OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1) In de les leer je vaak nieuwe woorden. Je docent kan je helpen, maar je kan nieuwe woorden ook in het woordenboek opzoeken.
Wat moet je doen? 1. 2. 3. 4. 5.
Neem een woordenboek en maak de oefening op blad 2. Controleer je antwoorden op blad 4. Vul de woorden uit de vorige oefening in de zinnen in op blad 3. Controleer je antwoorden op blad 5. Wie kan er het snelste werken met het woordenboek? Lees de instructie op blad 3. Je hebt de woordkaartjes en woordenboeken nodig.
Wat heb je nodig? • een verklarend woordenboek (Nederlands – Nederlands) per persoon bv. Van Dale pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal, Van Dale basiswoordenboek Nederlands. • woordkaartjes
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1) lezen - 1.1, student
Taak – blad 2 Zoek eerst de woorden uit kolom 1 in een woordenboek Nederlands - Nederlands. Staan er in jouw woordenboek ook voorbeeldzinnen? Lees deze zinnen. Verbind de juiste verklaring uit kolom 2 met het juiste woord uit kolom 1. Kolom 1: woorden
Kolom 2: verklaringen uit het woordenboek (*)
1. de student
a.
een artikel dat je in een winkel koopt = de aankoop
2. uitleggen
b.
iemand die studeert
3. de zoon
c.
in een andere taal zeggen of opschrijven
d.
iemand die lesgeeft = de onderwijzer, de onderwijzeres, de leraar, de lerares, de docent, de docente
5. de leerkracht
e.
weggaan
6. kopen
f.
vertellen zodat iemand iets gaat begrijpen = verklaren
7. vertrekken
g.
een meisje of een vrouw als kind van iemand
h.
als iets zo is, is het gemakkelijk te begrijpen, te leren, te doen enz. = simpel Ù ingewikkeld
9. vertalen
i.
voor ... dingen moet je erg je best doen Ù makkelijk
10. de boodschap
j.
een jongen of een man als kind van iemand
k.
- gaan doen = aanvangen Ù eindigen - gaan functioneren; gaan werken Ù eindigen
l.
in je bezit krijgen door er geld voor te geven
4. beginnen
8. moeilijk
11. eenvoudig 12. de dochter
Noteer hier de oplossingen: 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
b (*) woordenboek: Van Dale pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal (NT2)
Begrijp je alle woorden uit kolom 1? Als er woorden uit kolom 1 zijn die je niet begrijpt, kan je hulp vragen aan je collega’s of aan de leerkracht. Je kan de woorden ook opzoeken in een vertalend woordenboek, bijvoorbeeld: Nederlands – Engels. www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1) lezen - 1.1, student
Taak – blad 3 Vul de woorden uit de vorige oefening in de juiste zinnen in. de zoon – de dochter Zij hebben twee kinderen: hun .............................................. heet Anna en hun .............................................. heet Luc. vertrekken – beginnen Ik ga morgen naar New York. Mijn vliegtuig zal om 8.30 uur .............................................. . Wanneer .............................................. de volgende lessen? moeilijk – eenvoudig De eerste tekst kan ik alleen lezen. Hij is echt .............................................. . Kan je me helpen met de tweede tekst? Ik vind de tweede tekst te .............................................. . Ik begrijp hem niet goed. de student – de leerkracht De ............................................ geeft de informatie over de examens aan de ........................................... vertalen – uitleggen Ik kan van het Nederlands naar het Engels .............................................. bijvoorbeeld ‘een boek’ is ‘a book’. Ik kan .............................................. wat ‘banaan’ betekent: het is geel, het is fruit, het is lang en krom. de boodschap – kopen Ik ga om 18.30 uur naar de supermarkt. Ik moet nog een .............................................. doen. Ik ga pasta, water en tomaten .............................................. . Als je klaar bent dan controleer je de antwoorden op blad 5.
Wie kan het snelste met het woordenboek werken. Werk samen met de collega’s van je groep. Leg de kaartjes op de tafel. Neem 1 kaartje. Iedereen zoekt dit woord in het woordenboek. Wie is het snelste? Kan je het woord ook begrijpen?
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1) lezen - 1.1, student
Correctie – blad 4
Kolom 1: woorden
Kolom 2: verklaringen uit het woordenboek (*)
1. de student
a.
een artikel dat je in een winkel koopt = de aankoop
2. uitleggen
b.
iemand die studeert
3. de zoon
c.
in een andere taal zeggen of opschrijven
d.
iemand die lesgeeft = de onderwijzer, de onderwijzeres, de leraar, de lerares, de docent, de docente
5. de leerkracht
e.
weggaan
6. kopen
f.
vertellen zodat iemand iets gaat begrijpen = verklaren
7. vertrekken
g.
een meisje of een vrouw als kind van iemand
h.
als iets ... is, is het gemakkelijk te begrijpen, te leren, te doen enz. = simpel Ù ingewikkeld
9. vertalen
i.
voor ... dingen moet je erg je best doen Ù makkelijk
10. de boodschap
j.
een jongen of een man als kind van iemand
k.
- gaan doen = aanvangen Ù eindigen - gaan functioneren; gaan werken Ù eindigen
l.
in je bezit krijgen door er geld voor te geven
4. beginnen
8. moeilijk
11. eenvoudig 12. de dochter 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
b
f
j
k
d
l
e
i
c
a
h
g
(*) woordenboek: Van Dale, pocketwoordenboek, Nederlands als tweede taal (NT2)
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1) lezen - 1.1, student
Correctie – blad 5 Vul de woorden uit de vorige oefening in de juiste zinnen in. de zoon – de dochter Zij hebben twee kinderen: hun dochter heet Anna en hun zoon heet Luc. vertrekken – beginnen Ik ga morgen naar New York. Mijn vliegtuig zal om 8.30 uur vertrekken. Wanneer beginnen de volgende lessen? moeilijk – eenvoudig De eerste tekst kan ik alleen lezen. Hij is echt eenvoudig . Kan je me helpen met de tweede tekst. Ik vind de tweede tekst te moeilijk . Ik begrijp hem niet goed. de student – de leerkracht De leerkracht geeft de informatie over de examens aan de student. vertalen – uitleggen Ik kan van het Nederlands naar het Engels vertalen bijvoorbeeld ‘een boek’ is ‘a book’. Ik kan uitleggen wat ‘banaan’ betekent: het is geel, het is fruit, het is lang en krom. de boodschap – kopen Ik ga om 18.30 uur naar de supermarkt. Ik moet nog een boodschap doen. Ik ga pasta, water en tomaten kopen.
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1) lezen - 1.1, student
Materiaal – blad 6 Knip de kaartjes en geef ze aan je studenten bij de derde oefening van deze activiteit.
eeuw
huwen
gewoon
voorwerp
wagen
spijbelen
duur
kaal
pleegkind
tentoonstellen
www.nt2-beginnersdoelen.org/doos_op_rollen/
OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1) lezen - 1.1, student