DC
32
Taalbeschouwing
1 Inleiding Taalbeschouwing betekent letterlijk: het beschouwen van de taal. Dus, het gaat niet over taalgebruik, maar over bestuderen van het verschijnsel taal. Als je kijkt naar de taalontwikkeling, dan zie je dat dit al bij heel jonge kinderen voorkomt. Een kind dat lacht om een klank die lijkt op een andere klank, doet al aan taalbeschouwing. Een kind dat rijmt, doet dat ook. Het gaat bij rijm immers niet om de betekenis, maar om de vorm van het woord. In dit thema besteden we aandacht aan een aantal facetten van de taalbeschouwing. We geven ook nog een aantal praktijktips. De inhoud van dit thema: 2 Formele taalbeschouwing 3 Semantische taalbeschouwing 4 Pragmatische taalbeschouwing 5 Taalbeschouwing in het onderwijs 6 Tips voor de praktijk 1
OA DC 32 Taalbeschouwing
1
2 Formele taalbeschouwing We kijken eerst naar de zogenoemde formele taalbeschouwing. Formele taalbeschouwing:
onderdeel van de taalbeschouwing waarin de
vorm van taal centraal staat
2
Bij formele taalbeschouwing kijk je naar kennis over de taalstructuur, regels voor de bouw van zinnen, woorden of teksten. Daar valt onder de redekundige ontleding en taalkundige ontleding, de grammatica dus. Maar het betreft ook formulering, woordvorming, de structuur van zinnen, soorten zinnen, werkwoorden, de opbouw van teksten, het alfabet en een restcategorie: rijm, metrum. (Metrum is het ritme in de taal, met name bij poëzie kom je metrum tegen.) Over het nut van grammatica wordt al sinds de invoering ervan (in 1857) gediscussieerd. Wat heb je eraan om te weten wat het onderwerp van een zin is? Als je de zin begrijpt, weet je toch wat je weten moet? Dat is waar. Maar sommige begrippen heb je wel nodig, bijvoorbeeld bij spelling. Als je het woord persoonsvorm en werkwoord niet kent, kun je de werkwoorden niet goed leren spellen. Bij begrijpend lezen heb je begrippen als verwijswoord en voorzetsel nodig. In het jaar dat Brutus Caesar vermoordde, ontstond er grote onrust in de stad Rome. De schok die deze daad teweegbracht, duurde tot zeker laat in het najaar. Wat wordt er bedoeld met ‘deze daad’? a
de onrust
b
de moord
c
de schok
Deze vraag kun je alleen beantwoorden als je weet dat ‘deze’ een verwijswoord is, en dat het verwijst naar de vorige zin.
2
OA Digitale Content
3 Semantische taalbeschouwing Dan is er ook een gebied van taalbeschouwing dat over betekenissen gaat. Dat wordt ook wel semantische taalbeschouwing genoemd. Semantische taalbeschouwing:
onderdeel van de taalbeschouwing waarin de
betekenis van woorden, zinnen en teksten centraal staat
3
Bij semantische taalbeschouwing kijk je naar woordenboekbetekenissen, uitdrukkingen en zegswijzen, betekenissen in spreektaal en stadstaal, woordspelletjes, gebruik van een woordenboek, trefwoordenregisters en dergelijke. In elke taalmethode komen opdrachten voor die hier mee te maken hebben.
OA DC 32 Taalbeschouwing
3
4 Pragmatische taalbeschouwing Naast de formele en semantische taalbeschouwing is er de pragmatische taalbeschouwing. Pragmatische taalbeschouwing:
onderdeel van de taalbeschouwing waarin men kijkt
naar de functies van woorden, zinnen of teksten in
concrete taalgebruiksituaties
4
De pragmatische taalbeschouwing gaat over het gebruik van taal. Het gaat hier niet zo zeer om taalregels, maar om omgangsregels en sociale normen. Je kunt letten op aanspreekvormen, het hanteren van gespreksregels of het uitdrukken van beleefdheid of interessen. Je kunt letten op je uitspraak, woordvorming (‘interessant doenerig’), zinsbouw (‘donder op’), woordkeus (‘leuk autootje’ als je een Porsche ziet), spreektaal of schrijftaal en het onderwerp. Pragmatische taalbeschouwing houdt zich bezig met taalcultuur, tekstsoorten, media. Bepalen wat het doel van een bepaalde tekst is, valt bijvoorbeeld ook onder pragmatische taalbeschouwing.
4
OA Digitale Content
5 Taalbeschouwing in het onderwijs Taalmethodes geven allemaal hun eigen invulling aan taalbeschouwing, en het komt niet als een apart leergebied voor. Tussen de bedrijven door zit er regelmatig een opdracht in het boek met een taalbeschouwend karakter. Voorbeelden van taalbeschouwende opdrachten: •
Maak een tekst met een duidelijke inleiding, een kern en een afsluiting. (opbouw tekst, formele taalbeschouwing)
•
Zoek in de tekst naar alle woorden die gevaar aanduiden. (betekenissen, semantische taalbeschouwing)
•
Wat is het doel van deze tekst? (doel, pragmatische taalbeschouwing)
•
Lees en ontcijfer het msn-bericht van Tessel aan Marieke. (gebruik en betekenis, pragmatisch en semantisch)
In het boek Didactiek voor de Onderwijsassistent staan de Tussendoelen gevorderde geletterdheid besproken. Daarin gaat het ook over taalbeschouwing, met name bij het tussendoel Reflectie op geschreven taal.
OA DC 32 Taalbeschouwing
5
6 Tips voor de praktijk Taalbeschouwing wordt niet als een apart leergebied aangeboden. Elke taalmethode heeft in elke lessenserie een aantal, dat een meer of minder duidelijk taalbeschouwend karakter hebben. Je zou de taalmethode in de groep waar je werkt kunnen onderzoeken. Je kunt in kaart brengen wat voor soort opdrachten er in zitten met een taalbeschouwend karakter. Als de mogelijkheid er is om een dergelijk lesje zelf te geven, doe je dat. Of wees anders ondersteunend aanwezig tijdens de verwerking van de les. Ook buiten de taalmethode om kun je stimulerend werken aan een houding waarin taalbeschouwing een plezierig onderdeel uitmaakt van taalgebruik. Bijvoorbeeld door: •
rijmspelletjes te doen;
•
woordgrapjes te maken en de leerlingen te stimuleren dat ook te doen;
•
gedichtjes op te zoeken die je mooi vindt en die voor te lezen en te bespreken.
Hier volgt een voorbeeld van een taalbeschouwende activiteit naar aanleiding van een al oud gedichtje van Lea Smulders, dat het nog steeds goed doet. Je kunt dit gedichtje voorlezen, zonder er eerst een woord over te zeggen, zomaar, als verrassing. Tante Truusje Trippelstein houdt niet van de zonneschijn, niet van blauwe luchten. Daar moet ze van zuchten. ‘s Zomers in het zonnebad huilt ze heel haar zakdoek nat! Kinders, vind je dat niet raar? En toch is het waar! Als je tante Truus vertelt dat er regen is voorspeld, houdt ze op met grienen en gaat geld verdienen. In de winter in de stad, waar het spettert en het spat, daar verkoopt dan tante Truus honderd paraplu’s!
6
OA Digitale Content
Dit versje biedt direct aanleiding om pragmatische taalbeschouwing te bedrijven. Wat is dit voor een tekst? Het is een versje! In de tekst komen grappige tegenstellingen voor. Verdriet omdat de zon schijnt en blijdschap omdat het regent. Meestal is het andersom. Ook die constatering is van taalbeschouwende aard, alleen hij gaat over betekenissen. Semantische taalbeschouwing dus. Dat maakt niet uit, dat mag uiteraard door elkaar lopen. Laat het gesprek zich spontaan ontwikkelen. Dan blijkt dat de vreugde en het verdriet een wel heel concrete, onverwachte reden hebben: geld! Dat is een verrassing die de leerlingen niet verwacht hadden, en dat onverwachte bepaalt voor een groot deel het grappige van het versje. Als de leerlingen zoiets kunnen verwoorden, zijn ze taalbeschouwing op hoog niveau aan het bedrijven. Meestal zal het zo ver niet komen. Aandachtspunt bij deze activiteit is het spontane karakter. Geef de leerlingen de gelegenheid om spontaan te vertellen wat er in ze leeft. Als er iets uitkomt dat van taalbeschouwende aard is, kun je daar positief op reageren, en je verwondering laten zien over hoe mooi de taal is. Dat is belangrijker dan dat je de kant uit praat van taalbeschouwing, want dan wordt het saaie ‘leerstof’.
OA DC 32 Taalbeschouwing
7