Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
Cursus Taalbeschouwing Hoofdstuk 1 – Taalvariatie
§1 Jongerentaal Opdracht 1 12 Bijvoorbeeld: op school, in de winkel, aan tafel bij je ouders, etc. 3Opdracht 2 1 Hé, hoe is het ermee? Ik ging gisteren naar de bios(coop). Ik vond ‘m echt niet tof. Ik ga gewoon niet. Jij zat toch op school? Dat vind ik ook. 2 Gebruik van leestekens, gebruik van hoofdletters, g in plaats van ch, weglaten van klinkers, weglaten van medeklinkers, aan elkaar plakken van woorden, etc. 3 Bijvoorbeeld: Omdat woorden anders geschreven worden, het heeft misschien invloed op het Standaard Nederlands, jongeren weet niet meer hoe woorden echt gespeld horen te worden, etc. Opdracht 3 1 Bijvoorbeeld: - Jongeren maken meer spelfouten doordat ze in jongerentaal andere spellingsregels gebruiken. - Als jongeren alleen nog maar jongerentaal gebruiken, weten ze op een gegeven moment niet meer hoe het hoort. - Een standaardtaal zorgt voor eenheid in een maatschappij. Door het gebruiken van jongerentaal zonderen jongeren zich bewust van de maatschappij af. 2 Bijvoorbeeld: - Jongeren gebruiken jongerentaal alleen in bepaalde contexten en schakelen op school gewoon over op Standaard Nederlands. - Het is niet bewezen dat het Standaardnederlands door jongerentaal verslechtert. 3Opdracht 4 1 Bijvoorbeeld: wreed, gruwelijk, vies 234-
§2 Streektaal Opdracht 5 12 onwaar; waar; onwaar 34 Bijvoorbeeld: Wanneer je met een accent spreekt, gebruik je dezelfde woorden en zinsbouw als in het Standaardnederlands; als je een dialect spreekt, gebruik je andere woorden en zinsbouw. Opdracht 6 1 Fries; Brabants; Hollands; Hollands; Hollands; Nedersaksisch 2 De jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader, geef mij het deel van ons vermogen waar ik recht op heb. En hij verdeelde het bezit onder hun. 3
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
1
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
Nederlands van hun
Dokkum fan hun
Helmond van hullie
Leerdam van hullie
Texel fan hullie
Zei geef mij hij
sei geef mij hij
zi gèf meen ie
zee gif mijn hij
sei geef mee hee
Urk van die beien zeen gief m’n / mij ij
Winterswijk van den beiden zae gevvet mi-j hee
4 Bijvoorbeeld: De steektaal uit Dokkum lijkt het meest op het Standaardnederlands, omdat de klanken daarvan het meest overeenkomen met de klanken van het Nederlands. De streektaal uit Winterswijk lijkt het minst op het Standaardnederlands, omdat de klanken daarvan het meest afwijken van het Standaardnederlands. 5Opdracht 7 1 Het zou best kunnen dat ‘statistisch gezien zijn verhaal klopt, maar om nou te stellen dat plat praten/ het spreken van dialect daar alleen de oorzaak van is vind ik grote onzin.’ 2 Bijvoorbeeld: moele, omdat het een heel ander woord voor spreken is. Of: kwatsj, omdat het zo’n bijzondere klank heeft. 3 Een attitude is een houding. 4 Docenten zien leerlingen die dialect spreken als dommer; dialectsprekers voelen zich minder snel thuis wanneer ABN wordt gesproken. 5 Bij het uitvoeren van laaggeschoold werk of technisch werk voor een regionaal bedrijf is het geen bezwaar als je dialect spreekt. 6 De attitudes van mensen die neerkijken op dialectsprekers verander je niet snel. Bovendien kunnen veel mensen zich beter uitdrukken in hun eigen taal. 7-
Hoofdstuk 2 – Taalverandering
§1 Geschiedenis van het Nederlands Opdracht 1 1 De volkstaal was nodig om de bevolking te laten bekeren tot het christendom. 2 In Latijnse documenten staat Germaanse namen en losse woorden geschreven. 3 De onbeklemtoonde lettergrepen werden in het Middelnederlands met een ‘a’ in plaats van een ‘e’ geschreven. 4 Lokale taalverschijnselen werden niet door iedereen begrepen. 5 Mensen waren trots op hun afkomst en dus ook op hun taal, die ze daarom vaker gingen gebruiken. 6 het Engels e 7 In de 16 eeuw was de taal juist gezuiverd van woorden uit andere talen. 8 Mensen uit de streken waar dialect werd gesproken trokken naar de steden (waar ze geen dialect meer spraken), mensen uit de steden trokken juist naar het platteland (maar gingen geen dialect spreken). Opdracht 2 AB 1 Boeken over hoe een taal in elkaar zit, belanden snel in de uitverkoop. 2 Het woord ‘Standaardnederlands’ is neutraler; er zit geen oordeel over de ‘beschaafdheid’ van de taal.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
2
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
3 Met taalverandering bedoelt men dat er woorden bijkomen, niet dat klanken veranderen; het veranderen van de spellingsregels wordt wel ongewenst gevonden; de uitspraakveranderingen van dit moment zijn veel drastischer dan de veranderingen van vroeger. 4 Het ABN wordt nergens meer aangeprezen of onderwezen. 5 De wijde uitspraak van de tweeklanken ei, ui en ou is het belangrijkste kenmerk van Poldernederlands. 6 Vrouwen profiteren al sinds de jaren zeventig van meer vrijheid, de verandering had toen al ingezet kunnen worden. 7 Vroeger spraken vrouwen netter dan mannen, omdat vrouwen zich met taal konden onderscheiden of er status mee konden verwerven. Tegenwoordig hebben vrouwen (net als mannen) andere middelen om dit te doen. 8-
§2 Invloeden uit andere talen Opdracht 3 1 perforator tempo tolerant zeppelin cavia alcohol 23 perforator tempo tolerant zeppelin cavia alcohol 4-
Latijn Italiaans Frans Duits Portugees Arabisch gaatjesmaker snelheid, vaart verdraagzaam luchtschip steenratje vuurwater
Opdracht 4 1 showroom vertoonkamer metro moltrein bypass (hart)omleiding detective speurder accountant rekenmeester punaise duimspyker, drukspyker 23 Zuid-Afrika is (deels) een kolonie van Nederland geweest. Opdracht 5 1 Bijvoorbeeld: Het Nederlands heeft genoeg mogelijkheden om alles te beschrijven. We verliezen onze identiteit door alle leenwoorden. 2 Bijvoorbeeld: Sommige leenwoorden zijn duidelijker dan Nederlandse woorden. Leenwoorden zijn internationaal bruikbaar. 3Opdracht 6 1 - There’s a letter missing in this word. - He was the first person to land on the moon. - At the end of the day … - the third highest building - to hold someone responsible - to make coffee
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
3
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
- dramatic changes 2 - Er ontbreekt een letter in dit woord. - Hij was de eerste die op de maan landde. - Uiteindelijk / Als puntje bij paaltje komt … - het op twee na hoogste gebouw - iemand aansprakelijk stellen - koffie zetten - drastische veranderingen 34Opdracht 7 1 Nederland heeft met veel landen handel gedreven en heeft bovendien verschillende gebieden gekoloniseerd. 2 branspojt Russisch pasopo Swahili colza Frans otenba Japans selip Indonesisch 3 bore-cole boerenkool frèkèdèl frikadel bonchi boontje artápal aardappel dopércis doperwtjes husar selada huzarensalade gruntu supu groentensoep syurkoro zuurkool konkomro komkommer 4 dus douche féntislasi ventilatie tarappu trap karan kraan skarnir scharnier tualèt toilet soldaray zolder flur vloer kasi kast
§3 Verloedering of verrijking? Opdracht 8 Opdracht 9 1 t/m 4 Opdracht 10 1 Sms is geschreven spreektaal, dat is een nieuwe combinatie. 2 Taalverandering gaat altijd uit van jongeren; er werd vijfduizend jaar geleden al geklaagd over het taalgebruik van jongeren. 3 Doordat er bij sms geschreven wordt zoals er gesproken wordt, staan er meer ‘fouten’ in. 4 acroniem/afkorting, gebruik van cijfers in plaats van letters, typografische ‘versiering’ 5 Smileys zijn tekeningen met een betekenis (ideogrammen), terwijl het Nederlands normaal gesproken gebruik maakt van letters met betekenis (grafemen) 6 Snel typen leidt tot slordigheden; tijdens chatten verbeter je bovendien je fouten niet (net als bij spreken).
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
4
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
7 Met sms-taal kun je prachtige poëzie maken, het is levendige taal; sms-taal zal uiteindelijk gecultiveerd worden. 8 Jongeren spreken nu beter dan vroeger; er wordt meer geschreven dan vroeger. 9 Bij sms’en gaat het vooral om berichten waarmee je je aanwezigheid bevestigt, in plaats van berichten waarmee je informatie overdraagt. 10 Opdracht 11 A– B 1 Een ‘r’ die wordt uitgesproken door de tongpunt tegen het gehemelte te laten trillen. 2 Een ‘e’ die geen klemtoon heeft, en daardoor wordt uitgesproken als ‘uh’. 3 Met het accent versterken ze hun eigen identiteit. 4 Een bepaalde manier van praten waarmee je aangeeft wat je (etnische) afkomst is. 5 In de uitspraak van Turken van de tweede en derde generatie is veel verschil te horen. 6 Het is een accent waarmee je ‘algemene etniciteit’ uitdraagt, en niet zo zeer een specifieke etniciteit. 7 Het wordt gebruikt om stoer te doen en om bij een bepaalde groep te horen, maar alleen in informele contacten. 8 Men vindt Marokkanen stoer en spannend en Marokkanen zijn vaak vertegenwoordigd in de media. 9 De onderlinge solidariteit tussen allochtone groepen is toegenomen. 11 12 -
Hoofdstuk 3 – Taalstructuur
§1 Woorden in zinnen A 1 smekt, het werkwoord lijkt op de 'gewone' plek in de zin te staan (namelijk op de tweede positie in een hoofdzin). 2 ja, in de tegenwoordige tijd 3 flurf, klopsie, dogan 4 bijvoeglijk naamwoord B 5 smekken 6 smekte 7 gesmekt 8 zwak; het verandert niet van klank in de vt of als vd. 9 ja; de k staat in het 't (e)x-f(o)sch(aa)p, dus is het gesmekt. 10 flurfen (flurfs?), klopsies, dogans 11 flurfje, klopsietje, dogannetje 12 rfstibbig 13 rfstibbiger, rfstibbigst 14 Waarschijnlijk rfstibbig, omdat deze opeenvolging van klanken aan het begin van woorden in het Nederlands niet voorkomt. C-
§2 Werkwoorden A 1 De flurf / smekt / het rfstibbige klopsie / aan een dogan.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
5
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
De flurf – ow smekt – ww.gez het rfstibbige klopsie – lv (lijdend voorwerp) aan een dogan – mv (meewerkend voorwerp) of bwb (bijwoordelijke bepaling) 2 Dan kan het geen mv meer zijn. B 3 De flurf heeft het rfstibbige klopsie aan een dogan gesmekt. 4 Smek het rfstibbige klopsie aan een dogan. 5 Het rfstibbige klopsie wordt door de flurf aan een dogan gesmekt. 6 Het werkwoord lijkt niet op de goede plek te staan. Dit zou de woordvolgorde in een bijzin kunnen zijn: Ik vertelde dat de flurf het rfstibbige klopsie smekt aan een dogan. Opdracht 3 1 categorie 1: fietsen, onderhandelen, slapen, werken, zitten categorie 2: bedanken, bekijken, brengen, schoppen categorie 3: aanreiken, meedelen, overhandigen, vertellen 2 a Bij het werkwoord slapen hoort geen lijdend voorwerp b Bij het werkwoord overhandigen is een lv verplicht en een mv optioneel. c Het werkwoord bedanken lijkt hier zowel lv als een mv te vereisen, terwijl deze laatste bij bedanken niet hoeft.
§3 Boomstructuren Opdracht 4 A 1 [Afgelopen jaar] [verdwaalden] [we] [tijdens de vakantie] [in het hete Barcelona] 2 [Alle Groningse atleten die ik ken] [hebben] [de marathon van Rotterdam] [uitgelopen] B 3 DP 4 VP 5 AP 6 PP 7 NP C 8 S
DP
Det
VP
NP
V
N
PP
P
NP
AP
N
A
Mijn
wiskundedocent
houdt
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
van
moeilijke
sommen
6
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
Uitwerkingen
7
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
S
DP
Det
VP
NP
V
N
DP
Det
NP
N
PP
P
NP
N
PP
P
NP
N
De
vriendinnen
stuurden
een
brief
naar
Henk Jan van
Idols
C 10 NB In het vwo 5/6-deel wordt uitgebreider ingegaan op verschillende vertakkingen. Het gaat er bij deze opdracht om dat leerlingen de twee verschillende betekenissen van de zin zien en dat schematisch weer kunnen geven. VP
NP
N
VP
V
NP
DP
D
NP
N
PP
P
DP D
NP N
Ik
zag
de
man
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
met
de
verrekijker
8
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
VP
NP
N
VP
V
PP
P
DP
Det
NP
N
DP D
NP N
Ik
zag
met
de
verrekijker
de
man
§4 Verschillen tussen talen Opdracht 5 1 Vlaams en Nederlands lijken eenzelfde ouder te hebben; ze zijn samen vanuit een tak ontstaan. Het Fries, Engels, Vlaams en Nederlands hebben een gezamenlijke, verdere voorouder. Vanuit die voorouder heeft zich het Engels, het Fries en de voorouder van het Vlaams en Nederlands ontwikkeld. 2 Het valt op dat het Schots en Iers al vroeg van de rest van de talen af zijn gegroeid. Ze lijken relatief ver van elkaar in de boom zitten; het lijken eerder achterneven van elkaar dan neven. 3 Het gebied in de Pyreneeën is vanwege de ligging in de bergen altijd geïsoleerd geweest; waarschijnlijk zijn er vroeger hoegenaamd geen contacten geweest met andere talen. Zodoende zijn er geen mengtalen ontstaan en heeft de bevolking zijn eigen taal kunnen behouden. Deze taal is overigens voor de Basken nu nog steeds een manier om zich af te zetten tegen/af te scheiden van Spanje, een eigen taal versterkt immers het nationale gevoel. Opdracht 6 1 Residentiestad 2 en 3 kerk 4 13e eeuw ('jaar-1200') 5 resten van de stadsmuur 6 openluchtmuseum 7 uitzichten
8 gebouwen in miniatuur 9 bekend(e) 10 badplaats 11 zandstrand en klippen 12 golfbanen (18-9 holes) 13 zwembad 14 Scandinavies grootste zandduin
Opdracht 7 1 a SOV b VSO c SOV d VSO 2 Duits: Ich weiß, dass Maria [S] ein Buch [O] liest [V]. Frans: Je sais que Maria [S] lit [V] un livre [O]. 3-
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
9
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
Opdracht 8 Zelfstandige naamwoorden amu palaw torelkaw majdo-n/-d kandatese-n/-d vojn’ kukojn'
al lang op het veld op het bord de melk / melk de zure room / zure room de boter / boter de haan
Persoonlijke voornaamwoorden minä sinä mej tej hej
ik jij wij jullie zij
Werkwoorden jalvalkandkajv-
verdelen schenken brengen graven
Werkwoordsuitgangen (x = kan niet ingevuld worden)
ik jij hij/zij/het/etc. wij jullie zij/etc.
v.t.t. -oj-n’ x x x x -oj-ba
t.t. X -a-d x -a-maj -a-taj x
ontkenning e-n e-d x x x e-ba
B 1 Mej kandojmaj emaj torelkan.= Wij hebben niet het bord gebracht. 2 Sinä ed amu jalojd’ vojn’. = Jij hebt niet al lang de boter verdeeld. 3 Hej valojba eba majdod. = Zij hebben geen melk geschonken. C 4 Jij hebt boter gebracht. = Sinä kandojd' vojd'. 5 Ik breng zure room. = Minä kandan kandatesed.
Hoofdstuk 4 – Communicatie en taalgebruik (zie docentenpakket)
§1 Lichaamstaal Opdracht 1 1 Bijvoorbeeld: - Het over elkaar vouwen van benen: vrouwen kruisen hun voet achter de kuit, mannen leggen hun voet op hun knie. - Alleen mannen zitten wel eens met hun handen achter hun hoofd gevouwen.
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
10
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
- Alleen vrouwen maken een zwaai met hun hoofd om hun haar naar achteren te gooien. - Alleen vrouwen draaien krulletjes in lang haar. - Alleen mannen wrijven tijdens het nadenken over hun kin (alsof ze een baard hebben). 2 t/m 4 Opdracht 2 1 In het eerste sms’je zie je geen emoties, waardoor de boodschap ‘bot’ of afstandelijk kan overkomen. 2 t/m 5 Opdracht 3 1 t/m 4 -
§2 Betekenis en bedoeling Opdracht 4 1 Situatie Op de bank In het klaslokaal Een vriend belt om te vragen of je mee uit gaat. Iemand vraagt of je koffie wil. Aan de telefoon Op straat
Zin ‘Kun jij bij de afstandsbediening?’ ‘Het tocht hier.’ ‘Ik moet nog huiswerk maken.’ ‘Ik heb net koffie gehad.’
Bedoeling ‘Wil je mij de afstandsbediening aangeven?’
‘Is je vader of moeder ook thuis?’ ‘Weet u hoe laat het is?’
‘Mag ik je vader of moeder spreken?’
‘Wil je het raam dichtdoen?’ ‘Ik ga niet mee.’ ‘Nee, bedankt.’
‘Hoe laat is het?’
2 De gebruikte zinnen komen minder direct en dwingend over dan de zinnen die de eigenlijke bedoeling letterlijk weergeven. Opdracht 5 1 Vraag Ben je nou alweer te laat? Is het niet prachtig hier? Kunnen jullie nou nooit eens stil zijn? Dat is toch niet normaal? Had ik je niet gewaarschuwd? Hoor jij niet in bed te liggen?
Mening Wat kom je vaak te laat! Wat is het prachtig hier! Ik wil dat jullie stil zijn. Dat vind ik niet normaal. Ik had je gewaarschuwd. Jij hoort in bed te liggen.
2 Een vraag lokt een reactie uit, daarom kun je je mening het best als vraag formuleren (als in de linkerkolom) wanneer je een reactie wilt.
§3 Beurtwisseling Opdracht 6 1 … is dat goed? 2 … vind je ook niet? 3 … oké? 4 … jij ook? Opdracht 7
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
11
Nieuw Nederlands 4 editie – 4 vwo e
Uitwerkingen
1 De spreker geeft door ‘enne…’ aan dat hij nog verder wil praten, maar de luisteraar onderbreekt toch. 2 Bijvoorbeeld: ehm… dus… en toen… Opdracht 8 1 t/m 3 Praktijk De vragen over lichaamstaal, betekenis vs. bedoeling en beurtwisselingen uit de opdracht moeten beantwoord worden in het verslag. Opdracht 9 1 Bijvoorbeeld: Je leert communicatieplannen schrijven; je leert welk medium geschikt is om een bepaalde boodschap effectief over te brengen; je leert evenementen organiseren; je leert voorlichting geven. 2 Bijvoorbeeld: voorlichter, pr-functionaris, communicatieadviseur, bureauredacteur, publicist of beleidsmedewerker. 34-
© Noordhoff Uitgevers bv, 2008
12