HOOFDSTUK 1: sprookjes
groep 4
LES 1.1. Nodig - werkboek blz. 3 - cd 1+2 lied Klein Duimpje (onbekend) - verschillende instrumenten, met harde en zachte klank
cd 1+2
Inleiding Laat onderstaande afbeelding zien. Vraag de leerlingen welk sprookjesfiguur dit is. Laat het lied Klein Duimpje horen. Vraag de leerlingen vooraf te luisteren naar wat Klein Duimpje deed om weer thuis te komen. Vraag achteraf naar het antwoord op deze vraag. Vraag een leerling het sprookje van Klein Duimpje in het kort te vertellen. Leer de leerlingen in eerste instantie het refrein. Teken als geheugensteuntje steentjes, een brood en de zevenmijlslaarzen op het bord. Kern Als de leerlingen het refrein kennen speel je het volgende spel: Vertel dat Klein Duimpje zijn weg naar huis wilde vinden met kiezeltjes en kruimeltjes. Zou je ook een spoor van geluid kunnen nalaten om de weg te vinden? Probeer het uit: de leerlingen houden hun handen voor hun ogen. Ondertussen loop je (als Klein Duimpje) een route door de klas waarbij je het instrument constant laat horen. Laat hierna een leerling de route die jij hebt afgelegd nalopen. Herhaal dit spel met verschillende instrumenten. Laat verschillende leerlingen Klein Duimpje zijn.
cd 1+2
Afsluiting Leer de leerlingen de coupletten van het lied Klein Duimpje. Verzin met de leerlingen bijpassende bewegingen om de tekst van het couplet beter te kunnen onthouden.
LES 1.2. Nodig -
-
werkboek blz. 4 cd 3 speelstuk erwtjes (onbekend) cd 4 begeleiding erwtjes staafinstrumenten - blauwe partij met staven b en c’ - groene partij met staven g - rode partij met staven d en e handtrom kleurpotloden voor elke leerling
Inleiding Lees het volgende gedichtje voor: “Al heb ik modder aan mijn voet En zwarte vegen op mijn snoet Ik ben prinses, begrijpt u wel Geloof me wat ik u vertel” De koningin is zeer verbaasd Bedenkt daarom ietwat gehaast: “Ik leg onder haar zachte bed Een minuscule kleine erwt” De dag daarop aan het ontbijt Daar zegt die lieve mooie meid: “Sinds deze nacht ben’k bont en blauw” Waarop de prins roept: “word mijn vrouw!” Vraag de leerlingen waarom de prins het meisje ten huwelijk vraagt als ze vertelt dat ze bont en blauw is (het blijkt dat ze een echte prinses is). Vraag de leerlingen op welk sprookje dit gedicht is gebaseerd (de prinses op de erwt). Vraag een leerling een korte samenvatting te geven van dit sprookje.
cd 3
Kern De leerlingen nemen speelstuk 1.2. voor zich. De leerlingen kleuren alle C- en B-erwten blauw, alle G-erwten groen en alle E- en D-erwten rood. Neem de staafinstrumenten erbij. Laat aan de leerlingen zien dat op de staven letters staan. Laat het speelstuk erwtjes horen, de leerlingen horen alle partijen. Vraag een leerling naar voren om de blauwe erwten te spelen. Hoe moet dat? Laat de leerling vertellen en voordoen. Vraag nu een leerling naar voren om de groene erwten te spelen. Vraag nu een leerling naar voren om de rode erwten te spelen. Vraag de leerlingen tegelijkertijd te spelen. Gebruik cd 4 als begeleiding.
cd 4
Vraag zoveel mogelijk leerlingen naar voren (afhankelijk van het aantal instrumenten dat je hebt, er kunnen minimaal twee kinderen op één instrument spelen). Verdeel de partijen en houdt de volgende instudeervolgorde aan. Gebruik de begeleiding op cd 4: * blauwe partij * groene partij * rode partij * blauwe, groene en rode partij. Afsluiting Noteer deze grafische notatie op het bord (als erwten). Vraag een leerling naar voren, hij/zij is prinses en speelt één van de zes tekeningen op de handtrom. De rest van de klas raadt welke tekening de leerling gespeeld heeft.
LES 1.3. Nodig -
cd 1+2
cd 5
cd 6
werkboek blz. 3 cd 1+2 lied Klein Duimpje (onbekend) cd 5 voorbeeld langzaam en snel melodietje cd 6 opdracht 1.3. kleurpotloden voor elke leerling minstens zes instrumenten naar keuze blinddoek
Inleiding Herhaal het lied Klein Duimpje, voorzien van bijpassende bewegingen. Kern De leerlingen nemen opdracht 1.3. voor zich. Daar zien ze Klein Duimpje met gewone laarzen en Klein Duimpje met zevenmijlslaarzen een aantal keren afgebeeld. De leerlingen luisteren naar het langzame en het snelle melodietje. Welk melodietje hoort bij Klein Duimpje met gewone laarzen? En welk melodietje hoort bij Klein Duimpje met zevenmijlslaarzen? De leerlingen luisteren naar cd 6. Daar horen ze Klein Duimpje met gewone- of zevenmijlslaarzen. Als ze het langzame melodietje horen beginnen de leerlingen met het kleuren van Klein Duimpje met gewone laarzen. Als ze het snelle melodietje horen beginnen de leerlingen met het kleuren van Klein Duimpje met zevenmijlslaarzen. Telkens als ze een respectievelijk langzaam/snel melodietje horen beginnen ze met het kleuren van een nieuwe afbeelding. Loop tijdens deze opdracht door de klas om te kijken of de leerlingen op het goede moment reageren. Herhaal eventueel de opdracht. Afsluiting Speel het volgende spel: Wijs een leerling aan als Klein Duimpje. Klein Duimpje wacht even buiten de klas. Vraag zes leerlingen naar voren en geef ze een instrument. Teken of schrijf één van de aanwezige instrumenten op het bord, bijvoorbeeld de triangel. Blinddoek Klein Duimpje en vraag hem naar binnen. Plaats hem drie meter voor de instrumenten. Vertel Klein Duimpje dat hij de triangel moet zoeken, want daar staat zijn huisje. Terwijl de leerlingen tegelijkertijd hun instrumenten laten horen, loopt Klein Duimpje richting de triangel en gaat er voor staan. Is het goed? Speel het spel met verschillende leerlingen en instrumenten.
LES 1.4. Nodig -
cd 7+8
cd 9
werkboek blz ? cd 7+8 lied zeg Roodkapje (onbekend) cd 9 opdracht 1.4.a. kleurpotloden voor elke leerling
Inleiding Laat onderstaande afbeelding van Roodkapje zien. Vraag de leerlingen wie dit is. Vraag vervolgens wie het liedje zeg Roodkapje kent. Vertel dat je niet meer precies weet hoe de tekst luidt. Noteer samen met de leerlingen de tekst op het bord. Is de tekst compleet, zing dan het lied. Kern De leerlingen nemen opdracht 1.4.a. voor zich. Daar zien ze vier afbeeldingen uit Roodkapje. De leerlingen gaan luisteren naar vier luisterfragmenten: welk luisterfragment hoort bij welke tekening? Bespreek vooraf wat voor soort muziek de leerlingen, bij elke afbeelding, verwachten. Laat de leerlingen omschrijven wat voor muziek ze verwachten, bijvoorbeeld spannende muziek, vrolijke muziek, verdrietige muziek, etc. Gezamenlijk nakijken. Afsluiting De leerlingen nemen opdracht 1.4.b. voor zich. Daar gaan ze een tekening maken van hun favoriete sprookje. Pik er een paar tussenuit en laat deze aan de klas zien. Laat de tekenaar vertellen.
1.4.a
2, 1, 3, 4
LES 1.5. Nodig - cd 10 + 11 lied Manneke van hout (onbekend) - woodblock, claves, buistrom, bekken, triangel, handtrom
cd 10+11
Inleiding Laat het lied manneke van hout horen. Vraag vooraf de leerlingen te ontdekken over welke sprookjesfiguur het lied gaat. Vraag achteraf naar het antwoord (Pinokkio). Vraag de leerlingen om een korte samenvatting van de film Pinokkio (zie achtergrondinformatie hieronder). Leer de leerlingen het lied. Kern Voordat de instrumenten gebruikt worden, worden ze eerst onderverdeeld in kort- en lang klinkende instrumenten. Zet twee tafeltjes onder het schoolbord en schrijf er boven: kort lang Laat elk instrument horen en vraag de leerlingen of de klank van het instrument kort of lang klinkt. Leg de kort klinkende instrumenten op de ‘korte’ tafel en de lang klinkende instrumenten op de ‘lange’ tafel. Bekijk van welk materiaal de kort en lang klinkende instrumenten zijn gemaakt. Welke instrumenten zullen voor Pinokkio het meest geschikt zijn en waarom? (de kort klinkende instrumenten, want deze zijn van hout gemaakt, net als Pinokkio). Vraag een aantal leerlingen naar voren en geef hen een houten instrument. Zij gaan, één voor één, tijdens het tussenspel improviseren op de instrumenten. Ze mogen spelen wat ze willen, indien het mooi in het ritme van de muziek past. Luister tijdens deze oefening naar het ritmegevoel van de leerlingen om een beeld te krijgen. Herhaal het lied.
cd 10+11
Afsluiting Vraag de leerlingen hoe Pinokkio beweegt. Probeer met de leerlingen hoe ze met kleine stukjes van hun lijf stijve, houterige bewegingen kunnen maken. Laat de leerlingen met suggesties van lichaamsdelen komen (denk aan hoofd, voeten, benen, armen, vingers, etc.). Telkens als er een lichaamsdeel wordt getest op houterigheid begeleid je de bewegingen met een ritme op het woodblock. Teken of schrijf vier lichaamsdelen op het bord. Herhaal het lied, waarbij het tussenspel wordt voorzien van stijve, houterige bewegingen met het juiste lichaamsdeel, op de maat van de muziek. De film in het kort: Japie Krekel komt op een dag terecht in een klein dorpje waar speelgoedmaker Gepetto leeft. Hij legt net de laatste hand aan een pop die touwtjes aan armen en benen heeft om te bewegen: Pinokkio. Ook wenst hij dat het leuk zou zijn als Pinnokio een echte jongen zou zijn. Midden in de nacht komt een Blauwe Fee tevoorschijn. Zij besluit de wens van Gepetto te honoreren: Pinokkio zal leven, maar eerst als pop. Als Pinokkio bewezen heeft het verschil tussen goed en kwaad te kennen, zal hij een echte jongen worden. De Blauwe Fee stelt Japie Krekel aan als Pinokkio's geweten en moet Pinokkio zo uit de problemen houden. Gepetto is de volgende ochtend dolgelukkig. Pinokkio gaat naar school en komt onderweg een stel oplichters tegen. Ze leggen hem in de luren en vertellen dat hij een grote ster op het toneel zal worden. Ze verkopen hem aan de gierige Stromboli, een man die een poppentheater heeft. Pinokkio blijkt een succes en Stomboli verdient veel geld. Maar Pinokkio krijgt niets van dit alles. Hij wordt in een kooi opgesloten en de stoet verdwijnt de stad uit. Ondertussen is Gepetto gaan zoeken en dwaalt door de straten. Japie komt bij Pinokkio en samen met de Blauwe Fee bevrijdt hij Pinokkio. Maar als de Blauwe Fee vraagt aan Pinokkio wat er gebeurd is, durft hij niet de waarheid te zeggen. Pinokkio's neus groeit en wordt steeds langer. De Blauwe Fee zegt dat dit gebeurt omdat hij liegt. Pinokkio belooft om geen slechte dingen meer te doen. Maar voordat Japie en hij thuiskomen is Pinokkio dat al vergeten en gaat hij weer met de twee slechteriken mee. Deze beloven hem van alles. Hij wordt naar een eiland gebracht waar allerlei jongens zijn. Het is een soort pretpark en alles mag. Maar er gebeuren hier rare dingen met de kinderen. Ze veranderen in ezels! Japie haalt Pinokkio daar weg, maar Pinokkio heeft inmiddels al ezelsoren en een staart. Thuis aangekomen zien ze dat het huisje van Gepetto al lang niet meer bewoond is. Japie vind een brief waarin staat dat Gepetto tijdens het zoeken naar Pinokkio beland is in de buik van een gemene, grote walvis. Pinokkio besluit hem eruit te halen, met gevaar voor eigen leven.
LES 1.6. Nodig -
werkboek blz ? cd 10 + 11 lied Manneke van hout (onbekend) cd 12 groeimuziek cd 13 opdracht 1.6.a.
Inleiding Vertel het volgende verhaaltje: Kabouter Karel zit op zijn paddestoel. Hij heeft honger. Hij kijkt omhoog, naar de kastanjeboom. Daar hangen zulke lekkere tamme kastanjes. Maar hij kan er niet bij. Hij is te klein. “Was ik maar een reus”, verzucht Karel, “ dan kon ik zo bij die lekkere kastanjes”. Hij kijkt nog even of er geen kastanjes op de grond zijn gevallen, maar nee. Niets. Er liggen alleen wat afgevallen blaadjes en een paar grassprietjes, maar die smaken naar niks. Zucht. Plotseling heeft Kabouter Karel een idee. Misschien kan hij Reus Ruud vragen. Hij wil vast een kastanje voor hem plukken. Karel springt van zijn paddestoel en rent door het bos naar het hol van Reus Ruud. “Ruud”, roept Karel, “ben je thuis?” Karel luistert aan de deur van het hol. Hij hoort zware voetstappen aankomen, de grond onder hem schudt ervan. Reus Ruud opent de deur. “Goeiemorgen”, zegt Ruud, “problemen?” “Nou”, zegt Karel, “ik heb zo’n honger en naast mijn paddestoel staat een kastanjeboom waarin zulke lekkere kastanjes hangen. Maar ik kan er niet bij.” “O, ik begrijp het al, jij wilt dat ik een kastanje voor je pluk. Nou, vooruit dan maar”. Reus Ruud komt uit zijn hol en Kabouter Karel rent vooruit. Als ze bij de kastanjeboom zijn aangekomen plukt Ruud een kastanje voor Karel. Ook plukt hij er een stuk of tien voor zichzelf. En samen smikkelen ze deze lekker op. Vertel de leerlingen hoe fijn het zou zijn als je jezelf naar behoeven kunt laten groeien en kan laten krimpen. Vraag de leerlingen wat je allemaal kunt als je heel groot bent en wat je allemaal kunt als je heel klein bent. Denk aan vruchten van een boom plukken, over alle hoofden heen kijken tijdens een voorstelling of optocht – jezelf verstoppen, in holletjes van dieren een kijkje nemen, etc.
cd 12
cd 13
Kern Vertel de leerlingen over groeimuziek: groeimuziek is muziek waarop je kunt groeien en krimpen. De leerlingen gaan achter hun stoel staan. Start cd 12 waarop de leerlingen, overeenkomstig de muziek, zichzelf heel klein maken (op de hurken en armen dicht op het lichaam) of juist heel groot worden (op de tenen en armen hoog boven het hoofd). De leerlingen nemen opdracht 1.6.a. voor zich. Daar zien ze drie groeilijnen, die tussen hoog en laag fluctueren. De leerlingen gaan luisteren naar de verklanking van deze drie lijnen en noteren het juiste nummer onder de juiste lijn. Gezamenlijk nakijken. De leerlingen nemen opdracht 1.6.b. voor zich. Hier gaan ze hun eigen groeimuziekje noteren, op dezelfde manier als bij opdracht 1.6.a. Als iedereen klaar is kies je één tekening uit die je op het bord tekent. Verklank deze tekening met de hele klas op een oe-, ie- of aa-klank. Vergeet niet met een lineaal de lijn mee te wijzen. Je kunt ook meerdere tekeningen op het bord noteren en vervolgens een leerling vragen één tekening te verklanken. De rest van de klas raadt welke tekening de leerling verklankt heeft. Afsluiting Herhaal het lied manneke van hout.
cd 10+11
1.6.a.
3, 2, 1