Ingrid Persoon, Ted Sanders, Hugo Quené en Arie Verhagen
Het Oudnederlands Woordenboek (ONW) online Alexander Schwager*
•
1 Inleiding In de vergelijkende Germaanse taalwetenschap is decennialang weinig aandacht besteed aan het oudste Nederlands, maar dat is tegenwoordig fundamenteel veranderd. Ten eerste bestaat er nu een consensus over wat als Oudnederlands moet worden beschouwd of welk materiaal vanuit “a pragmatic maximalist standpoint” (Schoonheim 2008: 275) van belang is om het karakter en de grenzen van het Oudnederlands te kunnen beschrijven. Het gaat immers om meer dan een alleenstaand zinnetje over vogels en een verzameling psalmen met een ingewikkelde overleveringsgeschiedenis. Ten tweede beschikken filologen en taalkundigen nu eindelijk over een uitgebreid woordenboek plus grammaticale beschrijving1 voor de bewuste taalfase. Sinds het ONW via internet bereikbaar is kunnen onderzoekers over de hele wereld het vroegst geattesteerde materiaal van het Nederlands benaderen met een veelzijdig hulpmiddel. De variabele zoekfuncties van het ONW en de koppelingen met andere (historische) woordenboeken van het Nederlands bieden de mogelijkheid om heel nauwkeurig naar Oudnederlandse woorden en verschijnselen te kijken en hun relaties met latere taalfasen te bestuderen. Hoewel het voor een woordenboek als het ONW voordelig zou kunnen zijn als er ook een gedrukte versie bestond, die men offline zou kunnen raadplegen, blijkt de online versie – waarvoor inmiddels ook geen registratie meer nodig is – een sneller, makkelijker en veelzijdiger stuk gereedschap. Doordat aanvullingen, verbeteringen en nieuwe features gewoon door een update beschikbaar gemaakt kunnen worden2, hoeven er geen dure nieuwe edities gedrukt te worden. Het ONW blijft dus steeds “werk-inuitvoering” en in plaats van veroudering is juist constante verbetering te verwachten. Uit intensief gebruik blijkt dat de inhoud veelal betrouwbaar is. Niet toevallig bevatten de redactie en de begeleidingscommissie (vgl. Schoonheim 2009: 2 vlg.) de meest
*
Universiteit Leiden;
[email protected]. Ik dank Michiel de Vaan voor de hulp bij de vertaling van dit artikel. Uiteraard zijn alle meningen, oordelen, missers en fouten voor rekening van de auteur.
1
Naast een overzicht door Quak & Van der Horst (2002) en discussies over de belangrijkste aspecten van het Oudnederlands ten opzichte van de Westgermaanse talen in Pijnenburg, Quak & Schoonheim (2003) biedt het ONW nu rijke grammaticale informatie voor elk lemma. De periodieke updates van de gehele GTB zijn met behulp van de “Versie-informatie” onder het tabblad “Help & Info” te traceren. De tweede release van het ONW was december 2009 en de derde wordt najaar 2011 verwacht.
2
206
Nederlandse Taalkunde, jaargang 16, 2011-2
Het Oudnederlands Woordenboek (ONW) online
deskundige specialisten voor de oudere stadia van het Nederlands. De verklaringen in het ONW lijken weloverwogen en geven meestal de communis opinio weer; bij omstreden of ingewikkelde gevallen wordt de relevante vakliteratuur aangevoerd. Om die reden zal in deze bespreking niet de inhoud van de ca. 4500 lemmata centraal staan maar de gebruiksmogelijkheden en de kwaliteit van de online applicatie.
•
2 Mogelijke gebruikers Iedereen met toegang tot internet kan de applicatie openen, maar navigatie kan tot nu toe uitsluitend in het Nederlands. Een eerste desideratum is daarom het vertalen van de gebruiksinstructies en de beschrijving van de vele functies. Met name de exclusief Nederlandstalige lijst van gebruikte afkortingen is een minpunt voor niet-Nederlandstalige onderzoekers. De in Nederland gebruikelijke idiomatische vakterminologie (bijvoorbeeld: “onderwerp” in plaats van “subject”, vergelijk Duits Subjekt, Engels subject) vereist namelijk eerst het oplossen van de afkorting (ond. = onderwerp) en daarna het opzoeken van de vertaling. Daarnaast ontbreekt in de lijst op dit moment een aantal afkortingen die wel in ONW-artikelen worden gebruikt. Een voorbeeld is z.p. ‘zonder plaats(vermelding)’, dat toch 1313 keer in 250 lemmata voorkomt. Wanneer de leek die niet vaak met vraagstellingen over taalgeschiedenis bezig is maar gewoon belangstelling heeft voor het verleden van zijn moedertaal, uitgaand van een originele tekstpassage op zoek gaat naar een juiste vertaling ervan, zal dit voornemen wel zonder problemen lukken. Met behulp van het zoekformulier in de rubriek “Basiszoeken” zijn enkele woorden evenals zinsdelen waarin een combinatie van de ingetoetste zoekbegrippen opduikt rap op te sporen zonder alle functies van de applicatie te hoeven kennen. De lemmata die men uit de lijst van resultaten kan kiezen, bevatten dan tevens de belangrijkste informatie over het bewuste stukje tekst, zoals de bronvermelding met datering en lokalisering (voor zover voorhanden). Zulke zoekopdrachten of de vraag hoe een bepaald object of begrip in het verre verleden werd genoemd (voor zover het in de bronnen is overgeleverd) zijn makkelijk te beantwoorden door gebruik van de drie onderste zoekvelden op het genoemd tabblad: “Woord in betekenis”, “Woord in citaat”, “Woord in artikel”. Doelmatige inzet van de drie bovenste zoekvelden (“Mod. Ned. trefwoord”, “Origineel trefwoord”, “Woordsoort”) vereist echter achtergrondkennis over de opbouw van het ONW en over het Oudnederlands. Met name zoekopdrachten die een “Modern Nederlands trefwoord” bevatten kunnen tot verwarring leiden, omdat in deze categorie sprake is van een geüniformeerde spelling die (reeds genormaliseerde) schrijfvarianten uit de diverse historische INL-woordenboeken met elkaar verbindt, maar niet noodzakelijk een direkte etymologische relatie weergeeft tussen een hedendaags woord en de overgeleverde vormen van een lemma. Ter illustratie kan het Mod. Ned. trefwoord BEDERF dienen, waarvan het overeenkomstige lemma in het ONW bithervi ‘dapper, flink’ luidt. Dit woord ontwikkelde zich tot Mnl. berf (vgl. MNW, s.v. berf) en derf (vgl. MNW, s.v. derf), maar die werden later door braaf verdrongen. Daardoor ontbreekt in het Modern Nederlands een directe opvolger, die in het Duits wel bestaat: bieder. Het moderne bederf daarentegen is afgeleid van derven, gaat terug op Mnl. darven, derven ‘missen, ontberen, afstand doen van’ (vgl. VMNW, s.v. darven en 207
Alexander Schwager
MNW, s.v. dervenII) en komt overeen met Duits darben, (ver-)derben ‘nood lijden, bederven’. Het moet dus afkomstig zijn van een in het Oudnederlandse corpus niet geattesteerde en dus niet in het ONW aangegeven vorm *tharven < pgm. *þarbēn-, -ōn- ‘nodig hebben’. De “moderne” trefwoorden van het ONW zijn dus hypothetische hedendaagse vormen van ten dele – zoals in dit geval – uitgestorven woorden; ze kunnen echter homoniem zijn met andere bestaande vormen in het modern Nederlands. Het ONW levert daarom verschillende resultaten op al naar gelang de zoekterm BEDERF bij “Mod. Ned. trefwoord” wordt ingetikt of bijvoorbeeld bij “Woord in betekenis”, en afhankelijk van welke andere INLwoordenboeken binnen de Geïntegreerde Taalbank zijn geselecteerd. Daardoor is “Mod. Ned. trefwoord” in het ONW eerder een noodzakelijke functie om verwante lemmata in de overige woordenboeken van de GTB terug te vinden, dan een zinnig zoekcriterium bij “Basiszoeken”. Om misverstanden te voorkomen kan daarom misschien een geschiktere term voor het “Mod. Ned. trefwoord” worden gevonden, bijvoorbeeld “(Orthografisch) geüniformeerd trefwoord”.
•
3 Gebruikersnut per onderzoeksgebied Onderzoekers met literaire of teksthistorische belangstelling zullen eerder op de grenzen van het overgeleverde materiaal stuiten dan op die van het instrument ONW. De drie grotere samenhangende teksten, t.w. de Leidse/Egmondse Willeram, de Wachtendonckse Psalmen en de Rijnlandse Rijmbijbel (ten onrechte ook Mittelfränkische Reimbibel genoemd), behoren alle drie tot de christelijke vertalingsliteratuur; samen met het handjevol korte en zeer korte tekstjes en het grote aantal losse woorden (glossen, plaatsnamen, rechtstermen in Latijnse context etc.) staan ze nauwelijks uitspraken toe over niet-religieuze thema’s en ideeën in het Oudnederlandse taalgebied. De rubriek “Zoeken in bronnenlijst” biedt goede hulp bij het zoeken naar tekstedities. De lokalisering en datering van de bronnen bespaart de onderzoeker het tijdrovende vergelijken van aparte edities om een overzicht te krijgen over de stand van overlevering, terwijl de zoekvelden “Verkorte brontitel”, “Woorden in titel”, “Signatuur” en “Woord in bronartikel” nader informeren over bronnen waarover de zoeker al informatie heeft. Vanaf het Middelnederlands is “Auteur” een belangrijk zoekcriterium, maar voor het Oudnederlands geldt dat nog niet. Het ONW kent slechts acht auteurs bij naam, waarvan bijv. abt Willeram von Ebersberg alleen maar het voorbeeld voor de anonieme Oudnederlandse kopie / bewerking heeft geleverd. Minstens zoveel nut zou daarom een zoekveld voor de uitgevers van het materiaal hebben, van wie men de naam nu alleen als “Woord in bronartikel” kan opzoeken. Terwijl de genoemde bronnenlijst een zo centraal deel van het ONW vormt, moet ik hier nog op een onduidelijkheid wijzen die het gebruik van het online woordenboek in verband met andere hulpmiddelen in een enkel maar wel belangrijk geval bemoeilijkt. Wie met de gebruikelijke uitgaven van de Mittelfränkische Reimbibel werkt3 en daarin tekstpassages met de overeenkomstige passages in het ONW vergelijkt kan belangrijke afwijkingen vaststellen. Feitelijk noemt het ONW Wells (2004) slechts af en toe om enkele sterk afwijkende vormva3
208
De literatuurlijst van het ONW noemt slechts de uitgave Wells (2004).
Het Oudnederlands Woordenboek (ONW) online
rianten te illustreren (zoals onder bedon, 2.), als aanvullende informatie (bijv. s.v. E¯ rIII, 1.) en / of bij de aanvullende literatuur. Het bronartikel over de Mittelfränkische Reimbibel vermeldt weliswaar dat Thomas Klein uit Bonn het gebruikte materiaal bewerkt zou hebben, maar geeft niet aan of er een editie bestaat, of waar men de gegevens zou kunnen controleren. Terwijl bij een aantal bronnen aangegeven staat dat ze ongepubliceerd zijn (bijv. de collecties Blok en Gysseling), levert de zoektocht naar de materiaalbasis voor de Rijmbijbel in eerste instantie niets op. Prof. Thomas Klein was zo vriendelijk mij per e-mail over de precieze gang van zaken in te lichten. Begin jaren 1990 is in Bonn de Mittelfränkische Reimbibel gelemmatiseerd en grammaticaal geannoteerd op basis van de handschriftfragmenten, maar de zo ontstane database is nergens gepubliceerd en alleen op het INL en aan de Universiteit van Bonn voorhanden. In de bronnenlijst van het ONW zou een dergelijke situatie en de oorsprong van de gegevens beter aangegeven moeten worden. Terzijde kan ik nog opmerken dat in het bronartikel van de Vita Meinwerci de naam van de uitgever Teckhoff verbeterd moet worden in Tenckhoff, zoals overal elders correct aangegeven.
Figuur 1: Uitgebreid zoeken > Citaten Wat betreft het tabblad “Uitgebreid zoeken” kan men vaststellen dat daar andere doelstellingen gelden. Voor het zoeken naar auteurs is weliswaar onder “Citaten” en dan “Brongegevens” het zoekveld “Auteur citaat” opgesteld maar dat geeft om onduidelijke redenen geen resultaten. Als dat veld in het ONW dus niet gebruikt kan worden, zou het hier als inactief herkenbaar moeten zijn, zoals bij de velden “Lokalisering oudste citaat” en “Semantische classificatie” (onder “Betekenis”) inderdaad het geval is. Verder kan men 209
Alexander Schwager
onder “Citaten” zoeken op “Lokalisering bron”, “Datering bron”, “Verkorte brontitel” en “Datering oudste citaat”. Vgl. hierbij Figuur 1: “Uitgebreid zoeken” > “Citaten”. De zoekmogelijkheden bij “Uitgebreid zoeken” zijn op de vorm en structuur van de woordenschat gericht en bedienen daarmee vooral de historisch-taalkundigen. Hieronder volgt een klein overzicht over de (on-)mogelijkheden van zoeken op verschillende taalkundige niveaus en de algemene geschiktheid van het ONW voor dergelijk onderzoek. Voor syntactisch onderzoek lenen zich vooral het zoekveld “Woordsoort” onder de rubriek “Lemma”, alsmede de velden “Type” en “Vorm” onder “Flexie”, om morfosyntactische vragen te illustreren. Om snel positionele varianten en dergelijke te vinden kunnen complexe zoekopdrachten gegeven worden met gebruik van wildcards, operators en reguliere expressies (zie “Help & Info”), bijvoorbeeld in het zoekveld “Woord in citaattekst” onder “Citaat”. Er zijn nog andere mogelijkheden. Zo is de syntaxis van bijvoorbeeld de Wachtendonckse Psalmen zwaar beïnvloed door de woordvolgorde van de oorspronkelijke Latijnse tekst. Daarom is het zeer te prijzen dat de lemma-artikelen ook de overeenkomstige passages uit de Latijnse Vulgata geven. Voor zover het overgeleverde materiaal daarom geschikt is voor syntactische analyse biedt het ONW hier een krachtig hulpmiddel dat het tijdrovende vergelijken van gedrukte uitgaven enorm vermindert. Wel moet men oppassen bij het zoeken naar de volledige zin in de brontekst. Sommige zinsdelen kort het ONW namelijk af zonder dat expliciet te zeggen. Zo staat in de citaatsectie van het lemma skirm bijvoorbeeld “Wanda ich sinen skirm ie hafda in persecutionibus.” met een afsluitende punt en de bijhorende vertaling, hoewel de zin bij het lemma fanthiu volledig geciteerd wordt als “Wanda ich sinen skirm ie hafda in persecutionibus ande in feruore temptationis, uana thiu thencon ich, thaz her mer ouch uolbringa ad contemplationem sue˛ diuinitatis.” ‘Omdat ik altijd zijn bescherming bij vervolgingen en bij de gloed van de verleiding had, daarom denk ik, dat hij me evenzo brengt tot de aanschouwing van zijn goddelijkheid.’ Bij follabringan staat dan weer, in expliciet afgekorte vorm, “(...) thaz her mer ouch uolbringa ad contemplationem sue˛ diuinitatis.” Voor de morfologie biedt het ONW onder “Uitgebreid zoeken” de mogelijkheden “Morfologisch element”, “Woorden in de morfologische beschrijving” en “Woordvormingstype”. Vooral de resultaten bij de morfologische beschrijving laten te wensen over. Als voorbeeld kunnen de lemmata stamerart ‘stamelaar, stotteraar’, slabbart ‘bijnaam voor een gulzig persoon of voor een dronkelap’ en enkele andere dienen, waarvan het suffix -art in het kopje steeds door “vormt nomina agentis” gekenmerkt wordt. Wie nu bij “Woorden in de morfologische beschrijving” “nomina agentis” opvraagt krijgt als resultaat slechts drie lemmata, waarvan geen enkel met het suffix -art. Het is mij niet duidelijk geworden waarom deze zoekfunctie in meerdere gevallen niet zo functioneert als volgens “Help & Info” zou moeten. Een ander probleem bestaat in de heterogene formulering van de morfologische beschrijvingen in het ONW, zodat een zoekopdracht naar “nomina agentis” andere resultaten oplevert dan naar “nomen agentis”. Daardoor is deze nuttige zoekfunctie nog niet volledig of betrouwbaar. Voordelig voor morfologen is dat samenstellingen hun eigen lemma hebben gekregen. De lemmata van de afzonderlijke leden van samenstellingen verwijzen ook d.m.v. een link naar de complexere formaties waarin ze voorkomen. Mogelijk kunnen in de toekomst ook links in omgekeerde richting, dus van samenstelling naar de afzonderlijke delen, worden ingericht. De bijbehorende gegevens zijn uiteraard al in de morfologische beschrijving opgenomen. 210
Het Oudnederlands Woordenboek (ONW) online
Een centraal thema bij het werk aan de vroegste fase van het Nederlands is natuurlijk de etymologie. De zoekopties “Verwante vorm” en “Taalnaam in etymologische beschrijving” (onder “Lemma” > “Etymologie”) vullen elkaar goed aan en bieden een belangrijk instrument voor het vergelijken van verwante en naburige talen, waarmee de vorm van het Oudnederlands in een grotere context bekeken kan worden. Tot op heden bereikt het ONW op dit punt weliswaar nog vrij snel zijn grenzen, omdat pas een deel van de bekende cognaten is opgenomen, maar hopelijk zullen door de redactie bij het INL binnen afzienbare tijd in elk geval de West-Germaanse talen geheel verwerkt zijn. Een kleine aanvulling is de volgende. Bij de cognaten in het lemma tholon is voor het Oudhoogduits alleen dolōn als vertegenwoordiger van de zwakke 2e klasse aangevoerd, hoewel gezien de variatie in het vocalisme van de eindsyllaben in het Oudnederlands ook ohd. dolēn uit de 3e zwakke klasse genoemd zou moeten worden. Volgens Braune/Reiffenstein (2004, §369 Anm. 2.) fluctueren sommige werkwoorden tussen deze klassen. Een overzicht van de genoemde velden toont Figuur 2: “Uitgebreid zoeken” > “Lemma”.
Figuur 2: Uitgebreid zoeken > Lemma
211
Alexander Schwager
Voor semantische vraagstukken biedt de rubriek “Betekenis” zoekvelden. Aangezien het veld “Woord in betekenis” de betekenisomschrijvingen van de lemmata doorzoekt, is het een groot voordeel van het ONW dat die omschrijvingen in de spelling en het idioom van het moderne Nederlands zijn gesteld. Met voldoende kennis van het Nederlands en een zekere creativiteit bij de keuze van zoekbegrippen is het daarom niet al te moeilijk om onderzoek te doen naar semantische velden, of om synoniemen, hyponiemen en hyperoniemen te onderzoeken. Terwijl het zoeken naar “Collocaties / verbindingen met” een snel overzicht kan verschaffen over welke woorden vaak in dezelfde context opduiken, levert de zoekopdracht naar “Label bij betekenis” helaas helemaal geen resultaten voor het Oudnederlands, omdat de benodigde tags in de lemma-artikelen ontbreken. Daarom zou dit zoekveld – evenals het boven genoemde “Auteur citaat” – gedeactiveerd moeten verschijnen zolang de gebruiker geen ander woordenboek heeft geselecteerd dat wel de overeenkomstige tags bevat. Net zoals de “Semantische classificatie”, die helaas slechts voor het VMNW beschikbaar is, zou deze zoekcategorie wel degelijk een verrijking van het ONW betekenen. Voor de relevante velden zie Figuur 3: “Uitgebreid zoeken” > ” Betekenis”.
Figuur 3: Uitgebreid zoeken > Betekenis Een andere discipline die van het ONW kan profiteren is de naamkunde. Het aan het woordenboek ten grondslag liggende corpus verenigt voor het eerst alle relevante plaatsnamen uit het Oudnederlandse gebied, die tot dusver alleen in talrijke afzonderlijke publicaties beschikbaar waren. Wat betreft de persoonsnamen zijn vooral die toenamen opgenomen die conclusies toestaan over het Oudnederlandse lexicon. Voornamen zijn niet in het ONW opgenomen met als argument dat ze geen specifiek Oudnederlandse karakter bezitten maar eerder een West-Germaans, en daarom niets nieuws over het Oudnederlands toevoegen. M.i. is er echter een belangrijk argument waarom de talrijke roepnamen toch opgenomen zouden moeten worden: gezien de toch al spaarzame en verstrooide overlevering van het Oudnederlands vormen ze een onmisbare bron voor de bestudering van grafematische kwesties. 212
Het Oudnederlands Woordenboek (ONW) online
Een grafematische studie die met een consistente methodologie het gehele Oudnederlands onder de loep neemt, moet nog uitgevoerd worden. Indien ze breed wordt opgezet, kan ze belangrijke inzichten bieden in de historisch-fonologische ontwikkelingen die op basis van afzonderlijke deelstudies niet goed te onderscheiden zijn. Wel is het een nadeel bij onderzoek naar grafematische variatie bij letters of lettercombinaties dat in het ONW in de relevante zoekvelden ook de verklarende tekst in het artikel mee doorzocht wordt. Daardoor worden de resultaten met modern Nederlands vermengd en moeten ze weer uitgesorteerd worden. Een manier om dit probleem te omzeilen is het gebruik van het aan het ONW ten grondslag liggende Corpus Oudnederlands, dat na aanmelding ook via het INL toegankelijk is (www.inl.nl/nl/corpora/corpus-oudnederlands). Voor het wenselijke geval dat de ontbrekende persoonsnamen nog in het online ONW opgenomen worden, verwijs ik nog naar een andere primaire bron, die niet alleen ettelijke roepnamen bevat maar ook enkele toenamen en plaatsnamen. Muntopschriften, waarvan het belang en de stand van bewerking goed in Eller, Hackl-Rössler & Strothmann (2009) gedocumenteerd zijn, verdienen het namelijk ook om opgenomen te worden in een woordenboek dat zich de documentatie en bewerking van het gehele Oudnederlandse materiaal ten doel gesteld heeft.
•
4 Gebruiksvriendelijkheid Over het algemeen is de toegang via de INL-homepage en de navigatie d.m.v. de verschillende tabbladen duidelijk genoeg. Iedereen die zich intensiever met het Oudnederlands, het ONW en zijn mogelijkheden wil bezighouden zal “Help & Info” moeten raadplegen. Een echt probleem doet zich soms voor bij het gebruik van bijzondere tekens. Weliswaar zijn die voor verschillende platforms als download beschikbaar en kunnen ze d.m.v. “Symbool” aan de onderkant van het zoekscherm direct gebruikt worden, maar sommige tekens en diacritica zijn heel slecht leesbaar. Het diacriticum voor korte klinkers, bijv. bij o˘, is zelfs bij grondige lectuur van de tekst van het artikel en een grotere fontgrootte nauwelijks te herkennen omdat het boogje extreem dun getekend is. Vergelijk bijvoorbeeld het woord mo˘t in de citaatsectie s.v. sikI, 2.2.1. Ook levert het steevast problemen op (Interne Server Foutmelding, Meldingscode:92) als zoekopdrachten in bepaalde velden (bijv. “Verwante vorm” onder “Etymologie”) bijzondere tekens bevatten. Dit punt moet zonder meer verholpen worden. Wat betreft de literatuurlijst: de links die van de lemma-artikelen direct naar de aangeklikte vermelding in de volledige literatuurlijst voeren, zijn zeer praktisch in het dagelijks gebruik. Vreemd is wel dat deze lijst niet op een andere manier geopend kan worden, dus zonder de tussenstap van een artikel. Verder moeten de bibliografische verwijzingen nog vervolledigd worden. Zo is er bijvoorbeeld nog geen uitleg bij de publicatie Van Loon 1976 (s.v. he¯ rro). Bij een project van een dergelijke omvang zou het bijna verbazingwekkend zijn als de frequente gebruiker geen typefouten zou vinden. Onvolkomenheden als de foutieve woordsoort bij hinna ‘heen, daarheen’, waar in het kopje znw. in plaats van bw. staat, of de s.v. thuro gevonden verschrijving thurch (10) voor correct turch (10) onder de opgesomde
213
Alexander Schwager
spellingsvarianten, kunnen gebruikers d.m.v. het feedbackformulier op de homepage van het INL aan de redactie doorgeven, zodat het ONW voortdurend verbeterd kan worden.
•
5 Slot Ik concludeer dat het online ONW grotendeels beantwoordt aan de moderne eisen van filologie en taalkunde. In detail zijn er echter nog enkele punten van aandacht voor de redactie. Sommige functies kunnen nog verbeterd of uitgebreid worden en de weinige gevallen waarin de bedoelde functionaliteit niet gewaarborgd is, kunnen in principe op korte termijn verholpen worden. Daardoor zal het ONW een nog veelzijdiger en krachtiger onderzoeksinstrument worden, waarmee het Oudnederlands zijn rechtmatige plek in de studie van de (West-)Germaanse talen kan opeisen.
•
Bibliografie Braune, W. & Reiffenstein I. (bew.) (2004). Althochdeutsche Grammatik I. Laut- und Formenlehre. Tübingen: Max Niemeyer Verlag Eller, N., S. Hackl-Rössler & J. Strothmann (2009). Personen- und Ortsnamen auf merowingischen Münzen des 7. jahrhunderts. Das interdisciplinaire DFG-Projekt “Die merowingischen Monetarmünzen als interdisziplinär-mediävistische Herausforderung – eine Projektskizze”. In: A. Greule & M. Springer (red.), Namen des Frühmittelalters als sprachliche Zeugnisse und als Geschichtsquellen (= RGA-E 66). Berlin: Walter de Gruyter, 121-136. Pijnenburg, W., A. Quak & T. Schoonheim (red.) (2003). Quod vulgo dicitur. Studien zum Altniederländischen. (= Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 57). Amsterdam: Rodopi. Quak, A. & J. van der Horst (2002). Inleiding Oudnederlands. Leuven: Leuven University Press. Schoonheim, T. (2008). Sources of the Old Dutch dictionary. In: M. Mooijaart & M.van der Wal (red.), Yesterday’s words: Contemporary, current and future lexicography. Newcastle: Cambridge Scholars Publishing, 266-275. Schoonheim, T. (2009). Oudnederlands en het Oudnederlands Woordenboek.
Wells, D. (2004). The Central Franconian rhyming bible (“Mittelfränkische Reimbibel”): An early-twelfth-century German verse homiliary. A thematic and exegetical commentaar with the text and a translation into English. Amsterdam: Rodopi.
214