een goede structuur om burgers een goede pensioen-
oplossing te bieden’. “Draagvlak van de sociale partner is”, aldus het Verbond, “altijd één van de grote pijlers geweest in het huidige pensioenstelsel, het is daarom van belang om een goede balans te vinden tussen pensioen als financieel product en de arbeidsvoorwaarde. In het Nederlandse stelsel leiden de collectiviteiten van werkgevers en sectoren tot stabiliteit in en grootte van het deelnemersbestand voor de uitvoerder en tot lagere kosten voor de deelnemer.” De zelfstandigen zullen hun heil dus moeten blijven zoeken in de derde pijler. Wel heeft het Verbond oog voor het feit dat een groeiend deel van de bijna 1,1 miljoen ondernemers in onvoldoende mate een voorziening voor de oudedag opbouwt. En ook blijkt uit het onderzoek van TNS Nipo dat de gedachte dat zelfstandigen wars zijn van elke vorm van verplichting berust op een hardnekkig misverstand. Integendeel: zelfs een meerderheid (53%) van de ondernemers blijkt voorstander van een verplichte premie-inleg. Het onderzoek laat wel zien dat zelfstandigen prijs stellen op individuele keuzevrijheid. Met gevoel voor understatement constateert het Verbond dat de wensen van zelfstandigen ‘niet altijd even consequent zijn’. Dat blijkt inderdaad uit de reacties op de zogenoemde pensioenregeling die staatssecretaris Klijnsma heeft aangekondigd, maar in wezen niet méér is dan een aangepaste lijfrenteconstructie. Die regeling moet in de ogen van ondernemersorganisaties zo flexibel worden, dat het de vraag is of en zo ja, hoeveel geld er resteert als de oudedag aanbreekt. De vraag is of hier het Verbond niet een momentum voorbij laat gaan. De kans lijkt immers groot dat parallel aan de discussie over de stelselwijziging ook een debat gevoerd gaat worden over de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Een uitgelezen moment om het onderwerp ‘pensioen voor alle werkenden’ opnieuw op de agenda te plaatsen.
Individualisering en flexibiliteit Het consumentenonderzoek toont aan dat deelnemers enige behoefte hebben aan vormen van keuzevrijheid, zoals bijvoorbeeld het pensioengeld gebruiken voor de aankoop van een woning, of het deels aflossen van de hypotheek. Consumenten zijn het er over het algemeen over eens dat een verplichte investering gedurende de hele looptijd als beschermingsmaatregel noodzakelijk is. Ook het Verbond wil daaraan vasthouden omdat “zonder verplichte inleg te weinig pensioen zal worden opgebouwd”.
Level playing field Voor hetzelfde contract (een uitkeringsovereenkomst) en dezelfde pensioentoezegging denkt de klant dezelfde zekerheid te krijgen bij verschillende pensioenuitvoerders. Dat dit een misverstand is, is evident. Minder duidelijk voor de deelnemers zijn de verschillen, omdat die onvoldoende transparant gemaakt worden. Het Verbond wil op dit terrein een concurrentie tussen verzekeraars en pensioenfondsen op basis van ‘same risks same rules’. Dat betekent vertaald naar de praktijk dat binnen het levensverzekeringsbedrijf aanpassingsmechanismen mogelijk moeten worden om voldoende te kunnen inspelen op de economische ontwikkelingen. “De marktontwikkeling zal sterk afhangen van de renteontwikkeling. Naarmate de rente blijvend laag is, zullen werkgevers geneigd zijn te kiezen voor ‘zachte contracten’. Om onder (exact) dezelfde regels te kunnen opereren is de invoering van het multipensioenfonds een aanvullende optie. Hierdoor krijgen andere typen pensioenuitvoerders de mogelijkheid om middels een pensioenfonds onder FTK-regime te opereren volgens dezelfde uitgangspunten. Dit bevordert gezonde marktwerking tussen pensioenuitvoerders.” In dat kader is het van belang hoe de regelgeving rond de voorgenomen introductie van het Algemeen Pensioenfonds exact gaat luiden. Voor zover bekend is het wetsontwerp nog niet voor advies naar de Raad van State, dus kan het ministerie van SZW deze analyse van verzekeraars daar nog in verwerken. Bij een gelijk speelveld is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds een vreemde eend in de bijt. Die verplichtstelling dient dan ook te verdwijnen. Concurrentiebeperking kan worden gerechtvaardigd, verwijst het Verbond impliciet naar de Europese regelgeving, als een maatregel noodzakelijk is als bijzonder sociaal- of economisch belang. Hiervan is alleen sprake als de pensioenregeling een onmisbare sociale functie vervult. “Bij aansluitingen buiten de solidaire kring verwatert de solidariteit en worden de belangen van de deelnemers niet evenredig behartigd. Dit is geen houdbare situatie voor zowel de pensioendeelnemers als de overige marktpartijen. Er zal dan op basis van gelijke regels geconcurreerd moeten worden. Dat geldt voor de advisering, het toezicht en de fiscaliteit.”
Waarin zien verzekeraars dan wel mogelijkheden om te flexibiliseren? Zij wijzen erop dat consumenten zeggen in grote mate bereid te zijn om extra te investeren in zekerheid. “Dit staat eigenlijk haaks op het beleid van de grote pensioenfondsen. Die nemen meer risico’s met de kans op indexatie. “Deelnemers moeten de kans krijgen te kunnen kiezen voor meer zekerheid voor een deel van het pensioen, vindt het Verbond. “Dit is in het huidige stelsel alleen realiseerbaar in beschikbare premieregelingen”, merkt de verzekeraarskoepel hierbij fijntjes op. Ook pleit het Verbond om deelnemers de mogelijkheid te geven om een deel van de pensioenopbouw tot na de pensioendatum te beleggen, zodat mensen die deze keuze maken, kans krijgen op een hoger pensioenresultaat. Ook dient flexibiliteit geboden te worden met betrekking tot het tijdstip waarop het pensioen ingaat.
mei 2014 - PensioenAdvies 21
Wijzigen van een lijfrenteverzekering; fiscaal wel, maar juridisch niet (meer) mogelijk? Mijnheer Claes, een Belg met de Belgische nationaliteit, heeft een groot deel van zijn werkzame leven in Nederland gewerkt. Tijdens zijn verblijf in Nederland heeft hij in 1985 een lijfrenteverzekering tegen koopsom afgesloten. Dit betreft dus een Pre Brede Herwaarderingslijfrente. Inmiddels is mijnheer Claes in verband met zijn vervroegd pensioen weer woonachtig in België.
Vanaf 1 januari 2013 moeten kosten voor nieuwe verzekeringen op een evenwichtige wijze verdeeld worden over de hele looptijd van de verzekering. Dit is een richtlijn van het Verbond van Verzekeraars (zogenaamde zelfregulering). Er zijn verzekeraars die in verband met de invoering van de nieuwe regels een aantal nieuwe basisproducten hebben ontwikkeld die voldoen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Wanneer de verzekeringnemer een wijziging wil doorvoeren die juridisch gezien leidt tot een nieuwe overeenkomst, dan wordt er dus één van de nieuwe producten aangeboden.
DO O R MR . GER D A LA G A RD E
Zijn lijfrenteverzekering kende oorspronkelijk als lijfrente ingangsdatum het jaar waarin hij 65 werd. De heer Claes wil graag zijn lijfrente ingangsdatum uitstellen naar leeftijd 80, omdat hij het geld niet direct nodig heeft. Nu krijgt hij van zijn verzekeraar te horen dat dit niet mogelijk is. Fiscaal is het toch geen probleem om een Pre Brede Herwaarderingslijfrente op leeftijd 80 te laten ingaan? Puur uit fiscaal oogpunt gezien mag een verzekeringnemer de uitkeringen uit zijn Pre Brede herwaarderingslijfrente zonder problemen later laten ingaan dan oorspronkelijk was afgesproken. Naast fiscale wetgeving hebben verzekeraars echter ook te maken met regelgeving op juridisch gebied. Rond eind december 2012 is nieuwe wetgeving ingevoerd welke gevolgen heeft voor de producten die verzekeraars voeren. Het gaat daarbij om regelgeving die te maken heeft met de invoering van het: − Provisieverbod Voor nieuwe overeenkomsten die tot stand komen na 31 december 2012 geldt voor producten, die onder de reikwijdte van Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen vallen, een verbod op provisie. Een financieel adviseur mag vanaf die datum geen provisie meer ontvangen van een aanbieder van het financiële product. − De verplichting tot het invoeren van sexeneutrale tarieven Vanaf 21 december 2012 mogen bij nieuwe overeenkomsten de tarieven voor mannen en vrouwen niet meer verschillen. De Europese Commissie heeft hiervoor richtlijnen opgesteld naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie. − De verplichting tot het voeren van tijdsevenredige kostenverrekening
22 PensioenAdvies - mei 2014
In dit geval vraagt de heer Claes om het uitstellen van de einddatum van zijn verzekering. Wanneer de mogelijkheid tot duurverlenging niet op de polis is opgenomen, leidt deze mutatie er toe dat er juridisch gezien een nieuwe overeenkomst met de heer Claes moet worden gesloten. De mutatie kan dus niet plaatsvinden op zijn bestaande verzekering. In dit geval zal aan de heer Claes dan ook één van de nieuwe ontwikkelde basisproducten moeten worden aangeboden om de duurverlenging te kunnen bewerkstelligen. Een bijkomende complicatie in dit geval is dat heer Claes de Belgische nationaliteit heeft en in België woonachtig is. Dit betekent dat we hier ook nog te maken met krijgen met internationale regelgeving. Voor het afsluiten van een nieuwe verzekering hanteert een professionele verzekeraar acceptatieregels, die er op neer kunnen komen dat er met een verzekeringnemer met de niet-Nederlandse nationaliteit die in het buitenland woont geen nieuwe verzekering kan worden afgesloten.
Kortom −
−
De gevraagde mutatie (duurverlenging) leidt juridisch gezien tot een nieuwe overeenkomst waardoor er één van de nieuwe producten moet worden aangeboden die de verzekeraar sinds 21 december 2012 voert; De heer Claes is woonachtig in België en heeft de Belgisch nationaliteit. Op basis van het gevoerde beleid ten aanzien van internationale situaties kan de verzekeraar geen nieuwe overeenkomst met de heer Claes afsluiten.
Fiscaal gezien is de gevraagde mutatie dus geen enkel probleem. Door gewijzigde omstandigheden op het gebied van juridisch wet- en regelgeving ter zake van verzekeringsproducten kan deze verzekeraar in dit geval desondanks helaas geen uitvoering geven aan het verzoek van de heer Claes.
World Insurance Report 2014:
Customer Experience verhoogt winstgevendheid Het World Insurance Report 2014 dat door Capgemini in samenwerking met Efma is gepubliceerd geeft de resultaten van wereldwijd onderzoek naar de customer experience zoals die wordt ervaren door klanten van verzekeraars. In Nederland zegt 44% van de respondenten een positieve klantervaring te hebben. Klanten met een positieve ervaring zijn ruim twee keer zo vaak geneigd om de producten en diensten van hun verzekeringsmaatschappij in hun kennissenkring aan te bevelen.
DO O R JAN OK K EN EN JAN VERLIN D EN
Capgemini Customer Experience Index
J. Okken, Managing Consultant, Cap-
Onder customer experience verstaan we de wijze waarop klanten de interactie met hun verzekeraar ervaren. Het betreft daarbij vooral de verwachtingen en emotie die een klant in dat contact ervaart.
gemini Financial Services
Capgemini heeft een methode ontwikkeld die de customer experience meet door voor elk contact het belang dat de klant aan dit contact geeft in kaart te brengen, en dat op drie dimensies: − verzekeringsproducten, − distributiekanalen en − lifecycle van de klant.
J. Verlinden, Principal Consultant, Capgemini Financial Services
t3FTFBSDIBOE (FUUJOHB2VPUF t1PMJDZ"DRVJTJUJPO t1PMJDZ4FSWJDJOH t$MBJNT4FSWJDJOH
Pr
od
uc
ts
t-JGFBOE4BWJOHT t1FOTJPOTBOE "OOVJUJFT t"VUPNPCJMF *OTVSBODF t1SPQFSUZ *OTVSBODF
CEI
r me s t o c le C u if e c y L
In de collectieve pensioenregelingen komt nog weinig marktwerking voor. Maar nu de risico’s steeds meer naar de deelnemer verschuiven, en de grenzen van de solidariteit bereikt lijken, zal het onvermijdelijk zijn dat deelnemers ook meer marktwerking en keuzevrijheid in uitvoering zullen vragen. De Customer Experience zal dan één van de pijlers worden waarmee ook pensioenuitvoerders zich in de toekomst kunnen onderscheiden en een concurrentie voordeel opbouwen.
Channels/Networks t*OTVSBODF"HFOUT t*OTVSBODF#SPLFST t#BOL#SBODIFT
t1IPOF$BMM$FOUSF t*OUFSOFU t.PCJMF
44% van de Nederlandse klanten verklaren een positieve klantenervaring te hebben met hun verzekeraar. In vergelijking met de studie van 2013 is dat een verbetering van 18,2%, vooral dankzij een verhoogd gebruik van de digitale kanalen en de kwaliteitsverbetering van de dienstverlening bij de tussenpersonen. De digitale kanalen zijn de voorkeurskanalen van de Nederlandse klanten, en dit ten nadele van de tussenpersonen. Jonge klanten (tussen 18 en 34 jaar) hebben in Nederland een lichte voorkeur voor het mobiel internet ten opzichte van de oudere generatie. Schadeverzekeraars scoren het hoogst op een positieve customer experience. Leven- en pensioenverzekeraars scoren lager, dat lijkt samen te hangen
mei 2014 - PensioenAdvies 23
met het lange termijn karakter, waarbij de klant minder vrijheden heeft om te switchen van product of aanbieder.
Positieve klantervaring direct gerelateerd aan winstgevend klantgedrag Een positieve customer experience kan klanten tot loyale ambassadeurs maken. Bestaande klanten die zich positief uiten over een product, een dienst of een aanbieder worden door hun omgeving als betrouwbare referentie gezien, wat er toe leidt dat ook de omgeving sneller gebruik zal maken van het betreffende product of aanbieder. Positieve referenties van bestaande klanten dragen dan ook in sterke mate bij aan het aantrekken en verwerven van nieuwe klanten. Daarnaast zullen tevreden klanten ook vaker andere producten afnemen, waardoor de omzet per klant omhoog gaat en de klantenbinding sterker wordt. Zo zijn Nederlandse klanten van schadeverzekeraars met een positieve ervaring meer dan twee maal zo vaak geneigd om de producten en diensten van hun verzekeraar aan te bevelen in hun directe omgeving. Het zal niet verwonderen dat een negatieve ervaring omgekeerd zal leiden tot het weglopen van bestaande klanten en het wegblijven van nieuwe klanten. Maar minder vanzelfsprekend is dat ook een neutrale customer experience bedreigend is. Een neutrale ervaring leidt niet tot een neutrale loyaliteit, maar tot een verhoogd wegloopgedrag!
24 PensioenAdvies - mei 2014
Mobiele kanaal veelbelovende winstaanjager Ten opzichte van bepaalde delen in de wereld (Noord-Amerika, Latijns-Amerika, Asia-Pacific) wordt in Europa duidelijk minder gebruik gemaakt van het mobiele kanaal als contact medium met de verzekeraars. Nederland scoort op dit gebied zelfs nog iets lager dan Europa. De Nederlandse consument heeft het mobiele kanaal nog niet helemaal ontdekt als een belangrijk kanaal voor verzekeringen. Tegelijkertijd valt te constateren dat het mobiele dataverkeer het snelst groeiende segment is in de telecommunicatie. De mobiele telefoon is niet meer weg te denken uit het dagelijkse leven. Veel jongeren lijken er haast letterlijk mee vergroeid. Het is dan ook een kwestie van tijd voordat het mobiele kanaal een belangrijke plaats gaat innemen in de interactie tussen verzekeraar en haar klanten. De wereldwijde analyse van Capgemini toont aan dat de klanten van de verzekeraar verwachten dat deze vooral de informatieverstrekking over producten en diensten en de schadeafhandeling als belangrijkste gebieden via het mobiele kanaal ter beschikking stelt. Verzekeraars die dat kanaal goed weten uit te bouwen zullen het meest profiteren bij het aantrekken van nieuwe klanten en het behouden van bestaande klanten. Het mobiele kanaal wordt dan ook gezien als de meest belovende aanjager van winstgevend klantgedrag.
Any way, any time, any device Eén van de meest belangrijk gevonden kwaliteiten is de mogelijkheid om zich te kunnen oriënteren op producten en het verkrijgen van een prijsopgave. Dit is een kwaliteit waaraan de verzekeraars tegenwoordig uitstekend kunnen voldoen. De ‘Any Way, Any Time, Any Device’ toegang tot het eigen dossier en algemene productinformatie is tegenwoordig de baseline, een must-have. Moeilijk om nog positief onderscheidend in te zijn. Maar funest als het niet beschikbaar is, of als onvoldoende wordt ervaren. Een meer onderscheidend aspect is het snel kunnen beantwoorden van vragen en het oplossen van issues, bijvoorbeeld via chatfuncties of andere korte communicatiekanalen. Zeker in combinatie met de moderne media als facebook en twitter kan een reputatie snel gemaakt, maar ook snel gebroken worden.
Verzekeraars kunnen zich onderscheiden in schadeafhandeling Een sterk onderscheidend aspect is de ondersteuning bij het snel en eenvoudig kunnen afhandelen van een schademelding. In het bijzonder bij de gebruikers van het mobiele kanaal. Hierin blijven verzekeraars nog ver achter bij de verwachtingen. Wel zijn er interessante ontwikkelingen op dit gebied. Verschillende verzekeraars hebben een app ontwikkeld, die je begeleidt op het moment dat je betrokken bent bij een aanrijding. Het meldingsproces is stap voor stap opgebouwd. Het melden van de gebeurtenis, de omstandigheden, de betrokkenen, het toevoegen van foto’s, het opzoeken van een service garage, het vragen om assistentie en dergelijke worden meer en meer mobiel ondersteund.
Kwestie van tijd voordat deelnemer meer zeggenschap en marktwerking in uitvoering gaat eisen
Digitale transformatie essentieel voor verbeteren klantbeleving In andere sectoren slagen bedrijven met een sterke digitale aanwezigheid en klantfocus erin om 26% meer winstgevend te zijn. Verzekeraars hebben hierin nog een inhaalslag te maken. Om tegemoet te komen aan de wensen van klanten op het gebied van digitale dienstverlening en een betere klantervaring, zullen verzekeraars een totaalbenadering ten aanzien van digitale transformatie moeten hanteren. Aan de voorkant moet de klant centraal staan. De huidige generatie is ‘ik’ gericht. De communicatie is gericht op de persoonlijke situatie van de klant. En wel op het moment, de plaats en het toestel dat de klant verkiest. Aan de achterkant moet voldoende aandacht zijn voor operational excellence om de winstgevendheid te behouden. Het sleutelwoord hierin is multi-distributie integratie, waarin een combinatie verborgen zit van multi-channel en multi-access. Het aantal beschikbare kanalen en toegangen neemt toe: face-to-face, telefoon, internet, mobile apps, chat-functies en social media. In al deze kanalen en toegangen moeten dezelfde gegevens en diensten be-
schikbaar zijn. De klant verwacht dat hij kan switchen tussen self-service kanalen en assisted-service kanalen, zonder opnieuw uitleg te geven, of zonder gegevens opnieuw in te moeten voeren. Een totaalbenadering houdt in dat de technologie een belangrijke factor is aan het verhogen van de customer experience, en dat het verhogen van de customer experience op haar beurt een essentiële pijler wordt in de bedrijfsstrategie en het verhogen van de winstgevendheid.
Hoe gaan pensioenuitvoerders zich onderscheiden? In de leven- en pensioenmarkt kennen we nog weinig aansprekende toepassingen, afgezien van een paar algemene pensioenwijzers. Hier ligt nog een groot potentieel naar consument, werkgever en intermediair. Daar waar de tussenpersoon nog een belangrijke rol speelt, zouden verzekeraars deze intermediair kunnen uitrusten met de modernste tools. Ook kunnen meer toepassingen worden ontwikkeld die de expiratie van een lijfrente, of het naderen van de pensioenleeftijd gaan ondersteunen. Wij zijn er van overtuigd dat de geschetste ontwikkelingen zich onvermijdelijk naar de (collectieve) pensioenregelingen zullen uitbreiden. Nu is nog een overgrote meerderheid van deelnemers en werkgevers aangesloten bij een verplichte bedrijfstakregeling. Tegelijkertijd zien we de maatschappelijke discussies over de solidariteit en de betaalbaarheid van de huidige regelingen. Met de afstempeling van pensioenen in recente jaren is ook voor veel deelnemers pijnlijk duidelijk geworden dat ze uiteindelijk zelf de risico’s dragen. Dan zal het slechts een kwestie van tijd zijn voordat de deelnemer ook meer zeggenschap en marktwerking in de uitvoering gaat eisen. De krimp van het aantal ondernemingspensioenfondsen, de discussie over de houdbaarheid van de doorsneepremie in de bedrijfstakregelingen, en de groei en populariteit van PPI’s, zijn tekenen dat de uitvoerders een meer marktgerichte en concurrerende positie in moeten nemen. De customer experience is dan één van de pijlers waarmee de concurrentie aangegaan kan worden, met winst voor die partij die hierin een voorsprong weet te nemen.
mei 2014 - PensioenAdvies 25
Witteveenkader 2015, het ei is bijna gelegd De ingediende wetgeving is complex. Dat blijkt wel uit de vragen die de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer in een nader voorlopig verslag aan het kabinet hebben gesteld. Hierop heeft de staatssecretaris van Financiën namens het kabinet gereageerd met een nadere memorie van antwoord. Tevens heeft hij hierbij de premiestaffels gevoegd die gelden als het wetsvoorstel wordt aanvaard. In dit artikel leest u de laatste stand van zaken.
DO O R DEB OR AH VAN WOU D EN BERG
De tijd tot de ingang van de nieuwe fiscale pensioenregels is kort. Daarom maakt het kabinet vaart om de ingediende wetgeving voor het zogenoemde Witteveenkader 2015 op korte termijn door de Eerste Kamer goedgekeurd te krijgen. Werkgevers en werknemers hebben dan meer tijd om de complexe arbeidsvoorwaardenonderhandelingen vóór 1 januari 2015 af te ronden.
nieuwe regelgeving gepubliceerd op www.belastingdienstpensioensite.nl.
Het kabinet biedt pensioenuitvoerders de mogelijkheid om voorgenomen pensioenregelingen vóór 1 januari 2015 ter beoordeling voor te leggen aan de belastingdienst en die met terugwerkende kracht aan te passen aan het Witteveenkader. Ook zal de belastingdienst voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) modelpensioenovereenkomsten opstellen. Als de dga zo’n pensioenregeling gebruikt, hoeft die niet meer ter beoordeling aan de inspecteur te worden voorgelegd. Voor de werkgever en/of pensioenuitvoerder wordt het mogelijk centraal conceptpensioenregelingen ter beoordeling voor te leggen. Ook worden nieuwe standpunten over de
Hierna vindt u de staffels uit de bijlage. Deze staffels vervangen de staffels uit het besluit van 12 februari 2013, nr. BLKB2013/43M. Voor het berekenen van de premiestaffels is rekening gehouden met de meest recente overlevingstafels GBM/GBV 2007/2012. De overige rekengrondslagen zijn gelijk aan die van het besluit.
Leeftijdsklassen tot 67 jaar
OP
OP en uitgesteld opgebouwd PP
Om het mogelijk te maken nu al met het arbeidsvoorwaardenoverleg te starten, heeft het kabinet de aangepaste premiestaffels bekend gemaakt. Als het wetsvoorstel wordt aanvaard, zijn dit de staffels waar de praktijk vanuit kan gaan.
Staffels uit bijlage I van het besluit (gebaseerd op 4% rekenrente) (Percentage van de pensioengrondslag gericht op een opbouw van 1,875% per dienstjaar bij een middelloonstelsel) OP en direct ingaand opgebouwd PP
OP en direct ingaand bereikbaar PP
15 tot en met 19
3,4
4,1
4,6
4,8
20 tot en met 24
3,9
4,7
5,3
5,7
25 tot en met 29
4,7
5,7
6,4
6,9
30 tot en met 34
5,8
6,9
7,7
8,2
35 tot en met 39
7,0
8,4
9,3
9,8
40 tot en met 44
8,6
10,2
11,3
11,8
Mr. Deborah van
45 tot en met 49
10,4
12,5
13,6
14,2
Woudenberg
50 tot en met 54
12,8
15,4
16,5
17,2
Expertisecentrum Leven/
55 tot en met 59
15,8
18,9
20,0
20,7
60 tot en met 64
19,6
23,6
24,3
24,8
65 tot en met 66
23,0
27,7
28,0
28,1
Pensioen Delta Lloyd Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel
26 PensioenAdvies - mei 2014
Bijlage I geeft nog twee staffels. De ene is gericht op een opbouw van 1,701% per dienstjaar en de tweede gaat uit van een opbouw van 1,788% per dienstjaar. Beide zijn gebaseerd op een middelloonstelsel.
Staffels uit bijlage IV van het besluit (gebaseerd op 3% rekenrente) (Percentage van de pensioengrondslag gericht op een opbouw van 1,875% per dienstjaar bij een middelloonstelsel) Leeftijdsklassen tot 67 jaar
OP
OP en uitgesteld opgebouwd PP
OP en direct ingaand opgebouwd PP
OP en direct ingaand bereikbaar PP
15 tot en met 19
5,9
7,2
8,1
8,4
20 tot en met 24
6,6
8,0
9,0
9,5
25 tot en met 29
7,6
9,3
10,4
11,0
30 tot en met 34
8,8
10,8
11,9
12,5
35 tot en met 39
10,3
12,5
13,8
14,4
40 tot en met 44
11,9
14,6
15,9
16,6
45 tot en met 49
13,9
17,0
18,4
19,1
50 tot en met 54
16,2
19,8
21,2
22,1
55 tot en met 59
19,1
23,3
24,6
25,4
60 tot en met 64
22,6
27,7
28,5
29,1
65 tot en met 66
25,6
31,5
31,8
31,9
In de nadere memorie van antwoord geeft het kabinet (meer) duidelijkheid over vragen die bij de commissieleden leven. Arbeidsongeschiktheid Bevestigd is dat voortgezette premiebetaling die voor rekening komt van een pensioenuitvoerder bij arbeidsongeschiktheid mag plaatsvinden onder de regels van de Witteveen 2014 wetgeving als de pensioengerechtigde al vóór 1 januari 2015 een WIA-uitkering ontvangt. Iemand die al ziek is op 31 december 2014 maar pas in 2015 voor het eerst een WIA-uitkering ontvangt, krijgt echter premievrijstelling volgens de regels van het Witteveenkader 2015. Voor pensioenfondsen is het regel dat de arbeidsongeschikte deelnemer blijft deelnemen aan het pensioencollectief. Dit heeft tot gevolg dat de voorgezette premievrije opbouw volgens de laatste (nieuwste) pensioenregels plaatsvindt. Dit komt omdat de premie voor rekening komt van het pensioencollectief. Voor de pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij ligt dit anders. Daarvoor geldt dat de premievrijstelling voor rekening komt van de verzekeraar. Op de vraag of de premievrijstelling voor toekomstige arbeidsongeschikten mag doorlopen tot de pensioenrichtleeftijd in plaats van tot het eindmoment van de WIA-uitkering antwoordt het kabinet negatief. De premiedoorbetaling moet uiterlijk stoppen op het moment dat de loongerelateerde uitkering stopt. De meeste loongerelateerde uitkeringen zullen stoppen op het moment dat de AOW-uitkering ingaat en dan dient ook de premievrijstelling te worden beëindigd. Een arbeidsongeschiktheidspensioen kan echter eindigen op de latere pensioendatum. In dat geval mag de premievrijstelling langer doorlopen. Pensioenpremies De daling van pensioenpremies is ook een onderwerp dat onder de commissieleden leeft. Het kabinet geeft aan dat het CPB verwacht dat 1/3 van de verwachte premiedaling zal worden gebruikt om het pensioen te optimaliseren of de dekkingsgraad te verbeteren.
Zoals u al in eerdere nummers van PensioenAdvies hebt kunnen lezen, daalt vanaf 1 januari 2015 niet alleen het opbouwpercentage naar 1,875% voor een middelloonregeling maar komt er ook een aftopping van het maximaal fiscaal gefaciliteerd pensioengevend loon op € 100.000. Daarnaast geeft het wetsvoorstel voor het inkomen boven € 100.000 de mogelijkheid een vrijwillige nettolijfrente te sluiten. In het huidige voorstel gaat het om een derde pijler lijfrente.
Nu aangepaste premiestaffels bekend zijn, kan met arbeidsvoorwaardenonderhandelingen worden begonnen
De staatssecretaris van Financiën heeft echter toegezegd deze netto opbouw ook in de tweede pijler mogelijk te maken. Daarvoor heeft staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een nota van wijziging voor de Verzamelwet pensioenen 2014 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarin is opgenomen dat de regels voor uitvoering van de nettolijfrente in de tweede pijler bij algemene maatregel van bestuur worden vormgegeven. Hoe de regels er uit gaan zien, is nog steeds niet bekend. De staatssecretaris wil eerst overleggen met het pensioenveld voordat zij met de uitwerking komt. Zij verwacht voor de zomer met een algemene maatregel van bestuur te komen. Duidelijk is dat de nettolijfrente in de tweede pijler als pensioen zal worden aangemerkt.
De werkgeversbijdrage van ten minste 10% bij de uitvoering van de vrijwillige nettolijfrente in de tweede pijler komt ook aan de orde. Dit vereiste geldt overigens alleen als de regeling wordt uitgevoerd door een pensioenfonds. Deze bepaling komt uit de
Tevens wordt antwoord gegeven op vragen over de generatie-evenwichttoets. Pensioenfondsen moeten voldoen aan een evenwichtige belangenafweging als de premie wordt vastgesteld. De generatie-evenwichttoets toetst vooral of een opslag op de kostendekkende premie ontstaat of wordt vergroot, aldus het kabinet. Deze opslag kan ontstaan/worden vergroot als een pensioenfonds de pensioenopbouw door het Witteveenkader 2015 wel verlaagd maar niet navenant de premie laat dalen. De toets is vooral ingevoerd om te voorkomen dat pensioenfondsen de premies niet laten dalen in verhouding tot de versobering van de pensioenregeling.
mei 2014 - PensioenAdvies 27
Pensioenwet en is niet vereist voor de fiscale facilitering van de nettolijfrente, aldus het kabinet. Het is wel zo dat de werkgever die een vergoeding aan één deelnemer geeft voor deelname aan de nettolijfrente, hij minimaal hetzelfde bedrag aan alle andere vergelijkbare werknemers moet vergoeden die niet deelnemen aan de nettolijfrente. Anti-misbruikbepaling nettolijfrente In de richtinggevende brief van 28 maart 2014 heeft staatssecretaris Wiebes aangegeven hoe de regeling bij afkoop van de nettolijfrente eruit gaat zien. De leden van de commissie vragen welke waarborgen het kabinet geeft dat deze regeling goed wordt ingebed. De regels voor misbruik van de nettolijfrente zullen worden opgenomen in het Belastingplan 2015. Deze wordt op Prinsjesdag 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden en treedt in werking per 1 januari 2015 gelijk met het Witteveenkader 2015.
Ten slotte De Eerste Kamer behandelt de voorstellen op 20 mei 2015. De verwachting is dat de huidige plannen doorgaan. Nu ook de aangepaste premiestaffels bekend zijn, kan een aanvang met de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen worden gemaakt.
VU LAW ACADEMY
Prof. dr. Erik Lutjens, initiator en docent bij de leergangen en actualiteiten lezingen
Dé specialist in pensioenrecht opleidingen • Leergang Fiscaal pensioenrecht (start: september) • Leergang Pensioenrecht (start: september) • Actualiteiten Lezingen pensioenrecht (4x per jaar)
Meer informatie & inschrijven: vula.nl
28 PensioenAdvies - mei 2014
Wanneer is OR betrokken bij pensioen? Wijzigingen van pensioenregelingen zijn aan de orde van de dag. Wanneer moet een werkgever de ondernemingsraad (OR) betrekken bij een (wijzing van een) pensioenregeling? En als de OR erbij betrokken moet worden, hoe gaat de rechter ermee om als er een verschil van mening is tussen de werkgever en de OR?
D O O R B ER NA WAT T EL
Dit is lastige materie, getuige ook de discussies die hierover gevoerd worden. De antwoorden op de volgende drie vragen kunnen het geheel enigszins inzichtelijk maken. t"MTFFSTUFTQFFMUEFWSBBHPGQFOTJPFOBMTQSJNBJSFBSCFJETWPPS XBBSEFJTBBOUFNFSLFOPGOJFU#JKXJK[JHJOHWBOFFOQSJNBJSF BSCFJETWPPSXBBSEFJTHFFOJOTUFNNJOHWBOEF03WFSFJTU PN EBUQSJNBJSFBSCFJETWPPSXBBSEFOIFUUFSSFJO[JKOWBODBPPWFS leg met vakorganisaties. t"MTEF03FFOJOTUFNNJOHTSFDIUIFFGU JTEFUXFFEFWSBBHWBO CFMBOH)PFHBBUEFSFDIUFSFSNFFPNBMTEFXFSLHFWFSFOEF 03IFUOJFUFFOTLVOOFOXPSEFO 8BOOFFSNBHEFSFDIUFSWFS WBOHFOEFUPFTUFNNJOHHFWFOWPPSFFOWPPSHFOPNFOCFTMVJU t"MTEFSEFFOMBBUTUFWSBBHXBUJTEFTUBOEWBO[BLFOJOEFIVJ EJHFSFHFMHFWJOHPWFSEFSPMWBOEF03CJKQFOTJPFOSFHFMJOHFO 0NEBUEJFTUBOEWBO[BLFOOJFUWPPSJFEFSFFOFWFOEVJEFMJKL en onomstreden is, wil de staatssecretaris een wetsvoorstel tot wijziging indienen. 0WFSEFFFSTUFUXFFWSBHFOIFFGUEF)PHF3BBESFDFOUFFOVJU spraak gedaan. De uitspraak is gedaan op 24 januari 2014 &$-*/-)3 0NEFVJUTQSBBLUFQMBBUTFOJOIFU HFIFFMWBOEFIVJEJHF FONPHFMJKLLPNFOEF SFHFMHFWJOH WPMHU als laatste in vogelvlucht het antwoord op de derde vraag.
Stena Line wilde daarop de pensioengrondslag aanpassen door IFUQFOTJPFOHFWFOETBMBSJTUFPNTDISJKWFOBMTUXBBMGLFFSIFU NBBOETBMBSJTWFSIPPHENFUWBLBOUJFUPFTMBH%F035[PVEBBS NFFOJFUUPUIFUQFOTJPFOHFWFOETBMBSJTCFIPSFO4UFOB-JOF IFFGUEJUWPPSHFOPNFOCFTMVJUWPPSHFMFHEBBOEF0OEFSOFNJOHT SBBE4UFOB-JOF#7 IJFSOB03 PNPQCBTJTWBOBSU803 JOTUFNNJOHUFLSJKHFO.BBSEF03IFFGUOJFUJOHFTUFNENFU EJUCFTMVJU 4UFOB-JOFJTOBEFXFJHFSJOHWBOEF03PNJOTUFNNJOHUFWFS lenen, naar de kantonrechter gegaan om toestemming te krijgen WPPSIFUOFNFOWBOIFUCFTMVJUPNEFQFOTJPFOHSPOETMBHBBOUF QBTTFO%FLBOUPOSFDIUFSWFSMFFOEFHFFOUPFTUFNNJOH.BBSJO IPHFSCFSPFQWFSMFFOEFIFU(FSFDIUTIPG%FO)BBHXFMUPFTUFN NJOHPNIFUCFTMVJUUF nemen. Daartegen is de 03JODBTTBUJFHFHBBO
Inspraak OR m.b.t. uitvoeringsovereenkomst blijft beperkt tot adviesrecht
Beoordeling door de Hoge Raad
Eerste cassatiemiddel: primaire arbeidsvoorwaarde? %F03TUFMUJOIFUFFSTUF DBTTBUJFNJEEFM EBUFFOXJK[JHJOHWBOEFQFOTJPFOHSPOETMBHCF USFLLJOHIFFGUPQFFOQSJNBJSFBSCFJETWPPSXBBSEFFOEBBSPN OJFUPOEFSIFUJOTUFNNJOHTSFDIUWBOBSU803WBMU%FSFDI ter zou dan ook geen vervangende toestemming mogen verlenen.
Feiten in de uitspraak van de Hoge Raad 4UFOB-JOF#7 IJFSOB4UFOB-JOF IFFGUWPPSIFULBOUPPSQFSTP OFFMFFOQFOTJPFOSFHFMJOHPOEFSHFCSBDIUCJKFFOWFS[FLFSBBS*O IFUQFOTJPFOSFHMFNFOUXPSEUCFQBBMEEBUIFUQFOTJPFOHFWFOE TBMBSJTUXBBMGLFFSIFUNBBOETBMBSJTJT WFSNFFSEFSENFUEFWB LBOUJFUPFTMBHFOEFPWFSFFOHFLPNFOWBTUFVJULFSJOHFO)FULBO toorpersoneel krijgt een roostertoeslag voor werk gedurende CFQBBMEFVSFO IJFSOB035 *OFFOFFSEFSFQSPDFEVSFIBEIFU (FSFDIUTIPG%FO)BBHCFTMJTUEBUEF[F035NPFTUXPSEFO CFTDIPVXEBMTPWFSFFOHFLPNFOWBTUFVJULFSJOHJOEF[JOWBOIFU QFOTJPFOSFHMFNFOUFOEBBSPNNFEFHSPOETMBHXBTWPPSIFUQFO sioengevend salaris.
"SUJLFMMJEBBOIFGFOPOEFSBWBOEF803CFQBBMU A%FPOEFSOFNFSCFIPFGUEFJOTUFNNJOHWBOEFPOEFSOF NJOHTSBBEWPPSFMLEPPSIFNWPPSHFOPNFOCFTMVJUUPUWBTU TUFMMJOH XJK[JHJOHPGJOUSFLLJOHWBO BFFOSFHFMJOHNFUCFUSFLLJOHUPUFFOQFOTJPFOWFS[FLFSJOH ……….. .’
%F)PHF3BBEPPSEFFMU EBUFFO XJK[JHJOHJOFFO QFOTJPFOWFS [FLFSJOHTSFHFMJOHOJFUUPUEFQSJNBJSFBSCFJETWPPSXBBSEFOCF IPPSU)FUIPGIFFGUUFSFDIUHFPPSEFFMEEBUJOTUFNNJOHWBOEF
mei 2014 - PensioenAdvies 29
OR voor een wijziging van de pensioengrondslag vereist was. De Hoge Raad baseert dit op de parlementaire geschiedenis van de WOR, aangehaald door de advocaat-generaal in zijn conclusie. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de WOR in de jaren zeventig van de vorige eeuw de vraag onder ogen gezien of een (wijziging in een) pensioenverzekeringsregeling aangemerkt moet worden als primaire arbeidsvoorwaarde. Er werd toen een voorstel ingediend om dit als primaire arbeidsvoorwaarde te zien. De regering gaf aan dat je erover kunt twisten of pensioenverzekeringsregelingen tot de primaire arbeidsvoorwaarden behoren, maar vond zelf van niet. Maar afgezien daarvan vond de regering het argument van de indieners van het voorstel dat de vakbeweging over deze onderwerpen pleegt te onderhandelen, geen relevant argument om het wel tot de primaire arbeidsvoorwaarden te rekenen. Als de vakbeweging hierover onderhandelt en er komt een overeenkomst tot stand, vervalt immers de bevoegdheid van de OR op grond van art. 27 lid 3 WOR. De regeling van het derde lid (dat bepaalt dat instemming van de OR niet vereist is als de betrokken aangelegenheid voor de onderneming al inhoudelijk in een collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling van arbeidsvoorwaarden is vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan) is juist bedoeld om conflicten te voorkomen tussen de OR en de vakbeweging over de wederzijdse bevoegdheden. De wetgever heeft er dus expliciet voor gekozen om een pensioenverzekeringsregeling niet tot de primaire arbeidsvoorwaarden te rekenen. Sindsdien is dit onderdeel van de WOR niet gewijzigd. Kortom: een pensioenverzekeringsregeling wordt niet gezien als een primaire arbeidsvoorwaarde. Als de vakbeweging onderhandelt over de gewijzigde pensioengrondslag en er komt een overeenkomst tot stand, dan eindigt de bemoeienis van de OR. Maar als de vakbeweging hierover niet onderhandelt of er komt geen overeenkomst tot stand, dan is er voor het voorgenomen besluit van de ondernemer instemming van de OR nodig. De wetgever heeft er expliciet voor gekozen om dat zo te regelen. Tweede cassatiemiddel: toestemming rechter? De OR richt zich in het tweede middel tegen het oordeel van het hof dat de weigering van de OR om instemming te verlenen, onredelijk is. Alle omstandigheden van het geval dienen te worden betrokken in de beoordeling die het hof op basis van art. 27 lid 4 WOR uitvoert. Het hof heeft dat volgens de OR niet gedaan, dan wel onvoldoende kenbaar.
Artikel 27 lid 4 WOR bepaalt: ‘Heeft de ondernemer voor het voorgenomen besluit geen instemming van de ondernemingsraad verkregen, dan kan hij de kantonrechter vragen om het besluit te nemen. De kantonrechter geeft slechts toestemming, indien de beslissing van de ondernemingsraad om geen instemming te geven onredelijk is, of het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.’
De Hoge Raad oordeelt, dat dit middel slaagt. Het hof heeft zijn toestemming blijkbaar verleend op de in de WOR als eerste
30 PensioenAdvies - mei 2014
genoemde grond, namelijk dat de beslissing van de OR om geen instemming te verlenen, onredelijk is. Van een zodanige onredelijkheid is sprake indien de argumenten van de ondernemer voor het voorgenomen besluit zwaarder wegen dan die van de OR voor het onthouden van zijn instemming. Uit de beschikking van het hof blijkt niet, dat het de argumenten van de OR in zijn beoordeling heeft betrokken. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het Gerechtshof Den Haag en verwijst de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
Samenvatting uitspraak Hoge Raad Nu een wijziging van de pensioengrondslag gezien wordt als een wijziging van een andere dan een primaire arbeidsvoorwaarde, is een voorgenomen besluit daartoe bij een verzekerde regeling aan instemming van de OR onderhevig. Voor de beoordeling of het onredelijk is dat de OR zijn instemming aan het voorgenomen besluit onthouden heeft, moeten de argumenten van de ondernemer voor het voorgenomen besluit afgewogen worden tegen de argumenten van de OR tegen het voorgenomen besluit. Het Gerechtshof Amsterdam zal hierover moeten oordelen.
Stand van zaken rondom OR en pensioen Er is de laatste tijd veel te doen over de rol van de OR bij het tot stand komen en wijzigen van pensioenregelingen. De stand van zaken kan nu als volgt samengevat worden: t7PPS[PWFSIFUQFOTJPFOJOIPVEFMJKLBMJOFFODBPPGJOFFO publiekrechtelijke arbeidsvoorwaardenregeling is geregeld, is instemming van de OR niet vereist. t*OEF803JTFFOJOTUFNNJOHTSFDIUWFSMFFOEBBOEF03WPPS een voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een pensioenregeling die bij een verzekeraar wordt of is ondergebracht. t*OEF1FOTJPFOXFUJT JOBSUMJE BSU803WBOPWFS eenkomstige toepassing verklaard voor een werkgever die het voornemen heeft om de pensioenovereenkomst onder te brengen bij een premiepensioenstelling of bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of bij een pensioenfonds dat ook pensioenregelingen uitvoert waarop de sociale en arbeidswetgeving van een andere lidstaat van toepassing is en dat op basis daarvan ontheffing van bepaalde voorschriften heeft gekregen. De staatssecretaris heeft uitgelegd dat het instemmingsrecht van de OR daarmee geldt voor zowel een voorgenomen besluit tot onderbrenging van de pensioenovereenkomst bij genoemde pensioenuitvoerders als ook op een voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van de pensioenregeling (Brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 januari 2014, Kamerstuk 33 182, nr. 54). t4JOETBVHVTUVTIFFGUEFXFSLHFWFSJOTUFNNJOHWBOEF OR nodig voor een voorgenomen besluit tot vaststelling of intrekking van een pensioenovereenkomst die wordt uitgevoerd door een ondernemingspensioenfonds, een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds of door een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds voor het deel van de pensioenovereenkomst dat niet verplicht door dat bedrijfstakpensioenfonds hoeft te worden uitgevoerd. Het moet hierbij gaan om pensioenovereenkomsten van alle of van een groep van de in de
onderneming werkzame personen. Het gaat dus alleen om de collectieve elementen. t#JKPOEFSCSFOHJOHCJKFFOQFOTJPFOGPOETHFMEUIFUJOTUFN NJOHTSFDIUOJFU t%F03IFFGUHFFOJOTUFNNJOHTSFDIUPWFSEFVJUWPFSJOHTPWFS FFOLPNTU8FMIFFGUEF03FFOBEWJFTSFDIUPWFSEF WFSMFO HJOHWBOEF VJUWPFSJOHTPWFSFFOLPNTUFOPWFSIFUOJWFBVWBO TFSWJDFWFSMFOJOHWBOEFQFOTJPFOWFS[FLFSBBSBMTEFQFOTJPFOSF HFMJOHCJKFFOWFS[FLFSBBSPGQQJJTPOEFSHFCSBDIU%JUWMPFJU WPPSUVJUEFQSJODJQFTWPPSHPFEQFOTJPFOGPOETCFTUVVSEJF WPPSWFS[FLFSBBSTFOQQJTHFÕODPSQPSFFSE[JKOJOEF1FOTJPFO XFU0QCBTJTWBOEF[FQSJODJQFTNPFUEFXFSLHFWFSBBOEF 03PPLWFSBOUXPPSEJOHBýFHHFOPWFSCFQBBMEFPOEFSXFSQFO %JUHFMEUCJKWPPSCFFMEWPPSEFLFV[FTEJFIJKNBBLUXBBSCJKIJK JOWMPFEVJUPFGFOUPQEFSFTVMUBUFOWBOEFQFOTJPFOSFHFMJOH EFOLCJKWPPSCFFMEBBOFFOCFMFHHJOHTEFQPUXBBSCJKEFXFSLHF WFSCJOOFOCFQBBMEFHSFO[FOEFCFMFHHJOHFOLBOCFQBMFO %FTUBBUTTFDSFUBSJTWBO4PDJBMF;BLFOFO8FSLHFMFHFOIFJEIFFGU PQKBOVBSJ ,BNFSTUVL OS BBOHFLPOEJHE FFOXFUTWPPSTUFMUPUXJK[JHJOHWBOEF803JOUFXJMMFOEJFOFO *OIFUOBKBBSWBOXPSEUEJUWPPSTUFMWFSXBDIU;JKTUFMUEF WPMHFOEFXJK[JHJOHWPPS t%FEJGGFSFOUJBUJFOBBSIFUTPPSUQFOTJPFOVJUWPFSEFS WFS[FLF SBBS QQJPGQFOTJPFOGPOET EJFOUUFWFSWBMMFO%BBSNFFIFFGU FFOXFSLHFWFSJOTUFNNJOHWBOEF03OPEJHWPPSJFEFSWPPS HFOPNFOCFTMVJUUPUWBTUTUFMMJOH XJK[JHJOHPGJOUSFLLJOHWBO
FFOQFOTJPFOSFHFMJOH POHFBDIUEFQFOTJPFOVJUWPFSEFS t;JKHFFGUUFWFOTBBOEBU[JKHFFOBBOMFJEJOH[JFUWPPSFFONBUF SJÑMFXJK[JHJOHWBOEFNFEF[FHHFOTDIBQWBOEF03NFU CFUSFLLJOHUPUVJUWPFSJOHTPWFSFFOLPNTUFO0QCBTJTWBOEF 1FOTJPFOXFUIFCCFOEFFMOFNFSTFOHFQFOTJPOFFSEFOBM NFEF [FHHFOTDIBQPWFSEFVJUWPFSJOHWBOQFOTJPFOSFHFMJOHFO EPPSFFOQFOTJPFOGPOET%JUJTBOEFSTCJKVJUWPFSJOHEPPSFFO WFS[FLFSBBSPGQQJ XBBSWPPSHFFOXFUUFMJKLFNFEF[FHHFOTDIBQ JTHFSFHFME CFIBMWFEBOWJBEFQSJODJQFTWPPSHPFEQFOTJPFO GPOETCFTUVVS %FQSJODJQFTEJFCFUSFLLJOHIFCCFOPQFFOWFS[FLFSBBSPGQQJ XPSEFOQFSKVMJWFSWBOHFOEPPSEFCode Rechtstreeks verzekerde regelingen PQHFTUFMEEPPSIFU7FSCPOEWBO7FS[FLFSBBST FOEF4UJDIUJOHWBOEF"SCFJE%FJOWPFSJOHWBOEF[FDPEFMFJEU OJFUUPUFFOXJK[JHJOHWBOEFSFDIUFOWBOEF03%FJOTQSBBLWBO EF03NFUCFUSFLLJOHUPUEFVJUWPFSJOHTPWFSFFOLPNTUCMJKGUCF QFSLUUPUFFOBEWJFTSFDIU%FTUBBUTTFDSFUBSJTBDIUFFOJOIPVEFMJK LFXJK[JHJOHWBOEFNFEF[FHHFOTDIBQNFUCFUSFLLJOHUPUVJUWPF SJOHTPWFSFFOLPNTUFOEJFNFUFFOWFS[FLFSBBSPGQQJHFTMPUFO XPSEFO OJFUBBOHFXF[FO;JKXJMEFCFTUBBOEFSFHFMJOHXFM JO[JDIUFMJKLFSNBLFO
Mr. Berna Wattel - Veenstra a.s.r. Juridische Zaken, Adviesbureau Pensioen
mei 2014 - PensioenAdvies 31
Zorgplicht van de verzekeraar Op 1 januari 2014 is de Wijzigingswet financiële markten in werking getreden.1 Deze wet bepaalt dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot een algemene zorgplicht voor financiële dienstverleners. Hiertoe worden ook verzekeraars gerekend.2
DO O R PAUL CORV ER
Wat is een bijzondere zorgplicht? Het begrip is, voor zover mij bekend, niet gedefinieerd in wetgeving of rechtspraak.3 De reden daarvan is wellicht dat de vraag of een zorgplicht geldt en zo ja, hoever deze verplichting reikt, sterk afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van de concrete situatie. De oorsprong van de zorgplicht is de gedachte dat een particulier die zich op de financiële markt beweegt moet worden beschermd. De zorgplicht strekt ertoe te voorkomen dat die particulier een overeenkomst sluit die niet past bij zijn financiële positie, bij zijn doelstellingen of bij zijn risicobereidheid, respectievelijk dat de particulier te lichtvaardig of met ontoereikend inzicht een overeenkomst sluit.4 De oorsprong is daarnaast de gedachte om de particulier te beschermen tegen het gevaar van overwegend op emotionele gronden genomen beslissingen.5 Als de bijzondere zorgplicht niet is gebaseerd op een wet dan rijst de vraag waar die verplichting dan wel op is gebaseerd. Het is gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid en op het leerstuk van de onrechtmatige daad. Artikel 6:2 Burgerlijk Wetboek zegt dat contractspartijen verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Mr. P.J.M. Corver,
Artikel 6:248 lid 1 BW zegt: “Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.”
Juridische Zaken Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, ASR|De Amersfoortse Verzekeringen
32 PensioenAdvies - mei 2014
Het is tevens gebaseerd op art. 6:162 BW. Artikel 6:162 zegt dat als onrechtmatige daad kan worden
aangemerkt een handelen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Deze artikelen staan in Boek 6 BW; het algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht. “Redelijkheid en billijkheid” en “in het maatschappelijk verkeer betamelijk” zijn open normen. De inhoud ervan wordt bepaald door de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. De verzekeringsovereenkomst wordt in art. 7:925 BW omschreven als een overeenkomst waarbij de verzekeraar toegezegd heeft uit te keren als het risico waar tegen is verzekerd zich voordoet en waarbij de verzekeringnemer premie betaalt. Dat is een karige weergave van de verzekeringsovereenkomst. Op de verzekeringsovereenkomst zijn echter ook de eisen van redelijkheid en billijkheid van toepassing.6 Uit deze eisen vloeit dan voort dat verzekeraar en verzekeringnemer in hun handelen rekening moeten houden met de belangen van elkaar, dus zorg moeten tonen voor elkaars belangen.
Zorgplicht bij aanvraag verzekeringsovereenkomst Artikel 4:20 Wet op het financieel toezicht (Wft) zegt –samengevat– dat een financiële dienstverlener voorafgaand aan de totstandkoming van een verzekering de cliënt informatie moet geven voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van het product i.c. de verzekering. Artikel 4:21 Wft zegt dat als een verzekeraar een financiële dienst verleent (een verzekering aanbiedt) door tussenkomst van een bemiddelaar (een assurantietussenpersoon) de verplichting tot het verstrekken van deze informatie dan op deze tussenpersoon rust tenzij verzekeraar en tussenpersoon zijn overeengekomen dat verzekeraar die verplichting heeft.
Op 4 april 2014 oordeelde het Gerechtshof Den Haag: “Een zelfstandige assurantietussenpersoon (…) dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. De reikwijdte van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de cliënt voor zover kenbaar voor de tussenpersoon. Sinds 1 januari 2007 gold ingevolge artikel 4:21 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) jo. artikel 4:20 Wft voor [geïntimeerde] als tussenpersoon de verplichting om [appellant] informatie te verstrekken, voor zover dat redelijkerwijs relevant was voor een adequate beoordeling van die dienst of dat product.”7 In soortgelijke zin oordeelde de Rechtbank Utrecht op 6 oktober 2010: “Een assurantietussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever/aspirant-verzekeringnemer de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht en het is zijn taak te waken voor de belangen van die aspirant-verzekeringnemer. Tot deze taak behoort naar het oordeel van de rechtbank het doorsturen van correspondentie, zoals de clausulebrief, en het bewaken van de voortgang van een offerte-aanvraag. Het standpunt van [eiseres], dat ook op een verzekeraar de plicht rust om de voortgang van een offerte-aanvraag te bewaken in gevallen waarin een aspirant-verzekeringnemer een assurantietussenpersoon heeft ingeschakeld, vindt geen steun in het recht. De verzekeraar heeft dan ook geen zorgplicht geschonden door niet rechtstreeks contact met [eiseres] op te nemen.” 8
densverzekering aan van € 500.000 op zijn eigen leven. De verzekeraar geeft een voorlopige dekking van € 160.000. De verzekeraar correspondeert met de assurantietussenpersoon van de ondernemer over medische keuringsgegevens en een aanvullend onderzoek. Na verloop van enige maanden wordt de oorspronkelijke aanvraag geaccepteerd. De ondernemer is inmiddels overleden. De verzekeraar betaalt de voorlopige dekking van € 160.000 uit. Maar de nabestaanden vorderen de uitkering van de hele dekking. Het gerechtshof stelt voorop dat de verzekeraar jegens de aanvrager een zorgplicht heeft die meebrengt dat hij heeft te waken voor onredelijke vertraging vanaf het moment van de aanvraag. Welke termijn acceptabel kan worden geacht, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij in deze zaak met name van belang zijn de activiteiten die diende te worden verricht voor de afhandeling van de aanvraag alsmede het belang van de aanvrager dat in het geding is. Op feitelijke gronden komt het Hof tot de conclusie dat de verzekeraar in dit geval zijn zorgplicht niet heeft geschonden. Het is wel van belang er op te wijzen dat het Hof mee liet wegen dat het keuringsformulier onduidelijk was ingevuld door de keuringsarts (daar kon de verzekeraar niets aan doen), dat de aanvrager niet specifiek had laten weten welk belang hij bij de verzekering had (daar kon de verzekeraar ook niets aan doen), dat de aanvrager niet op spoed had aangedrongen en dat de verzekeraar een (beperkte) voorlopig dekking had verleend. Het Hof neemt in deze uitspraak aan dat van een zorgplicht van verzekeraar sprake is voordat de verzekeraar de verzekering heeft geaccepteerd. Dat sluit aan bij de vaste rechtspraak van de Hoge Raad.
Wordt derhalve een verzekering gesloten door tussenkomst van een zelfstandig assurantietussenpersoon dan rust de zorgplicht om informatie te verstrekken over bijvoorbeeld de omvang van de verzekeringsdekking en dekkingsbeperkingen bij de assurantietussenpersoon.
Volgens de Hoge Raad geldt : “partijen komen door in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst, tot elkaar (…) te staan in een bijzondere door de goede trouw beheerste rechtsverhouding, medebrengende dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.”12
Dat laat echter onverlet dat vaste rechtspraak van de Hoge Raad zegt: “partijen komen, door in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst, tot elkaar (…) te staan in een bijzondere door de goede trouw beheerste rechtsverhouding, medebrengende dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.9
De Raad van Toezicht Verzekeringen oordeelde in de uitspraak van 18 juni 200113 dat een verzekeraar in beginsel vrij is naar eigen inzicht te beoordelen of hij een verzekering al dan niet of onder beperkende voorwaarde zal aangaan; dat behoort tot het bedrijfsbeleid van de verzekeraar.
Vertaald naar het sluiten van een verzekeringsovereenkomst betekent dit uitgangspunt dus dat contractsvrijheid voorop staat (althans indien er geen acceptatieplicht geldt zoals bij een basisverzekering tegen ziektekosten volgens de Zorgverzekeringswet). maar dat die vrijheid is begrensd door de redelijkheid en billijkheid. De toenmalige Raad van Toezicht Verzekeringen oordeelde in gelijke zin, namelijk dat contractsvrijheid voorop staat maar dat een (inhoudelijke) acceptatiebeslissing van de verzekeraar toch kan worden getoetst en dat “van zodanig uitzonderlijk geval sprake kan zijn indien de verzekeraar onvoldoende rekening houdt met de belangen van de aspirantverzekeringnemer.”10 In het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 mei 201311 ging het om het volgende. Een ondernemer vraagt een overlij-
Dat beleid kan in het algemeen niet door de Raad van Toezicht worden getoetst, behalve in uitzonderlijke gevallen. Van zo’n uitzonderlijke geval kan sprake zijn als de verzekeraar onvoldoende rekening houdt met de belangen van de aspirant-verzekeringnemer. Deze heeft er immers belang bij dat een verzekering niet op willekeurige gronden wordt geweigerd omdat weigering van een verzekeringnemer door een verzekeraar doorgaans tot gevolg heeft dat het voor de aspirant-verzekeringnemer moeilijker wordt de verzekering bij een andere verzekeraar onder te brengen. Met een soortgelijke gedachtenroute heeft de Hoge Raad ook een waarschuwingsplicht aangenomen in verband met fiscale risico’s bij het sluiten van een verzekeringsovereenkomst.14 Dus afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het concre-
mei 2014 - PensioenAdvies 33
te geval kan soms een zorgplicht van de verzekeraar worden aangenomen ten tijde van de aanvraag van een verzekering.
Zorgplicht na sluiten van verzekeringsovereenkomst Bestaat er na het sluiten van de verzekering een zorgplicht van de verzekeraar? Indien een verzekerde aanspraak maakt op een uitkering op grond van de verzekering, dan zal de verzekeraar die vordering niet dan na behoorlijk onderzoek mogen afwijzen en hij zal die afwijzing behoorlijk moeten motiveren. Uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kàn voortvloeien dat, wanneer de verzekeraar zijn afwijzing op een bepaalde grond heeft doen steunen, hij daarop niet kan terugkomen door haar nadien, wanneer die grond onjuist is gebleken, op een andere grond te baseren.15 Of er een zorgplicht is en zo ja, hoe ver die reikt is net als bij de aanvraag van een verzekering afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. Daarbij zullen onder meer van belang zijn de mate van stelligheid waarmee een oordeel over het recht op uitkering door de verzekering is geformuleerd, de mate van precisie van de aangevoerde grond, alsmede of het gaat om een verzoek van de verzekerde een standpunt te willen innemen in verband met door hem te maken kosten (bijvoorbeeld die in verband met cosmetische operatie die verzekerde wil laten doen) dan wel om een verzoek om dekking van reeds geleden schade (bijvoorbeeld de vraag of diefstal van juwelen uit een auto onder de dekking valt). Het Gerechtshof van Amsterdam oordeelde op 21 oktober 2008 dat kostbare tijd verloren was gegaan voor onderzoek over de vraag of en in hoeverre een verzekerde wel of niet arbeidsongeschikt was in de zin van de polis. De verzekeraar behoorde zich daarbij te realiseren dat het ging om een verzekering van een ondernemer tegen het risico van inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Voor de financiële bestaanszekerheid van zo’n ondernemer kon dit van wezenlijk belang zijn. De verzekerde had dan ook een groot belang bij dekking tegen inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Daarom, aldus het Hof in deze zaak, behoorde de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeraar als redelijk handelend verzekeraar en in overeenstemming met haar jegens een verzekeringnemer geldende zorgplicht zelf actie te ondernemen om de te beoordelen of de verzekerde arbeidsongeschikt was.16 Overigens leert de praktijk dat arbeidsongeschiktheidsverzekeraars een aanspraak op een uitkering vanwege arbeidsongeschiktheid voortvarend beoordelen door middel van medische en/of arbeidskundige onderzoeken. Dat was in deze zaak kennelijk niet gebeurd. In een rechtszaak die op 13 augustus 2013 eindigde bij het Gerechtshof in Arnhem moest de vraag beantwoord worden of verzekerde recht had op wettelijke rente (art. 6:119 BW) na een hernieuwde vaststelling van de arbeidsongeschiktheid. De verzekerde vond van wel omdat de verzekeraar er volgens hem veel te lang over had gedaan om de arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Het Hof was het niet met hem eens. Het Hof begon er mee vast te stellen dat de verzekeraar nu eenmaal eerst onderzoeken moet laten verrichten om de arbeidsongeschiktheid vast te stellen voordat een recht op uitkering bestaat. Dat de verzekeraar achteraf vaststelt dat verzekerde met ingang van een datum in het verleden
34 PensioenAdvies - mei 2014
arbeidsongeschikt is en op basis daarvan een uitkering met terugwerkende kracht heeft toegekend, hoeft niet te betekenen dat de verzekeraar in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst is tekortgeschoten. Dat is pas het geval als de verzekeraar niet aan haar verplichting heeft voldaan om op zorgvuldige wijze medische en/of arbeidskundige onderzoeken te laten plaatsvinden om op basis van de verkregen adviezen vast te stellen of en in welke mate er sprake is van arbeidsongeschiktheid, dan wel anderszins op ondeugdelijke gronden heeft geweigerd tot uitkering over te gaan. Pas dan schendt de verzekeraar haar zorgplicht bij het vaststellen van het recht op uitkering. In deze zaak had de verzekeraar voortvarend gehandeld, de verzekeraar was dan ook niet toerekenbaar tekort gekomen in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en dus had de verzekerde geen recht op wettelijke rente over de uitkeringen.17 Er geldt derhalve een algemene zorgplicht voor verzekeraars. De invulling daarvan is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifiek geval. Noten 1 Staatsblad, 5 december 2013, Jaargang 2013, nr. 487 2 Artikel 1.1 Wet op het financieel toezicht 3 Mr. Dr.ir. T.F.E. Tjong Tjin Tai omschrijft zorgplichten als “plichten die zijn gericht op de bevordering of bewaring van bepaalde belangen.” Het Verzekerings-Archief, Tijdschrift voor Verzekeringswetenschap, jaargang 86, 3e kwartaal, 2009, blz. 101 4 Hoge Raad 03-02-2012; ECLI:NL;HR;2012:BU4914 en CvB Kifid 2010-390 5 Hoge Raad 24-12-2010; ECLI:NL:HR:2010:BO1799 6 Hof Den Haag 04-02-2014 ECLI:GHDHA:2014:147 7 Rechtbank Utrecht 06-10-2010 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN9614 8 HR17 februari 2006, NJ 2006/378 9 HR 15 november 1957, NJ 1958/67 10 RvT Verzekeringen 18 juni 2001, 2001/37 11 Hof Amsterdam 7 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1473 12 HR 15 november 1957, NJ 1958/67 13 Uitspraak 2001/37 Med. 14 HR 9 maart 2012 ECLI:NL:HR:2012:BU9206 15 CvB Kifid 2012-002 en HR 3 februari 1989, NJ 1990/476 16 Hof Amsterdam 21 oktober 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BH5983 17 Hof Arnhem-Leeuwarden 13 augustus 2013, ECLI:NL:2013:6004
Nuances bij afstand van pensioen In Nederland kennen wij geen wettelijke pensioenplicht. In beginsel zijn werkgever en werknemer vrij al dan niet afspraken te maken over pensioen. De ‘contractsvrijheid’ brengt met zich mee dat de werkgever geen aanbod van de pensioenovereenkomst hoeft te doen en de werknemer het aanbod evenmin hoeft te aanvaarden. Net als iedere overeenkomst komt een pensioenovereenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding (art. 6: 217 lid 1 BW).
DO O R JUANITA S U TRISN A
Beperkingen contractsvrijheid t%FDPOUSBDUTWSJKIFJEJTFDIUFSOJFUWPMMFEJH#JOOFOCFQBBMEFTFDUPSFO [PBMTEFNFUBBMTFDUPS LBO EFXFSLHFWFSPGPOEFSOFNFSCJKWPPSCFFMEWFSQMJDIU[JKO[JDIBBOUFTMVJUFOCJKIFUCJOOFOEF CSBODIFHFMEFOEFCFESJKGTUBLQFOTJPFOGPOET PG CFSPFQTQFOTJPFOGPOET 0PLLBOEFDPOUSBDUTWSJKIFJEXPSEFOCFQFSLUEPPSFFODBP EJFEFFMOBNF BBOFFOCJOOFOIFUCFESJKGHFMEFOEFQFOTJPFOSFHFMJOHWFSQMJDIU t%FDPOUSBDUTWSJKIFJEUVTTFOXFSLHFWFSTFOXFSLOFNFSTLBOCPWFOEJFOXPSEFOCFQFSLUEPPSEF 1FOTJPFOXFU ;PWFSFJTUEF1FOTJPFOXFUEBUEFXFSLHFWFSEF XFSLOFNFSCJOOFOFFONBBOEOB[JKOJOEJFOTUUSFEJOHTDISJGUFMJKLJOGPSNFFSUPGIJKEFXFSLOFNFSBM EBOOJFUFFOBBOCPEEPFUWPPSEFQFOTJPFOPWFSFFOLPNTU JOJUJÑMFJOGPSNBUJFQMJDIU %PFUEFXFSLHFWFSEBUOJFU EBOXPSEUIJKHFBDIUPOIFSSPFQFMJKL FFOQFOTJPFOBBOCPEUFIFCCFOHFEBBO WPPS[PWFS EJFXFSLOFNFSCFIPPSUUPUEF[FMGEFHSPFQWBO XFSLOFNFST BBOXJFEFXFSLHFWFSSFFETFFOQFO TJPFOBBOCPEIFFGUHFEBBO BSU MJE1FOTJPFOXFU
Mr. Juanita Sutrisna CPL Tweedepijler Pensioenadvies
%JU[PHFIFUFOAvermoeden van een pensioenaanbod’ HFMEUPPLWPMHFOTBSU1FOTJPFOXFUJOEFTJUVBUJF WBOFFOPWFSHBOHWBOFFOPOEFSOFNJOH%JUBSUJLFM CFQBBMUEBU JOEJFOEFPWFSESBHFOEFXFSLHFWFS EF WFSWSFFNEFS NFU[JKOXFSLOFNFSTHFFOQFO TJPFOPWFSFFOLPNTUIFFGUHFTMPUFOFOEFWFSLSJKHFOEFXFSLHFWFSEBBSFOUFHFOWØØSIFUUJKETUJQWBOEF PWFSHBOHXÒMFFOQFOTJPFOPWFSFFOLPNTUNFU[JKO XFSLOFNFSTIFFGUHFTMPUFO EFWFSLSJKHFSHFBDIU XPSEUFFO[FMGEFQFOTJPFOBBOCPEUFIFCCFOHFEBBO BBOEFXFSLOFNFSTWBOEFPWFSESBHFOEFXFSLHFWFS WFSWSFFNEFS
%JUWFSNPFEFOWBOBBOCPEJTOJFUWPPSUFHFOCFXJKT WBUCBBSFOLBOIJFSWBOOJFUDPOUSBDUVFFMXPSEFO BGHFXFLFO
Afstandsverklaring *OEFTFDUPSFOXBBSEFDPOUSBDUTWSJKIFJEXÒMHFMEU JTEFXFSLHFWFSWSJK[JKOQFOTJPFOSFHFMJOHPOEFSUF CSFOHFOCJKFFOWFS[FLFSBBSPGFFOQSFNJFQFO TJPFOJOTUFMMJOH 11* &FOXFSLOFNFSEJFCJKEJF XFSLHFWFSJO EJFOTUUSFFEU IFFGUEFNPHFMJKLIFJEBMEBO OJFUEFFMUFOFNFOBBOEFQFOTJPFOSFHFMJOH WBOEFXFSLHFWFS)JKJTEVT OJFUWFSQMJDIU EBBSBBOEFFMUFOFNFO*NNFST IJKLBOPPLLJF[FO WPPSFFOIPHFSTBMBSJT&FOBOEFSFSFEFOPNOJFUUF LJF[FOWPPSEFQFOTJPFOSFHFMJOHWBOEFXFSLHFWFS LBOPPL HFMFHFO[JKOJOIFUGFJUEBUEFXFSLOFNFSEFQFO TJPFOSFHFMJOHWBO[JKOXFSLHFWFSUFNBHFSWJOEUFO NFFOUFFOCFUFSFQFOTJPFOSFHFMJOHFMEFSTJOEJWJEVFFMUFLVOOFOUSFGGFO
Werkgever moet zich ervan overtuigen dat werknemer bewuste keuze maakt
%BBSXBBSXÒMEFDPOUSBDUTWSJKIFJEHFMEU IFFGUEF XFSLOFNFSEVTEFNPHFMJKLIFJEBGTUBOEUFEPFO WBOIFUQFOTJPFOBBOCPEEPPSEFXFSLHFWFS%F XJK[FXBBSPQFFOQFOTJPFOPWFSFFOLPNTUUPUTUBOE LPNUPGEFBGXJK[JOHWBOIFUQFOTJPFOBBOCPE QMBBUTWJOEUJTWPSNWSJK
mei 2014 - PensioenAdvies 35
In de praktijk en om bewijstechnische redenen is het gebruikelijk schriftelijk vast te leggen dat de werknemer niet zou gaan deelnemen binnen de onderneming geldende pensioenregeling. Een dergelijke schriftelijke vastlegging staat in de praktijk bekend als ‘afstandsverklaring’, waarin feitelijk de werknemer verklaart dat hij het aanbod tot het sluiten van de pensioenovereenkomst met diens werkgever niet aanvaardt.
Mogelijkheid afstandsverklaring Menig verzekeraar en/of tussenpersoon staat een afstandsverklaring veelal niet toe. Daarbij wordt in het algemeen de Pensioenwet of de Algemene wet gelijke behandeling als excuus aangehaald. Niet geheel terecht. Immers, de Pensioenwet biedt hiervoor geen rechtsgrond. Het bestaan van een afstandsverklaring kan onder omstandigheden voor bepaalde groepen werknemers wèl de indruk wekken dat deze niet gelijk worden behandeld. Het kan bijvoorbeeld toeval zijn dat wanneer de werknemers die het aanbod van deelname aan de pensioenregeling hebben geweigerd, zij zich onderscheiden van de gehele groep werknemers. Stel dat een fulltimer wel deelneemt aan de pensioenregeling, en een parttimer niet, omdat deze laatste afstand heeft gedaan van deelname aan de pensioenregeling. Dit kan de schijn van discriminatie op grond van arbeidsduur wekken (art. 7: 648 BW). Hetzelfde geldt voor de discriminatiegronden van geslacht, burgerlijke staat, leeftijd, en tijdelijkheid van de arbeidsovereenkomst. Om de schijn van discriminatie te voorkómen verdient het aanbeveling in de afstandsverklaring vast te leggen wat de reden is van afstand van deelname aan pensioen. Afstand van pensioen is daarom wettelijk nog steeds mogelijk, tenzij er sprake is van verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds of een cao.
Verplichte aansluiting bij bedrijfstakpensioenfonds Het komt ook regelmatig voor dat een werkgever, die zijn pensioenregeling reeds heeft ondergebracht bij een verzekeraar geconfronteerd wordt met een verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds. De werkgever ontvangt dan een aanschrijving of een premienota van het fonds. Het is niet uitgesloten dat de werkgever zich in een dergelijke situatie met terugwerkende kracht zal dienen aan te sluiten bij het desbetreffende pensioenfonds, tenzij door het fonds dispensatie van aansluiting wordt verleend. Voor de werknemers die afstand hadden gedaan van deelname in de collectieve pensioenregeling, die bij de verzekeraar is ondergebracht, geldt dan dat zij alsnog met terugwerkende kracht worden opgenomen in de verplichte pensioenregeling en pensioenpremies moeten betalen. De werkgever kan door deze werknemers met schadeclaims worden geconfronteerd. De werkgever zal voor deze werknemers vervolgens met terugwerkende kracht werkgeverspremies moeten betalen.
Pensioenovereenkomst vs. Uitvoeringsovereenkomst De pensioenovereenkomst sec staat los van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de verzekeraar. Hierin wordt meestentijds overeengekomen dat de verzekeringsnemer (lees
36 PensioenAdvies - mei 2014
werkgever) verplicht is alle werknemers aan te melden. Doet de werkgever dat laatste niet, dan komt hij de uitvoeringsovereenkomst niet na, hetgeen tot een vordering tot nakoming, schadeplichtigheid en/of toepassing van een boetebepaling kan leiden. De werknemer is niet gebonden aan die uitvoeringsovereenkomst en behoudt ten opzichte van zijn werkgever zijn contractsvrijheid. Indien de werkgever en werknemer een arbeidsovereenkomst aangaan zonder pensioentoezegging is deze dus tussen hen zonder meer rechtsgeldig. De praktijk leert echter, dat de werkgever in een dergelijke situatie niet snel geneigd is mee te werken aan de wens van de werknemer tot niet deelnemen aan de pensioenregeling.
Risico’s afstandsverklaring Afstand doen van pensioen is evenwel niet zonder risico’s voor zowel de werknemer als de werkgever. Zorgvuldigheid is daarom geboden. Een werknemer die afstand doet van deelname aan de binnen zijn bedrijf geldende pensioenregeling doet niet alleen afstand van ouderdomspensioen, maar vaak ook van partner- en wezenpensioen en premievrijstelling van arbeidsongeschiktheid. Ook doet hij daarmee afstand van de werkgeversbijdrage aan de pensioenpremie. Compensatie van de werkgeversbijdrage in de vorm van een evenredige salarisverhoging of een andere vorm van compensatie is geen vanzelfsprekendheid. Daarover dient te worden onderhandeld en derhalve nadrukkelijk overeengekomen met de werkgever.
Reden voor afstand deelname pensioen vastleggen in afstandsverklaring
Komt de werknemer vervolgens terug op zijn eerder gemaakte keuze tot niet deelnemen, dan zal hij door de pensioenuitvoerder in het algemeen medisch worden gekeurd alvorens hij deel kan nemen aan de pensioenregeling. De Pensioenwet verplicht de werkgever niet om voorafgaande aan het sluiten van de pensioenovereenkomst informatie te geven over de inhoud van de pensioenregeling. Op basis van goed werkgeverschap (7: 611 BW) is de werkgever arbeidsrechtelijk evenwel gehouden de werknemer te informeren. Voor een rechtsgeldig afstand doen van een aangeboden pensioenvoorziening is de welbewuste keuze (instemming) van de werknemer om niet deel te nemen vereist (‘informed consent’). Wat onder een welbewuste keuze moet worden verstaan is in de vakliteratuur en jurisprudentie geconcretiseerd. De feiten en omstandigheden van het individuele geval zijn hierbij bepalend. Gedragingen van werknemer, maar ook van de werkgever zijn hierbij van belang. Daar pensioen een complexe aangelegenheid is zal in het algemeen van de werkgever worden verwacht dat deze de werknemer informeert over de mogelijke gevolgen van het niet deelnemen aan de pensioenregeling. De werkgever moet zich er kortom van overtuigen dat de werknemer een bewuste keuze heeft gemaakt. Dit vereiste geldt des te meer, indien er materiële belangen van de werknemer-pensioendeelnemer op het spel staan.
Conclusie Afstand van pensioendeelname is wettelijk nog steeds toegestaan, tenzij er sprake is van verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds of cao. Het bestaan van afstandsverklaring kan onder bepaalde omstandigheden de indruk wekken dat er in strijd wordt gehandeld met gelijke behandelingsvoorschriften.
Advies voor de praktijk Om de risico’s van afstandsverklaring voor de werkgever te beperken verdient het aanbeveling dat de werkgever de werknemer schriftelijk informeert over de inhoud van de pensioenregeling én de gevolgen van de keuze van de werknemer om niet deel te nemen aan de pensioenregeling ten aanzien van het overlijden, de arbeidsongeschiktheid en de werkgeversbijdrage. Voor de werkgever is het van belang dat hij kan aantonen dat de werknemer duidelijk is geïnformeerd. Dit kan in de vorm van een afstandsverklaring of afstandsovereenkomst zijn, die door de werknemer en eventueel diens partner wordt ondertekend. Tekent de partner mee, dan is de werkgever gehouden de echtheid van de handtekening te controleren. Dit laatste volgt uit de uitspraak van de Kantonrechter Apeldoorn van 9 januari 2013. Het verdient verder aanbeveling om de afstandsverklaring resp. afstandsovereenkomst periodiek te laten ondertekenen, omdat een wijziging in de privésituatie van de werknemer ertoe kan leiden dat de werknemer zijn eerdere verklaring om het pensioenaanbod niet te aanvaarden wenst te herzien. Deze zorgvuldige aanpak is onontbeerlijk om aan te tonen dat de werkgever arbeidsrechtelijk heeft voldaan aan het vereiste van art. 7: 611 BW. Dat collectief pensioen ook een sterk arbeidsrechtelijk component heeft moge duidelijk zijn. In pensioenrechtelijke kwesties beslist de rechter dan ook vaak op basis van aanvullende eisen voortvloeiend uit het goed werkgeverschap of de aard van de rechtsverhouding tussen werkgever en werknemer, waardoor de zogeheten ‘informed-consent’ normen zijn gaan gelden in zowel arbeids- als pensioenrechtelijke zaken.
mei 2014 - PensioenAdvies 37
We zijn een mutatiefobisch volkje. Alle veranderingen knagen aan ons zekerheidsgevoel en dat willen we koste wat kost in stand houden. De krant die eindelijk kiest voor een modern lettertype wordt geheid geconfronteerd met verlies aan abonnees. De fabrikant die de verpakking wat eigentijdser vorm geeft zal in koeienletters moeten aangeven dat de verandering louter en alleen het uiterlijk betreft en niet de inhoud.
Ambitie Kortom: de Nederlander die al van streek raakt als een wegwijsbord langs de autoweg van een nieuwe tekst is voorzien, moet je niet in een psychische chaos storten door aan de fundamenten van zijn bestaanszekerheden te gaan morrelen. De weg van de wieg tot het graf is immers al geplaveid met genoeg verrassingen, waarvan de onaangename verreweg in de meerderheid zijn. De partners die jarenlang samen optrokken in de pensioenfondsbesturen hebben met recht het predikaat sociaal verdiend. Ingegeven door hun maatschappelijke bevlogenheid en het inlevingsvermogen in de innerlijke roerselen van hun protegés hebben zij werknemend Nederland de illusie laten behouden dat na geboorte en dood het pensioen de derde zekerheid is in het leven. Toegegeven, die taak was vroeger toen een behoorlijk percentage van de deelnemers de pensioengerechtigde leeftijd niet haalde makkelijker dan nu. Maar dat doet niet af aan de bewonderenswaardige manier waarop zij des deelnemers zielerust koesterden door ambitie als zekerheid te serveren. Het is bepaald dan ook niet aan de partners te wijten dat het bruto pensioenproduct – dus verpakking en inhoud – aan glans moest inboeten. De subtiele manier waarop zij eindloonregelingen in middelloon wisten om te boetseren verdiende een Oscar en datzelfde geldt in niet mindere mate voor de knappe ingrepen waarmee het DC-schip onder DB-vlag kon verder varen. Het omschoffelen van zekerheid in onrust heeft niets met deze cosmetische ingrepen te maken, maar is louter toe te schrijven aan de onverantwoorde strapatsen van banken, beurzen,
38 PensioenAdvies - mei 2014
overheden en natuurlijk het vermaledijde Europa. Nu is gebeurd wat de pensioenfondsbestuurders met zoveel zorg, inzicht en bekwaamheid decennialang hadden weten te voorkomen: de onzekerheidsgeest is uit de fles. En waar sommige nieuwlichters in het pensioendomein daardoor de kans schoon zien om het stelsel eerlijker voor alle deelnemers, betaalbaar en duurzaam te maken, hebben de traditionelen hun eigen strategie al paraat: als een enkele aanpassing nodig is, dan moet dat maar. Als wel voorop blijft staan dat we het beste pensioenstelsel ter wereld hebben en dat elke verandering die positie kan aantasten. De wereld mag dan wel doordraaien, maar laten we goed beseffen dat zij dat doet rond onze niet van zijn plaats te branden pensioenzon. Dat de zonnestralen de ene deelnemer wat meer verwarmen dan de andere is een detail dat op de koop genomen moet worden. Zelfs een topstelsel is nooit volledig slachtoffervrij, maar dat maakt het stelsel er niet minder top om. De boodschap is duidelijk bij het ministerie binnengekomen. Op de werkvloer van SZW werken ambtenaren aan de onmogelijke opdracht om bestaande rechten te handhaven, contracten vol percepties te eerbiedigen, verpakkingen te moderniseren, geesten in flessen terug te duwen, sociale partners niet teveel tegen zich in het harnas te jagen, nieuwe ideeën als waardevol te bestempelen, jongeren en ouderen tot elkaar te brengen en verzekeraars, ppi’s en fondsen een plaatsje in het marktveld te gunnen. Om maar een stukje van deze ambitie waar te maken gaat voor de geboorte van elke wetswijziging een olifantsdracht vooraf. Die zekerheid mogen we blijven koesteren.
IN 8 UUR ALLE INS-AND-OUTS VAN FINANCIAL (LIFE) PLANNING
Master Financieel Planner (MFP) in 1 dag®
Meer info ijven? r h c s n i n e fp1dag m / l n . r e w www.k lu
Leer van topadviseurs uit de praktijk hoe financiële planning u helpt om uw omzet te verdubbelen Met praktische tools om integraal financieel advies direct morgen toe te passen binnen uw adviespraktijk De Masteropleiding Financieel Planner vraagt een investering van minimaal een jaar studietijd en al snel 12.500 euro – en dat is niet voor iedereen een optie. Daarom is er nu een uitstekend alternatief: ‘Master Financieel Planner in 1 dag®’. In slechts één dag behandelt financieel expert Ramón Wernsen samen met enkele topadviseurs uit de praktijk de belangrijkste vakgebieden en inzichten van Financial planning. Tijdens de dag komen alle praktische zaken aan bod waarmee u écht iets kunt in uw adviespraktijk. Met uw opgedane kennis en praktische tools die u na afloop ontvangt, kunt u dan ook direct de volgende dag al aan de slag. Gaat het u niet om de titel, maar wel om de praktische kennis van financial planning? En wilt u die kennis direct in de praktijk kunnen toepassen? Dan mag u dit unieke seminar niet missen! Na deelname kunt u onder andere: Uw klanten een integraal financieel advies geven (en hiervoor doorlopend betaald krijgen) Uw klanten helpen hun financiële zaken af te stemmen op hun wensen, doelen en dromen Integraal financieel advies verkopen, opstellen, presenteren, uitvoeren en actueel houden Dé adviseur zijn voor uw klanten op het gebied van inkomensplanning, vermogensplanning, nalatenschapplanning plus alle andere voor uw klanten relevante financiële zaken
Sprekers Ramón Wernsen - Bruin MFP, CFP® Mr. Frits van der Kamp CFP® Drs. Jeroen J.A. Knol Mr. Arjen Schepen Masha Bril
Voor wie geschikt? Master Financieel Planner (MFP) in 1 dag® is speciaal ontwikkeld voor financieel planners, accountants, financieel adviseurs en hypotheek- of belastingadviseurs. Ook als u overweegt financieel planner te worden of vanuit een andere rol klanten integraal financieel advies wilt geven, is dit seminar uitermate geschikt voor u.
NOAB
in aanvraag 8 pe-uren
in aanvraag
+ COMPLETE INHOUD VAN FISCAAL MEMO OP UW SMARTPHONE OF TABLET
+ 4 KALENDERJAREN NAAST ELKAAR; BRONVERMELDING NAAR WETGEVING EN BELEIDSBESLUITEN
RAZENDSNEL RAZENDSSNEL ZOEKEN EN VINDEN DEN IN IN DE VOLLEDIGE UD VAN V FISCAAL MEMO INHOUD
COMPLEET GEMAK IN FEITEN EN CIJFERS OVERZICHT HT VAN VERSCHENEN WIJZIGINGEN GEN EN MAANDELIJKS VOLLEDIG G HERZIENE EDITIE IN DE APP
FAVORIETE PARAGRAFEN EN REKENTOOLS MARKEREN EN SNEL RAADPLEGEN
REKENTOOLS DIE MEERDERE BELASTINGJAREN BESLAAN
+
+ Visma .ne
t
praktij k
janu
ari
2014 od
voor u
Gratis App
w
inlogc
FISCAA L janu ari
Al le es se nt ië le fe it en en ci jfe rs
43 e e d
it ie
OID
826 -60
1
2014
ANDR N E IOS VOOR ww w.k w
luwerm
em o.n
NUR
Alle relevante feiten en cijfers handig bij elkaar. Slimme tools die uw werk nóg makkelijker maken. Fiscaal Memo – de app inclusief het boek – is hét standaardinstrument voor iedere belastingdeskundige. Wilt u ook kunnen rekenen op Fiscaal Memo? Bestel ‘m dan direct op kluwermemo.nl/app
e
Sla om
l