ETYMOLOGIE MET ONLINE ETYMOLOGISCH WOORDENBOEK ONDERZOEKSOPDRACHT TAALBESCHOUWING Naam: Klas: Datum: Score: /22 Gebruik om je taken op te lossen volgende website: http://www.etymologiebank.nl/zoek 1. De volgende woorden eindigen allemaal op el: sleutel, beitel, druppel, hommel, korrel, eikel, ijzel en krekel. Welke twee betekenissen kan het achtervoegsel el hebben? Plaats ieder woord uit de reeks bij de juiste groep. /4 a) Werktuignaam Voorbeelden: sleutel (werktuig om slot open te krijgen), beitel (werktuig om te bijten), b) verkleinwoorden Voorbeelden: krekel (klein diertje dat ‘kraakt’(het geluid dat zij maakten)), druppel (kleine drup), eikel (klein stukje van de eik), ijzel (minder hevige vorm van ijs), korrel (klein stukje koren) 2. Geef twee mogelijke etymologische verklaringen voor het woord fata morgana. /2 Ontleend aan Italiaans fata morgana ‘id.’, letterlijk ‘de fee Morgana’. Het eerste deel, fata ‘fee’ (verwant met het Franse leenwoord → fee ), is ontwikkeld uit Laatlatijn Fata ‘godin van het lot’, een vrouwelijke afleiding van klassiek Latijn fātum ‘(nood)lot’, zie → fataal . Over de naam Morgana bestaan
verschillende theorieën. Een daarvan is dat hij gegeven zou zijn door de Noormannen, die in de 11e eeuw de Arabieren van Sicilië verdreven, en die de in de Straat van Messina voorkomende luchtspiegelingen aan tovenarij toeschreven en er de naam van Morgana , tovenares en zuster van koning Arthur, aan verbonden. Een andere theorie is dat eerder al een in Arabische sprookjes optredende tovenares Morgana verantwoordelijk werd gehouden voor de luchtspiegelingen; aan deze naam ligt een Arabisch woord margān ‘koraal’ ten grondslag, dat op Grieks margarítēs , márgaron ‘parel’ teruggaat,
Cursus Nederlands vijfde jaar taak etymologie
3. In het Nederlands heet deze vogel ‘kalkoen’, in het Frans ‘dinde’, in het Engels ‘turkey’ en in het Portugees ‘perú’. a) Geef de etymologische oorsprong van ieder woord. /4 kalkoen: De geschiedenis van de vorm van het woord is duidelijk: kalkoen is een verkorting van de oude benaming Calcoensche haan , genoemd naar Calcoen , de destijds in het Nederlands gebruikte naam van de belangrijke havenstad Kozhikode aan de zuidwestkust van India, internationaal beter bekend als Calicut.
dinde: Frans, afkomstig van d’Inde (van Indië), wat dus net als het Nederlands incorrect turkey: De Engelsen dachten dat de kalkoen ingevoerd werd vanuit Turkije perú: De Portugezen hebben het bij het rechte eind wanneer ze stellen dat een kalkoen ingevoerd in vanuit MiddenAmerika (Peru). b) Welke taal vermeldt de juiste oorsprong van deze vogel? /2 Portugees: Deze benaming voor de kalkoen is opvallend, aangezien kalkoenen uit Midden en NoordAmerika afkomstig zijn, waar de inheemse bevolking ze fokte en vanwaar ze in 1524 in Europa zijn ingevoerd. Oorzaak is de verwarring met het parelhoen uit Afrika; deze vogel werd door de Portugezen al in de 15e eeuw op hun reizen naar en uit OostIndië verhandeld en werd zo in Europa bekend onder de bovengenoemde namen. De twee vogelsoorten waren nieuw in Europa en werden ook met elkaar verward, omdat Indië ook op WestIndië ‘Amerika’ kon slaan,
4. Zoek de oudste betekenis op van de volgende woorden. Vermeld ook steeds uit welke taal ze origineel komen. Leg kort uit hoe elk woord is gaan betekenen wat het nu doet (de betekenisevolutie). /10 a) hangmat: Vnnl. (h)amack ‘hangmat als slaapplaats van Indianen’. Via Spaans hamaca
ontleend aan het Taino, taal van de Arawakindianen op Haïti. Door volksetymologische associatie met → hangen vervormd tot hangmak en daardoor als samenstelling geïnterpreteerd. Door de vormgelijkenis van een hangmat en een mat, doordat mak als simplex onbekend was en doordat de woordvormen mak en mat grote gelijkenis vertonen, kon het tweede lid vervolgens volksetymologisch geassocieerd worden met → mat 1 ‘kleed’.
Cursus Nederlands vijfde jaar taak etymologie
b) kattebelletje: Betekent tegenwoordig ‘notitie van weinig belang’. Kattebel is ontstaan
uit vnnl. cartebelle onder volksetymologische invloed van katte(n)belletje ‘belletje om de hals van een kat’. Vnnl. cartebelle is ontleend aan Italiaans scartabello ‘notitie van weinig belang’, eerder al ‘notitieboekje’ [150008; DEDLI], uit middeleeuws Latijn scartabellus ‘notitieboekje’
c) papegaai: Ontleend aan Oudfrans papegai ‘papegaai’ [eind 12e eeuw; Rey] (Nieuwfrans dial.
‘schietschijf’), dat is ontleend aan Arabisch bab(b)aḡāʾ , dat zelf ontleend zal zijn aan een klanknabootsend woord uit een onbekende Afrikaanse taal. De papegaai is in de Arabische landen zelf niet inheems. Het laatste deel van het woord is in het Nederlands volksetymologisch beïnvloed door → gaai .
d) alcohol: Vnnl. alcohol ‘fijn poeder’ [1663; Meijer]; nnl. ‘wijngeest, ethylalcohol’ iVia Spaans
alcohol uit Arabisch alkuḥl , uit het lidwoord al en kuḥl ‘zeer fijn poeder van antimoon om de wimpers mee te bestrijken’. Het werd in Spanje als alkuhúl uitgesproken. Het woord stamt uit het jargon van de alchemisten. Het werd gebruikt voor een fijn poeder dat ontstond door een vaste stof te laten verdampen en weer neerslaan. Vanaf de 16e eeuw werd de naam overgebracht op essences verkregen door destilleren van vloeistoffen, en ten slotte op wijngeest en andere alcoholische destillaten.
e) scheurbuik: Vnnl. scoorbuyck ‘scheurbuik’. Scheurbuik is onder volksetymologische invloed van → scheur en → buik ontstaan uit ouder sc(h)oorbuyck , dat is ontleend aan Middelnederduits schorbuck [1404; Toll.]. Het Nederduitse woord is ontleend aan een
Scandinavische taal; vroeg geattesteerd zijn: Oudnoords skyrbjúgr [13e eeuw], Het Oudnoordse woord is samengesteld uit skyr ‘zure melk’ en bjúgr ‘gezwel’: de ziekte werd toegeschreven aan het langdurige gebruik van skyr , de oude Noorse scheepskost tijdens lange zeereizen.
f) algoritme: algoritme zn. ‘rekenschema’ Vnnl. algorithmus (gelatiniseerde vorm) “rekenkunde” Ontleend aan middeleeuws Latijn algorithmus , nevenvorm onder invloed van arithmetica ‘rekenkunde’ van algorismus, naar AlḴuwārizmī ‘de man uit Ḵuwārizm’, de gearabiseerde bijnaam van de uit Chowarizm in Perzië (het huidige Khiva in Oezbekistan) afkomstige Abū Jaʿfar Muḥammad ibn Mūsā (ca. 780850), een invloedrijk wiskundige, geograaf en astronoom .Zijn boek ‘Opmerkingen van AlḴuwārizmī over de kunst van het rekenen met Indiase cijfers’
kreeg in de 12e eeuw in Europa bekendheid onder de titel Algorismi de numere Indorum . Algorismi was de Latijnse verbastering van de persoonsnaam AlḴuwārizmī , maar werd algauw opgevat als ‘rekenwijze’.
Cursus Nederlands vijfde jaar taak etymologie
g) bermuda: ‘zomerse kniebroek’ Nnl. bermuda ‘kniebroek’ [1968; WNT Aanv.]. Ontleend aan
Engels bermudas (meervoud) [1961; OED] of zelfstandig verkort uit bermuda shorts [1949; Sanders 1995], genoemd naar de Bermudaeilanden in het Caribisch gebied < Spaans Islas Bermudas , vernoemd naar de Spanjaard Juan (de) Bermúdez , die de eilanden in 1502 ontdekte. Britse soldaten droegen in warme streken (zoals op de Bermudaeilanden, een Britse kolonie) een kaki kniebroek; Amerikaanse toeristen namen de broek over, waarop hij als strandkleding in de mode kwam. Het woord is dus een geoniem, waarbij de broek vernoemd is naar het eiland waar de Amerikanen het voor het eerst wijn tegengekomen.
h) bruidegom: Onl. brudegomo [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. brudegoem [1293; CG I, 1921], gome .
Het eerste woorddeel is → bruid . Het tweede deel gom betekent ‘mens’ (denk aan ‘homo’ in het Latijn. Os. brūdigumo (mnd. brudegam ); ohd. brūtigomo (nhd. Bräutigam) ; ofri. breidgoma (nfri. brêgeman (< breidgeman ?), breugeman ); oe. brydguma (me. bridegome; ne. bridegroom , beïnvloed door groom ‘jonge man’); on. brúðgumi (nzw. brudgum ‘bruidegom’). Het tweede woorddeel is afkomstig uit pgm. *guman ‘man’: os. gumo ; ohd. gomo ; oe. guma ; on. gumi (nzw. gumme ‘oude man’); got. guma .
i) vlinder: Vnnl. vlindere ‘vlinder’ [1567; Nomenclator, 84a], vlinder (met de aantekening “Fries,
Hollands”) [1588; Kil.]. Oorspr. slechts een van de vele gewestelijke woorden voor de vlinder, zonder zekere verwanten buiten het Nederlands.Wrsch. hoort het bij een oud werkwoord vlinderen ‘(weg)fladderen’, dat in het Nederlands is geattesteerd in de samenstelling mnl. vliendermuys ‘vleermuis’ [1485; MNW] en in vnnl. t'geldeken moet dan al elders vlinderen ‘het geldje moet dan allemaal wegfladderen’
j) slim: Hier moeten we uitgaan van de grondbetekenis: scheef, krom, schuin. In de 17e eeuw betekent slim van lijf: misvormd, gebocheld, scheef. Figuurlijk gaat slim dan betekenen: slecht, verkeerd en van personen: onoprecht, gemeen, boos. Zo spreekt Anna Bijns over Luther als een man die slimme gangen ging en bij Hooft lezen wij: Noyt was er beter slaef, noyt was er slimmer heer. De betekenisovergang naar: slim, geslepen is dan heel eenvoudig. Dan verliest het woord langzamerhand de ongunstige bijbetekenis en wat overblijft is: vlug van bevatting, schrander, vlug in het bedenken van hulpmiddelen en uitwegen, in het oplossen van raadsels enz.
Feedback bij de taak: Cursus Nederlands vijfde jaar taak etymologie
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Cursus Nederlands vijfde jaar taak etymologie