Evaluatie van de lespakketten Bouwen en milieu en Bouwen met de zon dr. H.J. Roossink dr. C. Terlouw Cip-gegevens Titelbeschrijving H.J. Roossink, C. Terlouw Evaluatie van de lespakketten: Bouwen en milieu en Bouwen met de zon 79p., lit., OC-rapport 78 Universiteit Twente (OC) 1995 Trefwoorden: Evaluatie Tekstverwerking: Druk: Centrale Reproductie Dienst Universiteit Twente, Enschede Copyright © 1995 Universiteit Twente Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without permission from the publisher. Inhoud Voorwoord 5 Leeswijzer 6
1
Uitgebreide samenvatting 7 0Korte samenvatting 13 1Inleiding 15 2De ontwikkeling van de lespakketten 17 2.1 Het doel van de ontwikkelde lespakketten 17 2.2 De lespakketten 17 2.3 De introductie van de lespakketten in het onderwijs 19 2.4 De opdracht tot evaluatie van de lespakketten 19 3Doel, uitgangspunten, evaluatievragen en opzet van de evaluatie 21 3.1 Doel 21 3.2 Uitgangspunten 21 3.3 Evaluatievragen 22 3.4 Evaluatieplan 23 3.5 Gerealiseerde evaluatie 24 3.6 Mogelijke gebruikswijzen en gebruiksniveau’s25 3.6.1 Gebruikswijzen 25 3.6.2 Gebruiksniveau’s26 3.7 Te onderscheiden factoren bij het in gebruik nemen van de lespakketten27 4Resultaten 29 4.1 Bezochte instellingen en evaluatie-gespreksdeelnemers29 4.2 Kennismaking met de lespakketten30 4.3 Gebruik en plaats van de lespakketten in het onderwijs32 4.3.1 Gebruik van de lespakketten 33 4.3.2 Plaats van de lespakketten in het onderwijs 34 4.3.3 Gebruik van enkele in de lespakketten opgenomen lesmaterialen35 4.3.4 Aanwezigheid in de bibliotheek36 4.3.5 Aanschaf van lespakketten 37
2
4.3.6 Gebruiksniveau’s38 4.4 De ervaren kwaliteit van de lespakketten 39 4.4.1 Onderwijsfunctionaliteit39 4.4.2 Planningsfunctionaliteit44 4.5 Factoren die van invloed zijn op de ingebruikneming van de lespakketten47 4.5.1 Waarom worden de lespakketten gebruikt? 47 4.5.2 Waarom worden de lespakketten niet gebruikt? 48 4.6 Het bereiken van de doelstellingen51 5Conclusies en aanbevelingen 55 6Een nabeschouwing en discussie van de resultaten 57 Bijlagen: 59 1Uitnodigingsbrief 2Vragenlijst kennismaking met en gebruik van de lespakketten 3Docenten-interview over lespakketten 4Vragenlijst Betrokkenheid bij vernieuwing (met resultaten) 5Studentenvragenlijst cursusevaluatie (met resultaten) 6Docentenvragenlijst cursusevaluatie (met resultaten) 7De term "goede kennis" 8Interviewvragen ter vaststelling van gebruiksniveau’s 9De zienswijze van de ontwerpers 10Overzicht van de door de evaluatie-gespreksdeelnemers gegeven kritiek op de lespakketten 11Door docenten gemaakte relativeringen ten aanzien van attitudevorming en de relatie kennis-attitude 12Door docenten gegeven suggesties ter verbetering van de lespakketten Voorwoord De lespakketten ’Bouwen en milieu’ en ’Bouwen met de zon’ zijn ontwikkeld om een bijdrage te leveren aan de oplossing van milieuproblemen en aan het terugdringen van het energiegebruik. Aan de Stichting Woon/Energie te Gouda is door NOVEM en het ministerie van VROM opdracht gegeven tot het ontwikkelen van het eerste lespakket en door NOVEM is de opdracht voor het tweede lespakket gegeven. De lespakketten waren gereed in september 1993. Via het onderwijs, docenten en studenten,
3
moet voorbereid worden dat afgestudeerden, werkend als projectleiders, aannemers en architecten hun bijdragen leveren in de bouwsector. Om na te gaan of de voorbereiding geslaagd is moet worden nagegaan of de inhoud van de lespakketten adequaat is en of ze gebruikt wordt in het onderwijs. Door het NOVEM is opdracht gegeven aan het Onderwijskundig Centrum van de Universiteit Twente om een evaluatie uit te voeren. Velen hebben een bijdrage geleverd aan deze evaluatie. We willen de contactpersonen, docenten en coördinatoren van de instellingen voor Bouwkunde-onderwijs hartelijk bedanken voor hun bijdrage, die varieerde van het beantwoorden van vragen in een gesprek tot het invullen van vragenlijsten en het organiseren van een vragenlijstafname bij studenten. Ook de toekomstige bouwkundigen bedanken we voor het invullen van de vragenlijst, meestal in een drukke tentamenperiode. Tijdens deze evaluatie hebben we uiteraard ook contact gehad met medewerkers van de Stichting Woon/Energie, de ontwikkelaars van de lespakketten. Zij waren steeds bereid ons van informatie te voorzien. Hartelijk dank daarvoor. Bij de start van de evaluatie hebben we deel kunnen nemen aan een gebruikersoverleg, met als voorzitter Mr.J.J.L.H.B. Winkels, waaraan voornamelijk bouwkunde docenten op het gebied van Bouwen en milieu deelnamen. Wij danken hen voor het informatieve overleg.
Leeswijzer Het rapport is zodanig geschreven en ingedeeld dat het op de volgende twee manieren te lezen is. AUitgebreide samenvatting Een korte, resultaat-gerichte versie van het hele rapport. Deze versie is bedoeld voor lezers die voornamelijk geïnteresseerd zijn in het gebruik van de resultaten. BDe genummerde hoofdstukken van het rapport Het complete rapport, waarin niet alleen de resultaten volledig opgenomen zijn, maar waarin ook verantwoord wordt hoe deze tot stand gekomen zijn. De 'Korte samenvatting' (hoofdstuk 0) en 'Conclusies en aanbevelingen' (hoofdstuk 5) kunnen hierbij ter introductie gelezen worden. Deze hoofdstukken zijn zelfstandig leesbaar.
Uitgebreide samenvatting Ontwikkeling lespakketten De lespakketten ’Bouwen en milieu’ en ’Bouwen met de zon’ zijn in opdracht van NOVEM - het eerste lespakket tevens in opdracht van het ministerie van VROM - ontwikkeld door de stichting Woon/Energie ten behoeve van de HBO-studierichting Bouwkunde. Uit vooraf uitgevoerd onderzoek was gebleken dat bij de instellingen voor Hoger Technisch Onderwijs nauwelijks bruikbaar lesmateriaal beschikbaar was voor deze onderwerpen. Doel van de lespakketten
4
Het doel is om via het onderwijs een bijdrage te leveren aan de oplossing van milieuproblemen en aan het terugdringen van het energieverbruik. In de lespakketten wordt aandacht besteed aan kennisverwerving en aan attitudevorming. De instellingen kregen deze pakketten aangeboden en konden er op eigen wijze gebruik van gaan maken, afhankelijk van hun eigen onderwijsprogramma. Voor de HBO-docenten was er sprake van een bijzondere situatie, omdat er kant-en-klare lespakketten aangeboden werden die elders ontwikkeld waren. Bij de ontwikkeling van de lespakketten gold als een belangrijk aandachtspunt dat de uitgangssituatie per onderwijsinstelling uiteen loopt. De samenstelling van het onderwijsaanbod en de verschillende invullingen van de onderwijsprogramma’s vroegen om een flexibel lespakket. De lespakketten zijn zodanig gemaakt dat een flexibel gebruik mogelijk is. Of dat gelukt is vormt één van de vragen in de hier gerapporteerde evaluatie van het gebruik van de lespakketten. De lespakketten De lespakketten bestaan elk uit een studentenboek, een informatiemap en een docentenhandleiding. Het studentenboek bevat te bestuderen teksten en het is voorzien van vele illustraties. De informatiemap vormt een naslagwerk met een verzameling artikelen, opdrachten, algemene informatie en een literatuuroverzicht. Het lespakket 'Bouwen en milieu' is gericht op het eerste studiejaar. Er wordt geen bouwkundige kennis verondersteld. Het pakket heeft een breed oriënterend karakter. Diverse aspecten van bouwen en milieu komen aan de orde. Het lespakket 'Bouwen met de zon' is gericht op onderwijs vanaf het tweede jaar en veronderstelt voorkennis op het gebied van bouwtechniek, bouwfysica en installatietechniek. Werkwijze bij evaluatie Het doel van de evaluatie is vast te stellen of de lespakketten 'Bouwen en milieu' en 'Bouwen met de zon' gebruikt worden, in 16 HBO-bouwkunde instellingen, op welke wijze, welke plaats de lespakketten hebben gekregen in het onderwijsprogramma en hoe de in gebruikname verlopen is. In deze evaluatie moeten verscheidene vragen beantwoord worden. In hoeverre zijn de lespakketten flexibel in te passen in het bestaand onderwijs? Welke factoren spelen een rol bij de in gebruikname? Voldoen de lespakketten aan de eisen van onderwijsfunctionaliteit en planningsfunctionaliteit? In totaal zijn er zes evaluatievragen geformuleerd. Deze vragen staan hierna vermeld onder 'Conclusies'. De gegevens voor deze evaluatie zijn afkomstig van docenteninterviews, vragenlijstafnames bij docenten en studenten, een inventarisatie van de wijze van toetsing en van de afname van tentamens. Het gebruik van de lespakketten kan variëren van uitgebreid en intensief tot oppervlakkig en beperkt tot een enkel hoofdstuk. Naar de mate van gebruik zijn in dit rapport de volgende gebruikswijzen gedefinieerd: "echt gebruik", "beperkt gebruik" en "geen gebruik". Uitvoering van de evaluatie De evaluatie is volgens de planning uitgevoerd. In alle instellingen is het gelukt een contactpersoon te vinden, o.a. om afspraken te maken voor een bezoek aan de instelling. Veertien instellingen werden bezocht. Met de overige twee had slechts telefonisch contact plaats (1x) of uitgebreid telefonisch contact (1x). Er werd gesproken met 20 docenten, drie studierichtingsleiders en een clustermanager. Conclusies Allereerst geven we een aantal conclusies. Voor zover de resultaten niet naar wens zijn, doen we aanbevelingen die er alsnog toe kunnen leiden dat het beoogde doel gehaald wordt. We maken onderscheid tussen aanbevelingen, die rechtstreeks voortvloeien uit de verzamelde gegevens en zo
5
mogelijk een oplossing bieden voor geconstateerde problemen, en aanbevelingen die niet direct voortvloeien uit de gegevens, maar gedaan worden naar aanleiding van de verzamelde gegevens. De aanbevelingen van het eerste soort staan onder het kopje ’Aanbevelingen’ en die van het tweede soort komen onder het kopje ’Nabeschouwing en discussie’ aan de orde. In deze evaluatie is antwoord gegeven op de gestelde evaluatievragen. De antwoorden worden nu samengevat in een aantal conclusies. De nu volgende nummering correspondeert met de evaluatievragen. Per conclusie wordt steeds eerst de evaluatievraag (cursief) gegeven. 1Hoe werd kennis genomen van de lespakketten en hoe vond de "vertaling" plaats van de lespakketten naar het eigen te verzorgen onderwijs? Elf van de zestien instellingen beschikken nu over kennis van de lespakketten. Docenten hebben individueel kennis gemaakt met de lespakketten, nadat ze deze via een collega of per post hadden ontvangen. De introductiebijeenkomst heeft een goede aanzet gegeven tot het kennis nemen van de lespakketten. De kennis is in zes instellingen omgezet in "echt gebruik" en in vijf andere instellingen in een marginaal gebruik van de lespakketten. 2Wat is de plaats van (delen/aspecten van) de lespakketten in het eigen onderwijs? In zes instellingen vindt "echt gebruik" van het lespakket ’Bouwen en milieu’ plaats in het eerste of tweede studiejaar ten gunste van in totaal een 400 studenten met een gemiddelde studiebelasting van 35 uur. In twee van deze instellingen is sprake van "echt gebruik" van het lespakket ’Bouwen met de zon’ in het vierde studiejaar ten gunste van in totaal 100 studenten met een gemiddelde studiebelasting van 16 uur. Daarnaast zijn er vijf instellingen met een marginaal gebruik van een lespakket. De vernieuwing is zover voortgeschreden dat er zes instellingen met "echt gebruik" zijn waarvan er één systematisch verbeteringen aanbrengt in het lespakketgebruik, terwijl dat bij de andere vijf niet, dan wel minder pregnant het geval is. 3Wat is de gebruikswijze van de docenten en van welk stadium van vernieuwing is sprake in de onderwijsinstellingen? Het proces van inpassen en opnemen van (delen van) de lespakketten in de instellingen is nog niet afgerond. Te verwachten valt dat het "echte gebruik" van een lespakket in het eerstvolgende studiejaar gerealiseerd zal worden in twee instellingen, die dat tot nu toe niet deden en dat het huidige "echte gebruik" in één instelling in omvang zal toenemen. 4Wat is de kwaliteit van de lespakketten? Zijn de lespakketten functioneel en hebben ze een goede planningsfunctionaliteit? De lespakketten zijn functioneel voor het onderwijs als studenten datgene leren wat ze moeten leren, daartoe uitgenodigd en aangezet door (onderdelen van) de lespakketten. Zo moeten de teksten van het studentenboek duidelijk geschreven zijn en de illustraties moeten ondersteunend werken bij de studie. Hoewel de lespakketten uiteenlopend toegepast worden, is de onderwijsfunctionaliteit van de lespakketten goed te noemen. Dit oordeel is gebaseerd op beoordelingen van docenten en studenten en op het geconstateerde gebruik van bepaalde onderdelen. De planningsfunctionaliteitvan de lespakketten is de geschiktheid van de lespakketten ten dienste van de docenten, zowel voor de directe voorbereiding van lessen als voor het ontwikkelen van onderwijs.
6
Het gaat om het maken van een cursusopzet en om het maken van de studiematerialen die voor een cursus nodig zijn. De conclusie luidt dat de planningsfunctionaliteit van de lespakketten goed is, omdat deze door de docenten positief beoordeeld is, in het docenteninterview en in de vragenlijst, en omdat gebleken is dat de lespakketten goed in gebruik te nemen zijn. Dit laatste is gebleken in elf van 16 instellingen, waarbij overigens in vijf instellingen van die elf sprake is van beperkt gebruik. Voor deze elf instellingen geldt dat er geen in de pakketten gelegen factoren zijn die het in gebruik nemen in de weg stonden of staan. De lespakketten zijn zodanig gemaakt dat ze in het HBO flexibel ingezet kunnen worden. 5Welke factoren zijn van invloed geweest op het (niet) in gebruik nemen van (delen/aspecten van) de lespakketten? In deze evaluatie wordt onderscheid gemaakt tussen factoren die gegeven zijn met (1) de docent, (2) het lespakket, (3) de onderwijssituatie in een instelling en daarbinnen in (a) de groep studenten, (b) het team en de schoolorganisatie en (c) de omgeving. In de opleidingen Bouwkunde spelen verscheidene belemmerende factoren een rol bij de in gebruikname van de lespakketten . Belangrijke belemmeringen zijn de volgende: AVoor het opnemen van een lespakket in een leerplan moet in dat plan ruimte vrijgemaakt worden. Dat is vrijwel altijd lastig om de volgende twee redenen: .de thema’s die zouden moeten wijken zijn ook niet onbelangrijk, .voor het inpassen van nieuwe thema’s is overleg nodig met verscheidene personen (3b) BHet ontbreken van een overlegstructuur voor docenten werkt belemmerend. De uitvoering van leerplan-vernieuwingen wordt in de instellingen veelal opgevat als een taak van de individuele docenten, die verantwoordelijk zijn voor hun eigen vak(ken). Bij het inpassen van lespakketten in een bestaand leerplan moet echter de inhoud van verscheidene vakken heroverwogen en eventueel herzien worden. Dit laatste wordt erkend in de instellingen. Voor overleg tussen docenten over leerplan-vernieuwingen is veelal geen overlegstructuur beschikbaar (3b). CAls voor de inpassing van lespakketten andere werkvormen dan de reguliere klassikale lessen of hoor- en werkcolleges nodig zijn of gewenst geacht worden dan vormt dat een belemmering omdat die werkvormen moeilijker te realiseren zijn of geacht worden dat te zijn. Als de instellingen niet beschikken over een organisatie (3b) waarin dergelijke werkvormen ingevoerd kunnen worden, dan is dat een belemmering. DEr zijn vaak allerlei andere zaken die spelen in het onderwijs (bijvoorbeeld een bezuiniging of reorganisatie) waardoor de aandacht niet vrij is voor mogelijke vernieuwingen (3c). Dit punt wordt veelvuldig genoemd. Meestal wordt er aan toegevoegd dat andere beslommeringen niet als excuus mogen gelden om het inpassen van een lespakket op te houden. De docenten hebben over het algemeen ontkend dat er onvoldoende tijd voor beschikbaar zou zijn.
7
Wij hebben niet de gelegenheid gehad dit aspect echt te betrekken in deze evaluatie. Het zijn voornamelijk factoren, die in de onderwijsinstelling gelegen zijn, die het gebruik beperken. Het ontbreken van een structuur voor docentenoverleg ten behoeve van onderwijsvernieuwing is te beschouwen als de belangrijkste belemmering. 6Worden de leerdoelstellingen op affectief gebied (houdingen) en op cognitief gebied (bijvoorbeeld kennis, inzicht en vaardigheid) bereikt? In vijf instellingen hebben studenten kennis opgedaan op het gebied van milieuproblematiek en zonne-energie en is een bijdrage geleverd aan de attitudevorming ten aanzien van de milieu- en energieproblematiek. Dit laatste is voornamelijk gebaseerd op oordelen van studenten. In deze evaluatie kon niet worden vastgesteld of in de cursussen waarin een lespakket gebruikt wordt, gezorgd wordt voor optimale kennisverwerving. Aanbevelingen 1Voor de continuering van het gebruik van de lespakketten ’Bouwen en milieu’ en ’Bouwen met de zon’ en ter stimulering van het toekomstig gebruik is het aan te bevelen de lespakketten aan te vullen met recente informatie over de thema’s van de lespakketten. De afgelopen jaren zijn er vele ontwikkelingen geweest op het gebied van de lespakketten, zodat het, vanwege he gedeeltelijk ontbreken van actualiteit, noodzakelijk is een recente versie te maken. Te denken valt met name aan onderdelen als de thema-artikelen, literatuurlijst, subsidielijst en excursiemogelijkheden. Verder zou ook aandacht besteed moeten worden aan recente regelgeving door de overheid. 2Het is gewenst dat er in de instellingen tussen docenten regelmatig een georganiseerd overleg plaatsvindt waarin voldoende tijd beschikbaar is voor onderwijsvernieuwing. Deze aanbeveling hebben we terughoudend geformuleerd, omdat deze evaluatie vooral gericht is op lespakketontwikkeling. De grootste belemmering voor de invoering lag evenwel niet in de lespakketten zelf, maar in de instellingen. De invoering zal gemakkelijker gaan als er samengewerkt wordt tussen docenten. Nabeschouwing en discussie In deze nabeschouwing willen we ingaan op het idee om via het onderwijs een bijdrage te leveren aan de oplossing van milieu- en energieproblemen. Uit deze evaluatie blijkt dat de lespakketten zelf goed voldoen aan de gestelde eisen. Ze zijn functioneel en de docenten kunnen er goed mee werken. Ze hebben er profijt van bij het lesgeven en de lespakketten zijn goed in te passen. De lespakketten blijken flexibel ingezet te kunnen worden. Wat de inhoud van de lespakketten betreft is het noodzakelijk deze weer ’up-to-date’ te maken, omdat er sinds de introductie in september 1993 al weer vele nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgehad op het gebied van de thema’s van de lespakketten. Nieuwe regelgeving is gerealiseerd. In een aantal Bouwkunde-opleidingen wordt gebruik gemaakt van een lespakket. Op dit moment worden de informatiemappen weinig gebruikt. Uitbreiding van gebruik is mogelijk. Bij de huidige toepassingen wordt wel gerealiseerd dat studenten kennis krijgen van de inhoud van de lespakketten, maar aan een verdieping van deze kennis en een verdere integratie in de opleiding wordt nog weini
8
aandacht geschonken. Door NOVEM kunnen initiatieven genomen worden ter stimulering van het verdere verloop en de afronding van de vernieuwing die in gang is gezet. Zinvol is de organisatie van een studiedag, waarop docenten ervaringen uitwisselen over het gebruik van de lespakketten, een cursus voor docenten of het verzorgen van begeleiding van docenten bij bepaalde vernieuwingsactiviteiten. Een onderwijsontwikkelingsproject dat gericht is op het gebruik van werkvormen ten dienste van verdere integratie en verdieping van de betreffende kennis in praktijksituaties is eveneens een zinvolle mogelijkheid. De onderwijsinstellingen hebben hun eigen verantwoordelijkheid. We menen dat voor een aantal instellingen geldt dat de voorwaarden om aan onderwijsvernieuwing te werken verbeterd kunnen worden. Docenten worden nog vaak gezien als personen die individueel verantwoordelijk zijn voor uitsluitend de vakken die ze zelf geven. Het onderwijs wordt nog vaak als een statisch geheel gezien, alsof de inhoud niet aan verandering onderhevig zou moeten zijn. Het zou voor docenten mogelijk gemaakt moeten worden om, naast het geven van lessen, vernieuwingen aan te brengen in cursussen, ook als het om veranderingen gaat die over de grenzen van hun vak heen gaan. Op dit moment heeft de toepassing van de lespakketten in een aantal instellingen ertoe geleid dat afgestudeerden een grotere bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van milieuproblemen en vermindering van het energiegebruik. 0Korte samenvatting De lespakketten ’Bouwen en milieu’ en ’Bouwen met de zon’ zijn in opdracht van NOVEM, het eerste lespakket samen met het ministerie van VROM, ontwikkeld door de stichting Woon/Energie ten behoeve van de HBO-studierichting Bouwkunde. Het doel is om via het onderwijs een bijdrage te leveren aan de oplossing van milieuproblemen en aan het terugdringen van het energieverbruik. In de lespakketten wordt aandacht besteed aan kennisverwerving en aan attitudevorming. De instellingen kregen deze pakketten aangeboden en konden er op eigen wijze gebruik van gaan maken, afhankelijk van hun eigen onderwijsprogramma. In deze evaluatie wordt nagegaan in hoeverre de lespakketten gebruikt worden en of ze flexibel in te passen zijn in het bestaand onderwijs. Welke factoren spelen een rol bij de in gebruikname? Voldoen de lespakketten aan de eisen van onderwijsfunctionaliteit en planningsfunctionaliteit? De gegevens voor deze evaluatie zijn afkomstig van docenteninterviews, vragenlijstafnames bij docenten en studenten, een inventarisatie van de wijze van toetsing en van de afname van tentamens. De lespakketten blijken aan de gestelde eisen te voldoen: ze zijn functioneel en bruikbaar voor docenten ter voorbereiding van hun onderwijs en ze kunnen flexibel ingepast worden in het bestaand onderwijs. Het gebruik van de lespakketten is nog beperkt: vijf instellingen die een pakket gebruiken zoals het bedoeld was en zes instellingen met een marginaal gebruik van een lespakket. Het ontbreken van een adequaat docentenoverleg over onderwijsvernieuwing wordt beschouwd als de belangrijkste belemmering voor het in gebruik nemen van de lespakketten. Ook bij de overige belemmeringen gaat het om factoren die in de onderwijsinstelling gelegen zijn. Het proces van ingebruikname van (delen van) de lespakketten is nog niet afgerond: op korte termijn is
9
een toename van het gebruik te verwachten. De belangrijkste aanbevelingen zijn: 1) te zorgen voor actualisering van enkele onderdelen van de lespakketten en 2) betere overlegmogelijkheden creëren voor docenten om aan onderwijsvernieuwing te kunnen doen. Aan Novem wordt in overweging gegeven het vernieuwingsproces, dat met het aanbieden van de lespakketten op gang gebracht is, nader te activeren, bijvoorbeeld door een studiedag te organiseren, een cursus op te zetten of een onderwijsontwikkelingsproject te laten opzetten. 1Inleiding Het inzicht dat milieu- en energie-aspecten betrokken moeten worden bij het bouwen vormde de hoofdaanleiding voor de ontwikkeling van de lespakketten 'Bouwen en milieu' en 'Bouwen met de zon'. Uit een vooronderzoek bij de instellingen voor Hoger Technisch Onderwijs kwam naar voren dat er nauwelijks bruikbaar materiaal was om deze onderwerpen in het onderwijsaanbod onder te brengen. Op grond van deze constateringen hebben Novem en het Ministerie van VROM aan de Stichting Woon/Energie te Gouda opdracht gegeven tot het ontwikkelen van het eerste lespakket en NOVEM heeft de opdracht voor het tweede lespakket gegeven. Drie scholen voor HBO hebben daarbij een bijdrage geleverd. In het HTO zijn docenten aangesteld die gewend zijn niet alleen onderwijs te geven, maar ook zelf onderwijs te ontwikkelen op het gebied waarvoor ze als docent verantwoordelijk zijn. Met de ontwikkeling van deze lespakketten is er voor de HBO-docent sprake van een bijzondere situatie, omdat er kant-en-klare lespakketten aangeboden worden die elders ontwikkeld zijn. Bij de ontwikkeling van de lespakketten is een belangrijk aandachtspunt geweest dat de uitgangssituatie per onderwijsinstelling uiteen loopt. De samenstelling van het onderwijsaanbod en de verschillende invullingen van de onderwijsprogramma's vragen om een flexibel lespakket. De lespakketten zijn zodanig gemaakt dat een flexibel gebruik mogelijk is. Of dat gelukt is vormt één van de vragen in de hier uit te voeren evaluatie van het gebruik van de lespakketten. 2De ontwikkeling van de lespakketten In dit hoofdstuk wordt beschreven vanuit welk doel de lespakketten ontwikkeld zijn (par.2.1), wat de inhoud van de lespakketten is (par.2.2) en hoe ze geïntroduceerd zijn bij docenten (par.2.3). In par.2.4 tot slot staat de opdracht tot evaluatie van de lespakketten vermeld. 2.1 Het doel van de ontwikkelde lespakketten Het doel van de ontwikkelde lespakketten is in de bouwsector een bijdrage te leveren aan de oplossing van milieuproblemen en aan het terugdringen van het energiegebruik. De studenten van het HTO zijn de projectleiders, aannemers en architecten van de toekomst. Door middel van onderwijs kan ervoor gezorgd worden dat zij gaan beschikken over de nodige kennis en over de bereidheid en houdingen om in de beroepspraktijk aan de slag te gaan met energiezuinig en milieubewust bouwen. 2.2 De lespakketten Beide lespakketten bestaan uit een studentenboek, een informatiemap en een docentenhandleiding. Ze hebben een zodanige inhoud en vorm dat ze op verschillende manieren te gebruiken zijn. De bedoeling is dat de docenten -afhankelijk van de wensen van hun instelling - bepalen op welke wijze de pakketten gebruikt worden. Een lespakket kan in zijn geheel, maar ook in onderdelen gebruikt worden. In onderdelen kunnen de lespakketten aan de orde komen in diverse vakgebieden van het bouwen
10
(bijvoorbeeld planologie, bouwfysica). De auteurs laten zien dat verschillende werkvormen mogelijk zijn. Het lespakket ’Bouwen en milieu’ is gericht op het eerste studiejaar. Er wordt geen bouwkundige kennis verondersteld. Het pakket heeft een breed oriënterend karakter. Diverse aspecten van bouwen en milieu aan de orde. Het lespakket 'Bouwen met de zon' is gericht op onderwijs vanaf het tweede jaar en veronderstelt voorkennis op het gebied van bouwtechniek, bouwfysica en installatietechniek. In beide lespakketten spelen affectieve doelstellingen een belangrijke rol: de student moet gevoel krijgen voor milieu- en energie-aspecten van het bouwen. Daarnaast zijn beide lespakketten gericht op het 'operationeel maken' van kennis en informatie. Praktijkvoorbeelden laten toepassingen zien en opdrachten laten de student zelf oplossingen zoeken. Daarbij is gezocht naar opdrachten waaraan kan worden gerekend. We geven nu in de figuren 1 en 2 een kort overzicht van de inhoud van beide lespakketten.
Bouwen en milieu Studentenboek
met de volgende zeven hoofdstukken 1 milieuproblemen in de bouw 2 milieu in het bouwproces 3 bouwmaterialen 4 het energiegebruik beperken 5 zonne-energie en installaties 6 het binnenmilieu 7 een ecologische woonomgeving
Informatiemap
naslagwerk algemene informatie literatuuroverzicht verzameling artikelen uit vakliteratuur opdrachten
Docentenhandleiding
Studiebelasting
40 uur (waarvan 14 contacturen)
Voorkennis
geen specifieke voorkennis
Verwante vakgebieden
architectonisch ontwerpen/bouwtechniek materiaalkunde bouwfysica milieukunde
Figuur 1 De inhoud van het lespakket
11
Bouwen en milieu. Het studentenboek geeft een beeld van de samenhang tussen bouwen en milieu. Het lespakket laat vooral zien wat er met de beschikbare kennis en informatie in de praktijk kan worden gedaan. Het lespakket volgt de drie hoofdlijnen van het Nationaal Milieu Beleidsplan: integraal ketenbeheer, energie-extensivering en kwaliteitsbevordering. Daarnaast wordt de structuur van het lespakket bepaald door de fasen van het ontwerp- en bouwproces en de rol die verschillende factoren in dat proces spelen. Bouwen met de zon Studentenboek
hoofdstukken: 1 bouwen met de zon 2 stedebouwkundig ontwerp en on 3 bouwkundig ontwerp en zon 4 bouwdelen en zon, en een literatuuroverzicht
Informatiemap
naslagwerk algemene informatie literatuuroverzicht verzameling artikelen uit vakliteratuur opdrachten
Docentenhandleiding
Studiebelasting
24 uur (waarvan 8 contacturen)
Voorkennis
bouwtechniek bouwfysica installatietechniek
Figuur 2 De inhoud van het lespakket Bouwen met de zon. Het studentenboek behandelt de achtergrond en de toepassing van technieken voor gebruik van zonne-energie in de (woning)bouw. Er wordt gebruik gemaakt van een drie stappen-strategie: beperking van de vraag, gebruik van duurzame bronnen en efficiënt gebruik van energie. Hiermee wordt aangesloten bij één van de hoofdlijnen van het Nationaal Milieu beleids Plan-plus: de lijn 'energie-extensivering'. 2.3 De introductie van de lespakketten in het onderwijs In september 1993 werd een bijeenkomst gehouden voor docenten HTO, waarin de lespakketten geïntroduceerd werden. Uiteengezet werd waarom de lespakketten ontwikkeld zijn en wat de gebruiksmogelijkheden zijn. Uitnodigingen voor de bijeenkomst zijn gestuurd naar alle 16 bouwkunde-opleidingen. De meeste instellingen waren er vertegenwoordigd. Per instelling namen één of enkele personen deel. Per instelling werd een exemplaar van elk van de lespakketten beschikbaar gesteld. Verder werd informatie verschaft over de wijze van bestelling.
12
Buiten deze introductiebijeenkomst zijn nog twee exemplaren van de lespakketten gestuurd naar de bouwkunde-opleidingen. Dit was bedoeld voor verdere verspreiding van de inhoud van de lespakketten. 2.4 De opdracht tot evaluatie van de lespakketten Bij de introductie van de lespakketten werden de bouwkunde-opleidingen door NOVEM al geïnformeerd over een evaluatie die zou worden uitgevoerd. De bedoeling was de inhoud van de lespakketten, de bruikbaarheid in het onderwijs en de ervaringen met de lespakketten te evalueren. De opdracht tot de evaluatie werd gegeven aan het Onderwijskundig Centrum van de Universiteit Twente. De evaluatie zou uitgevoerd worden in de eerste helft van het studiejaar 1994/1995. Later werd om praktische redenen besloten de evaluatie te spreiden over het gehele studiejaar, zonder uitbreiding te geven aan de evaluatie. Het was op die manier mogelijk meer praktijkervaringen te verzamelen. 3Doel, uitgangspunten, evaluatievragen en opzet van de evaluatie Beschreven wordt hoe de evaluatie uitgevoerd wordt: het doel (par.3.1), de uitgangspunten (par.3.2), de evaluatievragen (par.3.3) en het evaluatieplan (par.3.4). Na een korte oriëntatie in de instellingen kon de evaluatie beter afgestemd worden op de onderwijssituatie. De veranderingen ten opzichte van het vooraf opgestelde evaluatieplan staan vermeld in par.3.5. In par. 3.6 wordt beschreven hoe onderscheid gemaakt wordt in mogelijke gebruikswijzen van de lespakketten (par.3.6.1) en hoe onderwijsvernieuwing in een aantal fasen verloopt onder invloed van een aanbod van nieuwe lespakketten (par.3.6.2). In par. 3.7 tot slot worden factoren onderscheiden die een rol spelen bij het al of niet in gebruik nemen van lespakketten. 3.1 Doel Het doel van de evaluatie is vast te stellen of de lespakketten Bouwen en milieu en Bouwen met de zon gebruikt worden, in 16 HBO-bouwkunde instellingen, op welke wijze, welke plaats de lespakketten hebben gekregen in het onderwijsprogramma en hoe de in gebruikname verlopen is. Er wordt informatie verzameld ter beoordeling van de lespakketten en ter verbetering van de lespakketten zelf en de invoering ervan. Daarnaast is het de bedoeling bij de ontwikkeling van toekomstige lespakketten lering te trekken uit de opgedane praktijkervaringen. 3.2 Uitgangspunten Door lespakketten te ontwikkelen en aan te bieden aan de docenten van onderwijsinstellingen vindt een vernieuwing plaats van het onderwijs1. In deze evaluatie gaan we uit van zo'n vernieuwingsproces. Gewoonlijk worden hierin drie fasen onderscheiden: (a) een adoptiefase, waarin besloten wordt al of niet tot vernieuwing over te gaan, (b) een implementatiefase, waarin een vernieuwing ingevoerd wordt, en (c) een integratiefase waarin een vernieuwing ingebed en verankerd wordt in een organisatie. Ten aanzien van de wijze van vernieuwing wordt er in deze evaluatie van uitgegaan dat lespakketten weliswaar ingevoerd en gebruikt moeten worden overeenkomstig de intenties van de ontwerpers om de gewenste leereffecten te bereiken, maar dat tegelijkertijd de invoering en het gebruik aangepast moeten worden aan de concrete omgeving waarin het wordt uitgevoerd. Om overeenkomstig het doel van deze evaluatie lespakketten en de invoering ervan te verbeteren
13
worden de volgende drie fasen onderscheiden: a)een diagnose-fase, waarin vastgesteld wordt of er discrepanties zijn tussen de gewenste en de feitelijke situatie, b)een interventieplan-fase, waarin verbeteringen worden gepland, c)een evaluatiefase, waarin ingevoerde verbeteringen op effectiviteit worden getoetst. Deze evaluatie wordt beperkt tot de eerste twee fasen. 3.3 Evaluatievragen In deze evaluatie wordt, overeenkomstig de vorige paragraaf, ervan uitgegaan dat er een vernieuwing plaatsvindt in het onderwijs. In figuur 3 is deze vernieuwing schematisch weergegeven. Tevens is in kaart gebracht waarover informatie verzameld moet worden.
Figuur 3 Componenten van de onderwijsvernieuwing aangaande de lespakketten. Om deze evaluatie overeenkomstig het doel en het schema uit te voeren moeten de volgende vragen beantwoord worden: 1Hoe werd kennis genomen van de lespakketten en hoe vond de "vertaling" plaats van de lespakketten naar het eigen te verzorgen onderwijs?
14
2Wat is de plaats van (delen/aspecten van) de lespakketten in het eigen onderwijs? 3Wat is de gebruikswijze van de docenten en van welk stadium van vernieuwing is sprake in de onderwijsinstellingen? 4Wat is de kwaliteit van de lespakketten? Zijn de lespakketten functioneel en hebben ze een goede planningsfunctionaliteit? 5Welke factoren zijn van invloed geweest op het (niet) in gebruik nemen van (delen/aspecten van) de lespakketten? 6Worden de leerdoelstellingen op affectief gebied (houdingen) en op cognitief gebied (bijvoorbeeld kennis, inzicht en vaardigheid) bereikt? 3.4 Evaluatieplan De opzet voor de evaluatie werd gemaakt in een vroeg stadium toen nog weinig bekend was over de mate en wijze van gebruik van de lespakketten. Eén van de eerste stappen bij de uitvoering van de evaluatie was het contact opnemen met de instellingen om te proberen via een contactpersoon afspraken te maken voor de evaluatie. De betreffende persoon werd vooraf schriftelijk genformeerd (zie bijlage 1) over het doel van de evaluatie en de werkwijze. Tevens werd gevraagd in hoeverre men kennis had gemaakt met de lespakketten en of het materiaal gebruikt werd of gebruikt zou gaan worden. Daarmee werd een eerste indruk gekregen van het gebruik. Dat leverde voldoende informatie op om het evaluatieplan en de meetinstrumenten te kunnen afstemmen op de onderwijssituatie in de instellingen. Dit leverde een werkwijze op die in tabel 1 schematisch wordt weergegeven. Tabel 1 : Overzicht van gegevensverzamelingsmethoden per onderwerp. A
B
C
D
Eerste telefonisc h contact met instelling
Vragenli Bezoek jst instell over ing kennisma king en gebruik (contactpe (bijlage rsoon) 2) C1 Intervi ew (bijlag e 3) 1Kennismak ing
+
+
+
+
+
3Gebruiksw + ijze
+
+
2Plaats in het onderwijs
Student en vragenl ijst over cursus (bijlag e 5) C2 Vernieuwin gsvragenli jst (bijlage 4 )
+
15
E
F
Docenten Toet s vragenli jst over cursus (bijlage 6)
4Ervaren kwaliteit/ suggesties
+
aonderwijs functional iteit bplannings functional iteit 5Factoren van invloed op de in gebruiknam e
+ +
+
6Bereiken van leerdoelen
+
+= meetinstrument gebruikt bij onderwerp
In de tabel staan de evaluatiestappen A tot en met F aangaande de evaluatie-onderwerpen 1 tot en met 6. Deze onderwerpen corresponderen met de zes geformuleerde evaluatievragen. De meetinstrumenten staan vermeld bij B tot en met F. Met een plusje in de tabel wordt aangegeven welk meetinstrument voor welk onderwerp gebruikt wordt. De tabel geeft daarmee een overzicht van de wijze van gegevensverzameling voor de zes vragen. De evaluatiestappen A t/m F worden in deze volgorde uitgevoerd. De instrumenten, vermeld in B tot en met D, zijn in de bijlagen 2 tot en met 5 opgenomen. De stappen B t/m F vinden - voor zover ze van toepassing zijn - plaats in een van instelling tot instelling verschillende periode, afhankelijk van het trimester of semester waarin de betreffende cursus opgenomen is in het curriculum. Daar waar de lespakketten niet gebruikt worden, vervallen de stappen D t/m F. 3.5 Gerealiseerde evaluatie Voorafgaand aan het eerste telefonische contact met de instellingen werd een brief gestuurd (bijlage 2) met een aankondiging van de evaluatie. Gevraagd werd per antwoordbrief aan te geven wie als contactpersoon te bellen zou zijn en wanneer. Er kwam slechts één antwoordbrief terug. Op een gebruikersoverleg te Den Bosch d.d. 16 mei 1994 werd contact gelegd met docenten van drie instellingen. Bij de overige instellingen kostte het afgezien van een tweetal instellingen, gemiddeld meer dan twee weken tijd om telefonisch contact te krijgen met de betreffende persoon. Per telefoon bleek dat men bij 15 instellingen op de hoogte was van het bestaan van de lespakketten. Er was geen enkele instelling waar men niet accoord ging met een bezoek. In één geval werd in overleg besloten om van een bezoek af te zien, omdat er geen gebruik gemaakt werd van de lespakketten en de nodige gegevens ook per telefoon op te vragen zouden zijn. Bij een andere instelling werden de lespakketten ook niet gebruikt, en werd bezoek uitgesteld i.v.m. ziekte van een docent. Voorafgaand aan het bezoek van een instelling werd een vragenlijst (B) toegestuurd met het verzoek deze ingevuld te retourneren nog voor het bezoek. In deze vragenlijst werden alleen feitelijke gegevens opgevraagd. Vragen, die een beoordeling vereisen of vragen die leiden tot het becommentariëren van het één of ander werden ter plekke gesteld. De vooraf toegestuurde vragenlijst werd een aantal keren
16
onvolledig ingevuld en niet op tijd teruggestuurd. In instellingen waar de lespakketten niet of maar zeer ten dele gebruikt worden, had men moeite met invullen. Daarom werd daarna besloten om deze vragenlijst niet meer vooraf toe te sturen, maar om de vragen op te nemen in het interview. Ter plekke leverde de beantwoording geen problemen op. In het eerste telefonisch contact werd gevraagd wanneer de cursussen plaatsvinden waarin de lespakketten geheel of gedeeltelijk gebruikt worden. Het bezoek aan de instelling werd vervolgens zo mogelijk afgesproken voordat zo’n cursus plaatsvindt, zodat ter plekke afspraken gemaakt kunnen worden over de afname van de studentenvragenlijst en een toets ten dienste van de evaluatie van de lespakketten. Opvallend was dat men vooraf niet altijd wist wat precies de inhoud van de cursus zou zijn. Nieuwe, op het lespakket betrekking hebbende onderdelen, moesten nog ergens geplaatst worden. Evenmin was duidelijk hoe getoetst zou worden en het kwam nogal eens voor dat in bestaande cursussen delen van de lespakketten opgenomen worden/zijn zonder dat precies duidelijk was wat het leerresultaat daarvan bij de studenten moet zijn. Dit maakte het lastig om afspraken te maken voor de vragenlijstafname en de toetsing. De inhoud van de studentenvragenlijst werd aangepast nadat een aantal instituten bezocht was, en beter inzicht was gekregen in de situatie ter plekke. Bovendien werd de lijst ter becommentariëring naar een bouwkunde-docent gestuurd en aangepast naar aanleiding van de gegeven suggesties. In de wijze van toetsing werd pas in een laat stadium van studiejaar 1994/1995 inzicht gekregen. De wijze van toetsing was nog aan verandering onderhevig, en de docenten waren terughoudend in het sturen van informatie daarover. De belangrijkste reden is waarschijnlijk dat deze toetsing nog niet een vaste vorm heeft gekregen. Eind april 1995 werd duidelijk dat in de instellingen aandacht wordt besteed aan zowel kennisaspecten als aan attitude-aspecten, en dat slechts het kennisaspect in de tentamens aan de orde komt. Besloten werd voor de cursus Bouwen en milieu een toetsopdracht te maken waarin zowel kennisaspecten als attitude-aspecten opgenomen zijn. Voor de beantwoording zou 30 à 40 minuten nodig zijn. Er werd overlegd met een docent van een instelling waar deze toets - afgezien van de andere instellingen - ook afgenomen zou worden bij alle studenten in een periode voor het tentamen. Het lukte echter niet de organisatie hier rond te krijgen. Bovendien werd hierdoor een aantal weken vertraging opgelopen. Hierna werd de toets gemaakt in samenwerking met de stichting Woon/energie te Gouda en per post gestuurd naar de echte gebruikers en met het verzoek deze af te nemen bij een beperkt aantal studenten. Naast deze toets werden in de studentenvragenlijst vragen opgenomen over attitudes en over de relatie kennis en attitude. Dat was nodig omdat het doel van de lespakketten is een bijdrage te leveren aan de oplossing van milieuproblemen en aan het terugdringen van het energiegebruik. Dat doel kan alleen gerealiseerd worden als er in het onderwijs aandacht besteed wordt aan kennis- en attitudeaspecten in relatie tot elkaar. 3.6 Mogelijke gebruikswijzen en gebruiksniveau’s Ter beantwoording van de evaluatievraag naar de gebruikswijze van de lespakketten en het stadium van vernieuwing zullen we de termen gebruikswijze en gebruiksniveau omschrijven. Beschreven wordt in hoeverre en op welke wijze de lespakketten gebruikt worden door de instellingen. 3.6.1 Gebruikswijzen
17
De lespakketten kunnen op uiteenlopende manieren gebruikt worden. Naar de mate van gebruik wordt in deze evaluatie een onderscheid gemaakt tussen "echt gebruik", "beperkt gebruik" en de categorie "geen gebruik". Deze categorieën worden hierna gedefinieerd. We onderscheiden twee manieren van gebruik: xgebruik van een lespakket in een cursus of module ygebruik van een lespakket in (bepaalde) lessen van een docent We lichten dit toe. Onderwijs wordt veelal gegeven in cursussen, op zodanige wijze dat voor die cursussen een opzet is gemaakt die beschreven is in een cursusplan. Zo'n cursusplan is veelal uitgewerkt in een concreet draaiboek met een overzicht van data van bijeenkomsten en activiteiten van studenten en docent. Docenten geven hun lessen overeenkomstig zo'n cursusplan en draaiboek. Als een (gedeelte van een) lespakket deel uitmaakt van zo'n cursusplan en draaiboek, dan spreken we van het eerstgenoemde gebruik (x). Van de tweede vorm van gebruik (y) is sprake als (1) het om een serie lessen gaat die niet gegeven worden vanuit een cursusplan en draaiboek, die gemaakt zijn met behulp van een lespakket, maar (2) om lessen waarbij de docent indirect gebruik maakt van een lespakket omdat de kennis van het lespakket dient als achtergrondinformatie bij het lesgeven. Dit is een minder ver gaande vorm van gebruik, omdat het lespakket niet vertaald is in een cursusopzet. Het gaat slechts om het gebruik van bepaalde elementen/onderwerpen. De cursussen waarin lespakketten gebruikt worden kunnen zeer uiteenlopen zowel qua planning (cursus omschreven in een cursusplan versus een cursus die slechts in het hoofd van de docent aanwezig is), als qua aantal deelnemers (hoorcolleges voor 60 studenten versus een project voor drie studenten). Verder kan een cursus variëren naar de mate waarin een kleiner dan wel groter deel van het lespakket opgenomen is. Naar aantal deelnemers maken we onderscheid in cursussen met meer dan tien deelnemers (d categorie x1) en cursussen met maximaal tien deelnemers (de categorie x2). In deze evaluatie gaat het om het gebruik van de lespakketten 'Bouwen en milieu' en 'Bouwen met de zon'. Per pakket is een cursusboek en een informatiemap beschikbaar. Het gebruik van een cursusboek en/of informatiemap van een lespakket valt in de categorie x1. In de Bouwkunde-opleidingen bestaat in de vorm van een project/stage/-afstudeer-opdracht een cursusvorm voor kleine aantallen studenten (categorie x2), waarin de informatiemap gebruikt wordt. De derde vorm van gebruik is het gebruik van het cursusboek en/of de docentenhandleiding als achtergrondinformatie bij het geven van lessen (categorie y). Omdat zowel in x2 als in y op bescheiden schaal gebruik gemaakt wordt van een lespakket, noemen we dit "beperkt gebruik" in tegenstelling tot "geen gebruik", een term die geen toelichting behoeft. Voor de categorie x1 zullen we in dit rapport de term "echt gebruik" hanteren. Figuur 3 bevat een overzicht van deze termen.
18
gebruik in cursus (aantal cursisten) of in lessen
cursus: soort lessen: wijze van gebruik van lespakket
echt gebruik
x1 gebruik in een cursus met >10 studenten
cursus (excl. project/stage/afstudeeropdr acht)
beperkt gebruik
x2 gebruik in een cursus met <=10 studenten
project/stage/afstudeeropdr acht
y gebruik in bepaalde lessen
kennis van een lespakket als achtergrondinformatie voor het geven van lessen
geen gebruik
Figuur 4 De betekenis van de termen "echt gebruik" en "beperkt gebruik" 3.6.2 Gebruiksniveau’s Met de introductie en invoering van de lespakketten in het onderwijs is er sprake van een vernieuwing in het HTO-Bouwkunde onderwijs. Bij zo’n vernieuwing is er in het algemeen sprake van een drietal fasen: 1 kennismaking, 2 in gebruikname, 3 definitief maken van de vernieuwing. Na kennismaking wordt besloten om al of niet gebruik te gaan maken van een lespakket. Naar deze fasen, en rekening houdend met de mogelijkheid om wel of niet te gaan toepassen, onderscheiden we de volgende gebruiksniveau’s: a
Afwezigheid van gebruik. De docent weet weinig of niets van de lespakketten en doet niets om op de hoogte te geraken.
b
De docent is bezig de lespakketten op waarde te onderzoeken voor zijn specifieke situatie of heeft dat gedaan. Gebruik van de lespakketten is afwezig of zeer beperkt . De docent heeft de volgende stap van invoering (nog) niet gezet of heeft besloten daarvan af te zien
c
De docent is bezig zich voor te bereiden op de eerste uitvoering van (een deel van ) de lespakketten
d
De docent is bezig met een korte termijn toepassing van (onderdelen van) de lespakketten
e
De docent past (onderdelen van) de lespakketten op een stabiele manier toe, maar besteedt weinig aandacht aan verbeteringen
f
De docent past (onderdelen van) de lespakketten toe en besteedt de nodige aandacht aan verbeteringen door middel van samenwerking met collega’s
19
g
De docent past (onderdelen van) de lespakketten toe en evalueert grondig de waarde van de pakketten i.v.m. mogelijke wijzigingen en of alternatieven.
Figuur 5 Gebruiksniveau’s Per instelling kan vastgesteld worden van welk gebruiksniveau sprake is. De lespakketten kunnen afzonderlijk of samen, en geheel of in onderdelen toegepast worden. De uitgebreidheid van toepassing varieert. 3.7 Te onderscheiden factoren bij het in gebruik nemen van de lespakketten In de vijfde evaluatievraag gaat het om de factoren welke leiden tot het in gebruik nemen van (delen van) de lespakketten. Met name is ook van belang na te gaan welke factoren dat belemmeren. Docenten in de bouwkunde-opleidingen hebben de mogelijkheid de aangeboden lespaketten wel of niet in gebruik te nemen. In deze evaluatie moet vastgesteld worden welke factoren dat belemmeren. In deze evaluatie maken we onderscheid tussen de volgende groepen van factoren: 1kenmerken van de docent, 2kenmerken van het lespakket, 3kenmerken van de onderwijssituatie in een instelling. Voorbeelden van kenmerken van een docent zijn het aantal dienstjaren en zijn of haar vol- of deeltijds dienstverband. De duidelijkheid en begrijpelijkheid van een lespakket is een voorbeeld van 2. Bij 3 - de onderwijssituatie in de instelling - is sprake van een gelaagde gebruikssituatie. Drie lagen worden onderscheiden: agroep studenten, bteam en schoolorganisatie, comgeving. 4Resultaten We geven nu de resultaten van deze evaluatie op grond van de verzamelde gegevens. De lespakketten waren gestuurd naar 16 instellingen met een opleiding Bouwkunde. De evaluatie is gericht op deze Bouwkunde-opleidingen. De opleidingen zijn bezocht. De docenten zijn geïnterviewd. Vragenlijsten zijn afgenomen bij studenten en docenten en tot slot is nagegaan hoe getoetst wordt in de cursussen en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Met de verzamelde gegevens worden de evaluatievragen (zie par.3.3) beantwoord. De evaluatievragen komen in de nu volgende paragrafen achtereenvolgens aan de orde.
20
In de eerste paragraaf (par. 4.1) is geïnventariseerd hoeveel instellingen bezocht zijn en welke mensen deelnamen aan de evaluatiegesprekken. Par. 4.2 gaat over de kennismaking met de lespakketten (evaluatievraag 1), par. 4.3 over het gebruik en de plaats van de lespakketten in het onderwijs (evaluatievragen 2 en 3) en par. 4.4 over de kwaliteit van de lespakketten (evaluatievraag 4). De kwaliteit van de lespakketten wordt in par. 4.5 vastgesteld (evaluatievraag 4). Daarna volgt een analyse van de factoren die van invloed zijn op de in gebruikname van lespakketten (par.4.5; evaluatievraag 5) en tot slot gaat een paragraaf over het bereiken van de doelstellingen (par.4.6; evaluatievraag 6). 4.1 Bezochte instellingen en evaluatie-gespreksdeelnemers Er werd gestart met het bellen van de instellingen om via een contactpersoon, verbonden aan die instelling, afspraken te maken voor een bezoek. Er was een lijst beschikbaar met personen die daartoe gebeld konden worden. In alle instellingen is het gelukt een contactpersoon te vinden om afspraken te maken. Per instelling is geprobeerd een gesprek te arrangeren met de docenten en/of de studierichtingscoördinator die als taak hebben om de aangeboden lespakketten op hun merites te beoordelen en zonodig op te nemen in het onderwijsaanbod. Met de persoon waar in eerste instantie telefonisch contact mee tot stand kwam werd overlegd wie bij dat gesprek aanwezig zouden moeten zijn. De betreffende persoon arrangeerde dan dat gesprek. Aanwezig zijn meestal de docenten die vakken geven welke verwant zijn aan de inhoud van de lespakketten en de studierichtingsleider als deze met de eventuele invoering te maken heeft gehad. Tabel 2 geeft een overzicht van de instellingen en de aantallen personen waarmee gesproken is. Tabel 2: Aantal bezochte instellingen een aantallen evaluatie-gespreksdeelnemers bezoek
uitgebreid tel. contact
tel. totaal contact
evaluatie-gespreksdee 1 (9x), 2 lnemers (2x), 3 (3x)
1
1
24
aantal instellingen
1
1
16
14
Veertien instellingen werden bezocht. Met de overige twee had slechts telefonisch contact plaats (1x) of uitgebreid telefonisch contact (1x). Dit laatste hield in dat ook (interview) vragen gesteld en beantwoord werden. In de nu volgende tabel staan de aantallen evaluatie-gespreksdeelnemers en hun functie. Tabel 3: Aantallen evaluatie-gespreksdeelnemers en hun functie docent
studierichting clustermana totaal sleider ger
20
3
1
24
21
Er werd gesproken met 20 docenten, drie studierichtingsleiders en een clustermanager (zie tabel 3). Hierna zullen we deze personen aanduiden als de evaluatie-gespreksdeelnemers. Toevallige (niet geplande) gesprekken tijdens het bezoek, met bijvoorbeeld een mededocent, directeur of studierichtingsleider, tellen niet mee in deze tabellen. 4.2 Kennismaking met de lespakketten Nagegaan is in hoeverre de evaluatie-gespreksdeelnemers kennis hebben gemaakt met en nader kenni hebben genomen van de lespakketten. Eén evaluatie-gespreksdeelnemer (docent) deelde per telefoon mee niet op de hoogte te zijn van het bestaan van de lespakketten. Tijdens het tweede telefoongesprek, enkele weken later, bleek dat de docent geen kennis had genomen en zou nemen van de lespakketten na een eerdere - op eigen initiatief - gedane toezegging dat te zullen doen. Een consequentie was dat in overleg werd besloten van een bezoek af te zien. Met de docent van een andere instelling werd vanwege het beperkte gebruik in de instelling afgesproken om de evaluatievragen per telefoon te stellen. Er werd geen bezoek afgelegd aan deze instelling. De andere veertien instellingen werden wel bezocht. Tijdens het bezoek aan de instelling wordt aan de docenten gevraagd of zij kennis hebben gemaakt met de lespakketten en in hoeverre zij beschikken over kennis van de lespakketten. Het op een globale manier, in de vorm van drie categorieën van kennis, vaststellen van kennis, is voldoende in het kader van deze evaluatie. Deze drie categorieën van kennis, zijn benoemd en ze geven opeenvolgende gradaties van kennis weer: "geen kennis"<"gedeeltelijke kennis"<"goede kennis". De mate (gradaties) van kennis beschouwen we als te variëren in omvang (meer of minder hoofdstukken van het studentenboek; milieumap; docentenhandleiding) en in kwaliteit (een hoofdstuk goed bestudeerd hebben versus een hoofdstuk gelezen hebben). Kennis welke de omvang van een geheel lespakket (studentenboek, informatiemap en docentenhandleiding) heeft en een kwaliteit verkregen door een keer goed te lezen valt in de categorie "goede kennis".3 De categorie "gedeeltelijke kennis" is van toepassing als men minder kennis heeft dan "goede kennis" en minimaal één onderdeel (een hoofdstuk, een artikel uit de informatiemap of vijf pagina's van de docentenhandleiding) gelezen heeft. De categorie "geen kennis" is van toepassing als men minder kennis van de lespakketten heeft dan "gedeeltelijke kennis". Iemand die in het geheel geen kennis heeft valt dus in deze categorie, evenals iemand die van één hoofdstuk slechts een paar bladzijden heeft gelezen. In hoeverre de evaluatie-gespreksdeelnemers beschikken over kennis van de inhoud van de lespakketten werd globaal vastgesteld door hen er ter plekke naar te vragen; bovendien vond enige verificatie plaats tijdens het interview waarin diverse vragen gesteld werden over de inhoud van de lespakketten, de mate van gebruik, de wijze van gebruik en de beoordeelde kwaliteit ervan. Het resultaat staat in tabel 4. In de tabel staat op de eerste gegevensregel aangegeven, dat 17 evaluatie-gespreksdeelnemers (71%) "goede kennis" van de lespakketten hebben, vijf (21%) "gedeeltelijke kennis"en twee (8%) "geen kennis". Tabel 4: Aantallen evaluatie-gespreksdeelnemers met een bepaalde kennis van de lespakketten en aantallen instellingen waarvan het personeel (evaluatie-gespreksdeelnemers) niet, gedeeltelijk of
22
volledig kennis heeft genomen van de lespakketten geen kennis van de lespakketten en niet op de hoogte van het bestaan ervan
geen kennis van de lespakketten en wel op de hoogte van het bestaan ervan
gedeeltelijk e kennis van de lespakketten
goede tota kennis van al de lespakkette n
evaluatie- 1 gespreksde elnemers
1
5
17
24
instelling 1 en
1
3
11
16
In de tabel staat op de eerste gegevensregel aangegeven, dat 17 evaluatie-gespreksdeelnemers (71 %) "goede kennis" van de lespakketten hebben, vijf (21 %) "gedeeltelijke kennis" en twee (8 %) "geen kennis". Aan de betreffende docenten is gevraagd of er nog collega’s zijn die (ook) kennis hebben van de lespakketten. In een beperkt aantal gevallen was er iemand die over kennis van de lespakketten beschikt en niet aan het gesprek deelnam. Omdat het om een klein aantal docenten gaat kunnen we stellen dat staat gemaakt kan worden op de zojuist gegeven percentages. Op de volgende regel van tabel 4 staat vermeld welke kennis van de lespakketten aanwezig is in de instellingen. In deze tabel krijgt een instelling de kennis toegewezen van haar personeelslid (evaluatie-gespreksdeelnemer) met de meeste kennis. Op die manier wordt uitgedrukt welke kennis in zo’n instelling aanwezig is. In elf instellingen (69 %) wordt beschikt over "goede kennis" van de lespakketten, in drie instellingen (19 %) over "gedeeltelijke kennis" en twee instellingen (12 %) vallen in de categorie "geen kennis". Er worden uiteenlopende redenen genoemd om niet, nauwelijks of slechts gedeel-telijk op de hoogte te zijn van de inhoud van de lespakketten. We noemen er enkele: -de docent wil een lespakket wel een keer bestuderen, maar heeft vooralsnog andere prioriteiten gesteld; -het is er nog niet van gekomen om een lespakket een keer goed door te nemen; -het lespakket is een keer doorgebladerd en nog niet bestudeerd omdat een eventueel gebruik toch nog niet aan de orde is; en -de docent geeft een ander vak (dus dat ene lespakket is niet van toepassing). We hebben hier aangegeven hoezeer de docenten aan de instellingen zich moeite hebben getroost kennis te nemen van de aangeboden lespakketten. We gaan nu na op welke wijze zij in eerste instantie kennis hebben gemaakt met de lespakketten. Het resultaat staat in tabel 5.
23
Tabel 5: Aantallen evaluatie-gespreksdeelnemers met een bepaalde wijze van kennismaking met de lespakketten introduct lespakket(t lespakket(t iebijeenk en) via en) per omst mededocent/ post bezocht ontvangen studiericht ingsleider/ voorganger ontvangen evaluatie 12 gespreksdeelneme rs
9
2
niet tota kennis al gemaakt met lespakket ten
1
24
De helft van de personen (12) gaf te kennen dat ze naar de introductiebijeenkomst van de lespakketten zijn geweest en dat dat hun eerste kennismaking was. Deze bijeenkomst was georganiseerd door NOVEM. De introductie van de lespakketten werd verzorgd door medewerkers van de stichting Woon/Energie. Negen personen kregen de lespakketten via een mededocent, studierichtingsleider of voorganger, twee per post en één in het geheel niet. Slechts in één instituut (3 docenten) geeft men aan dat de inhoud van de lespakketten duidelijk besproken is in een vergadering met docenten met de bedoeling er kennis van te nemen. In dat instituut was men ook naar de introductiebijeenkomst geweest. In tabel 6 staat per instelling aangegeven hoe de eerste kennismaking met een lespakket tot stand kwam. Tabel 6: Aantallen instellingen met een bepaalde wijze van kennismaking met de lespakketten introductiebij introductiebije eenkomst enkomst niet bezocht bezocht
instellingen
9
totaa l
wel kennis gemaakt met lespakketten
niet kennis gemaakt met lespakketten
6
1
16
Van negen instellingen is minimaal één docent naar de introductiebijeenkomst geweest. In de meeste gevallen was dat één van de huidige evaluatie-gespreksdeelnemers. Van de overige zeven instellingen is volgens opgave niemand naar die bijeenkomst geweest. In zes van die instellingen heeft minimaal één docent wel kennis gemaakt met de lespakketten. De conclusie ten aanzien van de kennis die docenten hebben opgedaan en de wijze waarop (evaluatievraag 1) luidt als volgt: In elf van de zestien instellingen wordt nu beschikt over kennis van de lespakketten. Docenten hebben individueel kennis gemaakt van de lespakketten, nadat ze deze via een collega of per post hadden ontvangen. Een introductiebijeenkomst heeft een goede aanzet gegeven
24
tot het kennisnemen van de lespakketten. De kennis is in zes instellingen "vertaald" in een cursus en in vijf andere instellingen in een marginaal gebruik van de inhoud van de lespakketten. 4.3 Gebruik en plaats van de lespakketten in het onderwijs De eerste paragraaf (4.3.1) laat zien hoe frequent en hoe uitgebreid de lespakketten gebruikt worden. In deze paragraaf wordt de (derde) evaluatievraag over de gebruikswijze van de docenten beantwoord. Vervolgens wordt de plaats in het onderwijs (tweede evaluatievraag) beschreven (par.4.3.2) om daarna over te gaan naar het gebruik van lesmaterialen die opgenomen zijn in de lespakketten (par.4.3.3) en vast te stellen of de lespakketten voor gebruik beschikbaar zijn in de bibliotheek (par.4.3.4) en aangeschaft zijn voor en door studenten (par.4.3.5). In deze paragrafen gaat het ook om de evaluatievraag naar de gebruikswijze van de docenten. De laatste paragraaf (4.3.6) laat zien van welk stadium van vernieuwing sprake is in de instellingen. 4.3.1 Gebruik van de lespakketten Per instelling is gevraagd of men gebruik maakt van de lespakketten en zo ja, wat men ervan gebruikt (zie tabel 7). Tabel 7: Aantallen instellingen per gebruikswijze van de lespakketten (de gebruikscodes zijn gedefinieerd door de plus-tekens die erachter staan en die het gebruik van lespakketonderdelen aangeven; de gebruikscodes worden alleen gebruikt voor verwijzing in latere tekst) Gebrui Aantal kscode instell Cursus ingen
Cursus
Milieuma p in project/ stage/af studeeropdracht
Bouwen met de zon
Bouwen en milieu
Zonnemap in project/s tage/afst udeer-opd racht
Lespakke t B&M als achtergr ondinfor matie voor docent
Lespak t B&Z als achter ondinf matie voor docent
+ +
+
4
3
Cursusb Milieum Cursusbo Milieum oek ap ek ap P Q R S
2 1 1 2
T U V
1 3 1
W
5
+ + + +
+ + + +
+
Totaal 16 6
1
2
1
25
2
+
= een instelling maakt gebruik van het aangeduide lespakketonderdeel
Uit de tabel blijkt dat de lespakketten in de instellingen heel divers gebruikt worden. Er zijn elf instellingen die er wel en vijf die er geen gebruik van maken. Tussen de instellingen die er wel gebruik van maken bestaan grote verschillen in de omvang van het gebruik. In de tabel wordt per regel getoond welke combinatie van toepassingen gebruikt wordt en door hoeveel instellingen. Er zijn twee instellingen waarin beide lespakketten gebruikt worden. Deze combinatie wordt aangeduid met de gebruikscode P. De gebruikscodes zijn in deze tabel opgenomen om elders in dit rapport te kunnen verwijzen naar de hier vermelde combinaties van gebruik. In de zojuist genoemde instellingen wordt niet gebruik gemaakt van de milieu- of de zonnemap. In één instelling wordt zowel het cursusboek als de informatiemap van Bouwen en milieu gebruikt (Q). In een andere instelling wordt in een cursus het cursusboek Bouwen en milieu gebruikt en in studieonderdelen als project/stage/afstudeeropdracht wordt daar gebruik gemaakt van de zonnemap (R). We voegen hier aan toe dat het bij het gebruik van de Zonnemap om toepassingen met kleine aantallen studenten gaat. Verder zijn er twee instellingen met gebruik van het cursusboek Bouwen en milieu (S). In één instelling gebruikt men beide informatiemappen ten dienste van project/stage/afstudeeropdracht (T). Het gaat om toepassingen op kleine schaal nl. projecten van drie à zes personen en stages of afstudeeropdrachten met één tot maximaal drie personen. In de meeste van deze gevallen is door de docent aan de studenten voorgesteld om gebruik te gaan maken van de Milieumap of de Zonnemap. In de overige instellingen wordt slechts gebruik gemaakt van een lespakket als achtergrondinformatie voor een docent (zie par.3.6.1; kenmerk y). In drie instellingen (U) worden op deze manier beide pakketten gebruikt en in één instelling (V) alleen Bouwen en milieu. Vijf instellingen maken geen enkel gebruik van de lespakketten (code W). De onderste rij getallen van de tabel zijn frequenties van gebruikende instellingen per lespakketonderdeel: de som van de instellingen horend bij de plussen in een kolom. Zoals gezegd varieert de omvang van het gebruik. In de nu volgende tabel (tabel 8) wordt overeenkomstig par.3.6.1 onderscheid gemaakt tussen "echt gebruik", "beperkt gebruik" en "geen gebruik". Tabel 8: Overzicht van de aantallen instellingen per gebruikswijze van de lespakketten (per gebruikscode is sprake van het gebruik van een combinatie van lespakketonderdelen) Gebruikswijze
Aantal instellingen
Gebruikscode (zie tabel 7)
echt gebruik
6
P, Q, R, S
beperkt gebruik
5
T, U, V
geen gebruik
5
W
Totaal
16
26
De tabel laat zien dat er zes instellingen zijn met echt gebruik (P, Q, R, S) en vijf met beperkt gebruik (T, U, V). We zullen de omvang van deze toepassingen nader aangeven. In de toepassingen U en V - vallend onder de definitie "beperkt gebruik" - gaat het om marginaal gebruik van de lespakketten. De docent maakt in bepaalde lessen gebruik van bepaalde onderdelen van de lespakketten waar hij kennis van heeft zonder dat studenten de beschikking krijgen over de betreffende tekst van het studentenboek. Het aantal elementen uit de lespakketten dat aldus in de lessen wordt opgenomen is beperkt. Ook heeft de docent geen vaste opzet gemaakt voor een serie lessen waarin deze elementen zijn opgenomen. De nu volgende tabel (tabel 9) is afgeleid van de laatste regel van tabel 7. Getoond wordt in hoeveel instellingen sprake is van "echt gebruik" van lespakketten. Tabel 9: Aantallen instellingen met "echt gebruik" van de lespakketten Bouwen en milieu en Bouwen met de zon Lespakket
Aantal instellingen
Gebruikswijze
Bouwen en milieu
6
echt gebruik
Bouwen met de zon
2
echt gebruik
Totaal
6
Het "echte gebruik" vindt plaats in zes instellingen waar het lespakket Bouwen en milieu gebruikt wordt en in twee ervan waar tevens Bouwen met de zon gebruikt wordt. 4.3.2 Plaats van de lespakketten in het onderwijs In de tabellen 10 en 11 wordt voor de lespakketten ’Bouwen en milieu’ en ’Bouwen met de zon’ afzonderlijk beschreven welk gebruik plaatsvond in de verschillende instellingen. Per cursus staat behalve de vaknaam - vermeld welke hoofdstukken gebruikt worden, in welk studiejaar zo’n cursus plaatsvindt, hoeveel studietijd de cursus omvat, enz. Het studentenboek Bouwen en milieu wordt in vier van de zes instellingen integraal gebruikt. Het studentenboek Bouwen met de zon wordt één keer integraal gebruikt. In de cursus Bouwrecht staan vier hoofdstukken vermeld die slechts gedeeltelijk in de cursus opgenomen zijn. Het gaat dus om een lespakkettoepassing op kleine schaal. De studiebelasting voor studenten is ongeveer vijf uur. Dat blijkt ook uit de door de docent verschafte gegevens dat dit gedeelte 10 % uitmaakt van het tentamen. In de cursus Bouwmaterialen en milieu wordt hoofdstuk 3 van het studentenboek Bouwen en milieu geheel behandeld. De andere hoofdstukken (2, 4, 6) komen zijdelings aan de orde. Ook hier gaat het dus om toepassing van het lespakket op kleine schaal, nl. om een studiebelasting van tien uur. Tabel 10: Een beschrijvend overzicht van de plaats in het onderwijs van "echt gebruik" van het lespakket Bouwen en milieu in zes instellingen Volgnu Vaknaam
Gebruikte Studie Aantal Groep Werkvorm
27
Studietijd
mmer
jaar
sgroo groepe tte n
hoofdstuk ken 1
Milieukund 1 t/m 7 e
2
Bouwrecht
(uren)
2
1
60
hoorcolle 40 ge, excursie
1 t/m 4 4 (gedeelte lijk)
1
60
hoorcolle ±5 ge
3
Bouwmateri 3 2 alen en (beperkt: milieu 2,4,6)
2
18, 18
klassikal e les, interacti e, opdrachte n
10 (hele cursus 40)
4
Inl. 1 t/m 7 Milieukund 3 e Materiaaal kunde
1 1
2 2
25, 45 25, 45
hoorcolle ge hoorcolle ge
30 ± 3 (hele cursus±18)
5
Milieukund 1 t/m 7 e
1
2
30, 50
hoorcolle 40 ge, interacti e
6
Bouwen en milieu
1
3
33, 33, 33
hoorcolle 55 ge, werkcolle ge (discussi e, opdrachte n)
1 t/m 7
Tabel 11: Een beschrijvend overzicht van de plaats in het onderwijs van "echt gebruik" van het lespakket Bouwen met de zon in twee instellingen Volgnu Vaknaam mmer
1
Gebruikt Studiej Aantal Groepsgr Werkvor Studietij e aar ootte m d hoofdstu groepe kken n
Bouwkund 1 , 3, 4 e 4.1 (slechts
1
60
hoorcol 3 lege (gepland: 10)
1
40
hoorcol 35 lege
gedeelte lijk gerealis eerd) 2
Bouwcons 1 t/m 4 tructies
4
28
Het totale aantal studenten dat de cursus ’Bouwen en milieu’ volgt aan deze zes instellingen is 405 per jaar met een gemiddelde studiebelasting van 35 uur. Het totale aantal studenten dat ’Bouwen met de zon’ volgt is per jaar 100, met een gemiddelde studiebelasting van 16 uur. 4.3.3 Gebruik van enkele in de lespakketten opgenomen lesmaterialen In tabel 12 wordt een overzicht gegeven van enkele lesmaterialen die opgenomen zijn in de lespakketten. Het gaat om het gebruik van oefenvragen, excursielijst, media, sheets en toetsvragen in de zes instellingen met "echt gebruik". In al deze instellingen wordt het lespakket Bouwen en milieu gebruikt en in twee instellingen tevens Bouwen met de zon. In de tabel staat aangegeven of het lesmateriaal gebruikt is. Daarbij wordt het voor die laatste twee instellingen in het midden gelaten of dat geldt voor één pakket of voor beide. Tabel 12: Het gebruik van oefenvragen, excursielijst, media (video/dia), sheets en toetsvragen door instellingen met "echt gebruik" van een lespakket volgnum stude mer ntenb van oek instell ing
informa tiemap
docent enhand leidin g
boek
vragen map aan het eind van een hoofdstu k
excursi media handle sheets ja/nee elijst (video/d i -vrage ia) ding n
1
+
+
-
+
-
+
+
+
2
+
+
-
-
-
+
+
+
3
+
-
-
-
-
+
-
-
4
+
+
-
+
-
+
+
+
5
+
+
-
+
+
+
+
+
6
+
+
+
-
+
+
+
?
+= wel gebruik - = geen gebruik
Door studenten wordt in alle zes instellingen het studentenboek gebruikt (zie de kolom boek) en in één instelling de informatiemap (zie de kolom map). Los daarvan kunnen docenten materialen uit de informatiemap gebruiken. In alle zes instellingen beschikken de docenten over de docentenhandleiding (zie de kolom handleiding). De tabel geeft antwoord op de vraag hoe frequent de verschillende lesmaterialen gebruikt worden.
29
In vijf instellingen worden de vragen aan het eind van een hoofdstuk gebruikt, in die zin dat docenten aan studenten vragen de oefenvragen te benutten of er opdracht toe geven en er in de lessen op terugkomen door ze te bespreken. Nagegaan is of studenten in de van toepassing zijnde cursussen op excursie gaan naar één van de in de lijst opgenomen mogelijkheden. Dat is in drie van de zes instellingen het geval. Het houdt overigens niet in dat die mogelijkheden benut worden vanwege de lespakketten. Een aantal docenten bleek ook anderszins al op de hoogte van excursiemogelijkheden. Het was niet mogelijk vast te stellen te zijn in hoeverre het lespakketaanbod er aan bijgedragen heeft. Slechts in twee instellingen wordt gebruik gemaakt van een in het lespakket opgenomen medium (video/dia). Sheets worden in vijf instellingen gebruikt. De docenten maken volgens hun opgave gebruik van enkele van de aangeboden sheets. De ja/nee toetsvragen uit de docentenhandleiding zijn in vijf instellingen gebruikt, waarvan vier keer in een toets en één keer als oefenvragen in de cursus. 4.3.4 Aanwezigheid in de bibliotheek Aan de evaluatie-gespreksdeelnemers is gevraagd of de lespakketten in hun bibliotheek aanwezig zijn. Opmerkelijk is dat docenten lang niet altijd met zekerheid weten of dat het geval is. In het algemeen wordt het door de docenten ook niet als belangrijk beschouwd dat de lespakketten daar beschikbaar zijn. In tabel 13 is het resultaat van hun antwoorden te lezen. Tabel 13: Aantallen instellingen waar (onderdelen van) lespakketten beschikbaar zijn in de bibliotheek Aanwezigheid van leermiddelen in de bibliotheek Aantal Bouwen en instellingen milieu
8 1 7
Bouwen met de zon
Studentenb Milieumap oek
Studentenb Zonnemap oek
+ -
+ + -
+ -
+ + -
8
9
8
9
Totaal 16 += aanwezig - = afwezig
In de helft van de instellingen zijn de lespakketten aanwezig in de bibliotheek met als uitzondering de milieu- en de zonnemap die in negen instellingen aanwezig zijn.
30
4.3.5 Aanschaf van lespakketten In tabel 14 staat vermeld in hoeverre de instellingen de lespakketten aangeschaft hebben voor een cursus die gegeven wordt aan alle studenten van een bepaald studiejaar. Tabel 14: Aantallen instellingen waar lespakketonderdelen aangeschaft zijn voor alle studenten Voor alle studenten aangeschafte leermiddelen Aantal Bouwen en instellingen milieu
2 1 (2) 1 2 (3) 10 (8)
Bouwen met de zon
Studentenb Milieumap oek
Studentenbo Zonnemap ek
+ + + + -
+ + -
+ + -
+ -
6 (8)
3
3 (4)
2
Totaal 16 += aangeschaft - = niet aangeschaft
De aanschaf van een lespakket of onderdelen ervan is een indicator voor (1) het belang dat aan de inhoud van zo’n lespakket gehecht wordt voor de studenten en (2) voor de omvang van het gebruik van een lespakket. Deze indicator is overigens verre van feilloos, omdat bij de aanschaf financiële en organisatorische overwegingen een rol spelen die niets met de kwaliteit of de relevantie van het lespakket, dus met het eraan gehechte belang te maken hebben. En de lespakketten worden ook gebruikt zonder tot aanschaf over te gaan door kopieën te maken voor alle studenten. Daarnaast komt het voor dat een lespakket voor alle studenten aangeschaft is, maar dat het niet gebruikt wordt. In de tabel staat het resultaat van de aan docenten gestelde vraag of de lespakketten aangeschaft zijn voor alle studenten van hun opleiding. In de tabel staat "aangeschaft" vermeld als dit minimaal één keer heeft plaats gehad. We zullen nu de betekenis van de getallen in de tabel aangeven. De tussen haakjes geplaatste getallen komen hierna aan de orde. De getallen in de tabel zijn aantallen instellingen waarin de met + aangeduide lespakketonderdelen wel aangeschaft zijn voor alle studenten en de met - aangeduide onderdelen niet. Zo staat op de tweede gegevensregel vermeld dat er één instelling is waarin beide studentenboeken aangeschaft zijn en de milieumap en de zonnemap niet. De getallen tussen haakjes zijn aantallen instellingen waarvoor een + betekent dat voor alle studenten dat onderdeel aangeschaft is door dat onderdeel te kopen of te
31
kopiëren. Het geeft dus aan in hoeverre de lespakketteksten ter beschikking zijn voor alle studenten. Zo staat op de tweede gegevensregel dat er twee instellingen zijn waarvoor beide studentenboeken aangeschaft zijn (gekocht of gekopieerd). Het studentenboek Bouwen en milieu is in zes (acht) instellingen aangeschaft, de milieumap in drie instellingen, het studentenboek Bouwen met de zon in drie (vier) instellingen en de zonnemap in twee instellingen. Tot zover gaat het om informatie die we kregen tijdens het bezoek van de instellingen. Navraag van de verkoopcijfers van de lespakketten levert in juni 1995 het volgende resultaat. Het studentenboek Bouwen en milieu is 551 keer verkocht, de milieumap 138 keer, het studentenboek Bouwen met de zon 782 keer en de zonnemap 13 keer. 4.3.6 Gebruiksniveau’s In paragraaf 3.6.2. werd een aantal gebruiksniveau's omschreven, uitgaande van stadia van vernieuwing waarvan in een instelling sprake is bij de in gebruikname van een lespakket. Bij een vernieuwing is er in het algemeen sprake van drie fasen: (1) kennismaking, (2) in gebruikname en (3) het definitief maken van een vernieuwing. Met behulp van deze gebruiksniveau's zullen we het gebruik, bestaande uit "echt gebruik" (6x), "beperkt gebruik" (5x) en "geen gebruik" (5x), preciseren. Per instelling werd een gebruiksniveau vastgesteld door middel van een vertakt interview, dat bestaat uit een serie gekoppelde vragen (zie bijlage 8). De beantwoording van die vragen leidt tot vaststelling van één van de gebruiksniveau's. Het resultaat van de interviews staat in tabel 15. Tabel 15: Gebruiksniveau’s van 16 instellingen en een gebruikswijze (echt, beperkt, geen) per niveau. Code
Gebruiksniveau
a
Afwezigheid van gebruik. De docent weet weinig of niets van de lespakketten en doet niets om op de hoogte te geraken.
b
De docent is bezig de lespakketten op waarde te onderzoeken voor zijn specifieke situatie of heeft dat gedaan. Gebruik van de lespakketten is afwezig of zeer beperkt. De docent heeft de volgende stap van invoering (nog) niet gezet of heeft besloten daarvan af te zien
c
De docent is bezig zich voor te bereiden op de eerste uitvoering van (een deel van) de lespakketten
d
De docent is bezig met een korte termijn toepassing van (onderdelen van) de
beperkt
echt
geen 4
5 (T, 3xU, V)
1
5 (P, Q, R, 2xS)
32
lespakketten e
De docent past (onderdelen van) de lespakketten op een stabiele manier toe, maar besteedt weinig aandacht aan verbeteringen
f
De docent past (onderdelen van) de lespakketten toe en besteedt de nodige aandacht aan verbeteringen door middel van samenwerking met collega’s
g
De docent past (onderdelen van) de lespakketten toe en evalueert grondig de waarde van de pakketten i.v.m. mogelijke wijzigingen en of alternatieven.
1 (P)
De hoofdletters in de tabel zijn gebruikscodes voor combinaties van gebruik van de lespakketten (zie tabel 7 op pagina 22). Het echte gebruik is in vijf instellingen van het niveau d. Dit houdt in dat de docent (onderdelen van) een lespakket toepast, zonder dat er sprake van is van een definitieve eindvorm die niet meer aan wijzigingen onderhevig zal zijn. En er is geen sprake van een vorm van systematisch aanbrengen van verbeteringen door overleg met collega’s of door middel van een grondige evaluatie. We voegen hieraan toe dat dit niet uitsluit dat de docent verbeteringen aanbrengt in zijn cursus. In één instelling geldt het gebruiksniveau f, waarbij door de docenten de nodige aandacht aan verbeteringen besteed wordt door middel van regelmatig overleg. In deze instelling worden tevens cursussen geëvalueerd door middel van het afnemen van vragenlijsten bij studenten. Tussen haakjes staat een gebruikscode die verwijst naar tabel 7, waarin aangegeven is waar de toepassing precies uit bestaat. De vijf instellingen met beperkt gebruik zijn alle van gebruiksniveau b. De volgende stap van invoering, een uitgebreider gebruik van een lespakket, is (nog) niet gezet of de docent heeft besloten daarvan af te zien. Van de instellingen die geen gebruik maken van een lespakket valt er één in de categorie c, d.w.z. dat de eerste uitvoering in voorbereiding is en voor de andere vier geldt het gebruiksniveau a, wat in houdt dat er geen ontwikkelingen zijn om alsnog tot het in gebruik nemen te komen. De docenten hebben weinig of geen kennis van de lespakketten. In twee instellingen beschikt men wel over "gedeeltelijke kennis" van de lespakketten (zoals omschreven in paragraaf 4.2), maar noch daar noch bij de andere instellingen is men bezig of heeft men plannen tot nadere kennisneming van de inhoud van de lespakketten. Hiermee zijn we aan het eind van par.4.3 en kunnen we vaststellen hoever de vernieuwing i
33
voortgeschreden (evaluatievraag 3) en tot een conclusie komen ten aanzien van het gebruik (evaluatievraag 3) en de plaats (evaluatievraag 2) van de lespakketten. Conclusie van par.4.3 In zes instellingen vindt "echt gebruik" van het lespakket ’Bouwen en milieu’ plaats in het eerste of tweede studiejaar ten gunste van in totaal een 400 studenten met een gemiddelde studiebelasting van 35 uur en in twee instellingen daarvan is sprake van "echt gebruik" van het lespakket ’Bouwen met de zon’ in het vierde studiejaar ten gunste van in totaal 100 studenten met een gemiddelde studiebelasting van 16 uur. Daarnaast zijn er vijf instellingen met een marginaal gebruik van een lespakket. De vernieuwing is zover voortgeschreden dat er zes instellingen met "echt gebruik" zijn waarvan er één systematisch verbeteringen aanbrengt in het lespakketgebruik, terwijl dat bij de andere vijf niet, dan wel minder pregnant het geval is. 4.4 De ervaren kwaliteit van de lespakketten In instellingen waar de lespakketten gebruikt zijn werd bij docenten en studenten nagegaan welke ervaringen zij hebben opgedaan met de lespakketten. Er is een docenteninterview afgenomen en er zijn vragenlijsten voor docenten en studenten gebruikt om gegevens te verzamelen over de kwaliteit van de lespakketten. 4.4.1 Onderwijsfunctionaliteit De lespakketten zijn functioneel voor het onderwijs als studenten datgene leren wat ze moeten leren, daartoe uitgenodigd en aangezet door (onderdelen van) de lespakketten. Zo moeten bijvoorbeeld de teksten van het studentenboek duidelijk geschreven zijn en de illustraties in een leerboek ondersteunend werken bij de studie. En vragen aan het eind van een hoofdstuk moeten ertoe bijdragen dat de opgedane kennis operationeel (=toepasbaar) wordt. Voordat we nu naar beoordelingen van docenten en studenten gaan willen we nagaan in welke mate de opvattingen van de ontwerpers van de lespakketten over een mogelijk gebruik overeenkomen met het daadwerkelijk gebruik van de docenten in een bepaalde onderwijssituatie. Als de opvattingen van de ontwerpers afwijken van het daadwerkelijk gebruik, dan bestaat het risico dat het lespakket niet aansluit bij de gebruikssituatie. In dat geval zou een voorwaarde voor onderwijsfunctionaliteit niet vervuld zijn. Aan de ontwerpers zijn beschrijvingen van een zestal gebruikssituaties gegeven (zie bijlage 9) met het verzoek aan te geven welke lespakkettoepassingen in zo'n situatie relevant zijn. De tekst, van de gestelde vragen, staat in deze bijlage. De gegeven antwoorden worden vergeleken met het daadwerkelijk gebruik van de lespakketten in die gebruikssituaties. Zie de kolom "Antwoorden" en "Daadwerkelijk gebruik" in dezelfde bijlage. Een vergelijking van de twee kolommen laat zien dat er geen grote discrepanties zijn tussen de opvattingen van de ontwerpers en de praktijk. We kunnen overigens niet met grote stelligheid concluderen tot overeenstemming, omdat de omschrijving van de lespakket-gebruikssituaties niet geheel vrij is van aanwijzingen van wat er wel of niet gebeurt in de praktijk. Nu gaan we verder met de beoordelingen van de onderwijsfunctionaliteit. Docenten en studenten kunnen de onderwijsfunctionaliteit alleen beoordelen als ze een lespakket hebben gebruikt. Daarom
34
presenteren we vooral gegevens van de instellingen met echt gebruik. Alle zes instellingen met echt gebruik en vier instellingen met beperkt gebruik zijn bezocht. Uitgebreid telefonisch contact vond plaats met de laatste instelling met beperkt gebruik. In al deze gevallen konden de interviewvragen gesteld worden aan docenten. De studentenvragenlijst werd voor afname aangeboden aan docenten van alle instellingen (zes) met echt gebruik. Aan de docent werd daarbij gevraagd de docentenvragenlijst in te vullen. De studentenvragenlijst is afgenomen in drie instellingen in de cursus waarin het lespakket Bouwen en milieu wordt toegepast. Het gaat om 215 studenten. Deze vragenlijst is door de docenten niet aangeboden aan alle studenten die deze cursussen volgden. De studentenvragenlijst Bouwen en milieu is in drie instellingen beantwoord door respectievelijk 16, 27 en 53 studenten, samen door 96 studenten van de in totaal 215 studenten die deze cursussen volgden. Met de andere drie cursussen erbij bedraagt het totale aantal studenten 405 (zie de kolom "groepsgrootte" in tabel 10). Er werden vier ingevulde docentenvragenlijsten ontvangen. We bespreken nu eerst de resultaten van het docenteninterview, daarna de resultaten van de docentenvragenlijst en tot slot de reacties van de studenten in hun vragenlijst. Uit het docenteninterview blijkt dat men bij de instellingen met beperkt gebruik wel tevreden is over het weinige dat gebruikt wordt. Voor zover de pakketten (nog) niet gebruikt worden en men kennis heeft genomen van de inhoud van de lespakketten is men wel tevreden over de inhoud. In geen enkele van deze instellingen is men overwegend negatief over een lespakket. In de instelling waarin toepassing plaatsvindt bij kleine aantallen studenten in project en stage (zie gebruikscode V in tabel 7) is men tevreden over de materialen. Voor de totaalbeoordeling van de onderwijsfunctionaliteit van de lespakketten leggen de beoordelingen, afkomstig van docenten met beperkt gebruik, overigens weinig gewicht in de schaal. We gaan nu door naar de gegevens afkomstig van echt gebruik. In tabel 16 zijn gegevens over "echt gebruik" opgenomen, die afkomstig zijn van het docenteninterview. De tabel bevat vijf onderwerpen met een beoordeling van kwaliteit of van nut op een driepunts-schaal van weinig (=1) tot veel (=3), dan wel een registratie van het gebruik. De volgende indicatoren voor onderwijsfunctionaliteit worden gebruikt: de kwaliteit van tekst (1) en van illustraties (2), het nut van oefenvragen (3) en het gebruik van oefenvragen (4), sheets (5) en toetsvragen (6). Bij de laatste drie onderdelen beschouwen we de mate van gebruik als indicator voor onderwijsfunctionaliteit; als een docent niet tevreden is over de kwaliteit van de oefenvragen, sheets of toetsvragen zal hij er geen gebruik van maken. Tabel 16: Docentenbeoordelingen van de kwaliteit van teksten (studentenboek), illustraties (studentenboek) en van oefenvragen en een overzicht van het gebruik van onderdelen van het studentenboek en van de docentenhandleiding Lespakketonde Onderwerp rdeel
Indicatoren voor Onderwijsfunctiona liteit
Studentenboek
Beoordeling (1 t/m 3) Functionele kwaliteit van de basistekst
3 (n=6)
35
Functionele 3 (n=6) kwaliteit van illustraties/deta ils 3 (n=5) Nut van oefenvragen
Studentenboek Gebruik van oefenvragen Docentenhandl Gebruik van eiding sheets Gebruik van toetsvragen
Mate van gebruik (wel/niet) wel niet 5 1 5 1 5 1
"Beoordeling" : de getallen zijn medianen op een driepunts-sch aal van 1 (=weinig) tot 3 (=veel) "Mate van gebruik" : de getallen zijn frequenties n= aantal beoordelaars
De kwaliteit van de basisteksten en van de illustraties/details wordt in alle instellingen positief beoordeeld. De oefenvragen staan aan het eind van ieder hoofdstuk van het studentenboek. In vijf instellingen wordt aan studenten gevraagd de oefenvragen te benutten of is gewezen op het belang ervan resp. is opdracht gegeven de vragen te maken. De docenten beschouwen het maken van deze vragen als nuttig. In hoeverre de oefenvragen ook echt benut worden weten de docenten vaak niet (zie hierna). In vijf instellingen wordt gebruik gemaakt van de sheets uit de docentenhandleiding. Deze docenten geven aan dat ze enkele (2 of 3) van de aangeboden sheets gebruiken. De docenten vinden het handig dat ze deze ter beschikking hebben gekregen. De ja/nee toetsvragen uit de docentenhandleiding zijn in vijf instellingen gebruikt, waarvan vier keer in een toets en één keer als oefenvragen in de cursus. Men vindt het handig dat deze vragen opgenomen zijn in de handleiding. Het resultaat van de docenteninterviews kunnen we als volgt samenvatten. Ten aanzien van de onderwijsfunctionaliteit geldt dat de beoordelingen van de docenten positief zijn en dat er een zeker gebruik gemaakt wordt van de in de lespakketten
36
opgenomen studiematerialen. De docentenvragenlijst bevat een aantal vragen gericht op beoordelingen van de onderwijsfunctionaliteit. Deze vragen en een vraag naar de totaalbeoordeling van het lespakket zijn opgenomen in tabel 17. De gegeven antwoorden (zie bijlage 6) zijn samengevat opgenomen in deze tabel: een mediaan per vraag welke aangeeft hoe de docenten beoordeeld hebben. Tabel 17: Beoordelingen (vragenlijst) van de onderwijsfunctionaliteit van het lespakket Bouwen en milieu door docenten met "echt gebruik" Lespakket Vraagnumm Vragenlijstvraag er (onderdee l)
Beoordeling (1 t/m 5)
Gehele 4 lespakket
Kwaliteit van het gebruikte deel van het lespakket
4
Studenten 6.2 boek
Duidelijkheid? Gedetailleerdheid? Kwaliteit? Op HTO-niveau? Afgestemd op HTO-studenten? Overeenstemming handleiding met ideeën van docent
4,5 4 4 4 4,5 4,5
Informati 6.3 emap
Duidelijkheid? Gedetailleerdheid? Kwaliteit? Afgestemd op HTO-studenten?
3 3 3 3
de getallen zijn medianen op een vijfpunts schaal die varieert van: niet of nauwelijk s van toepassin g (=1) t/m in hoge mate van toepassin g (=5), niet mee eens (=1) t/m volledig mee eens (=5) aantal beoordela ars=4
37
De docenten geven een positieve Mediaan = 4) totaalbeoordeling van het lespakket Bouwen en milieu. De diverse aspecten van het studentenboek worden eveneens positief beoordeeld (Mediaan = 4 of Mediaan = 4,5) De informatiemap krijgt over de diverse aspecten een neutrale beoordeling (Mediaan = 3). Twee docenten geven te kennen dat deze lagere beoordeling te maken heeft met het nu niet meer geheel actueel zijn van de informatie in de map. We merken op dat de informatiemap heel beperkt gebruikt wordt (zie tabel 7). Het samengevatte resultaat van deze vragenlijstgegevens is een positieve beoordeling van de onderwijsfunctionaliteit van het lespakket. In alle instellingen waarin enig gebruik gemaakt wordt van de lespakketten is nagegaan of docenten kritiek hebben op de lespakketten en zo ja welke? In bijlage 10 is alle kritiek opgenomen die gegeven werd door de evaluatie-gespreksdeelnemers, ingedeeld naar de mate van gebruik (echt/beperkt). De bijlage laat zien dat er weinig kritiek gegeven is vanuit de instellingen. De studentenvragenlijst is vooral gericht op de functionaliteit van de lespakketten, maar bevat ook algemene vragen die toch nodig zijn om de gegeven antwoorden goed te kunnen interpreteren. Zie bijlage 5 voor overzichten van de gegeven antwoorden per instelling. Zo is gevraagd naar de studietijdsbesteding en naar deelname aan onderwijsbijeenkomsten. Die vragen moeten opgevat worden als controlevragen bij de vragen over de kwaliteit van het lespakket. In bijlage 5 is één overzicht opgenomen van een instelling waarin studenten het lespakket niet in de studierichting Bouwkunde, maar in een verwante studierichting gebruiken. Voor de beoordeling van de onderwijsfunctionaliteit van het lespakket maakt dit niet uit. We rapporteren nu voornamelijk de antwoorden op vragen over de kwaliteit van het lespakket. In tabel 18 zijn die gegevens, dus verband houdend met de onderwijsfunctionaliteit, opgenomen. Per vraag en per instelling zijn de gegeven antwoorden samengevat in een mediaan. De gegevens zijn afkomstig van bijlage 5. Medianen geven aan hoe een groep studenten (per instelling en totaal) de vragen heeft beantwoord. Tabel 18: Beoordelingen (vragenlijst) van de onderwijsfunctionaliteit van het lespakket Bouwen en milieu door studenten van instellingen met "echt gebruik" Onder Vraagnu Vragenlijstvraag werp mmer
Stude 3.1 ntenb 3.2 oek 3.3 3.4 3.5
Beoo rdel ing*
Teksten duidelijk en begrijpelijk? Kwaliteit teksten? Illustraties/details als ondersteuning bij studie? Oefenvragen gebruikt?
38
1*
2**
3*** 4*** totaal *
4 4 4 1 3
4 3 3 1 3
4 3,5 3,5 4 4
5 4 4 2 4
4 4 4 2 3,5
Oefenvragen nuttig? Typer en van de cursu s
2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5
Nut? Leuk? Stimulerend (meer willen weten)? Bijdrage aan milieubewuste instelling? Verschaft veel kennis over bouwen en milieu
4 3 3 4 4
4 3 4 4 4
4 3 3 4 4
4 4 3 4 3
4 3 3 4 4
Eens 2.7 met bewer 2.8 ing?
Bouwkundige heeft noodzakelijk veel kennis van Bouwen en milieu Bouwkundige heeft noodzakelijk een milieubewuste instelling
5
5
5
5
5
5
5
4
5
5
Wat 5.1 a gelee rd? bcdef
Kennis van milieuproblematiek en de kansen voor zonne-energie Basiskennis over zonne-energie Kennis van mogelijkheden en toepassingen in de bouw Inzicht toekomstige werksituatie Overzicht voorbeeldprojecten Overzicht informatiebronnen
4
4
4
4
4 4 3 4 3
3 4 4 3 3
4 3 2,5 3 2,5
4 4 3,5 3 3
*de getal len zijn media nen op een vijfp untss chaal die varie ert van: niet of nauwe lijks van toepa ssing (=1) t/m in hoge mate van toepa ssing (=5), niet mee eens (=1) t/m volle
39
4 4 4 3 4
n=53 n=27 n=19 n=18 n=117
dig mee eens (=5) ** Volgn ummer van de inste lling n = aanta l beoor delaa rs N.B. Voor de vrage n 3.1, 3.2 en 3.3 is de totaa l-med iaan berek end over slech ts twee inste lling en (excl usief de inste lling met volgn ummer 2, omdat in die inste lling slech ts een deel van de tekst en gebru ikt werd)
40
Studenten vinden de teksten van het studentenboek duidelijk en begrijpelijk (Mediaan=4). De kwaliteit van de teksten van het studentenboek vinden ze goed (Mediaan=4). Gevraagd is of de illustraties/details (linker pagina’s) een goede ondersteuning bieden bij het bestuderen van het boek. Studenten vinden van wel (Mediaan=4). Oefenvragen worden niet vaak gebruikt (vraag 3.4: Mediaan=1). Het gebruik ervan wordt neutraal (Mediaan=3) beoordeeld door de studenten. In de vragenlijst wordt aan studenten gevraagd of ze hun cursus willen typeren. Zij vinden dat de cursus bijdraagt aan een milieubewuste instelling (Mediaan=4) en dat de cursus veel kennis verschaft over bouwen en milieu (Mediaan=4). De studenten geven zeer duidelijk te kennen dat ze het met de volgende beweringen eens zijn: -Het is noodzakelijk dat een bouwkundige beschikt over veel kennis op het gebied van bouwen en milieu (Mediaan=5); -Het is noodzakelijk dat een bouwkundige een milieubewuste instelling heeft (Mediaan=5). Opmerkelijk is dat beide keren zowel het kennisaspect als het houdings(=attitude) aspect positief erkend wordt. Tot slot geven we aan wat studenten menen geleerd te hebben van hun cursus. Naar hun oordeel hebben ze vooral geleerd "kennis te nemen van milieuproblematiek en van de kansen van zonne-energie"(Mediaan=4) en hebben ze "basiskennis over zonne-energie" (Mediaan=4) opgedaan en "kennis van mogelijkheden en toepassingen in de bouw" (Mediaan=4). De studentenoordelen tezamen geven een positief oordeel over de kwaliteit van het gebruikte lespakket. De vierde evaluatievraag, naar de onderwijsfunctionaliteit van de lespakketten kan nu beantwoord worden. Samengevat luidt de conclusie dat, hoewel de lespakketten uiteenlopend toegepast worden, de onderwijsfunctionaliteit van de lespakketten goed te noemen is, een oordeel gebaseerd op beoordelingen van docenten en studenten en op het geconstateerde gebruik van bepaalde onderdelen. 4.4.2 Planningsfunctionaliteit De planningsfunctionaliteitvan de lespakketten is de geschiktheid van de lespakketten ten dienste van de docenten, zowel voor de directe voorbereiding van lessen als voor het ontwikkelen van onderwijs. Het gaat om het maken van een cursusopzet en om het maken van de studiematerialen die voor een cursus nodig zijn. Per instelling werd in het docenteninterview nagegaan hoe de planningsfunctionaliteit beoordeeld wordt door de docenten. Een voorwaarde is dat zij kennis hebben genomen van de lespakketten. In de al eerder gepresenteerde tabel 4 is te lezen dat daar in twee instellingen niet aan voldaan wordt omdat de docenten geen kennis hebben genomen van de lespakketten.
41
Verder is te lezen dat in drie instellingen de docenten beschikken over gedeeltelijke kennis van de lespakketten en in elf instellingen over goede kennis. De beoordelingen van de planningsfunctionaliteit van de docenten van de laatste instellingen leggen het meeste gewicht in de schaal. Docenten met echt gebruik van een lespakket hebben ter beantwoording een korte vragenlijst ontvangen. De vragen over de planningsfunctionaliteit en een vraag over verscheidene aspecten van de docentenhandleiding zijn opgenomen in tabel 19. De gegeven antwoorden (zie bijlage 6) zijn samengevat opgenomen in deze tabel: een mediaan per vraag welke aangeeft hoe de docenten beoordeeld hebben. Tabel 19: Beoordelingen (vragenlijst) van de planningsfunctionaliteit van het lespakket ’Bouwen en milieu’ door docenten met "echt gebruik" Vraagnumme Vragenlijstvraag r
Beoordelin g
1.1 1.2 5
Profijt bij de directe voorbereiding van lessen? Profijt bij het opzetten van een cursus? Lespakket hanteerbaar en flexibel?
4,5 4 4
6.1
Docentenhandleiding - Duidelijkheid? - Gedetailleerdheid? - Kwaliteit? - Overeenstemming van handleiding met ideeën van de docent?
3 4 4 4
de getallen zijn medianen op een vijfpuntss chaal die varieert van: niet of nauwelijks van toepassing (=1) t/m in hoge mate van toepassing (=5), niet mee eens (=1) t/m volledig mee eens (=5)
De vragenlijst is beantwoord door vier van de zes docenten met echt gebruik. Volgens de docenten hebben ze profijt van de lespakketten bij hun lesvoorberei-
42
ding (Mediaan=4,5) en bij het opzetten van een cursus (Mediaan=4). Op de vraag of het lespakket voldoende hanteerbaar en flexibel is antwoordden de docenten bevestigend (Mediaan=4). De docentenhandleiding krijgt op diverse aspecten een positieve beoordeling (Mediaan=4) met uitzondering van de duidelijkheid (Mediaan=3) welke neutraal beoordeeld wordt. We gaan nu verder met de gegevens uit het docenteninterview. In tabel 20 wordt per instelling weergegeven of men ten aanzien van onderwijsplanning wel of niet kritiek heeft op het gebruikte lespakket. Tabel 20: Docentenoordelen per instelling van de planningsfunctionaliteit van de lespakketten inhoudelijke kritiek op lespakket t.a.v. onderwijsplanning
geen totaal inhoudelijke kritiek op lespakket t.a.v. onderwijsplanning
geen kennis genomen van de lespakketten
2 (2x geen gebruik)
gedeeltelijke kennis van de lespakketten
3
3 (1x beperkt gebruik) (2x geen gebruik)
goede kennis van de lespakketten
11
11 (6x echt gebruik) (4x beperkt gebruik) (1x geen gebruik)
totaal
14
16
In de tabel staat tevens aangegeven of kennis genomen is van de lespakketten en of in de instelling echt of beperkt gebruik gemaakt wordt van een lespakket, omdat dat bepaalt hoeveel waarde gehecht moet worden aan de oordelen van de betreffende docenten. De tabel bevat per instelling een samenvattend oordeel, gebaseerd op de aan de docenten gestelde vragen over onderwijsplanning. Uit de tabel blijkt dat de docenten van de zes instellingen met echt gebruik geen inhoudelijke kritiek hebben op een lespakket t.a.v. de onderwijsplanning. In die instellingen beschikt men over goede kennis van de lespakketten. Er zijn vier instellingen met beperkt gebruik waarin men goede kennis heeft van de lespakketten. Ook deze docenten hebben inhoudelijk geen kritiek op de lespakketten ten aanzien van de onderwijsplanning. Bij vijf niet-gebruikers (instellingen) is geprobeerd vast te stellen of het ontbreken van gebruik
43
veroorzaakt zou kunnen zijn door een slechte planningsfunctionaliteit van de lespakketten. Dat is niet het geval. We lichten dit toe. In één van deze instellingen is na diverse telefoontjes telefonisch contact tot stand gekomen over de lespakketten met de docent die daarvoor het meest in aanmerking kwam. Tijdens het eerste gesprek deelde de docent mee niet op de hoogte te zijn van het bestaan van de lespakketten en tijdens het tweede telefoongesprek, enkele weken later, bleek dat de docent toch geen kennis had genomen en zou nemen van de lespakketten na een eerdere - op eigen initiatief - gedane toezegging dat te zullen doen. In dit geval achten we het ontbreken van gebruik niet veroorzaakt door een ontbrekende planningsfuntionaliteit. Voor drie andere niet-gebruikers geldt dat de redenen van niet-gebruik buiten de lespakketten lagen (zie tabel 21 in par.4.5.2). We zullen daar nader ingaan op de redenen om een lespakket niet te gebruiken. Voor de laatste niet-gebruiker gold dat men goed kennis had genomen van de lespakketten en deze ook in gebruik genomen had in een verwante studierichting. Het gebruik binnen de studierichting bouwkunde was in voorbereiding. De docenten van deze laatste instelling waren positief over de planningsfunctionaliteit van de lespakketten. Voor geen van de instellingen met "beperkt gebruik" geldt dat dit toe te schrijven is aan de in de lespakketten gelegen redenen (zie tabel 22 in par.4.5.2). En omdat er sprake is van beperkt gebruik heeft niet iedere docent een uitgesproken oordeel over de bruikbaarheid van de lespakketten voor lesvoorbereiding en cursusontwikkeling. Niet iedere docent heeft volledig kennis genomen van de inhoud van de lespakketten; men kent vooral dat deel dat gebruikt wordt. Desondanks is - gerekend over deze vijf instellingen - de beoordeling van de planningsfunctionaliteit positief te noe-men. De echte gebruikers zijn overwegend positief (5x) over de planningsfunctionaliteit van de pakketten. In één instelling is de beoordeling noch positief, noch negatief te noemen. De docentenhandleiding is voor de docenten zeker geen belangrijk onderdeel van de lespakketten. Als gevraagd wordt of deze geschikt is, blijken docenten vaak nauwelijks te weten wat de tekst van de handleiding omvat. Wel maken ze gebruik van sheets en ja/nee-vragen die in de docentenhandleiding zijn opgenomen (zie tabel 12). Het gebruik daarvan vindt men handig. Voor het overige deel van de handleiding hecht men er weinig belang aan. Ook is niemand kritisch over de inhoud van de handleiding. Als docenten praten over een lespakket dan hebben ze het over het studentenboek. De informatiemappen worden weinig (twee instellingen; zie tabel 7) gebruikt. De belangrijkste reden om deze niet te gebruiken is dat in het lessenplan moeilijk ruimte vrij te maken is om nieuwe onderdelen in te voegen. Voor (een aantal hoofdstukken van) het studentenboek lukt dat nog net, meer ruimte is er niet. Een andere reden is dat men bij een eventueel gebruik van de informatiemap aan andere werkvormen dan de veel voorkomende hoor(werk)colleges denkt (bijvoorbeeld project, opdracht). De docenten delen mee dat nieuwe onderdelen gemakkelijker in te voeren zijn binnen de hoor(werk)colleges o.a. omdat deze door één docent gegeven worden. Het inpassen van een stukje projectonderwijs, waarbij elders tijd vrijgemaakt moet worden en waarbij enkele docenten betrokken zijn, al was het alleen om hun fiat er aan te geven, zou veel moeilijker zijn. Er is door geen enkele docent kritiek geuit op een informatiemap aangaande de bruikbaarheid ervan. Veel docenten gaan overigens nauwelijks in op de gestelde vraag naar de bruikbaarheid van de informatiemap, omdat een eventueel gebruik totaal niet in aanmerking kwam. Over het beperkte gebruik van de informatiemappen kunnen we op grond van de verzamelde gegevens stellen dat dat niet veroorzaakt wordt door ongeschiktheid van het materiaal ter voorbereiding van lessen of ten behoeve van het opzetten van een cursus. Nu kunnen we de evaluatievraag over de planningsfunctionaliteit beantwoorden. Zijn de lespakketten bruikbaar voor de docenten en zijn de lespakketten zodanig gemaakt dat een flexibel gebruik,
44
afhankelijk van de uitgangssituatie, mogelijk is? Tussen de instellingen bestaan verschillen in de wijze van gebruik van de kant-en-klaar aangeboden lespakketten (zie tabel 7). Dat wijst erop dat de lespakketten voldoende flexibel opgezet zijn om tot gebruik ervan te geraken, afhankelijk van de uitgangssituatie aan een instelling. Deze uitspraak is voorzichtig geformuleerd, omdat diversiteit mede tot stand kwam door beperkende voorwaarden waar de docenten mee te maken hadden. Inflexibiliteit van een lespakket met als gevolg afwezigheid van gebruik of gebruik op te kleine schaal werd in elk geval aan geen enkele instelling genoemd of geconstateerd. De vierde evaluatievraag, naar de planningsfunctionaliteit van de lespakketten kan nu beantwoord worden. De conclusie luidt dat de planningsfunctionaliteit van de lespakketten goed is, omdat deze door de docenten positief beoordeeld is, in het docenteninterview en in de vragenlijst, en omdat gebleken is dat de lespakketten goed in gebruik te nemen zijn. Dit laatste is gebleken in elf van 16 instellingen, waarbij overigens in vijf instellingen van die elf sprake is van beperkt gebruik. Voor deze elf instellingen geldt dat er geen in de pakketten gelegen factoren zijn die het in gebruik nemen in de weg stonden of staan. Aan de docenten is gevraagd of zij aanbevelingen ter verbetering kunnen geven. In bijlage 12 zijn alle door de docenten gegeven suggesties opgenomen. De docenten hebben overigens weinig suggesties gedaan, omdat zij over het algemeen tevreden zijn over de lespakketten. 4.5 Factoren die van invloed zijn op de ingebruikneming van de lespakketten Docenten, verbonden aan de bouwkunde opleidingen, hebben op een bepaalde wijze kennis gemaakt (kunnen maken) met de lespakketten (zie par. 4.2). De lespakketten hebben een plaats gekregen binnen het onderwijs aan deze instellingen. Onder invloed van het aanbod van de lespakketten heeft een vernieuwing plaats gehad van het onderwijs. De vragen die we hier willen beantwoorden zijn de volgende. Welke factoren hebben ervoor gezorgd dat de vernieuwing plaatsvond zoals geschetst in de paragrafen 4.3 en 4.4? Hoe komt het dat de genoemde vernieuwingen hebben kunnen plaatsvinden? Hoe komt het dat niet frequenteer en niet meer uitgebreid delen van de lespakketten in gebruik genomen zijn? Het zou mogelijk geweest zijn dat meer instellingen gebruik maken van de lespakketten, dat niet één lespakket maar beide lespakketten gebruikt worden en dat meer onderdelen van lespakketten gebruikt worden. Er kunnen uiteenlopende redenen zijn om over te gaan tot het gebruik van de lespakketten of om te besluiten dat niet te doen. We willen achterhalen waarom lespakketten wel of niet gebruikt worden. Daartoe maken we onderscheid tussen redenen die gegeven zijn met: -1 de docent, -2 het lespakket, -3 de onderwijssituatie in een instelling en daarbinnen in (a) de groep studenten, (b) het team en de schoolorganisatie en (c) de omgeving (zie par. 3.7). In de nu volgende paragrafen wordt steeds verwezen naar de hier genoemde factoren. 4.5.1 Waarom worden de lespakketten gebruikt?
45
In zes instellingen wordt "echt gebruik" gemaakt van de lespakketten en in vijf instellingen "beperkt gebruik". Waarom worden de lespakketten gebruikt? Docent De docenten (1) blijken de thema’s waar de lespakketten op gericht zijn belangrijk te vinden. Dat geldt zowel voor de milieuproblemathiek als voor de energieproblemathiek. De docenten die de vernieuwingsvragenlijst invulden (ze bijlage 4) gaven zonder restrictie te kennen belangstelling te hebben voor de lespakketten. In de docenten-interviews wordt over het algemeen te kennen gegeven dat men de onderwerpen belangrijk vindt. Er is geen enkele docent die dat tegenspreekt. In de cursussen aan de instellingen is op het moment dat de lespakketten uitkomen niet voorzien in de inhoud van de lespakketten. Dit correspondeert met de resultaten van een vooronderzoek dat uitgevoerd is, ondanks dat er enige tijd verlopen is tussen dat onderzoek en het moment van uitkomen van de lespakketten. Er zijn twee uitzonderingen. In twee instellingen blijkt de opleiding niet geheel vergelijkbaar te zijn met de overige veertien Bouwkunde-opleidingen. In één ervan is het aantal studenten dat de opleiding volgt gering en in de andere heeft de opleiding - het gaat om stedebouw en planologie - andere eindtermen. Deze laatste opleiding is minder technisch gericht naar het oordeel van de gespreksdeelnemers. In beide instellingen heeft dat consequenties voor het in gebruik nemen van de lespakketten: in de eerste instelling worden de lespakketten niet gebruikt en in de tweede vindt "beperkt gebruik" plaats afgestemd op de eisen van die instelling. Lespakket De aangeboden lespakketten (2) hebben een goede onderwijsfunctionaliteit (par. 4.4.1) en een goede planningsfunctionaliteit (par. 4.4.2). In de lespakketten wordt de mogelijkheid geboden ze flexibel in te zetten. Aan de docenten die gebruik maken van de lespakketten is gevraagd (vernieuwingsvragenlijst; zie bijlage 4) of ze door de vernieuwing meer werk hebben. De gegeven antwoorden zijn ontkennend (vragen 21, 30, 33, 51). Kennelijk bezitten de lespakketten een stuk praktische bruikbaarheid waardoor docenten niet negatief zijn over de tijd die de vernieuwing kost. Nagegaan is in hoeverre de normen en waarden van de lespakketten overeenkomen met die van de docenten. In het docenten-interview wordt gevraagd aan te geven welke doelstellingen, genoemd in de lespakketten, in hun opleiding van toepassing zijn. De docenten hebben over het algemeen niet zelf een lijst met doelstellingen of uitgesproken ideen over de doelstellingen van hun cursus. Wel hebben ze altijd een idee over wat belangrijk is voor hun opleiding. In het interview is door geen van de gespreksdeelnemers aangegeven dat men de bedoelingen van de lespakketten en de daarin opgenomen doelstellingen verwerpt. Door enkele docenten werd vermeld dat studenten al zeer geïnteresseerd zijn in milieu- en energiezaken en beschikken over een positieve attitude ten aanzien van milieubewustheid en energiezuinigheid. Het bevorderen van die attitudes is dan niet echt nodig. Wel ontbreekt het de studenten aan kennis en middelen om het één en ander te verwezenlijken. Hiermee komen we tot de conclusie dat de normen en waarden van de lespakketten niet strijdig zijn met die van de docenten. Onderwijssituatie aan de instelling De onderwijssituatie (3) kan geschetst worden als "ruimte te laten voor milieu- en
46
energieproblematiek". We kiezen hier een voorzichtige formulering. Er is in het onderwijs een goed draagvlak voor deze problematiek, omdat - naar we menen - er algemeen maatschappelijk belang aan gehecht wordt en omdat er vanuit de overheid en vanuit het bedrijfsleven stimulansen zijn om daar in het onderwijs consequenties uit te trekken. Dit is onze weergave van wat de docenten ons daarover meedeelden in de evaluatiegesprekken. Hiermee is aangegeven welke factoren een rol spelen voor het in gebruik nemen van de aangeboden lespakketten. Naast deze positief werkende factoren bestaan er echter ook belemmerende factoren. We zullen daar nu op ingaan. 4.5.2 Waarom worden de lespakketten niet gebruikt? Van welke belemmerende factoren is sprake, als het er niet van komt een vernieuwing in te voeren of als een vernieuwing beperkt blijft tot de invoering van één of enkele onderdelen van een lespakket? Voor de onderwijssituatie waar het hier om gaat is niet een schema beschikbaar met causale relaties tussen de factoren die een rol spelen. Het gaat hier om een evaluatie waarin de gepresenteerde resultaten vooral gebaseerd zijn op mededelingen van docenten die goed op de hoogte zijn van de gang van zaken in de onderwijsinstellingen. Allereerst nemen we de evaluatiegegevens in beschouwing van instellingen die "geen gebruik" maken van de lespakketten (tabel 21) en van instellingen met "beperkt gebruik"(tabel 22). In de tabellen zijn per instelling de belangrijkste redenen opgenomen om geen of beperkt gebruik (in tegenstelling tot "echt gebruik") te maken van de lespakketten. Tabel 21: Overzicht van redenen waarom instellingen geen gebruik maken van de lespakketten (5 instellingen) -De studierichting bouwkunde heeft weinig studenten; het inpassen van de lespakketten zou daarom een overinvestering zijn (3) -Door leerplanherziening is te weinig tijd overgebleven voor het inpassen van de lespakketten; docenten kunnen niet opnieuw aangesproken worden voor vernieuwingen (3) -Zeer informeel overleg tussen docenten; geen overlegstructuur beschikbaar voor docenten (3b) -Docent laat het er bij zitten (inactief t.a.v. een mogelijk inpassen van lespakketten) (1) -Docent weet niets van de pakketten af en doet ook niets om er kennis van te nemen (1) -Een afspraak maken met een contactpersoon kostte veel tijd (3b) -Druk op personeelsbezetting (meer studenten en minder formatieplaatsen) (3) -Een mogelijk nieuwe studierichting krijgt voorrang boven curriculumherziening in de huidige (3) -Bij de studierichting milieukunde worden de lespakketten al wel gebruikt; de invoering bij bouwkunde is een kwestie van tijd (3) -Onduidelijk is waarom dat niet eerder gerealiseerd is.
47
Tabel 22: Overzicht van redenen waarom instellingen beperkt gebruik maken van de lespakketten (5 instellingen) -De invoering loopt traag door andere prioriteiten (3) -Een hoofdstukgewijze inpassing in bestaande modulen is gewenst, maar lastig uit te voeren (3b) -Invoering van lespakketten is lastig bij bestaande vakken; niet duidelijk is bij welk vak dat zou moeten (3b) -Voor invoering van lespakketten is tijd nodig en die is er niet i.v.m. andere prioriteiten (3) -Gebrekkige overlegstructuur en geen onderwijskundige verzorgingsstructuur en veel deeltijdwerkers (3b) -De docent is er niet toe gekomen om goed kennis te nemen van de lespakketten (1) -Een houding van uitgaan van de huidige cursussen; bovendien is inpassing in bestaande lessen lastig (3b) -Deze opleiding (stedebouw, planologie) legt andere accenten, waardoor de lespakketten minder relevant zijn (dan voor een technische opleiding) (3) -Een lespakket is moeilijk in te passen in bestaande vakken en omdat er geen ruimte vrij is (3b) -Het inpassen komt er niet van omdat er geen beleidsontwikkeling is op dit gebied (3b) -Het inpassen wordt gezien als een verantwoordelijkheid van afzonderlijke docenten (3b)
Hiermee zijn de belangrijkste belemmeringen per instelling geïnventariseerd. De evaluatievraag (6) die we hier willen beantwoorden is de vraag naar de factoren die van invloed zijn op het gebruik van de lespakketten. We geven antwoord door na te gaan welke de belemmeringen zijn. Op grond van de verzamelde gegevens zullen we concluderen welke de belangrijkste belemmeringen zijn. Rekening wordt gehouden met het aantal keren waarmee een belemmering genoemd is, met het belang dat docenten eraan hechten en de met kracht van de vermelde argumenten. Met behulp van de vooraf gemaakte driedeling (1) docent, (2) lespakket en (3) onderwijssituatie, (3a) studenten, (3b) team en schoolorganisatie, (3c) omgeving typeren we om welk soort belemmeringen het gaat. De verwijzingen naar deze indeling worden tussen haakjes vermeld. Onze conclusie luidt dat de volgende belemmeringen de belangrijkste zijn in volgorde van belangrijkheid, te beginnen met de belangrijkste. 1Voor het opnemen van een lespakket in een leerplan moet in dat plan ruimte vrijgemaakt worden. Dat is vrijwel altijd lastig om de volgende twee redenen: .de thema's die zouden moeten wijken zijn ook niet onbelangrijk, .voor het inpassen van nieuwe thema's is overleg nodig met verscheidene personen (3b)
48
2Het ontbreken van een overlegstructuur voor docenten werkt belemmerend. De uitvoering van leerplan-vernieuwingen wordt in de instellingen veelal opgevat als een taak van de individuele docenten, die verantwoordelijk zijn voor hun eigen vak(ken). Bij het inpassen van lespakketten in een bestaand leerplan moet echter de inhoud van verscheidene vakken heroverwogen en eventueel herzien worden. Dit laatste wordt erkend in de instellingen.5 Voor overleg tussen docenten over leerplan-vernieuwingen is veelal geen overlegstructuur beschikbaar (3b). 3Als voor de inpassing van lespakketten andere werkvormen dan de reguliere klassikale lessen of hoor- en werkcolleges nodig zijn of gewenst geacht worden dan vormt dat een belemmering omdat die werkvormen moeilijker te realiseren zijn of geacht worden dat te zijn. Als de instellingen niet beschikken over een organisatie (3b) waarin dergelijke werkvormen ingevoerd kunnen worden, dan is dat een belemmering. 4Er zijn vaak allerlei andere zaken die spelen in het onderwijs (bijvoorbeeld een bezuiniging of reorganisatie) waardoor de aandacht niet vrij is voor mogelijke vernieuwingen (3c). Dit punt wordt veelvuldig genoemd. Meestal wordt er aan toegevoegd dat andere beslommeringen niet als excuus mogen gelden om het inpassen van een lespakket op te houden. De docenten hebben over het algemeen ontkend dat er onvoldoende tijd voor beschikbaar zou zijn. Wij hebben niet de gelegenheid gehad dit aspect echt te betrekken in deze evaluatie. 5In deeltijd werkende docenten. Als een in deeltijd werkende docent juist het vak geeft waarin een lespakket ingepast zou moeten worden, dan kan dat een belemmerende factor zijn. Een onderwijsorganisatie met veel deeltijdwerkers (3b) kan volgens mededeling van docenten belemmerend werken bij onderwijsvernieuwingen. 6Docenten die juist aangesteld zijn hebben aanvankelijk veel tijd nodig om hun onderwijs te gaan geven. Zij hebben minder tijd beschikbaar om iets nieuws in te voeren. Anderzijds kunnen zij eerder bereid zijn met een zojuist aangeboden pakket aan de slag te gaan. 7In de opleidingen zijn vakken gekoppeld aan docenten (3b). Als door de invoering van (onderdelen van) lespakketten vakken zodanig veranderen dat dit consequenties heeft (of kan hebben) voor de uren van de docent, dan is dit een belemmerende factor voor vernieuwing. Er zijn aanwijzingen dat de belangrijkste reden, waarom het in instellingen niet of slechts in kleine omvang tot invoering van lespakketten komt, is gelegen in het ontbreken van een overlegstructuur voor docenten. Tabel 23: Aantallen instellingen met een functionerende overlegstructuur tussen docenten overlegstructuur tussen docenten
49
functioneert functioneert niet of is afwezig aan- of afwezigheid en wel of niet functioneren is onbekend
5 8 3
totaal
16
In de tabel wordt aangegeven hoe vaak er een functionerend overleg is tussen docenten over onderwijszaken o.a. vernieuwing van een leerplan, aanpassing van cursussen, inpassing van een aangeboden lespakket. Deze tabel is in deze evaluatie opgenomen, omdat de aan- of aanwezigheid van een overlegstructuur voor docenten een belangrijk punt blijkt te zijn. De in de tabel vermelde frequenties zijn gebaseerd op mededelingen van de evaluatie-gespreksdeelnemers als zij aangeven hoe veranderingen wel en hoe ze niet plaatsvinden. Ze zijn geïnterpreteerd vanuit het geheel aan gegevens van zo'n instelling. Een nadere controle van deze gegevens kon in het kader van deze evaluatie niet uitgevoerd worden. Afwezigheid van zo'n overlegstructuur beschouwen we als een belangrijke belemmerende factor bij het invoeren van vernieuwingen. Afwezigheid van zo'n structuur wil overigens niet zeggen dat het onmogelijk is om op momenten dat overleg geboden is zoiets te organiseren. De aanwezigheid van een overlegstructuur beschouwen we als een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde om vernieuwingen te doen plaatsvinden. In organisaties waarin behalve onderwijskundige veranderingen ook altijd andere zaken (denk aan bezuinigingen, fusies, reorganisaties) aan de orde zijn is alleen voor docenten de drempel vaak te hoog om met wijzigingsvoorstellen te komen en te zorgen dat vernieuwingen ingevoerd worden als zulke voorwaarden niet vervuld zijn. 4.6 Het bereiken van de doelstellingen In paragraaf 2.1 is vermeld dat het doel van de ontwikkelde lespakketten is een bijdrage te leveren in de bouwsector aan de oplossing van milieuproblemen en aan het terugdringen van het energiegebruik. Studenten zouden in het HBO de nodige kennis moeten opdoen en de attitude krijgen om in de beroepspraktijk aan de slag te gaan met energiezuinig en milieubewust bouwen. De vraag in deze paragraaf is in welke mate dat gelukt is. Het antwoord kan slechts indirect gegeven worden, omdat de lespakketten als kant-en-klare pakketten aangeboden zijn aan de docenten Bouwkunde in het HBO. Als uitgangspunt gold daarbij dat een flexibel gebruik van de lespakketten mogelijk zou moeten zijn, afhankelijk van de reeds bestaande onderwijsprogramma's en de wensen ter plekke. Daarom zullen we in deze evaluatie vooral na moeten gaan welke bijdrage de lespakketten leveren aan het onderwijs van de instellingen. Nagegaan moet worden welke de gestelde leerdoelen zijn van die bijdrage, hoe die leerdoelen getoetst worden en wat het resultaat van die toetsing is (evaluatievraag 6). In elf instellingen wordt gebruik gemaakt van de lespakketten, waarbij "echt gebruik" (6x) en "beperkt gebruik" te onderscheiden zijn. In de vijf instellingen met "beperkt gebruik" maken de docenten slechts marginaal gebruik van de lespakketten. Uit de reacties van die docenten is op te maken dat het onderwijs niet alleen gericht is op kennis, maar ook op houdingen van studenten ten aanzien van de milieu- en energieproblematiek. We hebben niet geconstateerd dat er in deze groep docenten zijn die wat dat betreft een benadering voorstaan die afwijkt van wat in de lespakketten geboden wordt, maar het is wel zo dat het gebruik van de lespakketten vooralsnog beperkt is. Voor de docenten in de instellingen met "echt gebruik" geldt dat ze goed kunnen aangeven welke lespakketonderdelen ze gebruiken, bijvoorbeeld welke hoofdstukken van het studentenboek. Wat de precieze leerdoelen zijn is niet de eerste vraag die docenten zich stellen. In het docenteninterview werd die vraag wel gesteld. Gevraagd werd in hoeverre de in de lespakketten gestelde doelen (zie bijlage 3,
50
vraag 6) van toepassing zijn. Wordt zowel aandacht aan kennisverwerving als aan attitudevorming besteed? Men vindt over het algemeen al die doelen van toepassing en men kan niet zo precies aangeven wat het meest belangrijk is. Bij al deze docenten blijkt het zowel om het opdoen van kennis als om het vormen van houdingen te gaan. Wel is er een gereserveerdheid in het besteden van aandacht aan attitudevorming. Van die gereserveerdheid is bij allen - weliswaar in verschillende mate - sprake. Dit blijkt uit reacties van de docenten op gestelde vragen (zie bijlage 11). Samengevat komt het er op neer dat de docenten zich kunnen vinden in de doelen van de lespakketten waarin zowel aandacht aan kennis als aan attitudes gegeven wordt. We gaan nu na hoe getoetst wordt. In de tabellen 24 en 25 wordt een overzicht gegeven van de wijze van toetsing bij instellingen die "echt gebruik" maken van de lespakketten. Er wordt vermeld welke typen vragen gebruikt worden. Tabel 24: Een overzicht van de wijze van toetsing bij "echt gebruik" van het lespakket Bouwen en milieu in zes instellingen Volgnu Vaknaam mmer
Gebruikte Cursusj Wijze van toetsing hoofdstukke aar n
1
Milieukunde 1 t/m 7
2
Bouwrecht
3
Bouwmateria 3 len (beperkt: 2,4,6)
1994/19 ±9 open vragen (inclusief 95 onderverdeling:±30 vragen)
4
Inleiding 1 t/m 7 milieukunde 3 Materiaalku nde
1994/19 ±20 ja/nee-vragen en ± 4 95 open vragen
Milieukunde 1 t/m 7
1993/19 -70 ja/nee-vragen 94 (docentenhandleiding)
5
1993/19 ja-neevragen 94 (docentenhandleiding) 6 open vragen (incl. onderverdeling: 11 1994/19 vragen) 95
1 t/m 4 1994/19 1 open vraag (gedeelteli 95 (bijdrage aan het tentamen: jk) 10%)
bijdrage lespakket a/h vak is klein
1994/19 - 100 ja/nee-vragen (o.a. 95 docentenhandleiding) 6
Bouwen en milieu
1 t/m 7
twee tentamens: 1993/19 - 70 ja/nee-vragen 94 (docentenhandleiding) - 20 meerkeuzevragen en 10 open vragen 1994/19 95 -100 ja/nee-vragen (o.a. docentenhandleiding) - 30 meerkeuzevragen en 10 open vragen
51
Tabel 25: Een overzicht van de wijze van toetsing bij "echt gebruik" van het lespakket Bouwen met de zon in zes instellingen Volgnumm Vaknaam er
Gebruikte Cursusjaar hoofdstukken
Wijze van toetsing
1
1, 3, 4.1 1994/1995 (slechts gedeeltelijk
geen tentamen afgenomen
Bouwkunde
gerealiseerd ) 2
Bouwconstr 1 t/m 4 uctie
1994/1995
11 open vragen en 1 ontwerpopdracht
In drie instellingen is gebruik gemaakt van opgaven uit de docentenhandleiding. In één instelling (tabel 24; volgnummer 4) zijn normuitwerkingen gemaakt voor het nakijken. De wijze van toetsing maakt ook deel uit van de studentenevaluatie die uitgevoerd wordt in het kader van kwaliteitsbewaking. Het tentamen bevat één vraag waarin een persoonlijke stellingname gevraagd wordt ten aanzien van milieuproblemen. Docenten staan voor de opgave om vergelijkbare en niet gelijke tentamens te maken voor (1) lichtingen studenten, (2) parallelgroepen studenten die niet altijd op dezelfde dag getoetst kunnen worden, en (3) in verband met herkansingen. In zes van de acht vermelde toepassingen van lespakketten wordt een toets afgenomen die telt voor een cijfer. Dit is een duidelijke aanwijzing dat zo'n toepassing serieus deel is gaan uitmaken van het onderwijs. In één geval (tabel 24; volgnummer 2) wordt ook getoetst, maar het lespakket levert slechts een kleine bijdrage. In hoeverre de behaalde resultaten, gegeven de studietijd die er voor staat, acceptabel zijn hebben we niet in deze evaluatie kunnen vaststellen. Daarvoor zijn enkele redenen te noemen: (1) de van toepassing zijnde cursussen lopen zeer uiteen, (2) de cursussen zijn nog sterk onderhevig aan veranderingen, (3) de opgevraagde gegevens over de tentamens waren incompleet, (4) op de door ons gemaakte toetsopdracht voor studenten van verschillende instellingen was de respons onvoldoende om de resultaten zinvol te kunnen interpreteren. In tabel 26 zijn de antwoorden opgenomen die studenten gaven in de vragenlijst over kennis - en attitudeaspecten van de cursus Bouwen en milieu. Tabel 26: Vragenlijstantwoorden van studenten op vragen over kennis- en attitudeaspecten van het thema Bouwen en milieu ( drie instellingen met echt gebruik) Thema Vraagn Vragenlijstvraag van ummer vragenli jst
Beoo rdel ing*
52
1**
2**
3**
Nuttig? Leuk? Stimulerend (meer willen weten)? Bijdrage aan milieubewuste instelling Kennis verschaffen over Bouwen en milieu
4 3 3 4
4 3 4 4
4 3 3,5 4
4
4
4,5
Wat 5.1.a geleerd? 5.1.b 5.1.c
Kennis milieuproblemathiek en zonne-energie Basiskennis zonne-energie Mogelijkheden en toepassingen in de bouw
4
4
4
4 4
3 4
4 4
Kennis- 2.7 en attitude -aspect 2.8
Bouwkundige heeft noodzakelijk veel kennis van Bouwen en milieu Bouwkundige heeft noodzakelijk een milieubewuste instelling
5
5
5
5
5
4,5
Typering 2.2.1 van de 2.2.2 cursus 2.2.3 2.2.4 2.2.5
*-de getallen in de tabel zijn mediaanwaarden, waarmee per groep studente n van één instelli ng samengev at wordt hoe zij een vraag beantwoo rd hebben -iedere vraag of bewering varieert op een schaal van 1 t/m 5, met de betekeni
53
s "niet of nauwelij ks van toepassi ng" (=1) t/m "volledi g van toepassi ng" (=5) of "niet mee eens" (=1) t/m "volledi g mee eens" (=5). **volgnu mmer van de instelli ng
In de vragenlijst moet een typering van de cursus gegeven worden (2.2.1 t/m 2.2.5) en de studenten wordt gevraagd wat ze er van leren (5.1 a t/m 5.1 c). En verder worden reacties gevraagd op beweringen over de kennis en de attitude die noodzakelijk zouden zijn voor een bouwkundige. Aan drie instellingen met "echt gebruik" zijn de vragenlijsten afgenomen. Antwoorden zijn ontvangen van in totaal 97 studenten. Volgens de studenten draagt hun cursus bij aan een milieubewuste instelling (Mediaan=4); de vraag of hun cursus veel kennis verschaft over Bouwen en milieu wordt evenzeer bevestigd (Mediaan=4 tot 4,5). De studenten hebben kennis genomen van de milieuproblematiek en van de kansen van zonne-energie (Mediaan=4), ze hebben basiskennis over zonne-energie opgedaan (Mediaan= 4, 3 en 4) en specifieke kennis over mogelijkheden en toepassingen in de bouw (Mediaan=4). In één instelling leidt de beantwoording van de vraag over basiskennis zonne-energie tot een mediaan van 3. Dit correspondeert met de inhoud van die cursus waarin het accent ligt op het gebruik van bouwmaterialen. Ten aanzien van de beweringen dat het noodzakelijk is dat een bouwkundige beschikt over veel kennis op het gebied van Bouwen en milieu en een milieubewuste instelling nemen studenten een duidelijk standpunt in want de beweringen worden duidelijk bevestigd (Mediaan=5). De laatste evaluatievraag is of de leerdoelstellingen op affectief gebied (houdingen) en op cognitief gebied (bijvoorbeeld kennis, inzicht, vaardigheid) bereikt worden. Deze vraag zullen we zo goed mogelijk beantwoorden. Conclusies In vijf instellingen is sprake van 'gebruik van een lespakket en afgesloten met een toets' (zie de tabellen 24 en 25).6 In één instelling geldt dit voor beide lespakketten.
54
Of de cursussen op kennisgebied voldoende opleveren hebben we niet kunnen vaststellen, maar er zijn in de genoemde vijf instellingen ook geen aanwijzingen om er aan te twijfelen. De door studenten gegeven beoordelingen van kennis- en attitude-aspecten van hun cursus wijzen erop dat ook het attitudeaspect aan de orde is geweest. Een stellingname zoals uit de vragenlijst blijkt waarbij een zekere verhouding van kennis en attitude tot uitdrukking komt is in overeenstemming met de bedoelingen van de lespakketten. We zullen nu de balans opmaken ten aanzien van de 16 instellingen die aan de evaluatie mee hebben gedaan. Van de 16 instellingen zijn er twee die we hier apart vermelden, één waarin geen gebruik gemaakt wordt van een lespakket, maar met de begrijpelijke - in elk geval buiten de lespakketten liggende - reden dat weinig studenten de opleiding Bouwkunde volgen en een andere instelling waarin de opleiding gericht is op stedebouw en planologie en waarin beperkt gebruik van de lespakketten plaatsvindt. Dit gebruik is adequaat te noemen voor een dergelijke opleiding. Van de overige 14 instellingen realiseren er vijf het doel dat studenten op milieu- en energiegebied kennis verwerven en dat er aan attitudevorming gewerkt wordt. Voor een zesde instelling is dit waarschijnlijk het eerstvolgende cursusjaar het geval (nu: "echt gebruik" op kleine schaal en weinig getoetst). Er zijn verder twee instellingen met plannen voor "echt gebruik", ingaande het eerstvolgende cursusjaar. Het gaat om één instelling die nu "beperkt gebruik" heeft en waar zojuist besloten is tot een grondige leerplanherziening, welke o.a. inhoudt dat beide lespakketten gebruikt gaan worden, en een instelling die nu in de categorie "geen gebruik" staat, maar al wel gebruik maakt van de lespakketten in een verwante studierichting. De overige zes instellingen zijn te verdelen in "beperkte gebruikers"(3x) en instellingen die "geen gebruik" kennen (3x). 5Conclusies en aanbevelingen Allereerst geven we een aantal conclusies. Maar voor zover de resultaten niet naar wens zijn, doen we aanbevelingen die er alsnog toe kunnen leiden dat het beoogde doel bereikt wordt. We maken onderscheid tussen aanbevelingen, die rechtstreeks voortvloeien uit de verzamelde gegevens en zo mogelijk een oplossing bieden voor geconstateerde problemen, en aanbevelingen die niet direct voortvloeien uit de gegevens, maar gedaan worden naar aanleiding van de verzamelde gegevens. De aanbevelingen van het eerste soort staan in deze paragraaf en die van het tweede soort komen in de volgende paragraaf aan de orde. Conclusies In deze evaluatie is antwoord gegeven op de gestelde evaluatievragen. De antwoorden worden nu samengevat in een aantal conclusies. De nu volgende nummering correspondeert met de evaluatievragen. Per conclusie wordt steeds eerst de evaluatievraag (cursief) herhaald. 1Hoe werd kennis genomen van de lespakketten en hoe vond de "vertaling" plaats van de lespakketten naar het eigen te verzorgen onderwijs? Elf van de zestien instellingen beschikken nu over kennis van de lespakketten. Docenten hebben individueel kennis gemaakt met de lespakketten, nadat ze deze via een collega of per post hadden ontvangen. De introductiebijeenkomst heeft een goede aanzet gegeven tot het kennisnemen van de lespakketten. De kennis is in zes instellingen omgezet in "echt gebruik" en in vijf andere instellingen in een marginaal gebruik van de lespakketten.
55
2Wat is de plaats van (delen/aspecten van) de lespakketten in het eigen onderwijs? Het gebruik van de lespakketten is beperkt: vijf instellingen met een cursus die afgesloten wordt met een toets, één instelling met een gebruik dat niet uitgebreid is en gedeeltelijk afgesloten wordt met een toets en vijf instellingen met een marginaal gebruik van een lespakket. 3Wat is de gebruikswijze van de docenten en van welk stadium van vernieuwing is sprake in de onderwijsinstellingen? Het proces van inpassen en opnemen van (delen van) de lespakketten in de instellingen is nog niet afgerond. Te verwachten valt dat het "echte gebruik" van een lespakket in het eerstvolgende studiejaar gerealiseerd zal worden in twee instellingen, die dat tot nu toe niet deden en dat het huidige "echte gebruik" in één instelling in omvang zal toenemen. 4Wat is de kwaliteit van de lespakketten? Zijn de lespakketten functioneel en hebben ze een goede planningsfunctionaliteit? .De lespakketten voldoen aan de te stellen eisen, ze hebben een goede onderwijsfunctionaliteit en een goede planningsfunctionaliteit. .De lespakketten zijn zodanig gemaakt dat ze in het HBO flexibel ingezet kunnen worden. 5Welke factoren zijn van invloed geweest op het (niet) in gebruik nemen van (delen/aspecten van) de lespakketten? Er zijn verscheidene belemmerende factoren voor de in gebruikname van de lespakketten in de opleidingen Bouwkunde. Het zijn voornamelijk factoren, die in de onderwijsinstelling gelegen zijn, die het gebruik beperken. Het ontbreken van een structuur voor docentenoverleg ten behoeve van onderwijsvernieuwing is te beschouwen als de belangrijkste belemmering. 6Worden de leerdoelstellingen op affectief gebied (houdingen) en op cognitief gebied (bijvoorbeeld kennis, inzicht en vaardigheid) bereikt? .In vijf instellingen hebben studenten kennis opgedaan op het gebied van milieuproblematiek en zonne-energie en is een bijdrage geleverd aan de attitudevorming ten aanzien van de milieu- en energieproblematiek. Dit laatste is voornamelijk gebaseerd op oordelen van studenten. .In deze evaluatie kon niet worden vastgesteld of in de cursussen waarin een lespakket gebruikt wordt, gezorgd wordt voor optimale kennisverwerving. Aanbevelingen 1Voor de continuering van het gebruik van de lespakketten 'Bouwen en milieu' en 'Bouwen met de zon' en ter stimulering van het toekomstig gebruik is het aan te bevelen de lespakketten aan te vullen met recente informatie over de thema's van de lespakketten. De afgelopen jaren zijn er vele ontwikkelingen geweest op het gebied van de lespakketten, zodat het, vanwege he gedeeltelijk ontbreken van actualiteit, noodzakelijk is een recente versie te maken. Te denken valt met name aan onderdelen als de thema-artikelen, literatuurlijst, subsidielijst en excursiemogelijkheden. Verder zou ook aandacht besteed moeten worden aan recente regelgeving door de overheid.
56
2Het is gewenst dat er in de instellingen tussen docenten regelmatig een georganiseerd overleg plaatsvindt waarin voldoende tijd beschikbaar is voor onderwijsvernieuwing. Deze aanbeveling hebben we terughoudend geformuleerd, omdat deze evaluatie vooral gericht is op lespakketontwikkeling. De grootste belemmering voor de invoering lag evenwel niet in de lespakketten zelf, maar in de instellingen. De invoering zal gemakkelijker gaan als er samengewerkt wordt tussen docenten. 6Een nabeschouwing en discussie van de resultaten In deze nabeschouwing willen we ingaan op het idee om via het onderwijs een bijdrage te leveren aan de oplossing van milieu- en energieproblemen. Door te zorgen dat studenten over goede kennis en de gewenste houdingen beschikken op het moment van afstuderen ligt de mogelijkheid open om deze problematiek in de beroepspraktijk adequaat aan te pakken. Goed opgeleide bouwkundigen, werkzaam op sleutelposities, kunnen zelf en via anderen een bijdrage leveren. Maar de weg is lang. Wat is op dit moment de stand van zaken? Wat is er al gerealiseerd en wat moet nog gerealiseerd worden? Uit deze evaluatie blijkt dat de lespakketten zelf goed voldoen aan de gestelde eisen. Ze zijn functioneel en de docenten kunnen er goed mee werken. Ze hebben er profijt van bij het lesgeven en de lespakketten zijn goed in te passen. De lespakketten blijken flexibel ingezet te kunnen worden. Wat de inhoud van de lespakketten betreft is het noodzakelijk deze weer ’up-to-date’ te maken, omdat er sinds de introductie in september 1993 al weer vele nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgehad op het gebied van de thema’s van de lespakketten. Nieuwe regelgeving is gerealiseerd. De lespakketten zijn in opdracht van het Novem en het Ministerie van Vrom ontwikkeld en aangeboden aan de Bouwkunde-opleidingen, waar in een aantal instellingen lespakketten in gebruik genomen zijn. Er is sprake van een door deze opdrachtgever(s) gestart en begeleid vernieuwingsproces in het HTO, waarbij de HTO-docenten/instellingen uiteraard ook hun eigen verantwoordelijkheid hebben, omdat het hun taak is studenten op te leiden. In dit vernieuwingsproces is de eerste belangrijke stap van de invoering van de lespakketten goed verlopen. Er zijn aanwijzingen dat er nog ontwikkelingen gaande zijn. Verwacht wordt dat het "echte gebruik" het komend studiejaar in twee andere instellingen gerealiseerd zal worden en in één instelling een grotere omvang zal krijgen. We stellen voor dat NOVEM (en VROM) de nodige initiatieven nemen ter stimulering van het verdere verloop van en de afronding van dit vernieuwingsproces. Op dit moment is uitbreiding van het gebruik van de lespakketten in meer instellingen mogelijk. Er zijn nog instellingen waar men onvoldoende kennis heeft genomen van de inhoud van de lespakketten om te kunnen beoordelen of deze zinvol toegepast kunnen worden in de eigen onderwijssituatie. Alleen al vanuit efficiëntie-overwegingen is het van belang dat lespakketten, die degelijk ontwikkeld zijn en specifiek afgestemd zijn op de Bouwkunde-opleidingen op zijn minst in overweging gegeven en genomen worden. Op dit moment worden de informatiemappen weinig gebruikt. Uitbreiding van gebruik is mogelijk. Bij de huidige toepassingen wordt wel gerealiseerd dat studenten kennis krijgen van de inhoud van de lespakketten, maar aan een verdieping van deze kennis en een verdere integratie in de opleiding wordt nog weinig aandacht geschonken. Daar liggen mogelijkheden. Met name zouden de instellingen kennis moeten krijgen van en ervaring moeten opdoen met werkvormen die daar geschikt voor zijn. Wat kan NOVEM doen? Er zijn verscheidene mogelijkheden om verder gebruik te stimuleren. Zinvol is de organisatie van een studiedag, waarop docenten ervaringen uitwisselen over het gebruik van de lespakketten, een cursus voor docenten of het verzorgen van begeleiding van docenten bij bepaalde vernieuwingsactiviteiten. Een onderwijsontwikkelingsproject dat gericht is op het gebruik van werkvormen ten dienste van verdere
57
integratie en verdieping van de betreffende kennis in praktijksituaties is eveneens een zinvolle mogelijkheid. Ook het organiseren van samenwerking tussen docenten van de HTO-instellingen is een zinvolle actie. Te denken valt aan eenvoudige gegevensuitwisseling bij het maken van lesmaterialen en bij het gebruik van tentamenopgaven. In een project als het zojuist genoemde onderwijsontwikkelingsproject zou intensievere samenwerking mogelijk zijn. Waar mogelijk kan samenwerking uiteraard gebeuren in overlegstructuren die er al zijn. Er bestaat een Gebruikersoverleg Bouwnijverheid op het gebied van Bouwen en milieu. Naast mogelijke initiatieven van het Novem hebben de instellingen hun eigen verantwoordelijkheid. W menen dat voor een aantal instellingen geldt dat de voorwaarden om aan onderwijsvernieuwing te werken verbeterd kunnen worden. Docenten worden nog vaak gezien als personen die individueel verantwoordelijk zijn voor uitsluitend de vakken die ze zelf geven. Het onderwijs wordt nog vaak als een statisch geheel gezien, alsof de inhoud niet aan verandering onderhevig zou moeten zijn. Het zou voor docenten mogelijk gemaakt moeten worden om, naast het geven van lessen, vernieuwingen aan te brengen in cursussen, ook als het om veranderingen gaat die over de grenzen van hun vak heen gaan. We sluiten af met een samenvatting. Het vernieuwingsproces van het onderwijs door middel van het invoeren van deze lespakketten is nog niet afgerond. Het Novem kan daarin een belangrijke initiërende rol vervullen, bijvoorbeeld door aanzetten te geven tot het organiseren van een studiedag, door een cursus te starten of een ontwikkelingsproject op te laten zetten. Daarbij is een goede afstemming op de wensen en knelpunten van de instellingen noodzakelijk. De instellingen hebben daarnaast hun eigen verantwoordelijkheid. In een aantal instellingen zou het creëren van een overlegstructuur voor docenten en mogelijkheden om aan onderwijsvernieuwing te werken leiden tot grotere kansen dat deze lespakketten benut worden. Op dit moment heeft de toepassing van de lespakketten in een aantal instellingen ertoe geleid dat afgestudeerden een grotere bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van milieuproblemen en vermindering van het energiegebruik. Bijlagen Bijlage 1 Uitnodigingsbrief Aan : Xxxxxxx Onderwerp : lespakketten Enschede, 24-5-1994 Bouwen en milieu en Bouwen met de zon. Geachte heer Xxxxxxxxx, Voor HTO Bouwkunde studenten zijn twee lespakketten gemaakt: "Bouwen en Milieu" en "Bouwen met de zon". Deze pakketten zijn in opdracht van NOVEM gemaakt door de Stichting Woon/Energie te Gouda. U heeft - als onze informatie juist is - deze pakketten ontvangen. NOVEM is geïnteresseerd in de gebruikswijze, de mate van gebruik, de (ervaren) kwaliteit van de lespakketten en de opgedane ervaringen. Daarnaast is het de bedoeling motieven en overwegingen te achterhalen om geen gebruik te maken van de lespakketten. Een evaluatie zal dit soort informatie moeten leveren. Aan het Onderwijskundig Centrum van de Universiteit Twente is de opdracht gegeven om zo'n evaluatie uit te voeren. Voor deze evaluatie nemen we nu contact met u op.
58
In Den Bosch heeft één dezer dagen een gebruikersoverleg tussen HTO-docenten plaats gehad vanuit het speerpunt "Bouwen en Milieu" (voorzitter: Mr. J.J.L.H.B. Winkels, Hogeschool Den Bosch) . Uit een eerste contact dat we hadden met deze docenten bleek dat op uiteenlopende wijze gebruik wordt gemaakt van de pakketten. Dat is overeenkomstig de bedoelingen van de makers. Een lespakket kan in zijn geheel gebruikt worden, maar ook kunnen delen van een pakket opgenomen worden in een lesprogramma of er kunnen ideeën voor eigen onderwijs aan ontleend worden. In de uit te voeren evaluatie willen we nagaan in hoeverre en op welke manieren gebruik gemaakt wordt van de pakketten en of het onderwijs m.b.v. deze pakketten goed is op te zetten en uit te voeren. Wij zijn van plan de evaluatie zo uit te voeren dat het u - contactpersoon of docent - zo weinig mogelijk tijd kost. Het doel van de evaluatie is de kwaliteit van de pakketten vast te stellen met het oog op verbetering van de pakketten zelf of het gebruik ervan. Het genoemde gebruikersoverleg, waarin wij de evaluatie bespraken, kan zich vinden in de opzet van de evaluatie. Er is afgesproken dat de resultaten van de evaluatie ook in dit overleg besproken zullen worden. De verwachting is dat docent-gebruikers hun voordeel kunnen doen met de resultaten. De wijze waarop geëvalueerd zal worden staat beschreven in een plan. Bijlage 1 is een samenvatting van dit plan. Op uw verzoek sturen we het volledige plan graag toe. Wij vragen bij deze uw bereidheid (en/of die van de betreffende personen in uw instituut) om aan deze evaluatie deel te nemen. Om te beginnen willen wij binnen een dag of tien telefonisch contact met u opnemen met de vraag of u, uw instelling en de betrokken docenten bereid zijn aan deze evaluatie deel te nemen. In de bijlage staat aangegeven hoeveel tijd dat ongeveer zal gaan vragen. Uiteraard zijn wij bereid het één en ander te komen toelichten. Wilt u ons per meegestuurde antwoordbrief aangeven wanneer we u kunnen bellen? Hoogachtend, Dr. H.J. Roossink Tel.: 053 - 89 20 53 Dr. C. Terlouw Tel.: 053 - 89 20 47 Universiteit Twente Onderwijskundig Centrum Postbus 217 7500 AE Enschede Fax : 053 - 30 97 23 Bijlage a: Evaluatie van het gebruik van Milieu-lespakketen in HTO-Bouwkunde Het doel van de evaluatie is vast te stellen of de milieu lespakketten "Bouwen en Milieu" en "Bouwen met de zon" benut worden in 16 HTO-Bouwkunde instellingen, en zo ja op welke wijze. De volgende vragen moeten beantwoord worden: 1Hoe werd kennis genomen van de lespakketten en hoe vond de "vertaling" plaats van de lespakketten
59
naar het eigen te verzorgen onderwijs? 2Wat is de plaats van (delen/aspecten van) de lespakketten in het eigen onderwijs? 3Wat is de gebruikswijze van de docenten? 4Welke oordelen geven docenten en studenten over de kwaliteit van het milieu-onderwijs? 5Welke factoren zijn van invloed geweest op het (niet) in gebruik nemen van (delen/aspecten van) de lespakketten? 6Worden de leerdoelstellingen op affectief gebied (houdingen) en op cognitief gebied (bijvoorbeeld kennis, inzicht en vaardigheid) bereikt? De evaluatie is gericht op het onderwijs aan 16 instellingen voor HTO-Bouwkunde. De uitvoering gaat als volgt. Na een verkenning van de onderwijssituatie op de diverse instellingen worden de bovenstaande evaluatievragen nader uitgewerkt. Vervolgens wordt vastgesteld welke evaluatiecriteria gehanteerd gaan worden en hoe de evaluatiegegevens verzameld worden. Voor de gegevensverzameling wordt gedacht aan: gesprekken met docenten, een vragenlijst voor coördinatoren, docenten en studenten en aan het verzamelen van toets-/tentamenresultaten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen docent-gebruikers en niet-gebruikers. De verzamelde gegeven worden geanalyseerd en geïnterpreteerd en van de resultaten wordt een verslag gemaakt. Voor de gegevensverzameling is een voorlopige planning gemaakt. Het is van belang dat het tijdsbeslag voor contactpersonen en docenten beperkt is. En studenten moeten op een acceptabele manier ingeschakeld kunnen worden voor een vragenlijstafname. Daarom zal een definitieve planning pas gemaakt worden na overleg met de betrokken instellingen. Bijlage 2 Vragenlijst kennismaking en gebruik Bijlage 3: Docenten-interview over lespakketten 0Zijn er schriftelijk gestelde vragen waarbij u een nadere toelichting zou willen geven? Tevens na te gaan bij welke antwoorden nog toelichting nodig is. We vragen nu nadere informatie over elke door u ingevulde module/cursus. Het gebruikte nummer van de module hier noteren. 1ad Stadium van uitvoering (vraag 2.1) Geef aan wat de stand van zaken is ten aanzien van het gebruik van de lespaketten. 2(indien een lespakket reeds gebruikt wordt of als er plannen voor gebruik zijn) Hanteert u een vaste werkwijze of opzet in de lessen waarin (onderdelen uit) het lespakket aan de orde komt (komen) / Bent u van plan..... Zo ja, omschrijf deze werkwijze of opzet van lessen. 3Kunt u een nadere toelichting geven bij de verroosterde onderwijsvormen (vraag 3.10)?
60
Zo ja, geef deze. 4De docenten die deze cursus geven of er bij betrokken zijn: Hoeveel ervaringsjaren hebben deze docenten? Hebben zij ervaring met/zijn zij vaardig in het invoeren van vernieuwingen? 5Hoe wordt beoordeeld? Hoe zwaar telt deze beoordeling? Wat is de betekenis van een voldoende resp. onvoldoende resultaat? (denk hierbij aan: slagen/zakken, overdoen, diploma halen) 6Welke van de volgende leerdoelen zijn naar uw mening aan de orde? 1Aandacht voor milieuproblematiek en voor de kansen van zonne-energie 2Basiskennis over zonne-energie 3Specifieke kennis over mogelijkheden en toepassingen in de bouw 4Inzicht in de mogelijkheden in de toekomstige werksituatie 5Overzicht van voorbeeldprojecten 6Overzicht van belangrijke informatiebronnen 7Een combinatie van bovenstaande doelen, nl: 8Andere: Welke? Studentenboek (a) Samenvatting
Map (a) Audiovis materiaal (b) Excursies (c) (b) Begrippenlijst Basistekst / (c) afkortingen Illustraties (d) / Regelgeving details (e) Normen en (d) richtlijnen Eindvragen (f) Subsidies per Per les: hoofdstuk (g) literatuur (h) artikelen (i) opdrachten
Waarom: Wat is de functie van het onderdeel? - motiveren - herkennen (=aansluiten) - leerdoelen verhelderen - uitleggen / informeren operationeel maken van kennis - oefenen - toetsen terugkoppelen
handleiding (a) Toetsvragen (b) Sheets
Waarom: Wat is de functie van het onderdeel? - motiveren - herkennen (=aansluiten) - leerdoelen verhelderen - uitleggen / informeren operationeel maken van kennis - oefenen - toetsen terugkoppelen
7Wilt u per module-cursus aangeven wat u van het lespakket heeft gebruikt / wilt gaan gebruiken en waarom?
61
Gebruik daarbij het hierna volgende schema. Indien ander materiaal van toepassing is, dan gelden daarvoor dezelfde vragen. 8Heeft u twijfel aangaande het gebruik van het lespakket en zo ja om welke redenen? 9Wat zijn de redenen om het lespakket niet te gebruiken? Bijlage 4: Vragenlijst Betrokkenheid bij vernieuwing Bijlage 5: Studentenvragenlijst cursusevaluatie (met resultaten) Bijlage 6: Docentenvragenlijst cursusevaluatie (met resultaten) Bijlage 7: De term "goede kennis" en "geen kennis" Omdat docenten toepassingsgericht werken bij het kennis nemen van lespakketten nl. eerst globaal lezen om wel of niet te gaan gebruiken en daarna beter lezen van delen die mogelijk toegepast gaan worden wordt de categorie "goede kennis" van de lespakketten ook van toepassing verklaard als docenten een hoofdstuk of enkele hoofdstukken van het studentenboek oppervlakkig bekeken hebben (omdat toepassing niet in aanmerking kwam) en als ze van de informatiemap niet alle artikelen echt gelezen hebben maar wel weten wat voor soort artikelen er in staat. En als de docenten weten wat de docentenhandleiding te bieden heeft zonder elke bladzijde precies gelezen te hebben dan nog is dit voldoende voor de categorie "goede kennis" van de lespakketten. Bijlage 8: Interviewvragen ter vaststelling van gebruiksniveau’s De gebruiksniveau’s staan beschreven in par.4.3.6. 1Gebruikt u het lespakket? 2Heeft u besloten om het lespakket te gaan gebruiken? 3Heeft u een datum om te beginnen? 4Bent u op de hoogte van de inhoud van het lespakket? 5Bent u zich op dit moment nader aan het oriënteren op het lespakket? 6Brengt u veranderingen aan in het gebruik van het lespakket, en zo ja, welke? 7Zijn de veranderingen afhankelijk van de ervaringen van studenten? 8Zijn de veranderingen afhankelijk van de behaalde studieresultaten? 9Werkt u ten aanzien van het lespakket samen met anderen? 10Brengt u belangrijke veranderingen in het gebruik van het lespakket aan op grond van evaluatiegegevens? Bijlage 9: De zienswijze van de ontwerpers De aan de ontwerpers aangeboden vragen
62
Het doel van dit onderdeel van de evaluatie is na te gaan in welke mate de opvattingen van de ontwerpers over een mogelijk gebruik van de lespakketten overeenkomen met het daadwerkelijke gebruik van docenten in een bepaalde situatie in een HTO-Bouwkunde instelling. In het volgende geven we een aantal kenmerken van acht situaties op instellingen die op enigerlei wijze de lespakketten hebben gebruikt. In zes gevallen gaat het om het lespakket "Bouwen en Milieu", in twee gevallen om het lespakket "Bouwen met de Zon". Wij zouden de ontwerpers willen vragen per situatie de volgende centrale vragen te beantwoorden: 1.Welk(e) hoofdstuk(ken) uit het cursusboek, delen daarvan of het gehele hoofdstuk, is (zijn) minimaal relevant in deze situatie? 2.Welk(e) onderdeel (onderdelen) uit de milieumap is (zijn)minimaal relevant in deze situatie? 3. Geef in een schema van onderwijsfuncties het volgende per situatie aan: (a) De onderwijsfuncties die minimaal moeten worden gerealiseerd in de betreffende situatie; (b) Tenminste één, maar bij voorkeur een aantal didactische werkwijzen die de minimaal te realiseren onderwijsfuncties onder (a) zouden kunne realiseren; en (c) De didactische werkwijze die de voorkeur heeft van de ontwerpers om een bepaalde, te realiseren onderwijsfuncties, te realiseren. 4. Eventuele andere opmerkingen op te schrijven. Kenmerken van situaties in instellingen waarin de lespakketten worden gebruikt Volgnr . van instel ling
Gebrui Cursusnaam kte lespak ket(te n)
Studie Werkvorm jaar
1
B+M
Milieukunde 2
hoorcolle 5x2u ge, 2x8u excursie
40u
60
1
2
B+M
Bouwrecht
hoorcolle 2x1u ge
5u
60
1
20
1
25, 45 25, 45
1 1
4
Bijeen Totale Groeps Aantal komste studiet groott docente n ijd e n
3 4
B+M
Inl. 1 milieukunde 1
B+Z
Materiaalku 4 nde Bouwconstru cties
5
B+M
Milieukunde 1
hoorcolle 8x2u ge 3x1u hoorcolle ge 3x2u
40u 10u 40u
hoorcolle ge hoorcolle 7x1u ge + interacti e
63
1
40
40u
30, 50
1
6
B+M
Bouwen en milieu
1
hoorcolle 9x2u ge en werkcolle ge (discussi e, opdrachte n)
40u
33
1
NB. In deze tabellen zijn twee lespakket-gebruikssituaties weggelaten: 1) Het gebruik van Bouwen met de zon in instelling nr. 2 is weggelaten omdat slechts een fractie van de geplande uren gerealiseerd werden 2) Instelling nr. 3 werd weggelaten omdat per abuis de studietijd (40 u) van de gehele cursus was meegedeeld aan de ontwerpers en niet het gedeelte (10 u) dat aan het lespakket wordt besteed. Achteraf bleek dat de opgave van de studietijden aan de ontwerpers, op grond van de op dat moment beschikbare informatie, niet geheel correct was. De afwijkingen waren niet zodanig dat dit afbreuk doet aan de hier te maken vergelijking. In de zojuist gegeven tabel zijn de correcte studietijden opgenomen. Kenmerken van situaties in instellingen waarin de lespakketten worden gebruikt (vervolg) Volgnr. Docent Houding t.a.v. van Voltijd/ vernieuwing instell deeltijd ing
Meest bevorderend
Meest belemmerend
1
voltijd
- vergelijkt oud en nieuwe - sterke neiging het lespakket te gebruiken omdat het jezelf werk bespaart
goede samenwerking tussen docenten
geen ruimte over in het curriculum
2
voltijd
- vergelijkt oud en nieuw
docenten zijn breed actief op onderwijsgebi ed
het kost moeite andere docenten te betrekken bij curriculumwijzigi ngen
4
voltijd voltijd voltijd
- vergelijkt oud en nieuw
goede samenwerking tussen docenten
-
5
voltijd
- vergelijkt oud en nieuw - sterke neiging het lespakket te gebruiken omdat het jezelf werk bespaart
vernieuwingsg docentenoverleg ezinde niet altijd docent adequaat
6
deeltijd - vergelijkt oud en nieuw
3
individueel enthousiasme
64
parttime verbonden aan opleiding
4. Eventuele opmerkingen De door de ontwerpers gegeven antwoorden In de nu volgende figuur staan zowel de gegeven antwoorden als het daadwerkelijk gebruik van de lespakketten. Volgnumme Gebruikte r lespakket instellin g
Daadwerkelijk Antwoorden gebruik (vragen 1, 2)
1
Bouwen en milieu
1 t/m 7
2
Bouwen en milieu
1 t/m 4 1 en 2 (gedeeltelijk verwijzingen naar ) normbladen enz.
4
Bouwen en milieu Bouwen met de zon
1 t/m 7
1 t/m 7 (artikelen)
5
Bouwen en milieu
1 t/m 7
1 t/m 7 artikelen
6
Bouwen en milieu
1 t/m 7 artikelen en opdrachten
1 t/m 7 artikelen en opdrachten
1 t/m 7 excursiemogelijkheden (artikelen)
3
Vraag 3: Elke gekozen werkvorm op zich is prima, de docentenhandleiding geeft aan dat het materiaal op verschillende manieren kan worden gebruikt. Opmerking: ad 1 en 5 Docent geeft aan dat het tijd bespaart. Is ook de bedoeling van het lespakket. De docent is daardoor in staat het milieuthema te behandelen. Bijlage 10: Overzicht van de door de evaluatie-gespreksdeelnemers gegeven kritiek op de lespakketten Echte gebruik (6 instellingen) Vanuit drie instellingen werd door een docent kritiek op een lespakket verwoord. Het gaat om het volgende. 1De docent is heel tevreden over het lespakket Bouwen en milieu in zijn totaliteit, ook over het studentenboek, maar vindt de tekst saai en ambtelijk, niet passend bij de huidige (20 jarige) studenten. Het studentenboek heeft een goede lay-out en hele goede illustraties.
65
2Een docent vindt dat het studentenboek Bouwen en milieu te veel herhalingen bevat. Er zijn ook reacties van studenten die daarmee in overeenstemming zijn. 3Een docent die tevreden is over het lespakket Bouwen met de zon als geheel plaatst met weinig nadruk de opmerking (kritiek) dat economische aspecten meer aan de orde gesteld kunnen worden. 4Een docent meldt een organisatorisch probleem met de lespakketten nl. een boek van f 15 en een losbladige map van f 50, waardoor studenten niet willen kopen (losbladig is gemakkelijk te kopiëren) en het moeilijk is gedeeltelijk gebruik te maken van een lespakket. In de praktijk blijken studenten niet aangeschaft te hebben en kritiek te leveren op de prijs. Beperkt gebruik 1Bouwen en milieu is vanuit een sterk technologische visie geschreven. Biologisch bouwen komt te weinig aan bod. Gebruik van natuurlijke materialen krijgt te weinig aandacht. Kritiek t.a.v. technologische oplossingen komt te weinig aan bod. De docent meldt tevens dat het huidige pakket hiermee niet slecht is. Over het lespakket als geheel is hij tevreden. 2Een docent met slechts gedeeltelijke kennis van de lespakketten is niet zo gelukkig met de combinatie van tekst en illustraties omdat niet alles wat opgenomen is compleet beschreven is en omdat er redundante informatie in de illustraties zit. De docent vindt dat zoveel illustraties zijn opgenomen dat het onrustig is voor de lezer. Deze voorzichtig gegeven kritiek, omdat ernaar gevraagd wordt, was niet de reden tot het beperkte gebruik van de lespakketten. 3Een docent merkt op dat, als je een hoofdstuk van een lespakket wilt gebruiken, het te duur is om studenten het hele boek te laten kopen, maar dat de mogelijkheid te kopiëren beperkt wordt door de gekozen lay-out met grijstinten (een andere docent aan een instelling, waar de lespakketten aangeschaft zijn voor studenten: "illustraties moeilijk te kopiëren, je wilt wel eens kopiëren"). Bijlage 11: Door docenten gemaakte relativeringen ten aanzien van attitudevorming en de relatie kennis - attitude "Van HTS-ers worden zakelijke afwegingen verlangd en daar is kennis voor nodig", "Studenten hebben vaak al een zodanige milieu- en energiebewuste instelling dat ze eerder met beide benen op de grond gezet moeten worden dan dat gestimuleerd moet worden tot een meer positieve houding", "Studenten zijn al gemotiveerd voor milieu- en energiezaken", "Gevoelig maken voor milieu- en energiezaken hoort er bij, maar je moet daar niet te lang mee bezig blijven", "Ik probeer Bouwen en milieu uit de geite-wollen-sokken-sfeer te halen" (enkele keren vermeld door docenten), "Het is belangrijk dat effecten van milieu- en energiemaatregelen gemeten worden; de aandacht voor milieu en energie is nu vaak nog vrijblijvend", "Voor technische studenten moet je effecten kunnen kwantificeren, ruwweg schatten is niet voldoende". Bijlage 12: Door docenten gegeven suggesties ter verbetering van de lespakketten
66
Door de docenten zijn de volgende suggesties gegeven/opmerkingen geplaatst: .Ik hoop dat ze me op de hoogte houden van de ontwikkelingen .Nadeel van de mappen is het snel verouderen (onderhoudsintensief) .Overzichtslijsten (normen, subsidies) moeten ’up-to-date’ zijn (anders belastend) .Actualiseren door Novem zou ideaal zijn .Actualiseer (dat is belangrijk) .Vraagt wie actualiseert .Studentenboek wat meer werkboek-achtig maken bijv. lege pagina’s voor notities of zo hier en daar getalsmatige dingen laten invullen .Een docent zou graag over de antwoorden op de vragen aan het eind van de hoofdstukken beschikken en deelde in dit verband mee dat studenten volstrekte duidelijkheid verschaft moet worden in het onderwijs. Paginaverwijzing bij Tabel 15.
67