Éventail-junior
En action Handleiding voor de leerkracht Gedeelte per unité
5
Inleidende bladzijden Livre 6-9
Hoe werk je met En action? Je kunt van bij de aanvang de drie inleidende pagina’s overlopen, maar je kunt dit ook in stappen doen om het voor leerlingen niet te overweldigend te maken. Bepaalde zaken zullen voor de leerlingen duidelijker worden wanneer ze de inleidende bladzijden pas verkennen nadat ze effectief gewerkt hebben met materiaal uit unité 1. - Pagina 6 bovenaan wijst op de structuur van het hele boek, met zijn 20 unités en de herhalingen om de vier unités. Dat verken je via de Inhoudstafel op p. 4-5. - Pagina 6 onderaan daalt af naar het niveau van de unité en wijst op de vijf delen: dat is vooral het ritme dat de leerlingen zullen ervaren. - Pagina 7 gaat verder in op elk van de vijf delen, samen met enkele didactische tips. D e getoonde bladzijden zijn die van unité 1 (p. 10-11). - Pagina 8 bovenaan vestigt de aandacht op andere onderdelen: de herhaling om de vier unités, de Petite grammaire en het woordenboek. - Pagina 8 onderaan maakt de stap naar Cahier. Ook hier staan enkele belangrijke leertips die je best verschillende keren aantoont en herhaalt als de leerlingen met oefeningen bezig zijn.
Livre 9
Woorden leren en taal tot leven brengen Pagina 9 geeft een aantal tips voor het verwerven van woordenschat. Leerlingen die een andere taal leren, gaan zich vanzelf concentreren op losse woorden, aangezien dit voor hen goed afgelijnd en telbaar is. Ook ouders zullen vaak het “kennen van het woordenlijstje” van een les als belangrijkste doel beschouwen en dat imago van taalonderwijs versterken. Belangrijk is dus dat tip 3 regelmatig benadrukt wordt: woorden worden pas “zin-vol” in een zin waarvan men de boodschap echt beleeft. Het “geheim wapen”, beschreven onderaan p. 9, is wetenschappelijk bewezen als één van de meest doelmatige manieren om vooruitgang te maken in een vreemde taal. Voor onze leerlingen raden we “een vijftal minuten” aan omdat de teksten en oefeningen nog kort zijn. Hoe verder men echter vordert, hoe meer men hardop kan lezen in voorheen geleerde materie. De vijf minuten kunnen er dan gerust meer worden. Gevorderde en gemotiveerde taalstudenten gaan tot een half uur of meer per dag en gebruiken daartoe ook kranten, tijdschriften en romans. Maar als we onze leerlingen er al toe kunnen brengen dagelijks enkele minuten aan dergelijke lectuur te besteden, stellen we een kostbare traditie in. Je kunt dit als leerkracht stimuleren via gepaste aanmoedigingen en beloningen. Het is ook een gouden raad die je aan ouders kunt meegeven. Als de leerling over het audiomateriaal beschikt, kan hij ook hardop “meelezen” terwijl hij naar de opname luistert.
2
1
Bonjour! Moi, je suis ...
Iemand begroeten en zich voorstellen is de klassieke manier om taallessen te beginnen. Dit kan immers met eenvoudige zinnen en kan meteen nagespeeld worden met eigen namen. Het hoort ook tot de eerste communicatieve doelstellingen van de eindtermen en leerplannen. De basistekst en de oefeningen beperken zich tot het minimum: groeten en zeggen wie men is. Daarbij komen de vormen je suis en tu es aan bod, de beklemtoonde vormen moi en toi, en de woordjes oui en non. De leerlingen worden voor de communicatieve doelen van de unité (Ik kan iemand groeten en mezelf voorstellen) gevoelig gemaakt bij het inleiden van de basistekst. Livre 11
Mon prof dit ...
De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. (VVKBaO: klasinstructies begrijpen en erop reageren.)
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.2
LUI-03.05
L3.1
2
DOD-01.06
DO1.22
23a
Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: de klasafspraken 5.23a en -instructies.
Hoewel deze instructies op het einde van de unité verschijnen (Livre, p. 11), vestigen we er van bij de aanvang de aandacht op: gebruik deze instructies zo goed mogelijk tijdens deze unité en de volgende. CD 1 track 6
Bonjour tout le monde! Prenez votre livre! Prenez votre cahier! Ouvrez votre livre à la page 4! Fermez votre livre!
Goedendag iedereen! Neem jullie boek! Neem jullie schrift! Open jullie boek op bladzijde 4! Sluit jullie boek!
Het is niet de bedoeling dat de leerlingen deze vijf instructies in het Frans meteen zonder ondersteuning begrijpen en correct uitvoeren. Deze instructies bevatten immers samen al 14 nieuwe woorden. Je bouwt dit best stapsgewijs op doorheen de unité, door bv. dagelijks één of twee instructies te introduceren en de al gekende instructies regelmatig te herhalen. Je kunt op twee manieren werken: 1
Zeg de instructie enkele keren luidop en voer tegelijk de handeling uit, zodat de leerlingen het verband leggen tussen wat ze horen en wat ze je zien doen. Je kunt de instructie ook meteen vertalen voor of nadat je ze aanbiedt in het Frans. Zo vermijd je dat leerlingen de instructie verkeerd interpreteren en versterk je het leervertrouwen.
- Bonjour tout le monde (groetbeweging naar iedereen).
- Votre livre (toon het boek en wijs eventueel op het woord Livre in de rand van de kaft).
- Prenez votre livre (doe voor en laat dan de leerlingen hun boek vastnemen).
- Votre cahier (toon het schrift en wijs eventueel op het woord Cahier in de rand van de kaft).
- Prenez votre cahier (doe voor en laat de leerlingen hun schrift vastnemen).
- Ouvrez votre livre (doe voor en laat leerlingen hun boek openen). De toevoeging à la page 4 hoeft nog niet meteen gebruikt te worden. Dit komt ruim aan bod tijdens het werken met boek en schrift.
- Fermez votre livre (doe voor en laat leerlingen hun boek sluiten).
3
1
Toon de leerlingen de geschreven instructies op het bord of op p. 11 van Livre, zodat ze de schrijfwijze zien en de vertaling kunnen overlopen (terwijl de tekst nog eens duidelijk wordt gezegd, maar zonder dat leerlingen de zinnen luidop hoeven te lezen).
2 Een andere mogelijkheid: verwijs meteen naar p. 11 onderaan en laat één of twee instructies een paar keer horen, terwijl de leerlingen de kans hebben om de tekst te volgen en de vertaling te zien. Stap vervolgens over naar de mondelinge uitvoering en oefening zoals hierboven beschreven.
1 Livre 10
Basistekst
Bonjour! Moi, je suis ... GO
OVSG
VVKBaO
ET
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.4
LUI-03.13
L5.3
4
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies.
5.14
SPR-04.14
S5
14
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: naam.
5.23a
DOD-01.05
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: zich voorstellen.
5.23a
DOD-01.07
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: begroeten.
5.23a
DOD-01.07
DO1.1
23a
Bereidheid en durf tonen om gesprekken te voeren in het Frans.
5.25
MOI-02.1
MI4
25
Stel als inleidende vraag voor de tekst: Wat doe je als je iemand voor het eerst ontmoet? (groeten, jezelf voorstellen) Dat zijn inderdaad de eerste doelen van deze unité, zoals ze in het kader vooraan staan: Ik kan iemand groeten. Ik kan mezelf voorstellen. En we leren ook tot 10 tellen. Stel eventueel de vraag: Als je ook naar de foto’s kijkt, waarover zou deze tekst dan gaan? (jongeren die elkaar begroeten en zich voorstellen)
CD 1 track 1
4
De tekst bestaat uit drie dialoogjes in stijgende moeilijkheidsgraad: 1: vraag en antwoord met dezelfde elementen (Bonjour, moi, je suis ...). 2: toevoeging van Tu es ... ? en Et toi? in drie replieken. 3: toevoeging van Non ... in vier replieken. Je kunt best elke dialoog apart behandelen. Laat de leerlingen elk dialoogje enkele keren beluisteren en stap dan meteen over naar lezend spreken en naspelen. Stap pas na die integratie naar de volgende dialoog over. Je kunt ook als voorbereiding voor het zelf naspelen eerst oef. 1 en 2 in Cahier laten maken. Wijs erop dat de namen in oranje door andere vervangen kunnen worden.
Livre 10-11 CD 1 track 2
Je comprends ...
Deze eerste woordenlijst bevat alle woorden en structuren die ook in de basistekst voorkomen. Verwijs naar tips 2, 4 en 5 van Livre, p. 9 (“Woorden leren en taal tot leven brengen”) en laat deze toepassen: - - -
CD 1 track 2
Nieuwe woorden en structuren
Tip 2: “Luister goed naar de uitspraak en let op de schrijfwijze”: laat een woord lezen en vervolgens spellen; laat eventueel opmerken dat sommige letters wel geschreven, maar niet uitgesproken worden (suis, es) of anders uitgesproken worden dan in het Nederlands (bonjour). Tip 4: “Dek de kolom met de Nederlandse woorden af en controleer of je de betekenis van elk Frans woord kunt geven”. Tip 5: “Dek dan de kolom met de Franse woorden af en geef elk Frans woord”. Hoe zeg je het in het Frans?
Achtergrondinformatie bij enkele items -
bonjour de uitspraak van dit eerste woord kun je best zorgvuldig aanbrengen: - de klemtoon ligt op de laatste lettergreep; - we spreken slechts één neusklank uit voor de lettergreep bon (er mag geen -n gehoord worden); - de eindklank -r wordt amper gehoord (alleen een licht geruis in de keel).
- Je suis Ellen / Tu es Camille? deze items worden hier enkel als uitdrukking geleerd, hoewel de leerlingen zich wel bewust mogen worden van het feit dat je = ik / suis = ben / tu = jij / es = bent. De vervoeging van être komt pas aan bod in unité 4. - moi / toi deze vormen van het beklemtoond persoonlijk voornaamwoord worden gewoon als woorden aangebracht, als deel van de uitdrukkingen, zonder er grammaticale uitleg aan te wijden. Livre 11
Je comprends ... (vervolg)
Tellen van 1 tot 10 GO
OVSG
De verbinding tussen woorden als bouwsteen voor de zinsmelodie herkennen. Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
VVKBaO
ET
L1.4 5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Telwoorden vormen een bijzonder aspect van het vreemdetalenonderwijs. Leerlingen hebben immers een sterke reflex geleerd om Arabische cijfers meteen in de moedertaal te lezen. Die reflex wordt nu gestoord door de nieuwe woorden die zich op dezelfde cijfertekens enten. De doelstelling is vooral de directe relatie te kunnen leggen tussen de Franse woorden en de Arabische cijfers. Cijfers worden immers zelden in letters uitgeschreven. Het betekent dat de leerling twee operaties vlot moet kunnen uitvoeren: - Arabische cijfers vlot lezen door de correcte Franse woorden uit te spreken; - bij het beluisteren van de Franse woorden, die vlot begrijpen en in Arabische cijfers noteren. In de prille aanvangsfase is het echter wel aangewezen dat de leerlingen ook de uitgeschreven vormen van de basisgetallen goed leren beheersen, omdat die in de geschreven taal vaak zo worden aangegeven, zeker van één tot zestien. In En action worden de telwoorden vrij vlug aangebracht zodat je ze kunt gebruiken om te verwijzen naar pagina’s en oefennummers. Hier leren de leerlingen tot 10 tellen, in unité 3 tot 20, in unité 6 tot 31 (voor de datum), in unité 12 tot 60 (voor de uuraanduiding), in unité 13 tot 100 en in unité 16 tot 1000.
5
1
CD 1 track 3
1
Voor deze eerste kennismaking, laat je de reeks enkele keren beluisteren. Ga van in stilte (mee)lezen over naar lezend spreken terwijl de leerlingen bv. hun vingers al tellend tonen. Op dit punt hoeft deze reeks niet meteen “gekend” te zijn: de telwoorden komen immers nog overvloedig aan bod doorheen het leermateriaal. Je kunt er eventueel op wijzen dat deze telwoorden tonen hoe men woorden vaak anders uitspreekt dan wat er letter voor letter geschreven staat. Heel wat geschreven letters worden eigenlijk niet of anders uitgesproken dan in het Nederlands (zie bv. deux, trois, quatre, sept). Voor enkele cijfers is de problematiek van de uitspraak moeilijker dan men vermoedt. - deux, trois - De laatste letter wordt niet uitgesproken, tenzij in een verbinding (deux élèves, trois armoires). - cinq - Als men het cijfer op zich zegt, spreekt men de laatste letter uit. - In combinatie met andere woorden kun je kiezen of je de laatste letter uitspreekt (cinq tables = cinq / tables of cinq tables). - Maar met een klinker die volgt wordt de verbinding verplicht gelegd (cinq ordinateurs). -
six, dix - Als men de cijfers op zich zegt, spreekt men de laatste letter als -s uit [sis], [dis]. - In combinatie met andere woorden gebeurt dat niet (six chaises, dix crayons) - Maar in verbinding met een klinker wordt de -s uitgesproken als -z (six élèves, dix armoires).
- huit - Als men het cijfer op zich zegt, spreekt men de laatste letter uit. - In combinatie met andere woorden gebeurt dat niet (huit cahiers). - Maar met een klinker die volgt wordt de verbinding gelegd (huit ordinateurs), maar soms is het facultatief (huit euros). - neuf - Bij verbinding met sommige woorden wordt de -f als -v uitgesproken: neuf heures, neuf hommes, en soms bij neuf enfants. Maar gewoonlijk is dat niet het geval bij andere woorden: neuf armoires, neuf élèves... Het is best hier zo weinig mogelijk over te zeggen tegen de leerlingen, maar het vooral door luisteren en herhalen natuurlijk te integreren.
Integratie en vaardigheidstraining via oefeningen Cahier 3
1
Bonjour! a Choisissez et copiez.
Kies en schrijf over.
b Jouez la conversation à deux.
6
Speel het gesprek met twee. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Een tekst aanvullen met gegeven woorden.
5.20
SCH-06.04
Schr2
20
Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal.
5.9
LEZ-05.16
Le5.4
9
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies.
5.14
SPR-04.14
S5
14
Bereidheid tonen om bij het schrijven te streven naar taalverzorging. (OVSG en VVKBaO: foutloos overschrijven.)
5.26
SCH-06.02
Schr6
26
Deze dialoog stemt overeen met de tweede dialoog van de basistekst. Maak duidelijk wat de opdracht choisissez (kies) inhoudt: de leerling moet kiezen welke woorden waar passen. De woorden bovenaan staan dus in een andere volgorde. Benadruk het feit dat zorgvuldig overschrijven erg belangrijk is omdat de geschreven letters niet allemaal uitgesproken worden of anders uitgesproken worden. Het kan helpen de leerlingen eerst de letters hardop te laten opsommen (spellen) en dan te laten kopiëren. Vraag ook aandacht voor hoofdletters en leestekens. Laat na het invullen van de oplossing de tekst per twee herlezen. De namen in oranje kunnen de leerlingen vervangen door hun eigen namen.
2
a Quel est le bon ordre?
Wat is de juiste volgorde? Noteer het cijfer.
Notez le chiffre.
b Copiez la conversation dans le bon ordre.
Schrijf het gesprek over in de juiste volgorde.
c Jouez la conversation à deux.
Speel het gesprek met twee. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.8
LEZ-05.12
Le4.1
8
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Deze dialoog stemt overeen met de derde dialoog van de basistekst. Voor het overschrijven: verduidelijk eventueel dat op de eerste lijn rechts zin 1 van de juiste volgorde geschreven moet worden. Laat de tekst na het invullen van de rechterkolom per twee herlezen. De namen in oranje kunnen door andere namen vervangen worden.
3
Qui est-ce? Écoutez et indiquez la bonne réponse.
Wie is het? Luister en duid het juiste antwoord aan. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het luisterdoel bepalen.
5.4
LUI-03.10
L5.1
4
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Franse klanken, (voor)namen, woorden en zinnen herkennen en onderscheiden.
L1.1
Het luisterdoel bepalen: verduidelijk dat we naar vier korte gesprekjes gaan luisteren, elk met een vraag en een antwoord. De titel van de oefening luidt: Wie is het? De antwoordmogelijkheden geven telkens drie namen. Op wat moeten we dus letten als we luisteren? (de juiste naam of persoon)
7
1
Het gaat hier meer om het herkennen van voornamen in de klankstroom, met toch enige logica. Lees eventueel eerst de drie voornamen van elk item voor, voor de uitspraak. Zeg duidelijk het nummer van het item in het Nederlands of gebruik de cd.
1
CD 1 track 7
Cahier 4
Opgave 1 2 3 4
4
Bonjour, tu es Oscar? – Oui, je suis Oscar. Moi, je suis Lotte. – Tu es Lotte! Bonjour! Bonjour, tu es Monica? – Non, je suis Sandra. Bonjour, tu es Prosper? – Non, je suis Albert. Le football!
Voetbal!
a Donnez la même couleur
Geef dezelfde kleur aan het woord en het getal.
au mot et au nombre.
b Lisez les numéros dans le dessin
de gauche à droite et de droite à gauche.
Lees de nummers in de tekening van links naar rechts en van rechts naar links. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal.
5.15
SPR-04.17
S6.3
15
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
De oefening sluit aan bij Je comprends in Livre, p. 11. Laat de leerlingen eerst de getallen van 1 tot 10 enkele keren opdreunen terwijl ze met hun vingers tellen. Je kunt ook verder mondeling oefenen: - receptief: zeg een getal tussen 1 en 10 en laat de leerlingen met opgestoken vingers tonen hoeveel het is; - productief: toon met opgestoken vingers een getal tussen 1 en 10 en laat de leerlingen, op je hoofdknik, samen zeggen welk getal het is. Leerlingen kunnen bovenstaande werkvormen ook per twee of in kleine groepen uitvoeren.
5
Des cadenas à chiffres. Lisez les numéros des cadenas
comme dans l’exemple.
Cijfersloten. Lees de getallen van de cijfersloten zoals in het voorbeeld. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Vooraf beluisterde en/of gelezen prescriptieve teksten luidop lezen.
5.11
SPR-04.06
S2.1
11
Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. (VVKBaO: relaties leggen tussen de tekst en ondersteunend visueel materiaal.)
5.9
LEZ-05.16
Le5.4
9
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Wanneer de leerlingen de cijfers een eerste keer gelezen hebben, herhalen ze de oefening in een iets hoger tempo. Zo bevorder je het automatisme van het verband tussen het Arabische cijfer en het Franse woord.
8
CD 1 track 8
Livre 11
Je kunt dit ook als luister- en noteeroefening hernemen: dicteer de vier getallen van enkele cijfersloten en laat noteren. Leerlingen kunnen dit ook onder elkaar. De oefening wordt nog realistischer als je hen een paar echte cijfersloten laat gebruiken.
J’explore ...
1
Le top 10 des prénoms GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in informatieve teksten.
5.5
LEZ-05.02
Le1.1
5
Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. (VVKBaO: relaties leggen tussen de tekst en ondersteunend visueel materiaal.)
5.9
LEZ-05.16
Le5.4
9
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.9
LEZ-05.17
Le5.3
9
De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden.
5.9
LEZ-05.18
Le5.5
9
De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
5.9
LEZ-05.19
Le5.6
9
Herlezen wat onduidelijk is.
5.9
LEZ-05.20
Le5.7
9
Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld, ook buiten de school.
5.27
DOD-01.01 en 01.02
DO8
27
Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de andere taalgebruikers.
5.27
DOD-01.03
DO9
27
Sta eerst stil bij de toelichting van deze rubriek in Livre, p. 6. Het is belangrijk dat leerlingen beseffen dat ze in de rubriek J’explore woorden tegenkomen die ze nog niet hoeven te kennen. Het doel van J’explore is inderdaad te “verkennen” en strategieën te leren gebruiken: de leerlingen proberen zoveel mogelijk te begrijpen, ook al kennen ze nog niet alle woorden. Laat eventueel eerst (of tijdens het verkennen) oefening 6 van Cahier uitvoeren: dan gaan de leerlingen meteen op zoek naar de betekenis van onbekende woorden terwijl ze ze tegenkomen. Stel vragen die de leerlingen aanmoedigen de tekst te verkennen: Waarover gaat deze tekst? (over voornamen, in reeksen van 10) Welk Frans woord in de tekst zou “voornamen” kunnen zijn? (prénoms) De kolommen zijn verdeeld in kleuren: wat stellen die voor? (roze: meisjes, blauw: jongens) Wijs eventueel ook op het symbool “mannelijk / vrouwelijk” in elke kolom. De kolommen horen per twee bij elkaar. Welke titels vind je erboven? (la Belgique, la Wallonie, Bruxelles) Verwijs eventueel ook naar het kaartje in Livre, p. 13: daar kunnen de leerlingen la Wallonie en Bruxelles situeren dankzij de kleuren van de kaart en de symbolen van elke regio. CD 1 track 5
Het beluisteren van de namen is belangrijk om leerlingen te laten wennen aan de Franse intonatie met de klemtoon op de laatst uitgesproken lettergreep. Lees de namen voor of laat de opname beluisteren. Welke twee voornamen staan zowel in de top 10 van België, Wallonië als Brussel? (Sarah en Nathan) Je kunt de tekst na een eerste kennismaking ook als luisteroefening gebruiken. Dit is ook een toepassing op de getallen van 1 tot 10. Best eerst traag en als model uitvoeren met nadruk op de vetgedrukte woorden: En Wallonie, pour les garçons, quel est le prénom numéro six? (Louis)
9
Nog enkele voorbeeldvragen: À Bruxelles, pour les filles, quel est le prénom numéro cinq? (Yasmine) En Belgique, pour les garçons, quel est le prénom numéro neuf? (Maxime) En Wallonie, pour les filles, quel est le prénom numéro un? (Léa) ...
1
Als je die luisteroefening doet, zijn dit de doelen waaraan je werkt: GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden.
5.4
LUI-03.14
L5.6
4
Op www.enaction.be vinden de leerlingen nog meer informatie over voornamen in het Frans.
Cahier 4
6
J’explore ... (Livre, p. 11)
Ik verken ...
In de “top 10” staan enkele woorden die je nog niet hebt geleerd. Zoek ze op in het woordenboek achteraan je boek. Op welke pagina vond je de vertaling? Noteer het paginanummer.
Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen.
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.9
LEZ-05.21
Le5.8
9
Wijs de leerlingen op de inhoudstafel in Livre, p. 4-5. Op welke pagina start het woordenboek Frans - Nederlands? (p. 103) Op welke pagina start het woordenboek Nederlands - Frans? (p. 113) Overloop samen met de leerlingen de toelichting bij het woordenboek in Livre, p. 103. Laat hen de woorden une fille, un garçon en un prénom opzoeken in het gedeelte Frans - Nederlands.
Un jeu!
7
10
Los beide sudoku’s op ... in het Frans! In elke rij en kolom moeten de cijfers van 1 tot en met 4 voorkomen. En in alle richtingen is het totaal altijd 10. Om je op goede weg te zetten, hebben we enkele vakken al ingevuld. Schrijf de cijfers voluit.
JEU
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Zich blijven concentreren op de schrijftaak.
5.22
SCH-06.06
Schr4.4
22
Het schrijfdoel bepalen.
5.22
SCH-06.07
Schr4.1
22
De eigen tekst nakijken.
5.22
SCH-06.08
Schr4.2
22
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans.
5.25
SCH-06.01
Schr5
25
jEU 5’
Kennismakingsspel
Bonjour, tu es ... ? GO
OVSG
VVKBaO
ET
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies.
5.17
MOI-02.5
MI1
17
Bereidheid en durf tonen om gesprekken te voeren in het Frans.
5.25
MOI-02.1
MI4
25
Materiaal: - Livre, p. 11 - een blanco etiket per leerling Speluitleg: De leerlingen kiezen elk een voornaam uit de “top 10” in Livre, p. 11. Ze noteren die op hun etiket. Ze kleven het etiket op een goed zichtbare plaats. Ze wandelen door de klas en begroeten elkaar met de standaardzinnen uit de basistekst (bv. dialoog 1). Variatiemogelijkheden: - Laat de leerlingen vóór het begroeten 1 minuut door de klas wandelen en zoveel mogelijk fictieve voornamen onthouden. Iedereen dekt daarna zijn fictieve voornaam af en probeert zoveel mogelijk klasgenoten te begroeten (bv. dialogen 2 en 3). - Je kunt de leerlingen ook een Franse variant op hun eigen voornaam laten zoeken of verzinnen (bv. Jan - Jean ...). Ze kunnen hun voornaam ook op een Franse manier uitspreken. - Laat de leerlingen hun voornaam uitbreiden met een transparant beroep uit de lijst (bv. Camille, architecte - Hamza, ingénieur ...). Je kunt vooraf al een aantal etiketten klaarmaken waaruit leerlingen zelf kunnen kiezen, op basis van hun interesse of persoonlijke voorkeuren. Dit etiket wordt dan gewoon bijgekleefd naast hun voornaam. acteur/actrice ambassadeur architecte biologiste coiffeur/coiffeuse
colonel détective directeur/directrice docteur facteur
général gouverneur informaticien/informaticienne ingénieur inspecteur/inspectrice
journaliste ministre photographe pianiste ...
- Laat de leerlingen hun voornaam uitbreiden met een Franstalige familienaam uit de lijst hieronder (bv. Marie Dubois - Lucas Leroy ...). Bonnet Chevalier Clément Dubois
Dupont Durand Faure Fournier
Garnier Gautier Girard Guerin
Lambert Lapeire Lefèvre Legrand
Leroy Masson Mathieu Mercier
Moreau Morel Morin Perrin
Petit Rousseau Roussel Roux
11
1
Livre 11
1
Nous chantons!
L’alphabet
Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten.
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.1
LUI-03.04
L2.3
1
Franse klanken, (voor)namen, woorden en zinnen herkennen en onderscheiden. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen.
L1.1 5.11
SPR-04.08
S2.1
11
Laat de leerlingen het lied een eerste keer beluisteren. Waarover gaat het lied? (het alfabet in het Frans) In grote lijnen komt het alfabet in het Frans overeen met het Nederlandse. Slechts voor enkele letters geldt een beduidend andere uitspraak: G [Fe], H [aG], J [Fi], W (double vé), Y (i grec). CD 1 track 4
12
Indien je de leerlingen niet meteen wilt laten zingen, kun je hen het alfabet ook eerst laten nazeggen. Het alfabet in het Frans kunnen opzeggen is geen verplicht doel, maar helpt op termijn bij het spellen. Vandaar dat het niet opgenomen is bij de doelen van deze unité, maar wel vermeld wordt bij de herhaling van unités 1-4. Als het chanson enkele keren gezongen wordt, is de kennis van het Franse alfabet al snel geïntegreerd.
2
Tu es d’où?
In unité 1 leerden de leerlingen elkaar te begroeten en zichzelf voor te stellen. Dat wordt hier hernomen en uitgebreid met de volgende communicatieve doelstellingen: vragen en zeggen hoe het gaat, vragen en zeggen vanwaar iemand is. Het geeft tevens de gelegenheid Franstalige plaatsnamen te introduceren, samen met de kaart van België. Livre 14
Mon prof dit ...
De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. (VVKBaO: klasinstructies begrijpen en erop reageren.) Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: de klasafspraken en -instructies.
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.2
LUI-03.05
L3.1
2
5.23a
DOD-01.06
DO1.22
23a
Hoewel deze instructies op het einde van de unité verschijnen, vestigen we er van bij de aanvang de aandacht op: gebruik deze instructies zo goed mogelijk tijdens deze unité en de volgende. CD 1 track 12
Livre 12
Écoutez bien! Répétez! Lisez! Faites l’exercice numéro 2!
Basistekst
Luister goed! Herhaal! Lees! Maak oefening nummer 2!
Tu es d’où? GO
OVSG
VVKBaO
ET
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.9
LEZ-05.17
Le5.3
9
De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten.
5.6
LEZ-05.06
Le2.1
6
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies.
5.14
SPR-04.14
S5
14
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: naam.
5.23a
DOD-01.05
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: zich voorstellen.
5.23a
DOD-01.07
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: begroeten.
5.23a
DOD-01.07
DO1.1
23a
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: adres.
5.23a
DOD-01.05
DO1.8
23a
Bereidheid en durf tonen om gesprekken te voeren in het Frans.
5.25
MOI-02.1
MI4
25
13
2
Leid de tekst in: We hebben al geleerd iemand te begroeten en ons voor te stellen. Wat kun je nog vragen en zeggen als je iemand voor het eerst ontmoet, bv. een nieuwe leerling op school of een jongen of meisje als je op vakantie bent? (hoe het gaat, vanwaar iemand is) Kijk naar de tekeningen onder de foto’s van de twee jongeren. Wat zijn dit? (verkeersborden die een plaatsnaam aanduiden) Wat zouden de jongeren dan aan elkaar verteld hebben? (Ik ben van Eeklo. / Ik ben van Liège.)
2
Dat zijn inderdaad de doelen van deze unité, zoals ze in het kader vooraan staan: Ik kan vragen en zeggen hoe het gaat. Ik kan vragen vanwaar iemand is. Ik kan zeggen vanwaar ik ben. CD 1 track 9
Laat de dialoog enkele keren beluisteren en stap meteen over op lezend spreken en naspelen.
Livre 12 CD 1 track 10
Je comprends ...
Nieuwe woorden en structuren
Achtergrondinformatie bij enkele items - Ça va? / Oui, ça va bien. Vestig de aandacht op het tekentje onder de c. De term “c cédille” behoud je best. Een omschrijving ervan (zoals “c met een tekentje onder”) is omslachtig. Leerlingen kunnen de term “c cédille” makkelijk koppelen aan de letter. Een c met een c cédille spreek je uit als s. - C’est chouette letten op de uitspraak, niet “chou - wette”, maar in één lettergreep: “chwèt”. - Tu es d’où? eventueel letterlijk verduidelijken: jij bent vanwaar? Vestig de aandacht op het accent (afgaand, van links naar rechts; het accent aigu op een è zal pas geleerd worden in unité 6). - Liège ook hier hetzelfde accent. - de Liège voorzetsels worden vet en groen gedrukt in de woordenlijsten. Deze kleine woordjes vormen immers vaak een contrast met het gebruik in een andere taal. Regelmatige oefeningen zullen het gebruik van de geleerde voorzetsels opfrissen. Wanneer zeg en schrijf je de?
Vooraf beluisterde en/of gelezen prescriptieve teksten luidop lezen.
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.11
SPR-04.06
S2.1
11
De verbinding tussen woorden als bouwsteen voor de zinsmelodie herkennen.
L1.4
De tweede rij van het kader vraagt: Heb je het gemerkt? Wanneer zeg en schrijf je de? En wanneer d’? Leerlingen moeten hiervoor het begrip “klinker” kunnen hanteren: voor een klinker (a, e, i, o, u) wordt de d’. De voorbeelden in de rechterkolom geven de vijf klinkers in alfabetische volgorde. Eventueel verduidelijken waarom dit gebeurt: de Aarschot, de Eeklo is moeilijk om uit te spreken, vandaar de verbinding. De apostrof (aanbevolen term boven weglatingsteken) toont dat daar iets is weggevallen, net zoals in het Nederlands ‘t is voor het is. Het punt is een specifiek doel in VVKBaO.
Integratie en vaardigheidstraining via oefeningen Cahier 5
Comment prononcer en français?
Hoe in het Frans uitspreken?
De drie oefeningen op deze pagina vestigen de aandacht op aspecten van de uitspraak.
1 14
In het Frans worden plaatsnamen anders uitgesproken dan in het Nederlands. De klemtoon ligt op de laatste lettergreep. Ook sommige letters spreek je anders uit.
Écoutez et indiquez qui parle: un néerlandophone ou un francophone?
Luister goed en zeg na. een Nederlandstalige of een Franstalige?
Het luisterdoel bepalen.
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.4
LUI-03.10
L5.1
4
De klemtoon (op laatste stemhebbende lettergreep) herkennen.
2
L1.2
Bereidheid tonen om bij het spreken te streven naar taalverzorging.
5.26
SPR-04.02
S8
26
Reflecteren over taal en taalgebruik om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden.
5.24
DOD-01.04
DO6
24
“De klemtoon ligt op de laatste lettergreep” betekent in feite “ de laatst uitgesproken lettergreep”. In woorden die op een doffe -e eindigen vormt dat onderdeel de laatste lettergreep, maar die wordt zelden uitgesproken. Dus zeg je in het Frans voor plaatsnamen als Harelbeke, Moerkerke, Meulebeke: [aYBlb’Dk], [muYk’DYk], [mVlBb’Dk]. Ook is het zo dat de klemtoon sommige klanken kan doen verschillen: de “ng” + doffe -e die je bv. in het Nederlands bij “Beringen” in de laatste lettergreep hoort [beYiEBn] wordt een [g + D] in het Frans: [beYingDn]. Je kunt ook eens de hele reeks “op z’n Frans” uitspreken of elk woord eenmaal in de ene en eenmaal in de andere taal. CD 1 track 13
Indien het geluidsmateriaal niet gebruikt wordt, en de leerkracht zelf voorleest, kan eventueel iets overdreven worden met de typische uitspraak van elk woord. *
1 2 3 4
Beringen Dentergem Grimbergen Harelbeke
N N N N
F F F F
5 6 7 8
Ingelmunster Kalmthout* Liedekerke Meulebeke
N N N N
F F F F
9 Oostkamp 10 Rotselaar 11 Stabroek 12 Waasmunster
N N N N
F F F F
Een Franstalige zal hier uitspreken zoals in het Franse woord “toute”.
2
In het Frans heb je ook neusklanken. a Écoutez bien et répétez. b Cherchez sur la carte (Livre, p. 13), les mots
avec an, en, in, ain, on. Écrivez-les ici.
Luister goed en zeg na. Zoek op de kaart (Livre, p. 13) de woorden met an, en, in, ain, on. Schrijf ze hier op. GO
OVSG
Franse klanken (...) herkennen en onderscheiden.
VVKBaO
ET
L1.1
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.8
LEZ-05.12
Le4.1
8
Vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.
5.10
SPR-04.03 en 04.04
S1
10
Bereidheid tonen om bij het spreken te streven naar taalverzorging.
5.26
SPR-04.02
S8
26
Drie van de vier neusklanken worden hier vermeld. De [X] van un wordt in unité 3 geleerd. Laat deze drie neusklanken goed horen, één na één, en laat nazeggen.
15
3
De -e (of -es) achteraan in een woord spreek je meestal niet uit. In je boek (p. 12-13) kon je dat al merken. Cherchez quatre de ces mots.
Zoek vier van die woorden. Schrijf ze hier op en spreek ze uit.
Écrivez-les ici et prononcez-les.
2
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.8
LEZ-05.12
Le4.1
8
Een tekst foutloos over schrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
“De -e (of -es) achteraan in een woord spreek je meestal niet uit”: op het niveau van onze leerlingen kunnen we dit als een eenvoudige vuistregel stellen. In werkelijkheid is het een complexe zaak. Afhankelijk van wat er voorafgaat en volgt, wordt een eind -e soms wel uitgesproken, bv. als er meerdere medeklinkers meespelen: le centre Pompidou, une autre classe. Kleine woordjes als je, le, me, te, ne, que vallen maar gedeeltelijk onder de regel. In een aantal gevallen spreek je de -e wel uit, in andere gevallen niet. De -e is bv. nog wél te horen bij het begin van een zin: ce livre, ne partez pas, que faire?, maar wordt facultatief in het voornaamwoord je vóór een medeklinker in de spreektaal: je viens / j’viens. Die kleine woordjes gaan dan allemaal “elideren” voor klinkers: j’appelle, l’école, je l’écoute ... En nog ingewikkelder wordt het met twee of drie van dergelijke gevallen achter elkaar: j(e) me l(e) suis dis - je m(e) le suis dis / j(e) te l(e) jure - je t(e) le jure. enz. Een mooi voorbeeld van de verborgen complexiteit van het Frans die we uiteraard niet meedelen aan de leerlingen. De opdracht vraagt vier woorden te vinden; in feite zijn er veel aanwezig: - in de tekst: Liège / chouette - in de namen van de steden op p. 12: Binche / Knokke / Nivelles / Uccle - in de aardrijkskundige namen op p. 13: la Belgique / la France / la Flandre / Bruxelles-Capitale / Bruges / Bruxelles / Dunkerque / Liège / Lille / Malines / Ostende
Cahier 6
4
Comment dit-on ton prénom en français? Et comment l’épeler en français?
Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld, ook buiten de school.
Hoe zegt men jouw voornaam in het Frans? En hoe spel je hem in het Frans? GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.27
DOD-01.01 en 01.02
DO8
27
In vele gevallen zal de spelling dezelfde zijn, maar er zijn ook heel wat voornamen met een Franstalige variant. Het spellen per letter is een toepassing van het alfabet geleerd in het chanson van unité 1 (dat kan opnieuw gezongen worden). De oefening gaat om meer dan enkel uitspraak: het gaat ook om bewustwording dat eenzelfde voornaam in andere talen bestaat en er een andere vorm (Jan Jean, Peter Pierre, Ellen Hélène ...), of minstens andere klemtoon kan aannemen. Ook accenten kunnen soms worden toegevoegd. Het spellen van letters met accenten werd echter nog niet geleerd: e accent aigu, a accent grave, enz.
16
5
Tu es d’où? a Travaillez à deux. Copiez la conversation (Livre, p. 12). Mais employez vos données personnelles.
Werk met twee. Schrijf het gesprek over (Livre, p. 12). Maar gebruik je persoonlijke gegevens.
b Jouez maintenant la conversation!
Speel nu het gesprek! GO
OVSG
VVKBaO
ET 19
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
Zich blijven concentreren op de schrijftaak.
5.22
SCH-06.06
Schr4.4
22
De eigen tekst nakijken.
5.22
SCH-06.08
Schr4.2
22
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies.
5.14
S5
14
SPR-04.14
Leerlingen werken met twee en beslissen onder elkaar wie de rol van de persoon links neemt en wie de rol van de persoon rechts. Ze kunnen hun hoofd in de cirkel tekenen of er een pasfoto kleven. In de verkeersborden schrijven ze de naam van hun respectievelijke woonplaats. De ICT-opdracht onderaan op p. 13 van Livre kan hierbij functioneel toegepast worden: Misschien heeft de gemeente waar jij woont ook een Franse naam. Vraag het aan je leerkracht of zoek het zelf op internet: www.enaction.be.
6
Une rencontre.
Een ontmoeting.
a Lisez d’abord les phrases en néerlandais. Écoutez ensuite les phrases en français. Écrivez le numéro au bon endroit.
Lees eerst de Nederlandse zinnen. Luister dan naar de Franse zinnen. Schrijf het nummer op de juiste plaats.
b Lisez maintenant à deux, directement en français.
Lees nu met twee, meteen in het Frans. GO
OVSG
VVKBaO
ET
De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. (VVKBaO: de volgorde van een verhaal, gebeurtenis ... reconstrueren.)
5.2
LUI-03.06
L3.2
2
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies.
5.14
SPR-04.14
S5
14
Bereidheid tonen om te luisteren in het Frans.
5.25
LUI-03.01
L6
25
Het gesprek staat in de juiste volgorde in het Nederlands (van boven naar onder lezen = a). De Franse zinnen worden in een andere volgorde gegeven en de leerling noteert het nummer dat met de gehoorde zin overeenstemt (= b). Vervolgens lezen twee leerlingen het gesprek door, in de gegeven Nederlandse volgorde, maar rechtstreeks vertalend in het Frans.
17
2
CD 1 track 15
Opgave Zeg telkens duidelijk het nummer van de zin, normaliter in het Nederlands, of in het Frans terwijl het nummer bv. op het bord geschreven wordt. 1 2 3 4 5 6
2 Cahier 6
7
Tu es d’où? Oui, ça va bien. C’est chouette! Moi, je suis de Liège. Bonjour, je suis Michelle. Bonjour, ça va?
Des plaques d’immatriculation.
Nummerplaten.
a Écoutez d’abord bien.
Luister eerst goed.
b Lisez ensuite comme dans l’exemple.
CD 1 track 16
Lees dan zoals in het voorbeeld. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gebruik maken van ondersteunend visueel en auditief materiaal.
5.4
LUI-03.11en 03-12
L5.5
4
Vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.
5.10
SPR-04.03 en 04.04
S1
10
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
De oefening gaat niet alleen om telwoorden, maar ook om spellen (daarom is het allicht nuttig om het chanson uit unité 1 nog eens opnieuw te zingen). Laat de leerlingen goed luisteren, daarna in stilte meelezen en vervolgens in groep luidop. Laat pas individueel luidop lezen als het vlot gaat. Na een eerste uitvoering en indien haalbaar, laat je de leerlingen opnieuw beginnen, maar iets sneller. Zo bevorder je het automatisme van het verband tussen het Arabisch cijfer en het Franse woord, net zoals het automatisme van de spelling van bepaalde letters. Je kunt het ook als luister- en noteeroefening hernemen: dicteer de letters en cijfers van enkele (uitgevonden) nummerplaten en laat noteren. De leerlingen kunnen dit ook per twee of in kleine groepen uitvoeren.
Livre 13
CD 1 track 11
18
J’explore ...
La carte de la Belgique GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. (VVKBaO: relaties leggen tussen de tekst en ondersteunend visueel materiaal.)
5.9
LEZ-05.16
Le5.4
9
De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden.
5.9
LEZ-05.18
Le5.5
9
De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
5.9
LEZ-05.19
Le5.6
9
Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de andere taalgebruikers.
5.27
DOD-01.03
DO9
27
Het beluisteren van de plaatsnamen in het Frans is belangrijk om leerlingen vertrouwd te maken met de Franse variant ervan. Lees de gemeentenamen voor of laat de opname beluisteren.
Laat het kaartje van België verkennen met behulp van enkele vragen: Wat zie je? (een kaart van België en een deel van Frankrijk, een deel van de Noordzee, namen van gemeenten in België en Frankrijk ...) Welke drie regio’s (gewesten) vind je op de kaart van België terug? (Vlaanderen, Wallonië, Brussel-Hoofdstad / Vlaams Gewest, Waals Gewest, Brussels Hoofdstedelijk Gewest) Hoe zeg je Vlaanderen en Wallonië in het Frans? (la Flandre, la Wallonie) Hoe zeg je “la Région de Bruxelles-Capitale” in het Nederlands? (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) Laat eventueel het woordenboek gebruiken. Bekijk de legende. Welk symbool hoort bij Vlaanderen? (de leeuw) Welk symbool hoort bij Wallonië? (de haan) Welk symbool hoort bij Brussel-Hoofdstad? (de iris) Dit is een kaart in het Frans: welke namen zijn anders in het Frans en het Nederlands? (niet alleen namen van gemeenten en gewesten, maar ook la France, la Belgique, la mer du Nord)
2
Op www.enaction.be vinden de leerlingen een lijst van Belgische gemeenten met een andere naam in het Nederlands en het Frans. Als de naam van de gemeente niet vermeld is, is het dezelfde naam in het Frans.
Cahier 7
8
J’explore ... (Livre, p. 13) Ik verken ... a Vul de lijst met plaatsnamen aan. Kijk goed of je het woord in het Frans of het Nederlands moet schrijven. b “Bruxelles est la capitale de la Belgique.” Ook al ken je het woord “la capitale” niet, uit de zin kun je de betekenis opmaken. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
5.9
LEZ-05.19
Le5.6
9
Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen.
5.9
LEZ-05.21
Le5.8
9
Bereidheid tonen om bij het schrijven te streven naar taalverzorging. (OVSG en VVKBaO: foutloos overschrijven.)
5.26
SCH-06.02
Schr6
26
Un jeu!
9
a Telkens als je drie opeenvolgende letters uit het alfabet ziet, moet je ze wegstrepen. Met de overblijvende letters kun je de naam van een stad vormen! Schrijf die rechts.
JEU JEU
b Maak nu zelf zo’n spel voor een klasgenoot. Aan de slag! GO
OVSG
VVKBaO
ET
Zich blijven concentreren op de schrijftaak.
5.22
SCH-06.06
Schr4.4
22
Het schrijfdoel bepalen.
5.22
SCH-06.07
Schr4.1
22
Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans.
5.25
SCH-06.01
Schr5
25
Bereidheid tonen om bij het schrijven te streven naar taalverzorging.
5.26
SCH-06.02
Schr6
26
19
jeu 5’
Werpspel
Tu es d’où? GO
2
OVSG
VVKBaO
ET
MI2
16
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
Zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken.
5.18
MOI-02.6
MI3.6
18
Bereidheid en durf tonen om gesprekken te voeren in het Frans.
5.25
MOI-02.1
MI4
25
Materiaal: - een bal (meerdere ballen voor de variatiemogelijkheden) - de kaart in Livre, p. 13 Speluitleg: Elke leerling kiest een Franstalige gemeentenaam. Leerling 1 gooit de bal naar leerling 2 en stelt de vraag: Tu es d’où? Leerling 2 antwoordt: Je suis de ... Leerling 2 gooit op zijn beurt de bal naar leerling 3 en stelt de vraag: Tu es d’où? ... Variatiemogelijkheden: - Breng 2 ballen in het spel. Dit zorgt ervoor dat leerlingen hun aandacht sterker moeten richten. - Speel het spel op een verder moment in het schooljaar en voeg extra vraag- en antwoordmogelijk heden toe. Bv. C’est quand, ton anniversaire?, Tu as quel âge?, Quelle est ton adresse? ... - Je kunt dit spel ook spelen zoals het kennismakingsspel uit unité 1, waarbij leerlingen hun gekozen voornaam aanvullen met de Franstalige naam van een gemeente. livre 11
Nous chantons!
Tu es d’où? GO
OVSG
VVKBaO
ET
Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen.
5.11
SPR-04.08
S2.1
11
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: adres.
5.23a
DOD-01.05
DO1.8
23a
Het chanson is een toepassing op de communicatieve structuren geleerd in de basistekst en op de namen van gemeenten geleerd bij de kaart van België.
20
3
Je cherche un stylo.
Waar mogelijk willen we de leerlingen ook Frans laten gebruiken in de gewone klascommunicatie. In deze unité worden enkele structuren aangebracht die ze regelmatig in de klas kunnen gebruiken bij het zoeken en aanbieden van iets. Daartoe leren de leerlingen ook het onbepaald lidwoord un, une en het telwoord tot 20. Livre 17
3
Mon prof dit ...
De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. (VVKBaO: klasinstructies begrijpen en erop reageren.) Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: de klasafspraken en -instructies.
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.2
LUI-03.05
L3.1
2
5.23a
DOD-01.06
DO1.22
23a
Hoewel deze instructies op het einde van de unité verschijnen, vestigen we er van bij de aanvang de aandacht op: gebruik deze instructies zo goed mogelijk tijdens deze unité en de volgende. CD 1 track 20
Entrez! Vous pouvez sortir! Valérie et Éric, venez au tableau! Sven et Mireille, effacez le tableau!
Kom binnen! Ga naar binnen! Jullie mogen naar buiten gaan! Valerie en Erik, kom aan het bord! Sven en Mireille, veeg het bord af!
Laat de leerlingen deze instructies “fysiek” uitvoeren, zonder dat je echter zelf aanwijzingen met lichaamstaal geeft. De leerlingen moeten de instructies kunnen herkennen en uitvoeren louter op de mondelinge stimulus. Combineer de nieuwe instructies met andere reeds gekende instructies: Prenez votre livre! / Prenez votre cahier! / Ouvrez votre livre à la page 4! / Fermez votre livre! Livre 15
Basistekst
Je cherche un stylo. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16
MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld.
5.27
DOD-01.01
DO8
27
Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: schoolmateriaal.
5.23a
DOD-01.06
DO1.23
23a
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Zelfstandige naamwoorden functioneel inzetten, met aandacht voor genus, getal en overeenkomst.
5.23b
DOD-01.13
DO5.4
23b
Lidwoorden functioneel inzetten.
5.23b
DOD-01.14
DO5.3
23b
De leerlingen Frans laten gebruiken bij normale handelingen in de klas ondersteunt het doel “Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld”.
21
Leid het thema van de unité in door bv. te vragen: Hoeveel keer per dag zeg je dat iets zoekt of nodig hebt? En naar wat zoek je het vaakst? (een pen, een potlood, een gom, enz.) Vanaf nu gaan we dat zoveel mogelijk in het Frans doen. De structuren die we hier leren, kunnen op allerhande klasvoorwerpen toegepast worden. Je kunt de woordenschat daartoe zelf aanbrengen en uitbreiden door bij bepaalde voorwerpen (in het echt of als illustratie) een kaartje met het woord toe te voegen, bv:
3
een schaar een bordwisser een spons een viltstift een markeerstift een stuk krijt een potloodslijper een meetlat
des ciseaux un effaceur une éponge un feutre un marqueur un morceau de craie un taille-crayon une règle
De tekst bestaat uit drie kleine gesprekken in stijgende moeilijkheidsgraad: 1 drie replieken met de basiselementen Je cherche ... / Voici ... / Ah, merci. 2 vier replieken, waarbij de eerste nieuw is: Qu’est-ce que tu cherches? gevolgd door de reeds gekende replieken van het eerste dialoogje. 3 vier replieken met variatie van de gekende gegegens en toevoeging van et en aussi. CD 1 track 17
Je kunt best elk gesprek apart behandelen. Laat de leerlingen elk dialoogje enkele keren beluisteren en stap dan meteen over naar lezend spreken en naspelen. Stap pas na die integratie naar het volgend dialoogje over.
Livre 13 CD 1 track 18
Je comprends ...
Nieuwe woorden en structuren
Achtergrondinformatie bij enkele items -
un crayon, un stylo / une feuille, une gomme in unités 3 en 4 worden de mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden nog in twee aparte kolommen aangebracht, om het verschil tussen beide goed duidelijk te maken. Opgelet: toevallig eindigen de mannelijke naamwoorden hier niet op -e (crayon, stylo), en de vrouwelijke wel (feuille, gomme): dit is echter helemaal geen regel en het leidt tot veel fouten als leerlingen die regel-reflex zouden ontwikkelen. Voor voorwerpen bestaat geen enkele regel die het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden helpt maken: elk woord moet als dusdanig met z’n eigen lidwoord geleerd worden.
- un crayon vestig de aandacht op uitspraak en schrijfwijze (of doe dit bij oef. 1). De letters ayon zijn dezelfde als in mayonaise. -
une feuille vestig de aandacht op uitspraak en schrijfwijze (of doe dit bij oef. 1). Ook dit woord is niet makkelijk om te schrijven. Eerst eu, want dat is de klank die je eerst hoort. Dan i - tweemaal l - en een e om te eindigen. Het woord bestaat echter ook in het Nederlands: portefeuille (wat letterlijk “draag- blad” betekent = een mapje om papier in te dragen).
- “Leer een zelfstandig naamwoord altijd met het lidwoord ervoor!” - We gebruiken hier voor het eerst de grammaticale termen “zelfstandig naamwoord” en “lidwoord”. Het kan nodig zijn die termen even te verduidelijken voor de leerlingen. - Dat is een kapitale regel en die reflex moet van bij de aanvang getraind worden. Bij het opvragen van woorden zullen de leerlingen dus altijd ook het lidwoord geven, zowel in de richting Frans-Nederlands (un crayon een potlood) als in de richting Nederlands-Frans (een potlood un crayon). We zullen er in het vervolg nog enkele malen de aandacht op vestigen.
22
- qu’est-ce que dit is erg moeilijk om te leren schrijven. Een tip die kan helpen is dat er na de letter q in het Frans altijd een u wordt geschreven (zoals ook bij quatre en quatorze). Je kunt de leerlingen eventueel op een apart blad of op het bord de woordencombinatie in stukjes laten inoefenen. Elk stukje wordt verschillende keren geschreven. Het moet een automatisme worden. - qu’est - qu’est-ce - qu’est-ce que. - Qu’est-ce que tu cherches en Je cherche beide worden als structuren aangebracht, zonder de infinitief chercher en zonder aandacht te schenken aan de vervoeging. (Dat gebeurt pas in unité 14.) Je kunt er wel al op wijzen dat bij tu de vorm cherches een -s krijgt. - Livre 16
voici de verschillende vertalingen (hier is / hier heb je / ziehier) geven de mogelijkheid om erop te wijzen dat elke taal zo z’n eigen manier heeft om zaken te zeggen. Je vertaalt niet altijd woord voor woord. (Achtergrondinformatie voor de leerkracht: voici komt van vois ici = zie hier, wat op dezelfde manier ziehier in het Nederlands heeft gegeven.)
Je comprends ... (vervolg)
Tellen van 11 tot 20
Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.9
LEZ-05.21
Le5.8
9
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
De uitbreiding voor de telwoorden wordt bovenaan p. 16 als deel van Je comprends aangekondigd. In En action worden de telwoorden vrij vlug aangebracht zodat je ze kunt gebruiken om te verwijzen naar pagina’s en oefennummers. De leerlingen kunnen al tot 10 tellen, hier leren ze het tot 20, in unité 6 tot 31 (voor de datum), in unité 12 tot 60 (voor de uuraanduiding), in unité 13 tot 100 en in unité 16 tot 1000. Als oefening om een naslagwerk te leren raadplegen, krijgen de leerlingen de gelegenheid de telwoorden zelf op te zoeken. Begeleid dit stap voor stap, na het voorlezen (of laten voorlezen) van de tekst bovenaan p. 16 in Livre: Waar begint de Petite grammaire in je Livre? Hoe vind je dat? (inhoudstafel vooraan raadplegen dan naar p. 93 gaan) (op p. 93) Wie vindt “het telwoord” op die bladzijde? Op welke bladzijde vinden we dan “het telwoord” in de Petite grammaire? (ergens na p. 97, doorbladeren tot we bij “het telwoord” komen) (op p. 99) Wat vind je op deze bladzijde? (getallen van 1 tot 1000) Wat kennen we al? (tellen van 1 tot 10) Wat gaan we nu bijleren? (tellen tot 20) CD 1 track 19
Laat de leerlingen samen luidop tellen van 1 tot 10 en laat hen dan de getallen van 11 tot en met 20 een paar keer beluisteren terwijl ze meelezen en ze vervolgens luidop meezeggen. Op dit punt hoeft deze reeks niet meteen “gekend” te zijn: de telwoorden komen immers nog overvloedig aan bod doorheen het leermateriaal, onder meer in het chanson van deze unité. Je kunt wijzen op relaties binnen het tiendelig stelsel: trois treize quatre quatorze six seize Je kunt laten ontdekken dat de Fransen getallen van twee cijfers omgekeerd plaatsen in vergelijking met het Nederlands: zeventien dix-sept (= tien + zeven) achttien dix-huit negentien dix-neuf
23
3
Integratie en vaardigheidstraining via oefeningen Cahier 8
1
3
Qu’est-ce que c’est?
Wat is dit?
Choisissez et copiez.
Kies en schrijf over. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. (VVKBaO: relaties leggen tussen de tekst en ondersteunend visueel materiaal.)
5.9
LEZ-05.16
Le5.4
9
De oefening vestigt de aandacht op de vier zelfstandige naamwoorden. Het lidwoord moet telkens meegeschreven worden als onlosmakelijk deel van het geheel.
2
Qu’est-ce que tu cherches?
Wat zoek je?
a Choisissez et copiez.
Kies en schrijf over.
b Cachez les solutions
Dek de oplossingen af en speel het gesprek.
et jouez la conversation. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Een tekst aanvullen met gegeven woorden.
5.20
SCH-06.04
Schr2
20
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Bereidheid tonen om bij het schrijven te streven naar taalverzorging. (OVSG en VVKBaO: foutloos overschrijven.)
5.26
SCH-06.02
Schr6
26
Bereidheid en durf tonen om gesprekken te voeren in het Frans.
5.25
MOI-02.1
MI4
25
Het dialoogje is een variant op de dialoogjes in de basistekst, maar gebruikt enkel de structuren die de leerlingen geleerd hebben.
3
Qu’est-ce qu’ils cherchent? a Écoutez et indiquez la lettre correcte.
Wat zoeken ze? Luister en duid de juiste letter aan.
b Dites ce que Yannick (1), Aïcha (2), Maya (3) et Frédéric (4) cherchent.
24
Zeg nu wat Yannick (1), Aïcha (2), Maya (3) en Frédéric (4) zoeken. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het luisterdoel bepalen.
5.4
LUI-03.10
L5.1
4
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Bereidheid tonen om te luisteren in het Frans.
5.25
LUI-03.01
L6
25
Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: schoolmateriaal.
5.23a
DOD-01.06
DO1.23
23a
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.
5.10
SPR-04.03 en 04.04
S1
10
Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten in de vorm van een opsomming navertellen.
5.12
SPR-04.09
S3
12
Luisteroefening op basis van de dialoogjes in de basistekst. Verduidelijk dat het gaat om vier jongeren die iets zoeken (de namen staan ook vermeld bij de b-instructie): Yannick (1), Aïcha (2), Maya (3) en Frédéric (4). Laat eerst de drie antwoordmogelijkheden van elk item in stilte lezen alvorens de opgave te laten horen. CD 1 track 21
Opgave (Twee van de aangeboden keuzes eindigen met hetzelfde element, dus er moet wel goed geluisterd worden.) 1 2 3 4
Yannick cherche un crayon et aussi une feuille. Aïcha cherche une feuille et aussi un crayon. Maya cherche un crayon et aussi une gomme. Frédéric cherche une gomme et aussi un stylo.
Het b-gedeelte is een productieve opgave. De leerlingen kennen nu het juiste antwoord, dat ze net hebben aangeduid. Op basis daarvan produceren zijzelf de zin van de opgave. Doe eventueel het eerste item voor. Noteer dat de leerlingen de derde persoon cherche stricto sensu nog niet kennen, maar dit kan geen probleem vormen.
Cahier 9
4
Le marathon. a Donnez la même couleur
Geef dezelfde kleur aan het woord en het getal
au mot et au nombre.
b Lisez les numéros dans le dessin de gauche à droite et de droite à gauche.
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
Lees de nummers in de tekening van links naar rechts en van rechts naar links. GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
De oefening sluit aan bij Je comprends in Livre, p. 16 (bovenaan). Laat de leerlingen eerst de getallen van 1 tot 20 enkele keren opdreunen. Ook zou het chanson van deze unité al ingelast kunnen worden om de getallen te helpen integreren. jeu 5’
Bingospel
5
2, 3, 5, 6, 8, 9, 11, 12, 14, 16, 17, 20 ... Bingo!
Bingo! Écrivez douze nombres entre 1 et 20. Écoutez et biffez les nombres. Criez “Bingo!” quand vous les avez tous.
Schrijf twaalf getallen tussen 1 en 20. Luister en doorkruis de getallen. Roep ”Bingo!” als je ze allemaal hebt.
25
3
3
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Het luisterdoel bepalen.
5.4
LUI-03.10
L5.1
4
Bereidheid tonen om te luisteren in het Frans.
5.25
LUI-03.01
L6
25
Woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Materiaal: - Cahier, p. 9 of een blanco rooster per leerling - een potlood per leerling - eventueel kaartjes met de getallen van 1 tot en met 20 Speluitleg: Elke leerling schrijft 12 willekeurige getallen van 1 tot en met 20 in het rooster in Cahier, p. 9. Laat de getallen één voor één beluisteren of lees luidop voor. Leerlingen die het getal opgeschreven hebben, doorkruisen het. Het spel duurt voort tot een leerling zijn volledige reeks getallen doorkruist heeft en luidop “Bingo!” roept. Controleer of de winnaar terecht is door hem zijn reeks van 12 getallen luidop in het Frans te laten voorlezen. Als twee leerlingen tegelijkertijd een volledige reeks hebben, is degene die het eerst riep de winnaar. Als een speler “Bingo!” heeft geroepen zonder dat dit klopt, moet hij opnieuw beginnen met een leeg rooster. CD 1 track 22
Opgave deux - trois - cinq - six - huit - neuf - onze - douze - quatorze - seize - dix-sept - vingt Als geen enkele leerling de opgegeven reeks heeft, kun je bijkomende getallen geven tot iemand wint: un - quatre - sept - dix - treize - quinze - dix-huit - dix-neuf. Variatiemogelijkheden: - Leerlingen kunnen dit spel ook per twee of in groep spelen, bv. tijdens hoeken- of contractwerk. Laat hen zelf een spelleider aanduiden. - Voorzie een rooster van 3 x 3 hokjes waarin elke leerling 9 getallen noteert. Het spel duurt net zolang tot een speler 3 getallen op een rij heeft. Dit mag zowel horizontaal, verticaal of diagonaal zijn.
LIVRE 16
26
J’explore ...
National Geographic Junior GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten.
5.5
LEZ-05.03
Le1.2
5
De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten.
5.6
LEZ-05.07
Le2.2
6
Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal.
5.9
LEZ-05.16
Le5.4
9
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.9
LEZ-05.17
Le5.3
9
De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden.
5.9
LEZ-05.18
Le5.5
9
De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
5.9
LEZ-05.19
Le5.6
9
Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen.
5.9
LEZ-05.21
Le5.8
9
Zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen.
5.9
LEZ-05.14
Le5.9
9
Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de andere taalgebruikers.
5.27
DOD-01.03
DO9
27
Herinner eventueel aan het doel van deze rubriek: We verkennen echte Franse teksten, zoals ze in de werkelijkheid voorkomen en we proberen zoveel mogelijk te begrijpen. Laat de cover van het tijdschrift verkennen met behulp van enkele vragen: Wat zie je? (een voorpagina of cover van een tijdschrift, een tijdschrift met op de cover een tijger ...) Waaraan merk je dat het een tijdschrift is? (de lay-out; de titel “National Geographic Junior”; de woorden “N°” , “13 septembre”, “€ 4,05” ...) Wie kent dit tijdschrift? Wat kun je er / zou je er in kunnen lezen? (allerlei informatie over dieren en planten, bescherming van de natuur ...) Wat is de bedoeling van de cover van een tijdschrift? (de lezer aanzetten om het tijdschrift te lezen of te kopen, de lezer informatie geven over wat er in het tijdschrift staat ...) Voor welke leeftijdsgroep is het tijdschrift in de eerste plaats bestemd? (voor 10- tot 12-jarigen) Hoe weet je dat? (10/12 ans) Laat eventueel het woordenboek gebruiken voor het woord an. Wat voor informatie vind je op de cover? (informatie over de inhoud van het tijdschrift, het moment waarop het tijdschrift verscheen ...) Wat kun je binnen in het tijdschrift vinden? Hoe weet je dat? (een grote poster van een onderwaterdier - ton poster géant; 2 stripverhalen - 2 BD; 3 pagina’s met spelletjes - 3 pages de jeux) Laat eventueel het woordenboek gebruiken. Welk geschenk krijg je bij het tijdschrift? Hoe weet je dat? (een gratis balpen - un bic gratuit) Waaraan zie je dat het tijdschrift onlangs vernieuwd is? (nouvelle formule) Welke woorden kun je vanuit het Nederlands begrijpen? (formule, septembre, poster, un bic; eventueel ook gratuit) Welke woorden zoek je best op in het woordenboek? (nouvelle, ans, géant, BD) Welke deel van het tijdschrift is in een andere taal dan het Frans geschreven? (de titel “National Geographic Junior” Engels) Het is inderdaad zo dat zowel de Franstalige als de Nederlandstalige uitgave van dit tijdschrift de Engelse benaming “National Geographic” behouden. Op www.natgeojunior.be vinden de leerlingen meer informatie over de Nederlandstalige versie van het tijdschrift.
Cahier 9
6
J’explore ... (Livre, p. 16)
Ik verken ...
Bekijk de cover van het tijdschrift. Noteer 4 Franse woorden die je vanuit het Nederlands kunt begrijpen. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het leesdoel bepalen.
5.9
LEZ-05.15
Le5.1
9
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.8
LEZ-05.12
Le4.1
8
De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden.
5.9
LEZ-05.18
Le5.5
9
27
3
De keuze van de woorden kan verschillen, maar normaal zijn deze de meest evidente vanuit het Frans: - identiek geschreven: formule, poster, bic - iets anders in het Nederlands: septembre (september), gratuit (gratis) Mogelijk signaleren leerlingen ook national (nationaal), geographic (geografisch) en junior (junior), maar dit zijn in deze context eigenlijk Engelse woorden. Dit biedt de gelegenheid om uit te leggen dat heel veel Franse en Engelse woorden op elkaar gelijken (in feite komt 50% van de Engelse woordenschat uit het Frans).
Un jeu!
3
7
LIVRE 17
a Vul de ontbrekende letters aan.
JEU
b Vul de letters hieronder in. Wat zegt de nieuwe leraar?
JEU
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Zich blijven concentreren op de schrijftaak.
5.22
SCH-06.06
Schr4.4
22
Het schrijfdoel bepalen.
5.22
SCH-06.07
Schr4.1
22
Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans.
5.25
SCH-06.01
Schr5
25
Bereidheid tonen om bij het schrijven te streven naar taalverzorging.
5.26
SCH-06.02
Schr6
26
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: begroeten.
5.23a
DOD-01.07
DO1.1
23a
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten.
5.5
LEZ-05.05
Le1.4
5
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.9
LEZ-05.17
Le5.3
9
Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen.
5.11
SPR-04.08
S2.1
11
Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: de klasafspraken en -instructies.
5.23a
DOD-01.06
DO1.22
23a
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Nous chantons!
À quelle page?
Het chanson integreert de telwoorden tot 20 en een aantal klasinstructies. Start eventueel met de vraag: Wat betekent de titel van het chanson: “À quelle page”? (Op welke pagina?) Als je ook naar de tekening kijkt, waarover zou dit dan chanson kunnen gaan?
28
4
Voici ma famille!
In deze unité gaan we verder met het thema “andere personen voorstellen”, nu toegepast op gezinsleden vanuit het standpunt van een kind (Dit is mijn vader, mijn moeder, mijn broer, mijn zus). Reeds gekende structuren (Bonjour, je suis ... / Voici ... / C’est ...) worden opnieuw gebruikt. De leerlingen leren nu ook de vormen van het werkwoord être als vervoeging in het enkelvoud, en de bezittelijke voornaamwoorden mon, ton, ma, ta. Livre 20
Mon prof dit ...
De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. (VVKBaO: klasinstructies begrijpen en erop reageren.)
GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.2
LUI-03.05
L3.1
2
DOD-01.06
DO1.22
23a
Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: de klasafspraken 5.23a en -instructies. CD 1 track 26
Schrijf de woorden over! Kijk goed! Let op! Werk met twee!
Copiez les mots! Regardez bien! Faites attention! Travaillez à deux!
Tijdens het werken met Cahier komen ook Franse instructies bij de oefeningen voor. Op dit punt zijn de leerlingen de termen copiez, les mots en travaillez à deux al tegengekomen. Livre 18
Basistekst
Voici ma famille! GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in narratieve teksten.
5.5
LEZ-05.04
Le1.3
5
Vooraf beluisterde en/of gelezen narratieve teksten luidop lezen.
5.11
SPR-04.07
S2.1
11
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.4
LUI-03.13
L5.3
4
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: naam.
5.23a
DOD-01.05
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: dichte familie.
5.23a
DOD-01.05
DO1.7
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: zich voorstellen.
5.23a
DOD-01.07
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: begroeten.
5.23a
DOD-01.07
DO1.1
23a
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: van welk geslacht hij/zij is.
DO1.6
Werkwoordsvormen en tijdsmarkeerders i.f.v. de communicatie in de tegenwoordige tijd functioneel inzetten.
5.23b
DOD-01.17
DO5.6
23b
Bezittelijke voornaamwoorden functioneel inzetten.
5.23b
DOD-01.15
DO5.5
23b
29
4
Leid het thema van de unité in, bv. als volgt: Wat kunnen we al? Iemand groeten (Bonjour), jezelf voorstellen (Je suis ...), vragen en zeggen hoe het gaat (Ça va? - Oui, ça va bien) en zeggen waar je vandaan komt (Je suis de ...). Als je thuis voor het eerst bij een vriend komt, of een vriend komt bij jou op bezoek, wat doe je dan als je daar onbekenden ontmoet? (personen aan elkaar voorstellen) Wie ga je dan aan wie voorstellen? (je vader, moeder, broer of zus aan je vriend / en je vriend aan je ouders, broer of zus) En als je een onbekende tegenkomt, en je weet niet wie het is, wat vraag je dan aan je vriend? (Wie is dit?) Dat zijn inderdaad de doelen van deze unité, zoals ze in het kader vooraan staan: Ik kan iemand voorstellen. Ik kan gezinsleden benoemen. Ik kan vragen wie iemand is.
4
Het bekende gezin Kiekeboe helpt de gezinsrelaties uit te drukken. Mogelijke inleiding: Wie heeft er al verhalen van Kiekeboe gelezen? Noem eens wat titels van albums. Wie zijn de leden van het gezin Kiekeboe? Achtergrondinformatie Merho, de auteur van Kiekeboe, heet eigenlijk Robert Merhottein. Hij is een Antwerpenaar, geboren in 1948. Al als tiener tekent hij strips (vanaf 1964 in het vakblad van de middenstand met gags rond Comi en Dacske; vanaf 1965 in Jong Caritas met Zoz en Zef). Na zijn studies Toegepaste Grafiek aan het Sint-Lucasinstituut in Brussel, wordt hij in dienst genomen bij Studio Vandersteen voor de Duitse serie Jerom en voor de reeks Pats. In 1977 lanceert Merho de reeks Kiekeboe voor de kranten Het Laatste Nieuws/De Nieuwe Gazet. De serie is gebaseerd op het poppentheater dat hij animeerde met zijn broer Walter. In 1983 kreeg Merho de Bronzen Adhemar, de hoogste striponderscheiding in Vlaanderen. Vanaf 1990 geeft Standaard Uitgeverij alle albums uit in kleur. Elke nieuwe titel verschijnt in een oplage van 100 000 exemplaren. In 1992 heeft de Standaard Uitgeverij een Franse en een Engelse uitgave van enkele albums van Kiekeboe geprobeerd, maar beide zijn geen succes geworden. Over de vorm van de namen: - Een aantal namen zijn in de Nederlandse en Franse uitgave identiek: Marcel, Charlotte, Fanny, en de booswicht Balthazar. - Een aantal andere zijn vertaald en hebben wij ook zo overgenomen, met name Constantin (voor Konstantinopel) en Mémé (voor Moemoe). - Joeksel en Froefroe, de vrienden van Konstantinopel, hebben we als namen behouden maar verfranst: Youksèl en Froufrou. - Enkele hebben wij opnieuw vertaald omdat de Franse versie te moeilijke namen gaf. Zo hebben wij voor Coucou geopteerd (in plaats van Quivoila, vertaling van Kiekeboe) en voor inspecteur Sapristi (in plaats van inspecteur Saperlipopette, vertaling van Inspecteur Sapperdeboere). Noteer in de tekst: - moderne is schuingedrukt omdat het een “onbekend” woord is. Het kan hier, als transparant woord, probleemloos begrepen worden. CD 1 track 23
Laat de tekst enkele keren beluisteren en stap meteen over op lezend spreken en naspelen.
30
Livre 19 CD 1 track 24
Je comprends ...
Nieuwe woorden en structuren
Ook in deze unité worden de mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden nog in twee aparte kolommen aangebracht, om het verschil tussen beide goed duidelijk te maken. Dat verschil wordt meteen op één verticale lijn gekoppeld aan de bezittelijke voornaamwoorden mon en ma en ton en ta. Vanaf unité 6 staan de mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden onder elkaar in alfabetische volgorde. Dat zal het afdekken van de lidwoorden mogelijk maken met het oog op extra training. Verwijs voor het leren van de woorden eventueel opnieuw naar de tips in Livre, p. 9 (“Woorden leren en taal tot leven brengen”) en laat de leerlingen deze principes toepassen. Bijzonder nuttig is hier tip 6 over de sleutelwoordmethode. De voorbeelden op p. 9 vermelden trouwens twee van de woorden die hier geleerd worden: un garçon = een jongen Gary is een jongen. un garçon un copain = een vriend M’n vriend heeft een leuke kop. un copain Achtergrondinformatie bij enkele items - C’est qui? hoewel deel van de uitdrukking, wordt ook qui als apart woord opgenomen in het woordenboek achteraan. Ook hier kun je de leerlingen herinneren aan de al vermelde regel: na de letter q, steeds een u (zoals in Qu’est-ce que, quatre en quatorze). -
une famille noteer dat bij de flitskaarten de vraag Qu’est-ce que c’est? als aanzet wordt gesteld bij de tekening. Op zich komt die vraag als structuur pas aan bod in unité 7, maar de leerlingen kennen al wel Qu’est-ce que uit Qu’est-ce que tu cherches en ook c’est ... . Daarom mag het geen probleem vormen om Qu’est-ce que c’est? in deze context te begrijpen.
- un copain, une copine we verkiezen deze termen eerst te introduceren, eerder dan un ami, une amie, om volgende redenen: - Qua betekenis past copain, copine beter in de context van de kinderen (kameraad, vriendje). Het zou onnatuurlijk zijn om een pas ontmoet speelkameraadje bij de ouders te introduceren als un ami. - De combinatie van mon + copain verplicht nog niet tot verbinding en klankwijziging, zoals in mon ami, wat op dit prille punt een bijkomend probleem zou vormen. Bij mon copain is het precies hetzelfde als bij mon père, mon frère, dat hier ook geleerd wordt. - De combinatie van ma + copine vermijdt op dit prille punt het moeilijke probleem dat bij amie het bezittelijk voornaamwoord mon moet zijn (mon amie), omwille van de aanvangsklinker. Bij ma copine is het precies hetzelfde als bij ma mère, ma sœur, dat hier ook geleerd wordt. - une sœur even melden dat de letters oe vaak aan elkaar geplakt worden, maar dat hoeft niet (de term voor dit fenomeen is une ligature). -
“Leer een zelfstandig naamwoord altijd met het lidwoord ervoor!” Dat blijft een kapitale regel en die reflex moet van bij de aanvang getraind worden. Bij het opvragen van woorden zullen de leerlingen dus altijd ook het lidwoord geven, zowel in de richting Frans-Nederlands (un père een vader) als in de richting Nederlands-Frans (een vader un père).
-
mon, ma we introduceren nu enkel deze vormen om de leerling te laten wennen aan de combinatie met mannelijke en vrouwelijke woorden. Dat wordt eerst goed geïntegreerd via de oefeningen en de volgende chansons. Son en sa worden nog niet aangebracht: die vormen stellen immers een bijzonder probleem (niet overeenstemmend met zijn / haar in het Nederlands). Het is beter de vormen mon, ma, ton, ta eerst stevig te integreren om de transfer naar son, sa vlotter te doen verlopen.
31
4
Livre 19
CD 1 track 25
4
Je comprends ... (vervolg) Het werkwoord être (zijn) GO
OVSG
VVKBaO
ET
Werkwoordsvormen en tijdsmarkeerders i.f.v. de communicatie in de tegenwoordige tijd functioneel inzetten.
5.23b
DOD-01.17
DO5.6
23b
Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp functioneel inzetten.
5.23b
DOD-01.22
DO5.2
23b
De drie vormen zijn al lexicaal gekend vanaf unité 1 (je suis Ellen, tu es Camille) en unité 2 (c’est chouette). Enkel de vormen van het enkelvoud worden hier gegeven (het meervoud volgt in unité 10). Tegelijkertijd komen de persoonlijke voornaamwoorden (je, tu, il, elle) en het aanwijzend voornaamwoord (c’) aan bod, als integrerend deel van de vervoeging, zonder dat we daar als zodanig aandacht aan schenken. Als je het nuttig vindt, kun je daar iets extra over zeggen en ook de verwijzing naar “eerste, tweede, derde persoon” gebruiken. De noemvorm être is hier deel van de aangeboden woordenschat, maar wordt niet communicatief ingeoefend daar nog niet bruikbaar. Dat kan alleen met infinitiefconstructies zoals tu ne vas pas être à temps; je voudrais être en France. Toch kun je even wijzen op être als werkwoord en op de gelijkenis met het Nederlands: dit heel frequente werkwoord heeft net zoals in het Nederlands heel afwijkende vormen, zowel de noemvorm (être = zijn) als de vervoeging. Wijs ook even op het accent, het “hoedje” of accent circonflexe, dat we later nog gaan tegenkomen in andere woorden.
Integratie en vaardigheidstraining via oefeningen Cahier 11
1
Ta famille et tes copains. Qui est qui?
Je familie en je vrienden. Wie is wie?
Choisissez et copiez. Notez ici le prénom.
Een tekst aanvullen met gegeven woorden.
Kies en schrijf over. Noteer hier de voornaam. GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.20
SCH-06.04
Schr2
20
Zorg besteden aan hun geschreven werk. Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: dichte familie.
Schr4.3 5.23a
DOD-01.05
DO1.7
23a
Opmerking: in de titel gebruiken we hier het gekende en meer evidente ta in plaats van votre, ook al gaan de instructies verder in tweede persoon meervoud, want die zijn immers aan alle leerlingen gericht. Na het noteren kun je één of meerdere leerlingen vragen hun tekst voor te lezen (of per twee aan elkaar voor te lezen). Wees gevoelig voor de uiteenlopende gezinsituaties van leerlingen. Niet alle leerlingen hebben een broer of zus, sommige leerlingen hebben een “plusvader” of een “plusmoeder”, twee vaders of twee moeders, en mogelijk geen gekende vader of moeder. In een hersamengesteld gezin (une famille recomposée) hebben leerlingen mogelijk wel andere kinderen in het gezin, maar dat zijn niet echt broers of zussen. Over het algemeen hebben leerlingen al wel geleerd zich aan te passen aan die realiteit en beschouwen ze ook niet-bloedverwanten als vader, moeder, broer of zus.
32
Als leerlingen vragen naar de Franse benaming van andere relaties, kun je daar op inspelen. Maar ook in het Frans liggen de termen allesbehalve vast omdat ze vaak verwijzen naar andere relaties uit het verleden of omdat ze nu denigrerend overkomen. Onder meer de volgende termen worden gebruikt: - stiefvader / stiefmoeder: beau-père / belle-mère - halfbroer / halfzus: demi-frère / demi-sœur (normaal bloedverwant) - jongen of meisje uit een andere relatie: quasi-frère / quasi-sœur
2
Mon ou ma?
Mon of ma?
a Complétez.
Vul aan.
b Maintenant, lisez tout vite. c Cachez la solution et lisez encore.
Lees nu alles vlug.
4
Dek de oplossing af en lees nog eens. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het schrijfdoel bepalen.
5.22
SCH-06.07
Schr4.1
22
Vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.
5.10
SPR-04.03 en 04.04
S1
10
Bezittelijke voornaamwoorden functioneel inzetten.
5.23b
DOD-01.15
DO5.5
23b
Het is van kapitaal belang de correcte oplossingen eerst goed te laten horen: het is materie die “in het oor” moet ingeslepen worden, zonder dat de leerlingen er nadien moeten over nadenken.
3
On présente qui? Écoutez et indiquez la lettre correcte.
Wie wordt er voorgesteld? Luister en duid de juiste letter aan. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het luisterdoel bepalen.
5.4
LUI-03.10
L5.1
4
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: dichte familie.
5.23a
DOD-01.05
DO1.7
23a
Bereidheid tonen om te luisteren in het Frans.
5.25
LUI-03.01
L6
25
Het luisterdoel bepalen: We gaan naar zes kleine teksten luisteren, soms maar van één zin. Iemand stelt iemand anders voor. De titel van de oefening luidt: Wie wordt er voorgesteld? Waarop moeten we dus letten als we luisteren? (de juiste naam) Laat de leerlingen eerst de drie antwoordmogelijkheden overlopen, voordat je hen de opgave laat horen. CD 1 track 27
Opgave 1 2 3 4 5 6
Tom, voici mon père. Papa, voici mon copain Rachid. Il est chouette! Christine, voici ma mère. Maman, voici ma copine Fatima. Elle est chouette! Sylvie, voici mon frère Corentin. Martin, voici ma sœur Céline.
33
4
Il y a combien de garçons et de filles dans votre classe?
Hoeveel jongens en meisjes zijn er in jullie klas?
Comptez-les en français!
Vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.
Tel ze in het Frans! GO
OVSG
VVKBaO
ET
5.10
SPR-04.03 en 04.04
S1
10
Een beroep doen op hun voorkennis. Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
4
S6.2 5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Laat de leerlingen uiteraard in het Frans tellen.
Cahier 12
5
On se présente!
We stellen elkaar voor!
Comment le dire?
Hoe zeg je het? GO
OVSG
VVKBaO
ET
Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten in de vorm van een opsomming navertellen.
5.12
SPR-04.09
S3
12
Het spreekdoel bepalen.
5.15
SPR-04.16
S6.1
15
Gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal.
5.15
SPR-04.17
S6.3
15
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: zich voorstellen.
5.23a
DOD-01.07
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: iemand voorstellen.
5.23a
DOD-01.07
DO1.2 en 1.3
23a
Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans.
5.25
SPR-04.01
S7
25
De oefening veronderstelt verschillende operaties: - omzetting van indirecte rede naar directe (hoewel de leerling zich daarvan niet bewust hoeft te zijn) - vertaling (niet letterlijk, maar als concept) - keuze tussen mon en ma. Ook al lijkt de oefening eenvoudig, toch mag je deze niet als eis stellen voor alle leerlingen omdat de gemelde operaties voor sommigen verwarrend kunnen zijn. Als de overgang van de Nederlandse indirecte rede naar de Franse directe rede wat moeilijk is voor sommige leerlingen, kun je de tussenstap ook in het Nederlands stellen: Je stelt je broer voor. Je zegt dus: Dit is mijn broer. Het is ook mogelijk de oplossing een (paar) keer voor te lezen, zodat de oefening herhaling wordt. Je kunt dit ook laten uitvoeren met kaartjes waarop de verschillende personen staan: “jezelf”, “je broer”, “je moeder”, enz. De leerling kiest een kaartje en stelt zichzelf of de persoon op het kaartje voor.
34
6
Qui parle? Écoutez. Notez le chiffre correct sur la ligne.
Wie spreekt er? Luister. Noteer het juiste cijfer op het lijntje. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Het luisterdoel bepalen.
5.4
LUI-03.10
L5.1
4
Het gaat om het herkennen van stemmen in de context. De rollen worden dan ook gespeeld door resp. jongens en/of meisjes.
4
Deze oefening vraagt: wie spreekt er? In de oefening zie je keuzes waar je een cijfer moet voor zetten. Je zal dus goed moeten luisteren: spreekt er één jongen, een jongen en een meisje, twee jongens, één meisje of twee meisjes? Op wat moet je dus letten? (de stemmen, wat ze zeggen) Indien nodig doe je het eerste item als voorbeeld. CD 1 track 28
Opgave 1 2 3 4 5
(jongen en meisje) Bonjour, Sandra! Ça va? - Ah, bonjour, Eric! Oui, ça va bien. Et toi? (twee jongens) Qu’est-ce que tu cherches, Nico? - Je cherche un crayon et aussi une gomme. (jongen) Bonjour, je suis Thierry et je suis de Turnhout. J’ai aussi un frère. (twee meisjes) Bonjour, tu es d’où? - Moi, je suis de Courtrai. Et toi? - Moi, je suis de Mons. (meisje) Bonjour, je suis Doria. Je suis de Bruges. J’ai un frère et une sœur. Et voici ma copine Sylvie!
Deze oefening kan ook gebruikt worden als mondelinge vertaaloefening: vertaal de Franse zinnen in het Nederlands.
7
Écrivez le chiffre devant la réponse.
a Combinez la question et la réponse.
Combineer de vraag en het antwoord. Schrijf het cijfer voor het antwoord.
b Cachez les chiffres à droite. Un élève pose la question, un autre répond.
Dek de cijfers rechts af. Een leerling stelt de vraag, een andere antwoordt.
c Écoutez et répondez sans regarder dans votre cahier.
Luister en antwoord zonder in je schrift te kijken. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in informatieve teksten.
5.5
LEZ-05.04
Le1.3
5
De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten.
5.6
LEZ-05.06
Le2.1
6
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.9
LEZ-05.17
Le5.3
9
Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen.
5.11
SPR-04.05
S2.1
11
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
De leerlingen combineren elke vraag met het passende antwoord. Laat hen eventueel bij het zoeken naar het juiste antwoord een hypothese vormen in het Nederlands over welke antwoorden kunnen gegeven worden (ET 9). Op die manier gaan ze het juiste antwoord in het Frans makkelijker herkennen.
35
8
Le verbe être. Choisissez la forme et écrivez toute la phrase.
Het werkwoord être. Kies de vorm en schrijf de hele zin. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Een tekst aanvullen met gegeven woorden.
5.20
SCH-06.04
Schr2
20
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
Zorg besteden aan hun geschreven werk. Werkwoordsvormen en tijdsmarkeerders i.f.v. de communicatie in de tegenwoordige tijd functioneel inzetten.
4
Schr4.3 5.23b
DOD-01.17
DO5.6
23b
Het kader rechts kan afgedekt worden om de oefening iets uitdagender te maken.
Cahier 12
9
a Écrivez le nombre à côté du mot. b Cachez les mots et lisez les nombres.
Cahier 19
Schrijf het getal naast het woord. Dek de woorden af en lees de getallen. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.
5.10
SPR-04.03 en 04.04
S1
10
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten.
5.5
LEZ-05.05
Le1.4
5
Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen.
5.11
SPR-04.08
S2.1
11
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: zich voorstellen.
5.23a
DOD-01.07
DO1.2 en 1.3
23a
Woordveld ”relatie tot de anderen” functioneel inzetten: iemand voorstellen.
5.23a
DOD-01.07
DO1.2 en 1.3
23a
Nous chantons!
Un copain et une copine
Het chanson is een toepassing op structuren geleerd in de basistekst. Eventueel kun je het chanson zo inleiden: Wat is de titel van het chanson? Wat zie je op de foto? Waarover zou het chanson gaan? (over een vriend en een vriendin) Cahier 20
36
J’explore ...
Je suis un artiste! GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten.
5.5
LEZ-05.03
Le1.2
5
De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten.
5.6
LEZ-05.07
Le2.2
6
Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal.
5.9
LEZ-05.16
Le5.4
9
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.9
LEZ-05.17
Le5.3
9
De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden.
5.9
LEZ-05.18
Le5.5
9
De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
5.9
LEZ-05.19
Le5.6
9
Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen.
5.9
LEZ-05.21
Le5.8
9
Zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles begrijpen.
5.9
LEZ-05.14
Le5.9
9
Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld, ook buiten de school.
5.27
DOD-01.01 en 01.02
DO8
27
Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de andere taalgebruikers.
5.27
DOD-01.03
DO9
27
In Livre vinden de leerlingen de kaft van en vijf pagina’s uit een tekenboek. Laat verkennen met behulp van enkele vragen: Lees de titel van het boek. (Je suis un artiste!) Wat betekent “un artiste” in het Nederlands? (een artiest, kunstenaar) Wat staat er al getekend op pagina 1 van het boek? (een (beweeg)kruis en vier touwtjes) Welke tekenopdracht krijg je op die pagina? (Teken een marionet.) Laat eventueel het woordenboek gebruiken. Wat staat er al getekend op pagina 2 van het boek? (een T-shirt) Welke tekenopdracht krijg je op die pagina? (Versier een T-shirt. *) Laat eventueel het woordenboek gebruiken. Wat staat er al getekend op pagina 3 van het boek? (een blad met drie lege foto’s) Welke tekenopdracht krijg je op die pagina? (Teken drie foto’s van het familiealbum.) Laat eventueel het woordenboek gebruiken. Wat staat er al getekend op pagina 4 van het boek? (een jonge giraf ) Welke tekenopdracht krijg je op die pagina? (Teken een mamagiraf.) Laat eventueel het woordenboek gebruiken. Wat staat er al getekend op pagina 5 van het boek? (een figuur waarvan het lijf een gestempelde duimafdruk is) Welke tekenopdracht krijg je op die pagina? (Dit is Klein Duimpje. Teken twee vrienden en twee vriendinnen.) Laat eventueel het woordenboek gebruiken. * Décorer un T-shirt is iets anders is dan Placez / Imprimez un dessin sur ce T-shirt. Décorer betekent hier beplakken / bestikken met pareltjes, vilten lapjes ... Via www.enaction.be kunnen de leerlingen de vijf tekenopdrachten downloaden, afdrukken en uitvoeren.
Cahier 12
10
J’explore ... (Livre, p. 20)
Ik verken ...
a Welke woorden begrijp je al? Schrijf ze over. b Kies één van de vijf tekenopdrachten in je boek. Schrijf de opdracht foutloos over. GO
OVSG
VVKBaO
ET
De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden.
5.9
LEZ-05.18
Le5.5
9
De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context.
5.9
LEZ-05.19
Le5.6
9
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
De eigen tekst nakijken.
5.22
SCH-06.08
Schr4.2
22
37
4
Un jeu!
11
JEU
a Schrijf onder elk nummer het passende Franse woord. b Welke personen wil Christophe voorstellen? Vind de mysteriezin door van rechts naar links te lezen en de ontbrekende letters in te vullen.
4 JEU 5’
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Zich blijven concentreren op de schrijftaak.
5.22
SCH-06.06
Schr4.4
22
Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans.
5.25
SCH-06.01
Schr5
25
Bereidheid tonen om bij het schrijven te streven naar taalverzorging.
5.26
SCH-06.02
Schr6
26
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Eliminatiespel
C’est qui?
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: dichte familie.
5.23a
DOD-01.05
DO1.7
23a
Bereidheid en durf tonen om gesprekken te voeren in het Frans.
5.25
MOI-02.1
MI4
25
Materiaal: - Cahier, p. 10 Speluitleg: Elke leerling herleest de namen van enkele gezinsleden en vrienden in Cahier, zoals voorzien in oefening 1. Ze wandelen door de klas en vragen naar elkaars gezins- en vriendschapsrelaties: - Qui est ton père? - Qui est ta mère? - Qui est ton frère? - Qui est ta sœur? - Qui est ton copain? - Qui est ta copine? Haal ondertussen de werkschriften op en verdeel ze in willekeurige volgorde over de leerlingen. Laat enkele leerlingen de zinnen bij oefening 1 voorlezen. De rest van de klas raadt dan over welke leerling het gaat. Variatiemogelijkheden: Je kunt ook zelf de zinnen voorlezen en licht aanpassen, bv. Veerle est sa mère. Warre est son copain ... C’est qui? Let wel: de leerlingen kennen de voornaamwoorden son / sa nog niet actief. Dit mag echter geen onoverkomelijk probleem vormen.
38
JEU
1-4 Livre 21
Révision
Herhaling
Mon portfolio Herhalen en steeds weer herhalen is noodzakelijk in taalonderwijs. Zelden wordt iets van de eerste keer verworven, net zoals in moedertaalontwikkeling. De term portfolio sluit aan bij wat het Europees Referentiekader aanbeveelt, namelijk een document dat de vorderingen van een taalleerder bijhoudt. Het klassieke portfolio geeft de niveaus aan die men na lange periodes bereikt, bv. na 2 of 3 jaar taalstudie. Die stemmen overeen met de algemene niveaus van het Referentiekader zoals A1, A2, B1, enz. Om echter de verfijnde stappen op een concrete manier weer te geven gebruikt men korte overzichten van doelen die men op korte termijn bereikt. Mon portfolio vat dan ook alle elementen samen die de leerlingen in de vorige vier unités geleerd hebben. - Het gedeelte “Ik kan ...” legt het accent op de vaardigheden. - Het gedeelte “Ik kan daartoe ...” verwijst naar de kenniselementen (woordenschat en spraakkunst) die nodig zijn om taalvaardig te zijn. - Het gedeelte “Ik kan ook ...” breng de strategieën in herinnering, zoals die worden toegepast op de authentieke documenten. Ook de rubriek Mon prof dit wordt vermeld, maar dit betreft facultatieve materie voor receptieve beheersing. Zie de volgende pagina voor een mogelijke verwerking. Overloop met de leerlingen de inleiding: Wat is een portfolio? en Hoe kun je met dit portfolio werken? Wat is de bedoeling van een taalportfolio Frans? a “Lees wat je moet kunnen en herhaal de Franse zinnen rechts. Blader indien nodig nog eens terug in je boek of werkschrift. Vraag hulp indien nodig. “
Deze vorm is die van de opfrissing met alle gegevens zichtbaar. Laat de zinnen hardop lezen (met twee in geval van replieken). Je kunt controleren of de leerlingen alles goed begrepen hebben door hen te vragen om een aantal Franse zinnen in het Nederlands te laten vertalen. Indien echter duidelijk is dat de leerlingen deze zinnen probleemloos begrijpen, doet men best geen beroep meer op vertaling.
b “Dek de Franse zinnen af. Kun je ze vlot zeggen? Je kunt dit ook samen met iemand anders oefenen.” Dit gaat een stuk verder. Na de nodige voorbereiding moeten leerlingen in staat zijn vanuit de linkerkolom de Franse zinnen rechts weer te geven. Je kan daarbij op twee manieren werken: - Laat een deel van de Franse zinnen aan de rechterkant afdekken zodat bv. maar één cm tekst links zichtbaar is: de leerlingen moeten de rest kunnen aanvullen op basis van de informatie in het Nederlands. Indien nodig, mogen ze iets meer tekst zichtbaar maken. - Geef de Nederlandse vertaling van een zin of laat een leerling die geven: de aangewezen leerling hervertaalt naar het Frans. c “Wil je zaken markeren of wat bijschrijven? Vraag dan aan de leerkracht een extra exemplaar.”
Noteer dat op www.enaction.be Mon portfolio ook als kopieerblad beschikbaar is (om op aan te duiden, te markeren ...), net als een woordenlijst U1-U4.
39
1 2 3 4
Livre 22
Mon prof dit...
1 2 3 4
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten.
5.5
LEZ-05.03
Le1.2
5
De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten.
5.6
LEZ-05.07
Le2.2
6
De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. (VVKBaO: klasinstructies begrijpen en erop reageren.)
5.2
LUI-03.05
L3.1
2
5.23a
DOD-01.06
DO1.22
23a
Woordveld ”dagelijks leven” functioneel inzetten: de klasafspraken en -instructies.
De laatste rij van het herhalingskader herinnert aan de klasinstructies die in de voorbije 4 unités aan bod kwamen. Je kunt ze herhalen en toetsen op één van volgende manieren (wel steeds receptief = de leerlingen moeten de instructies niet zelf in het Frans zeggen). - Volledig schriftelijk: leerlingen lezen de Franse instructies en noteren het overeenstemmende nummer bij de Nederlandse vertaling. In dat geval krijgen ze onderstaande gegevens volledig in twee kolommen. - Mondelinge opgave en schriftelijk reageren: leerlingen luisteren naar de Franse instructies (telkens voorafgegaan door het gemelde nummer) en noteren het overeenstemmende nummer bij de Nederlandse vertaling. In dat geval krijgen ze enkel de rechterkolom van onderstaande gegevens. - Mondelinge opgave en mondeling reageren: leerlingen luisteren naar de Franse instructies en reageren telkens met de Nederlandse vertaling. In dat geval krijgen ze geen tekst onder ogen. Vous comprenez tout?
Begrijp je alles?
Notez les numéros devant les phrases en néerlandais 1 Bonjour tout le monde! 2 Copiez les mots! 3 Écoutez bien! 4 Effacez le tableau! 5 Entrez! 6 Faites attention! 7 Faites l’exercice numéro 2! 8 Fermez votre livre!
Noteer de nummers voor de Nederlandse zinnen.
Maak oefening nummer 2! Goedendag iedereen! Kom binnen! Ga naar binnen! Let op! Luister goed! Schrijf de woorden over! Sluit jullie boek! Veeg het bord af!
9 Lisez! 10 Ouvrez votre livre à la page 4! 11 Prenez votre cahier! 12 Regardez bien! 13 Répétez! 14 Travaillez à deux! 15 Venez au tableau! 16 Vous pouvez sortir!
Herhaal! Jullie mogen naar buiten gaan! Kijk goed! Kom voor het bord! Lees! Neem jullie schrift! Open jullie boek op bladzijde Werk met twee!
40
Integratie en vaardigheidstraining via oefeningen Cahier 13
1
a Lisez les réponses à droite. Quelles questions faut-il poser? Choisissez et copiez.
Lees de antwoorden rechts. Welke vragen moet je stellen? Kies en schrijf over.
b Lisez à deux.
1
Lees met twee.
c Cachez une partie et reprenez.
2
Dek een deel af en herbegin. GO
OVSG
VVKBaO
ET
De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten.
5.6
LEZ-05.06
Le2.1
6
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.9
LEZ-05.17
Le5.3
9
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
Zich blijven concentreren op de schrijftaak.
5.22
SCH-06.06
Schr4.4
22
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Voor differentiatie kun je verschillend werken. - Laat de vragen afdekken. Leerling A stelt de vragen die bij de antwoorden horen (met of zonder zicht op de keuzes erboven); leerling B hoeft dan maar alleen in volgorde rechts te lezen. - Idem, maar leerling A stelt de vragen in willekeurige volgorde. Leerling A moet dan uit de juiste antwoorden kiezen. - Laat leerling B de antwoorden afdekken (en niet meer naar het boek kijken): hij moet dan logisch antwoorden op de gehoorde vraag.
2
On présente qui? Écoutez et indiquez la lettre correcte.
Wie wordt er voorgesteld? Luister en duid de juiste letter aan. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het luisterdoel bepalen.
5.4
LUI-03.10
L5.1
4
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Woordveld ”persoonlijke gegevens” functioneel inzetten: dichte familie.
5.23a
DOD-01.05
DO1.7
23a
Bereidheid tonen om te luisteren in het Frans.
5.25
LUI-03.01
L6
25
Het luisterdoel bepalen: We gaan naar zes kleine teksten luisteren. Iemand stelt iemand anders voor. De titel van de oefening luidt: Wie wordt er voorgesteld? Waarop moeten we dus letten wanneer we luisteren? (de juiste naam of persoon) Laat de leerlingen eerst de drie antwoordmogelijkheden overlopen, voordat je hen de opgave laat horen.
41
3 4
CD 1 track 29
1 2
Opgave 1 2 3 4 5 6
3
3
Bonjour, Erika. Voici ma mère. Papa, voici ma copine Gisèle. Elle est chouette! Bonjour, Micha. Voici mon frère Joris. Leila, voici ma sœur Nashima. Elle est chouette. Bonjour, Mustapha. Voici mon père. Il est de Bruxelles. Maman, voici mon copain Lucas. Il est de Namur. Il est chouette. Le verbe être. Choisissez la forme et écrivez toute la phrase.
Het werkwoord être. Kies de vorm en schrijf de hele zin.
4
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Een tekst aanvullen met gegeven woorden.
5.20
SCH-06.04
Schr2
20
Een tekst foutloos overschrijven.
5.19
SCH-06.03
Schr1.1, 1.2 en 1.3
19
Zorg besteden aan hun geschreven werk.
Schr4.3
Werkwoordsvormen en tijdsmarkeerders i.f.v. de communicatie in de tegenwoordige tijd functioneel inzetten.
5.23b
DOD-01.17
DO5.6
23b
Het kader rechts kan afgedekt worden om de oefening iets uitdagender te maken.
Cahier 14
4
Une rencontre dans un magasin.
Een ontmoeting in een winkel.
a Lisez d’abord les phrases en néerlandais. Écoutez ensuite les phrases en français. Écrivez le numéro au bon endroit.
Lees eerst de Nederlandse zinnen. Luister dan naar de Franse zinnen. Schrijf het nummer op de juiste plaats.
b Lisez maintenant à deux, directement en français.
Lees nu met twee, meteen in het Frans. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in narratieve teksten.
5.1
LUI-03.03
L2.2
1
Gebruik maken van ondersteunend visueel en auditief materiaal.
5.4
LUI-03.11en 03-12
L5.5
4
Deelnemen aan een gesprek door vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen; erop te reageren; zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen.
5.16 MOI-02.3 en 02.4
MI2
16
Het gesprek staat in de juiste volgorde in het Nederlands (van boven naar onder lezen = a). De Franse zinnen worden in een andere volgorde gegeven en de leerling noteert het nummer dat met de gehoorde zin overeenstemt (= b). Vervolgens lezen twee leerlingen het gesprek door, in de gegeven Nederlandse volgorde, maar rechtstreeks vertalend in het Frans. CD 1 track 30
Opgave. Zeg telkens duidelijk het nummer van de zin in het Nederlands. 1 2 3 4
42
Je cherche un stylo. Et toi? Oui, ça va bien. C’est qui? C’est ton copain? Bonjour, Sabine. Ça va?
5 Je cherche un crayon et aussi une gomme. 6 Ah, c’est chouette. 7 Non, c’est mon frère Patrick. 8 Et qu’est-ce que tu cherches?
5
Qu’est-ce qu’ils disent? Écoutez. Écrivez le numéro de la conversation sous le dessin.
Wat zeggen ze? Luister. Schrijf het nummer van het gesprek onder de tekening. GO
OVSG
VVKBaO
ET
Het onderwerp bepalen in narratieve teksten.
5.1
LUI-03.03
L2.2
1
De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. (VVKBaO: de volgorde van een verhaal, gebeurtenis ... reconstrueren.)
5.2
LUI-03.06
L3.2
2
Het luisterdoel bepalen.
5.4
LUI-03.10
L5.1
Gebruik maken van ondersteunend visueel en auditief materiaal.
5.4
LUI-03.11en 03-12
L5.5
4
Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst.
5.4
LUI-03.13
L5.3
4
Kijk naar de vier tekeningen. Wat zie je? 1 = een jongen en een meisje die elkaar groeten; bij het meisje staan nog 2 andere kinderen; 2 = een dame, een jongen en een meisje; de jongen lijkt het meisje voor te stellen; 3 = een jongen, een meisje en een heer; het meisje lijkt de jongen voor te stellen; 4 = twee kinderen in een winkel
We gaan nu naar vier gesprekken luisteren. Elk gesprek begint met een nummer. Je moet het nummer van het gesprek onder de juiste tekening schrijven.
Indien nodig kun je de gesprekken twee keer laten horen. CD 1 track 31
Opgave 1 Jongen: Maman, voici Martine. C’est une copine. Vrouw: Bonjour, Martine. Ça va? Meisje: Oui, ça va bien, merci. 2
Jongen 1: Qu’est-ce que tu cherches? Jongen 2: Un crayon. Jongen 1: Ah, un crayon. Jongen 2: Oui, et aussi une gomme.
3 Meisje: Papa, voici Bertrand. C’est un copain. Man: Bonjour, Bertrand. Ça va? Jongen: Oui, ça va bien, merci. 4
Meisje: Bonjour, Marc! Jongen: Bonjour, Isabelle! Meisje: Marc, voici mon frère René et ma sœur Martine. Jongen: Ah, bonjour, René. Bonjour, Martine.
43
1 2 3 4
6
Une grande école! Il y a combien de garçons et de filles dans chaque classe?
Een grote school! Hoeveel jongens en meisjes zijn er in elke klas?
a Écoutez et notez les nombres.
Luister en noteer de aantallen.
b Lisez maintenant.
1 2 3 4 CD 1 track 32
GO
OVSG
VVKBaO
ET
Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten.
5.3
LUI-03.07
L4
3
Vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.
5.10
SPR-04.03 en 04.04
S1
10
Woordveld ”hoeveelheidaanduidingen” functioneel inzetten: hoofdtelwoorden.
5.23a
DOD-01.12
DO3
23a
Opgave Classe 1: Classe 2: Classe 3a: Classe 3b: Classe 4a: Classe 4b: Classe 5a: Classe 5b: Classe 6a: Classe 6b:
44
Lees nu.
13 garçons et 12 filles 9 garçons et 11 filles 18 garçons et 7 filles 6 garçons et 14 filles 8 garçons et 17 filles 16 garçons et 5 filles 15 garçons et 13 filles 3 garçons et 19 filles 11 garçons et 16 filles 1 garçon et 20 filles