Zaaknummer:
Z - 15024760
Documentnummer: INT - 1514400
Toelichting agendapunten vergadering raadscommissie Sociaal Domein d.d. 16 juni 2015.
4.
Vaststelling van de besluitenlijst van de vergadering van 12 mei 2015.
Naast de vaststelling van de besluitenlijst is bij dit agendapunt de stand van zaken betreffende de toezeggingenlijst aan de orde. Afspraak is dat alleen die toezeggingen worden besproken die op deze commissie betrekking hebben. 5.
Ingekomen stukken en mededelingen.
Eventuele mededelingen worden aan u gedaan. Er zijn geen ingekomen stukken. 6.
Bespreking motie PNL over ouderbijdrage jeugdzorg GGZ.
Bij dit agendapunt wordt de ingediende motie van de PNL inzake ouderbijdrage jeugdzorg GGZ besproken. De portefeuillehouder zal de laatste stand van zaken met u delen. 7.
Toelichting afbakeningsproblematiek.
Bij dit agendapunt wordt een toelichting gegeven op de raadsinformatiebrief “Afbakeningsvraagstukken in de Wmo”. 8.
Verdeling Klijnsma-middelen aan de hand van gekozen uitgangspunten minimabeleid gemeente Laarbeek binnen Peelsamenwerking 6.1.
Gevraagd wordt om advies uit te brengen over het voorliggende raadsvoorstel en concept besluit tot instemming met de genoemde verdeling van de extra Klijnsma-middelen in het kader van minimabeleid. 9.
Concept Subsidieprogramma maatschappelijke ontwikkeling 2016-2019.
Bedoeling van deze bespreking is een gedachtewisseling en het aanleveren van nieuwe ideeën hoe uitvoering gegeven kan worden aan de nieuwe subsidieregeling voor activiteiten plusaanbod ofwel de maatschappelijke tegenprestatie. 10. Voorstel tot vaststelling van de Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015 en het beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen. Gevraagd wordt om advies uit te brengen over het voorliggende raadsvoorstel en concept besluit tot vaststelling van de verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015 en het beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen.
11. 1e Tussenrapportage 2015. Gevraagd wordt om advies uit te brengen over het voorliggende raadsvoorstel en concept besluit tot vaststelling van de 1e tussenrapportage 2015. 12. Stand van zaken voorzieningsclusters. Bij dit vaste agendapunt wordt u geïnformeerd over de stand van zaken. 13. Stand van zaken transities Peel 6.1. Bij dit vaste agendapunt wordt u geïnformeerd over de stand van zaken.
Z - 15024327 INT - 1514268
Besluitenlijst van de vergadering van de commissie Sociaal Domein d.d. 12 mei 2015 Aanwezig: mevrouw M.C. Slaets-Sonneveldt
voorzitter
de heer F.M.J. Biemans
lid
de heer A.M. Brouwers
lid
de heer T.M. van Delden
lid
de heer H.J.G. Maas
lid
de heer M.L.C. Spoorendonk
lid
de heer J.C.M. Verschuren
lid
de heer M.L.M. van Heijnsbergen
griffier
de heer J.H.C.M. Briels
wethouder
mevrouw G.T. Buter
wethouder
Afwezig: mevrouw G.J.J. Vereijken 1.
lid
Opening
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Zij meldt dat Mevrouw Vereijken wordt vervangen door mevrouw Van Oosterhout. 2. Vaststelling van de agenda De commissie stelt de agenda conform voorstel vast. 3. Spreekrecht Er hebben zich geen insprekers gemeld. 4. Vaststelling van de besluitenlijst van de vergadering van 31 maart 2015 De besluitenlijst wordt vastgesteld. 5.
Ingekomen stukken en mededelingen
Wethouder Buter wijst op de raadsinformatiebrief die onlangs is verspreid over het onderzoek gemeenschapshuizen en sporthallen in Laarbeek. Het rapport ligt vertrouwelijk ter inzage omdat er privacygevoelige informatie in staat. Het onderzoek heeft ook betrekking op de exploitatie in de toekomst. Indien daar behoefte aan is zal zij daar graag over in gesprek gaan met de commissie. Wethouder Briels meldt dat het college heeft besloten om aan de Lieshoutse Wielrenners een bijdrage toe te kennen conform de jubileumregeling, aangevuld met een éénmalige extra subsidie van € 1.000,-. Dit vanwege de extra kosten in verband met het te organiseren Nederlands Kampioenschap jeugd. Verder meldt hij dat er een artikel verschijnt in het Eindhovens Dagblad over de bijeenkomst die wordt georganiseerd met de ouders van een twintigtal jongeren die zorgen baren vanwege overlast. Het plan is om samen met Bureau HALT, de stichting Vierbinden en maatschappelijk werk een traject op te starten om de het tij te keren.
Wethouder Buter licht desgevraagd toe dat de financiële gegevens van de Stichting Leergeld op verzoek van het college ter nadere informatie zijn toegezonden, naar aanleiding van de discussie over het minimabeleid. Zij stelt voor deze stukken te betrekken bij het vervolg over de bepaling van het minimabeleid. Het college zal dienovereenkomstig reageren naar het bestuur van de Stichting Leergeld. 6.
Bespreking structureel contact met belangengroeperingen (o.a. WMO-raad).
Er bestaat bij de commissie een duidelijke wens om meer informatie vanuit de samenleving. Informatie die vaak bekend is bij verschillende belangengroeperingen. Er bestaat geen behoefte aan een gestructureerd overleg en zeker niet aan het optuigen van een soort extra bestuurslaag. Ook moet ervoor gewaakt worden dat er te veel op details wordt in gezoemd en er verwachtingen worden gewekt. Een intensivering van het contact dient meer gezocht te worden op hoofdlijnen van beleid en dient doelgericht te zijn. De besluitvorming moet echter wel transparant blijven. Wethouder Briels wijst erop dat dit iets is van de commissie zelf. Wel waarschuwt hij voor het wekken van verwachtingen. Hij merkt op dat de vergaderingen van de WMO-raad en de dorpsraden openbaar zijn en dus bezocht kunnen worden. Dit geldt ook voor veel andere belangengroeperingen. Hij pleit ervoor om de rollen in elk geval zuiver te houden. Na enige discussie stemt de commissie ermee in dat de werkgroep van raadsleden die bezig met de verbetering van de contacten met de dorpsraden, zich ook gaan buigen over dit vraagstuk. 7.
Voorstel tot instemming met de statutenwijziging PlatOO.
Naar aanleiding van dit agendapunt vraag de heer T. Brouwers of het niet mogelijk is om bij dit soort agendapunten, die weinig beleidsmatige betekenis hebben, te volstaan met een korte toelichting. Dat bespaart de commissieleden veel onnodig leeswerk. Wethouder Briels erkent dat dit stuk niet goed is voorbereid. Er is een mandaatbesluit in voorbereiding waardoor dergelijke voorstellen niet meer aan commissie en raad hoeven te worden voorgelegd. De commissie stemt in met het voorstel en adviseert de raad om het voorstel als hamerstuk te behandelen. 8.
Stand van zaken voorzieningsclusters.
Wethouder Buter geeft aan dat er op dit moment niets te melden valt. 9.
Stand van zaken transities Peel 6.1.
Wethouder Briels geeft een korte toelichting op de stand van zaken rondom enkele actuele onderwerpen. De heer T. Brouwers pleit voor het maken van concrete afspraken over de wijze waarop de vertegenwoordigers van de raad in de klankbordgroep een terugkoppeling geven van wat zij daar bespreken. De heer R. Verschuren wil ook met de vertegenwoordigers van de raad in de klankbordgroep van gedachten kunnen wisselen over de agenda van komende vergaderingen.
2/3
De voorzitter geeft aan dat deze vraag aan het presidium zal worden voorgelegd. Wethouder Buter geeft nog een korte toelichting op de stand van zaken rondom het werkbedrijf. 10. Rondvraag. De heer Spoorendonk wil een toelichting van het college op de cijfers van de Stichting Leergeld ten aanzien van de gemeente Laarbeek in relatie tot andere gemeenten. Wethouder Buter zegt toe dat daar een antwoord van het college op komt. Wel waarschuwt zij ervoor om geen appels met peren te vergelijken. De heer Maas spreekt van een spanningsveld ten aanzien van de begeleiding van scholen in het kader van passend onderwijs. Hij wil weten of die situatie zich ook voordoet op Laarbeekse scholen of binnen de peelgemeenten. Voorts verwijst hij naar een oproep van de dorpsraad Lieshout in de Mooilaarbeekkrant om ondersteuning te bieden aan zorgaanbieders die zorg verlenen met een pgb. Hij juicht dit initiatief toe en vraagt de wethouder of hij hiermee bekend is. Hij zou graag zien dat dit initiatief Laarbeek breed wordt opgepakt. Mogelijk kan de gemeente daarbij faciliteren. Tot slot geeft hij aan dat uit keukentafelgesprekken blijkt dat er onvrede bestaat over de teruggang in indicaties. Vanuit het rijk is aangegeven dat er financiële middelen beschikbaar worden gesteld om huishoudelijke zorg te subsidiëren als een indicatie niet toereikend zou zijn. Hij vraagt of de wethouder zicht heeft op de situaties waarin daarvan gebruik gemaakt kan worden en of hierover actief gecommuniceerd wordt. Wethouder Briels geeft aan niet bekend te zijn met het bestaan van een spanningsveld ten aanzien van de begeleiding van scholen in het kader van passend onderwijs. Dit is in de gesprekken met de schoolbesturen ook niet naar voren gekomen. Hij zal er opnieuw naar vragen. De oproep van de dorpsraad Lieshout kent hij niet. Er zijn hem ook geen concrete signalen van bekend. De vraag of het initiatief breed wordt opgepakt is aan de dorpsraden. Ten aanzien van de laatste vraag wijst hij erop dat men de bestaande indicatie behoudt. Voorheen kreeg men echter een indicatie in uren en nu krijgt men een indicatie met een resultaat verplichting. Als men buiten de indicatie om meer uren wil dan kan men die uren inkopen. De gemeente draagt in dat geval bij in de kosten en kan hiervoor putten uit de huishoudtoeslag. Hiervoor is voor de duur van 2 jaar 190.000 euro beschikbaar. Daar wordt met name door de zorgaanbieder wel over gecommuniceerd maar er wordt slechts zeer gering gebruik van gemaakt. 11. Sluiting De voorzitter sluit vervolgens de vergadering. Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 juni 2015. De griffier,
De voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen
M.C. Slaets-Sonneveldt
3/3
TOEZEGGINGEN VERGADERINGEN COMMISSIES (bijgewerkt t/m 13-05-2015)
Datum / nr.
Toezegging
Portefeuillehouder/Pijler/Team
Planning Afdoening
Stand van zaken
COMMISSIE ALGEMENE ZAKEN: 17-12-2013
De vraag m.b.t. stand van zaken invoe- F. Ronnes ring digitale nieuwsbrief zal schriftelijk beantwoord worden.
27-08-2013
De raad zal op de hoogte gehouden worden van de toekomstvisie op ontwikkeling organisatie gemeente Laarbeek
G Buter
April 2015
De gemeenteraad is inmiddels bijgepraat over het plan van aanpak. Een en ander zal in het verdere traject onder leiding van de nieuwe gemeentesecretaris zal worden opgepakt. Daarmee kan de toezegging van de agenda. Kan worden afgevoerd
08-01-2015
De wijze waarop de betrokkenheid van en de terugkoppeling naar de raad zal plaatsvinden van zaken die betrekking hebben op de MRE, wordt aan de commissie voorgelegd.
F Ronnes
mei 2015
Op 22 april 2015 is er een bijeenkomst voor alle raadsleden door MRE georganiseerd. In de commissie van mei 2015 zal de portefeuillehouder voorleggen hoe de betrokkenheid van de Raad is bij de GRMRE.
26-2-2015
De uitkomsten van de Monte Carlo ana- A Meulensteen lyse over de begroting 2015 worden aan de raad en de commissie voorgelegd
Het rapport is ter kennisname aan de commissie AZ gebracht. Kan worden afgevoerd
02-04-2015
De vraag, over de verhouding tussen A Meulensteen het werk dat bij de ODZOB ondergebracht wordt en het werk dat aan particuliere bedrijven wordt gegund, zal schriftelijk beantwoord worden
Alle producten en diensten die binnen het team omgevingsvergunning niet door de medewerkers zelf uitgevoerd kunnen worden en onderdeel uitmaken van de productcatalogus van de ODZOB, worden binnen het werkplan 2015 en/of via incidentele opdrachten aan de ODZOB gegund. Na oprichting van ODZOB (juli 2013) zijn er geen opdrachten aan andere externe partijen gegund. Kan worden afgevoerd
02-04-2015
Onderzocht wordt of de verlaagde prijzen van de bouwgrond aangemerkt kunnen worden als ongeoorloofde
De raad is via een RIB nader geïnformeerd. Kan afgevoerd worden
A Meulensteen
De raad is via RIB geïnformeerd mei 2015 Kan afgevoerd worden
Datum / nr.
Toezegging
Portefeuillehouder/ afdeling
Planning Afdoening
F v Zeeland
Juni 2015
Stand van zaken
staatssteun 11-05-2015
De commissie wordt via het verslag van het Algemeen Bestuur van de MRE ingelicht over de overgang van personeel van de WGR+ regeling naar de provincie
11-05-2015
De commissie wordt geïnformeerd over F v Zeeland het resultaat van de mediation inzake de overgang van personeel naar de ODZOB
Het gaat hier over arbeidvoorwaarden binnen de ODZOB. Deze informatie is niet bij ons bekend. Lijkt me een vraag die misschien via personeelszaken opgepakt kan worden. Zij kunnen contact opnemen met personeelszaken van de ODZOB. Het antwoord op deze vraag via Tonny Meulensteen (lid van het Algemeen Bestuur) richting ODZOB.
11-05-2015
De gestelde vragen over de situatie t.a.v. de nieuwe eigenaar van Attero zullen schriftelijk worden beantwoord
Deze vragen zijn via de Griffie schriftelijk doorgespeeld aan Jan Sprengers.
F v Zeeland
COMMISSIE RUIMTELIJK DOMEIN: 06-06-2013/ 03-10-2013 2013-09 (vh cie BOR)
Er wordt een memo opgesteld over alle A Meulensteen/ ins en outs over de mogelijkheden voor Beleid en Projecten natuurvriendelijker beheer van gemeentelijke gronden en in het najaar zal dit opnieuw in de commissie aan de orde worden gesteld.
13-03-2014 2014-22 (vh cie BOR)
Een overzicht van opbrengsten en mo- FvZeeland/ gelijkheden van het Biofonds zal schrif- Beleid en Projecten telijk aangeleverd worden.
Een evaluatie van uitvoeringsprogramma van de structuurvisie is in de commissie RO besproken en aan de raad voorgelegd. Kan afgevoerd worden
25-02-2015
De commissie wordt in kennis gesteld van het antwoord van het college aan de stichting Klankbordgroep AarleRixtel over het stiltegebied aan de Kie-
De milieuwachter heeft deze zaak opgepakt en het gebied al bezocht. Zijn bevindingen zijn al teruggekoppeld naar de Wethouder van Zeeland. Jagen op de verkeerde
F v Zeeland
juni 2015
Een voorstel over de (on)mogelijkheden met betrekking tot een natuurvriendelijke beheer van gemeentelijke gronden wordt in februari aan het college voorgelegd.
2/4
Datum / nr.
Toezegging
Portefeuillehouder/ afdeling
Planning Afdoening
Stand van zaken
vitlaan.
manier wordt in de gaten gehouden door de milieuwachter. Er mag gejaagd worden volgens de milieuwachter als dat op de goede manier gebeurd.
01-04-2015
Ten aanzien van concept bestemF v Zeeland mingsplan Nieuwenhof zal juistheid van de berekende geurbelasting op de omgeving nogmaals gecheckt worden bij de ODZOB
Door de ODZOB is een en ander opnieuw gecontroleerd. De conclusie is, dat er geen noodzaak is tot het aanpassen van het bestemmingsplan Nieuwenhof.
01-04-2015
Er wordt een prioriteitenlijst opgesteld van de geconstateerde knelpunten in het beleidsplan fietsverkeer 2015
F v Zeeland
Een prioriteitenlijst is via een RIB bekend gemaakt.
01-04-2015
Er wordt geïnformeerd bij Vierbinden op welke wijze men invulling heeft gegeven aan het informeren van ouderen over veilig gebruik van elektrische fietsen
F v Zeeland
Dit jaar gaan wordt een cursus ‘ Dode Hoek’ en een ‘Broemcursus’ verzorgd. Voor volgend jaar is weer een Ebike cursus gepland.
13-05-2015
De commissie wordt geïnformeerd over F v Zeeland de reactie van de Provincie op de ingezonden lijst met harde plancapaciteit die beschikbaar is
Aug/sept 2015
13-05-2015
De financiële onderbouwing van het Uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Laarbeek wordt nader toegelicht
Juni 2015
13-05-2015
De commissie wordt geïnformeerd over F v Zeeland de mogelijkheid van glasvezel in het buitengebied. Er wordt nagegaan of de deadline van 27 mei 2015 verlengd kan worden.
Via een RIB zijn commissie en raad geïnformeerd. Kan afgevoerd worden
13-05-2015
Bekeken wordt of de plantafstand van de knotwilgen Beekseweg beïnvloed kan worden
Langs de Beekseweg staan knotwilgen in het kader van de voorpootregeling. De rechthebbenden hebben hier afgelopen jaar, parallel aan onze vervangingswerkzaamheden, hun populieren ook laten kappen. Als vervanging zijn er knotwilgen geplant,
F v Zeeland
F v Zeeland
3/4
Datum / nr.
Toezegging
Portefeuillehouder/ afdeling
Planning Afdoening
Stand van zaken
die zeer dicht op de weg zijn gezet om er mogelijk voor te zorgen dat verkeersdeelnemers hun snelheid matigen. In de CROW richtlijnen wordt gesproken over een gewenste opstakelvrije zone langs dergelijke wegen van minimaal 50 cm en bij voorkeur nog groter. Hoewel deze richtlijn geen bindende regeling is, kunnen wij als wegeigenaar de boomeigenaren hier wel op wijzen en hen verzoeken te bomen te verplaatsen. Wij zullen met de boomeigenaren in gesprek gaan om de verkeersveiligheid te waarborgen (danwel door de bomen te laten verplaatsen, danwel door af te dwingen dat er meermaals per jaar takken van de boom verwijderd worden, die over de weg groeien).
COMMISSIE SOCIAAL DOMEIN: 31-03-2015
In overleg met de Stichting Leergeld G Buter zal de verhoging van de bijdrage aan de Stichting nader worden onderbouwd
Het door de Stichting Leergeld aangedragen financieel en sociaal jaarverslag zijn betrokken bij de onderbouwing. Kan worden afgevoerd.
31-03-2015
Er wordt contact opgenomen met de Wielerclub Lieshout om te achterhalen waar hun activiteiten op vastlopen.
J Briels
Een en ander heeft geleid tot een voorstel voor een aanvullende subsidietoekenning. Kan worden afgevoerd.
12-05-2015
Toegelicht wordt hoe de cijfers van de Stichting Leergeld m.b.t. de gemeente Laarbeek zich verhouden tot andere gemeenten
G Buter
De Stichting Leergeld is schriftelijk geïnformeerd. Commissie en raad zijn via een RIB geïnformeerd. Kan worden afgevoerd.
12-05-2015
Bij de schoolbesturen wordt geïnformeerd of er sprake is van een spanningsveld t.a.v. de begeleiding van scholen in het passend onderwijs
J Briels
Juni 2015
4/4
MEMO Van Aan Onderwerp Datum
Uitvoeringsorganisatie Peel 6.1 Gemeente Laarbeek Ouderbijdrage Jeugdwet 3 juni 2015
De ouderbijdrage Voor jeugdhulp waarbij het kind één of meerdere dagen of dagdelen per week buiten het gezin verblijft, betaalt de ouder of verzorger een ouderbijdrage. De ouderbijdrage is bedoeld als bijdrage in de kosten van onderhoud en verzorging van het kind tijdens het verblijf buitenshuis. De hoogte van de ouderbijdrage is afhankelijk van de leeftijd van het kind, de soort hulp die het kind ontvangt en het aantal dagen of dagdelen per week dat het kind buiten het gezin verblijft. De hoogte van de bijdrage is niet afhankelijk van het inkomen. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) berekent de ouderbijdrage en stuurt hiervoor maandelijks een factuur. In onderstaande tabel de hoogte van de ouderbijdrage in 2015. Aantal etmalen/dagdelen 7 etmalen/week 2 etmalen/week 10 dagdelen/week 1 etmaal 1 dagdeel
0 t/m 5 jaar
6 t/m 11 jaar
12 t/m 20 jaar
€ 75,75 per maand € 21,64 per maand € 37,87 per maand € 2,49 € 0,87
€ 104,16 per maand € 29,72 per maand € 52,08 per maand € 3,43 € 1,20
€ 132,56 per maand € 37,87 per maand € 66,28 per maand € 4,37 € 1,53
Overgangsrecht Als een kind in 2014 al buiten het gezin verbleef en hier geen ouderbijdrage voor werd opgelegd dan geldt het overgangsrecht als de indicatie van het kind nog geldig is op 1 januari 2015. Dat betekent dat ouders van deze kinderen in 2015 geen ouderbijdrage betalen. Dit geldt zolang de indicatie geldig is en uiterlijk tot 1 januari 2016. De ouderbijdrage voor jeugdhulp bij verblijf in een voormalig provinciaal gefinancierde instelling (zoals Bijzonder Jeugdwerk of de Combinatie) gold al op grond van Wet op de Jeugdzorg, en is per 2015 onder de Jeugdwet gebracht. Voor deze jeugdigen geldt geen overgangsrecht, omdat in het verleden ook al een ouderbijdrage werd betaald. De nieuwe Jeugdwet: ontschotting van jeugdhulp De nieuwe Jeugdwet heeft o.a. als doelstelling om de hulp en ondersteuning voor kwetsbare kinderen en gezinnen zo integraal en ontschot mogelijk te organiseren. Met de nieuwe Jeugdwet moet voorkomen worden dat ouders en jeugdigen verdwalen in het systeem. Het nieuwe stelsel kent door één wettelijk kader en één financieringssysteem voor de jeugdzorg meer doelmatigheid. Om deze reden is de ouderbijdrage doorgevoerd voor alle vormen van jeugdhulp, ook de Jeugd-GGZ. Het schiet het doel van de Wet voorbij als er tussen de ‘oude’ sectoren (GGZ, AWBZ, provinciale Jeugdzorg) verschil wordt gemaakt in al dan niet heffen van de ouderbijdrage. De kans bestaat dan dat kinderen naar de GGZ worden doorverwezen (want dat is ‘gratis’), terwijl ze beter bij bijvoorbeeld een oud-provinciale jeugdhulpvoorziening geholpen zouden kunnen worden.
Zorg mijden De ouderbijdrage is omstreden. De angst bestaat dat de ouderbijdrage leidt tot het mijden van zorg. Dat kan nooit de bedoeling zijn voor jongeren die al kwetsbaar zijn, en deze zorg juist hard nodig hebben. Om die reden heeft staatssecretaris van Rijn een onderzoek ingesteld naar de toegankelijkheid van de zorg. Dit onderzoek richt zich op alle gezinnen die een ouderbijdrage betalen, dus niet alleen voor de nieuwe groepen. In de Peelregio hebben we in het eerste half jaar geen klachten gehad over de (betaling van de) ouderbijdrage. Ook zijn er geen signalen van zorgmijding binnengekomen door de ouderbijdrage. Tot slot Het opleggen van de ouderbijdrage is een verplichting die is opgenomen in de Jeugdwet. Het niet uitvoeren van onze wettelijke verplichting geeft een verkeerd signaal af naar onze burgers. Daarnaast hebben we met alle Peelgemeenten afgesproken dat we onder andere de vormen van hulp waarvoor deze ouderbijdrage geldt, vanuit Peel6.1 beschikbaar stellen. Wanneer we zouden overwegen het opleggen van de ouderbijdrage tijdelijk op te schorten, moet dat een Peelbreed gedragen besluit zijn.
MOTIE Onderwerp: ouderbijdrage jeugdzorg GGZ De raad van de gemeente Laarbeek, in vergadering bijeen op 28 mei 2015, Overwegende dat: In de Jeugdwet een ouderbijdrage is ingevoerd voor het gebruik van de Jeugd GGZ (dagbehandeling en klinisch); De onderliggende motivatie om deze ouderbijdrage in te voeren (verminderde eigen voedings- en verblijfkosten) voorbijgaat aan de hogere kosten die ouders hebben aan reiskosten en kosten door participatie aan de behandeling en dat deze verminderde kosten alleen ontstaan indien het verblijf langdurig is (structureel) en daarvan is nauwelijks tot geen sprake in de jeugd GGZ (i.t.t. reguliere jeugdhulp/pleegzorg e.d.); Jeugd GGZ (zowel dagbehandeling als klinisch) is gericht op het behandelen van een (psychiatrische) ziekte en wijkt daarmee qua aard af van de overige vormen van jeugdhulp in de Jeugdwet. In de reguliere GGZ of somatische gezondheidszorg is ook geen sprake van een ouderbijdrage; Het innen van een ouderbijdrage kan leiden tot het afwijzen van benodigde behandeling van een psychiatrische ziekte, waardoor grotere gezondheidsrisico’s ontstaan voor de jeugdige; En waardoor in de toekomst grotere financiële risico’s ontstaan voor de gemeente omdat in een latere fase wellicht duurdere vormen van jeugdhulp nodig zijn om in te grijpen. Constaterende dat: Ook in de 2e kamer veel bedenkingen zijn tegen deze ouderbijdrage; Staatssecretaris Van Rijn een onderzoek laat uitvoeren naar de ouderbijdragen in de Jeugdwet en de effecten daarvan; Veel gemeenten al besloten hebben om deze ouderbijdrage (voorlopig) niet te innen. Is van oordeel dat: Het innen van de ouderbijdrage kan leiden tot het afhouden van zorg; Door geen behandeling het kind belemmerd wordt in een gezonde ontwikkeling en groei naar volwassenheid; En het mogelijk later noodzakelijk is duurdere vormen van zorg aan te bieden; Draagt het College op: Geen ouderbijdrage te innen over het gebruik van dagbehandeling en Jeugd GGZ (zowel dagbehandeling als klinische behandeling) in de Jeugdwet. (En geen gegevens daarover aan te leveren bij de CAK) zolang het onderzoek van staatssecretaris Van Rijn nog niet is afgerond; Deze motie aan de gemeenteraden van de overige Peel 6.1.toe te sturen; De gemeenteraad te informeren omtrent het onderzoek en de landelijke besluitvorming omtrent de ouderbijdrage in de Jeugdwet en de consequenties daarvan voor de inning van de ouderbijdrage; De ouderbijdrage niet met terugwerkende kracht alsnog te innen; En de zorgen van deze raad met betrekking tot het innen van een ouderbijdrage onder de aandacht te brengen van Staatssecretaris Van Rijn door middel van een brief. En gaat over tot de orde van de dag. Fractie PNL Pagina 1 van 2
Pagina 2 van 2
Zaaknummer:
Z - 15024663
Documentnummer: UIT - 1541363
Raadsinformatiebrief
Onderwerp Afbakeningsvraagstukken in de Wmo Datum 26 mei 2015 Voorstel Kennis te nemen van bijgevoegde raadsinformatiebrief Toelichting Vanaf 1 januari 2015 voert de uitvoeringsorganisatie van Peel 6.1. de nieuwe taken uit die als gevolg van de decentralisatie van de AWBZ bij gemeenten zijn belegd. Aan de hand van concrete casussen constateerde Peel 6.1. samen met enkele zorgaanbieders (Savant, Zorgboog, ORO) en CZ/Zorgkantoor dat er in de praktijk soms onduidelijkheid ontstaat over de afbakening tussen de verschillende zorgdomeinen, de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Langdurige Zorg (Wlz) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Er hebben vervolgens enkele bijeenkomsten plaatsgevonden om deze vraagstukken verder te verkennen. De conclusies en resultaten uit deze bijeenkomst zijn vervolgens in de vorm van voorstellen medio april voorgelegd aan het regionale Portefeuillehouderoverleg Wmo van de Peelregio. Dit traject heeft tot gevolg gehad dat er werkbare afspraken zijn gemaakt tussen alle betrokken partijen inzake de gesignaleerde afstemmingsproblemen. Zowel het signaal over de afstemmingsproblematiek, als de gekozen oplossingen, worden per brief doorgeleid naar de landelijke koepelorganisaties van alle betrokken partijen, onder meer de VNG en het Ministerie van VWS. Als gevolg van onze signalen wordt er nu ook landelijk geïnventariseerd of deze afstemmingsproblematiek in meerdere gemeenten speelt en worden de gevonden oplossingen gedeeld via het landelijke kennisnetwerk. Wat zijn de belangrijkste afstemmingsvraagstukken? 1. Persoonlijke verzorging In december 2014 is er een landelijke Informatiekaart verschenen, waarin de verantwoordelijkheid voor de financiering en organisatie van o.a. Persoonlijke verzorging wordt gebaseerd op de grondslagen die voorheen binnen de AWBZ werden gehanteerd. Zo wordt volgens de informatiekaart de financiering van de persoonlijke verzorging bij cliënten met een eerste grondslag Psychiatrie (PSY), Verstandelijk Gehandicapt (VG) of Zintuiglijk Gehandicapt (ZG) bij de gemeenten neergelegd. De Peelgemeenten zijn er bij de inkoop vanuit gegaan dat de persoonlijke verzorging alleen tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid zou behoren, indien deze is gekoppeld aan de nieuwe taak ‘Begeleiding’, dus beperkt tot instructie over persoonlijke verzorging of het uitvoeren van de persoonlijke verzorging tijdens de dagbesteding (bijvoorbeeld het helpen bij de toiletgang). In de praktijk deden zich vele casussen voor van cliënten met behoefte aan persoonlijke verzorging die niet gekoppeld is aan dagbesteding, of waarbij er een overwegend lichamelijke
problematiek aan de orde is, met een behoefte aan (of risico op) geneeskundige zorg en met een dubbele grondslag. Aangezien de Peelgemeenten persoonlijke verzorging niet afzonderlijk van de begeleiding hebben ingekocht, deed zich hier de vraag voor of dit dan alsnog zou moeten gebeuren. En gekoppeld daaraan, of het door het rijk vastgestelde uitgangspunt dat slechts 5% van het budget voor persoonlijke verzorging naar de gemeenten wordt overgeheveld, daarmee nog toereikend is. Diverse casussen zijn aangeleverd, waarbij de eerste grondslag PSY, VG of ZG is, maar er sprake is van overwegend lichamelijke problematiek of behoefte aan/risico op geneeskundige zorg. Voorbeelden: - Cliënt had een AWBZ-indicatie op basis van de grondslag psychiatrie (PSY), o.a. door een Borderline persoonlijkheidsstoornis. Cliënt is rolstoelafhankelijk. De somatische zorg staat op de voorgrond, gezien de vele lichamelijke aandoeningen en beperkingen. Cliënt heeft op verschillende momenten hulp nodig bij het wassen, de toiletgang, eten (slikproblemen), oogdruppelen, naar bed helpen, uitdoen van brace, e.d. Mantelzorg neemt ook een deel van de taken op zich. - Cliënt heeft een visuele beperking (dus grondslag ZG) na een CVA. Kan hier inmiddels redelijk mee omgaan. Wordt echter hierin beperkt door problemen in fijne motoriek, krachtsverlies en valgevaar. Daarnaast heeft cliënt hart en vaatproblemen, heeft oedeem waarvoor hij steunkousen draagt . Meneer valt regelmatig en heeft dan wondjes die door gebruik van bloedverdunners langer open blijven en verbonden worden. Bespreking van deze casussen levert de volgende conclusies en afspraken op: -
-
-
-
Grondslag is geen goed criterium voor de bepaling in welk domein deze cliënten thuishoren. De landelijk gepresenteerde informatiekaart biedt daarom ook geen houvast. Bepalend is de hulpvraag van de cliënt, met daarbij in acht nemend de aard van de beperkingen/stoornissen en – het risico op- geneeskundige zorg. De grondslag is daarmee niet langer bepalend. Dit betekent dat de PV (persoonlijke verzorging) die op basis van de uitstroomtabel naar de Wmo zouden moeten, nu toch naar de ZVW over zal gaan, ook al is de einddatum van de indicatie nog niet bereikt. De verantwoordelijkheid voor het bepalen van de toegang naar de Zvw ligt bij de wijkverpleegkundigen. Als er hierbij nog andere Wmo-voorzieningen aan de orde zijn, lopen deze gewoon door. Zorgaanbieders en Peel 6.1 zorgen samen voor een zorgvuldige overgang. Peel 6.1. garandeert de betalingen voor deze cliënten zolang de zorg onder de Zvw nog niet is ingegaan: cliënten mogen niet de dupe worden van omzetting van zorg naar een andere financiering. Situaties van –uitsluitend- een vraag naar persoonlijke verzorging bij cliënten met een grondslag PSY, VG of ZG, die verder geen Wmo-begeleiding (zoals dagbesteding) nodig hebben, doen zich niet of nauwelijks voor. Peel 6.1. hoeft niet alsnog persoonlijke verzorging als op zichzelf staand product in te kopen. De PVsituaties die zich voordoen binnen de Wmo zijn reeds ingekocht binnen de bestaande contracten.
2/5
2. Dagbesteding bij (PG-)cliënten waarbij de Wet Langdurige Zorg (Wlz) als voorliggend kan worden aangemerkt. Een tweede belangrijk vraagstuk deed zich voor in situaties van een thuiswonende cliënt met een indicatie voor psycho-geriatrie (PG) en een vraag naar dagbesteding. Voorbeeld: Cliënte is boven de 70 jaar, lijdt al vele jaren aan afasie. Er zijn geen kinderen. Meneer en mevrouw hebben geen verdere fysieke beperkingen. Meneer is uitstekend in staat om de eigen regie te voeren en begrijpt ook goed wat er met zijn vrouw aan de hand is. Het echtpaar is pas sinds eind vorig jaar in beeld, tot die tijd hebben zij alles zelf gedaan. De nood is nu snel aan het oplopen en is hoog. Mevrouw gaat cognitief hard achteruit, er is geen gesprek meer met haar te voeren en meneer is steeds meer beperkt in zijn mogelijkheden door de toenemende zorg aan zijn vrouw. Er is geen huishoudelijke hulp. Dit wil het echtpaar ook niet. Sinds enkele maanden krijgt cliënte hulp bij persoonlijke verzorging (Zvw) van de thuiszorg voor 30 minuten per dag. Er is bij het echtpaar geen wens tot opname en men denkt ook met de combinatie van Dagbesteding en Persoonlijke verzorging voorlopig vooruit te kunnen. De Wmoconsulenten hanteerden het uitgangspunt dat de Wlz voorliggend is aan de Wmo. Dit principe is wettelijk vastgelegd in de nieuwe Wmo 2015. Toegang tot de Wlz is aan de orde in situaties dat er 24-uurs toezicht in de nabijheid van de (PG-) cliënt noodzakelijk is; de cliënt onvoldoende zelf de regie kan voeren en niet zelfstandig kan alarmeren. Hierbij wordt uitsluitend naar de cliënt zelf gekeken en de mogelijkheden van het sociale systeem buiten beschouwing gelaten, conform de landelijke richtlijnen. Het CIZ gaat uit van het principe van ‘de naakte cliënt’, d.w.z. er wordt geen rekening gehouden met de aanwezigheid van de mantelzorg. Deze en soortgelijke casussen zijn door de Wmoconsulenten voorgelegd aan de landelijke Wlzadvieslijn. De Wmoconsulenten hebben daar te horen gekregen dat zij deze casussen juist interpreteren, er zijn ook daadwerkelijk Wlz-indicaties toegekend. De gedachte daarbij was tevens dat cliënten hun Wlz-indicatie thuis kunnen verzilveren als zij dat zouden willen, door middel van een VPT (Volledig Pakket Thuis) of MPT (Modulair Pakket Thuis). Verkenning van de casus levert de volgende resultaten op: Op het moment dat iemand voor de Wlz wordt geïndiceerd, moet dit door het Zorgkantoor vanuit de bestaande contracteerruimte voor de langdurige zorg worden bekostigd. Feitelijk wordt hiermee ‘een bed’ bezet. Dit geldt óók indien de Wlz-indicatie gewoon thuis wordt verzilverd. Hierdoor zal er heel snel een fors beddentekort gaan ontstaan, gezien het hoge aantal cliënten waar deze situatie op van toepassing is, dit kan oplopen tot meer dan honderd personen, alleen al in de Peelregio. Het Zorgkantoor heeft hier bij de inkoop van langdurige zorg geen rekening mee gehouden, omdat deze cliënten allemaal over zijn gegaan naar de Wmo. Het Zorgkantoor beschikt ook niet over een toereikend budget om voor al dit soort gevallen langdurige zorg te kunnen bekostigen. De overgangscliënten (met een bestaande AWBZ-indicatie) kwamen bovendien voor in de gegevensbestanden van de gemeenten, dus er zijn binnen het Wmobudget ook de middelen beschikbaar voor de bekostiging van deze inzet.
3/5
De verwijzing naar de Wlz werkt tot slot zorgopdrijvend: cliënten kunnen met een Wlz-indicatie vrijwel alle zorg thuis ontvangen die bij een intramurale plaats hoort. Terwijl hun vraag zich bij aanvang beperkte tot een aanvraag voor dagbesteding. Kortom: deze handelswijze kan tot hoge maatschappelijke kosten leiden en het voorzieningenniveau voor de langdurige zorg in deze regio in gevaar brengen. Er wordt geconstateerd dat de werkwijze ook niet aansluit bij de vraag van de cliënt en diens mantelzorger (men kiest immers niet voor opname). Tot slot is gewezen op het mogelijke verschil in eigen bijdrage voor de cliënt, die bij de Wlz hoger is. Partijen hebben geconcludeerd dat in deze casussen inderdaad sprake is van onvoorziene en ongewenste maatschappelijke en financiële effecten van het hanteren van de Wlz als voorliggende voorziening. Dit geldt in situaties waarin de mantelzorg in staat is om met behulp van relatief beperkte voorzieningen vanuit de Zvw en de Wmo de zorg thuis op te vangen. Het doet recht aan het wezen van de recente stelselhervorming om de cliënten dan ook zo lang mogelijk thuis te laten blijven wonen, met ondersteuning van uit de Wmo en de Zvw. Afgesproken is dat is deze situaties de Wlz niet als voorliggende voorziening wordt aangemerkt. Wel is het altijd mogelijk om de situatie in individuele gevallen ánders te beoordelen: In individuele gevallen waarin deze lijn naar de mening van de Wmo-consulent niet voldoet, bijvoorbeeld in geval van een zeer fragiele situatie, bespreekt de Wmo-consulent dit met de casemanager dementie/wijkverpleegkundige en de cliënt/mantelzorger; Indien een situatie verergert, is er overleg over een eventuele aanvraag richting Wlz; Als er dermate veel zorg en ondersteuning nodig is dat de situatie in praktische zin te zien is als ‘een volledig pakket thuis’, dan wordt met de casemanager dementie/wijkverpleegkundige en de cliënt het overleg gevoerd over een aanvraag richting Wlz;. Indien de cliënt zelf liever kiest voor de Wlz moet dit ook aangevraagd worden. Indien zich in de komende tijd met regelmaat verschillen van inzicht voordoen tussen de Wmoconsulenten en de casemanager dementie/wijkverpleegkundige over de individuele casussen, dan wordt opnieuw een afstemmingsoverleg ingepland tussen het management van de zorginstellingen, Peel 6.1. en het Zorgkantoor. Indien de kostenontwikkeling van de Wmo sterk gaat afwijken van de voorziene uitgaven, als gevolg van deze beleidslijn, dan vindt opnieuw heroverweging plaats in overleg met de partijen (zorgaanbieders en Zorgkantoor).
Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek, de loco-secretaris,
de burgemeester,
4/5
P.J.A.M. Schouw
F.H.G.M. Ronnes
5/5
AANBIEDINGSFORMULIER COMMISSIEBESPREKING
Verzoek college van burgemeester en wethouders voor commissiebehandeling Vastgesteld in B&W-vergadering van 26 mei 2015 Zaaknummer:
Z - 13019792
Registratienummer:
CIE - 1500301
Onderwerp Verdeling Klijnsma-middelen aan de hand van gekozen uitgangpunten minimabeleid gemeente Laarbeek binnen Peelsamenwerking 6.1 Inhoud 1. Visie minimabeleid Vanuit de erkenning dat niet iedereen dezelfde kansen heeft op maatschappelijke of arbeidsparticipatie blijft de gemeente invulling geven aan haar zorgplicht voor haar inwoners. Wel ziet de gemeente het minimabeleid als een waarborg voor mensen om mogelijk een volgende stap richting maatschappelijke of arbeidsparticipatie te maken. 2. Keuze voor het samenwerkingsmodel binnen Peel 6.1 op het vlak van minimabeleid Op grond van het eerdere overleg met de commissie sociaal domein wordt voorgesteld om in de huidige situatie te kiezen voor het model van harmonisatie van regelgeving met de mogelijkheid van aanvulling met lokale initiatieven. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe de samenwerking zich regio-breed zal ontwikkelen. De genoemde keuze biedt mogelijkheden om enerzijds de uitvoering te harmoniseren onder de toekomstige organisatie en anderzijds om de lokale kracht en samenhang binnen Laarbeek vrijheid van handelen te geven. De volgende initiatieven zijn inhoudelijke randvoorwaarden, die technisch van aard zijn (zie daartoe ook de bijgevoegde notitie “Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1”). 3. Gebruik kostendelersnorm Bij de regionale uitvoering van aanvragen in het kader van minimabeleid is in de regio het voorstel om geen gebruik te maken van de kostendelersnorm. Dit vanuit de gedachte dat de gemeente beleidsvrijheid heeft om de kostendelersnorm te gebruiken bij minimabeleid en dat minimabeleid juist ondersteuning biedt in individuele situaties van mensen met hun specifieke kostenposten. Het voert te ver om andere mensen op hetzelfde adres deelgenoot te maken van specifieke kostenposten bij een andere inwoner als er geen sprake is van bloed-of aanverwantschap. Voordeel bij het niet uitvoeren van de kostendelersnorm is dat de uitvoering eenvoudiger wordt. Daar staat tegenover dat er meer aanvragen zullen worden toegekend. 4. Uitgangspunt normensystematiek bij draagkrachtberekening in inkomen Bij de berekening van draagkracht in het inkomen wordt eerst de ruimte in het inkomen (exclusief vakantietoeslag) vastgesteld ten opzichte van de toepasselijke bijstandsnorm.
Deze bijstandsnorm is de bijstandsnorm ingevolge artikel 21 onder b van de Participatiewet en bedraagt: •
100% van deze norm bij gehuwden;
•
90% van deze norm bij alleenstaande ouders; en
•
70% van deze norm bij alleenstaanden
exclusief vakantietoeslag. Het gebruik van de hoogste bijstandsnormen leidt ook tot een eenvoudigere uitvoering en anderzijds bestaat de mogelijkheid van meer uitgaven bij toekenningen omdat er door de hogere bijstandsnorm minder draagkracht in het inkomen aanwezig is. 5. Keuze draagkrachtberekeningsmodel in inkomen Voorgesteld wordt om uit te gaan van het model met een draagkrachtloos inkomen van 110% van de bijstandsnorm, zoals gebruikt ten aanzien van de individuele inkomenstoeslag. Dit model ziet er schematisch als volgt uit: Inkomen als percentage van toepasselijke bijstandsnorm
Draagkracht in inkomen
Inkomen t/m 110%
Geen draagkracht in inkomen
Inkomen vanaf 111 t/m 120%
50% van dit inkomen als draagkracht aanmerken
Inkomen meer dan 120%
100% van dit inkomen als draagkracht aanmerken
6. Draagkracht in vermogen Uitgangspunt zoals verwoord in het document Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1 is om alleen het in geld aanwezige vermogen (op bank-, giro- en spaarrekeningen) in aanmerking te nemen. Als het vermogen boven het vrij te laten bescheiden vermogen uitkomt, dienen mensen het gedeelte boven deze grens in te zetten voor de betaling van kosten. Ook dit uitgangspunt heeft tot gevolg dat mensen voor meer minimavoorzieningen in aanmerking komen, omdat geen rekening met de eigen draagkracht in andere vermogensbestanddelen wordt gehouden (denk bijvoorbeeld aan de waarde van de auto, de overwaarde van een koopwoning, een af te kopen levensverzekering, te gelde te maken aandelen of obligaties).
Aandachtspunten: Een uitzondering hierop vormt de verstrekking van leenbijstand waarbij wettelijk is vastgelegd dat de aanvrager het volledige eigen vermogen moet aanwenden ter financiering van de
2/6
betreffende kosten. Aparte vermelding verdient het vermogen gebonden in een eigen woning (ook wel de overwaarde genoemd). Voorgesteld wordt om vanuit kostenoverwegingen bij de uitvoering te overwegen om de overwaarde in een eigen woning niet te betrekken bij de draagkrachtberekening. Ook de waarde van een auto of ander vervoermiddel wordt niet betrokken bij de vermogensvaststelling.
7. Verdeling van de extra middelen minimabeleid ad € 50.550,Om tot een verdeling van het bedrag te kunnen komen, is het van belang om in te schatten hoe groot de doelgroep zal zijn, die een beroep gaat doen op de verschillende regelingen.
Het betreft hier alleen de inschatting van de doelgroep op basis van het inkomen van deze huishoudens. De gemeente dient echter ook beperkt te toetsen of er op basis van vermogen recht op minimavoorzieningen bestaat. Bij de voorstellen onder het volgende kopje is dan ook uitgegaan van enkele aannames om tot een verdeling van het totaalbedrag ad € 50.550,- te komen.
Aantallen huishoudens bij een bepaalde inkomensnorm: Inkomen als % van de bijstandsnorm
Aantal gezinnen
110%
780
115%
930
120%
1110
Hierna volgen de voorstellen voor de verdeling van het budget ad € 50.550,- met een korte toelichting. •
De financiële tegemoetkoming voor deelname aan maatschappelijke activiteiten buiten school in het kader van de regionale Bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten. Deze regeling staat open voor alle inwoners met een bepaald inkomen en een beperkt vermogen Aangezien de gemeente al een inkomensnorm van 110% hanteerde vóór 2015 kan ervan worden uitgegaan dat de extra toestroom van nieuwe aanvragen slechts beperkt zal zijn. Voor de zekerheid zal toch met een zekere stijging rekening worden gehouden ter hoogte van 10% extra aanvragen van de doelgroep (780 gezinnen) in verband met het feit dat mensen teruggevallen zijn in inkomen. 3/6
Bij 10% toename bij een inkomen van 110% gaat het om 78 mogelijke aanvragers bij een inkomensgrens van 110%. Er is bij dit aantal nog geen rekening gehouden met het vermogen in de zin van spaartegoeden bij deze mensen. Hiervan uitgaand kan op basis van ervaringscijfers gesteld worden dat de helft van het aantal van 78 aanvragen overblijft, die recht heeft op een bijdrage in welzijnsactiviteiten. Dit zijn39 aanvragen. Een gemiddelde gezinssamenstelling bestaat uit 2,4 personen (alle gezinsleden hebben namelijk mogelijk recht). Dit betekent een extra uitgavenpost van 2,4 x39 x € 125,(huidige maximale jaarlijkse bijdrage) = € 11.700,-. Voorgesteld wordt om een bedrag van € 11.700,- van de extra middelen minimabeleid te bestemmen voor de regionale Bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten.
•
Vergoeding van kosten in het kader van de bijzondere bijstand. Het gaat om kosten die mensen in individuele omstandigheden moeten maken en die niet uit een deel van hun inkomen of vermogen betaald kunnen worden Voorstel is om de grens van het draagkrachtloze inkomen op 110% van de bijstandsnorm (zoals genoemd onder punt 3 van de onderbouwing) te gaan gebruiken. Vóór 2015 gold een grens van 115%. Dit betekent het volgende voor de bepaling van de doelgroep: -
bij de bestaande doelgroep zullen mensen met een inkomen tussen 110% en 115% meer eigen middelen moeten inzetten voor de betaling van uitgaven. Het is moeilijk om in te schatten welk financieel voordeel dit voor de gemeente oplevert door het verstrekken van minder kostenvergoedingen aan deze doelgroep; en
-
net als bij de Bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten is het goed om ervan uit te gaan dat er toch een toename van 10% aan aanvragen te verwachten zal zijn in verband met een toename van de doelgroep met een lager inkomen in het licht van de nasleep van de crisis.
Het aantal nieuwe aanvragen is dan10% van 780 gezinnen. Het gaat dan om 78 mogelijke aanvragers bij een inkomensgrens van 110%. Er is bij dit aantal nog geen rekening gehouden met het vermogen in de zin van spaartegoeden bij deze mensen. Hiervan uitgaand kan gesteld worden dat de helft van het aantal van 78 aanvragen overblijft, die recht heeft op bijzondere bijstand. Dit zijn 39 aanvragen. Dit leidt tot een extra uitgavenpost van 39 x € 575,- (gemiddeld bedrag aan bijzondere bijstand per gezin per jaar) = € 22.425,-. De werkelijke uitgaven zullen waarschijnlijk lager uitvallen, omdat gemeenten uit zullen gaan van de Collectief Aanvullende Verzekering (CAV) van zorgverzekeraar CZ. Dit betekent namelijk dat er sprake zal zijn van een passende, voorliggende voorziening waardoor gemeenten minder bijzondere bijstand in medische kosten zullen behoeven te verstrekken.
4/6
Het is wel redelijk om deze eis nog niet in 2015 als verplichting te gebruiken vanwege de te korte inschrijvingsmogelijkheid voor deze verzekering. Mensen hadden in 2014 slechts 1 maand de tijd om de overstap van hun huidige zorgverzekeraar naar CZ te maken. Voorgesteld wordt om een bedrag van € 22.425,- van de extra middelen minimabeleid te bestemmen voor de bijzondere bijstand.
•
Voorzieningen van de Stichting Leergeld voor deelname aan activiteiten in en rondom school van kinderen in de leeftijd vanaf 4 tot 18 jaar De stichting ontvangt nu € 10.000,- per jaar aan subsidie om voorzieningen te verstrekken aan de doelgroep. De samenwerking met de stichting levert een duidelijke meerwaarde op; de doelgroep leerlingen wordt hierdoor op een praktische en laagdrempelige manier beter bereikt dan via initiatieven van de gemeente zelf. In verband met de gevolgen van de crisis is het niet uitgesloten dat meer mensen ten behoeve van hun kinderen een beroep zullen doen op voorzieningen van de Stichting Leergeld. Dit is de reden om te komen tot het volgende voorstel: Voorgesteld wordt om met ingang van 2015 € 5.000,- toe te voegen aan het jaarlijkse subsidiebedrag (groot € 10.000,-).
Op 4 mei 2015 heeft de Stichting Leergeld een brief aan de commissie sociaal domein gericht, waarin is aangegeven dat de verhoging van het subsidiebedrag naar € 15.000,per jaar onvoldoende is. In de vergadering van de commissie sociaal domein van 12 mei 2015 heeft de commissie de behandeling van de brief bij het college van burgemeester en wethouders neergelegd.
•
Plaatselijke projecten participatiebevordering Van het bedrag ad € 50.550,- resteert na aftrek van de voorgaande posten nog een bedrag van € 11.425,-. Voorgesteld wordt om € 11.425,- te oormerken voor plaatselijke projecten participatiebevordering en daardoor niet te onderwerpen aan de toetsingscriteria van de bijzondere bijstand.
Met dit verzoek mee te zenden stukken 1. Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1
5/6
Inhoud ter inzage liggende dossier Nvt. Portefeuillehouder: G.T. Buter Naam behandelend ambtenaar: T. Gielkens Het college van burgemeester en wethouders verzoekt om behandeling in de raadsvergadering van 9 juli 2015 waarbij rekening wordt gehouden met de adviezen van de commissie Sociaal Domein van 16 juni 2015.
6/6
Zaaknummer:
Z - 13019792
Documentnummer: Raad - 1500544
Raadsvergadering d.d. 9 juli 2015
Aan de raad,
Onderwerp Verdeling Klijnsma-middelen aan de hand van gekozen uitgangpunten minimabeleid gemeente Laarbeek binnen Peelsamenwerking 6.1 Beslispunten Instemmen met de genoemde verdeling van de extra Klijnsma-middelen in het kader van minimabeleid. Samenvatting Met ingang van 2015 zullen er extra structurele (Klijnsma-)middelen € 50.550,-. In dit advies is een voorstel opgenomen om de Klijnsma-middelen voor minimabeleid te verdelen over initiatieven/posten, die in een eerdere fase met de commissie sociaal domein zijn besproken. In het kader van regionale samenwerking en uitvoering door de Zorgpoort in Helmond is rekening gehouden met een zekere mate van uniformering van randvoorwaarden en voorstellen met daarnaast ruimte voor lokale initiatieven.
Aanleiding Op 31 maart 2015 heeft er in de vergadering van de commissie sociaal domein een gedachtewisseling plaatsgevonden over de randvoorwaarden, waarbinnen het minimabeleid vorm gaat krijgen onder de Peelsamenwerking 6.1. Deze randvoorwaarden zijn opgenomen in het bijgevoegde document “Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1”. De gemeente dient bij de genoemde onderwerpen keuzes te maken ter uniformering van de uitvoering van minimabeleid bij de Zorgpoort. In dit advies volgt een samenvatting van de gekozen uitgangspunten binnen de samenwerking onder Peel 6.1, waarbij een verdeling plaatsvindt van de structurele extra Klijnsma-middelen (voor de gemeente Laarbeek € 50.550,-) over de genoemde maatregelen.
Beoogd effect en/of resultaat Speerpunt bij deze voorstellen is vooral om de participatie van jeugd in Laarbeek te bevorderen. “Participatie” richt zich enerzijds op een doorlopende lijn vanaf school naar werk, maar heeft anderzijds ook tot doel om de deelname aan lokaal georganiseerd verenigingsverband te bevorderen. Daarnaast heeft minimabeleid tot doel om mensen langduriger te ondersteunen, waar de kans kleiner is om regulier werk te verrichten. Hierdoor waarborgt de gemeente de maatschappelijke positie van inwoners in het kader van haar zorgplicht voor deze mensen. Argumenten In het licht van de Participatiewet kan de gemeente geen vormen van categoriale bijstand meer verstrekken (enige uitzondering daarop is de Collectieve Aanvullende Verzekering). De gemeente Laarbeek kende de volgende vormen van categoriale bijstandsverlening: •
de gemeente kende de Verordening participatie schoolgaande kinderen. Onder deze verordening ondersteunde de Stichting Leergeld via verstrekkingen in natura schoolgaande jeugd in de leeftijd vanaf 4 tot 18 jaar. De stichting heeft tot 2015 goed werk verricht. Aangezien de stichting geen categoriale verstrekkingen meer kan doen, moeten aanvragen individueel beoordeeld worden (zie onder het kopje “Voorstellen inzet Klijnsmamiddelen”). De stichting verstrekte overigens al op individuele basis voorzieningen ten behoeve van schoolgaande kinderen;
•
hetzelfde geldt voor het project “Jongeren en schulden” dat in 2015 al 6 jaar met succes is uitgevoerd aan het Commanderij College en ook bij andere Peelgemeenten is opgepakt (dit project is financieel al structureel gedekt en de huidige Klijnsma-middelen hoeven hiervoor niet te worden ingezet);
•
tenslotte kende de gemeente nog een categoriale vorm van bijzondere bijstandsverlening, namelijk de financiële tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten. In de notitie “Herijking minimabeleid gemeente Laarbeek 2012” is voor deze kost een jaarlijks bedrag begroot van € 6.550,-. Voorgesteld wordt om dit bedrag toe te voegen aan de Klijnsma-middelen, zodat de totale te verdelen extra middelen minimabeleid € 50.550,- (€ 44.000,- + € 6.550,-) bedragen.
1. Visie minimabeleid Vanuit de erkenning dat niet iedereen dezelfde kansen heeft op maatschappelijke of arbeidsparticipatie blijft de gemeente invulling geven aan haar zorgplicht voor haar inwoners. Wel ziet de gemeente het minimabeleid als een waarborg voor mensen om mogelijk een volgende stap richting maatschappelijke of arbeidsparticipatie te maken. 2. Keuze voor het samenwerkingsmodel binnen Peel 6.1 op het vlak van minimabeleid Op grond van het eerdere overleg met de commissie sociaal domein wordt voorgesteld om in de huidige situatie te kiezen voor het model van harmonisatie van regelgeving met de mogelijkheid van aanvulling met lokale initiatieven.
2/7
Op dit moment is nog niet duidelijk hoe de samenwerking zich regio-breed zal ontwikkelen. De genoemde keuze biedt mogelijkheden om enerzijds de uitvoering te harmoniseren onder de toekomstige organisatie en anderzijds om de lokale kracht en samenhang binnen Laarbeek vrijheid van handelen te geven. De volgende initiatieven zijn inhoudelijke randvoorwaarden, die technisch van aard zijn (zie daartoe ook de bijgevoegde notitie “Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1”). 3. Gebruik kostendelersnorm Bij de regionale uitvoering van aanvragen in het kader van minimabeleid is in de regio het voorstel om geen gebruik te maken van de kostendelersnorm. Dit vanuit de gedachte dat de gemeente beleidsvrijheid heeft om de kostendelersnorm te gebruiken bij minimabeleid en dat minimabeleid juist ondersteuning biedt in individuele situaties van mensen met hun specifieke kostenposten. Het voert te ver om andere mensen op hetzelfde adres deelgenoot te maken van specifieke kostenposten bij een andere inwoner als er geen sprake is van bloed-of aanverwantschap. Voordeel bij het niet uitvoeren van de kostendelersnorm is dat de uitvoering eenvoudiger wordt. Daar staat tegenover dat er meer aanvragen zullen worden toegekend.
4. Uitgangspunt normensystematiek bij draagkrachtberekening in inkomen Bij de berekening van draagkracht in het inkomen wordt eerst de ruimte in het inkomen (exclusief vakantietoeslag) vastgesteld ten opzichte van de toepasselijke bijstandsnorm. Deze bijstandsnorm is de bijstandsnorm ingevolge artikel 21 onder b van de Participatiewet en bedraagt: •
100% van deze norm bij gehuwden;
•
90% van deze norm bij alleenstaande ouders; en
•
70% van deze norm bij alleenstaanden
exclusief vakantietoeslag. Het gebruik van de hoogste bijstandsnormen leidt ook tot een eenvoudigere uitvoering en anderzijds bestaat de mogelijkheid van meer uitgaven bij toekenningen omdat er door de hogere bijstandsnorm minder draagkracht in het inkomen aanwezig is. 5. Keuze draagkrachtberekeningsmodel in inkomen Voorgesteld wordt om uit te gaan van het model met een draagkrachtloos inkomen van 110% van de bijstandsnorm, zoals gebruikt ten aanzien van de individuele inkomenstoeslag. Dit model ziet er schematisch als volgt uit: Inkomen als percentage van toepasselijke bijstandsnorm Inkomen t/m 110%
Draagkracht in inkomen
Geen draagkracht in inkomen
3/7
Inkomen vanaf 111 t/m 120%
50% van dit inkomen als draagkracht aanmerken
Inkomen meer dan 120%
100% van dit inkomen als draagkracht aanmerken
6. Draagkracht in vermogen Uitgangspunt zoals verwoord in het document Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1 is om alleen het in geld aanwezige vermogen (op bank-, giro- en spaarrekeningen) in aanmerking te nemen. Als het vermogen boven het vrij te laten bescheiden vermogen uitkomt, dienen mensen het gedeelte boven deze grens in te zetten voor de betaling van kosten. Ook dit uitgangspunt heeft tot gevolg dat mensen voor meer minimavoorzieningen in aanmerking komen, omdat geen rekening met de eigen draagkracht in andere vermogensbestanddelen wordt gehouden (denk bijvoorbeeld aan de waarde van de auto, de overwaarde van een koopwoning, een af te kopen levensverzekering, te gelde te maken aandelen of obligaties). Aandachtspunten: Een uitzondering hierop vormt de verstrekking van leenbijstand waarbij wettelijk is vastgelegd dat de aanvrager het volledige eigen vermogen moet aanwenden ter financiering van de betreffende kosten. Aparte vermelding verdient het vermogen gebonden in een eigen woning (ook wel de overwaarde genoemd). Voorgesteld wordt om vanuit kostenoverwegingen bij de uitvoering te overwegen om de overwaarde in een eigen woning niet te betrekken bij de draagkrachtberekening. Ook de waarde van een auto of ander vervoermiddel wordt niet betrokken bij de vermogensvaststelling.
7. Verdeling van de extra middelen minimabeleid ad € 50.550,Om tot een verdeling van het bedrag te kunnen komen, is het van belang om in te schatten hoe groot de doelgroep zal zijn, die een beroep gaat doen op de verschillende regelingen.
Het betreft hier alleen de inschatting van de doelgroep op basis van het inkomen van deze huishoudens. De gemeente dient echter ook beperkt te toetsen of er op basis van vermogen recht op minimavoorzieningen bestaat. Bij de voorstellen onder het volgende kopje is dan ook uitgegaan van enkele aannames om tot een verdeling van het totaalbedrag ad € 50.550,- te komen.
4/7
Aantallen huishoudens bij een bepaalde inkomensnorm: Inkomen als % van de bijstandsnorm
Aantal gezinnen
110%
780
115%
930
120%
1110
Hierna volgen de voorstellen voor de verdeling van het budget ad € 50.550,- met een korte toelichting. •
De financiële tegemoetkoming voor deelname aan maatschappelijke activiteiten buiten school in het kader van de regionale Bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten. Deze regeling staat open voor alle inwoners met een bepaald inkomen en een beperkt vermogen Aangezien de gemeente al een inkomensnorm van 110% hanteerde vóór 2015 kan ervan worden uitgegaan dat de extra toestroom van nieuwe aanvragen slechts beperkt zal zijn. Voor de zekerheid zal toch met een zekere stijging rekening worden gehouden ter hoogte van 10% extra aanvragen van de doelgroep (780 gezinnen) in verband met het feit dat mensen teruggevallen zijn in inkomen. Bij 10% toename bij een inkomen van 110% gaat het om 78 mogelijke aanvragers bij een inkomensgrens van 110%. Er is bij dit aantal nog geen rekening gehouden met het vermogen in de zin van spaartegoeden bij deze mensen. Hiervan uitgaand kan op basis van ervaringscijfers gesteld worden dat de helft van het aantal van 78 aanvragen overblijft, die recht heeft op een bijdrage in welzijnsactiviteiten. Dit zijn39 aanvragen. Een gemiddelde gezinssamenstelling bestaat uit 2,4 personen (alle gezinsleden hebben namelijk mogelijk recht). Dit betekent een extra uitgavenpost van 2,4 x39 x € 125,(huidige maximale jaarlijkse bijdrage) = € 11.700,-. Voorgesteld wordt om een bedrag van € 11.700,- van de extra middelen minimabeleid te bestemmen voor de regionale Bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten.
•
Vergoeding van kosten in het kader van de bijzondere bijstand. Het gaat om kosten die mensen in individuele omstandigheden moeten maken en die niet uit een deel van hun inkomen of vermogen betaald kunnen worden Voorstel is om de grens van het draagkrachtloze inkomen op 110% van de bijstandsnorm (zoals genoemd onder punt 3 van de onderbouwing) te gaan gebruiken. Vóór 2015 gold een grens van 115%. Dit betekent het volgende voor de bepaling van de doelgroep:
5/7
-
bij de bestaande doelgroep zullen mensen met een inkomen tussen 110% en 115% meer eigen middelen moeten inzetten voor de betaling van uitgaven. Het is moeilijk om in te schatten welk financieel voordeel dit voor de gemeente oplevert door het verstrekken van minder kostenvergoedingen aan deze doelgroep; en
-
net als bij de Bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten is het goed om ervan uit te gaan dat er toch een toename van 10% aan aanvragen te verwachten zal zijn in verband met een toename van de doelgroep met een lager inkomen in het licht van de nasleep van de crisis.
Het aantal nieuwe aanvragen is dan10% van 780 gezinnen. Het gaat dan om 78 mogelijke aanvragers bij een inkomensgrens van 110%. Er is bij dit aantal nog geen rekening gehouden met het vermogen in de zin van spaartegoeden bij deze mensen. Hiervan uitgaand kan gesteld worden dat de helft van het aantal van 78 aanvragen overblijft, die recht heeft op bijzondere bijstand. Dit zijn 39 aanvragen. Dit leidt tot een extra uitgavenpost van 39 x € 575,- (gemiddeld bedrag aan bijzondere bijstand per gezin per jaar) = € 22.425,-. De werkelijke uitgaven zullen waarschijnlijk lager uitvallen, omdat gemeenten uit zullen gaan van de Collectief Aanvullende Verzekering (CAV) van zorgverzekeraar CZ. Dit betekent namelijk dat er sprake zal zijn van een passende, voorliggende voorziening waardoor gemeenten minder bijzondere bijstand in medische kosten zullen behoeven te verstrekken. Het is wel redelijk om deze eis nog niet in 2015 als verplichting te gebruiken vanwege de te korte inschrijvingsmogelijkheid voor deze verzekering. Mensen hadden in 2014 slechts 1 maand de tijd om de overstap van hun huidige zorgverzekeraar naar CZ te maken. Voorgesteld wordt om een bedrag van € 22.425,- van de extra middelen minimabeleid te bestemmen voor de bijzondere bijstand. •
Voorzieningen van de Stichting Leergeld voor deelname aan activiteiten in en rondom school van kinderen in de leeftijd vanaf 4 tot 18 jaar De stichting ontvangt nu € 10.000,- per jaar aan subsidie om voorzieningen te verstrekken aan de doelgroep. De samenwerking met de stichting levert een duidelijke meerwaarde op; de doelgroep leerlingen wordt hierdoor op een praktische en laagdrempelige manier beter bereikt dan via initiatieven van de gemeente zelf. In verband met de gevolgen van de crisis is het niet uitgesloten dat meer mensen ten behoeve van hun kinderen een beroep zullen doen op voorzieningen van de Stichting Leergeld. Dit is de reden om te komen tot het volgende voorstel: Voorgesteld wordt om met ingang van 2015 € 5.000,- toe te voegen aan het jaarlijkse subsidiebedrag (groot € 10.000,-).
6/7
Op 4 mei 2015 heeft de Stichting Leergeld een brief aan de commissie sociaal domein gericht, waarin is aangegeven dat de verhoging van het subsidiebedrag naar € 15.000,per jaar onvoldoende is. In de vergadering van de commissie sociaal domein van 12 mei 2015 heeft de commissie de behandeling van de brief bij het college van burgemeester en wethouders neergelegd. •
Plaatselijke projecten participatiebevordering Van het bedrag ad € 50.550,- resteert na aftrek van de voorgaande posten nog een bedrag van € 11.425,-. Voorgesteld wordt om € 11.425,- te oormerken voor plaatselijke projecten participatiebevordering en daardoor niet te onderwerpen aan de toetsingscriteria van de bijzondere bijstand.
Kanttekeningen o.a. financiële, juridische, communicatieve en veiligheidsaspecten In het onderdeel “Argumenten” zijn de financiële consequenties van de verdeling per onderwerp in beeld gebracht. Het totaal van de uitgaven blijft binnen het daarvoor beschikbare budget. Vervolgstappen 1. Publicatie van het besluit van de gemeenteraad in de Laarbeeker. 2. De Cliëntenraad van de gemeente Laarbeek in kennis stellen van het besluit van de gemeenteraad. 3. Collega-beleidsmedewerkers bij de Zorgpoort in kennis stellen van het besluit van de gemeenteraad. Bijlagen (meegezonden stuk(ken), ter inzage gelegde stukken) Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1 Voorstel van college van burgemeester en wethouders van Laarbeek d.d. 26 mei 2015 De verdeling van de extra Klijnsma-middelen in het kan minimabeleid ter besluitvorming voor te leggen aan de gemeenteraad.
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek, de loco secretaris,
de burgemeester,
P.J.A.M. Schouw
F.H.G.M. Ronnes
7/7
Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1: Regels draagkracht bijzondere bijstand en overige minimaregelingen
Inhoudsopgave Inleiding
3
Samenvatting
3
Hoofdstuk 1
Wettelijk minimumloon versus sociaal minimum
4
Hoofdstuk 2
Wel niet rekening houden met de kostendelersnorm bij de berekening van de bijzondere bijstand Geen rekening houden met de kostendelersnorm Kostendelersnorm toepassen
5 5 6
2.1 2.2 Hoofdstuk 3
Wel of niet rekening houden met het eigen vermogen bij de berekening van de draagkracht 7
Hoofdstuk 4 4.1 4.2
Welke inkomens ( of grenzen) toepassen? Inkomensgrens 110% Inkomensgrens 120%
Bijlage 1
9 11 11
12
Inleiding: De uitvoering van de minimaregelingen en de bijzondere bijstand is vanaf 1 januari 2015 overgeheveld naar de uitvoeringsorganisatie Peel 6.1. Er zijn hiervoor een aantal uitgangspunten geformuleerd, namelijk: 1. Een efficiënte uitvoeringsorganisatie in richten waarbij het van belang is daar waar mogelijk de regelingen te harmoniseren. Daarmee zoveel mogelijk (deels) de lokale invulling aanpassen naar een meer uniform regionaal kader. 2. De positionering van de uitvoering minimaregelingen, bijzondere bijstand en schulddienstverlening te situeren bij de uitvoeringsorganisatie peelsamenwerking Wmo. De verbinding tussen deze verschillende uitvoeringstaken draagt bij aan ontschotting en een integrale klantbenadering. Met name dit laatste is van belang in de benadering één gezin, één plan, één regisseur (bij multiproblemsituaties). 3. De peelsamenwerking moet plaatsvinden binnen de budgetten die ontvangen worden voor de overdracht van taken aan de gemeenten en binnen de bestaande budgetten. Er heeft al een inventarisatie plaatsgevonden van de diverse regelingen in de regio en er hebben al voor zover er sprake was van nieuw te ontwikkelen beleid1 een aantal acties ten behoeve van de bovengenoemde harmonisatie plaatsgevonden. Echter er zijn een aantal zaken die nog geregeld moeten worden met name de draagkrachtregeling, harmonisatie van een aantal kostensoorten binnen de bijzondere bijstand en er zal nog kritisch gekeken moeten worden naar de verschillende minimaregelingen. In dit voorstel zal ingegaan worden op de draagkracht bijzondere bijstand (en minimaregelingen). Dit onderwerp bestaat uit 3 onderdelen, namelijk: 1. Wel niet rekening houden met de kostendelersnorm bij de berekening van de draagkracht 2. Wel of niet rekening houden met het eigen vermogen bij de berekening van de draagkracht 3. Welke inkomensgrens (of grenzen) toepassen?
Samenvatting: Op grond van navolgende hoofdstukken en conclusies willen we ter besluitvorming twee varianten voorleggen waaruit een keuze gemaakt kan worden. Gelet op het streven van een zo effectief mogelijke uitvoeringsorganisatie en het belang voor de klant van deregulering zijn de volgende kaders uitgangspunt voor beide varianten: 1. Het begrip sociaal minimum relateren aan de van toepassing zijnde bijstandsnormen. 2. Bij de draagkrachtberekening geen rekening te houden met de kostendelersnorm (zoals te doen gebruikelijk tot 1 januari 2015 vanuit de WWB); 3. Ten aanzien van het eigen vermogen: a. rekening te houden met vermogen boven het bescheiden vrij te laten vermogen, b. maar hierbij alleen te kijken naar bank- en spaartegoeden en c. daarmee het vermogen uit de eigen woning vrijlaten; d. behalve bij leenbijstand waarbij de vermogensgrens wettelijk is vastgelegd. 4. Een tweetal varianten met betrekking tot de inkomensgrens voorleggen.
1
Maatwerkregeling 2014 en 2015, tegemoetkoming koopkracht 2014
De twee varianten die ter besluitvorming worden voorgelegd zijn: Variant A: Inkomensgrens 110% van het sociaal minimum Meerinkomen 110%-120% 50% van het inkomen beschouwen als draagkracht >120% 100% van het inkomen zien als draagkracht Variant B: Inkomensgrens Meerinkomen
Hoofdstuk 1
120% van het sociaal minimum 120%-130% 50% van het inkomen beschouwen als draagkracht >130% 100% van het inkomen zien als draagkracht
Wettelijk minimumloon versus sociaal minimum
Vooraf aan de discussie over de drie onderdelen genoemd in de inleiding moet het duidelijk zijn wat we onder het sociaal minimum verstaan. Inkomen op basis van het wettelijk minimum loon geeft onvoldoende nuancering in de verschillende leefvormen waarmee we in de bijstand te maken hebben. Minimum loon voor een alleenstaande is even hoog als het loon bij echtpaar als een van de partners het minimum loon zou verdienen. Dus dit uitgangspunt is lastig te hanteren. Een beter voorstel is om het sociaal minimum te relateren aan de van toepassing zijnde bijstandsnormen die overigens gerelateerd zijn aan het wettelijk minimumloon. Bij de vaststelling van de verordening individuele inkomenstoeslag is ook al tegen dit probleem aangelopen en is dit in deze verordening opgelost door te stellen wat onder de toepasselijke bijstandsnormen wordt verstaan. De verordening individuele inkomenstoeslag hanteert de volgende van toepassing zijnde bijstandsnormen: Gehuwden: Alleenstaande ouder: Vakantietoeslag) Alleenstaande: vakantietoeslag)
norm benoemt in art. 20 onder b van de Participatiewet (exclusief vakantietoeslag) 90% van de norm genoemd in artikel 21 onder b van de Participatiewet (excl. 70% van de norm genoemd in artikel 22 van de Participatiewet (excl.
De individuele inkomenstoeslag heeft alleen betrekking op personen van 21 jaar of ouder en jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Bovenstaande bepaling is daarom niet helemaal bruikbaar omdat iedereen vanaf 18 jaar gebruik kan maken van de bijzondere bijstand c.q. minimaregelingen. Voorgesteld wordt om daarom de toepasselijke bijstandsnormen (exclusief misgelopen toeslagen) te hanteren zoals in de participatie wet zijn aangegeven. En dit als uitgangspunt te gebruiken voor niet alleen de bijzondere bijstand maar alle minimaregelingen. Dit bevordert de effectiviteit en wordt willekeur van gebruik van de diverse regelingen voorkomen. Conclusie: Het begrip sociaal minimum relateren aan de van toepassing zijnde bijstandsnormen. Onder toepasselijke bijstandsnormen wordt verstaan : 1. voor gehuwden de gehuwden normen exclusief VT (conform artikel 20 lid 2 onder b ; artikel 21 lid b en artikel 22 onder b van de participatiewet) 2. voor alleenstaande ouder 90 % van de toe te passen gehuwdennorm (conform artikel 20 lid 2 onder b ; artikel 21 lid b en artikel 22 onder b van de participatiewet) 3. voor alleenstaande 70 % van de toe te passen gehuwdennorm (conform artikel 20 lid 2 onder b ; artikel 21 lid b en artikel 22 onder b van de participatiewet).
Hoofdstuk 2
Draagkrachtberekening en de kostendelersnorm
Met ingang van 1 januari 2015 is de participatiewet van kracht en kennen we de kostendelersnorm. Kostendelersnorm (art. 22, lid 1 Participatiewet): Kostendelersnorm geldt voor de persoon die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Uitzonderingen zijn:
jongeren tot 21 jaar; kamerhuurders met een commercieel contract (en die een commerciële huurprijs betalen); studenten die een opleiding volgen die recht kan geven op studiefinanciering of tegemoetkoming studiekosten; studenten die een Beroeps Begeleidende Leerweg volgen (BBL-studenten).
De ingevoerde kostendelersnorm is mede bepalend voor de hoogte van het bijstandsinkomen en kan daarmee ook van invloed zijn op de draagkrachtberekening bij de bijzondere bijstand en het overige minimabeleid. Het is een bevoegdheid van het college om te bepalen welke deel van de middelen in aanmerking wordt genomen voor de bepaling van de draagkracht van de bijzondere bijstand. Concreet betekent dit, dat het college de keuze heeft om wel of niet rekening te houden met de kostendelersnorm. Beide standpunten zijn goed verdedigbaar en daarom zal het college een bewuste keuze moeten maken ter voorkoming van willekeur. Hieronder zullen kort de twee mogelijkheden worden besproken. 2.1 Geen rekening houden met de kostendelersnorm Het college kan er voor kiezen om uit te gaan van de “gewone” normen zoals bedoeld in artikelen 20, 21 of 22 van de Participatiewet zonder rekening te houden met eventuele kostendelers. De kostendelersnorm zoals bepaald in art 22 a van de Participatiewet wordt dan buiten beschouwing gelaten. Er wordt dan geen rekening gehouden met de kostendelersnorm en de eventuele “kinderkop” van de belastingdienst. 1. Voordelen: Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van individuele bijzondere noodzakelijke kosten. Deze individuele bijzondere kosten kunnen niet direct of indirect worden afgewenteld op willekeurige derden, met wie wel de algemene kosten kunnen worden gedeeld. Het is goed te verdedigen dat de kostendelersnorm buiten beschouwing wordt gelaten. 2. Sluit aan bij de eerder genomen keuze bij de invoering van de verordening individuele inkomenstoeslag. Hier gaat men uit van de bijstandsnormen (gehuwden, alleenstaande ouder, 90% van de gehuwdennorm en alleenstaande 70% van de bijstandsnorm). 3. Minder uitvoeringskosten en administratieve belasting voor de klant in verband met eenvoudiger uitvoering . Voorbeeld: 4 meerderjarigen delen met elkaar een woning en dus ook de woonkosten ervan. De moeder van een van de bewoners overlijdt en hij is als enig erfgenaam verantwoordelijk voor de kosten van de uitvaart. Deze kosten komen volledig voor zijn rekening en moeten dus voor 100% uit zijn inkomen worden voldaan. Het is dan alleszins verdedigbaar dat de kostendelersnorm buiten beschouwing wordt gelaten.
Nadelen: 1. De invoering van de kostendelersnorm heeft een aantal redenen, te weten: - De methodiek van toeslagen zoals we kenden sloot onvoldoende aan op het voordeel uit het met anderen samenwonen in een woning (zoals in het bovenstaande voorbeeld is bij bijzondere kosten vaker dan bij de uitkering voor levensonderhoud sprake van uitgaven die meer specifiek zijn toe te rekenen naar 1 individu) - Er moet geen voordeel ontstaan uit de stapeling van uitkeringen - Meer prikkel om aan de slag te gaan. Dit betreft enkel het deel van de klanten die aangewezen zijn op werk. Dus bijvoorbeeld niet de arbeidsongeschikten en ouderen. Wanneer we bij de berekening van de draagkracht van de bijzondere bijstand geen rekening houden met de kostendelersnorm doen we bovenstaande invoeringsreden ten aanzien van de bijzondere noodzakelijke kosten van bestaan geen goed. 2. De bijzondere kosten komen volledig voor rekening van de cliënt, maar het is en blijft een feit dat zijn algemene kosten lager zijn, omdat hij deze kan delen. Wanneer men de kostendelersnorm niet toepast wordt hieraan voorbij gegaan (voor de uitkeringsgerechtigden, die een uitkering voor levensonderhoud ontvangt wordt de kostendelersnorm wél op de periodieke uitkering toegepast). 2.2 Kostendelersnorm toepassen Het college kan ook bepalen dat er ook bij de draagkrachtberekening voor de bijzondere bijstand wel rekening gehouden wordt met de kostendelersnorm ( in lijn met de nieuwe participatiewet). Maar ook dit heeft voor- en nadelen. Voordelen: Zie bovenstaande nadelen. Nadelen: 1. Kost uitvoering veel werk en tijd (rekening houden met extra Fte) voor vaak relatief beperkte kosten, met als gevolg dat dat deel van de uitvoeringskosten niet aan de minima ten goede kan komen. 2. De uitvoeringskosten zullen stijgen (meer inzet Fte) 3. Kan ook een administratieve lastenverzwaring betekenen voor de klant, gezien de complexiteit van de draagkrachtberekening en de daarvoor benodigde bewijsstukken met name als het om niet uitkeringsgerechtigden gaat. 4. Kan leiden tot willekeur, sluit niet aan bij bijvoorbeeld de systematiek van de Individuele inkomenstoeslag. 5. Kan tot meer verwarring leiden bij de burger wat ook weer kan leiden tot meer bezwaarschriften, meer aanvragen en meer informatiebehoefte c.q. uitvoeringskosten . Gezien het bovenstaande komen we tot de volgende conclusie. Conclusie: Bij de berekening van de draagkracht bijzondere bijstand geen rekening houden met de kostendelersnorm. Met als voornaamste reden dat toepassing van de kostendelersnorm niet aansluit bij de noodzakelijke bijzondere kosten van de individuele inwoner. Verder is ook van belang de kosten en de effectiviteit van de uitvoering. Waarmee de middelen zoveel als mogelijk bij de minima terechtkomt. Verder sluit dit aan bij eerder ingenomen standpunt zoals bij de individuele inkomenstoeslag.
Hoofdstuk 3
Draagkrachtberekening en het eigen vermogen
Voor de verlening van de bijzondere bijstand zijn er vermogensgrenzen opgenomen in de participatiewet. Voor de bijzondere bijstand en de minimaregelingen kan het college besluiten rekening te houden met het eigen vermogen van de aanvrager. Het eigen vermogen betreft eventueel ook de overwaarde in de eigen woning. Er zijn diverse varianten mogelijk. Hieronder schematisch een overzicht van de Peelgemeenten en hoe ze momenteel omgaan met vermogen. Asten
Deurne Gemert Bakel Helmond Laarbeek
Someren
Zie Deurne, Gemert Bakel en Helmond. Uitzondering: Vermogen eigen woning telt alleen mee als de kosten bijzondere bijstand per jaar hoger zijn dan 1 maal de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm per maand. Eigen vermogen wordt wel meegenomen, inclusief de overwaarde eigen woning2. Bij verstrekking leenbijstand wordt ook het (bescheiden) vermogen3 100% meegenomen Zie Deurne, Gemert Bakel en Helmond. Uitzondering: Vermogen eigen woning telt alleen mee als de kosten bijzondere bijstand hoger zijn dan 1 maal het wettelijk minimumloon. Zie Deurne, Gemert Bakel en Helmond. Uitzondering bij draagkrachtbepaling voor duurzame gebruiksgoederen waar het reserveringsbegrip van toepassing is. En leenbijstand wordt niet apart genoemd waarvoor het vermogen 100% wordt meegenomen. Vermogen eigen woning zie Asten en Laarbeek.
De verschillen tussen de onderlinge gemeenten zijn beperkt en betreffen de draagkrachtberekening en hoe om te gaan met het vermogen. De verschillen zijn met name: - Hoe om te gaan met vermogen en het verstrekken van leenbijstand of duurzame gebruiksgoederen; - Hoe om te gaan met bijzondere bijstand en het hebben van een eigen woning (hoogte kosten bijzondere bijstand zijn bepalend of het vermogen uit een eigen woning wel of niet wordt meegenomen). Essentiele vraag hierbij is hoe vaak het daadwerkelijk voorkomt dat het hebben van eigen vermogen leidt tot een afwijzing van de aanvraag bijzondere bijstand. In de praktijk kost de berekening van de draagkracht op grond van vermogen veel werk en het resultaat is dat er in de meeste gevallen geen sprake is van vermogen. Voor een aanvraag dient uitvraag van vermogen te gebeuren, waarna afhankelijk van aanwezig vermogen (diverse) bewijsstukken overgelegd en gecontroleerd moeten worden. In een zeer beperkt aantal gevallen zal er sprake zijn van vermogen boven het bescheiden vermogen, waarna een afwijzing volgt. In den lande ziet men dan ook steeds vaker dat bij de berekening van de bijzondere bijstand en het minimabeleid niet meer gekeken wordt naar het eigen vermogen. De uitvoeringskosten zijn veelal hoger dan het resultaat (de te verlenen bijzondere bijstand). Een kanttekening die we hierbij kunnen noemen is: dat bij goede voorlichting mensen met een vermogen geen aanvraag zullen indienen dus dan zijn de uitvoeringskosten beperkt. 2 3
Extra vrijlating €49.700 Vrijlating bescheiden vermogen alleenstaande € 5.850 en alleenstaande ouder en gehuwden € 11.700.
In de Peel 6.1 zijn er vorig jaar naar schatting ca. 25 aanvragen afgewezen op grond van het hebben van eigen vermogen (dit geldt voor Gemert-Bakel, Helmond en Deurne). Er zijn in totaal 2645 aanvragen geweest, aantal afwijzingen op grond van het hebben van eigen vermogen is slechts 0,01% van het totaal. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat we niet weten welke inkomensbron de aanvragers hadden. Wanneer men een bijstandsuitkering had dan is de inkomenstoets niet opnieuw uitgevoerd. Het wordt niet reëel geacht om het eigen vermogen geheel buiten beschouwing te laten. Echter is het gezien het resultaat ook niet wenselijk om mede gelet op het streven naar deregulering een uitgebreide vermogenstoets uit te voeren. Voorgesteld wordt daarom om alleen rekening te houden met het vrij te laten vermogen in de vorm van spaar- en banktegoeden. Het in aanmerking te nemen vermogen wat boven het vrij te laten vermogen komt wordt volledig meegenomen als zijnde draagkracht. Eigen Woning Naast de vraag hoe om te gaan met het eigen vermogen, moet er ook bekeken worden hoe om te gaan met het hebben van een eigen woning. Er zijn 2 keuzes: 1. Vermogen in eigen woning volledig buiten beschouwing laten. 2. Het vermogen in eigen woning buiten beschouwing laten als de bijzondere bijstand op jaarbasis niet hoger is dan de gehuwden norm van 21 jaar of ouder. Is de bijzondere bijstand wel hoger dan in de vorm van een geldlening verstrekken of zelfs een krediethypotheek vestigen. Tijdens recente opiniërende bijeenkomsten met raadscommissies van gemeenten die sinds kort zijn aangesloten bij Peel 6.1 is gebleken dat men het hebben van een eigen woning niet meer wil laten meetellen bij de berekening van het eigen vermogen. De voornaamste reden hiervoor is dat het weinig voorkomt en de uitvoeringskosten vaak veelal hoger zijn dan het resultaat. De opgestelde varianten zijn gebaseerd op het gegeven dat bij het bepalen van het eigen vermogen alleen nog gekeken wordt naar spaar- en banktegoeden. Het vermogen hoger dan het vrij te laten vermogen wordt dan volledig als draagkracht gezien. Verder wordt het vermogen uit eigen woning ook niet meegenomen bij de vermogensbepaling. Dit gezien de hoge uitvoeringskosten afgezet tegen het resultaat. Daarnaast is het ook een stuk klantvriendelijker omdat de aanlevering van stukken minder zal worden (deregulering).
Conclusie: Bij de berekening van de draagkracht alleen rekening houden met het eigen vermogen in de vorm van bank- en spaartegoeden en voor zover dit boven het vrij te laten vermogen komt dit geheel als draagkracht meenemen ( behalve voor leenbijstand (wettelijke verplichting)). Het vermogen uit eigen woning bij de draagkrachtberekening buiten beschouwing laten.
Hoofdstuk 4
Welke inkomensgrens (of grenzen) toepassen?
Voor de draagkrachtberekening is verder het bepalen van de toe te passen inkomensgrens van belang. Hiermee wordt invulling gegeven aan: a. welk deel van het inkomen is ‘draagkrachtloos’ (100% kostenvergoeding) ; b. inzet (deel) meerinkomen > inkomensgrens (zgn staffelmethode); c. uitzondering kosten waarvoor het inkomen voor 100% als draagkracht moet worden aangewend. Met andere woorden tot welk inkomen komt men voor een volledige vergoeding voor bijzondere bijstand in aanmerking (a). Daarnaast kan men ook bepalen in hoeverre men via de staffelmethode in aanmerking komt voor bijzondere bijstand wanneer men meer inkomen heeft dan de vastgestelde inkomensgrens (b).Tevens wordt hiermee bepaalt dat voor kosten als woonkostentoeslag, leenbijstand, aanvulling op de uitkeringsnorm voor zelfstandig wonende jongeren (18 t/m 21) en de premie voor de ziektekostenverzekering het inkomen boven de bijstandsnorm volledig moet worden aangewend (c). Hieronder is schematisch weergeven welke inkomensgrenzen momenteel in de peelregio worden gehanteerd. a 110% b Draagkracht uit het meerinkomen: - 10% van de eerste €150 Asten - 50% van de volgende € 200 (tot € 350) - 100% van het meerdere (>€ 350) c Uitzondering hetzelfde als bij gemeenten Deurne, Gemert-Bakel en Helmond a 110% b Draagkracht uit het meerinkomen: 110%-120% 50% van het inkomen boven 110% wordt gezien als draagkracht Deurne, >120% 100% van het inkomen boven 120% wordt gezien als draagkracht Gemertc Uitzondering 100% draagkracht bij: Bakel en - Woonkostentoeslag Helmond - Leenbijstand - Kosten van jongeren tussen 18 en 20 jaar die zelfstandig wonen a b Laarbeek
Someren
115% Draagkracht uit het meerinkomen: - 10% van de eerste € 70 - 35% van de volgende € 90 (tot € 160) - 50% van € 160 tot € 340 100% van het meerdere vanaf € 340 A 110% B Zie Asten c Zie Asten, Deurne, Gemert Bakel en Helmond
Momenteel worden nagenoeg dezelfde percentages gebruikt voor wat betreft de inkomensgrenzen, alleen de gemeente Laarbeek vormt hierop een uitzondering. Zij hanteren een inkomensgrens van 115%. De verschillen zitten met name in de wijze waarop de staffelmethode is opgesteld, verschillend gebruik van alleen percentages en/of percentages in combinatie met bedragen. In de draagkrachtberekeningen zoals die nu gelden is de draagkracht bij toepassing percentages in combinatie met getallen lager dan de andere methode.
Geadviseerd wordt om voor de methode alleen percentages te kiezen. Voor gemeenten die een relatief gunstige staffelmethode kennen, kan het ophogen van de inkomensgrenzen de negatieve effecten van de versobering van de staffelmethode compenseren. Het ophogen van de inkomensgrenzen en de wijziging van de staffelmethode heeft voor de gemeenten uiteraard financieel gezien meer dan wel minder gevolgen. De omvang van de financiële effecten hangt af van het huidige beleid en de gemaakte keuze. De doelgroep kan groter worden en daarmee zal dan ook het aantal aanvragen stijgen (zie bijlage 1 voor een overzicht). Waarbij in voorgaande hoofdstukken een duidelijke conclusie is getrokken waarom wel of niet voor het één of de ander is gekozen, ligt dit voor het bepalen van de inkomensgrenzen niet zo voor de hand. Het voorstel is om een variant A en B ter besluitvorming voor te leggen uitgaande van twee verschillende inkomensgrenzen, namelijk 110% en 120%. Voor wat betreft de draagkracht in het meerinkomen werken we met percentages en niet meer met absolute getallen. En wordt er slechts gekozen voor 1 stap (zie rekenvoorbeeld hieronder). Hiervoor wordt gekozen omdat er dan efficiënt ingesprongen wordt bij eventuele norm wijzigingen en we niet bij elke norm wijziging opnieuw de draagkrachtberekening moeten aanpassen. Bovendien wordt door de vereenvoudiging van de staffelmethode de kans op het maken van fouten kleiner en is dit begrijpelijker voor de klant. Rekenvoorbeelden variant A en B: Variant A: Inkomensgrens Meerinkomen
110% van het sociaal minimum 110%-120% 50% van het inkomen als draagkracht beschouwd >120% 100% van het inkomen wordt als draagkracht gezien
Bijvoorbeeld: Inkomen hoger dan 120% (gehuwden) Netto inkomen per maand Inkomen 120% 50% van het inkomen tussen 110-120% Inkomen 110% Draagkracht per maand Variant B: Inkomensgrens Meerinkomen
Draagkracht € 1.750 € 1.564,79 € 1.434,39
€ 185,21 € 65,20 € 250,41
120% van het sociaal minimum 120-130% 50% van het inkomen als draagkracht beschouwd >130% 100% van het inkomen als draagkracht gezien
Bijvoorbeeld: Inkomen hoger dan 130% (gehuwden) Netto inkomen per maand Inkomen 130% 50% van het inkomen tussen 120-130% Inkomen 120% Draagkracht per maand
Draagkracht € 1.750 € 1.695,19 € 1.564,79
€ 54,81 € 65,20 € 120,01
4.1 Inkomensgrens 110% Variant A, is de werkwijze die momenteel gehanteerd in de gemeenten Helmond, Deurne en GemertBakel. Deze variant wijkt daarnaast ook niet veel af van de werkwijze die gehanteerd wordt in de overige gemeenten met dien verstande dat alleen de gemeente Laarbeek een andere inkomensgrens en systematiek hanteert. Voordelen: 1. Deze systematiek wordt al gehanteerd in een aantal gemeenten. De inkomensgrens van 110% sluit ook aan bij 5 gemeenten van de Peelregio. 2. De uitvoeringskosten zijn relatief laag. Nadelen: 1. Deze inkomensgrens sluit niet aan bij die van de collectieve ziektekostenverzekering. Hiermee wordt dus een ongewenst verschil gecreëerd binnen de verschillende inkomensondersteunende regelingen voor minima. 2. De doelgroep die je bereikt is in verhouding klein. 4.2 Inkomensgrens 120% Variant B, betekent voor alle gemeenten een verruiming van de doelgroep. Voordelen: 1. Je bereikt bij deze inkomensgrens een grotere doelgroep. 2. Voor gemeenten die een relatief gunstige staffelmethode kennen, kan het ophogen van de inkomensgrenzen de negatieve effecten van de versobering van de staffelmethode compenseren. Nadeel: 1. De kosten voor het minimabeleid zullen stijgen, de doelgroep die je hiermee bereikt zal groter zijn (gemiddelde stijging van doelgroep van het aantal huishoudens is 4% (aantal tov totale bevolking) t.o.v. inkomensgrens 110%, zie bijlage 1). Uiteraard is het ook nog een optie om beide varianten in te voeren echter gezien het feit dat er gestreefd wordt naar een uniforme en efficiënte werkwijze van de uitvoeringsorganisatie van Peel 6.1 is dit niet wenselijk. Een totaal overzicht van de kosten per inkomensgrens per gemeente gebaseerd op de begroting 2015 is opgenomen in bijlage 1.
Conclusie: Gezamenlijk een keuze te maken uit onderstaande varianten en wanneer dit onvoldoende tegemoetkomt aan de wensen van de afzonderlijke gemeenten beide varianten in te voeren.
Zaaknummer:
Z - 13019792
Documentnummer: Raad - 1500548
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Laarbeek; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 mei 2015, aangaande verdeling van de structurele extra Klijnsma-middelen in het kader van minimabeleid; gehoord het advies van de commissie Sociaal Domein, d.d. 16 juni 2015 om de Klijnsmamiddelen ter hoogte van € 50.550,- te verdelen over de voorgestelde onderwerpen en het voorstel als hamerstuk/bespreekstuk te behandelen; gelet op de bepalingen van de Participatiewet, de Wet maatregelen WWB en de notitie "Harmonisatie bijzondere bijstand Peel 6.1"; besluit: 1. Een bedrag van € 11.700,- van de extra middelen minimabeleid te bestemmen voor de regionale Bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten. 2. Een bedrag van € 22.425,- van de extra middelen minimabeleid te bestemmen voor de bijzondere bijstand. 3. Een bedrag van € 5.000,- van de extra middelen toe te voegen aan het jaarlijkse subsidiebedrag (groot € 10.000,-) van de Stichting Leergeld. 4. Een bedrag van € 11.425,- te oormerken voor plaatselijke projecten participatiebevordering en daardoor niet te onderwerpen aan de toetsingscriteria van de bijzondere bijstand.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 9 juli 2015. De raad voornoemd, de griffier,
de voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen
F.H.G.M. Ronnes
AANBIEDINGSFORMULIER COMMISSIEBESPREKING
Verzoek college van burgemeester en wethouders voor commissiebehandeling Vastgesteld in B&W-vergadering van 1 juni 2015 Zaaknummer:
Z - 15023818
Registratienummer:
CIE - 1500304
Onderwerp Concept Subsidieprogramma maatschappelijke ontwikkeling 2016-2019 Inhoud Bijgaand treft u aan het concept subsidieprogramma maatschappelijke ontwikkeling 2016-2019. De opzet wijkt af van het vorige programma wat betreft indeling in clusters. Van 7 clusters zijn we teruggegaan naar 4 clusters waarmee ook nauwer aansluiting is gezocht bij het WMObeleidsplan. Dit betekent ook dat middelen vanuit de WMO-budgetten zijn ingevoegd in het programma, hetgeen met name bij de professionele organisaties tot een vertekend beeld kan leiden in de vergelijking tussen de subsidies van 2016 en voorgaande jaren. Nieuwe taken met nieuwe taken zijn toegevoegd en andere taken en budgetten zijn uit het programma gehaald. Vergeleken met het totale budget aan subsidies over 2015 is het begrote budget voor 2016 € 42.105,- hoger. Deze kosten kunnen voor een bedrag van € 20.000,- worden gedekt uit het beschikbare budget eerste-lijnloket jeugd, uitvoeringskosten lokaal, en het overige deel kan ten laste worden gebracht van de stelpost cliëntondersteuning. Daarmee kan het voorliggende subsidieprogramma budgettair neutraal worden ingevoerd. Verder is nieuw dat we vrijwilligersorganisatie de mogelijkheid bieden extra subsidie aan te vragen als zij een extra maatschappelijke bijdrage willen maken en voorziet cluster 4 in tal van projectsubsidies. Ten aanzien van de professionele organisaties zullen we de in het verleden gemaakte BCFsubsidieafspraken gaan moderniseren. Inzet is om meer integrale afspraken te maken waarbij partners zich gezamenlijk verbinden aan het behalen van bepaalde resultaten. De hoogte van de subsidiebedragen hebben we bevroren met uitzondering van die waarbij een subsidie per jeugdlid beschikbaar wordt gesteld. Dit om het belang van jeugd en jeugdparticipatie te onderstrepen. Procedure: Na behandeling in uw commissie en verwerking van uw opmerkingen zal het subsidieprogramma gedurende een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd en aan de WMO-raad voorgelegd, waarbij eenieder zijn/haar zienswijze kan indienen. In de commissievergadering van 29 september zal het programma opnieuw aan u worden voorgelegd voorzien van alle ingediende zienswijzen en besluitvorming van het college daarop. In de raadsvergadering van 22 oktober zal de raad gevraagd worden het programma vast te stellen.
Met dit verzoek mee te zenden stukken Inhoud ter inzage liggende dossier Concept subsidieprogramma maatschappelijke ontwikkeling 2016 - 2019
Portefeuillehouder: J.H.C.M. Briels Naam behandelend ambtenaar: J. van den Berg Het college van burgemeester en wethouders verzoekt
1. om over de inhoud van dit onderwerp met de commissie Sociaal Domein en de portefeuillehouder van gedachte te wisselen. 2. ideeën aan te leveren hoe het college uitvoering kan geven aan de nieuwe subsidieregeling voor activiteiten plusaanbod ofwel de maatschappelijke tegenprestatie.
2/2
Subsidieprogramma maatschappelijke ontwikkeling 2016-2019
INHOUDSOPGAVE
Pagina
Inleiding
3
DEEL 1: Algemeen 1. Uitgangspunten en Beleidskader
4
2. Subsidiebeleid Maatschappelijke Ontwikkeling 2016-2019
8
DEEL 2: Subsidieprogramma Cluster 1 Sport, vrije tijd en zorgen voor elkaar
13
Cluster 2 Kunst en (volks)cultuur
27
Cluster 3 Algemene en lokaal toegankelijke voorzieningen Welzijn en Zorg
36
Cluster 4 Projectsubsidies
47
Bijlage 1 Binnengekomen reacties en verwerking
2
INLEIDING Voor u ligt het nieuwe Subsidieprogramma maatschappelijke ontwikkeling 2016-2019. Onder maatschappelijke ontwikkeling verstaan we primair de sociale kant van de samenleving. De indeling van de clusters verwoorden deze onderdelen in beleidsterreinen. Binnen een subsidiecluster worden gelijksoortige activiteiten geschaard. Per cluster wordt het beleid van de gemeente aangegeven en wordt vermeld welke activiteiten en/of resultaten de gemeente wenselijk vindt en wil subsidiëren. De gemeente verstrekt subsidie met het oog op bepaalde activiteiten die zonder een financiële bijdrage van de gemeente niet mogelijk zijn. Indeling in clusters De volgende subsidieclusters zijn samengesteld:
Cluster 1 Sport, vrije tijd en zorgen voor elkaar Cluster 2 Kunst en (volks)cultuur Cluster 3 Algemene en lokaal toegankelijke voorzieningen Welzijn en Zorg Cluster 4 Projectsubsidies
3
DEEL 1 ALGEMEEN 1.
Uitgangspunten en beleidskader
Het subsidieprogramma 2012-2015 was inhoudelijk gebaseerd op het WMO-beleidsplan 2008 en het raadsprogramma 2010-2014. Dit vertaalde zich in de volgende uitgangspunten: -
Vitale kern: Investeren in de lokale sociale structuur en het toegankelijker maken van algemene welzijnsvoorzieningen voor de kwetsbare burgeres.
-
Medeverantwoordelijkheid van burgers: De gemeente moet meer loslaten en de burger ondersteunen bij initiatieven.
-
Aansturing professionals: Professionele organisaties moeten meer gaan faciliteren en stimuleren in plaats van overnemen.
-
Ontgroening en vergrijzing: Er zal meer ingezet gaan worden op clustering van voorzieningen, functies en activiteiten die ontmoeting tussen doelgroepen bevorderen.
Het subsidieprogramma voor de periode 2016–2019 zal wederom gelinkt worden aan het gemeentelijk WMO-beleid (WMO-beleidsplan 2015–2018 ‘Iedereen doet mee’) en het nieuwe raadsprogramma (Toekomstvisie Laarbeek 2020) en de in het vorige programma ingezette beleidslijn zal dan ook worden voortgezet en uitgewerkt. Dit vertaalt zich in onderstaande uitgangspunten. Uitgangspunten: -
Vrijwilligerswerk wordt nog belangrijker
-
Rol professionele organisaties wordt anders
-
Subsidies moeten leiden tot actie en interactie
-
Rol gemeente wordt nog meer voorwaardenscheppend.
-
Verenigingen met eigen accommodaties zullen nog meer op eigen benen moeten staan.
a. Vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk wordt ook wel het cement van de samenleving genoemd en dat willen we ook blijven ondersteunen door middel van subsidies. Wel proberen we hierin meer evenwicht aan te brengen. Sommige subsidiegrondslagen waren deels nog gebaseerd op historische gronden (mix van subsidiegrondslagen uit de voormalige gemeenten). Dit leidde tot verschillende subsidiegrondslagen voor vergelijkbare activiteiten die niet altijd goed gemotiveerd konden worden. Daardoor hebben we gezocht naar een meer gelijkwaardige verdeling van subsidiegelden voorzover het vergelijkbare subsidiabele activiteiten betreft.
4
b. Professionele organisaties Met de professionele organisaties is in het verleden een systeem van beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF) opgesteld. Een systeem waarbij nauwkeurig wordt vastgelegd wat de gemeente van de organisaties verwacht en tegen welke kostprijs en subsidie de instelling de activiteiten kan uitvoeren. Na jaren van experimenteren moeten we constateren dat deze methodiek nooit echt goed heeft postgevat bij de organisaties. Vooral de BCF aanvraag – en verantwoordingsmethodiek verdroeg zich moeilijk met hun regulier begrotings-en verantwoordingssysteem waardoor organisaties eigenlijk een dubbele boekhouding moeten voeren. Ook het kostprijssysteem bleek in de praktijk nauwelijks hanteerbaar. Om het goede van de BCF systematiek te bewaren en een bij deze tijd passende ontwikkeling door te kunnen maken, wordt gestart met een gezamenlijk offertetraject. Uitgangspunt van dit traject is de visie van de gemeente Laarbeek, ic de richtinggevend elementen hieruit. Aan deze uitgangspunten wordt in overleg met partners vertaling gegeven naar de praktijk en antwoord gegeven op vragen die zich daar voordoen, zoals: -
Inrichting en werkwijze van de zorgstructuur in Laarbeek.
-
Samenstelling en werkwijze van de wijkteams.
-
Inrichting netwerkorganisatie Centrum voor Jeugd en Gezin.
-
Positionering van professionals: hoe zorgen we voor voldoende deskundigheid, specialisme, aan de voorkant?
Resultaten waar partners zich aan verbinden zitten in eerste instantie in de samenwerking en in het nemen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. In tweede instantie vertaalt zich dit in het benoemen van een gezamenlijke doelgroep met bijbehorende resultaten. Dit gezamenlijk offertetraject wordt gestart met de kernpartners, om daarna ook de overige partners hier bij aan te laten sluiten. c. Actie en interactie Nieuw element in dit programma is dat vrijwilligersorganisaties in aanmerking kunnen komen voor een aanvullend subsidie, indien zij naast hun eigen activiteiten als het ware ‘naar buiten treden’ door het leveren van een extra maatschappelijke bijdrage (interactie). Dit laatste kan bijvoorbeeld bestaan uit hun activiteiten toegankelijk maken voor mensen met een beperking, organiseren open dag, etc. Organisaties kunnen voor dergelijke activiteiten jaarlijks een eenmalig subsidie aanvragen. Het totaal te verstrekken subsidiebedrag voor alle projecten is gelimiteerd door de hoogte van het daarvoor bestemde budget. Nieuwe vrijwilligersinitiatieven Er is extra financiële ruimte ingebouwd om nieuwe vrijwilligersinitiatieven mogelijk te maken die passen binnen de beleidskaders van dit programma, WMO-beleidsplan 2015–2018 ‘Iedereen doet mee’ en Toekomstvisie Laarbeek 2020. d. Rol gemeente De rol van de gemeente zal nog meer een voorwaardenscheppende worden. Initiatieven zullen vooral van de burgers zelf moeten komen. Daarin past ook een systematiek van vraaggericht subsidiëren. De gemeente geeft de beleidskaders van subsidiabele activiteiten, en de burger zorgt zelf voor de invulling.
5
Gedurende de looptijd van dit subsidieprogramma zal worden gewerkt aan de invoering van een zogenaamd vouchersysteem. Burgers kunnen dan met zo’n voucher gebruik maken van bepaalde subsidiabele activiteiten. De Laarbeekse burger heeft dan zelf de keuze waar hij die subsidiabele activiteiten dan afneemt. Niet meer de organisaties die een bepaald aanbod leveren worden dan nog gesubsidieerd (aanbodgerichte subsidiëring), maar de burgers rechtstreeks. Voor welke activiteiten dit mogelijk is moet nog worden uitgewerkt en zal vervolgens fasegewijs worden ingevoerd. e. Verenigingsaccommodaties De afgelopen jaren heeft de gemeente veel geïnvesteerd in de multifunctionele accommodaties. Het bij elkaar brengen van verschillende voorzieningen centraal in de verschillende dorpskernen, moet ertoe bijdragen, dat in principe voor alle verenigingsactiviteiten een geschikte accommodatie beschikbaar is. Het doel voor de komende jaren is deze voorzieningen in stand te houden en waar mogelijk het gebruik nog verder te intensiveren. Financiële ondersteuning door de gemeente in het oprichten van nieuwe accommodaties zal niet meer aan de orde zijn. Verenigingen met eigen accommodaties kunnen in beperkte gevallen en in beperkte mate nog wel een beroep blijven doen op een eenmalige bijdrage in het onderhoud. Voor het overige zijn verenigingen geheel zelf verantwoordelijk voor hun eigen accommodaties. f. Financiële ontwikkelingen De gemeentelijke financiën staan al jaren onder druk. Enerzijds door teruglopende inkomsten en anderzijds door een toename van het aantal taken en daarmee gepaard gaande kosten. Zoals ook bij de uitgangspunten is aangegeven willen we wel extra financiële ruimte creëren om organisaties een aanvullend subsidie te kunnen geven voor een bijzondere maatschappelijke bijdrage. Tevens willen we extra financiële ruimte creëren om nog meer nieuwe vrijwilligersinitiatieven mogelijk te maken. Tenslotte willen wij gedurende deze programmaperiode het belang van de actieve jeugd onderstrepen en zijn de subsidiebedragen per jeugdlid met 10% verhoogd. Anderzijds hebben de transities in het sociale domein geleid tot taak- en budgetuitbreiding van (een aantal) lokaal/regionaal werkende instellingen. Hiermee stijgt het totaalbudget aan subsidies voor professionele instellingen. g. Overgangsregeling Voor zover nieuwe subsidiegrondslagen er toe leiden dat organisaties, die stonden opgenomen in het subsidieprogramma 2012–2015, een hoger of lager subsidie ontvangen dan waar zij op grond van de vorige subsidiegrondslag recht hadden, dan kan er in bepaalde gevallen een overgangsregeling worden toegepast. Deze overgangsregeling ziet er als volgt uit. •
Is het subsidiebedrag 10% tot 20% hoger of lager dan wordt dit gefaseerd doorgevoerd over een periode van 3 jaar.
•
Is het subsidiebedrag 20% of meer hoger of lager dan wordt dit gefaseerd doorgevoerd over een periode van 4 jaar.
•
In alle gevallen dient het hoger of lager subsidiebedrag minimaal € 1.000,- te zijn.
6
Voorbeeld: Subsidie was
€ 5.000,-
€ 5.000,-
Subsidie wordt € 4.250,-
€ 6.000,-
Subsidiebedrag is 15% lager:
Subsidiebedrag is 20% hoger:
Subsidie wordt dan:
Subsidie wordt dan:
2016 – 5% = € 4.750,-
2016:
2017 -10% = € 4.500,-
2017: + 10% = € 5.400,-
2018 -15% = € 4.250,-
+ 5% = € 5.200,-
2018: + 15% = € 5.800,2019: + 20% = € 6.000,-
7
2. Subsidiebeleid maatschappelijke ontwikkeling 2016-2019 2.1 Uitgangspunten subsidiesysteem Subsidiëring is geen doel op zich. Het is een instrument, waarmee de gemeente de gestelde doelen wil bereiken. Het subsidieprogramma 2016-2019 is - net als in voorgaande subsidieprogramma’s het geval was - gericht op activiteiten/resultaten. Dit wordt ook output genoemd. Een relatie tussen gewenste activiteiten/resultaten en subsidie wordt beschreven in de subsidiegrondslag. De gemeente Laarbeek kent geen exploitatiesubsidies als een vorm van inputfinanciering. Doel subsidiëring 2016-2019 De gemeente verleent niet zomaar subsidie, maar doet dit om bepaalde maatschappelijke doelen te realiseren. Deze doelen komen voort uit de Toekomstvisie Laarbeek 2020 en diverse beleidsnota’s, waarvan het Wmo beleidsplan 2015-2018 op dit moment het belangrijkste is. Ons subsidieprogramma bestond de afgelopen jaren uit zeven clusters met elk eigen doelen. In dit subsidieprogramma is het aantal clusters teruggebracht tot 4 waarbij aansluiting is gezocht bij de ontwikkelingen in het sociaal domein, met name het WMO-beleidsplan en de wijze waarop vorm en inhoud is gegeven aan de decentralisatie van de jeugdzorg. Om de richting van deze ontwikkelingen duidelijk te maken wordt gebruik gemaakt van een piramide. •
De brede basis van deze piramide bestaat uit dat wat mensen al dan niet in georganiseerd verband met en voor elkaar doen: het lokale veld van informele zorg en hulpverlening, het verenigingsleven en activiteiten die in los/vast verband plaatsvinden. Hieronder vallen de activisten uit cluster 1 en 2
•
De lagen daarboven bestaan uit activiteiten/diensten die door professionals worden uitgevoerd, met als toevoeging, hoe hoger in de piramide hoe specialistischer de activiteit/dienst. De laag van de algemene en collectieve voorzieningen is een lokale aangelegenheid. Deze activiteiten/diensten zijn lokaal toegankelijk en worden met lokale middelen (subsidie) gefinancierd. In deze laag van de piramide zitten de activiteiten/diensten van cluster 3 en 4.
•
De maatwerkvoorzieningen en specialistische vorm en van zorg worden regionaal ingekocht, wel zoveel mogelijk lokaal uitgevoerd. De financiering van deze activiteiten/diensten valt buiten dit subsidieprogramma.
8
Soorten subsidies: jaarlijks, eenmalig en budgetsubsidies Het subsidieprogramma kent drie subsidiesoorten. De overeenkomst tussen alle subsidies is dat zij verleend worden om een bepaalde activiteit of resultaat mogelijk te maken. -
Jaarlijkse subsidie: het gemeentelijke beleid verandert niet jaarlijks. Organisaties/ activiteiten die aansluiten bij het meerjarige gemeentelijke beleid, staan opgenomen in het subsidieprogramma 2016-2019. Deze organisaties hoeven slechts eens in de vier jaar subsidie aan te vragen. In de subsidiegrondslag wordt de relatie tussen activiteit/resultaat en subsidie gelegd. We noemen het desondanks een jaarlijkse subsidie omdat de gemeenteraad elk jaar de begroting en het subsidieplafond moet vaststellen. Uitzondering hierop vormt het beleidsvoornemen om het vouchersysteem deze subsidieperiode nader uit te werken. Dit kan mogelijk al gedurende de looptijd van dit subsidieprogramma consequenties hebben voor de subsidiëring.
-
Eénmalige (project)subsidie: het subsidieprogramma 2016-2019 biedt net als het vorige subsidieprogramma financieel ruimte om nieuwe initiatieven mogelijk te maken via een eenmalige (project)subsidie. Zowel burgers als vrijwilligers als professionele organisaties kunnen een aanvraag doen voor een projectsubsidie. Het inhoudelijk kader wordt grotendeels gevormd door het Wmo-beleidsplan 2015-2018 ‘Iedereen doet mee’. Een projectsubsidie kan voor maximaal twee achtereenvolgende jaren worden toegekend. Eenmalige subsidies hebben nadrukkelijk de bedoeling als stimulans te dienen.De inzet van de subsidies moet bijdragen aan de doelen zoals opgenomen in cluster 4.
-
Subsidie op basis van BCF/gezamenlijk offertetraject: met een aantal organisaties worden afspraken gemaakt, waarbij wordt vastgelegd wat de gemeente van de instelling
9
verwacht en tegen welke kostprijs en subsidie de instelling de activiteiten kan uitvoeren en wat (gezamenlijke) resultaten zijn. 2.2 Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen De volledige voorwaarden staan vermeld in de Algemene Subsidieverordening gemeente Laarbeek. De belangrijkste voorwaarden zijn: De aanvrager Individuele burgers en organisaties kunnen subsidie aanvragen. Een organisatie kan slechts voor subsidie in aanmerking komen indien zij statutair gevestigd is in de gemeente Laarbeek, en de activiteit(en) zich specifiek richten op (inwoners van) onze gemeente. Vervolgens kunnen professionele organisaties een subsidie aanvragen, waarmee onze gemeente een overeenkomst heeft gesloten met of die door middel van een samenwerkingsverband met omliggende gemeenten opdrachten in het kader van het gemeentelijk beleid uitvoeren. De subsidieaanvraag Een subsidieaanvraag bevat een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd en welk resultaat hiermee beoogd wordt. Tevens bevat de aanvraag een begroting en dekkingsplan. Aanvragen voor subsidie worden inhoudelijk getoetst aan de Algemene wet bestuursrecht, het beleidsplan Wmo-Laarbeek 2016-2019, de sociale structuurschets, eventuele deelbeleidsnotities, de Algemene subsidieverordening en specifieke bepalingen uit dit subsidieprogramma (per cluster). Bij nieuwe aanvragen is met name het beleid uit cluster 4 van belang. Indien er een inhoudelijke legitimatie voor de aanvraag is, dan kan in principe een subsidie verleend worden. De hoogte van de subsidie kan afhangen van de mate waarin een eigen bijdrage redelijk is. Bij de eventuele subsidieverlening is het van belang dat het ingestelde subsidieplafond niet overschreden wordt. Aanvraagtermijn Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk 1 april gedaan, in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Indien de organisatie/ activiteit reeds in dit subsidieprogramma is opgenomen, dient slechts één keer een aanvraag te worden gedaan. Voor de periode 2015-2019 zijn de aanvragen ingediend voor 1 juni 2015. Een aanvraag voor een éénmalige subsidie dient minimaal zes weken voor aanvang van de activiteit te worden gedaan.
Hardheidsclausule Het college van burgemeester en wethouders kan afwijkend van hetgeen in de verordening bepaald staat (met uitzondering van artikel 1, 2, 3 en 9) een subsidie verlenen aan een organisatie/activiteit, mits daarmee het subsidieplafond niet wordt overschreden.
10
Weigeringsgronden Het college van burgemeester en wethouders kan een subsidieaanvraag weigeren als: -
de activiteit niet of in onvoldoende mate gericht is op de Laarbeekse burger.
-
Indien de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende middelen kan beschikken om de activiteit te organiseren.
-
De activiteit niet aansluit bij het gemeentelijke beleid en/of in strijd is met de wet, het algemeen belang of de openbare orde.
-
Het subsidieplafond bereikt is.
-
De gemeente naar eigen inzicht al voldoende middelen inzet om soortgelijke activiteiten te ondersteunen.
2.3 Subsidiebedrag Subsidiegrondslag Per cluster wordt aangegeven welke organisaties/activiteiten tot het cluster behoren. In de subsidiegrondslag wordt aangegeven welke activiteiten en of resultaten vanuit de gemeente wenselijk zijn (en dus voor subsidie in aanmerking komen) en hoe zich dit vertaalt in een subsidiebedrag. Voor zover het subsidiebedrag wordt gekoppeld aan het inwoneraantal per kern dan gelden hiervoor de volgende inwoneraantallen: Inwoneraantal Laarbeek (peiljaar 2015) -
Aarle-Rixtel: 5.600 inwoners
-
Beek en Donk: 10.200 inwoners
-
Lieshout: 4.200 inwoners
-
Mariahout: 1.900 inwoners.
21.900 inwoners verdeeld over:
In sommige gevallen is het lastig om de output te kwantificeren. In die gevallen is ervoor gekozen om het resultaat van de activiteit te koppelen aan een maximale vaste bijdrage. Op nieuwe aanvragen voor een eenmalige subsidie is het beleid uit cluster 4 van toepassing. Eigen bijdrage Ons subsidiestelsel gaat uit van een redelijke eigen bijdrage van leden, deelnemers en bezoekers. Naarmate de activiteit meer gericht is op plezier en ontspanning, weegt het profijtbeginsel zwaarder en wordt een hogere eigen bijdrage redelijk geacht. Bij een eigen bijdrage kan gedacht worden aan sponsoring, contributie of bijvoorbeeld entreegeld. De hoogte van de subsidie hangt af van de redelijkheid van de eigen bijdrage voor een bepaalde activiteit. Subsidieplafond Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Laarbeek stelt de gemeenteraad, jaarlijks bij vaststelling van de begroting, ook de subsidieplafonds vast.
11
2.4 Procedure subsidieverlening en –vaststelling Beslistermijn subsidieverlening Het college van burgemeester en wethouders beslist uiterlijk voor 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie. Op een aanvraag voor een éénmalige subsidie beslist het college in elk geval binnen 13 weken na ontvangst, maar uiteraard wordt rekening gehouden met het tijdstip van de activiteit. Indien de subsidie wordt verleend, zal in de beschikking van de subsidieverlening worden uitgelegd onder welke voorwaarden de subsidieverlening plaatsvindt en op welke wijze verantwoording over de middelen afgelegd dient te worden. Verantwoording Burgers en organisaties die een subsidie ontvangen die lager is dan € 2.000,- behoeven geen verantwoording meer af te leggen, deze bedragen worden direct bij verstrekking vastgesteld. Organisaties die een subsidie ontvangen die ligt tussen de € 2.000,- en de € 5.000,- zijn of verantwoordingsvrij of dienen een lichte verantwoording in. Organisaties die een subsidie ontvangen die ligt tussen de € 5.000,- en de € 20.000,- dienen een lichte verantwoording in. Organisaties die een subsidie ontvangen hoger is dan € 20.000,- dienen een volledige verantwoording in. Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle De subsidieontvanger heeft een meldingsplicht (artikel 13 van de Algemene subsidieverordening gemeente Laarbeek). Dit betekent dat de ontvanger er melding van moet maken als de activiteiten waarvoor hij/zij subsidie heeft ontvangen niet of gedeeltelijk niet doorgaan. Ook geldt dat de gemeente steekproefsgewijze controles uitvoert, met primair als doel de vereenvoudigde verantwoordings- en vaststellingsprocedures te evalueren. Vaststellen Subsidies tot € 2.000,- worden door het college direct bij verlening verantwoordingsvrij ambtshalve vastgesteld. Dit moet jaarlijks gebeuren. Subsidies tot € 5.000,- worden door het college direct vastgesteld of ambtshalve binnen dertien weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht. Indien de subsidieverlening meer dan € 5.000,- bedraagt, dan dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college. Bij een éénmalige subsidie is dat uiterlijk dertien weken nadat de activiteiten hebben plaatsgevonden. Bij een jaarlijks subsidie is dat uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk drie maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.
12
DEEL 2
SUBSIDIEPROGRAMMA
Cluster 1: Sport, vrije tijd en zorgen voor elkaar Doel subsidie cluster 1 Subsidiering vanuit cluster 1 richt zich op het versterken van de sociale basis van Laarbeek. Laarbeek kent een rijk verenigingsleven, dat het fundament vormt voor deze sociale basis. De gemeente Laarbeek koestert deze vrijwillige inzet en bijbehorende vrijwilligersorganisaties. De subsidie van dit cluster kent vanaf 2016 twee dimensies. Ten eerste willen we met een basissubsidie organisaties in staat stellen hun aanbod aan activiteiten in stand te houden. Daarnaast willen we met een extra subsidie organisaties stimuleren tot activiteiten die een bijdrage leveren aan de zorgzame samenleving. De gemeente stelt deze extra subsidiemogelijkheid vooralsnog beschikbaar voor organisaties die op basis van jeugdleden worden gesubsidieerd. Wat valt er onder dit cluster 1.1. Sportactiviteiten 1.2. Activiteiten zorg voor elkaar 1.3 Activiteiten voor jeugd en jongeren 1.4. Activiteiten voor ouderen 1.5. Activiteiten voor mensen met een beperking 1.6. Activiteiten ter bevordering van de leefbaarheid De activiteiten die onder dit cluster vallen richten zich op: -
Sportdeelname van jongeren;
-
Activeren van mensen;
-
Mensen in hun kracht zetten
-
Versterken van netwerken;
-
Proactief contact leggen;
-
Opbouwen van een vertrouwensband;
-
Zorg dragen voor elkaar.
Subsidieverplichtingen De gesubsidieerde organisatie (subsidieontvanger) verplicht zich te houden aan de bepalingen: -
Uitvoering van de basisactiviteit;
-
De basisactiviteit is gericht op (inwoners van) de gemeente Laarbeek;
-
De basisactiviteit wordt uitgevoerd door vrijwilligers, eventueel in beperkte mate bijgestaan door een deskundige;
-
De bepalingen zoals deze staan opgenomen de Algemene subsidieverordening gemeente Laarbeek.
Indien de gesubsidieerde organisatie subsidie ontvangt op basis van jeugdleden dan dient de organisatie zich aanvullend te houden aan de volgende bepalingen: -
De organisatie wijst een verenigingscontactpersoon jeugd aan, die jaarlijks twee keer aanwezig is bij een netwerkbijeenkomst geïnitieerd door de gemeente.
13
-
De organisatie heeft minimaal twintig jeugdleden, dan wel één jeugdteam, dan wel aan kan tonen dat zij zinvol kan deelnemen aan activiteiten in NOC*NSF-verband.
-
De organisatie gebruikt maakt van een geschikte accommodatie.
Activiteiten basisaanbod Zoals geformuleerd bij de basisactiviteit en de subsidiegrondslag. Activiteiten plusaanbod: maatschappelijke tegenprestatie Per 2016 biedt de gemeente vrijwilligersorganisaties, die op basis van jeugdleden worden gesubsidieerd, de mogelijkheid om maximaal 10% extra subsidie te verkrijgen. De organisatie moet daar wel iets extra’s voor doen, dat ten goede komt aan de Laarbeekse, zorgzame samenleving. De activiteiten van het plusaanbod worden jaarlijks door de gemeente voor het daarop volgende jaar in overleg met de organisaties bepaald. Aanvraagprocedure aanvullende subsidie plusaanbod Als uw organisatie in aanmerking wenst te komen voor de aanvullende subsidie, vul dan het formulier ‘Aanvraag aanvullende subsidie’ in dat u bij uw beschikking voor de basissubsidie hebt ontvangen of vraag een formulier op bij de gemeente. Een aanvraag voor een aanvullende subsidie dient minimaal zes weken voor aanvang van de activiteit plaats te vinden. Enkel organisaties die op basis van jeugdleden worden gesubsidieerd komen voor deze aanvullende subsidie in aanmerking en kunnen jaarlijks maximaal 10% van hun basissubsidie extra verkrijgen. Het maximale subsidiebedrag is € 10.000,-.
14
Gesubsidieerde organisaties 1.1. Sportactiviteiten Het subsidiebeleid op het gebied van sport en recreatie richt zich op de deelname van jongeren tot 18 jaar aan sport- en recreatieve activiteiten. De gemeente ziet sport als een belangrijk middel voor de leefbaarheid van en sociale samenhang in de kernen. Hoewel de kwaliteit van de geleverde prestaties van belang kunnen zijn voor de instandhouding van de vereniging (mede vanwege de stimulerende werking die daarvan uitgaat), spelen deze prestaties c.q. het niveau waarop gespeeld wordt, geen rol bij de subsidiëring. Basisactiviteit: activiteiten zijn gericht op het uitoefenen van sport en/of sportieve recreatie door jongeren tot achttien jaar (in club- of groepsverband) binnen de gemeente Laarbeek ondergebracht. Subsidiegrondslag: bedrag per jeugdlid ter uitvoering van de basisactiviteit Aantal leden: variabel (gemiddeld aantal van 2014-2015) Subsidiebedrag: € 30,- per jeugdlid Maximale subsidie is: € 78.270,-
Tak van sport
Verenigingen
Kern
Gemiddeld aantal
geraamde
jeugdleden
subsidie
2014-2015
Badminton
Badmintonclub Mixed
Badminton
Beek en Donk
2016
53
€ 1.749
BadmintonLieshout club Lieshout
23
€ 759
Badminton
Badmintonclub De Gan- Aarle-Rixtel zeveer
18
€ 594
Basketbal
BasketballLieshout club Lieshout
66
€ 2.178
Boksen
Boksclub Laarbeek
Beek en Donk
66
€ 2.178
Budo
Budoclub Beek en Donk
Beek en Donk
92
€ 3.036
15
Judo
Judoclub Avanti
Judo
Lieshout
47
€ 1.551
Judoclub MaMariahout riahout
37
€ 1.221
Handbal
Handbalvereniging BEDO
Beek en Donk
51
€ 1.683
Handbal
KPJ Beek en Donk
Beek en Donk
63
€ 2.079
Korfbal
Korfbalvereniging Flamingo's
Mariahout
90
€ 2.970
Paardensport
Ponyclub O.L.V. Ruitertjes
Aarle-Rixtel
23
€ 759
Paardensport
Ponyclub De Pioniertjes
Mariahout
14
€ 462
Rolschaatsen
Rollerclub De Beek en Donk Oude Molen
49
€ 1.617
Tafeltennis
TTV Een en Twintig
Beek en Donk
18
€ 594
Tafeltennis
A.T.T.C. '77
Aarle-Rixtel
15
€ 495
Tennis
Tennisvereniging 't Slotje
Beek en Donk
98
€ 3.234
Tennis
Tennisvereniging De Hut
Aarle-Rixtel
39
€ 1.287
Tennis
Tennisvereniging De Raam
Lieshout
87
€ 2.871
Turnen
Turnvereniging De Ringen
Beek en Donk
104
€ 3.432
Turnen
Gymvereniging Cialfo
Aarle-Rixtel
222
€ 7.326
Turnen
Turnclub de Brug
Lieshout
25
€ 825
Vissport
Hengelsportvereniging Beek en Donk Het Geduld
90
€ 2.970
16
Vissport
Hengelsportvereniging ‘t Lieshout Sluisje
Voetbal
40
€ 1.320
Voetbalvereniging A.S.V. Aarle-Rixtel '33
262
€ 8.646
Voetbal
Voetbalvereniging ELI
Lieshout
207
€ 6.831
Voetbal
Voetbalvereniging Mariahout
Mariahout
160
€ 5.280
Voetbal
R.K.S.V. Sparta '25
Beek en Donk
378
€ 12.474
Volleybal
Volleybalvereniging BEDOVO
Beek en Donk
46
€ 1.518
Zwemmen
Zwemvereniging Beek en Donk
Beek en Donk
126
€ 4.158
Totaal
€ 86.097
1.2. Activiteiten zorg voor elkaar De gemeente heeft al veel zorg- en ondersteuningstaken en er komen er nog veel meer bij. En dat terwijl de gemeente dit met minder geld moet doen. De conclusie is duidelijk: zorg moet anders georganiseerd gaan worden. Preventie, eigen kracht en burgerkracht staan hierbij centraal. Zorgen voor elkaar is een taak van ons allemaal. Een aantal organisaties is al actief op dit terrein. Stichting Zelfhulp Zuidoost Brabant Basisactiviteit: Laagdrempelige ondersteuning van mensen die hulp zoeken in de vorm van participatie in een zelfhulpgroep of de ondersteuning van mensen die een zelfhulpgroep willen starten. Subsidiegrondslag: bedrag per inwoner ter uitvoering van de activiteit Aantal inwoners: 21.900 (peildatum 1 januari 2015) Subsidiebedrag: € 0,15 per inwoner Maximale subsidie: € 3.285,-
17
Contactgroep Laarbeek Basisactiviteit: organiseren en faciliteren van laagdrempelige ontmoetingen tussen mensen die actief naar elkaar willen luisteren en elkaar voorzien van tips en trucs hoe om te gaan met, en erkennen en herkennen van zowel somatische, psychische, psychiatrische en/of sociaalmaatschappelijke beperkingen. Dit resulteert in minimaal 3 contactgroepen. Subsidiegrondslag: bedrag per georganiseerde contactgroep Aantal contactgroepen: 3 Subsidiebedrag: € 350,- per contactgroep Maximale subsidie: € 1.050,Stichting Door en Voor Basisactiviteit: Ondersteunen en versterken van mensen met een psychische, psychosociale en psychiatrische kwetsbaarheid door de inzet van ervaringsdeskundigheid ten einde de zelfredzaamheid en participatie te bevorderen. Subsidiegrondslag: bedrag per inwoner ter uitvoering van de activiteit Aantal inwoners: 21.900 (peildatum 1 januari 2015) Subsidiebedrag: € 0,16 per inwoner Maximale subsidie: € 3.504,EHBO-verenigingen Basisactiviteit: Verzorgen van minimaal 5 cursussen op gebied van reanimatie en eerste hulp bij ongelukken. Subsidiegrondslag: bedrag per cursus aangevuld met een bedrag per lid Aantal cursussen: 5 Aantal leden: variabel (gemiddelde van 2014 en 2015) Subsidiebedrag: € 110,- per cursus en + € 4,50 per lid Maximale subsidie: € 2.893,- EHBO-vereniging Beek en Donk
113 leden subsidie
€ 1.059,-
- EHBO-vereniging Lieshout
99 leden subsidie
€
996,-
- EHBO-vereniging Aarle-Rixtel
64 leden subsidie
€
838,-
Stichting AED Alert Laarbeek Basisactiviteit: Beheren van een betrouwbaar, dekkend AED-netwerk in Laarbeek dat bestaat uit AED-cirkels (AED’s in kast) en een netwerk van voldoende opgeleide vrijwilligers. Subsidiegrondslag: bedrag per AED-cirkel Aantal AED-cirkels: 29 Subsidiebedrag: € 220,- per AED-cirkel Maximale subsidie: € 6.380,-
18
Slachtofferhulp Nederland Basisactiviteit: hulp verlenen aan mensen die het slachtoffer zijn geworden van een misdrijf (bedreiging, zedendelict of beroving) of ongeval en doorverwijzing naar regulier aanbod. Subsidiegrondslag: bedrag per inwoner ter uitvoering van de activiteit Aantal inwoners: 21.900 (peildatum 1 januari 2015) Subsidiebedrag: 0,20 per inwoner Maximale subsidie: € 4.380,-
1.3 Activiteiten voor jeugd- en jongeren De gemeente vindt het belangrijk dat er een gevarieerd vrijetijdsaanbod voor jeugd en jongeren aanwezig is in Laarbeek. Het gaat dan niet alleen om sportactiviteiten (nr 1), maar ook om sociale-culturele activiteiten. Deelname aan activiteiten is goed voor de algemene ontwikkeling van kinderen. Bovendien vergroot het de zelfstandigheid en de maatschappelijke betrokkenheid van kinderen. Met het oog op ‘meer zorgen voor elkaar’ is dit ook belangrijk. Open jeugd- en jongerenwerk Basisactiviteit: het bieden van laagdrempelige activiteiten voor jeugd en jongeren (zonder lidmaatschap) gericht op ontspanning en vermaak. Onder het open jeugd- en jongerenwerk vallen momenteel: Kinderhandenarbeid ‘Jeugdhonk De Bezemsteel’, Hiep Hoi Kindervakantiewerk Beek en Donk, Kindervakantiewerk Lieshout, Kindervakantiewerk Mariahout, Jeugdinitiatiefgroep Aarle-Rixtel, Tienerwerk Beek en Donk, &RG, Tienerwerk Lieshout, Roefelcomité, Tienerwerk Cendra en Tienerwerk See You. Subsidiegrondslag: vast bedrag per jaar ter uitvoering van de activiteiten Subsidiebedrag: € 24.418,- per jaar Maximale subsidie is: € 24.418,-. Deze wordt beheerd door Vierbinden.
Yammas Basisactiviteit: het organiseren van een tweewekelijkse activiteit gericht op ontspanning en ontmoeting en het organiseren van een aantal grotere activiteiten. Subsidiegrondslag: bedrag per jeugdlid ter uitvoering van de activiteiten Aantal leden: 119 (peildatum 1 januari 2015) Subsidiebedrag: € 45,- per jeugdlid Maximale subsidie is: € 5.355,-
19
Scouting Basisactiviteit: het wekelijks organiseren van leuke en uitdagende activiteiten die bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen. Subsidiegrondslag: bedrag per lid ter uitvoering van de activiteit Aantal leden: variabel (gemiddelde van 2014 en 2015) Subsidiebedrag: € 45,- per lid Maximale subsidie: € 9.675,- Scouting Beek en Donk
88 leden
subsidie € 3.960,-
- Scouting Aarle-Rixtel
76 leden
subsidie € 3.420,-
- Scouting Lieshout-Mariahout
51 leden
subsidie € 2.295,-
Jeugdgemeenteraad Basisactiviteit: Organiseren van de jeugdgemeenteraad, die als spreekbuis dient voor de Laarbeekse jeugd en jeugdigen in de gelegenheid stelt om kennis te maken met het politieke systeem. Subsidiegrondslag: vast bedrag per jaar ter uitvoering van de activiteit. Subsidiebedrag:
€ 2.754,-
Maximale subsidie: € 2.754,Veilig verkeer Nederland Basisactiviteit: Ontwikkeling van activiteiten die bijdragen aan een veilige verkeersdeelname van jeugdigen. Subsidiegrondslag: vast bedrag per jaar ter uitvoering van de activiteit Subsidiebedrag:
€ 105,-
Maximale subsidie: € 105,-. Stichting Leergeld Doel van subsidie aan deze stichting is om leerlingen in de leeftijd vanaf 4 tot 18 jaar deel te laten nemen aan activiteiten in en rondom school en daarvoor voorzieningen in natura te leveren via ketenpartners. Subsidiegrondslag: de middelen van het minimabeleid van de gemeente. Subsidiebedrag: de subsidie was € 10.000,- tot 2015. Uitgangspunt is om de subsidie vanaf 2015 te verhogen tot € 15.000,-, maar hierover vindt nog politieke besluitvorming plaats. 1.4 Activiteiten voor ouderen Met het oog op de toenemende vergrijzing, de tendens dat ouderen langer thuis moeten blijven wonen en het belang van participatie van ouderen ter voorkoming van eenzaamheid, wordt er door de gemeente veel belang gehecht aan de organisaties die zich actief inzetten voor ouderen. De KBO’s zijn goed verankerd in Laarbeek en zeer actief. De gemeente koestert deze inzet.
20
KBO-afdelingen Laarbeek Basisactiviteit: Het organiseren van activiteiten waaronder het signaleren van kwetsbaarheid, het bieden van informatie en advies gericht op gezondheidsbevordering en langer veilig thuis wonen, het bieden van een luisterend oor, het ondersteunen van ouderen en het bieden van structureel vertier. Dit alles met als doel: het behoud van regie, participatie, versterking netwerk en het onderhouden van contact. Subsidiegrondslag: bedrag per lid ouder dan 65 jaar ter uitvoering van de activiteit Aantal leden: variabel (gemiddeld aantal over 2014 en 2015) Subsidiebedrag: 12,00 per lid Maximale subsidie: € 25.128,- KBO Beek en Donk
670 leden (aanname)
subsidie € 8.040,-
- KBO Lieshout
616 leden
subsidie € 7.392,-
- KBO Aarle-Rixtel
561 leden
subsidie € 6.732,-
- KBO Mariahout
247 leden
subsidie € 2.964
1.5 Activiteiten voor mensen met een beperking De gemeente vindt het belangrijk dat iedereen mee kan doen in Laarbeek – ongeacht achtergrond, opleiding, beperking of leeftijd – en dat mensen elkaar accepteren zoals zij zijn. De streeft naar een samenleving waar zonder meer plek is voor iedereen. Het is belangrijk dat aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Denk hierbij aan een comfortabele plek om te wonen, passend werk, voldoende mogelijkheden om te ontspannen en de nodige zorg en ondersteuning in de buurt. Uitgangspunt is hier: gewoon waar kan, speciaal waar nodig. In Laarbeek is een aantal organisaties actief die zich inzetten voor het creëren van deze randvoorwaarden voor mensen met een beperking. Afdelingen Zonnebloem Laarbeek Basisactiviteit: Het organiseren van een bezoek bij mensen thuis, een dagje weg of vakantie voor mensen met een lichamelijke beperking. Iedere kern heeft zijn eigen afdeling van de Zonnebloem. Subsidiegrondslag: vast bedrag per inwoner ter uitvoering van de activiteit Subsidiebedrag: € 0,06 per inwoner Maximale subsidie: € 1.314,- Zonnebloem Beek en Donk
subsidie € 612,-
- Zonnebloem Lieshout
subsidie € 252,-
- Zonnebloem Aarle-Rixtel
subsidie € 336,-
- Zonnebloem Mariahout
subsidie € 114,-
21
Gehandicaptenvereniging Basisactiviteit: organiseren van een wekelijks beweegaanbod voor mensen met een beperking en het organiseren van een tweemaandelijks bijeenkomst ter versterking van de sociale contacten. Subsidiegrondslag: bedrag per lid ter uitvoering van de activiteit Aantal leden: 66 (peildatum 1 januari 2015) Subsidiebedrag: € 38,50 per lid Maximale subsidie: € 2.541,-
Stichting tot ontspanning zorgenkinderen Basisactiviteit: Organiseren van recreatieve activiteiten voor kinderen met een verstandelijke beperking. Subsidiegrondslag: bedrag per jaar ter uitvoering van de activiteit Subsidiebedrag: € 500,- per jaar Maximale subsidie: € 500,KANS + Basisactiviteit: Organiseren van recreatieve activiteiten voor kinderen met een verstandelijke beperking. Subsidiegrondslag: bedrag per jaar ter uitvoering van de activiteit Subsidiebedrag: € 500,- per jaar Maximale subsidie: € 500,Stichting Platform Gehandicaptenbeleid Laarbeek Basisactiviteit: Het behartigen van belangen van mensen met een beperking, het organiseren van een jaarlijks muziekfeest en het tweejaarlijks organiseren van de manifestatie “Leef je in, leef je uit”. Subsidiegrondslag: vast bedrag per jaar ter uitvoering van de activiteit. Subsidiebedrag: € 2.355,Maximale subsidie: € 2.355,Stichting Scootmobielpark Laarbeek Basisactiviteit: Het verzorgen van praktijklessen voor mensen die voor een scootmobiel in aanmerking komen (inclusief advies) en het onderhouden van het scootmobielpark. Subsidiegrondslag: vast bedrag per jaar en een bedrag per deelnemer praktijkles. Aantal deelnemers: 30 Subsidiebedrag: € 300,- + € 10,- per deelnemer
22
Maximale subsidie: € 600,1.6. Activiteiten ter bevordering van de leefbaarheid Laarbeek bestaat uit vier kernen met elk zijn eigenheid. Het bevorderen van de leefbaarheid van deze kernen is een belangrijk speerpunt vanuit de gemeente. Een aantal plekken en activiteiten geeft een positieve impuls aan de leefbaarheid. Daarnaast zijn de dorpsraden in Laarbeek zeer actief als het gaat om de bevordering van de leefbaarheid en daarin een belangrijke partner van de gemeente. Dorpsraden Basisactiviteit: Het behartigen van de belangen van de inwoners uit de kernen en het bevorderen van leefbaarheidsinitiatieven. Subsidiegrondslag: vast bedrag per jaar ter uitvoering van de belangenbehartiging, aangevuld met een vast bedrag per kern en een bedrag per inwoner ter bevordering van leefbaarheidsinitiatieven. Aantal inwoners: 21.900 (peildatum 1 januari 2015) Subsidiebedrag voor belangenbehartiging: € 2.000,- per jaar Subsidiebedrag voor leefbaarheidsinitiatieven: € 2.500,- per jaar Subsidiebedrag voor leefbaarheidsinitiatieven: € 0,44 per inwoner Maximale subsidie: - Totaal Dorpsplatform Aarle-Rixtel:
€ 6.964,-
- Totaal Dorpsraad Beek en Donk:
€ 8.988,-
- Totaal Dorpsraad Lieshout:
€ 6.348,-
- Totaal Zorg om het Dorp Mariahout:
€ 5.336,-
Natuureducatie Basisactiviteit: Levert een bijdrage aan de bewustwording van burgers voor de leefomgeving door het verspreiden van kennis, het organiseren van natuurwandelingen, lezingen en tentoonstellingen. Subsidiegrondslag: bedrag per kennisoverdracht Aantal kennisoverdrachten: 4 Subsidiebedrag: € 260 per kennisoverdracht Maximale subsidie: € 1.040,Wmo-Raad Basisactiviteit: Het adviseren van het college van burgemeester en wethouders op het terrein van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Subsidiegrondslag: vast bedrag ter uitvoering van de activiteit Subsidiebedrag: € 3.000,Maximale subsidie: € 3.000,-
23
Organisatie Wandelvierdaagse Gezond Laarbeek Basisactiviteit: het organiseren van een wandelvierdaagse die de vier kernen van Laarbeek aandoet. Subsidiegrondslag: vast bedrag ter uitvoering van de activiteit Subsidiebedrag: € 1.000,Maximale subsidie: € 1.000,Dierenpark ‘t Regtereind Basisactiviteit: het onderhouden en beheren van Dierenpark het Regtereind. Subsidiegrondslag: vast bedrag ter uitvoering van de activiteit Subsidiebedrag: € 5.687,Maximale subsidie: € 5.687,-
24
OVERZICHT BASISSUBSIDIE, CLUSTER 1 Organisatie
Bedrag
Totaal geraamde subsidie 2016
Sportverenigingen *
€ 86.097,Totaal 1.1 Sportactiviteiten
Stichting Zelfhulp Zuidoost
€ 86.097,-
€ 3.285,-
Brabant Contactgroep Laarbeek
€ 1.050,-
Stichting Door en Voor
€ 3.504,-
EHBO-verenigingen
€ 2.893,-
Stichting AED-Alert Laarbeek
€ 6.380,-
Slachtofferhulp Nederland
€ 4.381,-
Totaal 1.2 Activiteiten zorg voor elkaar Vierbinden subsidiebeheer
€ 21.493,-
€ 24.418,-
open jeugd en jongerenwerk Yammas
€ 5.355,-
Scouting Beek en Donk
€ 3.960,-
Scouting Aarle-Rixtel
€ 3.420,-
Scouting Lieshout-Mariahout
€ 2.295,-
Jeugdgemeenteraad
€ 2.754,-
Veilig verkeer Nederland Stichting Leergeld
€ 105,€ 10.000,-
Totaal 1.3 Activiteiten voor jeugd en jongeren KBO Beek en Donk
€ 8.040,-
KBO Lieshout
€ 7.392,-
KBO Aarle-Rixtel
€ 6.732,-
KBO Mariahout
€ 2.964,Totaal 1.4 Activiteiten voor ouderen
Zonnebloem Beek en Donk
€ 612,-
Zonnebloem Lieshout
€ 252,-
Zonnebloem Aarle-Rixtel
€ 336,-
Zonnebloem Mariahout
€ 114,-
Gehandicaptenvereniging Stichting Ontspanning zorgen-
€ 52.307,-
€ 25.128,-
€ 2.541,€ 500,-
kinderen Kans + Stichting platform gehandicap-
€ 500,€ 2.355,-
tenbeleid Laarbeek Stichting Scootmobielpark
€ 600,-
Laarbeek Totaal 1.5 Activiteiten voor mensen met een beperking Dorpsplatform Aarle-Rixtel
€ 7.810,-
€ 6.964,-
25
Dorpsraad Beek en Donk
€ 8.988,-
Dorpsraad Lieshout
€ 6.348,-
Zorg om het Dorp Mariahout
€ 5.336,-
Natuureducatie
€ 1.040,-
Wmo-Raad
€ 3.000,-
Organisatie Wandelvierdaagse
€ 1.000,-
Gezond Laarbeek Dierenpark ‘t Regtereind
€ 5.687,-
Totaal 1.6 Activiteiten ter bevordering v/d leefbaarheid Totaal cluster 1
€ 38.363,€ 241.198,-
26
Cluster 2: Kunst en (volks)cultuur De gemeente Laarbeek erkent het belang van activiteiten op het vlak van, cultuur en amateurkunst, volkscultuur en de kunstzinnige vorming vanwege de positieve bijdrage aan het welzijn van mensen en het bevorderen van de creativiteitsontwikkeling van degenen die actief meedoen, opluistering van gemeentelijke evenementen en de verbinding van de deelnemers. De activiteiten in het kader van volkscultuur hebben één noemer gemeen: het bewaren en/of uitdragen van oude en hedendaagse culturele waarden. Tevens zorgen deze activiteiten voor de sociale samenhang en gemeenschapszin. De meeste activiteiten vinden in verenigingsverband plaats en zijn in het Wmo-beleidsplan opgenomen. De meeste culturele organisaties in Laarbeek zijn niet opgenomen in dit subsidieprogramma, omdat zij a) zich alleen richten op volwassenen; b) de organisatie het eigen belang voor recreatie, ontmoeting en ontspanning dient of c) een specifiek doel nastreven. De activiteiten in dit cluster hebben voor een deel betrekking op zelfontplooiing door creativiteit, individueel of in groepsverband. Hiervoor zijn volwassenen in eerste instantie zelf verantwoordelijk; zij ondervinden immers zelf baat (plezier en ontspanning) bij het uitoefenen van hun hobby of interessegebied. Dan spreken we over wenselijke voorzieningen. Het gemeentelijk subsidiebeleid legt het accent: -
bij de vrijwilligersorganisaties, die op het gebied van dit cluster actief zijn;
-
bij de publieksfunctie van de amateur- en de podiakunst, waarbij het opluisteren van Laarbeekse evenementen en optredens in het openbaar een belangrijk uitgangspunt is.
-
de educatief- culturele vorming van jongeren, mede ten behoeve van de continuïteit van de vereniging.
Het niveau van presteren zal geen invloed hebben op de hoogte van de subsidiëring. Subsidiering is gericht op de activiteiten die de amateurkunst uitvoert in de Laarbeekse gemeenschap. Wat valt er onder dit cluster Onder dit cluster vallen activiteiten op het gebied kunstzinnige vorming, amateurkunst en volkscultuur. A.
Kunstzinnige vorming/kunst- en cultuureducatie
Kunstzinnige vorming en kunsteducatie betreffen activiteiten die tot doel hebben om kennis van en het gevoel voor kunst en cultuur te bevorderen en te ontwikkelen. Het accent ligt op de muzikale- of creatieve activiteit en niet zozeer op de prestatie. Bij kunstzinnige vorming komt het educatieve karakter, meer expliciet tot uiting. Verder is onderscheid aan te brengen tussen kunstzinnige vorming binnen en buiten schoolverband (kunsteducatie). Onder dit cluster valt alleen de kunstzinnige vorming buiten schoolverband voor jongeren tot 18 jaar. B.
Amateurkunst
Amateurkunst betreft de niet-beroepsmatige beoefening van kunst en cultuur, met name in groepsverband. Hierbij is sprake van een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding voor zowel
27
de beoefenaar als voor de toehoorder en toeschouwer. Dat laatste betekent dat wij het optreden in het openbaar of de uitvoering als één van de subsidiegrondslagen hanteren. De activiteiten richten zich op activering van de creatieve aspecten van de mensen en het scheppen van mogelijkheden om deze onder deskundige (bege)leiding tot verdere ontplooiing te brengen en/of deze te presenteren aan het publiek. De activiteiten betreffen audiovisuele, beeldende, dansante, dramatische, en/of muzikale vorming. 1.
muziekactiviteiten, waartoe gerekend kunnen worden uitvoeringen van harmonieverenigingen, mits zij aangesloten zijn bij een landelijke, provinciale en/of regionale organisatie;
2.
toneelactiviteiten;
3.
activiteiten, zoals het organiseren van podiumkunsten, exposities, koffieconcerten en dergelijke.
Binnen de amateurkunst zijn er ook organisaties, die een deel van de culturele vorming zelf voor hun rekening nemen. C.
Volkscultuur
Onder volkscultuur vallen activiteiten die als doel hebben het zonder winstoogmerk onderzoeken, uitdragen, bewaren en/of in stand houden van verschillende aspecten van het cultureel-historisch leven in Laarbeek. Volkscultuur wordt ook tegenwoordig wel immaterieel cultureel erfgoed genoemd. Hieronder vallen: -
activiteiten die 'oude' cultuur-historische waarden, traditionele volksfeesten en folkloristische activiteiten en evenementen uitdragen;
-
activiteiten gericht op het onderzoeken van gebeurtenissen en situaties in verleden en heden, met tot doel het stimuleren van begrip voor de waarde van het verleden, heden en toekomst.
Algemene subsidieverplichtingen voor dit cluster -
Organisaties voor amateurkunst dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Laarbeek, voor meer dan 75% uit inwoners van onze gemeente te bestaan en de activiteit(en) dienen gericht te zijn op (inwoners van) de gemeente Laarbeek.
-
Het aantal bij de activiteiten betrokken deelnemers / leden exclusief de leiding, bedraagt tenminste tien.
-
De activiteiten dienen uitsluitend te worden uitgevoerd door vrijwilligers, eventueel in beperkte mate bijgestaan door een of meer deskundige vakkrachten. Deze voorwaarde geldt niet voor de kunstzinnige vorming en het bibliotheekwerk. Organisaties voor Volkscultuur kunnen voor subsidie in aanmerking komen, indien:- zij statutair gevestigd zijn in de gemeente Laarbeek; - hun doelstelling gericht is op het organiseren en uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op de inwoners van de gemeente Laarbeek; - aantal bij de activiteiten betrokken deelnemers/leden, exclusief de leiding, tenminste vijftien bedraagt;
28
- activiteiten uitsluitend uitgevoerd worden door vrijwilligers - de organisaties bijdragen aan publieke optredens, die onder verantwoordelijkheid van de gemeente ressorteren. - deelname van jongeren tot 18 jaar 2.1 Harmonieën De 3 harmonieën , O&U in Beek en Donk, De Goede Hoop in Aarle-Rixtel en Sint Caecilia in Lieshout, spelen in het sociale leven van de kernen een belangrijke rol en hebben meerdere functies: •
Culturele functie door inwoners (muzikanten en niet-muzikanten) deel te laten hebben aan muziekbeleving en het plezier dat muziek biedt;
•
Participatiefunctie door het bevorderen van muzikale interesse en muzikale vorming;
•
Representatieve functie door het verzorgen van en/of een bijdrage leveren aan openbare, publieke optredens;
•
Verenigingsfunctie door de sociale- en bindende functie van geïnteresseerden in en deelnemers aan muziek.
Subsidiegrondslag: vast bedrag voor de uitoefening van voornoemde functies Subsidiebedrag:
€ 11.000,-
Maximale subsidie: € 33.000,2.2. Volksculturele evenementen Organisaties zoals Sint Nicolaas, Koningsdag, Gilde en Carnaval spelen een grote rol in het sociale leven in de dorpen en leveren in belangrijke bijdrage in het in stand houden van volksculturele evenementen. De betreffende organisaties die verantwoordelijk zijn ontvingen voorheen een subsidie op basis van het aantal inwoners van de betreffende kern of op het aantal keren dat ze acte de préséance gaven bij een aantal evenementen. Ook voor de komende jaren vinden wij het belangrijk dat deze organisaties zich blijven inzetten voor deze publieke evenementen/activiteiten.Voor het ontvangen van de subsidie verwacht de gemeente een tegenprestatie als bijdragen aan gemeentelijke ceremoniële bijeenkomsten.
Carnavalsverenigingen Stichting Teugelders van Ganzendock
€ 850,-
Stichting Organisatie Carnaval Ganzengat
€ 850,-
Carnavalsvereniging de Roapers
€ 850,-
Carnavalsvereniging de Heikneuters Mariahout
€ 850,-
Subsidiegrondslag: Voor de organisatie van de carnavalsoptocht een vast bedrag van € 850,Maximale subsidie: € 3.400,-
29
Oranjecomité’s Oranjecomité Beek en Donk
€ 1.500,-
Oranjecomité Aarle-Rixtel
€ 1.500,-
Oranjecomité Lieshout
€ 1.500,-
Oranjecomité Mariahout
€ 1.500,-
Subsidiegrondslag: Voor de organisatie van Koningsdag een vast bedrag van € 1.500,Maximale subsidie: € 6.000,Sint Nicolaascomité’s Werkgroep Sint Nicolaasviering Beek en Donk
€ 850,-
Sint Nicolaascomité Aarle-Rixtel
€ 850,-
Werkgroep Sint Nicolaasintocht Lieshout
€ 850,-
Werkgroep Sint Nicolaasintocht Mariahout
€ 850,-
Subsidiegrondslag: Voor de organisatie van de intocht van Sint Nicolaas een vast bedrag van € 850,Maximale subsidie: € 3.400,Gilden St. Antoniusgilde, Beek en Donk
€ 850,-
Sint Leonardusgilde, Beek en Donk
€ 850,-
OLV Gilde Aarle-Rixtel
€ 850,-
Gilde St. Margaretha, Aarle-Rixtel
€ 850,-
St. Servatiusgilde, Lieshout
€ 850,-
Subsidiegrondslag: Voor de uitvoering van de activiteiten alsmede het opleiden van trommelaars en vendeliers een vast bedrag van € 850,Maximale subsidie: € 4.200,-,Totaal
€ 17.000,-
2.3. Toneelverenigingen Ook hier staat het belang voor 'de sociale kernen' van Laarbeek voorop , met name bij de activiteiten (voorstellingen), die opengesteld zijn voor het publiek (publieksfunctie). Het doel van subsidiëring van toneelgroepen is het mede mogelijk maken van voorstellingen. De toneelactiviteiten voor en door de jeugd hebben wij daarbij hoog in het vaandel. Uitgangspunt is dat de voorstellingen die wij subsidiëren plaatsvinden in de gemeente Laarbeek. Subsidieverplichting is dat met name aan volwassenen een redelijke entreeprijs wordt gevraagd. Een andere subsidieverplichting is, dat wij een minimum aantal leden voorstaan van 10. De in dit subsidiegroepen opgenomen toneelverenigingen richten zich met name op de jeugd.
30
Subsidiegrondslag -Activiteit) wordt voornamelijk door en ten behoeve van jongeren uitgevoerd. -Maximale subsidie van € 300,- per voorstelling, met een minimum van één productie en een maximum van acht voorstellingen per jaar. Berekening basissubsidie per organisatie Toneelvereniging Mariahout subsidie per voorstelling:
8 x € 300,- =
2.400,-
Toneelvereniging De Vriendenkring, Lieshout subsidie per voorstelling:
8 x € 300,- =
2.400,-
2.4. Podiumkunsten. In de gemeente Laarbeek zijn vijf podia waar optredens, voorstellingen, expositie of festivals/evenementen gericht op de amateurkunst kunnen plaatsvinden: het Openluchttheater Mariahout, Stichting 't Oude Raadhuis, het cultureelpodium het Kouwenbergskerkje, Ons Tejater in het Dorpshuis en de Kunstroute. Allerlei kunst- en cultuuruitingen worden op deze manier ‘onder de aandacht van het publiek gebracht'. Hierbij kan gedacht worden aan toneelvoorstellingen, schilderkunst, koffieconcerten, voorstellingen van artiesten voor de jeugd en voor volwassenen, kunsttentoonstellingen en dergelijke. Sommige van deze activiteiten achten wij ook in het belang van toerisme en recreatie. Het aanbod van podiumkunsten en dergelijke dient in de eerste plaats aan te sluiten bij de plaatselijke wensen en behoeften. Activiteiten, ter bevordering van landelijke naamsbekendheid, worden niet gesubsidieerd. Uitgangspunt is dat met name aan volwassenen een redelijke entreeprijs dient te worden gevraagd. Hoewel alle vier de organisaties hier genoemd worden, zien we duidelijke verschillen. Het Openluchttheater en Ons Tejater richten zich op theatervoorstellingen die naar hun aard veel betalende bezoekers kunnen trekken. ‘t Oude Raadhuis organiseert exposities van startende kunstenaars en fungeert als informatiepunt voor Laarbeekse evenementen. Het Kouwenbergskerkje heeft een cultureel podium, , een veelzijdig programma gebracht wordt. De Kunstroute is een evenement, dat 1 x per 2 jaar in 2 weekenden plaats vindt en waar minimaal 20 kunstenaars uit alle kernen van Laarbeek aan deelnemen. Subsidiegrondslag -
Maximale subsidie van € 1.379,- per expositie/ tentoonstelling, tot een maximum van vijf per jaar.
-
Maximale subsidie van € 287,- per uitvoering.
-
Maximale subsidie van € 750,- voor een meerdaags evenement.
31
Berekening basissubsidie per organisatie Openluchttheater Mariahout zestien uitvoeringen per jaar x € 287,- =
€ 4.592,-
Stichting 't Oude Raadhuis Minimaal vijf tentoonstellingen per jaar x € 1.379,- =
€ 6.895,-
Ons Tejater acht uitvoeringen per jaar x € 287,- =
€ 2.296,-
Cultuurpodium het Kouwenbergskerkje acht uitvoeringen per jaar x € 287,- =
€ 2.296,-
De Kunstroute 1 x per 2 jaar in tenminste 2 weekenden een kunstroute
2.5. a.
€ 750,-
Overige Volkscultuur Heemkundekringen
Het doel van de heemkundekringen is het in stand houden van de cultuur-historische waarden van de verschillende kernen. Dit wordt gedaan door het organiseren van lezingen en studieavonden, door het verzamelen en bewaren van voor de geschiedenis van Laarbeek waardevolle zaken en/of door het publiceren van onderzoeksresultaten en eventuele studies en/of door het exposeren van het cultuurgoed. Subsidiegrondslag De volgende activiteiten worden gesubsidieerd: 1.
lezingen en studiebijeenkomsten: € 150,- (met een maximaal van twee per jaar);
2.
onderzoeken en verzamelen van voor de geschiedenis van Laarbeek waardevolle zaken, waaronder ook stamboomonderzoek en archeologische werkzaamheden: € 1.125,- per jaar;
3.
het publiceren van een eigen periodiek en/of onderzoeksresultaten en eventuele studies: € 1.125,- per jaar;
4.
€ 1.400,- per jaar voor een grote expositie/tentoonstelling in een expositieruimte tot een
5.
€ 200,- per heemkundekring voor de jaarlijkse deelname aan de Laarbeekse Monumen-
maximum van twee per jaar tendag. Berekening basissubsidie per organisatie Heemkundekring De Lange Vonder, Beek en Donk Heemkundekring 't Hof van Liessent, Lieshout en Mariahout en
32
Heemkundekring Barthold van Heessel, Aarle-Rixtel Subsidie op grond van activiteiten: -
lezingen en studieavonden: € 150,- met een maximum van twee per jaar
-
onderzoeken en verzamelen van voor de geschiedenis van Laarbeek
€ 300,-
waardevolle zaken, waaronder stamboomonderzoek en archeologisch onderzoek, per heemkundekring: -
voor het publiceren van een eigen periodiek en/of onderzoeksresultaten en eventuele studies:
-
€ 1.125,€ 1.125,-
grote tentoonstelling in een speciale expositieruimte: per expositie: € 1.400,- met een maximum van twee tentoonstellingen per jaar:
-
deelname Monumentendag
Totaal per heemkundekring: Geeft een totaal voor de drie heemkundekringen: b.
€ 2.800,€ 200,€ 5.550,€ 16.650,-
Stichting Dialectenfestival
Deze stichting stelt zich ten doel: het stimuleren, propageren en zo mogelijk behouden van het gebruik van het Brabants dialect in zijn algemeenheid. Eens in de 2 jaren wordt een groot festival georganiseerd (voorstelling voor het publiek). Subsidiegrondslag Maximale subsidie van € 750,- per jaar voor het 2-jaarlijks evenement. c.
Omroep Kontakt
Omroep Kontakt is een bron van lokaal nieuws voor onze inwoners, ook voor het gemeentenieuws. Omroep Kontakt zendt wekelijks een interview uit met een collegelid (of twee raadsleden). Daarnaast doen ze verslag van vrijwel al onze persbijeenkomsten, persgesprekken, ontvangsten, raads- en commissievergaderingen. Subsidiegrondslag Omroep Kontakt ontvangt een jaarlijkse subsidie (á € 14.336,- in 2015). Berekening basissubsidie Omroep Kontakt Het subsidiebedrag is opgebouwd uit twee delen: •
een jaarlijkse ‘subsidie zonder voorwaarden’, oorspronkelijk ter hoogte van fl. 16.000,(fl. 2,- per huishouden)/ oftewel € 7260.48, nu gegroeid tot € 8.336 in 2015), ter compensatie van de omroepbijdrage die in 2000 is afgeschaft. (Gebaseerd op B&W-besluit I-9 van 25 januari 2000).
•
een structurele jaarlijkse extra bijdrage á 6.000 euro. (Vanaf 2004, gebaseerd op raadsbesluit van 18 september 2003. Voorwaarde hierbij was dat er geen afbraak zou plaatsvinden van het toenmalige gebouw van de Lokale Omroep Radio Kontakt, voordat er een oplossing was gevonden voor de medegebruikers.)
33
In 2015 is het subsidiebedrag in totaal € 14.336. Dit subsidiebedrag wordt jaarlijks geïndexeerd en ligt iets boven het (niet-verplichte) landelijke normbedrag van 1,30 euro per woonruimte, dat wordt aangehouden door de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON).
OVERZICHT BASISSUBSIDIE, CLUSTER 2 Organisatie
Kern
Geraamde subsidie
Totaal geraamde
2016
subsidie 2016
Harmonie O&U
Beek en Donk
€ 11.000,-
Harmonie de Goede Hoop
Aarle-Rixtel
€ 11.000,-
Harmonie Sint Caecilia
Lieshout en Ma-
€ 11.000,-
riahout Totaal 2.1 Harmonieën Stichting Teugelders van
Beek en Donk
€ 850,-
Aarle-Rixtel
€ 850,-
Lieshout
€ 850,-
Mariahout
€ 850,-
€ 33.000,-
Ganzendock Stichting Organisatie Carnaval Ganzengat Carnavalsvereniging de Roapers Carnavalsvereniging de Heikneuters Totaal carnavalsvereniging Oranjecomité Beek en
Beek en Donk
€ 1.500,-
Oranjecomité Aarle-Rixtel
Aarle-Rixtel
€ 1.500,-
Oranjecomité Lieshout
Lieshout
€ 1.500,-
Oranjecomité Mariahout
Mariahout
€ 1.500,-
€ 3.400,-
Donk
Totaal oranjecomité’s Werkgroep Sint Nicolaas-
Beek en Donk
€ 850,-
Aarle-Rixtel
€ 850,-
Lieshout
€ 850,-
Mariahout
€ 850,-
€ 6.000,-
viering Beek en Donk Sint Nicolaascomité Aarle-Rixtel Werkgroep Sint Nicolaasintocht Lieshout Werkgroep Sint Nicolaasintocht Mariahout Totaal Sint Nicolaas werkgroep St. Antoniusgilde
Beek en Donk
€ 850,-
Sint Leonardusgilde
Beek en Donk
€ 850,-
OLV Gilde Aarle-Rixtel
Aarle-Rixtel
€ 850,-
Gilde St. Margaretha
Aarle-Rixtel
€ 850,-
St. Servatiusgilde
Lieshout
€ 850,-
€ 3.400,-
34
Totaal Gilden Totaal 2.2 Volksculturele evenementen Toneelvereniging Maria-
Mariahout
€ 2.400,-
Lieshout
€ 2.400,-
€ 4.250,€ 17.050,-
hout Toneelvereniging De Vriendenkring Totaal 2.3 Toneelverenigingen Openluchttheater Maria-
Mariahout
€ 4.592,-
Beek en Donk
€ 6.895,-
Ons Tejater
Lieshout
€ 2.296,-
Cultureelpodium het
Aarle-Rixtel
€ 2.296,-
€ 4.800,-
hout Stichting 't Oude Raadhuis
Kouwenbergskerkje Kunstroute
Laarbeek
€
750,-
Totaal 2.4 Podiumkunsten Heemkundekring De Lan-
Beek en Donk
€ 5.550,-
Lieshout
€ 5.550,-
Aarle-Rixtel
€ 5.550,-
Laarbeek
€ 750,-
Laarbeek
€ 14.336,-
€ 16.829,-
ge Vonder Heemkundekring ’t Hof van Liessent Heemkundekring Barthold van Heessel Stichting Dialectenfestival Laarbeek Omroep Kontakt
Totaal 2.5 Overige Volkscultuur Totaal Cluster 2
€ 31.736,€ 103.415,-
35
Cluster 3: Algemene en lokaal toegankelijke voorzieningen: welzijn en zorg Doel cluster 3 De subsidie in dit cluster richt zich op activiteiten op het terrein van welzijn en zorg die voor verreweg het grootste deel door professionals worden uitgevoerd. Stichting HOWEKO en ondersteuning ouderwerk vormen hierop een uitzondering. Deze activiteiten sluiten nauw aan bij zowel de activiteiten die door vrijwilligers in cluster 2 worden uitgevoerd als bij de activiteiten die professionals uitvoeren als aan één van onze inwoners een individuele voorziening wordt verstrekt. 3.1. Bibliotheekwerk Bibliotheek ‘de Lage Beemden’. Bibliotheek ‘de Lage Beemden’ werkt grotendeels in opdracht van 3 gemeentes: 1) Laarbeek, 2) Gemert-Bakel en 3) Boekel wat betreft de gemeentelijke subsidie. Zij ressorteert onder de B.C.F. waarop de gemeente als opdrachtgever de hoofdlijnen van beleid aangeeft en welke resultaten/prestaties er behaald dienen te worden. Aan de hand van het verzoek van de gemeente, geeft de bibliotheekorganisatie, hoe zij dit wil realiseren en met welke kosten, In de nieuwe bibliotheekwet (de WSOB, Wet Stelsel Openbare Bibliotheken) is opgenomen, dat áls er fysieke bibliotheken aanwezig zijn in een gemeente, de gemeente daarvoor verantwoordelijk is. De afgelopen jaren zijn 2 bibliotheek-leesservicepunten in de gemeenschapsaccommodaties ondergebracht. Dit geldt voor de bibliotheken in Beek en Donk en Lieshout. De bibliotheekfunctie in Aarle-Rixtel zal in maart 2016 ondergebracht zijn in multifunctioneel centrum ‘de Dreef’. De geïntegreerde huisvesting van de bibliotheken is onderdeel van de voorzieningenclusters Beek en Donk, Lieshout en Aarle-Rixtel. In 2008 is ter vervanging van de bibliobusvoorziening in Buurthuis Mariahout het door vrijwilligers uitgevoerde bibliotheekpunt in gebruik genomen. In 2015 en 2016 worden mogelijkheden onderzocht of het bibliotheekpunt in het Buurthuis in Mariahout bestaansrecht heeft (aantal volwassen leden is minimaal; van afgesloten kamer naar een integrale plek in het Buurthuis, middels een kleine verbouwing). Beleidsuitgangspunten: - De functies lezen en leesbevordering voor alle inwoners van Laarbeek blijft de centrale opdracht aan de bibliotheek. - Andere functies, ontmoeting, kunst en cultuur, worden in Laarbeek voor het bibliotheekwerk opgenomen in additionele zin/in samenwerking met en op vraag van lokale organisaties op dit terrein; Activiteiten /prestaties - Basisbibliotheek De Lage Beemden; in opdracht van de gemeentes: Laarbeek, Boekel en Ge mert-Bakel.
36
- Bibliotheek-/leesservicepunt in het Ontmoetingscentrum, Beek en Donk. - Bibliotheek-/leesservicepunt in het Dorpshuis, Lieshout. - Bibliotheek-/leesservicepunt in Aarle-Rixtel, wordt geherhuisvest per 1/3’16 in de Dreef - Bibliotheek- leesservicepunt in het Buurthuis Mariahout. De subsidieverplichting: -
de fysieke bibliotheken, die geïntegreerd gehuisvest zijn is een basisvoorziening in elke kern, die voor iedereen toegankelijk, bereikbaar en beschikbaar is;
-
in elke kern zal een ‘bibliotheekpunt’ als herkenbaar in het gemeenschapshuis aanwezig
-
twee functies van het bibliotheekwerk t.w. lezen en leesbevordering voor alle inwoners
zijn; vormen de spil van de bibliotheek van de toekomst: -
andere functies, zoals cultuur, ontmoeting en educatie worden aangemerkt als specifiek aanbod en vinden in Laarbeek alleen additioneel plaats in samenwerking met of op vraag van andere lokale organisaties, die ook werkzaam zijn op dit terrein.
-
De bibliotheken zijn minimaal open als de gemeenschapshuizen ook open zijn op basis van het self-service pakket, dat jaarlijks geëvalueerd wordt;
-
Er wordt gewerkt met vrijwilligers;
-
Er zal een toename van 5% betalende leden worden gerealiseerd
-
De nieuwe dienstverlening van e-books zal jaarlijks worden geregistreerd;
-
De relatie van de gemeente Laarbeek en de bibliotheek de Lage Beemden is die van op-
-
De Bibliotheek ‘de Lage Beemden’ zal jaarlijks een specifieke verantwoording op het ni-
drachtgever en opdrachtnemer. veau van de Laarbeekse geintegreerde bibliotheken aanleveren; zowel inhoudelijk (prestaties t.a.v. uitleen, collectie, informatie, advies, additionele taken) als financieel . Subsidiegrondslag Op bibliotheek ‘de Lage Beemden’ is als professionele organisatie de Beleidsgestuurde ContractFinanciering van toepassing, als instrument voor sturing op resultaten en prestaties. De 4 fysieke bibliotheken in de gemeenschapshuizen in elke kern is de subsidiegrondslag. Het maximale subsidiebedrag voor de 4 bibliotheekpunten bedraagt € 261.463,-. Dit bedrag wordt oplopend verminderd met € 3.000,- door de ‘uitname van het gemeentefonds’ in het kader van de e-books. Er kan aan de bibliotheek een projectsubsidie van maximaal € 45.000 worden toegekend voor werkzaamheden op het terrein van vernieuwing en ontwikkeling.
3.2. Deelname lesactiviteiten aan kunstzinnige-culturele vorming Subsidiëring geschiedt op basis van een uitwerkingsovereenkomst waarin onder andere afspraken worden gemaakt over het vraaggerichte aanbod van de organisatie (individueel of in groepsverband), cursusniveau, opleidingsniveau, cursusduur, specialisatie en dergelijke en het te subsidiëren bedrag. De subsidie is bestemd voor cursussen/lessen aan jongeren tot 18 jaar in de vrije tijd voor een basisniveau op het gebied van muziek, creatief, toneel en (koor)zang.
37
Op dit moment organiseert de Stichting Kunstlokaal Gemert voor Laarbeek het programma kunstzinnige vorming. In de komende beleidsplanperiode zal een andere systematiek van subsidiëren ontwikkeld worden (bijv. een vouchersyteem) voor jongeren tot 18 jaar die in de vrije tijd of buitenschools willen deelnemen aan lesprogramma’s die door professionele aanbieders in Laarbeek worden aangeboden op het gebied van muziek, beeldend, creatief of theater. Voor de voucherssystematiek zullen een aantal criteria worden opgesteld. Niet uitgesloten is dat de subsidiegrondslag daarop nog gedurende de looptijd van dit programma wordt aangepast. Subsidiegrondslag -
Voor het volgen van lessen kunstzinnige-culturele vorming in de vrije tijd is voor ± 200 Laarbeekse leerlingen tot 18 jaar een budget van maximaal € 40.000,- beschikbaar.
3.3. Stichting Muziekopleiding HaFa Laarbeek Om te waarborgen dat harmonieën blijvend in de lokale gemeenschap festiviteiten en evenementen kunnen opluisteren is het nodig dat er voldoende instroom van jonge leden plaatsvindt en dat zij worden opgeleid (HAFA-opleidingen). De muziekopleiding is een toegankelijke vorm voor jongeren in Laarbeek om een muziekinstrument te leren bespelen en stellen wij voor de HAFA-opleiding voor jongeren tot 18 jaar subsidie beschikbaar. Sinds 2002 worden de opleidingen voor de drie harmonieën uitgevoerd door de Stichting Muziekopleiding HaFa Laarbeek. Subsidiegrondslag -
leerlingen tot 18 jaar en woonachtig in de gemeente Laarbeek komen voor een gesubsidieerde opleidingsplaats in aanmerking;
-
er mogen geen wachtlijsten ontstaan voor leerlingen op A- en B niveau;
-
gesubsidieerde opleidingsplaatsen dienen zoveel mogelijk decentraal ingevuld te worden;
-
wanneer het aantal leerlingen minder dan 180 bedraagt, wordt het dan geldende aantal leerlingen gesubsidieerd;
-
andere vormen dan de jaarles-cyclus van de opleidingsplaats worden naar rato van de duur berekend;
-
het aantal leerlingen wordt berekend over het gemiddeld aantal leerlingen in de 2 voorafgaande jaren.
-
het maximum subsidiebedrag bedraagt € 59.400,- voor 180 leerlingen.
Berekening basissubsidie Maximale subsidie is gebaseerd op 180 subsidiabele leerlingen zijnde leerlingen tot 18 jaar en woonachtig in Laarbeek die een HaFa opleiding volgen x € 330,- per jaar. € 59.400
38
3.4. Stichting HOWEKO (Hobby, Werk, Kontakt) De stichting HOWEKO is een activiteitencentrum voor ontmoeting, ontspanning, ontplooiing en sociale activering. De doelgroepen van de stichting zijn werkzoekenden, mensen met een arbeidsbeperking, ouderen en anderen, die buiten het arbeidsbestel zijn geplaatst. Via de activiteiten van HOWEKO blijven deze doelgroepen participeren aan het maatschappelijk leven, heeft men een zinvolle dagbesteding en wordt vereenzaming tegengegaan. In het licht van de ontwikkelingen in het sociale domein wordt HOWEKO tot de algemene voorzieningen gerekend. Subsidiegrondslag -
Uitvoeren van bovengenoemde activiteiten.
-
Participeren in de ontwikkelingen in het sociale domein.
-
Maximale subsidie is € 23.000,-.
3.5.Vierbinden De activiteiten van Vierbinden hebben betrekking op het bevorderen van de leefbaarheid in Laarbeek, die nader te omschrijven zijn als: 1. Faciliteren van ontmoeting 2. Signaleren van risico’s/risicogedrag 3. Uitvoeren/initiëren van vraaggerichte interventies 4. Stimuleren en ondersteunen van zelfredzaamheid op individueel en groepsniveau Deze activiteiten worden nader gespecificeerd onder de volgende noemers: 1.
Beheer en exploitatie van de gemeenschapshuizen € 200.474,-
2.
Welzijnswerk Algemeen € 301.855,-
3.
Dorpsondersteuning, deelname wijkteam € 31.862,-
4.
Ondersteuning vrijwilligerswerk € 21.041
5.
Project geld in eigen hand € 1.775,-
6.
Ondersteuning ouderenwerk en informele mantelzorg € 86.273,-
7.
Buurtbemiddeling € 8.000,-
8.
Ondersteuning jeugd- en jongerenwerk € 19.492,-
9.
Buurtsportcoach € 39.000,-
10. Uitvoering maaltijdvoorziening € 7.500 11. Ondersteuning integraal beleidsplan € 1.400,12. Beheer Vrijwilligerscompliment € 2.500,Totaal € 721.172,Subsidiegrondslag Voor deze activiteiten wordt een participatief offertetraject gestart. Maximale subsidie voor deze activiteiten gezamenlijk is € 721.172,-
39
3.6. LEV-groep LEV-groep voert activiteiten uit op het terrein van maatschappelijk werk/psychosociale hulpverlening, in de coördinatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin, in opvoedondersteuning, in de aanpak van huiselijk geweld en de crisisdienst. Levgroep neemt (met de uitvoering van al haar activiteiten) deel aan het participatief offerte traject. Algemeen Maatschappelijk werk, deelname wijkteam Op grond van de Wmo dient de gemeente te zorgen voor de instandhouding van de functie maatschappelijk werk. Belangrijkste activiteit van het maatschappelijk werk is de psychosociale hulpverlening dat bestaat uit het vroegtijdig signaleren, informeren en adviseren, begeleiden en doorverwijzen, waarbij zo nodig wordt samengewerkt met andere organisaties werkzaam op dit terrein. Aandachtspunt is ook de afstemming met vormen van informele dienstverlening. De activiteiten van het maatschappelijk werk worden als basisvoorziening aangemerkt en zijn gericht op het bevorderen van de bestaanszekerheid, de zelfredzaamheid en de zelfstandigheid van burgers. Het gaat om activiteiten gericht op: - burgers, die onvoldoende in staat zijn zich in de samenleving staande te houden, te helpen hun eigen mogelijkheden in deze te vergroten en zo nodig te begeleiden en/of te ondersteunen. In de uitvoering van deze taken dient het maatschappelijk werk aandacht te schenken aan zowel materiële als immateriële aspecten van het leven en de verwevenheid van al deze aspecten in de problemen die mensen ervaren; - het signaleren van terugkerende risico's voor kwetsbare burgers en samen met de opdrachtgever beleid ontwikkelen op het vlak van zorg en welzijn. Subsidiegrondslag Voor deze activiteit wordt een participatief offertetraject gestart. De subsidie voor het Algemeen Maatschappelijk werk is € 331.555,-
Aanpak huiselijk geweld Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de aanpak van huiselijk geweld. In dit kader houden gemeenten in de Peelregio gezamenlijk een meldpunt huiselijk geweld in stand, van waaruit meldingen integraal worden opgepakt en uitgezet. De integrale aanpak moet er toe leiden dat betrokkenen van huiselijk geweld op een normale manier kunnen participeren en dat het aantal recidieven van huiselijk geweld neemt af. Subsidiegrondslag Voor deze activiteit wordt een participatief offertetraject gestart. Meldingen huiselijk geweld. Maximale subsidie is € 17.000,-.
40
Crisisdienst In het kader van de crisisaanpak houden gemeenten in de Peelregio gezamenlijk een crisisdienst in stand. De crisisdienst is een hulpdienst die buiten kantooruren gebeld kan worden in geval van een crisis, zoals zware verkeersongevallen, onhoudbare relatieproblemen of ernstige geweldsmisdrijven. De crisisdienst overbrugt dan het tijdstip van de crisis, bijvoorbeeld midden in de nacht of in het weekend, en het moment waarop de organisaties voor zorg en welzijn weer bereikbaar zijn en heeft als doel de crisis te stabiliseren en verdere escalatie te voorkomen. Subsidiegrondslag Voor deze activiteit wordt een participatief offertetraject gestart. 24-uursbereikbaarheid crisisdienst. De subsidie voor de crisisdienst is € 2.548,-.
Coördinatie Centrum voor Jeugd en gezin (CJG) De coördinator CJG zorgt voor inhoudelijke en organisatorische afstemming in de lokale netwerken en op casusniveau en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de versterking van de zorgstructuur in Laarbeek. Subsidiegrondslag Voor deze activiteit wordt een participatief offertetraject gestart. De subsidie voor de coördinatie CJG is € 73.767,-
Opvoedondersteuner De opvoedondersteuner is het een eerste aanspreekpunt voor ouders en jeugdigen. De opvoedondersteuning werkzaam bij de LEV-groep voert haar werkzaamheden uit vanuit de vindplaats onderwijs en voorschoolse voorzieningen. Zij voeren lichtere vormen van hulpverlening uit en verwijzen door naar zwaardere vormen van hulpverlening indien nodig. Subsidiegrondslag Voor deze activiteit wordt een participatief offertraject gestart. De subsidie voor de opvoedondersteuner is € 65.030,Anonieme telefonische hulpverlening Basisactiviteit: het bieden van een (anonieme) vorm van hulpverlening, door vrijwilligers, waarbij door de hulpvrager via telefoon of internet een luisterend oor en advies geboden wordt voor zijn of haar problemen. Subsidiegrondslag: vast bedrag per inwoner ter uitvoering van de basisactiviteit Aantal inwoners: 21.900 Subsidiebedrag: € 0,25 per inwoner Maximale subsidie: € 5.475,-
41
3.7 GGD Brabant Zuidoost (basis) De GGD Brabant Zuidoost geeft namens de 21 gemeenten uitvoering aan de wettelijke taken uit de Wet publieke gezondheid (WPG). Volgens de nieuwe koers vanuit het rijk, zijn vier taken van belang voor het goed borgen van de publieke gezondheid. Deze taken vragen om een gespecialiseerde deskundigheid met een hoge mate van continuïteit en duidelijke aanspreekpunten. Deze taken vormen de vier pijlers van elke GGD en vormen een groot deel van het gemeenschappelijk pakket. Het gaat om de volgende vier pijlers: 1. Monitoren, signaleren en adviseren; 2. Uitvoerende taken gezondheidsbescherming; 3. Bewaken van de publieke gezondheid bij rampen en crisis; 4. Toezicht houden. Naast deze vier pijlers geeft de GGD Brabant Zuidoost nog uitvoering aan twee taakvelden. Deze taakvelden worden uitgevoerd door de GGD, maar zijn niet specifiek voorbehouden aan de GGD. Deze taken kunnen ook door een andere partij worden uitgevoerd. 5. Jeugdgezondheidszorg 4-19 jaar; 6. Ambulancezorg. De GGD wordt in stand gehouden via een Gemeenschappelijke Regeling. De deelnemende gemeenteraden benoemen een afvaardiging voor het bestuur. Dit bestuur heeft een aantal wettelijke bevoegdheden. Het bestuur stelt het takenpakket vast, begroting en jaarrekening. De gemeenteraden worden jaarlijks in de gelegenheid gesteld om hierop een zienswijze af te geven. Het bestuur heeft in 2012 een methode van indexeren vastgesteld. Daarbij wordt het indexcijfer gehanteerd dat gepubliceerd wordt door het CPB. Dit is een regionale afspraak. Subsidiegrondslag: bedrag per inwoner voor de uitvoering van het gemeenschappelijk pakket. Aantal inwoners: 21.909 (begroting GGD) Subsidiebedrag: € 15,06 per inwoner Maximale bijdrage: € 347.229,-
GGD Brabant Zuidoost (plus) Voor de doelgroep jeugd, voert de GGD nog een aantal plustaken uit. Dit zijn taken die de gemeente aanvullend op het gemeenschappelijk pakket (het basispakket) subsidieert. Het gaat hier om het versterken van de weerbaarheid van kinderen en het bieden van opvoedondersteuning vanuit het basisonderwijs. Subsidiegrondslag: Voor deze taken van de GGD zal een participatief offertetraject gestart worden. Subsidiebedrag: 35.000,-
42
3.8 OGGZ In de Peelregio geeft de centrumgemeente Helmond (mede namens de regiogemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren) uitvoering geeft aan taken op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Deze taken richten zich specifiek op burgers uit de regio met een meervoudige complexe problematiek. Hiertoe behoren ook mensen die zelfstandig wonen, maar door een combinatie van problemen het risico lopen dakloos te worden. Gemeente Helmond treedt op als subsidiecoördinator op. Subsidiegrondslag − Risicogroepen op het terrein van de OGGZ worden preventief benaderd. − In een bestuursovereenkomst tussen de gemeenten in de Peelregio worden afspraken gemaakt over de doelmatige en doeltreffende inzet van het beschikbare budget. − Maximale subsidie is € 11.886,-
3.9 Zorgboog Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar Elk kind uit Laarbeek in de leeftijd 0-4 jaar krijgt de wettelijke basiszorg geleverd. Subsidiegrondslag De Zorgboog neemt deel aan het participatief offertetraject. De subsidie voor het Basisaanbod Preventie bedraagt € 340,- per kind in de leeftijd van 0 – 4 jaar voor in totaal maximaal € 282.540,De subsidie voor versterking van het lokale veld bedraagt 29.660,-. Hieronder valt de uitvoering van taken opvoedondersteuning. 3.10. Peuterspeelzaalwerk.
De toegankelijkheid van het peuterspeelzaalwerk dient zo groot mogelijk te zijn. Daarnaast is het van belang dat kinderen in de voorschoolse leeftijd betere voorschoolse educatie in de kinderopvang en peuterspeelzalen krijgen aangeboden (via de zogenaamde VVE-programma’s). Kinderen met bijvoorbeeld een taalachterstand kunnen zo beter worden geholpen om die achterstand weg te werken waardoor zij vanaf de eerste schooldag niet achterlopen bij hun klasgenootjes. Dit is geregeld in de Wet Oké. Peuterspeelzalen, kinderopvangorganisaties en basisscholen gaan hiervoor meer samenwerken. In Laarbeek wordt dit verzorgd door Stichting Peuterspeelzalen Spring en Fides Kinderopvang. Subsidiegrondslag - Toegankelijke voorschoolse voorzieningen die aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoen. - Elk kind die dat nodig heeft, krijgt een voorschools educatief programma aangeboden. - Subsidie uitvoering peuterspeelzaalwerk bedraagt € 82.000,-. - De subsidie voor voorschoolse educatie bedraag € 87.000,- aangevuld met eventuele beschikbare rijksmiddelen.
43
3.11. Schoolmaatschappelijk werk voortgezet onderwijs (Commanderij College) Binnen de vindplaats voortgezet onderwijs (Commanderij College) wordt de aansluiting tussen onderwijs en jeugdzorg gerealiseerd door schoolmaatschappelijk werk. Subsidiegrondslag -
De subsidie bedraagt € 12,50 per leerling woonachtig in Laarbeek.
-
Maximale bijdrage € 9.725,-
3.12. Gespecialiseerde thuisbegeleiding Gespecialiseerde thuisbegeleiding is onderdeel van het lokaal toegankelijke aanbod en is bedoeld voor ouders/gezinnen die ondersteuning nodig hebben bij het opvoeden en opgroeien van (een van) de kinderen. Subsidiegrondslag - De subsidie is € 16.000,-.
3.13. Onderwijsbegeleiding
De Laarbeekse basisscholen kunnen jaarlijks een subsidie aanvragen voor schoolbegeleidingsactiviteiten. Bij de verdeling van de budgetten over de scholen zal in eerste instantie worden uitgegaan van een maximaal bedrag per leerling (totaal subsidiebudget gedeeld door het aantal basisschoolleerlingen op de laatst bekende officiële teldatum). Bij een resterend budget kunnen scholen aanvullende plannen en subsidieverzoeken indienen. Om in aanmerking te komen voor subsidie voor schoolbegeleiding dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden: - activiteiten vallen binnen het begrippenkader 'schoolbegeleiding' en sluiten aan bij het lokaal onderwijs- en jeugdbeleid; - het aanbod moet vraaggericht zijn; - er moet sprake zijn van cofinanciering (inzet middelen doeluitkering). Subsidiegrondslag - Het te verstrekken subsidie zal nooit meer bedragen dan het voor dat jaar vastgestelde bedrag per leerling x het aantal leerlingen per 1 oktober daaraan voorafgaand. - Maximale subsidie is € 20.000,-. 3.14. Volwasseneducatie Jongeren die vroegtijdig hun school verlaten, biedt de gemeente de mogelijkheid om alsnog een startkwalificatie te behalen. Daarnaast probeert de gemeente via educatie de weg naar arbeid te vereenvoudigen en te ondersteunen bij eventuele budgetteringsproblemen. Dit om de sociale redzaamheid en maatschappelijke participatie te vergroten.
44
De gemeenten Helmond, Deurne, Asten, Someren, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel en Laarbeek maken gezamenlijk afspraken op het gebied van volwassenenonderwijs. Deze afspraken liggen vast een raamovereenkomst. Subsidiegrondslag - Activiteiten leveren een bijdrage aan de sociale zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. - Jaarlijks wordt in een productovereenkomst vastgelegd hoe de beschikbare middelen doeltreffend en doelmatig kunnen worden ingezet. - Maximale subsidie voor deze activiteiten is € 31.801,3.15. Stichting ORO Basisactiviteit: Het lokaal aanbieden van een laagdrempelig vrijetijdsaanbod voor de avonden en in het weekend voor mensen met een beperking. Over de exacte invulling van de basisactiviteit vinden nog gesprekken plaats met Stichting ORO. Dit hangt ook samen met de ontwikkelingen ten aanzien van een mogelijke basisvoorziening in Laarbeek. Subsidiegrondslag: bedrag per Laarbeekse deelnemer Maximale subsidie: € 5.592,3.16. Stichting MEE Zuidoost-Brabant Basisactiviteit: het bieden van cliëntondersteuning op individueel niveau met als doel de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving), ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Dit vertaalt zich in de volgende activiteiten: informatie en advies, vraagverheldering, casusregie (procescoördinatie), toeleiding en inzetten voorliggende voorzieningen. Daarnaast gaat het om het bieden van een consultfunctie ter ondersteuning van de lokaal werkende generalisten. Subsidiegrondslag: uitvoering van de basisactiviteit voor alle cliënten met een beperking die een ondersteuningsvraag hebben en expertise over de doelgroep ‘mensen met een beperking 18- 18+’ vereisen. Over de exacte prestaties worden in de loop van 2015 nog aanvullende afspraken met de organisaties gemaakt. Voor deze activiteit wordt (richting 2017) een participatief offertetraject gestart. Maximale subsidie: € 165.171,-
3.17. Special Heroes Basisactiviteit: het structureel bieden van een laagdrempelig wekelijks beweegaanbod voor kinderen met een beperking, begeleid door een deskundige. Subsidiegrondslag: bedrag per jeugdige deelnemer
45
Aantal deelnemers: maximaal 30 op jaarbasis Subsidiebedrag: € 33,- per deelnemer Maximale subsidie: € 990,3.18 HALT De activiteiten van HALT hebben als doelstelling een bijdrage te leveren aan het verminderen en zo mogelijk voorkomen van jeugdcriminaliteit voor de doelgroep 12-18 jarigen. Deze doelstelling wordt uitgevoerd aan de hand van de volgende taken: 1.
Advies geven aan scholen, gemeente en maatschappelijke instellingen;
2.
Opzetten en uitvoeren van preventieve interventies.
3.
Begeleiding van jongeren bij de uitvoering van taakstraffen.
Preventie is noodzakelijk om uitval van jeugd te voorkomen. Specifiek is er behoefte aan algemene preventieactiviteiten voor groep 8 en preventieactiviteiten in het kader van vuurwerk. HALT is een van de partners in geval van overlast gevend gedrag door jongeren. Subsidiegrondslag Halt preventieactiviteiten tot een maximum van € 0,34 per inwoner.
OVERZICHT BASISSUBSIDIE, CLUSTER 3 Vereniging
Geraamde subsidie 2016
Basisbibliotheek De Lage
€ 306.463
Beemden Programma kunstzinnige
€ 40.000,-
vorming Stichting muziekopleiding
€ 59.400,-
Laarbeek Stichting HOWEKO
€ 23.245,-
Vierbinden
€ 721.172,-
LEV-groep
Algemeen Maatschappelijk
€ 331.555,-
werk, deelname wijkteam
Aanpak huiselijk geweld
€ 17.000,-
Crisisdienst
€ 2.548,-
Coördinatie Centrum voor
€ 73.767,-
Jeugd en gezin Opvoedondersteuner
€ 65.030,-
Anonieme telefonische
€ 5.475,-
46
hulpverlening GGD Brabant Zuidoost (basis)
€ 347.229,-
GGD Brabant Zuidoost (plus)
€ 35.000,-
Centrumgemeente Helmond
OGGZ
Zorgboog
Basis aanbod preventie
€ 11.886,€ 282.540,-
(BAP) Versterking lokale veld
€ 29.660,-
Peuterspeelzaalwerk
€ 82.000,-
Voorschoolse educatie
€ 87.000,-
Schoolmaatschappelijk werk
€ 9.725,-
voortgezet onderwijs Gespecialiseerde thuisbege-
€ 16.000,-
leiding Onderwijsbegeleiding
€ 20.000,-
Volwasseneducatie
€ 31.801,-
Stichting ORO
€ 5.592,-
Stichting MEE Zuidoost-
€ 165.171,-
Brabant Special Heroes
€ 990,-
HALT
€ 7.412
Totaal Cluster 3
€ 2.777.661,-
47
Cluster 4: Projectsubsidies In 2014 is het Wmo-beleidsplan 2015-2018 ‘Iedereen doet mee’ vastgesteld. Dit beleidsplan loopt parallel aan het Subsidieprogramma ‘Sociaal Domein 2015-2018’. In het Wmo-beleidsplan zijn in samenspraak met inwoners en thema’s benoemd die de komende 4 jaar nadere invulling gaan krijgen. Het gaat om de volgende thema’s: -
Vrijwilligerswerk toekomstbestendig
-
Bouwen aan sociale netwerken
-
Informatie en ondersteuning dichtbij
-
Zingeving als medicijn
-
Gezonde basis
-
Zorg voor onze jeugd
-
Langer meedoen
De invulling wordt op projectmatige basis weggezet bij burgers, vrijwilligersorganisaties of professionele organisaties. Als gemeente doen wij ons best om burgers te verleiden tot actie. Enerzijds door ze mee te laten denken over de thema’s, anderzijds door ze te prikkelen om actief een rol in de uitvoering te nemen. Als gemeente ondersteunen wij burgers, financieel of anderszins. Zo kunnen burgers een beroep doen op de onderstaande projectbudgetten middels een subsidieaanvraag. Tegelijkertijd kunnen ook vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties gesubsidieerd worden uit deze projectsubsidies. De inzet van de subsidies moet bijdragen aan de gestelde doelen. Aanvraag eenmalige (project)subsidie: Op de aanvraag van een projectsubsidies zijn de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in de Algemene subsidieverordening gemeente Laarbeek van toepassing.
4.1 Projectsubsidie evenementen De post ‘evenementen’ is bedoeld voor eenmalige (incidentele) activiteiten van Laarbeekse organisaties of verenigingen. Te denken valt aan: een toernooi, een kampioenschap, een muzikaal of literair evenement, een festival of een manifestatie. Ter indicatie volgen hier richtbedragen voor het toekennen: € 250,- voor een toernooi of kampioenschap; € 500,- voor een evenement, dat zich richt op alle inwoners van Laarbeek; € 1.000,- voor een festival, dat Laarbeek breed is; € 400,- voor een festival dat gericht is op één kern. De subsidie wordt alleen de eerste drie jaar van het evenement verstrekt. Subsidieplafond - Maximale subsidie per aanvraag is € 1.000,- Het subsidieplafond is € 5.000,-.
48
4.2 Projectsubsidie vrijwilligerswerk toekomstbestendig Nederland is een welvarend land met veel mogelijkheden, maar de klassieke verzorgingsstaat is onbetaalbaar geworden. Als we het verzorgingsniveau en het voorzieningenniveau van de laatste decennia in stand willen houden, dan zal er meer op basis van vrijwillige inzet moeten gebeuren en zal dit meer een vanzelfsprekendheid moeten worden. Ondersteuning is maatwerk en waardering is de belangrijkste randvoorwaarde. Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat meer mensen passend vrijwilligerswerk vinden.
-
Dat vrijwillige inzet weer meer als vanzelfsprekend wordt ervaren
-
Dat meer kinderen en jongeren ervaring opdoen met vrijwilligerswerk.
-
Dat de ondersteuning (en waardering) van vrijwilligers aansluit bij datgene wat de vrijwilliger motiveert.
-
Dat het imago van het vrijwilligerswerk wordt verbeterd.
Subsidieplafond € 13.000,4.3 Projectsubsidie bouwen aan sociale netwerken Fijne contacten, maken dat je je ook fijn voelt. Helaas heeft niet iedereen een sociaal netwerk, waarop hij terug kan vallen. Dit kan komen doordat mensen weggevallen zijn of doordat mensen het nu eenmaal moeilijk vinden om contact te leggen. Soms is het vervoer het probleem. Al met al is dit lastig, juist in een tijd waarin de overheid vraagt om eerst in de eigen omgeving naar een oplossing te zoeken. De gemeente wil deze mensen niet aan hun lot overlaten, maar helpen een sociaal netwerk op te bouwen. Dit kan op allerlei manieren. Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat meer mensen zich thuis voelen in hun buurt.
-
Dat meer mensen elkaar helpen
-
Dat kwetsbare mensen geholpen bij het bouwen aan hun netwerk.
-
Dat er voldoende ontmoetingsplekken in de buurt zijn.
-
Dat minder mensen het gevoel hebben er alleen voor te staan.
-
Dat het gebruik van de dorpshuizen toeneemt.
Richtlijn bedrag: Voor het aanjagen van nieuwe kleinschalige (particuliere) initiatieven in de buurt of de wijk geldt een richtbedrag van € 500,-. Afhankelijk van de noodzaak en wenselijkheid van een bepaald initiatief kan hiervan afgeweken worden. Subsidieplafond € 20.300,-
49
4.4 Projectsubsidie informatie en ondersteuning dichtbij Er is heel veel zorghulp beschikbaar in Laarbeek. Maar de informatie over deze zorg is versnipperd. Er is in de communicatie tot heden onvoldoende geredeneerd vanuit de invalshoek van de burger. En naarmate een burger minder zelfstandig in het leven kan staan, wordt de behoefte aan overzicht en duidelijkheid nog groter. Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat mensen in Laarbeek weten waar zij terecht kunnen met hun vragen op het gebied van zorg en ondersteuning
-
Dat iedereen zijn vraag lokaal kan stellen, ook als het gaat om arbeidsparticipatie.
-
Dat kwetsbare mensen ondersteund worden bij het formuleren van hun vraag
-
Dat mensen hun verhaal maar één keer hoeven te vertellen en dat hun vraag in samenhang wordt opgepakt.
-
Dat beschikbare informatie overzichtelijk wordt gepresenteerd.
-
Dat de (telefonische) bereikbaarheid van de Wmo-consulenten goed is.
-
Dat mensen weten waar zij een melding kunnen doen van een zorgwekkende situatie.
-
Dat er een samenwerking ontstaat tussen het medische domein en het sociale domein.
Subsidieplafond € 5.000,4.5 Projectsubsidie zingeving als medicijn Steeds meer mensen raken de aansluiting met de samenleving kwijt. Door alleenstaande ouderdom, uitzichtloze werkloosheid, burn-out, depressie (bijvoorbeeld ten gevolge van rouwverwerking of post-traumatische stress), een zintuiglijke, lichamelijke of geestelijke beperking, een verslaving. In de Big Move-aanpak is bij preventie en herstel, een even belangrijke rol weggelegd voor zingeving aan het leven. Welke activiteit maakt dat je weer zin hebt om ’s morgens op te staan? Wie laat je schateren van plezier? Met wie ervaar je echte verbinding? Wanneer gaan je ogen stralen? Wat bezorgt jou een dosis energie? Wat leidt je af van je zorgen en je vraagtekens? Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat meer mensen hun passie, kennis en ervaring in gaan zetten voor de samenleving.
-
Dat het activiteitenaanbod voor ouderen in de zomerperiode gehandhaafd blijft.
-
Dat mensen ervaren dat zorgen voor elkaar niet ‘slechts’ een opdracht is, maar iets toevoegt.
Subsidieplafond € 11.000,-
50
4.6 Projectsubsidie gezonde basis Een gezonde leefstijl staat aan de basis van een goede gezondheid. Voeding en voldoende bewegen zijn daarin belangrijke elementen. Gezonde keuzes worden voor een deel bepaald door de omgeving. Worden mensen voldoende verleid om gezond te leven of worden ze juist verleid tot ongezonde keuzes. Het gaat bij gezondheid niet alleen om de afwezigheid van ziekte. Het gaat erom of je je goed voelt en hoe je zelf je gezondheid ervaart. Mensen die goed in staat zijn zich aan te passen aan hun beperking of ziekte, kunnen zich heel gezond voelen. Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat meer mensen zich gezond voelen
-
Dat meer mensen voldoende bewegen en gezond eten
-
Dat er voldoende laagdrempelige en betaalbare beweegmogelijkheden zijn
-
Dat Laarbeek een gezonde omgeving heeft die uitnodigt tot gezond gedrag
-
Dat jongeren verantwoord met alcohol omgaan
Subsidieplafond € 31.000,4.7 Projectsubsidie zorg voor onze jeugd Zorg voor onze jeugd is een belangrijk thema voor de gemeente. Een veilige thuissituatie met voldoende aandacht blijft voor kinderen fundamenteel. De dagelijkse zorg voor jeugd is primair de verantwoordelijkheid van ouders of verzorgers. Veruit de meeste ouders en verzorgers lukt het prima om de ouderrol in te vullen. Sommige gezinnen zitten echter flink in de knoei en komen daar op eigen kracht niet meer uit. Het signaleren en zorgen voor kinderen in de knel, blijft het belangrijkste speerpunt binnen het gemeentelijke beleid. Ook jongvolwassenen mogen niet tussen wal en schip vallen. De gemeente heeft de laatste jaren veel geïnvesteerd in een goede zorgstructuur voor jeugd. Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat afwijkend gedrag minder snel problematisch wordt genoemd.
-
Dat alle jongeren hun talenten benutten.
-
Dat ons lokale netwerk van professionals en vrijwilligers voldoende is toegerust om kinderen in de knel snel te signaleren.
-
Dat de toegankelijkheid van het advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling
-
Dat er als het nodig is een snelle toeleiding naar jeugdzorg plaatsvindt.
verbetert.
Subsidieplafond € 20.000,-
51
4.8 Projectsubsidie langer meedoen Het is belangrijk dat iedereen mee kan doen in Laarbeek - ongeacht achtergrond, opleiding, beperking of leeftijd - en dat mensen elkaar accepteren zoals zij zijn. Langer meedoen is mogelijk als aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. Denk hierbij aan een comfortabele plek om te wonen, passend werk, voldoende mogelijkheden om te ontspannen en de nodige zorg en ondersteuning in de buurt. Dit vraagt iets van de gemeente, maar ook van andere partijen. De gemeente kan dit niet alleen. Toegang en toegankelijkheid zijn belangrijke begrippen. En dan gaat het niet alleen over de fysieke toegankelijkheid (kan iemand zonder veel gedoe het gebouw in en ook weer uit), maar ook over financiële en sociale toegankelijkheid. Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat mensen langer zelfstandig thuis kunnen wonen.
-
Dat (gesubsidieerde) activiteiten toegankelijk zijn voor iedereen.
-
Dat meer mensen zich comfortabel voelen in de eigen woning.
-
Dat de bekendheid en betekenis van het leven met een beperking (zoals dementie) wordt vergroot.
-
Dat minimumvoorzieningen beter aansluiten bij de behoeften van de minima.
-
Dat de bekendheid van voorzieningen voor mensen met een lager inkomen wordt vergroot.
Subsidieplafond € 22.500,-
4.9 Projectsubsidie educatie Activiteiten gericht op de ontwikkeling van kinderen, jongeren en volwassen en het aanleren en behouden van de (elementaire) cognitieve en sociale vaardigheden zijn van belang voor de zelfredzaamheid. Daarnaast vindt de gemeente het van belang dat het vrijwilligerswerk toekomstbestendig is dat inwoners van Laarbeek een zeker mondiaal bewustzijn hebben. Wat willen wij bereiken? Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
Dat de ondersteuning van vrijwilligers met een educatief aanbod aansluit bij datgene wat een vrijwilliger motiveert.
-
Dat meer inwoners zich inzetten voor een zorgzame samenleving
-
Dat initiatieven op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking ontplooid worden.
-
Dat de mondiale bewustwording toeneemt.
Subsidieplafond € 9.500,-
52
4.10 Projectsubsidie Watermaand De Juni Watermaand wordt gecoördineerd door de gemeente en is opgezet als een middel om het thema: “Laarbeek, waterpoort van de Peel” mede invulling te geven. Bovendien worden in de Juni Watermaand specifieke lokale activiteiten ontwikkeld voor verschillende doelgroepen om de sociale betrokkenheid van de eigen inwoners te vergroten en daarnaast activiteiten te laten plaatsvinden die anders niet zouden plaatsvinden of niet op die manier. De organisatie van de activiteiten ligt bij de verenigingen en particulieren.
Wat willen wij bereiken? In de Juni Watermaand wordt een aantal kleinere activiteiten vanuit het waterperspectief in de maand juni georganiseerd, waarmee Laarbeek zich onderscheid van andere gemeenten. Subsidieaanvragen die een bijdrage leveren aan één van de volgende doelen, komen voor subsidie in aanmerking, mits het subsidieplafond niet bereikt is. -
De activiteit vindt plaats in juni.
-
Het initiatief dient een relatie te hebben met het thema water.
-
Tot 1 april kan een aanvraag worden ingediend.
Subsidieplafond € 15.000,- eventueel aangevuld met sponsor bedragen. Hiervan is € 6.000,- gereserveerd voor reclame.
4.11 jubilea, (her)opening accommodaties, kampioenschappen en toernooien/wedstrijden
Bijdragen op basis van deze regeling worden verstrekt aan verenigingen of stichtingen die: -
gevestigd zijn in Laarbeek of een regionale vereniging zijn met een substantieel aantal Laarbeekse leden;
-
mits gebruikelijk en toepasselijk, gelieerd te zijn aan een overkoepelend orgaan;
-
het college van burgemeester en wethouders berichten over het jubileum, de opening, het kampioenschap of het evenement.
Voorwaarde verbonden aan het beschikbaar stellen van de jubileumbijdrage is dat de vereniging of stichting bijzondere aandacht dient te schenken aan het jubileum, bijvoorbeeld door het geven van een receptie.
53
1. Jubilea Ten aanzien van de viering van jubilea worden de volgende normbedragen gehanteerd: Aantal jaren
normbedrag
10 jaar
€
50,-
25 jaar
€
100,-
40 jaar
€
100,-
50 jaar
€
150,-
60 jaar
€
150,-
75 jaar
€
150,-
100 jaar
€
200,-
bij iedere 25 jaar boven de 100 jaar
€
200,-
Voor carnavalsverenigingen geldt een ander jubileummoment: bij 11 jaar of meervoud (11, 22, 33, etc)
€
111,-
2. (Her)opening accommodaties Voor (her)opening van accommodaties ontvangt een vereniging of stichting € 100,- wanneer er bijzondere aandacht aan deze opening wordt geschonken.
3. Behaalde kampioenschappen / concoursen Voor behaalde kampioenschappen / concoursen van Brabants, Zuid-Nederlands of Nederlands belang ontvangt een vereniging of stichting € 150,-. Dit bedrag kan een vereniging maximaal een keer per jaar ontvangen.
4. Laarbeekbrede evenementen In geval van evenementen georganiseerd voor deelnemers uit Laarbeek, die een stimulerende werking hebben op de samenwerking tussen en integratie van personen of verenigingen uit de diverse kernen ontvangt de organisatie van dat evenement een bedrag van € 150,-. Het normbedrag wordt alleen de eerste drie jaar van een evenement toegekend. Subsidieplafond € 2.000,-
54
OVERZICHT BASISSUBSIDIE, CLUSTER 4 Totaal geraamde subsidie 2016 Projectsubsidie evenementen
€
5.000,-
Projectsubsidie vrijwilligerswerk toekomstbestendig
€ 13.000,-
Projectsubsidie bouwen aan sociale netwerken
€ 20.300,-
Projectsubsidie informatie en ondersteuning dichtbij
€
Projectsubsidie zingeving als medicijn
€ 11.000,-
Projectsubsidie gezonde basis
€ 31.000,-
Projectsubsidie zorg voor onze jeugd
€ 20.000,-
Projectsubsidie langer meedoen
€ 22.500,-
Projectsubsidie Watermaand
€ 15.000,-
5.000,-
Projectsubsidie Educatie
€ 9.500,-
jubilea, (her)opening accommodaties, kampioenschappen en
€ 2.000,-
toernooien/wedstrijden Totaal cluster 4
€ 154.300,-
55
AANBIEDINGSFORMULIER COMMISSIEBESPREKING
Verzoek college van burgemeester en wethouders voor commissiebehandeling Vastgesteld in B&W-vergadering van 2 juni 2015 Zaaknummer:
Z - 14023197
Registratienummer:
CIE - 1500306
Onderwerp Voorstel tot vaststelling van de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015 en het beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen. Inhoud Vanaf 1 januari 2012 hebben gemeenten krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB) de bevoegdheid een tegenprestatie naar vermogen te verlangen van iemand die een beroep doet op een bijstandsuitkering (WWB) of een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ. Hiermee wordt bedoeld dat van iemand die een bijstandsuitkering ontvangt, wordt verlangd dat deze hiervoor iets terug doet voor de maatschappij; een soort burgerplicht dus. Er zijn enkele voorwaarden gedefinieerd aan de invulling van het begrip “tegenprestatie naar vermogen”, maar de nadere uitwerking is aan het college zelf. Zo kan het college de aard, de duur en de omvang van de maatschappelijk nuttige werkzaamheden bepalen. Momenteel is er vanuit het rijk wetgeving vastgesteld voor een aantal wijzigingen in de Participatiewet (PW), op grond waarvan de tegenprestatie in 2015 een wettelijke verplichting is geworden. Met dit verzoek mee te zenden stukken 1. Verordening tegenprestatie naar vermogen; 2. Beleidsnota tegenprestatie naar vermogen; 3. Advies cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet Werkplein regio Helmond. Inhoud ter inzage liggende dossier Niet van toepassing. Portefeuillehouder: G.T. Buter Naam behandelend ambtenaar: L. Heesakkers Het college van burgemeester en wethouders verzoekt om behandeling in de raadsvergadering van 9 juli 2015 waarbij rekening wordt gehouden met de adviezen van de commissie Sociaal Domein van 16 juni 2015.
CLIËNTENVERTEGENWOORDIGING PARTICIPATIEWET OP HET WERKPLEIN ABEIDSMARKTREGIO HELMOND
TEGENPRESTATIE NAAR VERMOGEN Stellingname/advisering van de vertegenwoordigers van de gemeentelijke Cliëntenvertegenwoordigingen Participatiewet van de Peel 6.1 gemeenten Deurne, Gemert/Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren én Geldrop/Mierlo als niet 6.1. gemeente, verenigd in de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond, in vergadering bijeen op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond op 06 mei 2015, op de concept-verordening “Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015” en het bijbehorende concept-beleidsplan “Tegenprestatie naar Vermogen”, met als onderliggend: a. De samenvatting van de opiniërende bijeenkomst i.z. het onderwerp “Tegenprestatie naar Vermogen” van de leden van de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet op het Werkplein arbeidsmartktregio Helmond en vertegenwoordigers van de WMO-Raden van de 6.1 gemeenten, d.d. 03-03-2015, en b. Het resultaat van de bespreking van het agendapunt “De concept-verordening en het concept-beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen” in de vergadering van de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond, d.d. 06-05-2015.
Algemene principiële uitgangspunten. Bij de vaststelling van zijn stellingname/advisering is de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond er consequent vanuit gegaan, a. dat alle bij de uitvoering van de voorliggende concept-verordening en het voorliggende concept-beleidplan betrokkenen in al hun werkzaamheden en contacten consequent en doelgericht werken aan het leveren van echt individueel maatwerk ter verbetering van de echte mogelijkheden voor maatschappelijke participatie van de doelgroep, b. dat hierbij de zelfregie, eigen verantwoordelijkheid en echte mogelijkheden en onmogelijkheden van betrokkenen en hun maatschappelijke omgeving, alsmede het behoud van hun menselijke waardigheid en gelijkwaardigheid als principiële uitgangspunten echt centraal worden geplaatst en als belangrijkste toetsingscriteria worden gebruikt bij elke voortgangsrapportage op en evaluatie van de uitvoering van zowel de voorliggende concept-verordening als het voorliggende concept-beleidsplan, en c. dat het Cliëntenbelang als prevalerend belang geldt boven overwegingen van financiële en budgettaire aard.
2015-05-14 Stellingname/advisering Tegenprestatie naar Vermogen – Definitief – Ad Rovers
Pagina 1
STELLINGNAME / ADVISERING. Algemeen. a. Het begrip “werkzoekende” consequent te vervangen door het begrip “uitkeringsgerechtigde”. b. Onder het begrip “gemeentelijke uitkering” op te nemen de letterlijke namen van alle gemeentelijke uitkeringen waarop de voorliggende concept-verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 van toepassing is.
M.b.t. de concept-verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015. Artikel 1.a. Stellingname / advisering, Zie hierboven onder “Algemeen a”. Is aangepast Artikel 1.b. Stellingname / advisering. Zie hierboven onder “Algemeen b”. Is niet overgenomen. Betreft reeds de officiële benaming Artikel 1.c. Stellingname / advisering. Toe te voegen: “en op de vrijwilligersmarkt”. Vrijwilligerswerk als tegenprestatie behoort op dezelfde wijze additioneel te zijn aan de vrijwilligersmarkt als dat het geval is bij de arbeidsmarkt. Een concurrentiestrijd om vrijwilligerswerk moet hoe dan ook voorkomen worden. Het lijkt gerechtvaardigd te stellen dat het zeer twijfelachtig, c.q. onmogelijk zal blijken te zijn voor het verrichten van tegenprestaties voldoende additionele werkzaamheden te genereren die voldoen aan de gestelde eisen m.b.t. verdringing op de arbeids- en vrijwilligersmarkt. Doelstelling van de tegenprestatie betreft doorstroom naar vrijwilligerswerk c.q. arbeidsinschakeling in het kader van maatschappelijke participatie.
Artikel 1.e. Stellingname / advisering. “de sociale relatie”: te vervangen door “een sociale/relationele/emotionele relatie”. Niet overgenomen. Het betreft de officiële benaming voor mantelzorg in kader van WMO. Artikel 2.2. Stellingname / advisering. Te wijzigen in: “ Het college zendt middels de reguliere verantwoordingsverslagen aan de gemeenteraad en de gemeentelijke Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet een verslag over de uitvoering en resultaten van het beleid ten aanzien van de tegenprestatie”. Is aangepast Artikel 3. Stellingname / advisering. 2015-05-14 Stellingname/advisering Tegenprestatie naar Vermogen – Definitief – Ad Rovers
Pagina 2
Te verwijderen: “maar dit betreft geen primair doel”. Is aangepast
Artikel 4.2. Stellingname / advisering. Te wijzigen in: “Tegenprestaties worden in goed persoonlijk overleg met de betrokkene overeengekomen en vervolgens opgelegd door het College van B&W. Zowel bij het zoeken naar een passende tegenprestatie als bij de uitvoering ervan wordt vraaggerichte ondersteuning geboden.” Als zodanig is er dus sprake van gedeelde verantwoordelijkheid. Is niet overgenomen. In eerste instantie betreft het de eigen verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde om een tegenprestatie te zoeken. Indien dit niet lukt, zal professionele ondersteuning plaatsvinden. Artikel 4.3.a. Stellingname / advisering. Te wijzigen in: “maatschappelijk nuttige werkzaamheden die onbeloond plaatsvinden en additioneel van aard zijn”. Niet overgenomen, omdat additioneel altijd het uitgangspunt is Artikel 4.5. Stellingname / advisering. Te wijzigen in: “De tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing van regulier werk op de arbeidsmarkt en uit reeds aan vrijwilligers toebedeelde bezigheden en activiteiten op de vrijwilligersmarkt”. Zie verder hierboven onder de Stellingname / advisering t.a.v. artikel 1.c. Niet overgenomen, zie toelichting bij artikel 1.c Artikel 5. Stellingname / advisering. Op te nemen: in een apart artikel 7 een z.g. hardheidsclausule die echt recht doet aan de inhoud van de algemene principiële uitgangspunten zoals weergegeven op pagina 1 van deze Stellingname /advisering. De Cliëntenvertegenwoordiging op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond kan begrip opbrengen voor de bestuurlijke en ambtelijke behoefte aan een kwantitatief criterium ter vaststelling van een minimale duur in tijd per week en periode per jaar waarin een additionele taak verricht moet worden om als tegenprestatie te kunnen worden aangemerkt, dit m.n. om de praktische uitvoering van de regeling “Tegenprestatie naar vermogen” te vergemakkelijken en evaluatie van de uitvoering beter operationeel mogelijk te maken. Principieel stelt de Cliëntenvertegenwoordiging op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond, dat het opleggen van een tegenprestatie in een minimum aantal uren per week en een minimale tijdsduur per jaar flagrant in tegenspraak is met de inhoud van de principiële doelstelling van het opleggen van een tegenprestatie. In zijn visie bestaat er geen oorzakelijk verband tussen “de uitkeringsgerechtigde moet de tegenprestatie naar vermogen verrichten” enerzijds en “het in de concept-verordening opnemen van een minimum aantal uren per week en een minimum tijdsduur per jaar” anderzijds. Het College van B&W moet immers d.m.v. het leveren van individueel maatwerk 2015-05-14 Stellingname/advisering Tegenprestatie naar Vermogen – Definitief – Ad Rovers
Pagina 3
en dus op basis van en respect voor de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de individuele uitkeringsgerechtigde, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn fysieke, sociale, psychische en psycho-sociale omstandigheden, en met behoud van zijn menselijke waardigheid, beoordelen in hoeverre en tot in welke mate een tegenprestatie kan worden gevraagd, c.q. opgelegd. Hoofddoelstelling is verbetering van de mogelijkheden tot maatschappelijke participatie van de uitkeringsgerechtigde. Het aantal te besteden of bestede uren per week, c.q. periode per jaar, zowel minimaal als maximaal, is hiervoor in de visie van de Cliëntenvertegenwoordiging niet relevant. De bestuurlijke en ambtelijke behoefte enerzijds en het principiële standpunt van de Cliëntenvertegenwoordiging anderzijds, zijn in de visie van de Cliëntenvertegenwoordiging dichter bij elkaar te brengen door het in een apart artikel opnemen van een z.g. hardheidsclausule die echt recht doet aan de inhoud van de algemene principiële uitgangspunten zoals weergegeven op pagina 1 van deze Stellingname /advisering. Niet overgenomen. In de verordening is het benomen van een omvang en duur verplicht. In de de verordening alsmede het beleidsplan staat aangegeven dat in principe eerst minimaal 8 uur per week en minimaal 6 maanden van toepassing is, maar dat maatwerk altijd het uitgangspunt is. Bovendien staat in artikel 5.2 reeds aangegeven dat met betrekking tot de uitvoering van de tegenprestatie rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden.
Artikel 6.1. Stellingname / advisering. Met doornummering van de genoemde vrijstellingsgronden toe te voegen: c. de uitkeringsgerechtigde die op basis van psychische, sociale en psycho-sociale omstandigheden niet in staat wordt geacht tot het leveren van een tegenprestatie; betreft toelichting artikel 5.2 h. de uitkeringsgerechtigde die een participatieplaats bezet. Een participatieplaats betreft en re-integratie-traject. Dan kom de uitkeringsgerechtigde niet in aanmerking voor het verrichten van een tegenprestatie i. de uitkeringsgerechtigde die cursussen volgt, zoals cursussen ter voorkoming van sociaal isolement, cursussen voor het wegwerken van taalachterstanden, cursussen ter voorkoming van en het omgaan met schulden enz., maar alleen voor de daadwerkelijk aan het volgen van deze cursussen bestede tijd. Voornoemde cursussen wroden aangemerkt als zijnde een tegenprestatie, waar het minimum aantal uren reeds is benoemd in de verordening Artikel 6.2. Stellingname / advisering. In zijn geheel te verwijderen. Zie de Stellingname / advisering m.b.t. artikel 5 Niet overgenomen, zie toelichting artikel 5 Artikel 6.3. Stellingname / advisering. Tee wijzigen: “6.3” in “6.2”. Niet overgenomen, zie toelichting artikel 5 Artikel 7. Stellingname / advisering. Te wijzigen: “7” in “8”. Zie de Stellingname / advisering m.b.t. artikel 5 Niet overgenomen, zie toelichting artikel 5 2015-05-14 Stellingname/advisering Tegenprestatie naar Vermogen – Definitief – Ad Rovers
Pagina 4
M.b.t. het concept-beleidsplan “Tegenprestatie naar vermogen”. Pagina 5, punt 2.3. Doelgroep regel 3. Stellingname/advisering. Te wijzigen: “pensioengerechtigde leeftijd” in “AOW-gerechtigde leeftijd”. Pensioengerechtigde leeftijd is officiële juridische benaming Pagina 6, punt 2.3.1., Vrijwilligerswerk. Stellingname/advisering. Toe te voegen: “Op vrijwilligerswerk verricht als tegenprestatie naar vermogen blijft de WWB-regeling Vrijwilligersvergoeding van toepassing, dit niet in het minst ook vanwege de schrikbarend toenemende schuldenproblematiek en armoede onder de doelgroep voor Tegenprestatie naar vermogen”. De gemeente mag geen premie verstrekken in het kader van een tegenprestatie. Indien de uitkeringsgerechtigde vrijwilligerswerk verricht in plats vaneen tegenprestatie, dan kan de vrijwilligersvergoeding op grond van de Participatiewet wel van toepassing zijn. Pagina 8, punt 2.5.1.,Stap 2: verwijzen en ondersteunen. Stellingname/advisering. Toe te voegen: - een korte taakomschrijving van de Participatiecoach, en - de verdeling, lijfelijk en in FTE’s, van de Participatiecoaches over de 6.1 gemeenten en de niet 6.1 gemeente Geldrop/Mierlo. Taakomschrijving is niet van toepassing in een beleidsplan alsmede de verdeling van de participatiecoaches. Pagina 10, punt 2.8., Onderscheid additioneel en regulier werk. Stellingname/advisering. Toe te voegen: een aparte paragraaf waarin duidelijk en concreet beschreven wordt op welke wijze voorkomen wordt dat reguliere banen door de toenemende inzet van vrijwilligers als overbodig worden aangemerkt en verdwijnen, zoals dit b.v. reeds het geval is op het gebied van de Zorg. Staat reeds beschreven. Er wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het UWV, om duidelijkheid naar zowel organisaties als uitkeringsgerechtigden te bewerkstelligen.
Tot slot, en wellicht ten overvloede. Door toebedeling van de bevoegdheden verordening en beleid vanuit de gemeentelijke Cliëntenvertegenwoordigingen Participatiewet van de Peel 6.1. gemeenten, m.u.v. de gemeente Asten, én van de niet Peel 6.1 gemeente Geldrop/Mierlo aan hun vertegenwoordigers in de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond, treedt de stellingname/advisering van de Cliëntenvertegenwoor2015-05-14 Stellingname/advisering Tegenprestatie naar Vermogen – Definitief – Ad Rovers
Pagina 5
diging Participatiewet op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond i.z. de Verordening en het Beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen in de plaats van de stellingname/advisering van de gemeentelijke Cliëntenvertegenwoordigingen Participatiewet van de genoemde gemeenten.
Nog te zetten stappen. Peel 6.1. gemeenten m.u.v. de gemeente Asten en de niet Peel 6.1. gemeente Geldrop/Mierlo. 1. Consequente doorvoering van de gehonoreerde stellingnames/adviseringen van de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet Werkplein arbeidsmarktregio Helmond in de voorliggende concept-verordening en in het voorliggende concept-beleidsplan. 2. Een afsluitende totaaltoetsing op de inhoudelijke consistentie van de gewijzigde conceptverordening en het gewijzigde concept-beleidsplan v.v. 3. Opname van de niet-gehonoreerde stellingnames/adviseringen van de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet op het Werkplein arbeidsmarktregio Helmond , in het ambtelijke advies “Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015” en “Beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen”., met per niet-gehonoreerde stellingname/advisering toegevoegd de ambtelijke argumenten voor het niet honoreren ervan. 4. Aanbieding van het ambtelijke advies “Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015”en “Beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen” aan de Colleges van B&W van de Peel 6.1. gemeenten, m.u.v. de gemeente Asten én de niet Peel 6.1. gemeente Geldrop/Mierlo. 5. Aanbieding van de “Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOZ 2015” en het “Beleidsplan Tegenprestatie naar Vermogen” door de Colleges van B&W van de Peel 6.1. gemeenten, m.u.v. de gemeente Asten, en de niet Peel 6.1. gemeente Geldrop/Mierlo aan respectievelijk hun bevoegde raadscommissies en hun Gemeenteraden. 6. Gemeentelijke besluitvorming via de bevoegde Raadscommissies en Gemeenteraden van de 6.1. gemeenten, m.u.v. de gemeente Asten, en de niet 6.1. gemeente Geldrop/Mierlo, met zowel in de bevoegde Raadscommissies en de Gemeenteraden voor de gemeentelijke Cliëntenvertegenwoordigingen Participatiewet de mogelijkheid tot gebruikmaking van het spreekrecht.
2015-05-14 Stellingname/advisering Tegenprestatie naar Vermogen – Definitief – Ad Rovers
Pagina 6
Beleidsplan tegenprestatie naar vermogen (uitvoering van artikel 2 Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
Juli 2015
1
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
Uitgangspunten en overwegingen tegenprestatie
2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.4 2.5 2.5.1 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
Inleiding (wettelijke) Kaders en doelstelling tegenprestatie naar vermogen Doelgroep Beoordeling mantelzorg en vrijwilligerswerk Duur en omvang van de tegenprestatie Eigen verantwoordelijkheid insteek en werkwijze Werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie Gebiedsgericht werken Onderscheid additioneel en regulier werk Onderscheid re-integratie en tegenprestatie Communicatie Evaluatie
3
Conclusies tegenprestatie naar vermogen
3.1 3.2 3.3
Visie en uitgangspunten Tegenprestatie Invulling tegenprestatie
3 4 4 4 5 6 7 7 8 9 9 10 10 11 12 13 13 13 14
2
1
Inleiding
In het licht van een meer inclusieve en proactieve samenleving waarin een ieder meedoet en ertoe doet, past het ook in de relatie tussen het recht op uitkering en de plicht tot tegenprestatie nadere invulling te geven. Hoewel op grond van de voormalige bijstandswet al langer een relatie ligt tussen het recht op uitkering en de plicht tot re-integratie, is eerst sinds 2012 in wetgeving verankerd dat ook wanneer er geen reëel arbeidsperspectief is de uitkeringsrelatie tussen gemeente en burger als wederkerig mag worden beschouwd: onder het ‘voor wat, hoort wat’ motto mag aan een uitkeringsgerechtigde gevraagd worden een tegenprestatie te leveren, ook wanneer re-integratie dus (nog) niet tot de mogelijkheden behoort. Niet alleen de wederkerigheid zelf is hier het doel, mogelijk nog meer is dit instrument gericht op het faciliteren van het maatschappelijk mee- en ertoe doen van de betreffende burger en bevorderen van de zelfredzaamheid. Hoewel de gemeente vanaf 2012 de bevoegdheid heeft om uitkeringsverstrekking en maatschappelijke wederkerigheid aan elkaar te verbinden, lijken nu eerst de randvoorwaarden daarvoor aanwezig: met een terugtredende overheid en groeiend besef in de samenleving dat we van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving aan het groeien zijn, is de timing nu beter om het tegenprestatie-instrument nadrukkelijk in te gaan zetten. Bovendien wordt de tegenprestatie op grond van de Participatiewet nu wettelijk verplicht gemaakt per 1 januari 2015. Van cruciaal belang bij de toepassing is met welke toon de muziek wordt gemaakt: wordt dit instrument met name gejuridiseerd bezien en ingezet, of gaan we het in samenspraak met de betreffende burger vooral in de geest van de wet toepassen? In dit beleidsplan wordt hieraan richting gegeven en is tevens een weergave van beleidsregels.
3
2
Uitgangspunten en overwegingen tegenprestatie
2.1
Inleiding
Vanaf 1 januari 2012 hebben gemeenten krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB) de bevoegdheid een tegenprestatie naar vermogen te verlangen van iemand die een beroep doet op een bijstandsuitkering (WWB) of een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ. Hiermee wordt bedoeld dat van iemand die een bijstandsuitkering ontvangt, wordt verlangd dat deze hiervoor iets terug doet voor de maatschappij; een soort burgerplicht dus. Er zijn enkele voorwaarden gedefinieerd aan de invulling van het begrip “tegenprestatie naar vermogen”, maar de nadere uitwerking is aan het college zelf. Zo kan het college de aard, de duur en de omvang van de maatschappelijk nuttige werkzaamheden bepalen. Momenteel is er vanuit het rijk wetgeving vastgesteld voor een aantal wijzigingen in de Participatiewet (PW), op grond waarvan de tegenprestatie in 2015 een wettelijke verplichting is geworden. In dit beleidsplan wordt een kader geschetst voor het opleggen van de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie door mensen met een uitkering en de inzet van de tegenprestatie in het dienstverleningsconcept van het Werkbedrijf. In dit hoofdstuk worden de beleidskaders en achtergronden ten aanzien van de tegenprestatie naar vermogen verder uiteengezet. Deze uitgangspunten zijn van groot belang, daar zij uiteindelijk de inrichting en de uitvoering van de tegenprestatie naar vermogen bepalen.
2.2
(Wettelijke) Kaders en doelstelling tegenprestatie naar vermogen
Kaders De tegenprestatie komt binnen de onderstaande kaders tot stand:
Deze kaders komen voort uit de verordeningen en beleidsplannen Participatiewet (PW), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet op grond van de decentralisaties.
4
Doelstelling We streven met de inzet van de tegenprestatie de volgende doelen na (in volgorde van belangrijkheid)
Met de tegenprestatie is het mogelijk dat de uitkeringsgerechtigde uit zijn isolement en in beweging komt. Met het doen van een tegenprestatie doet de uitkeringsgerechtigde iets terug voor het verkrijgen van een uitkering en kan de uitkeringsgerechtigde iets terugdoen voor zijn eigen wijk, buurt of gemeente.
Een doel van de tegenprestatie is dat iemand maatschappelijk nuttige activiteiten verricht. Dat betekent niet dat de tegenprestatie niet mag bijdragen aan arbeidsinschakeling. Het kan een goede manier zijn voor uitkeringsgerechtigden om te (blijven) participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te houden. Dit zijn ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Arbeidsmarktinschakeling mag zonder meer een secundair doel zijn, maar als het hoofdzakelijk of uitsluitend gericht is op arbeidsinschakeling, dan is er sprake van een re-integratietraject of een participatieplaats (zie verder 2.3.2).
2.3
Doelgroep
Het college is bevoegd een uitkeringsgerechtigde te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Een uitkeringsgerechtigde van achttien jaar of ouder, maar jonger dan de AOWgerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Aan niet-uitkeringsgerechtigden die door de gemeente worden ondersteund bij het zoeken naar werk (nuggers) kan dit niet verplicht worden opgelegd. De plicht tot tegenprestatie geldt zowel voor mensen die de bijstand om niet ontvangen als voor mensen die de bijstand in de vorm van een geldlening ontvangen, bijvoorbeeld in verband met het bezit van een eigen woning met overwaarde. Het is daarnaast belangrijk om de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voldoende in het oog te houden. Dit betekent dat altijd het volgende moet worden gedaan: 1. Onderzoeken of de uitkeringsgerechtigde in staat is om de werkzaamheden te verrichten (zorgvuldige voorbereiding). 2. De gemeente zal daarom voordat ze de plicht oplegt hierover met de betrokkene moeten overleggen en indien nodig (medisch) advies moeten inwinnen bij derden. Het gaat immers om een tegenprestatie naar vermogen. 3. Aannemelijk maken in de beschikking dat de werkzaamheden voldoen aan de daaraan gestelde eisen (motiveringsplicht). 4. De plicht niet zo maar aan iemand opleggen (verbod van willekeur). 5. In vergelijkbare gevallen dezelfde soort verplichting tot het leveren van een tegenprestatie opleggen (gelijkheidsbeginsel).
5
6. De verplichting niet opleggen met een ander doel dan het verlangen van een tegenprestatie voor de bijstand. De gemeente mag de verplichting dus niet opleggen om iemand te straffen (verbod van détournement de pouvoir). De volgende doelgroepen worden volgens wetgeving uitgesloten van het verrichten van een tegenprestatie naar vermogen: 1. De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een uitkeringsgerechtigde die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9 lid 5 PW); 2. De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing voor de arbeidsplicht als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de participatiewet (artikel 9, zevende lid van de PW);
2.3.1 Beoordeling mantelzorg, vrijwilligerswerk en dagbesteding Mantelzorg De gemeente legt beoordelingscriteria vast omtrent mantelzorg en sluit aan bij de begripsbepaling van mantelzorg zoals die in de Wmo en Mezzo worden gehanteerd. Onder mantelzorg wordt verstaan: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Het begrip mantelzorg is van belang omdat de participatiewet bepaalt dat het college geen tegenprestatie opdraagt indien een uitkeringsgerechtigde mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is. Mezzo, de landelijke vereniging die opkomt voor mantelzorgers of zorgvrijwilligers verstaat onder mantelzorg mensen die meer dan 8 uur per week en/ of langer dan 3 maanden zorg verlenen aan een naaste. Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn: • er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener; • mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband; • het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze; • het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar. Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C. Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning hanteren gemeenten veelal het protocol Gebruikelijke Zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke zorg. Voor de uitleg van wat onder gebruikelijke zorg kan worden aangesloten bij de definitie van gebruikelijke zorg in het protocol Gebruikelijke Zorg. Gebruikelijke zorg wordt in dat Protocol als volgt omschreven: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
6
Vrijwilligerswerk Een eenduidige begripsbepaling van vrijwilligerswerk is er niet, omdat vrijwilligerswerk veelzijdig van aard is. De gangbare definitie van vrijwilligerswerk is "werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving". Uit onderzoek van Movisie blijkt echter dat het in de praktijk lastig is om de veelzijdigheid van vrijwilligerswerk in deze definitie aan te tonen. Zoals uit de definitie hierboven blijkt, heeft vrijwilligerswerk een aantal kenmerken: het is onbetaald, het is niet verplicht, het komt ten goede van anderen of de samenleving en er is een zekere mate van organisatie. Dagbesteding Voor uitkeringsgerechtigden die een indicatie dagbesteding hebben is het doel een structurele, activerende daginvulling, door deel te nemen aan recreatieve of maatschappelijke activiteiten. , gedurende één of meer dagen per week. De sociale contacten dragen ook bij aan de maatschappelijke participatie van de desbetreffende uitkeringsgerechtigden. Het bovenstaande in aanmerking genomen is de volgende richtlijn van toepassing: Een uitkeringsgerechtigde die minimaal 8 uur per week maatschappelijk actief is in de vorm van mantelzorg, vrijwilligerswerk of dagbesteding, behoeft daarnaast geen tegenprestatie te leveren. Ook hierbij is maatwerk het uitgangspunt. We gaan hierbij ervan uit dat mantelzorg, vrijwilligerswerk en dagbesteding geen incidentele activiteiten betreffen.
2.4
Duur en omvang van de tegenprestatie
De duur en omvang van de werkzaamheden die als tegenprestatie worden opgelegd dienen beperkt te zijn. Hierover moeten in de verordening regels moeten worden gesteld. Het college moet op basis van de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde beoordelen in hoeverre een tegenprestatie kan worden verlangd. De uitkeringsgerechtigde moet de tegenprestatie immers 'naar vermogen' verrichten. Het is verplicht om in de verordening een duur en omvang van de tegenprestatie vast te leggen. Dit kan een minimum aantal uren per week zijn, maar ook een minimum aantal uren voor het totaal van de tegenprestatie is ook denkbaar. Een aanbod van het college om voor 32 uur per week werkzaamheden te verrichten kan in ieder geval niet worden aangemerkt als een tegenprestatie. Indien de tegenprestatie wordt vastgesteld op minimaal 8 uur per week, gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar, wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat de tegenprestatie beperkt moet zijn in omvang en duur. Bij de omvang van 8 uur per week wordt aangesloten bij de opvattingen van de juristen van Schulinck Kluwer, die in de sociale zekerheid een vooraanstaande rol spelen. De periode wordt vastgesteld op minimaal 6 maanden per jaar, omdat de participatie een integraal onderdeel uitmaakt van de tegenprestatie en getracht wordt om een zinvolle inhoud te kunnen geven aan de tegenprestatie naar vermogen. Een tegenprestatie van enkele weken gedurende enkele uren per week levert onvoldoende bevordering van de maatschappelijke participatie voor de uitkeringsgerechtigde. Continuïteit achten wij belangrijk. De tegenprestatie behoeft geen einddoel te zijn maar kan een middel zijn om door te groeien naar vrijwilligerswerk c.q. arbeidsinschakeling. Jurisprudentie zal in de toekomst uiteindelijk de grenzen bepalen. Bij de duur van minimaal 8 uur per week wordt tevens onverkort aangesloten bij het uitgangspunt van de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de dagbesteding. Maatwerk staat hierbij wel centraal.
7
2.5
Eigen verantwoordelijkheid
Uit ervaringen van de pilot Talent Verplicht! en team Activering en Zorg van de afdeling Werk en Inkomen alsmede tegenprestaties van andere gemeenten is gebleken dat er meer en beter effect gesorteerd wordt als de uitkeringsgerechtigde zelf met initiatieven en ideeën kan komen. Dwang met bijbehorende sancties heeft vaker een negatieve uitwerking. Uitgangspunt is daarom de dialoog met de uitkeringsgerechtigde: deze moet in staat worden gesteld zelf met inbreng te komen, mee te denken en ideeën te ontwikkelen om de tegenprestatie vorm te geven. Werkzaamheden die bij een uitkeringsgerechtigde draagvlak hebben, zullen minder problemen en sancties tot gevolg hebben. Wel blijft de eindverantwoordelijkheid voor de invulling van de tegenprestatie wettelijk gezien bij de gemeente. Om de invulling te kunnen uitwerken, zal vooral aansluiting worden gezocht bij vrijwilligersorganisaties, welzijnswerk, scholen en buurtcentra, etc. Met deze organisaties kunnen afspraken worden gemaakt over de invulling, begeleiding en de duur van de werkzaamheden. 2.5.1 Insteek en werkwijze Binnen de gestelde kaders en doelstellingen wordt de volgende werkwijze gehanteerd: Stap 1 motiveren en aanmoedigen Aan de uitkeringsgerechtigde wordt gevraagd welke werkzaamheden hij/zij in het kader van de tegenprestatie zou willen verrichten. Dit vanuit de gedachte dat intrinsieke motivatie het beste werkt. Hij/zij zoekt zelf een werkzaamheid die het beste past bij zijn/haar wensen en kwaliteiten. Men krijgt een bepaalde periode de tijd om een tegenprestatie te vinden. Deze groep bestaat uit mensen die gemotiveerd zijn én zelf in staat zijn om binnen hun eigen netwerk een werkzaamheid te vinden die als tegenprestatie kan dienen. Hierbij kan de uitkeringsgerechtigde gebruik maken van de lokale sociale kaart en het beschikbare aanbod aan werkzaamheden Dit sluit ook aan bij het nemen van eigen verantwoordelijkheid en zelfregie van de uitkeringsgerechtigde. Stap 2: verwijzen en ondersteunen Wanneer de uitkeringsgerechtigde voldoende gemotiveerd is, maar zelf geen tegenprestatie kan vinden in zijn eigen netwerk, vindt deskundige ondersteuning door een participatiecoach plaats in het toeleiden naar een tegenprestatie. Ook kunnen tips en handvaten aangedragen worden voor het zoeken van een werkzaamheid. Hierbij kan de uitkeringsgerechtigde wederom gebruik maken van de lokale sociale kaart en het beschikbare aanbod aan werkzaamheden. Stap 3: met enige drang over de drempel helpen. Bij weigeren van het verrichten van een tegenprestatie vraagt de participatiecoach eerst waarom iemand niet wil meewerken. Onder het met enige drang helpen wordt verstaan: een vorm van gedragsbeïnvloeding die tot doel heeft de uitkeringsgerechtigde te bewegen tot het verrichten van een tegenprestatie. Misschien zijn er wel belemmeringen die weggenomen moeten worden. Wanneer blijkt dat er echt structureel sprake is van onwil (dus géén onkunde), wordt na een zorgvuldige afweging een eventuele sanctie bezien. Bij het bezien van een sanctie worden altijd de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden in acht genomen. Dit is reeds geregeld in de huidige afstemmingsverordening.
8
2.6 Bredere werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie Met betrekking tot de werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie is het uitgangpunt dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de bestaande infrastructuur en de ideeën of werkzaamheden waar de uitkeringsgerechtigde zelf mee komt. Belangrijk is dat er een zo breed mogelijk aanbod aan werkzaamheden beschikbaar is, zodat de uitkeringsgerechtigde een tegenprestatie kan doen die het best past bij zijn/haar competenties en mogelijkheden. De tegenprestatie kan breder gedefinieerd worden dan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten. Vanuit dit uitgangspunt gaat de uitkeringsgerechtigde samen met de participatiecoach kijken waarin hij of zij goed is of juist nog aan moet werken. Dit betekent dat ook het volgen van een taalcursus, het deelnemen aan een beweegtraining, leefstijlprogramma’s, het werken aan problemen als schulden of psychische problematiek onderdeel uit kan maken van de tegenprestatie naar vermogen of zelf geheel als tegenprestatie kan worden aangemerkt. Hierbij gaat het erom dat de uitkeringsgerechtigde zich bewust is van zijn uitgangspositie en alles in het werk zet om zijn zelfredzaamheid te versterken. Dit betekent dat er vaak eerst diverse belemmeringen beheersbaar moeten worden gemaakt om de talenten van de uitkeringsgerechtigde beter te kunnen benutten. Overigens sluit het één het ander niet uit. In de gemeente Rotterdam werkt men al diverse jaren volgens dit uitgangspunt. Daar wordt de definitie van tegenprestatie breed ingezet. Alles wat bijdraagt aan de persoonlijke ontwikkeling en alles wat maatschappelijk nuttig is. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het eigen netwerk. Via vrijwilligerswerk een baan vinden is een mooi streven, maar in de praktijk is de afstand tot de arbeidsmarkt vaak zeer groot. Wie langer dan vijf jaar in de bijstand zit, heeft vaak schulden of spreekt slecht Nederlands. Derhalve worden in Rotterdam in het kader van het leveren van een tegenprestatie cursussen gegeven. Deze cursussen zijn er onder meer op gericht om taalachterstanden weg te werken of om een sociaal isolement te doorbreken. 2.7 Gebiedsgericht werken De toegang tot voorzieningen met betrekking tot de tegenprestatie dient eenduidig, laagdrempelig en bij voorbaat in de eigen leefomgeving te zijn. Bij vragen om een tegenprestatie wordt gekeken naar alle leefdomeinen, zodat een “voorziening” op maat kan worden aangeboden, waarbij uitgangsunt is dat de uitkeringsgerechtigden zoveel mogelijk zelf de regie houden over hun tegenprestatie.
9
Bovenstaande betekent dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van het netwerk uit de eigen woon/leefomgeving. Hierbij kunnen vrijwilligersorganisaties een belangrijke rol spelen. Zij kunnen de uitkeringsgerechtigde begeleiden bij de uitvoering van de tegenprestatie. De zogeheden basisvoorzieningen binnen de diverse gebieden kunnen een faciliterende rol tot stand brengen en kunnen vraag en aanbod matchen. Immers het doel van een basisvoorziening betreft: mensen met een ondersteuningsvraag in zo min mogelijk stappen zo snel mogelijk toeleiden naar de meest passende oplossing. In de basisvoorziening wordt ook de eventuele transfer naar een werktraject mogelijk gemaakt. De uitgangspunten daarbij zijn: • Gebiedsgericht: door de toegang in de eigen leefomgeving van uitkeringsgerechtigden te organiseren is het beter mogelijk om andere oplossingen te bieden door op wijkniveau te verbinden met onder andere vrijwilligersorganisaties; • Vraaggericht: de vraag van bewoners staat centraal; • Integraal: er wordt gekeken naar alle leefdomeinen om tot een passend ondersteuningsarrangement te komen volgens het maatwerkprincipe, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van de bewoners en zijn/haar sociale netwerk; • Minimale procedures en minimale bureaucratie. Deze uitgangspunten zijn van toepassing bij de tegenprestatie naar vermogen, in al zijn facetten. Het Werkbedrijf sluit met betrekking tot de tegenprestatie naar vermogen volledig aan bij het gebiedsgericht werken. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de werkwijze van de Wmo. Hierbij wordt getracht om de uitkeringsgerechtigde zoveel mogelijk in zijn eigen leefomgeving te laten participeren op basis van eigen verantwoordelijkheid en gebruik makend van zijn eigen netwerk en/of het netwerk van de basisvoorziening.
2.8 Onderscheid additioneel en regulier werk De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die tot de reguliere arbeidsmarkt behoren. Bij werkzaamheden die in het kader van de tegenprestatie opgedragen kunnen worden gaat het altijd om additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Terwijl voor werkzaamheden op de reguliere arbeidsmarkt de bereidheid bestaat voor deze werkzaamheden loon te betalen. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en of de overheid worden gemaakt. Voor de bepaling of de werkzaamheden additioneel zijn, zijn de volgende zaken van belang: - Voor de werkzaamheden bestaat geen bereidheid loon te betalen, de werkzaamheden hebben daarbij geen loonwaarde en geen economische waarde; - Indien de werkzaamheden niet door middel van deze maatschappelijke invulling worden ingevuld, worden de werkzaamheden of niet verricht of zonder verhoging van de loonkostensom. Voorbeelden van soorten additionele arbeid zijn: - Facilitaire werkzaamheden die zonder maatschappelijke invulling niet of minder vaak worden uitgevoerd; - Werkzaamheden die zonder maatschappelijke invulling louter door vrijwilligers of anderszins onbetaald worden verricht; - Werkzaamheden in de openbare ruimte die aanvullend zijn op de gebruikelijke werkzaamheden: natuurbehoud, bestrijden van vervuiling en signaleren van benodigd (regulier) onderhoud, op plekken waar dat normaal niet gebeurt; - werkzaamheden in een wijkcentrum, gastvrouw in de zorg, etc.
10
Volgens de huidige regels binnen het UWV is er sprake van verdringing van betaalde arbeid wanneer de betreffende activiteiten ergens in Nederland tot een betaalde functie behoren. Het gaat dan immers niet om gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden. Het UWV toetst niet meer op landelijk niveau, maar op het niveau van de desbetreffende organisatie. Hiermee wil de minister voorkomen dat de uitzondering de regel wordt. Concreet betekent dit dat het onder meer moet gaan om werkzaamheden waarvoor binnen dezelfde organisatie niet wordt betaald, waarvoor geen vacatures open staan en dat het gaat om activiteiten die al geruime tijd (één jaar) niet meer betaald worden binnen die organisatie. Het is aan de desbetreffende organisatie (bijvoorbeeld de OR van de organisatie) om te bepalen of tegenprestatie als additioneel worden aangemerkt of niet. Het Werkbedrijf sluit aan bij deze uitgangspunten.
2.9
Onderscheid re-integratie en tegenprestatie
Onderscheid tegenprestatie en re-integratie In essentie onderscheidt de tegenprestatie zich op een tweetal vlakken van re-integratie (werken met behoud van uitkering). Werken met behoud van uitkering behoort enkel tot de mogelijkheden indien dit de re‐integratie van betrokkene ten goede komt. Bij de tegenprestatie staat daarentegen het versterken van de maatschappelijke participatie en niet het bevorderen van de re‐integratie voorop. Daar waar “werken met behoud van uitkering” toeziet op werkzaamheden die ook binnen de reguliere arbeidsmarkt plaatsvinden, zouden de werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie juist buiten die reguliere arbeidsmarkt moeten worden gezocht. Het zou moeten gaan om werkzaamheden waarvoor op de reguliere arbeidsmarkt niet de bereidheid bestaat om voor te betalen. Ook re-integratie vindt naar vermogen plaats. Indien een uitkeringsgerechtigde volledig belastbaar is, wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de uitkeringsgerechtigde zich volledig richt op zijn of haar reintegratietraject. Dit betekent dat een uitkeringsgerechtigde die een re-integratietraject volgt, zich volledig dient te richten op dat traject en geen tegenprestatie hoeft te verrichten. Immers, economische zelfredzaamheid is het ultieme uitgangspunt.
2.10 Communicatie Tot slot dient er duidelijk aandacht te zijn voor de communicatie rondom de tegenprestatie. Het creëren van draagvlak, bij de uitkeringsgerechtigden, maar ook bij de organisaties alsmede de burgers van de arbeidsmarktregio Helmond- De Peel, draagt bij tot een succesvolle invoering en uitvoering van de tegenprestatie. Communicatie naar de doelgroep De uitkeringsgerechtigde dient helder geïnformeerd te worden over het doel van de tegenprestatie en wat van hem/haar wordt verwacht. In de intakeprocedure dient de tegenprestatie in het programma te worden opgenomen. De wijze van gesprekvoering door de klantbegeleider is ook belangrijk. Een goede voorlichting en instructie aan klantbegeleiders is daarom noodzakelijk. Communicatie naar burgers Maatschappelijk draagvlak is belangrijk bij het succesvol inzetten van de tegenprestatie. Dit kunnen we doen door het publiceren van positieve verhalen van mensen die een tegenprestatie hebben gedaan. Communicatie naar organisaties Daarnaast is het belangrijk de organisaties, waar werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie worden uitgevoerd, op een juiste wijze te informeren over de doelen en de werkwijzen rondom de tegenprestatie. Ook in het kader van werving is het raadzaam organisaties goede en motiverende informatie te bieden.
11
2.11 Evaluatie De beleidskaders alsmede de uitvoering van de tegenprestatie naar vermogen dienen te worden geëvalueerd. Hierbij moet onder meer worden bezien of de wijze waarop door het Werkbedrijf invulling is gegeven aan het instrument tegenprestatie voldoet, dan wel moet worden aangepast. De monitoring c.q. evaluatie van de tegenprestatie wordt opgenomen in de reguliere verantwoordingsverslagen en de evaluatie in het jaarverslag.
12
3
Conclusies tegenprestatie naar vermogen
3.1 Visie en uitgangspunten Wij willen de uitkeringsgerechtigde door onder meer de tegenprestatie bij de maatschappij betrekken en daarmee hun horizon verbreden. Op die manier wordt het systeem, dat burgers in staat stelt meer competenties te ontwikkelen of te ontdekken en een netwerk op te bouwen, versterkt. Iets waar iedereen een leven lang baat bij heeft. Ook de uitkeringsgerechtigde zelf of z'n sociale omgeving kan in de toekomst een beroep moeten doen op deze onbetaalde diensten. Onze ambitie is een krachtige samenleving, waarin mensen intrinsiek gemotiveerd zijn om gezamenlijk hun steentje bij te dragen. Bij het invullen van de tegenprestatie gaan we ervan uit dat deze vooral ook in het belang van de betrokkene zelf is. Inwoners kunnen groeien, zich ontwikkelen en invulling geven aan hun maatschappelijke betrokkenheid. Iedere burger kan iets bijdragen aan de samenleving door het inzetten van zijn talenten. Bij het uitwerken van de tegenprestatie is de kantelingsgedachte leidend. Dit blijkt uit de manier waarop wij omgaan met uitkeringsgerechtigden die een tegenprestatie moeten leveren. We sluiten zoveel mogelijk aan bij de wensen en talenten van de uitkeringsgerechtigde. Dit moet maatwerk bevorderen, waardoor de slagingskans vergroot wordt. De uitkeringsgerechtigde heeft een eigen verantwoordelijkheid en inbreng in het bepalen van welke tegenprestatie geleverd wordt. Om het verplichte karakter niet de overhand te geven, wordt de uitkeringsgerechtigde in de gelegenheid gesteld om zelf zijn aandeel in te vullen De volgende beginselen zijn derhalve van toepassing op de tegenprestatie: 1. Iedereen heeft iets te geven. Elke ontvanger van ondersteuning vragen we om naar vermogen zijn talenten in te zetten en een tegenprestatie te leveren voor zichzelf en/of anderen; 2. De oplossing zoeken we altijd zo dicht mogelijk bij de burger. Lokaal wat lokaal kan. Verder weg als het moet. 3. De eigen kracht en eigen mogelijkheden van de burger staan centraal. We spreken mensen aan op hun eigen verantwoordelijkheid. We bespreken de eigen kracht en mogelijkheden met de uitkeringsgerechtigde; 4. Wat eenvoudig kan, doen we eenvoudig. 5. We geven vertrouwen waar mogelijk en hanteren procedures waar noodzakelijk. Aan het opleggen van de tegenprestatie zijn wel een aantal voorwaarden verbonden: • De tegenprestatie is niet primair bedoeld als re-integratie-instrument; • Het mag de re-integratie en het accepteren van werk niet in de weg staan; • De werkzaamheden die verricht worden, moeten in omvang en tijd zijn beperkt; • De werkzaamheden moeten worden afgestemd op de fysieke en psychische omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde; • De uit te voeren werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
13
3.2 Tegenprestatie Er wordt geen tegenprestatie opgelegd indien de uitkeringsgerechtigde: • Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; • Een alleenstaande ouder is die vrijstelling van de arbeidsplicht heeft in verband met de zorg voor (een) kind(eren)v in de leeftijd tot 5 jaar; • Zorgtaken verricht als mantelzorger voor tenminste 8 uur per week; • Vrijwilligerswerk verricht voor tenminste 8 uur per week; • Activiteiten in het kader van dagbesteding verricht voor tenminste 8 uur per week; • Naar vermogen deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject. Maatwerk vormt hierbij altijd het uitgangspunt. De tegenprestatie wordt vastgesteld op minimaal 8 uur per week, gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar. Hierbij wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat de tegenprestatie beperkt moet zijn in omvang en duur en wordt aangesloten bij de urenomvang van mantelzorg, vrijwilligerswerk en dagbesteding. De periode wordt vastgesteld op minimaal 6 maanden per jaar, omdat de participatie een integraal onderdeel uitmaakt van de tegenprestatie en getracht wordt om een zinvolle inhoud te kunnen geven aan de tegenprestatie naar vermogen. Maatwerk staat hierbij wederom centraal.
3.3 Invulling tegenprestatie De invulling van de tegenprestatie betreft in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde zelf. Indien deze niet in staat is om de tegenprestatie zelf te vinden, zal hij of zij hierin ondersteund worden door het Werkbedrijf. Doelstelling is de tegenprestatie gebiedsgericht (lokaal) uit te laten voeren en hierbij zoveel mogelijk gebruik te maken van het eigen netwerk c.q. de sociale kaart. De tegenprestatie wordt breder gedefinieerd dan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten. Dit betekent dat ook het volgen van een taalcursus, het deelnemen aan een beweegtraining, leefstijlprogramma’s, het werken aan problemen als schulden of psychische problematiek etc. onderdeel uit kan maken van de tegenprestatie naar vermogen of zelf geheel als tegenprestatie kan worden aangemerkt. Hierbij gaat het erom dat de uitkeringsgerechtigde zich bewust is van zijn uitgangspositie en alles in het werk zet om zijn zelfredzaamheid versterken
14
Zaaknummer:
Z - 14023197
Documentnummer: Raad - 1500554
Raadsvergadering d.d. 9 juli 2015
Aan de raad,
Onderwerp Voorstel tot vaststelling van de Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015 en het beleidsplan Tegenprestatie naar vermogen. Beslispunten 1. Vaststelling van de Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015; 2. Vaststelling van het beleidsplan Tegenprestatie naar vermogen; 3. De verordening en het beleidsplan op de gebruikelijke wijze bekend te maken. Samenvatting Vanaf 1 januari 2012 hebben gemeenten krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB) de bevoegdheid een tegenprestatie naar vermogen te verlangen van iemand die een beroep doet op een bijstandsuitkering (WWB) of een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ. Hiermee wordt bedoeld dat van iemand die een bijstandsuitkering ontvangt, wordt verlangd dat deze hiervoor iets terug doet voor de maatschappij; een soort burgerplicht dus. Er zijn enkele voorwaarden gedefinieerd aan de invulling van het begrip “tegenprestatie naar vermogen”, maar de nadere uitwerking is aan het college zelf. Zo kan het college de aard, de duur en de omvang van de maatschappelijk nuttige werkzaamheden bepalen. Momenteel is er vanuit het rijk wetgeving vastgesteld voor een aantal wijzigingen in de Participatiewet (PW), op grond waarvan de tegenprestatie in 2015 een wettelijke verplichting is geworden. Aanleiding In het licht van een meer inclusieve en proactieve samenleving waarin een ieder meedoet en ertoe doet, past het ook in de relatie tussen het recht op uitkering en de plicht tot tegenprestatie nadere invulling te geven. Hoewel op grond van de voormalige bijstandswet al langer een relatie ligt tussen het recht op uitkering en de plicht tot re-integratie, is eerst sinds 2012 in wetgeving verankerd dat ook wanneer er geen reëel arbeidsperspectief is de uitkeringsrelatie tussen gemeente en burger als wederkerig mag worden beschouwd: onder het ‘voor wat, hoort wat’ motto mag aan een uitkeringsgerechtigde gevraagd worden een tegenprestatie te leveren, ook wanneer re-integratie dus (nog) niet tot de mogelijkheden behoort. Niet alleen de wederkerigheid zelf is hier het doel, mogelijk nog meer is dit instrument gericht op het faciliteren van het maatschappelijk mee- en ertoe doen van de betreffende burger en bevorderen van de zelfredzaamheid.
Hoewel de gemeente vanaf 2012 de bevoegdheid heeft om uitkeringsverstrekking en maatschappelijke wederkerigheid aan elkaar te verbinden, lijken nu eerst de randvoorwaarden daarvoor aanwezig: met een terugtredende overheid en groeiend besef in de samenleving dat we van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving aan het groeien zijn, is de timing nu beter om het tegenprestatie-instrument nadrukkelijk in te gaan zetten. Bovendien wordt de tegenprestatie op grond van de Participatiewet nu wettelijk verplicht gemaakt per 1 januari 2015. Beoogd effect en/of resultaat 1. Bevordering maatschappelijke participatie. Met de tegenprestatie is het mogelijk dat de uitkeringsgerechtigde uit zijn isolement en in beweging komt. Iedereen doet meer naar vermogen. Niemand blijft aan de kant staan. 2. Maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Met het doen van een tegenprestatie doet de uitkeringsgerechtigde iets terug voor het verkrijgen van een uitkering en kan de uitkeringsgerechtigde iets terugdoen voor zijn eigen buurt, wijk of gemeente. Het verrichten van maatschappelijke nuttige activiteiten betekent niet dat de tegenprestatie niet mag bijdragen aan arbeidsinschakeling. Dit is echter geen primair doel. Het doel is blijven participeren om het sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te ontwikkelen c.q. te behouden. 3. Doelstelling van de tegenprestatie is te komen tot vrijwilligerswerk c.q. arbeidsinschakeling en op deze manier een duurzame participatie bewerkstelligen. 4. Opbrengst minder maatschappelijke kosten. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat wanneer mensen meer deelnemen aan maatschappelijke activiteiten, minder beroep doen op de maatschappelijke kosten. Argumenten De doelstelling ten aanzien van de uitvoering van de tegenprestatie naar vermogen is dat deze zo beleidsarm, regelarm en gebiedsgericht wordt ingezet. Op deze manier wordt aan een aantal doelstellingen tegemoet gekomen: 1. Eigen verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde. Hierbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij de integrale doelstellingen van de decentralisaties, te weten: zoveel mogelijk gebruik maken van de talenten en competenties van de uitkeringsgerechtigde, de kantelingsgedachte en eigen verantwoordelijkheid. 2. Lokaal iets terug doen voor je eigen omgeving, buurt en wijk. Daarbij wordt juist gebruik gemaakt van de reeds bestaande netwerken. Op deze manier wordt getracht de lokale sociale infrastructuur te versterken. Overigens kan ook buiten de gemeentegrenzen een tegenprestatie worden verricht. 3. Binnen de bestaande regels en uitvoering zoveel mogelijk gebruik maken van deregulering. Kanttekeningen o.a. financiële, juridische, communicatieve en veiligheidsaspecten • De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die tot de reguliere arbeidsmarkt behoren. Bij werkzaamheden die in het kader van de tegenprestatie opgedragen kunnen worden gaat het altijd om additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Terwijl voor werkzaamheden op de reguliere arbeidsmarkt de bereidheid bestaat voor deze werkzaamheden loon te betalen. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en of de overheid worden gemaakt.
2/4
• •
De tegenprestatie naar vermogen betreft een extra taak voor de gemeente in het kader van de Participatiewet. Dit heeft extra uitvoeringskosten tot gevolg. De tegenprestatie naar vermogen heeft tot gevolg dat er extra belasting op maatschappelijke organisaties wordt gelegd. De functionele begeleiding van de uitkeringsgerechtigden ligt namelijk bij de organisaties waar de tegenprestatie wordt uitgevoerd. Dit biedt overigens ook kansen voor de desbetreffende organisaties. Derhalve is goede communicatie tussen het Werkbedrijf (verantwoordelijkheid uitvoering tegenprestatie) en organisaties (daadwerkelijke uitvoering tegenprestatie) van groot belang.
Communicatie Met de afdeling communicatie wordt een plan van aanpak opgesteld. Met betrekking tot de communicatie worden vooral de lokale netwerken betrokken. De communicatie wordt onderverdeeld in drie groepen. Communicatie naar de doelgroep De uitkeringsgerechtigde dient helder geïnformeerd te worden over het doel van de tegenprestatie en wat van hem/haar wordt verwacht. In de intakeprocedure dient de tegenprestatie in het programma te worden opgenomen. De wijze van gesprekvoering door de klantbegeleider is ook belangrijk. Een goede voorlichting en instructie aan klantbegeleiders is daarom noodzakelijk. Communicatie naar burgers Maatschappelijk draagvlak is belangrijk bij het succesvol inzetten van de tegenprestatie. Dit kunnen we doen door het publiceren van positieve verhalen van mensen die een tegenprestatie hebben gedaan. Communicatie naar organisaties Daarnaast is het belangrijk de organisaties, waar werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie worden uitgevoerd, op een juiste wijze te informeren over de doelen en de werkwijzen rondom de tegenprestatie. Ook in het kader van werving is het raadzaam organisaties goede en motiverende informatie te bieden. Advies cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet Werkplein regio Helmond De cliëntenvertegenwoordiging heeft een advies uitgebracht inzake de verordening alsmede het beleidsplan Tegenprestatie naar vermogen. In eerste instantie is de cliëntenvertegenwoordiging ook opiniërend om een mening gevraagd met betrekking tot de tegenprestatie naar vermogen. Vervolgens is de verordening alsmede het beleidsplan aan hen voorgelegd. Hierop heeft de clientenvertegenwoordiging bijgaand advies uitgebracht. Vervolgstappen De verordening en het beleidsplan worden op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt. Communicatieplan zal worden opgesteld ten behoeve van de communicatie richting doelgroep, burgers en organisaties. Bijlagen (meegezonden stuk(ken), ter inzage gelegde stukken) 1. Verordening tegenprestatie naar vermogen; 2. Beleidsnota tegenprestatie naar vermogen; 3. Advies cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet Werkplein regio Helmond.
3/4
Voorstel van college van burgemeester en wethouders van Laarbeek d.d. 2 juni 2015 De raad voor te stellen om, gehoord het advies van de commissie Sociaal Domein, in te stemmen met: 1. Vaststelling van de Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015; 2. Vaststelling van het beleidsplan Tegenprestatie naar vermogen; 3. De verordening en het beleidsplan op de gebruikelijke wijze bekend te maken.
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek, de loco secretaris,
de burgemeester,
P.J.A.M. Schouw
F.H.G.M. Ronnes
4/4
Zaaknummer:
Z - 14023197
Documentnummer: Raad - 1500556
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Laarbeek; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 2 juni 2015, aangaande Tegenprestatie naar vermogen; gehoord het advies van de commissie Sociaal Domein, d.d. 16 juni 201 om in te stemmen met: 1. Vaststelling van de Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015; 2. Vaststelling van het beleidsplan Tegenprestatie naar vermogen; 3. De verordening en het beleidsplan op de gebruikelijke wijze bekend te maken en het voorstel als bespreekstuk te behandelen; gelet op de bepalingen van de …..?; besluit: Instemmen met: 1. Vaststelling van de Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015; 2. Vaststelling van het beleidsplan Tegenprestatie naar vermogen; 3. De verordening en het beleidsplan op de gebruikelijke wijze bekend maken.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 9 juli 2015. De raad voornoemd, de griffier,
de voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen
F.H.G.M. Ronnes
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ LAARBEEK 2015
De raad van de gemeente Laarbeek, gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 2 juni 2015 gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35, onderdeel d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) Besluit: Vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015 Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begrippen In deze verordening wordt verstaan onder: a. uitkeringsgerechtigde: een persoon die een gemeentelijke uitkering ontvangt; b. gemeentelijke uitkering: een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ; c. tegenprestatie: maatschappelijk nuttige werkzaamheden (onbeloond) die door het college aan een uitkeringsgerechtigde met een gemeentelijke uitkering kunnen worden opgelegd en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt; d. vrijwilligerswerk: werk dat in enig verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of voor de samenleving; e. mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Hoofdstuk 2
Beleid tegenprestatie
Artikel 2 Verslag over beleid 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast waarin kan worden vastgelegd hoe nadere invulling aan de tegenprestatie wordt gegeven. 2. Het college zendt middels de reguliere verantwoordingsverslagen aan de gemeenteraad en de Cliëntenvertegenwoordiging Participatiewet een verslag over de uitvoering en resultaten van het beleid ten aanzien van de tegenprestatie. Hoofdstuk 3
Tegenprestatie naar vermogen
Artikel 3 Doel tegenprestatie Doel van de tegenprestatie is het bevorderen van de maatschappelijke participatie door het leveren van een bijdrage aan de samenleving door uitkeringsgerechtigden op basis van wederkerigheid. Het verrichten van een tegenprestatie kan bijdragen aan vergroting van kansen op de arbeidsmarkt. Artikel 4 Inhoud tegenprestatie 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde met een gemeentelijke uitkering een tegenprestatie opleggen, waarbij het moet gaan om maatschappelijk nuttige werkzaamheden die onbeloond plaatsvinden. De werkzaamheden zijn additioneel van aard. 2. Van een uitkeringsgerechtigde wordt verwacht dat hij zelf invulling geeft aan de tegenprestatie en daarvoor met voorstellen komt. Indien nodig kan daarbij ondersteuning worden geboden. Het college beoordeelt deze voorstellen. 3. De tegenprestatie kan als volgt worden ingevuld: a. overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden; b. het volgen van taal- of beweegtraining; c. activeringsprogramma’s;
Pagina 1 van 7
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
d.
4. 5.
het met een tijdsbeslag van tenminste 8 uur per week werken aan persoonlijke problemen met als doel het invulling kunnen geven aan één van de hiervoor genoemde vormen van tegenprestatie. Dit kan worden gezien als een eerste fase in het doen van een tegenprestatie. De tegenprestatie is niet bedoeld als re-integratie-instrument en mag toeleiding naar de arbeidsmarkt of het verkrijgen van betaald werk niet in de weg staan. De tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing van regulier werk op de arbeidsmarkt.
Artikel 5 Duur en omvang tegenprestatie 1. De tegenprestatie wordt naar vermogen opgedragen voor minimaal 8 uur per week gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar. 2. Bij het opdragen van de omvang en inhoud van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren: a. de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een uitkeringsgerechtigde; b. de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde c. de persoonlijke wensen en competenties van een uitkeringsgerechtigde d. de tegenprestatie is gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde e. het al verrichten door de uitkeringsgerechtigde van maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk Artikel 6 Ontheffingen 1. Ontheven van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie is: a. De uitkeringsgerechtigde die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is. b. De alleenstaande ouder die vrijstelling van de arbeidsplicht heeft in verband met de zorg voor (een) kind(eren) in de leeftijd tot vijf jaar c. De uitkeringsgerechtigde die zorgtaken verricht als mantelzorger voor tenminste 8 uur per week; d. De uitkeringsgerechtigde die voor tenminste 8 uur per week vrijwilligerswerk verricht; e. De uitkeringsgerechtigde die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning gebruik maakt van een voorziening gericht op individuele begeleiding of groepsbegeleiding voor tenminste 8 uur per week; f. De uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan activiteiten in het kader van een reintegratietraject. 2. Het college kan afwijken van het minimale uren gesteld in lid a, c en d als toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 3. Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van een vrijstellingsgrond als bedoeld in het eerste lid.
Pagina 2 van 7
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
Hoofdstuk 4 Artikel 7
Slotbepalingen Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juli 2015.
De raad van de gemeente Laarbeek,
de griffier,
M.L.M. van Heijnsbergen
de voorzitter,
F.H.G.M. Ronnes
Pagina 3 van 7
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
Toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Helmond 2015 Algemeen Voor alle uitkeringsgerechtigden is het uitgangspunt, dat zij er alles aan moeten doen om betaald werk te vinden en uit te stromen uit de uitkering. Wanneer dat op korte of langere termijn niet reëel mogelijk is, kan een tegenprestatie worden opgelegd. Het college is bevoegd om een tegenprestatie op te leggen aan alle uitkeringsgerechtigden met een gemeentelijke uitkering (Participatiewet, IOAW, IOAZ). Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. Een belanghebbende van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet, en in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de IOAW/IOAZ. Met de tegenprestatie wordt beoogd dat de belanghebbende wat terugdoet voor het krijgen van een uitkering. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De werkzaamheden die de belanghebbende in het kader van de tegenprestatie krijgt opgedragen, kunnen binnen, maar ook buiten de gemeentegrenzen plaatsvinden. Visie arbeidsmarktregio Helmond-De Peel De tegenprestatie wordt binnen de arbeidsmarktregio Helmond- de Peel conform de volgende kaders vormgegeven: • De eigen verantwoordelijkheid en zelfregie van de burger staan centraal. Iedereen draagt naar vermogen zijn steentje bij aan de samenleving; • Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande sociale infrastructuur; • Er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de wensen, mogelijkheden en intrinsieke motivatie van de betrokkene. Hierbij streven we met de inzet van de tegenprestatie de volgende doelstellingen na: • Met de tegenprestatie is het mogelijk dat de betrokkene uit zijn isolement en in beweging komt; • Met het doen van de tegenprestatie kan de betrokkene in het kader van wederkerigheid iets terugdoen voor zijn eigen wijk, buurt of gemeente; . Verordeningsplicht De Participatiewet de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering (uitkering op grond van de Participatiewet) of IOAW-of IOAZ uitkering in de leeftijd van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Ontwikkelen beleid door college Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. Doel van de tegenprestatie is het bevorderen van de maatschappelijke participatie door het leveren van een bijdrage aan de samenleving door uitkeringsgerechtigden op basis van wederkerigheid. Het verrichten van een tegenprestatie kan bijdragen aan vergroting van kansen op de arbeidsmarkt, maar dit betreft geen primair doel. Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet, artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAZ kan het college een tegenprestatie opleggen. Het college legt een tegenprestatie naar vermogen op voor minimaal 8 uur per week
Pagina 4 van 7
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar. Daarbij wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde, ter beoordeling door het college. Indien uitkeringsgerechtigden reeds mantelzorg, vrijwilligerswerk of dagbesteding verrichten van een bepaalde omvang, hoeven zij daarnaast geen tegenprestatie meer te leveren. Werkwijze Het college verwacht dat uitkeringsgerechtigden zelf invulling geven aan de tegenprestatie, waarbij rekening wordt gehouden met individuele wensen en mogelijkheden van uitkeringsgerechtigden. Waar nodig kan het college ondersteuning bieden bij het vinden en invullen van de tegenprestatie. De met een uitkeringsgerechtigde gemaakte afspraken worden waar nodig, vastgelegd in een beschikking. De tegenprestatie kan bestaan uit het doen van vrijwilligerswerk, mantelzorg, taal- of beweegtraining, activeringsprogramma’s, of andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden die onbeloond zijn. Als er sprake is van individuele omstandigheden (schulden, psychosociale problematiek, huiselijke omstandigheden, zorgtaken, ontbreken van kinderopvang) die het doen van een tegenprestatie belemmeren, kan de tegenprestatie er uit bestaan dat (eerst) wordt gewerkt aan het oplossen van deze problemen. Als er sprake is van individuele omstandigheden die het doen van een tegenprestatie voor korte of langere tijd niet mogelijk maken, kan er een tijdelijke ontheffing worden verleend. Hierbij is het reguliere ontheffingenbeleid van toepassing. Het doen van een tegenprestatie mag re-integratie van de uitkeringsgerechtigden niet belemmeren. Een tegenprestatie is geen re-integratie-instrument, maar kan aanvullend op de reintegratieactiviteiten worden opgelegd door het college.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begrippen Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Tegenprestatie| Tegenprestatie is het doen van maatschappelijk nuttige werkzaamheden (onbeloond) en kan plaatsvinden in de vorm van: - vrijwilligerswerk; - mantelzorg; - taal- of beweegtraining; - activeringsprogramma’s; - overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden ter beoordeling door het college; - het werken aan individuele problematiek ter beoordeling door het college (opsomming is niet limitatief) Vrijwilligerswerk Werk waarvoor geen loon wordt ontvangen en in georganiseerd verband voor anderen of voor de samenleving uitgevoerd wordt. Het gaat niet om werk dat in loondienst wordt verricht of werkzaamheden die leiden tot inkomsten. Het gaat om additioneel werk dat niet in regulier dienstverband wordt uitgevoerd. Mantelzorg Bij mantelzorg gaat het om de uitvoering van zorgtaken die als volgt kunnen worden gekenmerkt: Er is een bestaande sociale relatie tussen zorgvragen en zorgverlener. Mantelzorg wordt niet verricht in georganiseerd verband. Het verlenen van mantelzorg is niet afdwingbaar. Het gaat veelal om langdurige zorg en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten of verwanten overstijgt.
Pagina 5 van 7
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
Uitkeringsgerechtigden Alle uitkeringsgerechtigden met een door de gemeente ontvangen uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ. Van personen die andere uitkeringen ontvangen wordt geen tegenprestatie gevraagd. Artikel 2 Verslag over beleid Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Het college stelt daartoe een beleidsplan ten aanzien van de tegenprestatie vast Het college zendt middels de reguliere verantwoordingsverslagen aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid inzake het opdragen van een tegenprestatie. Artikel 3 Doel tegenprestatie Doel van de tegenprestatie is het bevorderen van de maatschappelijke participatie door het leveren van een bijdrage aan de samenleving door uitkeringsgerechtigden op basis van wederkerigheid een tegenprestatie te laten verrichten. Door het verrichten van een tegenprestatie worden sociale contacten vergroot, ontstaat er meer dagritme en bouwen uitkeringsgerechtigden werkervaring op. Dit draagt bij aan de zelfredzaamheidsbevordering en de ontwikkeling van uitkeringsgerechtigden en vergroot – op termijn – de kansen op toeleiding naar betaald werk. Uitstroom naar betaald werk is niet het primaire doel van de tegenprestatie, maar kan door het doen van een tegenprestatie daaraan wel bijdragen. In voorkomende gevallen waarbij mogelijk sprake is van verdringing kan het college besluiten om niet met deze organisaties samen te werken. Artikel 4 Inhoud tegenprestatie Uitkeringsgerechtigden kunnen zelf invulling geven aan de tegenprestatie. Die invulling wordt ter beoordeling voorgelegd aan het college. Het moet gaan om maatschappelijk nuttige werkzaamheden die additioneel van aard zijn en regulier werk niet verdringen. Bij het opleggen van de tegenprestatie moet altijd rekening worden gehouden met de individuele omstandigheden en mogelijkheden van uitkeringsgerechtigden. Het is dus van belang dat de uitkeringsgerechtigde ook in staat is de werkzaamheden te verrichten. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring. Maar ook met het fysieke en psychische vermogen van een uitkeringsgerechtigde. Voorts wordt rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of uitkeringsgerechtigde al maatschappelijke activiteiten verricht. Het moet altijd maatwerk zijn. Daarbij houdt het college ook rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van de uitkeringsgerechtigde. Het kan gaan om vrijwilligerswerk, mantelzorg, taal- of beweegtraining, leefstijlprogramma’s of andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden die door uitkeringsgerechtigden ter beoordeling aan het college worden voorgelegd. Het werken aan persoonlijke ontwikkeling als tegenprestatie is van tijdelijke aard, zodat daarna de vervolgstap gemaakt kan worden naar bijvoorbeeld vrijwilligerswerk als tegenprestatie. De tegenprestatie is geen re-integratie-instrument en mag re-integratie en toeleiding naar de arbeidsmarkt niet in de weg staan. Voor alle uitkeringsgerechtigden blijft altijd het uitgangspunt dat zij er alles aan moeten doen om betaald werk te vinden en uit te stromen uit de uitkering. Wanneer dat op korte of langere termijn niet aan de orde is, kan een tegenprestatie worden opgelegd. Als er individuele problemen zijn die het uitvoeren van een tegenprestatie belemmeren, zoals schulden, sociale problematiek, verslavingsproblematiek, huiselijke omstandigheden of zorgtaken, wordt het planmatig werken aan oplossingen voor deze problematiek aangemerkt als eerste fase in de invulling van de tegenprestatie. Artikel 5 Duur en omvang tegenprestatie Het college beoordeelt op basis van de individuele omstandigheden en voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden de aard, de duur en de omvang van de aan een uitkeringsgerechtigde op te leggen tegenprestatie. De tegenprestatie wordt naar vermogen opgedragen voor minimaal 8 uur per week gedurende een periode van minimaal 6 maanden per jaar.
Pagina 6 van 7
Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Laarbeek 2015
Daarbij wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 4. Artikel 6 Vrijstellingen Geen tegenprestatie Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet). De verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De verplichting tot tegenprestatie is niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet). Artikel 6 lid 1 onder c van de verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien een belanghebbende mantelzorg verricht en het college het verrichten hiervan redelijkerwijs noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg van minimaal 8 uur per week in de zin van deze verordening en is het verrichten van mantelzorg volgens het college redelijkerwijs noodzakelijk, dan draagt het college een belanghebbende geen tegenprestatie op. Daarnaast regelt dit artikel de vrijstelling voor uitkeringsgerechtigden die vrijwilligerswerk - voor minstens 8 uur per week - verrichten dat te beschouwen is als een maatschappelijk nuttige activiteit. Uitkeringsgerechtigden die activiteiten in het kader van een re-integratietraject uitvoeren, zijn tevens vrijgesteld voor het leveren van een tegenprestatie. Het argument hierbij is dat deze uitkeringsgerechtigden al actief zijn. Voorkomen moet worden dat het uitvoeren van een tegenprestatie de re-integratie naar werk in de weg staat. In bijzondere gevallen kan afgeweken worden van de minimale uren die voor respectievelijk mantelzorg, vrijwilligerswerk en dagbesteding.
Artikel 8 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Pagina 7 van 7
1e tussenrapportage 2015
Laarbeek, mei 2015 Raadsvergadering: 9 juli 2015 1 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
Inhoudsopgave Bladzijde: Inleiding
4
1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2.
Programma 1 – Veiligheid Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
5 5 6 6 6
2. 2.1. 2.2. 2.2.1. 2.2.2.
Programma 2 – Woon- en leefklimaat Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
7 8 9 9 12
3. 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2.
Programma 3 – Gezondheid en zorg Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
16 17 19 19 19
4. 4.1. 4.2. 4.2.1. 4.2.2.
Programma 4 – Welzijn en onderwijs Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
21 22 23 23 25
5. 5.1. 5.2. 5.2.1. 5.2.2.
Programma 5 – Veiligheid Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
28 29 32 32 34
6. 6.1. 6.2. 6.2.1. 6.2.2.
Programma 6 – Veiligheid Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
36 36 38 38 40
2 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
7. 7.1. 7.2. 7.2.1. 7.2.2.
Programma 7 – Veiligheid Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
43 43 45 45 46
8. 8.1. 8.2. 8.2.1. 8.2.2.
Programma 8 – Veiligheid Beleidsverantwoording Financiële verantwoording Budgetbijstellingen Lopende kredieten
47 47 48 48 52
9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.4.
Bezuinigingstaakstellingen Voortgang bezuinigingsplan 2012 t/m 2017 Voortgang vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning Voortgang inverdieneffect Peelsamenwerking 6.1 Voortgang aanvullende bezuinigingstaakstelling
54 55 56 57 58
10.
Ontwikkeling budget onvoorziene lasten en nieuw beleid
59
11.
Verwacht rekeningresultaat 2015
60
3 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
Inleiding Jaarlijks ontvangt u twee tussenrapportages waarin aangegeven wordt in hoeverre de doelstellingen uit de begroting zijn gerealiseerd. Voor u ligt de 1e tussenrapportage 2015. In deze rapportage zijn de gegevens verwerkt zoals die begin mei bekend waren. In december 2015 wordt de 2e en tevens laatste tussenrapportage gepresenteerd. De eindverantwoording vindt plaats bij de jaarrekening 2015. Er is ten opzichte van voorgaande jaren gekozen voor een andere opbouw van de tussenrapportage. De rapportage richt zich nu voornamelijk op de tussentijdse beleids- en financiële verantwoording per programma. De rapportage betreft de verantwoording over de periode t/m 30 april 2015. Beleidsverantwoording Per programma wordt verslaglegging gedaan over de voortgang van het in de programmabegroting 2015 benoemde beleid in de vorm van ‘Wat gaan we er voor doen in 2015’. Per onderdeel is aangegeven in hoeverre het doel is gerealiseerd. De status van de voortgang wordt aangegeven door middel van kleuren. De kleuren zijn bedoeld om de leesbaarheid te vergroten. In één oogopslag is te zien wat de status is van een voorgenomen ambitie. Zo wordt de status rood aangegeven als nog geen actie is ondernomen, status geel als wel actie is ondernomen, maar het doel nog niet is gerealiseerd. Bij de status blauw is wel al actie ondernomen maar er vindt een jaaroverschrijding plaats. Tot slot de status groen als het doel gereed en/of afgerond is. Als het doel nog niet volledig gerealiseerd is, wordt een toelichting gegeven waarom het doel nog niet bereikt is. Financiële verantwoording Daarnaast wordt per programma financiële verantwoording over de voortgang afgelegd door middel van het presenteren van budgetbijstellingen (verwerkte B&W-besluiten t/m 30 april 2015) en verslaglegging over de lopende kredieten. Diverse budgetten en resultaat Vanaf deze rapportage worden de budgettaire effecten per programma gepresenteerd. Het gaat dan om het effect van collegebesluiten of om noodzakelijke budgetbijstellingen die voortkomen uit een beoordeling van de actuele begroting. Aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van diverse saldi (budgetten voor onvoorziene lasten en nieuw beleid). Daarnaast wordt een berekening gegeven van het verwachte saldo van de toekomstige jaarrekening 2015. Bezuinigingstaakstellingen In de programmabegroting 2015 is een 4-tal bezuinigingstaakstellingen benoemd. Over de voortgang van de invulling hiervan vindt in deze tussenrapportage een verdere verslaglegging plaats.
4 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
1.
Programma 1 - Veiligheid
Ambities -
De burger ervaart een veilige woon- en leefomgeving als een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
-
Veiligheidsproblemen pakken we op een systematische en samenhangende wijze binnen het samenwerkingsverband aan. We realiseren ons daarbij dat de aanpak van deze problemen niet statisch is, maar vraagt om een dynamische benadering.
-
Als bestuurlijke spil van het veiligheidsbeleid zullen we de gemeentelijke regisseursrol vorm geven en pakken we overlast en criminaliteit stevig aan.
-
Binnen alle plannen en vormen van samenwerking houden we steeds oog voor onze lokale problematieken.
-
Gezamenlijk én als gemeente Laarbeek streven we er naar onze prioriteiten te verankeren in het op te stellen ‘politieplan Oost-Brabant’.
-
Het bij de nieuwe Drank- en Horecawet behorende sanctiebeleid stemmen we af met de andere 5 Peelgemeenten.
-
Druggerelateerde overlast en criminaliteit worden niet getolereerd. De aanpak van softdrugs is een regionale taak. Daarbij moet brede aandacht zijn voor de bestrijding van straathandel, die overlast en risico’s met zich meebrengt.
-
Verkeersoverlast en agressief rijgedrag vormen een belangrijke bron van overlast. Wij zullen blijven inzetten op het handhaven van de verkeerssnelheid en het tegengaan van ongewenst rijgedrag.
-
Door actief deel te nemen aan het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) willen we bijdragen aan een effectieve bestrijding van alle vormen van georganiseerde criminaliteit, in Laarbeek én de regio.
1.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Er wordt een Beleidsplan Integrale Veiligheid Peel 2015-2018 opgesteld en aan de gemeenteraad voorgelegd ter vaststelling.
Verantwoordelijke
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Burgemeester
Beleid & Projecten
Juni 2015
Het Beleidsplan Integrale Veiligheid Peel 2015 – 2018 is gereed en wordt half 2015 voorgelegd aan college en raad. 5 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
In Laarbeek voeren we jaarlijks gemiddeld 10 tot 20 (leeftijds-) controles uit in het kader van de nieuwe Drank- en Horecawet.
Burgemeester
December 2015
Controles worden verspreid over het jaar uitgevoerd.
In overleg met de politie zullen periodiek verkeerscontroles worden gehouden.
Beleid & Projecten
Burgemeester
Beleid & Projecten
December 2015
Controles worden verspreid over het jaar uitgevoerd.
We zullen ons beleid aanpassen aan de invoering van de tweede
Burgemeester
Beleid & Projecten
September 2015
De aanpassing van het beleid zal in breder verband worden uitgezet
fase van de wet BIBOB, die zich richt op bouwen en milieu.
door het RIEC en is voorzien in het derde kwartaal.
1.2.
Financiële verantwoording
1.2.1. Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Extra bijdrage Veiligheidsregio
-1.050
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
Incidenteel nieuw beleid
0
0
0
0
0
0
In maart 2015 heeft de gemeente een brief ontvangen van de Veiligheidsregio waarin is aangegeven dat het bestuur van de Veiligheidsregio een extra bijdrage vraagt van de gemeente van € 30.000,- voor opleiding, training en oefening (OTO) van de gemeentelijke medewerkers die een rol hebben in de rampenbestrijding. De bijdrage wordt verdeeld over alle deelnemende gemeenten. Voor Laarbeek gaat het om een bedrag van € 1.050,-. Dit bedrag wordt ten laste gebracht van onvoorzien structureel. (Brief VRBZO: 19-3-2015)
61202020
42.000 Bijdrage Veiligheidsregio ikv opleiding, training en oefening
TOTAAL mutaties Programma 1 - Veiligheid
-1.050
-1.050
1.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
Niet van toepassing. 6 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2.
Programma 2 - Woon- en leefklimaat
Ambities -
Wij streven een goede balans tussen natuur, milieu, cultuur, sociaal beleid en economie na. Daarbij werken we volgens de principes van Cittaslow: het internationale keurmerk voor gemeenten die op het gebied van leefomgeving, landschap, streekproducten, gastvrijheid, milieu, infrastructuur, cultuurhistorie en behoud van identiteit tot de top behoren.
-
Er is ingezet op een vitaal, aantrekkelijk en leefbaar platteland, waar plaats is voor de (agrarisch) ondernemer, de inwoner en de recreant. We zoeken daarbij een goede balans tussen de verschillende belangen.
-
We streven naar een woningaanbod van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen voor alle doelgroepen, met een woningbouwprogramma dat flexibel aansluit op de vraag naar zowel huur- als koopwoningen en (zelf)bouwkavels.
-
We zorgen voor adequate huisvesting en stimuleren de integratie van inwoners van niet-Nederlandse afkomst.
-
Het aantal bouwclaims wordt in deze periode teruggebracht.
-
Een goede en veilige doorstroming van het verkeer vinden we belangrijk. De groei van niet-gemotoriseerd verkeer wordt gestimuleerd, we hebben aandacht voor het openbaar vervoer en andere vervoersconcepten.
-
Behoud van de cultuurhistorie en contrastrijkdom binnen de vier kernen is van wezenlijk belang.
-
De aanleg van groen en nieuwe natuur in en rond de dorpen staat ten dienste van de leefbaarheid, een gezond leefklimaat en behoud en herstel van de biodiversiteit.
-
De openbare ruimte is schoon, onderhouden, veilig en toegankelijk voor iedereen. Ze is effectief en efficiënt ingericht en wordt ook zo beheerd, in overleg met de betrokken inwoners.
-
Oude plattelandsstructuren willen we zo veel mogelijk herstellen, ook ten behoeve van de recreatie. Bebouwingsconcentraties in het buitengebied worden niet verruimd.
-
Instandhouden van (waardevolle) natuur in het buitengebied heeft prioriteit.
-
We streven niet naar de aanleg van meer asfalt, maar naar slimme oplossingen en het gebruik van innovatieve technieken.
7 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Verantwoordelijke
Er is een plan van aanpak opgesteld met betrekking tot de om-
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Weth. Van Zeeland
Beleid & Projecten
Juni 2015
vang, de locaties en de wijze waarop de gemeente Laarbeek
Op 28 april is een startnotitie in het college besproken met betrekking
investeert in de toepassing van duurzame energie.
tot duurzaamheid/Cittaslow/energieakkoord. Behandeling in de raad is voorzien in het tweede kwartaal.
Op basis van de Structuurvisie wordt een voorstel gedaan tot
Weth. Van Zeeland
Beleid & Projecten
Juni 2015
het uitwerken van een ruimtelijk en economisch ontwikkelings-
De herijking van de eerdere opzet, aangevuld met nieuwe plannen zal
programma.
het eerste kwartaal aan het college worden voorgelegd en in de commissie RD van 31 mei worden behandeld, zodat een en ander nog in het tweede kwartaal aan de raad kan worden voorgelegd.
Minimaal 3 uitvoeringsprojecten uit het Landschapsontwikkelingsplan zijn opgestart (2014-2015).
Weth. Meulensteen
Beleid & Projecten
December 2015
In 2015 worden de volgende projecten opgestart: -
Aanleg bloemrijke akkerlanden en pilot meerjarig graan;
-
Realisatie EVZ Goorloop in de omgeving Croy;
-
Uitvoering Natuurmonitoring met IVN Laarbeek.
8 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2.2.
Financiële verantwoording
2.2.1. Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Budgetoverheveling van 2014 naar 2015
0
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
0
Incidenteel nieuw beleid
0
0
0
0
In de 2e tussenrapportage 2014 is aangegeven dat er een budgetoverheveling plaats zou vinden van € 34.500,-. Dit bedrag was opgebouwd uit € 25.000,- voor omvormen openbaar groen en € 9.500,- voor onderhoud speeltoestellen. De budgetten zijn destijds toegevoegd aan de reserve 'incidenteel nieuw beleid'. Via deze mutatie komen de budgetten beschikbaar in 2015. (Raadsbesluit 2e TR 2014: 11-12-2014)
65601060 65808060 69801002
Overhevelen budget van 2014 naar 2015 34.550 Kosten omvormen openbaar groen 34.010 Kosten speeltuinen 60.190 Onttrekking aan reserve incidenteel nieuw beleid
-25.000 -9.500 34.500
LIR-bijdrage Gemertseweg 26
0
0
Het college heeft ingestemd met het sluiten van een anterieure overeenkomst met de eigenaar van Gemertseweg 26. De eigenaar betaalt een bijdrage van € 15.800,-. Deze bijdrage wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve 'kwaliteitsverbetering buitengebied'. (B&W-besluit: 14-10-2014)
68100040 69801002
34.000 LIR-bijdrage Gemertseweg 26 60.122 Dotatie aan reserve kwaliteitsverbetering buitengebied
9 van 60
15.800 -15.800
1e tussenrapportage 2015.docx
LIR-bijdrage voormalige boerderij Eyckenlust
0
0
0
0
0
0
0
0
Het college heeft ingestemd met het sluiten van een anterieure overeenkomst met de eigenaar van voormalige boerderij Eyckenlust. De eigenaar betaalt een bijdrage van € 52.500,-. Deze bijdrage wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve 'kwaliteitsverbetering buitengebied'. (B&W-besluit: 3-2-2015)
68100040 69801002
34.000 LIR-bijdrage voormalige boerderij Eyckenlust 60.122 Dotatie aan reserve kwaliteitsverbetering buitengebied
Krediet 'verwijderen boldrempels en aanleg punaises in Voorbeemd'
52.500 -52.500
0
0
Een krediet van € 8.000,- wordt beschikbaar gesteld voor het verwijderen van boldrempels en de aanleg van enkele punaises in de Voorbeemd. Het krediet wordt ineens ten laste gebracht van de reserve bovenwijkse voorzieningen. (B&W-besluit: 17-32015)
72101167 79999900
krediet 33.310 Krediet verwijderen boldrempels en aanleg punaises Voorbeemd 90.000 Sluitrekening kapitaaldienst
-8.000 8.000
62101000 69801002
dekking 61.000 Kapitaallasten 60.116 Onttrekking aan reserve bovenwijkse voorzieningen
-8.000 8.000
Planschade perceel Otterweg 20 B&D
0
0
Besloten is om de eigenaar van perceel Otterweg 20 in Beek en Donk een planschadevergoeding toe te kennen van € 1.750,-. De kosten worden verhaald op de veroorzaker van de schade. Oorzaak van de planschade is de bouw van woon-zorgcomplex de Regt. (B&W-besluit: 17-3-2015)
68100042 68100042
43.810 Te betalen planschade 34.522 Te verhalen planschade bij veroorzaker
-1.750 1.750 10 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
LIR-bijdrage perceel Pater van der Burgtweg 1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Het college heeft ingestemd met het sluiten van een anterieure overeenkomst met de eigenaar van perceel Pater van der Burgtweg 1. De eigenaar betaalt een bijdrage van € 10.000,-. Deze bijdrage wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve 'kwaliteitsverbetering buitengebied'. (B&W-besluit: 24-3-2015)
68100040 69801002
34.000 LIR-bijdrage perceel Pater van der Burgtweg 1 60.122 Dotatie aan reserve kwaliteitsverbetering buitengebied
Planschadeverzoek Otterweg 14 B&D
10.000 -10.000
0
0
Besloten is om de eigenaar van perceel Otterweg 14 in Beek en Donk een planschadevergoeding toe te kennen van € 1.500,-. De kosten worden verhaald op de veroorzaker van de schade. Oorzaak van de planschade is de bouw van woon-zorgcomplex de Regt. (B&W-besluit: 24-3-2015)
68100042 68100042
43.810 Te betalen planschade 34.522 Te verhalen planschade bij veroorzaker
-1.500 1.500
Budgetbijstelling pijler Onderhoud & Middelen
-265
Bij het opstellen van de tussenrapportages is het gebruikelijk om te kijken of de begroting nog aansluit bij de actualiteit. Aan alle budgethouders is gevraagd om te beoordelen of er een begrotingswijziging nodig is. Voor het budget verkeersveiligheid is een extra budget nodig van € 265,-. Het betreft een transportverzekering die in het verleden onterecht werd begroot bij de brandweer.
62109000
34.201 Extra budget: transportverzekering
-265
TOTAAL mutaties Programma 2 - Woonklimaat en leefklimaat 11 van 60
-265
1e tussenrapportage 2015.docx
2.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
2012: Extern adviseur Noordoost Corridor 7.210.1146
Van Zeeland
B&P
2012
31-5-2012
50.000
44.056
-
5.944
Het bureau Ecorys/Movares is in de arm genomen om Laarbeek te ondersteunen en te adviseren inzake het te doorlopen traject met betrekking tot de NOC. In het kader van het geven van een reactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is gebruik gemaakt van de diensten van Accent Adviseurs. Afhankelijk van de besluitvorming op provinciaalniveau over het doorgaan van de aanleg van de ruit, zal bezien moeten worden in hoeverre het noodzakelijk is om gebruik te maken van de diensten van de extern adviseur. Daarbij zal bezien moeten worden in hoeverre de financiële ruimte binnen het bestaande krediet toereikend is. 2013: Onderhoud aan aansluitingen N615 7.210.1150
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-4-2013
125.000
7.203
-
117.797
Voor de aansluitingen N615 zijn in 2014 nog geen werkzaamheden opgestart, aangezien deze gekoppeld worden aan de werkzaamheden van de provincie aan deze weg. Op dit moment wordt ingeschat dat de uitvoering plaats zal vinden in 2016. 2013: Verplaatsing bushalte ’t Laar 7.210.1153
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-4-2013
29.794
-
-
29.794
Wordt betrokken bij de aanpak van de N615 Lieshoutseweg door de provincie. Op dit moment wordt ingeschat dat de uitvoering plaats zal vinden in 2016. 2013: Reconstructie Oranjelaan BD, openbare verlichting Oranjelaan en onderhoud Kanaaldijk 7.210.1154 7.210.1156 7.210.5064 7.722.1116
Van Van Van Van
Zeeland Zeeland Zeeland Zeeland
O&M O&M O&M O&M
(Beh) (Beh) (Beh) (Beh)
2013 2014 2013 2013
4-4-2013 17-4-2014 4-4-2013 4-4-2013
960.000 325.000 35.000 450.000
1.490.105 -
2.861
-/- 530.105 325.000 35.000 447.139
Het totaal van het krediet bedraagt € 1.770.000,- en de uitvoering van het werk is zeer voorspoedig van maart tot en met mei 2014 uitgevoerd. De werkzaamheden zijn afgerond voor een bedrag van € 1.484.059,-. In dit eindbedrag is rekening gehouden met een totaal bedrag van € 40.000,- aan subsidies van SRE en MRE. In de tweede helft van 2015 wordt dit project ook financieel volledig afgerond, na ontvangst van de laatste facturen van Brabant Water en van de subsidie van MRE. 2014: (plaatselijk) herstraten 7.210.1157
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
68.500
55.873
1.764
10.863
Het werk is afgerond Dit krediet kan financieel worden afgesloten met een met een positief saldo van ca. € 10.000,-. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 2014: Onderhoud asfaltwegen 7.210.1158
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
Diverse
471.600
440.943
-/- 9.111
40.768
Het onderhoud van de asfaltwegen is afgerond en de financiële balans is opgemaakt. Dit krediet kan worden afgesloten met een positief resultaat van circa € 40.000,-. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd.
12 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2015: (plaatselijk) herstraten 7.210.1161
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
38.800
-
25.666
13.134
-
8.050
741.300
10.000
-
-
10.000
32.500
-
12.840
19.660
2.457
-/- 457
De uitvoering van het plaatselijk herstraten loopt momenteel. 2015: Onderhoud asfaltwegen 7.210.1162
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-04-2015
749.350
De aanbesteding van het onderhoud asfaltwegen loopt momenteel. 2015: Scheuren vullen in asfaltwegen 7.210.1163
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
Werkzaamheden worden de komende periode opgepakt. 2015: Onderzoek wegen en inspecties 7.210.1164
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
De globale weginspecties zijn bijna gereed. 2015: Aanleg stukje voetpad Ptr.Becanusstraat in Beek en Donk 7.210.1165
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
2.000
-
Het voetpad is inmiddels aangelegd en het krediet kan met een geringe overschrijding van € 450,- worden afgesloten. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 2015: Extra maatregelen Irisstraat B&D 7.210.1166
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
3.500
-
-
3.500
-
113.706
Deze maatregelen worden betrokken bij het onderhoud asfalt wegen in 2015. 2011: Verlichten van fietspaden 7.210.5056
Van Zeeland
B&P
2011
3-11-2011
175.000
61.294
Het betreft 6 fietsverbindingen, waarvan er inmiddels 5 zijn verlicht. Het laatste fietspad ligt langs de N615. Daar wordt de verlichting zo mogelijk aangebracht als onderdeel van de werkzaamheden die de provincie naar verwachting in 2016 zal uitvoeren aan deze weg.
2011: Aanschaf en implementatie van een beheerpakket voor openbare verlichting 7.210.5057
Van Zeeland
B&P
2011
3-11-2011
45.000
-
-
45.000
Aanschaf van beheerpakket openbare verlichting wordt gecombineerd met vervanging overige beheerpakketten openbare ruimte. Deze vervanging vindt naar verwachting halverwege 2015 plaats. 2014: Vervangingen openbare verlichting 2014 7.210.5066
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
154.000
89.570
20.435
43.995
De vervangingen zijn uitgevoerd en afgerekend met de aannemer. In de eerste helft van 2015 volgen nog de facturen van het netwerkbedrijf Enexis. Een deel van de kosten van het netwerk zijn ontvangen, maar nog niet alles. 2014: Vervanging armaturen Kapelstraat BD 7.210.5067
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
11-12-2014
8.000
10.017
-/- 543
-/- 1.474
De werkzaamheden zijn uitgevoerd. Doordat de op de werf geleverde armaturen zijn gestolen, zijn er extra kosten gemaakt voor de bestelling van nieuwe armaturen. De factuur van deze nieuwe levering bedroeg circa € 8.000, waarvan minus eigen risico een bedrag van € 5.000 van terug is ontvangen. Dit leidt tot een geringe overschrijding, waarbij het krediet nu kan worden afgesloten. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd.
13 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2015: Vervanging openbare verlichting 2015 7.210.5068
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
40.000
-
-
40.000
De tekeningen zijn klaar en de offerte van de aannemer wordt eind april verwacht, waarna gunning en uitvoering vanaf tweede kwartaal kan plaatsvinden. Aanpassingen Kerkplein Aarle-Rixtel 7.210.6004
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
20-2-2013
43.615
945
-
42.670
15.000
-
-
15.000
Gewacht wordt op een reactie van het parochiebestuur. 2015: Aanleg 2 parkeerterreintjes Leliestraat B&D 7.210.6005
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
Werkzaamheden zijn afgerond met een kleine overschrijding. Kosten zijn ook deels ten laste gebracht van grootboeknummer 7.210.6005. Beide kredieten kunnen worden afgesloten. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. Groot onderhoud Kerkgracht Lieshout 7.210.8002
Van Zeeland
O&M (Beh)
2010
7-4-2011
70.000
-
-
70.000
Op basis van een collegebesluit van 7 februari 2012 zullen de werkzaamheden uitgevoerd worden door de parochie. Een concept-overeenkomst is voorgelegd aan het parochiebestuur. Het parochiebestuur heeft de benodigde goedkeuring van het bisdom nog niet ontvangen; het is de verwachting dat deze nog geruime tijd op zich zal laten wachten. 2014: aanleg brug en afscheiding evenemententerrein BD 7.210.8003
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
10-7-2014
19.700
15.624
500
3.576
4.219
-
3.781
133.949
80.086
215.965
Werkzaamheden zijn uitgevoerd en het krediet kan worden afgesloten. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 2015: Vervanging 2 verkeerstellers 7.211.1008
Van Zeeland
B&P
2015
23-4-2015
8.000
Dit project is afgerond. De werkelijke kosten zijn € 4.218,50. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. Uitvoering natuur- en landschapsprojecten 2013 7.550.2007
Meulensteen
B&P
2013
24-1-2013
430.000
De uitvoering loopt volgens planning. Contract voor de volgende periode Stimuleringskader Groen-Blauwe diensten is ondertekend en projecten worden momenteel voorbereid en in uitvoering genomen. Een deel EVZ langs de Goorloop ter hoogte van de Voorbeemd in Beek en Donk is uitgevoerd. Het kavelruilproject Croy is in een vergevorderd stadium. Een eerste perceel van 1,5 hectare is aan de gemeente overgedragen. Via een tweede fase van de kavelruil zijn er inmiddels nog enkele hectares grond beschikbaar gekomen langs de Goorloop voor inrichting van de EVZ. De uitvoering loopt volgens planning. Diverse projecten LOP 2014 7.550.2009
Meulensteen
B&P
2014
17-4-2014
25.000
21.905
-
3.095
De gebruikelijke projecten zoals akkerranden, natuurmonitoring en het poelenproject van IVN en Laarbeeks Landschap zijn weer uitgevoerd. Daarnaast is een succesvolle cursus snoeien van fruitbomen gehouden waaruit een actieve vrijwilligersgroep is ontstaan die in de toekomst fruitbomen gaat snoeien. De vervanging van populierenlanen van slechte kwaliteit door gebiedseigen beplanting is uitgevoerd. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 14 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2012: Pilot verkoop groenstroken / aanpak illegaal gebruik 7.560.1015 7.560.1015
Meulensteen Meulensteen
B&P B&P
2012 2012
27-6-2012 27-6-2012
74.000 74.000 I
110.748 -/- 6.230
12.938 -
-/- 49.686 -/- 67.770
Dit project is in december 2013 met een voorlichtingsavond definitief van start gegaan en inmiddels nagenoeg afgerond. Een evaluatie en analyse volgt in het 2e kwartaal 2015. Opstellen bomenbeleidsplan 7.560.1102
Van Zeeland
B&P
2010
10-12-2010
28.805
24.811
-
3.994
Het bomenbeleidsplan is op 20 februari 2013 door de raad vastgesteld. Ook de ‘Groene Kaart’ is inmiddels vastgesteld. Nog enkele zaken met betrekking tot waardevolle bomen moeten worden afgerond, daarna kan het krediet in de loop van 2015 afgesloten worden. Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 2009-2012 7.723.2027
Van Zeeland
B&P
2009
10-12-2009
158.000
78.219
851
78.930
In het coalitieakkoord is gesteld werk te maken van duurzaamheid. Op basis van het restant bedrag klimaatbeleid zal nog dit jaar een eerste aanzet aangereikt worden. Inmiddels is wel een subsidieaanvraag ingediend, tezamen met de overige 20 voormalige SRE-gemeenten, voor een bijdrage op basis van het Energieakkoord bij de VNG. Deze aanvraag is op 14 juli gehonoreerd. Voor de periode tot 1 januari 2017 is (voor 21 gemeenten) procesgeld beschikbaar gesteld voor een totaalbedrag van € 473.691,-. Inmiddels is gestart met de voorbereiding om een duurzaamheidsbeleid op te stellen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de (on)mogelijkheden Cittaslow. Voor de zomer willen wij een plan voorleggen aan de raad. Daarbij willen wij ook de mogelijkheid van nieuwe subsidiemogelijkheden bekijken. Vooruitlopend daarop is de bestaande subsidieregeling voor zonnepanelen per 01-01-2015 beëindigd. 2013: Saneren onverharde sintelwegen in Laarbeek 7.723.3005
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-12-2013
130.000
-
-
130.000
472.683
149.696
-
322.987
Saneringen zijn in uitvoering. Uitvoering van reconstructie- en gebiedsplannen 7.810.1001
Van Zeeland
B&P
Div
diverse
Inmiddels is er duidelijkheid over de voortgang van de verplaatsing van agrarische ondernemers naar het LOG. Voor vier locaties is geen belangstelling meer om daar nieuwvestiging te realiseren. Met één ondernemer worden afsluitende besprekingen gevoerd. Met de provincie zijn de besprekingen geopend om een vergoeding voor de door de gemeente geleden schade. Harmoniseren en afstemmen bestemmingsplannen 7.810.1002
Van Zeeland
B&P
2006
diverse
155.000
138.992
1.364
14.644
Het Komplan Mariahout is op 15 oktober 2009 vastgesteld door de raad en het komplan Beek en Donk op 14 december 2011 en het komplan AarleRixtel op 29 januari 2015. Alle drie de komplannen zijn onherroepelijk. Het komplan Lieshout is op 27 juni 2013 vastgesteld. De provincie heeft ten aanzien van dit plan een aanwijzingsbesluit genomen. Tegen dat besluit alsmede de vaststelling is beroep ingesteld. De uitspraak van de Raad van State ter zake heeft inmiddels geleid tot een hernieuwde vaststelling van het bestemmingsplan Kom Lieshout door de gemeenteraad op 29 januari 2015. Publicatie van dit besluit heeft plaatsgevonden op vrijdag 13 februari 2015. In deze publicatie wordt mededeling gedaan van de mogelijkheid om tegen dit besluit beroep in te stellen bij de Raad van State van 18 februari t/m 1 april 2015. Daarvan is door twee personen gebruik gemaakt. 2013: Bestemmingsplan Wish Outdoor 7.810.1006
Van Zeeland
B&P
2013
Diverse
18.500
15.749
-
2.751
Het bestemmingsplan is door de raad op 6 november 2014 ongewijzigd vastgesteld. Er is door één appellant beroep ingesteld. De zitting bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vindt plaats op 11 juni 2015. De appellant heeft geen voorlopige voorziening aangevraagd, zodat het bestemmingsplan wel rechtskracht heeft. 15 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
3.
Programma 3 - Gezondheid en zorg
Ambities -
Iedere inwoner van Laarbeek wordt in staat gesteld te participeren in de maatschappij. Niemand zal sociaal worden uitgesloten. Kwetsbaren worden ontzien en beschermd.
-
Er is zoveel mogelijk voorkomen dan wel uitgesteld dat mensen zorg en ondersteuning nodig hebben. Er is meer gekeken naar de mogelijkheden die mensen nog zelf hebben, dan naar problemen en beperkingen. Centraal hierbij komt een omslag van het claimen van voorzieningen ( “ik heb er recht op”) naar een maatwerkoplossing (evt. met behulp/inzet van de omgeving). Maatwerk impliceert dat er oog is voor verschil tussen situaties in inwoners. Dat maakt ook dat bewoners op verschillende manieren kunnen worden ondersteund. Dat vraagt een veranderende opstelling van ons als lokale overheid, van welzijns- en zorgorganisaties, het verenigingsleven als ook van de bewoner zelf en zijn omgeving. Van zorgen vóór, naar zorgen dát. Zorgbehoevenden wonen langer in de eigen vertrouwde omgeving.
-
Het uitgangspunt bij alle decentralisaties is dat we veel op de Laarbeekse schaal doen, in de Peelregio wat nodig is en op MRE-niveau wat moet op basis van solidariteit. Hierbij wordt expertise op Peelniveau noodzakelijk geacht om de nieuwe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden en de noodzakelijke kwaliteit te kunnen waarborgen. Dit echter vanuit het besef dat de meeste “winst” behaald kan worden in de zgn. nuldelijn, het lokale veld. Dicht bij de bewoner en zijn omgeving.
-
De samenwerking tussen maatschappelijke en welzijnsorganisaties wordt bevorderd om effectiever te werken en daardoor tot betere resultaten te komen.
-
Instellingen en organisaties worden gestimuleerd tot het opnemen van sportieve activiteiten in hun jaarprogramma. Inwoners zullen geattendeerd worden op mogelijkheden met betrekking tot burgerinitiatieven op het gebied van sport en bewegen.
-
Het betrekken van jeugd bij deze ontwikkeling verdient speciale aandacht.
16 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
3.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Verantwoordelijke
Voor minimaal twee doelgroepen uit het programma ‘Sport en
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
bewegen in de Buurt’ zijn er activiteiten, bij voorkeur op eigen
In 2015 wordt onderzocht of een Gezondheidsrace voor jeugd haalbaar
(burger)initiatief gerealiseerd, waarvan één structureel.
is en of succesvolle activiteiten uit voorgaande edities van de Gezondheidsrace een structureel vervolg kunnen krijgen. In het kader van de Brede Impuls Combinatiefuncties wordt gekeken waar uitvoerende buurtsportcoaches kunnen worden ingezet.
In 2015 voldoet minimaal hetzelfde percentage inwoners van
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
Laarbeek als in 2014 aan de Nederlandse Norm Gezond Bewe-
Aandacht wordt geschonken aan laagdrempelig sport- beweegaanbod
gen.
in de gemeente, sportsimulering en samenwerking, o.a. door deelname aan Rijksprogramma Sport en Bewegen in de Buurt/Brede Impuls Combinatiefuncties. Cijfers worden gevolgd aan de hand van GGDmonitoring.
De pilot Zorg Dichtbij wordt uitgerold in Laarbeek indien deze
Weth. Briels
Beleid & Projecten
September 2015
succesvol blijkt te zijn. Dit betekent dat in alle dorpen een ge-
Met ingang van januari 2015 is er in Aarle-Rixtel een professioneel
dragen vorm van gebiedsgericht werken actief is. Het aantal
team Zorg en Welzijn actief, dat in samenspraak met het informele cir-
casussen waarin het sociaal netwerk actief wordt ingezet (in-
cuit naar een passende oplossing zoekt. De pilotperiode loopt tot de
clusief de inzet van dorpsondersteuners) blijft minimaal gelijk
zomer van 2015. Besluitvorming over continuering vindt door het col-
aan 2014.
lege in de zomer plaats. Na de zomer zal die pilot zijn vertaling krijgen naar de andere kernen.
In 2014 en 2015 worden de voorbereiding en aftrap gedaan in
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
de samenwerking met provincie en zorgaanbieders voor de
De decentralisatie jeugdzorg is ingegaan per januari 2015. Op basis
jeugdzorg. Dit zal resulteren in een overname per 1 januari
van evaluatie vindt bijstelling plaats. 17 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2015 van de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg van de provincie en het Rijk. Met deze decentralisatie wordt een effectiever, meer samenhangend en goedkoper stelsel van jeugdzorg verwezenlijkt, dat dichter bij de mensen staat. Het Beleidsplan Wmo 2015-2017 wordt - na vaststelling - uitgevoerd.
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
Er zullen 7 geprioriteerde projecten uit het Wmo-beleidsplan “Iedereen doet mee” worden opgepakt en uitgevoerd. De afzonderlijke plannen van aanpak zullen tussentijds door het college worden vastgesteld.
Samen met partners zullen we periodiek aandacht besteden
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
aan de veranderingen in de zorg en ondersteuning. Hierbij
In de lokale media worden structureel themapagina’s gepubliceerd. In-
worden vormen gekozen die passen bij de inhoud (informatie-
formatiebijeenkomsten worden verspreid over de kernen georgani-
bijeenkomsten, nieuwsbrieven, etc.).
seerd met specifieke aandacht voor diverse doelgroepen.
De lokaal aanwezige netwerken (met inbegrip van de dorps-
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Januari 2015
ondersteuners) helpen ons bij een vroegtijdige signalering
De GG-methode maakt onderdeel uit van de werkwijze van de in ont-
waardoor een opschaling naar zwaardere en duurdere zorg
wikkeling zijnde (dorp)teams Zorg en Welzijn. Dit maakt onderdeel uit
beperkt of voorkomen wordt. Hierbij zal het accent niet langer
van de monitoring van de pilot Zorg Dichtbij.
liggen op zorg en ziekte (ZZ) maar op gezondheid en gedrag (GG). Het project Guido Laarbeek wordt succesvol geïmplementeerd.
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Februari 2015
Guido Laarbeek gaat in de basisversie in mei online. Guido zal gedurende 2015 “Laarbeekproof” worden gemaakt. De nota Lokaal Gezondheidsbeleid wordt in 2015 geactualiseerd en heeft vervolgens een looptijd tot en met 2018.
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Juli 2015
Het lokaal gezondheidsbeleid maakt integraal deel uit van het Wmobeleidsplan 2015-2018 “Iedereen doet mee!”. De uitvoering is gestart.
18 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
3.2.
Financiële verantwoording
3.2.1. Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Huishoudelijke Hulp Toeslag Peel 6.1
0
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
Incidenteel nieuw beleid
0
0
0
0
0
0
Peel 6.1 heeft van het rijk een toekenning ontvangen voor extra financiële middelen in het kader van de Huishoudelijke Hulp Toeslag. Dit is een regeling die mogelijkheden biedt om behoud van werkgelegenheid in de thuiszorg te bevorderen. Voor Laarbeek gaat het om een uitkering van € 196.172,- voor 2015 en € 196.172,- voor 2016 in de vorm van een extra decentralisatieuitkering Sociaal Domein. Daarna eindigt deze regeling. Via deze mutatie wordt zowel de bijdrage als de doorbetaling in de begroting verwerkt. (B&W-besluit: 16-12-2014)
66620080 69230000
42.360 Uitbreiding budget WMO: huishoudelijke verzorging 41.525 Extra decentralisatie-uitkering Scoiaal Domein; Wmo
-196.172 196.172
TOTAAL mutaties Programma 3 - Gezondheid en zorg
0
3.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
Project Mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid 7.620.4004
Briels
B&P
2010
10-12-2010
33.088
11.037
439
21.612
Op 18 mei 2010 heeft het college ingestemd met project mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid en bijbehorende financiering. Dit project is na de zomer (2010) gestart en loopt nog steeds. Diverse grote werkgevers uit Laarbeek waaronder ook de gemeente hebben deelgenomen aan het project. Het aantal individuele ondersteuningsvragen dat voortkomt uit het project, is lager dan verwacht. Daardoor zijn ook de uitgaven lager dan verwacht. Medio 2015 zal bezien worden in welke vorm dit project een vervolg dient te krijgen. Transitiekosten decentralisatie AWBZ-begeleiding 7.620.6001
Briels
B&P
2012
diversen
180.164
125.129
-/- 21.141
76.176
De uitvoering van de WMO geschiedt met ingang van 1 juli 2014 vanuit Peel 6.1. Er moeten nog enkele verrekeningen plaatsvinden. De uitvoering van de Wmo (inclusief nieuwe taken) geschiedt per 1 januari 2015 vanuit Peel 6.1. Gelet op recente ontwikkelingen mbt Beschermd Wonen is het 19 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
risico op budgetoverschrijding door de centrumgemeente (Helmond) aanwezig. Eventuele budgetoverschrijdingen worden via een verdeelsleutel verdeeld over de Peelgemeenten. Het verdient derhalve aanbeveling om het batige saldo te reserveren. Project Samen Gezond in Laarbeek (ZonMw) 7.714.0002
Briels
B&P
2012
12-12-2012
62.590
60.169
-
2.421
ZonMw heeft een subsidie beschikbaar gesteld voor de Gezondheidsrace 2011-2012. Doel van de subsidie is het project te beschrijven en overdraagbaar te maken. Inmiddels is subsidie inhoudelijke en financieel vastgesteld. Restant bedrag is bedoeld voor de verdere borging van initiatieven die bijdragen aan gezondheidsbevordering.
20 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
4.
Programma 4 - Welzijn en onderwijs
Ambities -
Ieder kind geniet in beginsel basisonderwijs in het eigen dorp. We zullen dan ook blijven investeren in leerlingen die achterstanden hebben en met de scholen samen wordt een passend aanbod voor ieder kind georganiseerd.
-
Laarbeek wil dat zoveel mogelijk leerlingen een startkwalificatie behalen. De blinde vlek rond de jeugd (bijvoorbeeld jeugd die na schoolverlating niet bekend is bij uitkeringsinstanties) dient in beeld te komen, want deze groep mag niet buiten de boot vallen.
-
Wij blijven aandacht besteden aan voorzieningen die bijdragen aan en vroege signalering van leerstoornissen en -achterstanden.
-
Elk kind moet kunnen deelnemen aan sociale, educatieve, culturele of sportieve activiteiten of evenementen. Een goed vangnet rond de minimavoorzieningen is hierbij onontbeerlijk; deze vangnetfunctie omvat het gehele minimabeleid.
-
In het kader van armoedebeleid blijven wij inzetten op onderwerpen als kwijtschelding gemeentelijke belastingen, bijzondere bijstand, subsidiering van de stichting Leergeld en de bijdrageregeling Welzijnsactiviteiten.
-
Rond het minimabeleid worden bestaande initiatieven - maar ook nieuwe - getoetst/beoordeeld op grond van hun bijdrage in het realiseren van de doelen van het participatiebeleid.
-
Werk draagt bij aan bestaanszekerheid en het gevoel van eigenwaarde. Werk is daarom de beste manier om mee te doen - te participeren in de samenleving.
-
Waar inwoners niet zelf in werk kunnen voorzien, bieden we ondersteuning. Voor mensen die (tijdelijk) niet in staat zijn via werk te participeren, organiseren we een vangnet.
-
De primaire voorzieningen zijn bereikbaar, maar niet in elk dorp beschikbaar, er wordt meer gebruik gemaakt van elkaars accommodaties. De gebruikers van accommodaties dragen meer verantwoordelijkheid.
-
Het voorzieningenniveau levert aantoonbaar een positieve bijdrage aan de versterking van de leefbaarheid van de dorpen. Hierdoor krijgt iedere inwoner van Laarbeek goede mogelijkheden om een volwaardig bestaan als individu en als participerend lid van de gemeenschap te ontwikkelen en op te bouwen.
-
Het subsidiebeleid is meer (in)gericht op vrijwilligersinitiatieven en gefundeerd op signalen van burgers en maatschappelijke organisaties.
-
Vrijwilligersorganisaties en burgerinitiatieven worden door de gemeente met raad en daad ondersteund.
21 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
4.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Verantwoordelijke
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Juli 2015
Een herzieningsvoorstel van het beleid leerlingenvervoer wordt opgesteld.
De planning is om de beleidsvoorziening voor de zomervakantie te hebben afgerond.
De nieuwbouw van de Brede School aan de Schoolstraat in
Weth. Buter
Beleid & Projecten
December 2015
Aarle-Rixtel zal worden opgeleverd (2015). Voor de school-
De oplevering van de nieuwbouw is voorzien in november 2015. De
woningen aan de Jan van Rixtelstraat zal een andere be-
herbestemming eind 2015.
stemming worden gezocht. Het netwerk rond de jeugd (verenigingen, onderwijsinstellin-
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
gen, jeugd maatschappelijk werk, dorpsondersteuners, leer-
In samenwerking met Vierbinden worden verenigingen verbonden met
plichtambtenaren) wordt verder versterkt.
het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met de vroeg- en voorschoolse voorziening en het basisonderwijs vindt een pilot plaats waarbij versterking van de zorgstructuur in en rondom de vroeg- en voorschoolse voorzieningen en het onderwijs centraal staat.
Groepen mensen zijn zelf in staat om oplossingen te bedenken voor problemen in de eigen leefomgeving. Om dit te faci-
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Juni 2015
Dit is één van de actielijnen uit het Wmo-beleidsplan 2015-2018 “Ie-
literen gaan we bij wijze van experiment buurt budgetten en
dereen doet mee!”. Uitvoering hiervan zal opgepakt worden in het voor-
wijkvouchers inzetten.
jaar 2015.
Het onderzoek gemeenschapshuizen en binnensportaccom-
Weth. Buter
Beleid & Projecten
Juni 2015
modaties is inmiddels gestart. De resultaten hiervan met
Het college is meegenomen in de onderzoeksresultaten en heeft toe-
aanbevelingen voor de toekomst worden in 2015 gepresen-
stemming gegeven voor voortzetting van het proces. Raad en commis-
teerd aan de raad.
sie worden medio mei over de voortgang geïnformeerd. In de periode daarna wordt verdere uitwerking gegeven aan de onderzoeksresultaten. 22 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
We realiseren de verplichte trajecten voor inburgering/integratie van niet-Nederlandse inwoners op basis van
Weth. Buter
Beleid & Projecten
December 2015
In 2015 circa 35 meer instromers.
de instroom. In de resultaatafspraken met door de gemeente gesubsidi-
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
eerde/gefinancierde organisaties wordt onderlinge samen-
Om met deze samenwerking de noodzakelijke verbinding tussen de de-
werking als kwaliteitseis opgenomen.
centralisaties te realiseren en te benutten zal hier ook op andere manieren en zo specifiek mogelijk op worden gestuurd. Bijvoorbeeld door het realiseren van gezamenlijke huisvesting, het houden van gezamenlijk overleg en het vaststellen van overeenkomstige doelrealisatie. In 2015 vindt een evaluatie en een hernieuwde vaststelling van het subsidiebeleid plaats.
Jaarlijks vindt er drie keer een overleg van de Stuurgroep
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Juli 2015
Wonen, Zorg en Welzijn plaats waarin afstemming op be-
Het functioneren van de stuurgroep wordt in het voorjaar van 2015 ge-
leidsmatig niveau plaatsvindt (2014-2018).
evalueerd. Op basis van de uitkomsten hiervan zal een nieuwe vorm van sturing/afstemming in het sociaal domein worden voorgesteld. Besluitvorming wordt voor de zomer van 2015 verwacht.
4.2.
Financiële verantwoording
4.2.1. Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Aanpassing huurprijs Fides en Spring kinderopvang
0
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
0
0
Incidenteel nieuw beleid
0
Besloten is om in te stemmen met een huurverlaging voor Fides en Spring. De nieuwe huurprijs bedraagt € 100,- per m2. gemeente verhuurt drie locaties voor kinderopvang: Klokhuis, Raagten en MFC Lieshout. Per saldo zorgt dit besluit voor een lagere huuropbrengst van € 74.317,- per jaar. Dekking van dit bedrag vindt plaats door een lagere dotatie aan de reserve Voorzieningenclusters. (B&W-besluit: 24-3-2015)
23 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
66500090 66500090 66500090 69801004
32.100 32.100 32.100 60.169
Verlaging huuropbrengst Klokhuis Verlaging huuropbrengst de Raagten Verlaging huuropbrengst MFC Lieshout Lagere dotatie aan reserve Voorzieningenclusters
-23.826 -21.522 -28.969 74.317
Noodlokalen voor Commanderij College
0
0
0
0
0
0
0
0
Besloten is om in te stemmen met de verplaatsing van twee noodlokalen ten behoeve van het Commanderij College. De kosten bedragen € 53.573,-. Dekking van het krediet vindt plaats uit de voorziening onderhoud schoolgebouwen. (B&W-besluit: 24-3-2015)
74431003 69801002
krediet 33.310 Krediet verplaatsen noodlokalen tbv Commanderij College 60.515 Onttrekking aan voorziening onderhoud schoolgebouwen
Budgetbijstelling pijler Onderhoud & Middelen
-53.573 53.573
0
-1.900
Bij het opstellen van de tussenrapportages is het gebruikelijk om te kijken of de begroting nog aansluit bij de actualiteit. Aan alle budgethouders is gevraagd om te beoordelen of er een begrotingswijziging nodig is. In programma 4 is één aanpassing nodig. Het gaat om een uitgaaf die niet begroot is. Het gaat om het nabetalen van sleutelgeld voor het openen en sluiten van het afgebroken gymzaaltje aan de Otterweg. Via deze begrotingswijziging wordt de bijdrage incidenteel geraamd.
65301190
34.080 Nabetaling 2014 sleutelbijdrage gymzaal Otterweg
TOTAAL mutaties Programma 4 - Welzijn en onderwijs
-1.900
0
24 van 60
-1.900
1e tussenrapportage 2015.docx
4.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
Voorzieningenclusters Laarbeek Dit project bestaat uit 9 deel-projecten, vanaf de 1e tussenrapportage 2012 wordt op de volgende wijze over de voorgang gerapporteerd. Deelproject 1: algemene Kosten - Voorzieningenclusters 7.480.6003 7.480.6014
Buter Buter
B&P B&P
diverse 4-12-2013
1.022.000 326.000
1.104.319 311.878
-
-/- 82.319 14.122
Hier worden alle algemene kosten verantwoord. Bijvoorbeeld kosten haalbaarheidsonderzoeken, ambtelijke uren en gemeentelijke financieringskosten. Deelproject 2: Beek – openbare ruimte 7.560.1013
Buter
B&P
2012
diverse
1.409.868
1.561.189
2.789
-/- 154.110
De aanleg van de openbare ruimte is nagenoeg gereed. Deelproject 3: Beek – Primair onderwijs (project is inmiddels afgerond) Deelproject 4: Beek – Commanderijcollege en D’n Ekker (project is inmiddels afgerond) Deelproject 5: Donk – openbare ruimte 7.560.1014
Buter
B&P
2012
Diversen
540.000
676.235
-
-/- 136.235
Dit project is in februari 2014 afgerond, echter de financiële afwikkeling loopt nog enige tijd door. Dit heeft ook te maken met nog enkele werkzaamheden c.q. voorzieningen (riolering, verlichting en groenaanplant) die gekoppeld zijn aan de aanpassingen van het naastgelegen evenemententerrein. Deelproject 6: Donk – Primair onderwijs (project is inmiddels afgerond) Deelproject 7: Aarle-Rixtel – Primair onderwijs 7.480.6009 7.480.6013 7.650.0004
Buter Buter Buter
B&P B&P B&P
diverse 12-9-2013 12-9-2013
236.156 3.120.838 1.049.455
773.496 977.727 43.824
449.160 -
-/- 537.340 1.693.951 1.005.631
De nieuwbouw is gestart in mei 2014 en zal volgens planning worden opgeleverd in november 2015. Deelproject 8: Lieshout – Primair onderwijs (project is inmiddels afgerond) Deelproject 9: Lieshout – openbare ruimte (project is inmiddels afgerond) 2013: Privatiseringsovereenkomst TV de Raam Lieshout 7.530.3303
Briels
B&P
2013
4-12-2013
33.030
30.333 25 van 60
-
2.697 1e tussenrapportage 2015.docx
De overeenkomst is getekend. Notariële afhandeling volgt na overleg met belastingdienst. 2015: Doorontwikkeling Sport en Bewegen in de buurt 7.530.9003
Briels
B&P
2015
23-4-2015
26.000
-
10.000
16.000
In het kader van de Brede Impuls Combinatiefuncties wordt gekeken waar uitvoerende buurtsportcoaches kunnen worden ingezet. In overleg met diverse partijen, waaronder onderwijs, worden samen met sportadviesbureau Ne9en de mogelijkheden van cofinanciering voor de inzet van sportcoaches onderzocht. Kunst door en in de buurt; social sofa’s 7.540.0005
Briels
B&P
2010
10-12-2010
22.000
18.000
-
4.000
Planning 10 social sofa’s totaal € 20.000,-. In 2011 t/m 2014 zijn negen social sofa’s gerealiseerd; bijdrage gemeente € 2.000,- per social sofa. De 10e en laatste sociale sofa komt in Lieshout te staan en wordt in 2015 opgeleverd. 2014: Vormgevingsobject bergingsvijver Beekse Akkers 7.540.0007
Briels
B&P
2014
11-12-2014
15.000
-
-
15.000
In de vijver aan de Lieshoutseweg is een berkenboom voorzien als kunstvorm object. De Kunstadviescommissie heeft positief geadviseerd. De verwachting is dat plaatsing in het voorjaar 2015 kan geschieden. 2014: Onderhoud kunst- en culturele objecten 7.540.0008
Briels
B&P
2014
11-12-2014
15.000
-
-
15.000
In 2015 zal het éénmalig onderhoud/reparatie geeffectueerd worden aan een aantal kunstwerken/vormgevingsobjecten. Monumentensubsidie Pater de Leeuwstraat 19 te Beek en Donk 7.541.3011
Van Zeeland
B&P
2012
27-6-2012
7.089
-
-
7.089
De aanvraag voor subsidie is goedgekeurd. De bewoners kunnen het bedrag declareren, na uitvoering en controle door de gemeente. Uitvoering voor 2016. Monumentensubsidie Dorpsstraat 18 te Aarle-Rixtel 7.541.3013
Van Zeeland
B&P
2013
4-4-2013
2.904
-
-
2.904
1.922
-
-
1.922
De aanvraag is goedgekeurd. Uitvoering voor 2017. Monumentensubsidie Havenweg 2 te Aarle-Rixtel 7.541.3016
Van Zeeland
B&P
2015
23-4-2015
De aanvraag is goedgekeurd. Uitvoering voor 2017. 2014: procesbegeleider onderzoek exploitatie gemeenschapshuizen en sporthallen 7.630.0005
Buter
B&P
2014
17-4-2014
8.600
10.000
-
-/- 1.400
50.096
86.466
De onderzoeksresultaten zijn het 1e kwartaal 2015 aan het college voorgelegd. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. Invoeringskosten decentralisatie Jeugdzorg 7.630.3005
Briels
B&P
2013
Diversen
151.000
14.438
De uitvoering vindt vanuit peel 6.1 plaats. Er moeten nog enkele verrekeningen plaats vinden.
26 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
27 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
5.
Programma 5 - Economie en werkgelegenheid
Ambities -
Laarbeek benut het toeristisch en recreatief potentieel voor dagrecreatie en kort verblijf beter.
-
De agenda van Brabant is mede uitgangspunt bij de formulering van lokale standpunten.
-
Er is sprake van een gevarieerd, goed ontsloten en rustiek buitengebied voor de extensieve, route-gebonden recreatie.
-
Een divers en uitgebreid vrijetijdsaanbod maakt Laarbeek tot een aantrekkelijke gemeente om te wonen, te bezoeken en te verblijven en leidt tot hogere bestedingen door bezoekers van Laarbeek.
-
Er is sprake van een optimalisering van het ondernemings- en vestigingsklimaat en de mogelijkheden daartoe.
-
De bestaande bedrijventerreinen zijn doelmatig ingericht. Parkmanagement Laarbeek (PML) en Centra Management Laarbeek (CML) dragen collectief meer verantwoordelijkheid.
-
Voor Laarbeek biedt Brainport kansen in de toelevering, maar ook voor startende bedrijven. Dit zal vooral zijn op het gebied van agrofood,
-
Bedrijventerrein Bemmer IV is een aansprekend visitekaartje aan de N279.
-
Werkloosheid is integraal en met aandacht voor werkgever en individu aangepakt.
-
Wij vinden het gerechtvaardigd een tegenprestatie te vragen (in de vorm van -vrijwillig- werken of scholen) voor het verkrijgen van een uit-
technologisch hoogwaardige bedrijvigheid en de automotive.
kering, dit in samenwerking met de regionale partners rondom Peel 6.1. -
Het hebben van betaald werk is belangrijk; men kan in het eigen inkomen voorzien en het sociaal netwerk wordt vergroot.
-
Wij gaan door met het stimuleren van werken door maatwerk bij re-integratie. De samenwerking op het gebied van Werk en Inkomen via het Werkplein te Helmond wordt verder vorm gegeven, waarbij kostenbeheersing, kwaliteit en voorkoming van kwetsbaarheid de uitgangspunten zijn.
-
Ingezet wordt op een duurzame economische ontwikkeling van de gemeente en versterking van sociaaleconomische ontwikkelingen en de arbeidsmarkt. De aanwezigheid van winkeliers in de kernen is wezenlijk voor de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van onze gemeente.
-
We stimuleren de ontwikkeling van dagrecreatie en innovatieve ontwikkelingen door het scheppen van gunstige randvoorwaarden voor en ondersteuning van deze initiatieven in de vorm van advies, begeleiding en indien nodig financiële ondersteuning.
28 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
5.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
De projecten uit het Programma ‘Laarbeek Waterpoort van de Peel’ worden in deze periode uitgevoerd.
Verantwoordelijke
De projecten uit het programma worden verdeeld over het jaar uitgevoerd.
Het beeldmerk ‘Laarbeek, Waterpoort van de Peel’ is geadopteerd door Laarbeekse organisaties (2014-2018).
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Juni 2015
Een beeldmerk is in concept gereed. Vóór het derde kwartaal kan een definitieve keuze worden gemaakt en implementatie plaatsvinden.
Initiatieven Juni Watermaand zijn in 2015 minimaal gelijk aan die in 2014 met een lichte groei in de jaren daarna.
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Juni 2015
Helmond neemt in 2015 voor het eerst deel aan Juni Watermaand, waarbij ook gezamenlijk evenementen worden opgepakt. Verder wordt in overleg met Helmond bekeken in hoeverre de Waterboulevard hierin kan worden betrokken.
We stellen een helder en stimulerend evenementenbeleid op.
Weth. Briels
Burgers en Bedrijven
December 2015
Het opstellen van evenementenbeleid staat al langer gepland. Inmiddels is gestart. Het resultaat wordt eind 2015 verwacht. In 2015 wordt de markt gevraagd om op basis van een con-
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Juni 2015
sultatiedocument voorstellen neer te leggen voor ontwikke-
Op 31 maart 2015 is een consultatiedocument in de markt uitgezet.
lingen op de kop van Aarle-Rixtel. Dit marktconsultatiedocu-
Voor de zomerperiode is er meer zicht op mogelijk kansrijke invullingen
ment - in eigen beheer - zal duidelijkheid geven over de inte-
voor het gebied.
resse van marktpartijen en investeerder, ontwikkelaar of exploitant, de kansrijke ontwikkelingen en de randvoorwaarden. Voor deze gebiedsontwikkeling voeren we ook gesprekken met Veghel en Helmond, met als doel de totale water recreatieve beleving in Zuidoost-Brabant te versterken. We zijn 29 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
hierbij op zoek naar de meerwaarde van samenwerken in deze sector. Rond de realisatie van de Waterboulevard zal begin 2015 een
Weth. Briels
Beleid & Projecten
Mei 2015
business case worden opgesteld. Deze wordt aan de gemeen-
Zowel in Laarbeek als in Helmond hebben lokale inventarisaties plaats-
teraden van Helmond en Laarbeek voorgelegd.
gevonden. Gemeenschappelijke items moeten nog worden afgestemd en zullen vervolgens aan de raden worden voorgelegd.
Er vindt een update van de inventarisatie plaats van bedrij-
Burgemeester
Beleid & Projecten
December 2015
ven die zich niet goed meer verhouden met hun activiteiten
De industrieterreinen zijn voor wat betreft de inventarisatie gepland
tot hun directe omgeving. De bestaande inventarisatie wordt
voor het voorjaar, de centrumgebieden medio 2015 en het buitengebied
hierbij als leidraad gebruikt en jaarlijks geactualiseerd.
in het najaar.
Rondom het belang van het MKB nemen wij een ondersteu-
Burgemeester
Beleid & Projecten
Juli 2015
nende, coördinerende en stimulerende rol, die start bij de
Voorbereiding is gestart. De wijze waarop de benodigde input moet
opstelling van de nieuwe Retailnota voor Laarbeek in 2015.
worden opgehaald (proces) heeft vooralsnog alle aandacht.
Vervolgens wordt op Peelniveau gekeken naar aanknopingspunten. In Peelverband wordt een gezamenlijk Peelmarketingplan opgesteld om de Peel te positioneren samen met de Limburgse
Burgemeester
Beleid & Projecten
Juli 2015
Hieraan wordt uitvoering gegeven door de stichting Peelpromotie.
Peel. Hiermee haken we aan op VisitBrabant. Aan de hand van het KVO zal met inbreng van PML, brand-
Burgemeester
Beleid & Projecten
Juni 2015
weer, politie en gemeente een bijdrage geleverd worden aan
Een project op bedrijventerrein Bemmer is in voorbereiding. Gestart is
de optimalisatie van de openbare ruimte, infrastructuur, on-
met een brede en volledige inventarisatie van een deel van het bedrij-
roerend goed en - belangrijk - aan de bereikbaarheid van de
venterrein.
bedrijventerreinen. Op 1 januari 2015 is het Werkbedrijf voor de uitvoering van
Weth. Buter
Beleid & Projecten
December 2015
de Participatiewet operationeel. Hierin komen de werkzaam-
Het reduceren van het aantal bijstandsgerechtigden houdt verband met
heden van de Atlant Groep en Werk & Inkomen (Werkplein)
een actief regionaal arbeidsmarktbeleid, waarin de Atlant Groep als lin-
samen. Wij helpen onze inwoners bij het vinden van werk,
king pin fungeert tussen uitkeringsgerechtigden enerzijds en werkge-
waarbij de nog door te voeren Participatiewet als uitgangs-
vers anderzijds. Het gaat erom uitkeringsgerechtigden een zo geschikt
punt wordt genomen. Het aantal bijstandsgerechtigden zal
mogelijk aanbod te laten zijn voor werkgevers; de vraag van de werk-
met 10% zijn gereduceerd en 40% van de uitkeringsgerech-
gevers staat daarbij centraal. Instrumenten als loonkostensubsidie en
tigden levert een tegenprestatie.
no riskpolissen kunnen werkgevers stimuleren om mensen vanuit de 30 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
uitkering een kans op reguliere arbeid te bieden. De tegenprestatie voor het recht op een bijstandsuitkering is een nieuwe verplichting voor uitkeringsgerechtigden en is in eerste instantie bedoeld om hen in ruil voor een uitkering maatschappelijk nuttige activiteiten te laten verrichten binnen hun lokale samenleving. Er mag geen sprake zijn van verdringing van reguliere arbeid (of van verdringing van ander vrijwilligerswerk), de tegenprestatie mag geen volledige werkweek vergen en moet in een beperkte periode worden uitgevoerd. Om de te verrichten tegenprestatie ook een zeker realiteitsgehalte te geven, worden bijstandsgerechtigden actief betrokken bij de keuze om die tegenprestatie in te vullen; dit heeft de meeste kans van slagen. In 2015 organiseert de gemeente een bijeenkomst om met mogelijke partners (bv instanties, die een subsidierelatie met de gemeente hebben) het onderwerp van de tegenprestatie te bespreken. Doel is om bepaalde werkzaamheden bij deze instanties door een tegenprestatie te laten verrichten. We onderzoeken alle subsidiemogelijkheden op toepasbaarheid voor de initiatieven die in Laarbeek opstarten.
Weth. Briels
Beleid & Projecten
December 2015
Op het moment dat initiatieven zich voordoen zal een en ander worden onderzocht.
Binnen het minimabeleid blijft ruimte om onderwerpen lokaal in te vullen (2014-2015).
Weth. Buter
Beleid & Projecten
Juli 2015
Bij de regionale vormgeving van het minimabeleid onder de Zorgpoort in Helmond gaat aandacht uit naar de volgende aandachtspunten/keuzes: 1. Intrekking van categoriale regelingen bijzondere bijstand. Alle gemeenten onder Peel 6.1 maken gebruik van de Collectieve Aanvullende Verzekering (CAV) om de gemeentelijke maatwerkvoorziening in te vullen. Mensen met een bepaald inkomen kunnen met korting op de nominale premie van deze collectieve verzekering gebruik maken. 2. De mate van harmonisatie binnen de regio van Peel 6.1 aan de 31 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
hand van 3 modellen (volledige harmonisatie, harmonisatie met behoud van eigen initiatieven, cafetariamodel met inkoop van producten minimabeleid door deelnemende gemeenten). Randvoorwaarden voor minimabeleid (grens draagkracht loos inkomen en draagkrachtberekening boven deze grens, meenemen waarde eigen woning, gebruik kostendelersnorm).
5.2.
Financiële verantwoording
5.2.1. Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Aanvulling krediet 'Educatieborden historie van de kanalen'
0
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
0
0
Incidenteel nieuw beleid
0
Via de 2e tussenrapportage 2014 is een krediet beschikbaar gesteld voor het plaatsen van educatieborden over de historie van de kanalen. Abusievelijk is een krediet beschikbaar gesteld van € 9.500,-. Dit had een krediet van € 12.000,- moeten zijn. Dekking van het krediet vindt plaats uit de reserve 'kunst- & cultuurfonds'. (B&W-besluit: 8-7-2014) Via deze mutatie wordt het meerdere alsnog beschikbaar gesteld.
75600019 79999900
aanvullend krediet 'informatiepanelen' 33.310 Aanvulling krediet 'plaatsing educatieborden historie kanalen' 90.000 Sluitrekening kapitaaldienst
-2.500 2.500
65600000 69801005
Dekking 61.000 Kapitaallast 60.134 Onttrekking uit reserve 'kunst- & cultuurfonds
-2.500 2.500
32 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
Extra subsidiebijdrage aan stichting Leergeld
0
0
0
0
0
0
0
0
Besloten is om de stichting Leergeld een extra incidentele subsidie te verstrekken van € 2.000,- vooruitlopend op het toekomstige minimabeleid. De subsidie wordt aangevraagd voor het stimuleren van maatschappelijke activiteiten om te zorgen dat vooral jeugdige mensen maatschappelijk actief kunnen zijn. De eenmalige bijdrage wordt ten laste gebracht van de eenmalige restant-stelpost 2013 'intensivering armoede- & schuldenbeleid'. (B&W-besluit: 10-3-2015)
66141290 69220000
42.962 Extra subsidiebudget: stichting Leergeld 00.068 Stelpost intensivering armoede- & schuldenbeleid
-2.000 2.000
Juni Watermaand 2015
0
0
Besloten is om een krediet beschikbaar te stellen van € 21.000,- voor Juni Watermaand 2015. Een bedrag van € 6.000,- wordt van externe partijen ontvangen. Per saldo is de last voor gemeente Laarbeek € 15.000,-. Dit bedrag wordt onttrokken aan de bestemmingsreserve 'Recreatie en Toerisme'. (B&W-besluit: 24-3-2015)
75605009 75605009 79999900
krediet 33.310 2015: Juni Watermaand 43.000 Te ontvangen bijdragen Juni Watermaand 90.000 Sluitrekening kapitaaldienst
-21.000 6.000 15.000
65605000 69801005
dekking 61.000 Kapitaallasten 60.147 Onttrekking aan reserve recreatie en toerisme
-15.000 15.000
Krediet bouwrijp maken Isidorusplein - Ter Lijnden Beekse Akkers
0
0
Besloten is om een krediet beschikbaar te stellen van € 220.000,- voor het bouwrijp maken van Isidorusplein - Ter Lijnden in de Beekse Akkers. Het krediet wordt op termijn terug verdiend met de opbrengst van verkoop kavels. (B&W-besluit: 31-3-2015)
68301966 68301900
33.310 Krediet: bouwrijpmaken Isidorusplein - Ter Lijnden 34.900 Voorraadmutatie grondexploitatie 33 van 60
-220.000 220.000 1e tussenrapportage 2015.docx
Jaarrekening 2014 Atlantgroep
0
0
0
0
0
0
Het Algemeen Bestuur van Atlant Groep heeft haar jaarrekening 2014 vastgesteld. Een deel van het positieve saldo wordt door Atlant toegevoegd aan de reserves. Een ander deel wordt aan de deelnemende gemeenten uitgekeerd. Voor Laarbeek gaat het om een incidentele opbrengst van € 177.028,-. Het college stelt voor om dit bedrag aan de Algemene Reserve toe te voegen.
66111090 69801005
42.000 Te ontvangen winstuitkering 2014 Atlantgroep 60.000 Dotatie aan Algemene Reserve
177.028 -177.028
TOTAAL mutaties Programma 5 - Economie en werkgelegenheid
0
0
5.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
Economisch Actieplan Laarbeek 7.310.0102
Burgemeester
B&P
2007
diverse
75.000
41.714
-
33.286
Het krediet Economisch Actieplan Laarbeek is een krediet voor verschillende acties uit het plan. Pilot is opgeleverd, restant moet blijven staan voor nieuwe of nog lopende meerjarige projecten. Bijdrage opwaardering Zuid-Willemsvaart 7.310.0105
Van Zeeland
B&P
2010
10-12-2010
800.000
682.461
-
117.539
Het resterende bedrag wordt ingezet ten behoeve van projecten met betrekking tot de Zuid-Willemsvaart en het Wilhelminakanaal. Dit jaar wordt gestart met de bochtverruiming Zuid-Willemsvaart – Wilhelminakanaal. De planning is dat de bochtverruiming begin juli 2015 is afgerond. 2014: Beeldmerk ‘Laarbeek, Waterpoort van de Peel’ 7.560.0018
Briels
B&P
2014
11-12-2014
8.000
-
-
8.000
Het proces om te komen tot een gedragen ontwerp voor het beeldmerk wordt betrokken bij de herziening van de gemeentelijke huisstijl. 2014: Informatiepanelen historie Zuid-Willemsvaart en Wilhelminakanaal 7.560.0019
Briels
B&P
2014
11-12-2014
12.000
-
-
12.000
De plaatsing van de panelen is gepland voor de 1e helft van 2015. Uitbreiding passantenhaven Aarle-Rixtel 7.560.2101
Briels
B&P
2011
Diversen
90.000
97.031
-
-/- 7.031
Rijkswaterstaat heeft vergunning verleend voor de uitbreiding van de passantenhaven. In september 2013 is gestart met de uitvoering. De uitbreiding is begin 2014 gerealiseerd. BTW-verrekening heeft inmiddels plaatsgevonden. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 34 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2014: Voorbereidingskrediet Businesscase Waterboulevard 7.560.2104
Briels
B&P
2014
17-4-2014
10.000
499
-
9.501
Het startdocument business case recreatie oude Zuid-Willemsvaart is de onderlegger voor de samenwerking met de gemeente Helmond om te komen tot een gezamenlijke business case voor de kop van Aarle-Rixtel. Ten behoeve hiervan heeft een aantal ambtelijke werksessies samen met de gemeente Helmond plaats gevonden. In de tussentijd wordt ook bij beide gemeentes gewerkt om per gemeente het huiswerk op orde te krijgen door voor het eigen gebied een plan of business case te ontwikkelen, dat als input dient voor de gezamenlijke business case. Om een volgende stap te kunnen maken in het inventariseren van plannen, wensen en mogelijkheden en het uitwerken van onze eigen visie en scenario’s is een voorbereidingskrediet noodzakelijk. Deze middelen zijn nodig voor externe begeleiding van een externe bijeenkomst en financieel en ruimtelijk onderzoek van implicaties van mogelijke scenario’s. Dit traject loopt door tot in 2015. Inmiddels is gestart met een marktconsultatie om de (water recreatieve) mogelijkheden voor van de kop van Aarle-Rixtel te verkennen. Projecten armoedebeleid 7.614.1201
Buter
B&P
2007
13-12-2007
60.837
53.824
3.000
4.013
Uit het restantbedrag ad € 7.013,- is € 3.000,- betaalbaar gesteld voor een aanvraag voor een startersbeurs. Normaal gesproken zou dit bedrag betaald zijn vanuit regionale middelen aanpak jeugdwerkloosheid, maar de voor startersbeurzen gereserveerde middelen waren reeds volledig ingezet. Aangezien belanghebbende zelf een grote inzet heeft gepleegd om de werkervaringsplaats te krijgen, is besloten om alsnog een startersbeurs voor de duur van een half jaar toe te kennen. De werkervaringsplaats vergroot de kans van belanghebbende op reguliere arbeid aanzienlijk. Er resteert nu nog € 4.013,- voor projecten armoedebeleid.
35 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
6.
Programma 6 - Directe dienstverlening
Ambities -
In zijn algemeenheid: klantgerichtheid en dienstverlening zijn verder verbeterd.
-
We laten de klanten (burgers en bedrijven) zoveel mogelijk zelf hun dienstverlening en informatievoorziening regelen. De toegang tot het digitale loket en de digitale informatievoorziening vormen daar een belangrijk onderdeel van.
-
Dienstverlening wordt steeds meer geleid en gestuurd via de verschillende kanalen. De dienstverlening via het digitale kanaal wordt verbeterd en uitgebreid. Andere kanalen worden ingezet als dit een toegevoegde waarde heeft.
-
We geven klanten een grotere rol in co-creatie van het dienstverleningsproces waardoor de dienstverlening efficiënter wordt en we sluiten aan bij hun wensen/mogelijkheden en vergroten hiermee zelfredzaamheid.
-
Via één digitale overheidspoort kunnen burgers hun ‘standaard’ dienstverlening gemakkelijk regelen en monitoren en hun eigen gegevens beheren.
-
Burgers worden actief betrokken bij controle van gegevens en inzicht gegeven in de stand van zaken met betrekking tot ingediende bezwaren of aangevraagde vergunningen.
-
Via één digitale overheidspoort kunnen burgers hun ‘standaard’ dienstverlening gemakkelijk regelen en monitoren en hun eigen gegevens beheren.
6.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Verantwoordelijke
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Burgemeester
Burgers en Bedrijven
December 2015
De basisregistraties zijn op orde en we zijn aangesloten op het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en de Ba-
Medio 2015 komt er een voorstel hoe dit op te pakken voor de gemeen-
sisregistratie Kadaster.
ten Gemert-Bakel en Laarbeek. Op basis van dit voorstel komt er een nadere planning (Verwacht 4e kwartaal 2015).
36 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
De basisadministraties zijn geïmplementeerd en er kan worden aangesloten op de Landelijke Voorziening WOZ.
Burgemeester
December 2015
Afhankelijk van de ontwikkelingen binnen Peel 6.1.
De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) wordt in 2015 in gebruik genomen.
Burgers en Bedrijven
Burgemeester
Burgers en Bedrijven
Juli 2016
De voorbereiding voor de inrichting loopt en de basisregistratie is uiterlijk 1 januari 2016 operationeel. Er lijkt een vertraging op te treden in de levering. Wij hebben een contract met het SVB-BGT die de geselecteerde externe partij hierop aanspreekt. Er is echter nog geen duidelijkheid omtrent een nieuwe planning. Deze helderheid zal een dezer weken komen. Dan kan er een nieuwe planning worden afgegeven. Verwachting is nog wel dat dit jaar haalbaar is voor de invoering van de BGT.
De bijgestelde normen uit de evaluatie van het kwaliteits-
Burgemeester
Burgers en Bedrijven
December 2015
handvest zijn gehaald. Van de meldingen openbare ruimte
De resultaten worden periodiek getoetst en per kwartaal teruggekop-
wordt 85% binnen vijf werkdagen opgelost en terug gemeld.
peld. Het programma biedt (nog) geen managementinformatie om de norm te evalueren. Dat wil niet zeggen dat de norm niet behaald is. Het eerste kwartaal zijn totaal 334 meldingen openbare ruimte gedaan. Alle meldingen zijn opgelost en terug gemeld.
Een verbeterde website met geïntegreerd digitaal loket voor de dienstverlening van burgers en bedrijven is beschikbaar.
Burgemeester
Burgers en Bedrijven
Juli 2015
Structuur en inhoud van de nieuwe website wordt momenteel bepaald. De medewerkers ontvangen binnenkort training en instructie voor daadwerkelijk inrichten van de website.
Meer producten, diensten en informatie zijn digitaal toegan-
Burgemeester
Burgers en Bedrijven
2014-2018
kelijk en worden digitaal afgehandeld. Burgers en bedrijven
Dit is een continu proces.
hebben digitaal inzicht in de eigen lopende transacties of
Momenteel wordt gewerkt aan de mogelijkheid dat klanten digitaal een
communicatie met de gemeente (2014-2018).
gemaakte afspraak kunnen wijzigen of annuleren. Deze functionaliteit is deze zomer beschikbaar.
De gemeente is voor telefonische dienstverlening aangesloten op het landelijk 14+ nummer voor gemeenten.
Burgemeester
Burgers en Bedrijven
Medio 2015
Technisch is de aansluiting gerealiseerd in 2014. In 2015 is er regionale afstemming over de inrichting en de routering van telefonie. Begin 2015 komt hiertoe een voorstel van King en de regiogemeenten. Nadat de 37 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
definitieve keuze voor de routering is gemaakt, kan de implementatie volgen. Er komt een voorstel voor de wijze van communicatie binnen de gemeente. Het KCC zal de telefonische dienstverlening verder ontwikke-
Burgemeester
Burgers en Bedrijven
Medio 2015
len, met als doel dat meer vragen direct, in één keer, juist
Telefonische dienstverlening m.b.t. burgerzaken is verbeterd opdat
worden afgehandeld (2014-2018).
meer vragen bij het eerste telefonische contact beantwoord worden. Klantcontacten worden geregistreerd. Voor het Wabo team wordt een script opgesteld en met dit team is gebruik van het medewerker portaal voor registratie van klantcontacten afgestemd. het KCC zijn met betrokken afdelingen afspraken gemaakt over de dienstverlening in het KCC voor de aanslagen gemeentelijke belastingen, leerlingenvervoer en burgerzaken. Deze dienstverlening is geïmplementeerd.
6.2.
Financiële verantwoording
6.2.1. Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Aanvullend krediet rioolrenovatie Goossensstraat - Wilhelminalaan AR
0
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
0
0
Incidenteel nieuw beleid
0
Besloten is om een aanvullend krediet beschikbaar te stellen van € 56.200,- voor de rioolrenovatie aan de Goossensstraat - Wilhelminalaan in Aarle-Rixtel. Eerder is reeds een krediet beschikbaar gesteld van € 380.000,- uit een actuele directieraming blijkt een extra krediet nodig van € 56.200,-. Het extra krediet wordt voor een bedrag van € 35.000,- gedekt door een bijdrage van het MRE. Het overige deel wordt onttrokken aan de voorziening egalisatie rioolheffing. (B&W-besluit: 3-3-2015)
77221129 77221129 77221129
krediet 33.310 Aanvullend krediet rioolrenovatie Goossensstraat 43.010 Te ontvangen bijdrage van het MRE 60.140 Onttrekking aan voorziening egalisatie rioolheffing 38 van 60
-56.200 35.000 21.200 1e tussenrapportage 2015.docx
Aanvullend krediet inrichting Schoolstraat in Beek en Donk
0
0
0
0
0
0
0
0
Besloten is om een aanvullend krediet beschikbaar te stellen van € 425.000,- voor de inrichting van de Schoolstraat in Beek en Donk. Eerder is reeds een krediet beschikbaar gesteld van € 195.000,-. Destijds was al aangegeven dat een aanvullende krediet nodig zou zijn omdat toen nog onduidelijk was of de aanleg van een regenwater riool mogelijk was door de aanwezigheid van een groot aantal waardevolle bomen. De kapitaallasten die bij het extra krediet horen bedragen € 24.083,- per jaar (obv 60 jaar / 4%) en worden ten laste van de stelpost kapitaallasten riolering gebracht. (B&W-besluit: 7-4-2015)
77221128 79999900
krediet 33.310 Aanvullend krediet inrichting Schoolstraat B&D 90.000 Sluitrekening kapitaaldienst
67221000 67221060
dekking 61.000 Kapitaallasten 00.002 Aframing stelpost kapitaallasten riolering
-425.000 425.000
Krediet bijleggen regenwaterriool Nieuwstraat Lieshout
-24.083 24.083
24.083 -24.083
0
0
Besloten is om een krediet van € 11.750,- beschikbaar te stellen voor de aanleg van een regenwaterriool in de Nieuwstraat te Lieshout. De kapitaallasten die bij deze investering horen bedragen € 666,- per jaar (obv 60 jaar / 4%) en worden ten laste van de stelpost kapitaallasten riolering gebracht. (B&W-besluit: 7-4-2015)
77221145 79999900
krediet 33.310 Krediet bijleggen regenwaterriool Nieuwstraat LH 90.000 Sluitrekening kapitaaldienst
67221000 67221060
dekking 61.000 Kapitaallasten 00.002 Aframing stelpost kapitaallasten riolering
-11.750 11.750
TOTAAL mutaties Programma 6 - Directe dienstverlening 39 van 60
-666 666
666 -666
0
0
1e tussenrapportage 2015.docx
6.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
Digitalisering bouwvergunningen RHC 7.541.6001
Burgemeester
O&M (Div)
2010
25-11-2010
70.000
-
-
70.000
Aan M & R micro-imaging B.V. te Kampen is de opdracht verstrekt om de over te dragen bouwvergunningen te scannen. Er zijn tijdens de uitvoering bij een aantal gemeenten die aan de aanbesteding deel hebben genomen een aantal knelpunten ontstaan. De juridische consequenties worden hiervan momenteel bekeken. Hierdoor heeft het project vertraging opgelopen en is er door M & R nog niet gestart bij de gemeente Laarbeek. Het streven is om het project zo spoedig mogelijk aan te vangen. Door de vertraging moet mogelijk gebruik worden gemaakt van de verlengoptie in het contract. De uitvoering zal waarschijnlijk dan ook deels in 2016 plaatsvinden. 2012: Verbindingsleiding Tuindersweg-Rooijseweg 7.722.1102
Van Zeeland
O&M (Beh)
2012
diverse
135.000
83.130
-
51.870
Werk is afgerond, maar deel bestrating moet nog in definitieve vorm worden gelegd. Zodra dat is gemaakt, zal krediet worden afgesloten. 2012: Verplaatsen overstort De Zicht (incl. aanleg stamriool) 7.722.1109
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-4-2013
100.000
-
-
100.000
-
91.864
Dit project is in afwachting van de ontwikkelingen rondom Nieuwenhof Noord. 2013: Hemelwaterriool Lieshoutseweg Beek en Donk 7.722.1110
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-4-2013
98.000
6.136
Voor dit project werden in 2013 geen werkzaamheden opgestart, aangezien deze gekoppeld zijn aan de werkzaamheden van de provincie aan de Lieshoutseweg. Op dit moment wordt ingeschat dat de uitvoering plaats zal vinden in 2016. Krediet moet worden doorgeschoven. 2013: Re-lining riolering 7.722.1111
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-4-2013
395.000
75.235
31.775
287.990
Uitvoering van de re-lining van het riool aan het Thiboterrein zijn begin 2014 afgerond. Voor het overige programma loopt momenteel een gezamenlijke aanbesteding in Peelverband. De uitvoering zal in het derde kwartaal in 2015 plaatsvinden. 2013: Hemelwaterriool 2e overstortleiding Voorbeemd 7.722.1112
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-4-2013
300.000
191.936
74.712
33.353
Werk is nagenoeg afgerond. Vanwege de slechte conditie heeft het college recent besloten om speelveld De Ratel ten laste van dit krediet af te graven en van nieuw zand te voorzien en daarna in te zaaien. Zodra deze werkzaamheden zijn uitgevoerd, kan het krediet worden afgesloten. Naar verwachting zal dit met een positief resultaat zijn als gevolg van een aanbestedingsvoordeel en de ontvangst van subsidie. 2013: Verlengen overstortleiding naar Vogelzang 7.722.1113
Van Zeeland
O&M (Beh)
2013
4-4-2013
100.000
-
-
100.000
5.377
2.377
52.246
8.729
-
47.971
Dit project is in afwachting van de ontwikkelingen rondom Nieuwenhof Noord. 2014: Aanleg HW riool en maken overstort Crommenacker 7.722.1124
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
60.000
De aanbesteding loopt en de uitvoering start binnenkort. 2014: Groot onderhoud en vervangen pompen en gemalen 7.722.1125
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
56.700
Deze post wordt samen met 7722.1139 ingezet voor 4 gemalen. De aanbesteding wordt momenteel voorbereid, waarna de uitvoering in september 40 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2015 zal plaatsvinden. 2014: Drukopnemers plaatsen in probleemgemalen 7.722.1126
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
15.000
13.485
3.147
-/- 1.632
Werkzaamheden zijn grotendeels afgerond. Nog twee of drie meters worden in 2015 geplaatst en dan kan het krediet worden afgesloten. 2014: Vervangen riolering Schoolstraat Beek en Donk 7.722.1128
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
195.000
14.473
9.227
171.300
Uit de verschillende varianten voor de uitvoering heeft het college inmiddels een keuze gemaakt. Het overleg met bewoners vindt op korte termijn plaats, waarna de aanbesteding gaat lopen. De uitvoering zal in verband met de bomen in het najaar plaatsvinden. 2015: Vervangen en bijleggen riolering Goossenstraat/Wilhelminalaan Aarle-Rixtel 7.722.1129
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
380.000
16.228
7.360
356.412
7.591
17.200
85.209
De aanbesteding heeft plaatsgevonden en de uitvoering is gestart. 2015: Bijleggen HW riool Grotenhof Lieshout 7.722.1130
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
120.000
De aanbestedingsprocedure loopt momenteel en de uitvoering is gepland voor de zomervakantie, zodat de school en bewoners zo min mogelijk overlast ervaren. 2015: Verruimen riool en aanpassen gemaal Meerven Mariahout 7.722.1131
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
17-4-2014
208.000
-
-
208.000
34.203
-
-/- 2.903
Voorbereidingen voor deze werkzaamheden zijn opgestart. 2014: Aanleg retentievoorziening evenemententerrein BD 7.722.1132
Van Zeeland
O&M (Beh)
2014
11-12-2014
31.300
De werkzaamheden met betrekking tot de aanleg van de retentievijver zijn uitgevoerd. Het krediet kan worden afgesloten. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 2015: Nieuwe Erven Mariahout, herstraten en aanleg HWR 7.722.1134
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
52.300
-
-
52.300
In afwachting van eventuele ontwikkelingen in de Nieuwe Erven worden de werkzaamheden voorlopig niet uitgevoerd. Enig noodzakelijk herstraatwerk wordt wel uitgevoerd op korte termijn. 2015: Aanleg retentievoorziening Oranjelaan in Beek en Donk 7.722.1135
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
120.000
-
-
120.000
Project wordt in de loop van dit jaar opgestart, als onderdeel van de werkzaamheden in het kader van het versterken van de hoofdgroenstructuur in de Oranjelaan. 2015: Aanpak grondwaterprobleem Laarsche Velden in Beek en Donk 7.722.1136
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
50.000
-
-
50.000
De metingen worden momenteel beëindigd, waarna een externe partij het plan van aanpak met conclusies zal opstellen. 2015: Opstellen BRP Lieshout 7.722.1137
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
40.000
-
-
40.000
De gegevens zijn inmiddels verstrekt aan Helmond om te komen tot een basisrioleringsplan voor Lieshout.
41 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2015: Groot onderhoud en vervangen drukrioolgemaal en pompen 7.722.1138
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
84.000
-
11.526
72.474
Momenteel wordt op basis van inspectieresultaten bekeken waar groot onderhoud en/of vervangingen nodig is/zijn. 2015: 2 Gemalen aansluiten op hoofdpost via telemetrie 7.722.1139
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
28.000
-
-
28.000
Deze post wordt samen met 7722.1125 ingezet voor 4 gemalen. De aanbesteding wordt momenteel voorbereid, waarna de uitvoering in september 2015 zal plaatsvinden. 2015: Voorbereidingskrediet de Duivenakker in Aarle-Rixtel 7.722.1140
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
10.000
-
-
10.000
-
-
21.000
-
-
8.000
12.000
-
-
12.000
15.000
-
-
15.000
De voorbereidingen voor dit project zijn opgestart. 2015: Voorbereidingskrediet ’t Hof/Hazelaar in Beek en Donk 7.722.1141
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
21.000
De voorbereidingen voor dit project zijn opgestart. 2015: Voorbereidingskrediet Lage Heesweg in Beek en Donk 7.722.1142
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
8.000
De voorbereidingen voor dit project zijn opgestart. 2015: Voorbereidingskrediet Schoolstraat/Heindertweg 7.722.1143
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
De voorbereidingen voor dit project zijn opgestart. 2015: Voorbereidingskrediet Papenhoef in Lieshout 7.722.1144
Van Zeeland
O&M (Beh)
2015
23-4-2015
De voorbereidingen voor dit project zijn opgestart.
42 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
7.
Programma 7 - Relatie tussen burgers en bestuur
Ambities -
Het college is meer zichtbaar voor haar inwoners. Laarbeek presenteert zich trots en zelfverzekerd aan inwoners en bezoekers.
-
Het aantal burgerinitiatieven voor de eigen woon- en leefomgeving is toegenomen.
-
De samenwerking met regiogemeenten is toegenomen. Hierbij is ook het draagvlak voor en betrokkenheid bij de samenwerking van inwoners toegenomen.
-
Er wordt regie gevoerd op de verbonden partijen.
-
De burger heeft kennis van en begrip voor regelgeving.
7.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Verantwoordelijke
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Weth. Buter
Onderhoud en Middelen
December 2015
Als eerste stap om te komen tot een nieuwe rolopvatting (het gaat immers om mensen) wordt het HRM-beleid herschreven
Met de ondernemingsraad zijn in 2014 de doelstellingen van strategisch
met daarin opgenomen de gewenste bestuurs- en manage-
personeelsbeleid opgesteld. In het licht van de opdracht van de raad is
mentstijl (2014-2015).
in maart 2015 een plan van aanpak rond het op te starten verbetertraject van de organisatiecultuur opgemaakt. De doelstellingen en activiteiten op het vlak van strategisch personeelsbeleid zijn zoveel als mogelijk geïntegreerd in dat plan van aanpak.
De gemeente Laarbeek gaat invulling geven aan het ‘geregis-
Weth. Buter
Onderhoud en Middelen
December 2015
seerd verantwoordelijkheidsmodel’ en dit wordt gedurende
Met de ondernemingsraad zijn in 2014 de doelstellingen van strategisch
deze bestuursperiode gefaseerd geïmplementeerd. Dit vergt
personeelsbeleid opgesteld. In het licht van de opdracht van de raad is
de volgende aanpassingen binnen de bedrijfsvoering en be-
in maart 2015 een plan van aanpak rond het op te starten verbetertra-
drijfscultuur:
ject van de organisatiecultuur opgemaakt. De doelstellingen en activi43 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
-
Een platte organisatie met mandaat;
teiten op het vlak van strategisch personeelsbeleid zijn zoveel als mo-
-
Het opleiden van ‘zelfstandig ondernemende ambte-
gelijk geïntegreerd in dat plan van aanpak.
naren’; -
Het toepassen van de overheidsparticipatietrap (waar dit zich voordoet);
-
Het werken in co-creatie met burgers, instellingen/maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven en andere overheden (waar dit zich voordoet).
We stellen een plan van aanpak op met betrekking tot bur-
Weth. Briels
Beleid en Projecten
December 2015
gerparticipatie in brede zin, waarin centraal de veranderende
Eerste voorbereidende stappen, meekijken in de keuken van buurge-
rol en de daarbij behorende processen van de gemeente.
meente Veghel, zijn gezet. Uitwerking vindt in de loop van dit jaar verder plaats.
Het spreekuur voor inwoners wordt eind 2014 per dorp ingesteld. Tijdens het wekelijks spreekuur kunnen burgers en be-
Weth. Briels
Beleid en Projecten
Ingevoerd
Het spreekuur is inmiddels ingevoerd.
drijven met vragen terecht bij de burgemeester en wethouders. Afspraken worden vastgelegd en gemonitord. De huidige constructieve samenwerking met Wmo-raad en
Weth. Briels
Beleid en Projecten
December 2015
dorpsraden wordt gecontinueerd. Om in gesprek te komen
De eerste voorbereidende stappen zijn gezet. Verdere uitwerking vindt
met inwoners in de eigen leefomgeving kunnen buur-
plaats in de loop van dit jaar.
ten/wijken zich aanmelden voor een buurtschouw. De organisatie hiervan wordt in handen gegeven van de buurt(vereniging) zelf; zij bepaalt de inhoud van de buurtschouw.
44 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
7.2.
Financiële verantwoording
7.2.1. Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Waardeoverdracht pensioen voormalig wethouder
0
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
0
Incidenteel nieuw beleid
0
0
0
0
Een voormalig wethouder heeft verzocht om waardeoverdracht van de opgebouwde pensioenrechten. Onafhankelijk bureau Deloitte heeft de waardeoverdracht berekend. Het gaat om een bedrag van € 177.002,- (waarde peildatum: 20-4-2015). Dit bedrag is in het verleden bij Laarbeek opgebouwd en is beschikbaar in de voorziening 'Pensioenen wachtgeldverplichtingen voormalig wethouders'. (Verzoek tot overdracht: 10-42015)
60012030 60012030
34.000 Waardeoverdracht opgebouwde pensioenrechten 60.521 Onttrekking voorziening 'Pensioen- en wachtgeldverplichting'
Loonkosten 2014 voormalig burgemeester
-177.002 177.002
0
-24.844
Tot 1 maart 2015 heeft de gemeente Laarbeek te maken gehad met dubbele burgemeesterslasten. De extra kosten bedragen € 24.844,- en komen in 2015 ten laste van het budget onvoorzien incidenteel. Via deze tussenrapportage wordt de begroting gecorrigeerd.
60012030 60012030
10.000 Salariskosten 34.195 Ambtstoelage
-24.087 -757
45 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
Budgetbijstelling pijler Onderhoud & Middelen
-4.000
0
0
0
-24.844
0
0
Bij het opstellen van de tussenrapportages is het gebruikelijk om te kijken of de begroting nog aansluit bij de actualiteit. Aan alle budgethouders is gevraagd om te beoordelen of er een begrotingswijziging nodig is. In programma 7 is één aanpassing nodig. Het gaat om een bijstelling van de premie van de pensioenverzekering van wethouders. Door de personele wisseling in het college is een hogere raming nodig. Via deze begrotingswijziging wordt de hogere premie structureel in de begroting verwerkt.
60012000
34.201 Verzekeringspremie college
-4.000
TOTAAL mutaties Programma 7 - Relatie tussen burgers en bestuur
-4.000
7.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
Voorbereiding uitvoering nieuw beleid 7.002.1001
Meulensteen
O&M (Fin.)
2003
27-3-2003
200.000
-
-
200.000
Het betreft een voortdurend voorbereidingskrediet op basis van de financiële verordening. Eventuele beschikking over dit krediet wordt vervolgens meegenomen bij de definitieve vaststelling van het betreffende krediet.
46 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
8.
Programma 8 - Financiën en bedrijfsvoering
Ambities -
De gemeente Laarbeek beschikt over een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering.
-
De gemeente Laarbeek kent een gezonde financiële positie.
-
Wij streven naar een evenwichtige ontwikkeling van de lokale lastendruk.
-
De uitvoeringsorganisatie Peel 6.1 wordt lean en op basis van business cases ingericht. Daarbij wordt onderzocht of inbreng van een taak voordelen oplevert en wat het gevolg is voor de latende organisatie. Er is sprake van een gezonde en qua omvang stabiele, latende organisatie.
8.1.
Beleidsverantwoording Legenda mbt status beleidsverantwoording: Gereed/afgerond Actie ondernomen Actie ondernomen maar wel jaaroverschrijding Nog geen actie ondernomen
Wat gaan we er voor doen in 2015
Status
Jaarlijks wordt een nota Risicomanagement opgesteld, waarin de kwantificering van de risico’s is opgenomen.
Verantwoordelijke
Verantwoordelijke
Planning
Portefeuillehouder
Pijler
(maand-jaar)
Weth. Meulensteen
Secretaris (Staf)
Mei 2015
De voorbereidingen voor de inventarisatie zijn ingang gezet en een conceptnota is gereed. Deze zal in juni ter kennisname aan de commissie AZ worden gebracht.
Laarbeek beschikt over een hernieuwde visie op de financiële
Weth. Meulensteen
Onderhoud en Middelen
November 2015
positie in relatie tot de lokale lastendruk in het algemeen en de
Momenteel wordt de nota heffingen en belastingen 2011-2014 geac-
onroerendezaakbelastingen in het bijzonder.
tualiseerd met de intentie dat deze in de begroting 2016 zijn beslag krijgt (bijvoorbeeld in de paragraaf lokale heffingen).
Financiële uitwerking wordt gegeven aan de bezuinigingsop-
Weth. Meulensteen
Onderhoud en Middelen
Juni 2015
dracht zoals opgenomen in de begroting in een aparte para-
In de begroting 2015 is reeds een afzonderlijke paragraaf bezuinigin-
graaf bezuinigingen.
gen opgesteld en deze zal ook in de begroting 2016 weer (geactualiseerd) worden gepresenteerd. 47 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
8.2.
Financiële verantwoording
8.2.1 Budgetbijstellingen Structurele onvoorziene lasten FCL
ECL
Omschrijving
Budgetoverheveling van 2014 naar 2015
0
Incidentele Structureel onvoorziene nieuw beleid lasten (-/- = nadeel)
0
Incidenteel nieuw beleid
0
0
0
0
In de 2e tussenrapportage 2014 is aangegeven dat er een stelpost overgeheveld zal worden naar 2015. Het gaat om een bedrag van € 35.000,- voor intensivering armoede- & schuldenbeleid. Dit budget is destijds toegevoegd aan de reserve 'incidenteel nieuw beleid'. Via deze mutatie komt het budget beschikbaar in 2015.
69220000 69801008
Overhevelen budget van 2014 naar 2015 00.068 Stelpost intensivering armoede- & schuldenbeleid 60.190 Onttrekking aan reserve incidenteel nieuw beleid
-35.000 35.000
Herberekening reserve incidenteel nieuw beleid
0
90.768
Uit een herberekening van de reserve 'incidenteel nieuw beleid' blijkt dat een bedrag vrij kan vallen van € 90.768,-. Periodiek wordt een berekening gemaakt waaruit blijkt welke kosten nog uit deze reserve betaald moeten worden. Nu blijkt dat het saldo van deze reserve te hoog is, komt dit bedrag ten gunste van de exploitatie. Dit heeft een positief effect op het uiteindelijk te verwachte rekeningsaldo 2015.
69801008
60.190 Onttrekking aan reserve incidenteel nieuw beleid
90.768
48 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
Dividend BNG 2014
0
-14.196
0
0
0
0
Uit de jaarrekening van de BNG blijkt dat de bank in 2014 een winst heeft gerealiseerd van € 126 miljoen (winst 2013: € 283 miljoen). Tijdens de vergadering van aandeelhouders is besloten om een dividend uit te keren van € 0,57 per aandeel. Gemeente Laarbeek is houder van 20.709 aandelen. Dit betekent dus een opbrengst van € 11.804,-. In de begroting is rekening gehouden met een opbrengst van € 26.000,-. Via deze tussenrapportage wordt de begroting gecorrigeerd. Deze wijziging levert een nadeel op van € 14.196,-. (AVA BNG dd: 23-4-2015)
69135000
20.030 Dividend BNG
-14.196
Vervangings- en uitbreidingsplan hard- en software 2015
0
0
Het hard- en softwarevervangingsplan wordt jaarlijks geactualiseerd, nu voor de periode 2015 t/m 2019. Om uitvoering te kunnen geven aan de jaarschijf 2015 is het nodig om een aantal kredieten beschikbaar te stellen. Via deze tussenrapportage wordt een en ander in de begroting verwerkt.
70014044 70014045 79999900
kredieten 33.310 2015: uitbreiding software 33.310 2015: uitbreiding hardware 90.000 Sluitrekening kapitaaldienst
-110.000 -255.000 365.000
52021000 69801008
dekking krediet software 61.000 Kapitaallasten software - incidenteel 60.123 Onttrekking aan reserve NUP
-110.000 110.000
52021000 69801008 52021000 52021030
61.000 60.123 61.000 00.007
dekking krediet hardware Kapitaallasten hardware - incidenteel Onttrekking aan reserve NUP Kapitaallasten hardware - activering Verlaging stelpost vervangingsinvesteringen
-39.730 39.730
49 van 60
-118.000 118.000 39.730 -39.730
1e tussenrapportage 2015.docx
Voortgang bezuinigingstaakstellingen
0
0
0
0
In de begroting 2015 is een 4-tal bezuiniginstaakstellingen opgenomen, tw Bezuinigingsplan 2012-2017, Vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning, Inverdieneffect Peelsamenwerking 6.1 en Aanvullende bezuinigingstaakstelling. In deze 1e tussenrapportage vindt de verwerking plaats van de voortgang hiervan.
Bezuinigingsplan 2012-2017
52001031 65309590 69220000
Het opheffen van de functie van de milieuwachter en de besparing op het voertuig van de milieuwachter krijgt in de tweede helft van 2015 nader beslag, omdat dan het moment aanbreekt waarop de milieuwachter met pensioen gaat. Met betrekking tot de bezuiniging op het management is vanaf 2016 een bezuinigingsbedrag opgenomen van € 48.000,- oplopende tot structureel € 63.000,- in 2017. Deze bezuinigingstaakstelling kan worden ingevuld vanuit de vrijgevallen loonsom van de voormalige functies hoofd Openbare Werken (€ 80.000,-) en de functie hoofd Facilitaire Dienstverlening (€ 78.000,-). Er resteert dan een bedrag aan loonsom van € 158.000,- in 2015, € 110.000,- in 2016 en € 95.000,- in 2017 en verder. Met het restant loonsom kan de bezuinigingstaakstelling ‘oprekken beleidscycli’ worden ingevuld. Deze bedraagt € 42.100,- in 2015 en loopt op tot structureel € 69.100 in 2017. 00.000 Gedeeltelijke aframing stelpost voorm.hoofd OW 00.000 Aframing stelpost 'geen indexering subsidies' 00.002 Invulling bezuinigingstaakstelling
50 van 60
42.100 6.000 -48.100
1e tussenrapportage 2015.docx
Vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning De Griffie ziet voor de resterende taakstellende bezuiniging van € 9.725 euro, geen enkele mogelijkheid om hier binnen de bestaande begroting invulling aan te geven. Het verzoek van de Griffie is daarom om deze taakstellende bezuiniging te laten vervallen.
52001030 69220000 60011030 69220000
10.000 00.002 34.195 00.002
De Griffie blijft van mening dat de post 'publieke ambtsdragers + ondersteuning' in de afgelopen jaren al aanzienlijk minder kost dan bij de opstelling van de bezuinigingsplannen. Daarbij wordt gewezen op o.a. een verminderde inzet aan ambtelijke uren ten behoeve van de griffie: - Schrappen commissiegriffiers (±€ 9.000,-) - Minder uren administratieve ondersteuning (±€ 14.000,-) Als dit in het verleden was geformaliseerd, had de Griffie met inlevering van deze uren (en het vervallen van de onkostenvergoeding computerapparatuur) al ruimschoots aan deze taakstellende bezuiniging voldaan. Hogere loonsomkosten a.g.v. uitbreiding ondersteuning Griffie Verhoging bezuinigingstaakstelling Vervallen onkostenvergoeding comp.app./Internetverb. Invulling bezuinigingstaakstelling
-7.675 7.675 19.950 -19.950
Inverdieneffect Peelsamenwerking 6.1 Invulling niet van toepassing voor het dienstjaar 2015
69220000 69220000 69220000 69220000 69220000
00.000 00.000 00.000 00.000 00.000
52001030
34.198
Aanvullende bezuinigingstaakstelling Bij een aantal voordelen was al eerder besloten om deze in te zetten ter realisering van deze aanvullende bezuinigingstaakstelling. Begroting SRE Uitkomsten BTW-compensatiefonds Aangepaste subsidie De Zorgboog Inkoopvoordeel openbaar groen Onderuitputting gebundelde uitkering Wwb Daarnaast worden ook de overige ingezette voordelen eveneens verwerkt ter realisering van deze aanvullende bezuinigingstaakstelling. De bezuiniging mbt de lagere dotatie voorziening inventaris binnensportaccommodaties zal op basis van een apart voorstel later worden verwerkt. Werving personeel 51 van 60
5.853 10.000 9.559 60.000 125.000
9.600 1e tussenrapportage 2015.docx
65413090 69801004 60012030 69801008 52011060 52011060 52031060 52031060 67230040 68100040 68101040 69220000
00.045 60.516 00.000 60.190 34.015 34.430 34.202 34.207 34.811 00.000 34.220 00.002
Aframing stelpost monumentenbeleid Lagere dotatie reserve huisvesting voortgezet onderwijs Lagere dotatie voorz. wachtgeld +pensioen wethouders Vrijval opgenomen stelpost budgetten W&I (éénmalig) Verlaging budget meubilair gemeentehuis Verlaging budget schoonmaak gemeentehuis Verlaging budget kantoorkosten Verlaging budget kopiers/printers Verlaging budget reconstructieprojecten Verlaging budget stelpost WRO Verlaging advertentiekosten structuurplannen Invulling bezuinigingstaakstelling
Budgetbijstelling pijler Onderhoud & Middelen
8.194 40.000 15.000 132.000 5.000 5.000 5.000 5.000 8.000 40.000 4.120 -355.326
-132.000
-5.000
14.682
0
0
0
0
Bij het opstellen van de tussenrapportages is het gebruikelijk om te kijken of de begroting nog aansluit bij de actualiteit. Aan alle budgethouders is gevraagd om te beoordelen of er een begrotingswijziging nodig is. Bij de kostenverdeelstaat zijn drie aanpassingen nodig. Via deze begrotingswijziging worden de mutaties in de begroting verwerkt.
52001000 52041000 52041000
budgetaanpassingen 34.201 Lagere premie personeelsverzekering 34.201 Hogere premie aansprakelijkheidsverzekering 34.916 Incidenteel hogere opbrengst dwanginvordering agv inhaalslag
TOTAAL mutaties Programma 8 - Financiën en bedrijfsvoering
1.000 -6.000 14.682
-5.000
91.254
8.2.2. Lopende kredieten Krediet
Port.houder
Pijler
Jaar
Raadsbesl.
Krediet
Uitgaven t/m 2014
Uitgaven + verplichtingen 2015
Saldo
2014: Deelname traineeship-traject 7.001.0007
Buter
Secretaris
2013
4-12-2013
60.000
-
-
60.000
In 2014 is vooralsnog besloten om niet deel te nemen aan een nieuw traineeship-traject. Een nadere oriëntatie gaat nog plaatsvinden. De middelen moeten vooralsnog dan ook gereserveerd blijven.
52 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
2014: geplande diverse inhuur 2014 7.001.0008
Buter
Secretaris
2013
4-12-2013
123.000
114.989
-
8.011
-
-
24.000
6.236
13.793
92.971
Dit krediet is belast met diverse inhuur van expertise in 2014. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 2015: geplande diverse inhuur 2015 7.001.0009
Buter
Secretaris
2014
11-12-2014
24.000
Dit krediet wordt belast met diverse inhuur van expertise in 2015. 2014: Investeringen software 7.001.4040
Burgemeester
B&B (ICT)
2014
10-07-2014
113.000
Krediet kan worden afgesloten. De openstaande investeringen software van het krediet van 2014, welke te maken hebben met uitgestelde projecten, zijn verwerkt in het geactualiseerde uitbreidings- en vervangingsplan hard- en software 2015-2019. De uitgestelde projecten van 2014 betreffen o.a. de overgang naar de e-suite van Dimpact (website, zaaksysteem en datadistributie), de invoering van de basisregistraties kadaster en het nieuwe handelsregister en de BGT. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 2014: Investeringen hardware 7.001.4041
Burgemeester
B&B (ICT)
2014
10-07-2014
205.000
69.992
77.596
57.412
Krediet kan worden afgesloten. De openstaande investeringen hardware van het krediet van 2014 zijn verwerkt in het geactualiseerde uitbreidings- en vervangingsplan hard- en software 2015-2019. De projecten Oracle, Citrix en de vervanging van de werkplekken zijn weliswaar gestart in 2014, maar een groot deel van de uitgaven vinden plaats in 2015. Dit project kan van de lijst worden afgevoerd. 2015: Transitie van GBKN naar BGT 7.001.4042
Burgemeester
B&B (ICT)
2015
23-04-2015
60.524
-
-
60.524
De uitgaven voor de basisregistratie BGT zullen naar verwachting pas eind 2015 plaatsvinden. 2015: Aanschaf beheerapplicatie BGT 7.001.4043
Burgemeester
B&B (ICT)
2015
23-04-2015
12.000
-
-
12.000
De uitgaven voor de basisregistratie BGT zullen naar verwachting pas eind 2015 plaatsvinden. 2014: realisatie opslagruimte Cendra in MF de Dreef 7.001.8007
Buter
B&P
2014
17-4-2014
20.000
13.855
-
6.145
Bouwwerkzaamheden gereed eind november 2014. Afronding van het werk aan de buitenkant, stukadoren en schilderen, april/mei 2015. Uitvoeringsbudget organisatieontwikkeling 7.002.1803
Buter
Secretaris
2003
Diverse
428.084
405.749
-/- 25
22.360
Het nu nog aanwezige krediet wordt ingezet voor intergemeentelijke samenwerking en incompany activiteiten ter ondersteuning van de interne mobiliteit en kwaliteitsverbetering. Hierbij ligt de focus op Peel 6.1. De stuurgroep Peel 6.1 heeft de afspraak gemaakt dat elke gemeente ten behoeve van de voorbereidingskosten een bedrag van € 50.000,- bijdraagt. Hieruit wordt o.a. de programmamanager bekostigd, maar ook externe inhuur (specifieke deskundigheid). Bij ons is dit ten dele bekostigd uit deze post (30.000,-) en voor het overige deel uit de post nieuw beleid incidenteel. Naast deze bijdrage worden allerlei activiteiten ontwikkeld. Afgesproken is dat de gastgemeente, waar de activiteit gehouden wordt, deze kosten op zich neemt. Er wordt gerouleerd, zodat elke gemeente eenzelfde inbreng heeft. Het gaat dan om activiteiten als bijeenkomsten managementteams van de Peel, workshops, etc. 53 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
9.
Bezuinigingstaakstellingen
Bezuinigingstaakstellingen Begroting 2015 Bezuinigingsplan 2012 t/m 2017 Vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning
2015
2016
2017
2018
177.100 29.675
354.100 29.675
488.100 29.675
488.100 29.675
0 507.326
100.000 380.326
300.000 430.326
300.000 430.326
714.101
864.101
1.248.101
1.248.101
143.100 19.950 0 487.326
143.100 19.950 0 360.326
143.100 19.950 0 360.326
143.100 19.950 0 360.326
650.376
523.376
523.376
523.376
34.000 9.725 0 20.000
211.000 9.725 100.000 20.000
345.000 9.725 300.000 70.000
345.000 9.725 300.000 70.000
63.725
340.725
724.725
724.725
(€ 22.000, vermeerderd met € 7.675 a.g.v. uitbreiding formatie Griffie)
Inverdieneffect Peelsamenw erking 6.1 Aanvullende bezuinigingstaakstelling TOTAAL BEZUINIGINGSTAAKSTELLINGEN
Gerealiseerde bezuinigingsmaatregelen (t/m 1 e tussenrapportage 2015): Bezuinigingsplan 2012 t/m 2017 Vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning Inverdieneffect Peelsamenw erking 6.1 Aanvullende bezuinigingstaakstelling GEREALISEERDE BEZUINIGINGSMAATREGELEN
Nog te realiseren bezuinigingsmaatregelen: Bezuinigingsplan 2012 t/m 2017 Vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning Inverdieneffect Peelsamenw erking 6.1 Aanvullende bezuinigingstaakstelling PER SALDO NOG TE REALISEREN BEZUINIGINGSMAATREGELEN
54 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
9.1.
Voortgang bezuinigingsplan 2012 t/m 2017
Bezuinigingsplan 2012 t/m 2017 Taakstelling Invulling: Personeel en management: management opheffen functie milieuw achter besparing voertuig milieuwachter oprekken beleidscycli
Subsidies en voorzieningen: grondslagen subsidies
Belastingen en leges: verhogen opbrengst ozb (t/m 2017 jaarlijks 3%)
Restant nog te realiseren (ná 1 eTR2015)
2015
2016
2017
2018
toelichting
177.100
354.100
488.100
488.100
42.100
42.100
42.100
42.100 1 eTR2015; invulling middels gedeeltelijke inzet loonsom voorm.hoofd OW
6.000
6.000
6.000
6.000 1 eTR2015; invulling middels aframing beschikbare stelpost 'geen indexering subsidies'
95.000
95.000
95.000
34.000
211.000
345.000
95.000 raadsbesluit 11-122014, verw erkt in de 1 e financiële bijstelling 2015
345.000
Het opheffen van de functie van de milieuwachter en de besparing op het voertuig van de milieuwachter krijgt in de tweede helft van 2015 nader beslag, omdat dan het moment aanbreekt waarop de milieuwachter met pensioen gaat. Met betrekking tot de bezuiniging op het management is vanaf 2016 een bezuinigingsbedrag opgenomen van € 48.000,- oplopende tot structureel € 63.000,- in 2017. Deze bezuinigingstaakstelling kan worden ingevuld vanuit de vrijgevallen loonsom van de voormalige functies hoofd Openbare Werken (€ 80.000,-) en de functie hoofd Facilitaire Dienstverlening (€ 78.000,-). Er resteert dan een bedrag aan loonsom van € 158.000,- in 2015, € 110.000,- in 2016 en € 95.000,- in 2017 en verder. Met het restant loonsom kan de bezuinigingstaakstelling ‘oprekken beleidscycli’ worden ingevuld. Deze bedraagt € 42.100,- in 2015 en loopt op tot structureel € 69.100,- in 2017. 55 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
9.2
Voortgang vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning
Vermindering publieke ambtsdragers + ondersteuning
2015
2016
2017
2018
Taakstelling
29.675
29.675
29.675
29.675
19.950
19.950
19.950
19.950 Raadsbesluit: 10-7-2014 waarin een gedeeltelijke dekking is aangegeven.
9.725
9.725
9.725
9.725
Invulling: Vervallen onkostenvergoeding computerapparatuur/internetverbinding raadsleden
Restant nog te realiseren (ná 1 eTR2015)
56 van 60
toelichting
1e tussenrapportage 2015.docx
9.3
Voortgang inverdieneffect Peelsamenwerking 6.1
Inverdieneffect Peelsamenwerking 6.1
2015
Taakstelling
2016
2017
2018
0
100.000
300.000
300.000
0
100.000
300.000
300.000
toelichting
Invulling: Niet van toepassing
e
Restant nog te realiseren (ná 1 TR2015)
Invulling is niet van toepassing voor het dienstjaar 2015.
57 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
9.4
Voortgang aanvullende bezuinigingstaakstelling
Aanvullende bezuinigingstaakstelling
2015
Taakstelling
2016
2017
2018
toelichting
507.326
380.326
430.326
430.326
5.853 10.000 9.559
5.853 10.000 9.559
5.853 10.000 9.559
5.853 verw erkt in 1 eTR2015 10.000 verw erkt in 1 eTR2015 9.559 verw erkt in 1 eTR2015
60.000 125.000
60.000 125.000
60.000 125.000
60.000 verw erkt in 1 eTR2015 125.000 verw erkt in 1 eTR2015
9.600 8.194 40.000
9.600 8.194 45.000
9.600 8.194 45.000
9.600 verw erkt in 1 eTR2015 8.194 verw erkt in 1 eTR2015 45.000 verw erkt in 1 eTR2015
15.000 132.000 5.000 5.000 5.000 5.000 8.000 40.000 4.120
15.000
15.000
5.000 5.000 5.000 5.000 8.000 40.000 4.120
5.000 5.000 5.000 5.000 8.000 40.000 4.120
15.000 verw erkt verw erkt 5.000 verw erkt 5.000 verw erkt 5.000 verw erkt 5.000 verw erkt 8.000 verw erkt 40.000 verw erkt 4.120 verw erkt
20.000
20.000
70.000
Invulling: Reeds besloten in te zetten voordelen: - Begroting SRE - Uitkomsten BTW-compensatiefonds - Aangepaste subsidie De Zorgboog - Bemensing staf - Inkoopvoordeel openbaar groen - Onderuitputting gebundelde uitkering Ww b Overige nog in te zetten voordelen: - Werving personeel - Aframing stelpost monumentenbeleid - Lagere dotatie reserve huisvesting voortgezet onderwijs - Lagere dotatie voorz. inventaris binnensportaccommodaties - Lagere dotatie voorz. wachtgeld +pensioen w ethouders - Vrijval stelpost budgetten Werk & Inkomen (éénmalig) - Verlaging budget meubilair gemeentehuis - Verlaging budget schoonmaak gemeentehuis - Verlaging budget kantoorkosten - Verlaging budget kopiers/printers - Verlaging budget reconstructieprojecten - Verlaging budget stelpost WRO - Verlaging advertentiekosten structuurplannen
e
Restant nog te realiseren (ná 1 TR2015)
in in in in in in in in in
1 eTR2015 1 eTR2015 1 eTR2015 e 1 TR2015 e 1 TR2015 e 1 TR2015 e 1 TR2015 e 1 TR2015 e 1 TR2015
70.000
Bij een aantal voordelen was al eerder besloten om deze in te zetten ter realisering van deze aanvullende bezuinigingstaakstelling. Daarnaast worden ook de overige ingezette voordelen eveneens verwerkt ter realisering van deze aanvullende bezuinigingstaakstelling. De bezuiniging mbt de lagere dotatie voorziening inventaris binnensportaccommodaties zal op basis van een apart voorstel later worden verwerkt. 58 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
10.
Ontwikkeling budget onvoorziene lasten en nieuw beleid (-/- = nadeel)
Begroting 2015
budget budget budget budget
'structurele 'incidentele 'structureel 'incidenteel
onvoorziene lasten' onvoorziene lasten' nieuw beleid' nieuw beleid'
t/m raad 23-4-2015
15.000 45.000 0 40.000
-36.473 27.605 0 40.000
e
Saldo ná 1 tussenrapportage 2015 -46.788 92.115 0 40.000
De saldi van de diverse budgetten onvoorziene lasten (structureel en incidenteel) en nieuw beleid (structureel en incidenteel) bedraagt per saldo afgerond € 85.000,- positief. Voorgesteld wordt om deze saldi voorlopig te handhaven en dus nog niet te verrekenen met het verwachte rekeningresultaat 2015. Het structurele nadeel van afgerond € 37.000,- uit de 1e financiële bijstelling 2015 zal worden betrokken bij de behandeling van de Kadernota 2016.
59 van 60
1e tussenrapportage 2015.docx
11.
Verwacht rekeningresultaat 2015
Omschrijving
Bedrag (-/- = nadeel)
Resultaat Programmabegroting 2015
-1.440.000
Begrotingswijziging raad 30 oktober 2014 Dekkingsplan begroting 2015 (prim.wijz. 2015) Septemberc irc ulaire 2014 (prim.wijz. 2015)
777.000 -22.000
Verwac ht rekeningresultaat 2015 (ná verwerking dekkingsplan+sept.c irculaire 2014) Begrotingswijziging Géén aanpassingen Begrotingswijziging Géén aanpassingen Begrotingswijziging Géén aanpassingen Begrotingswijziging Géén aanpassingen Begrotingswijziging Géén aanpassingen Begrotingswijziging Géén aanpassingen Begrotingswijziging
-685.000
raad 11 december 2014 0 raad 22 januari 2015 0 raad 29 januari 2015 0 raad 5 februari 2015 0 raad 26 februari 2015 0 raad 19 maart 2015 0 raad 23 april 2015
e
1 financ iële bijstelling 2015
107.000
Geprognosticeerd rekeningresultaat 2015 (t/m raadsverg. 23 april 2015)
-578.000
e
Mutaties 1 tussenrapportage 2015: Géén aanpassingen
0 e
Verwacht rekeningresultaat 2015 (ná 1 tussenrapportage 2015)
60 van 60
-578.000
1e tussenrapportage 2015.docx
AANBIEDINGSFORMULIER COMMISSIEBESPREKING
Verzoek college van burgemeester en wethouders voor commissiebehandeling Vastgesteld in B&W-vergadering van 26 mei 2015 Zaaknummer:
Z - 15024610
Registratienummer:
CIE - 1500307
Onderwerp 1e Tussenrapportage 2015 Inhoud Jaarlijks wordt de raad op grond van de Planning & Control-cyclus tussentijds geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de ambities. Na vaststelling van de Programmabegroting 2015 en de eerste financiële bijstelling is nu de 1e Tussenrapportage 2015 aan de orde. Met dit verzoek mee te zenden stukken concept-raadsvoorstel tot vaststelling van de 1e Tussenrapportage 2015. concept-exemplaar van de 1e Tussenrapportage 2015. Inhoud ter inzage liggende dossier Niet van toepassing. Portefeuillehouder: A.J.L. Meulensteen Naam behandelend ambtenaar: J. Post Het college van burgemeester en wethouders verzoekt om behandeling in de raadsvergadering van 9 juli 2015 waarbij rekening wordt gehouden met de adviezen van de commissies SD/RD/AZ van 16, 17 en 18 juni 2015. om over de inhoud van dit onderwerp met de commissie Algemene zaken en de portefeuillehouder van gedachte te wisselen. de inhoud van dit onderwerp ter kennis te brengen van de commissie Algemene zaken.
Zaaknummer:
Z - 15024610
Documentnummer: Raad - 1500551
Raadsvergadering d.d. 9 juli 2015
Aan de raad,
Onderwerp 1e Tussenrapportage 2015 Beslispunten De 1e tussenrapportage 2015 vast stellen. Samenvatting De 1e tussenrapportage 2015 is onderdeel van de planning- en controlcyclus. Via dit document informeert het college de raad over de voortgang van de ambities zoals die zijn opgenomen in de Programmabegroting 2015. Aanleiding Jaarlijks wordt de raad op grond van de Planning & Controlcyclus tussentijds geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot enerzijds het beleid en anderzijds de financiën van onze gemeente. De planning en controlcyclus in beeld: −
programmabegroting 2015
(raadsbesluit: 30 oktober 2014)
−
1e Financiële bijstelling 2015
(raadsbesluit: 23 april 2015)
Nu is aan de orde de presentatie van de 1e tussenrapportage 2015. Beoogd effect en/of resultaat De raad informeren over de stand van zaken van de ambities zoals opgenomen in de programmabegroting 2015. Argumenten Door middel van deze 1e Tussenrapportage wordt de raad geïnformeerd over de stand van zaken van de benoemde ambities. Per programma wordt inzicht geboden in: •
Voortgang van de activiteiten
•
Eventuele budgetbijstellingen
•
Voortgang van lopende projecten/kredieten
Activiteiten Per programma worden de ambities weergegeven. Vervolgens wordt aangegeven ‘wat gaan we er voor doen in 2015’. Per activiteit wordt de status weergegeven en wordt een actuele planning gepresenteerd. De activiteiten worden door middel van een kleurcode gepresenteerd. Het zogenaamde ‘stoplichtmodel’ geeft snel inzicht in de voortgang van de verschillende activiteiten. Het
is van belang om te weten dat zaken die eerder gerealiseerd zijn niet opnieuw in de rapportage zijn opgenomen. Dit om de rapportages zo kort en leesbaar mogelijk te houden. Budgetbijstellingen Vanaf deze rapportage wordt per programma in beeld gebracht welke budgetbijstellingen gedaan worden. In eerdere tussenrapportages betrof dit een bijlage. Het bevordert het inzicht in de verschillende programma’s door de verschillende bijstellingen per programma te presenteren. Kredieten Tot slot wordt ook voortgang van de verschillende kredieten per programma gepresenteerd. Aan het eind van de rapportage wordt inzicht gegeven in de voortgang van het bezuinigingsplan. Deze kan niet per programma gepresenteerd worden omdat niet alle maatregelen al concreet zijn ingedeeld per programma. Kanttekeningen o.a. financiële, juridische, communicatieve en veiligheidsaspecten De financiële bijstellingen voortvloeiende uit deze 1e tussenrapportage 2015, worden verwerkt middels een begrotingswijziging. Het te verwachte rekeningresultaat 2015 wordt niet bijgesteld en blijft gehandhaafd op € 578.000,- nadelig. Vervolgstappen Niet van toepassing. Bijlagen (meegezonden stuk(ken), ter inzage gelegde stukken) Rapport ‘1e Tussenrapportage 2015’
Voorstel van college van burgemeester en wethouders van Laarbeek d.d. 26 mei 2015 Wij stellen u voor om in te stemmen met de: 1. vaststelling van de 1e tussenrapportage van de begroting 2015; 2. vaststelling van een begrotingswijziging van de begroting 2015 in verband met de inhoud van deze 1e tussenrapportage begroting 2015.
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek, de loco secretaris,
de burgemeester,
P.J.A.M. Schouw
F.H.G.M. Ronnes
2/2
Zaaknummer:
Z - 15024610
Documentnummer: Raad - 1500553
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Laarbeek; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 mei 2015, aangaande de 1e Tussenrapportage 2015; gehoord het advies van de commissie Algemene Zaken / Sociaal Domein / Ruimtelijk Domein, d.d. 16-17-18 juni 2015 om de 1e Tussenrapportage 2015 vast te stellen en het voorstel als hamerstuk/bespreekstuk te behandelen; gelet op de bepalingen van de
;
besluit: 1) De 1e Tussenrapportage 2015 vast te stellen; 2) De begrotingswijzinging die voortvloeit uit de 1e Tussenrapportage 2015 vast te stellen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 9 juli 2015. De raad voornoemd, de griffier,
de voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen
F.H.G.M. Ronnes