BVL
ETHIEK EN BORSTVOEDING: STOF TOT NADENKEN (DEEL 2) Sofie Vercoutere Verpleegkundige - Ethicus
INLEIDING Dit artikel is het tweede deel dat borstvoeding en ethiek in een globale context behandelt. In dit artikel bespreken we de ethische problemen die mensen hebben met de combinatie seksualiteit en borstvoeding. Daarna gaan we kort in op de feministische ethiek en wat zij kan betekenen voor borstvoedende vrouwen. Met dat thema komen we op de grens van de private en de openbare sfeer en de problematiek van het voeden in de openbare sfeer. Tot slot staan we nog even stil bij het concept globalisering en dan specifiek op het vlak van menselijke lactatie. 1. Borstvoeding en seksualiteit De combinatie borstvoeding en seksualiteit lijkt niet vanzelfsprekend. Er is een groot cultureel verschil tussen de ideeën uit de jaren zestig en zeventig en het conservatisme sinds de jaren negentig. Bartlett, een professor Vrouwenstudies uit Australië, beschrijft deze twee bewegingen: enerzijds natuurlijke lustgevoelens die met borstvoeding gepaard gaan en fysiologische gebeurtenissen en aan de andere kant van het spectrum de opkomst van de lactatie-porno en de lactatie-erotica als specifieke subcultuur (Bartlett, 2005, p. 66). Yalom schreef een bekend boek over de geschiedenis van de borst en beklemtoonde daarin de seksuele focus op de borst (Yalom, 1997). Bartlett kiest er zelfs voor om dit seksuele nog meer te benadrukken. In de jaren negentig was het wel in de mode om je zwangere buik te laten zien op covers van tijdschriften en dergelijke, maar niet om borstvoedende vrouwen of celebrities te laten zien. Portretten zoals Annie Leibovitz heeft gemaakt van een borstvoedende Jerry Hall zijn
4
vrij zeldzaam. Toch zijn er een aantal recente beroemdheden al voedend gespot: denken we aan Angelina Jolie, die zelfs op de cover van een tijdschrift (W-Magazine) stond in oktober 2008, en ook Selma Hayek was te zien op televisie toen ze een kind in Afrika aan de borst legde. 1 Verschillende auteurs uit diverse contexten zijn ervan overtuigd dat borstvoeding een negatief effect heeft op vrouwelijke seksualiteit. Dat effect blijkt vooral veroorzaakt door vermoeidheid, onderbrekingen tijdens het vrijen veroorzaakt door de baby en het nachtelijk voeden (Alder & Bancroft, 1983; Kandhai, Reij, Gorris, Olivier, & Van Schothorst, 2004) (Avery, Ducket, & Roth Frantzich, 2000) (Williamson, Mc Veigh, & Baafi, 2008). Voor een gedeelte van de bevolking is de combinatie tussen borstvoeding en coïtus problematisch. In verschillende religies zoals het Jodendom en de Islam respecteert men het ‘lactatie taboe’, wat betekent dat mensen sperma en melk niet mogen ‘mengen’. De duur van het coïtusverbod varieert van veertig dagen tot twee jaar (Degrées-du-Loû & Brou, 2005);(Ojofeitimi, 1981). Het borstvoedingsproces is tot op een bepaalde hoogte analoog met seksualiteit. Het proces van menselijke lactatie lijkt op wat er biologisch gebeurt tijdens een orgasme van de vrouw en dat wordt veroorzaakt door het hormoon oxytocine. Wanneer een vrouw seksueel opgewonden is, worden de borsten groter en kan er melk uit de borsten lekken. Daarnaast zijn er ook vrouwen die seksuele 1
Zie hiervoor www.youtube.com/watch?v=Lp6wpmqVMsk
BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen 2010 Jg 2 nr 2
BVL
gevoelens ervaren tijdens het voeden van de baby. Er is uiteraard niets mis met deze gevoelens, zolang deze niet op de baby zijn gericht (Prantik, 2002).
advies dat vrouwen hun partners konden laten ‘spelen’ met de borsten van hun vrouw zoals voorheen. En dat ze zelfs van de melk konden drinken (Stanway & Stanway, 1978, p. 220) .
Mensen zijn de enige zoogdieren die kunnen kiezen om lactatie te scheiden van het moederschap. Zij kunnen ervoor zorgen dat hun kind door een andere persoon wordt gevoed.
De ‘Karen Carter case’ is een interessante case in verband met de connectie tussen seksualiteit en lactatie. Haar echte naam was Denise Perrigo. Ze was een alleenstaande moeder, lid van La Leche League en een lid van de evangelische kerk. Ze contacteerde een telefonische hulplijn omdat ze erotische gevoelens had ervaren bij het voeden van haar 2-jarige dochter. Haar telefoon werd als verdacht beschouwd en werd doorgegeven aan de politie. Ze verloor de voogdij over haar dochter en bracht zelfs een nacht door in de cel. Ze werd verdacht van seksverslaving en kindermisbruik omdat er tepel-mond en handborst contact was geweest (Ladd-Taylor & Umansky, 1998).
In de lactatie-porno beschouwt men natte en lekkende borsten als erg erotisch. Bepaalde volwassenen onderhouden een Adult Nursing Relationship (ANR). Dat betekent dat zij een volwaardige borstvoeding opbouwen en onderhouden. Soms start zo een ANR na een traumatische gebeurtenis zoals het sterven van een baby als een vorm van troost. Andere volwassenen starten een lactatie op met behulp van kolven en domperidom en onderhouden ze daarna doordat de ene partner meermaals per dag bij de andere partner drinkt; en dit soms als een onderdeel van hun seksualiteit wordt beleefd. 2 Voedende moeders moeten goed geïnformeerd zijn in de postpartum periode. Hulpverleners zoals gynaecologen, vroedvrouwen, verpleegkundigen en lacatiekundigen zouden moeders moeten informeren over de biologische aspecten van het voeden en hen verwittigen dat ze gevoelens van seksuele opwinding kunnen ervaren. Het voeden in publiek heeft niets te maken met seksualiteit, maar wel met de onderverdeling tussen de publieke en de private ruimte. We gaan hier verder in het artikel op in. In 1978 schreven de artsen Stanway een hoofdstuk over borstvoeding en seksualiteit in hun boek ‘Breast is best’. Daarin gaven ze het 2
zie hiervoor bijvoorbeeld http:// www.landmilkhoney.com of http://anrspace.com
BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen 2010 Jg 2 nr 2
Volgens Van Esterik is het belang van postpartum onthouding een mooie illustratie van de verbinding tussen voeding en seksualiteit (Van Esterik, 2002, p. 261). Seksuele onthouding geeft volgens veel mensen en in verschillende culturen de garantie dat zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de melk voldoet (Treckel, 1989, p. 31). 2. Feministische borstvoeding
ethiek
en
Het feminisme heeft het erg moeilijk om borstvoeding een plaats te geven. Uiteraard zijn er verschillende stromingen binnen het feminisme, maar toch zijn een aantal thema’s gemeenschappelijk voor allemaal. Er is telkens een klemtoon op de ervaring van vrouwen en het doel is om vrouwen te bevrijden van de patriarchale onderdrukking. Borstvoeding wordt problematischer wanneer we het fenomeen met feministische ogen bekijken. Een zwangerschap laat nog steeds autonomie toe, maar bij borstvoeding is er tijd nodig mét het kind en fysiek contact met de zuigeling. 5
BVL Borstvoeding kan worden beschouwd als een vorm van sociale arbeid waarover kan worden onderhandeld en waarvoor vrouwen een vergoeding zouden kunnen ontvangen. (McCarter-Spaulding, 2008, pp. 206-207). Het feminisme heeft lange tijd de focus gelegd op belangrijke aspecten op vlak van gezondheid van vrouwen zoals abortus, gynaecologische onderzoeken, anticonceptie en seksuele rechten. Volgens Wolf zou borstvoeding even populair kunnen worden als thema als ‘De geboorte’ twintig jaar geleden. Het faciliteren van borstvoeding hangt ook samen met themata als zwangerschapverlof, flexibele arbeidstijden, kinderopvang, borstkanker,…(Wolf, 2006). Borstvoeding daagt het principe van genderneutraliteit uit. Borstvoeding wordt vaak beschouwd als iets wat de vrouwenbevrijding in de weg staat, daar waar kunstvoeding eerder als bevrijdend wordt beschouwd (Van Esterik, 1994). De kunstvoeding leek vrouwen ten goede te komen (Wolf, 2006). De politieke invloed van de zuigelingenvoedingsindustrie op het wetenschappelijk onderzoek, congressen en pamfletten had een grote impact op de perceptie van de waarde van borstvoeding. Langs de andere kant schrijven de voorstanders van borstvoeding er meer voordelen aan toe dan er wetenschappelijk zijn bewezen (Blum, 1993; Law, 2000). Borstvoeding verbetert de gezondheid van de vrouwen die voeden en ook dat wordt vaak niet erkend. Zo vermindert borstvoeding o.a. de kans op borstkanker en osteoporose. Borstvoeding geven beïnvloedt de mogelijkheden van vrouwen om buitenhuis te werken. Voeden kan gezien worden als een recht en niet als een privilege. Activisten zouden dit moeten promoten voor alle vrouwen, los van afkomst of klasse. Borstvoeding is immers niet alleen een zaak
6
van vrouwen. Vrouwen moeten ondersteund worden in de familie, op het werk, in de lokale gemeenschap en in de maatschappij om succesvol te zijn. Gezonde kinderen zijn immers belangrijk voor elke natie en borstvoeding is één mogelijke strategie om gezondheid te bevorderen. Uiteraard is een keuze pas echt als alle opties ook werkelijk open zijn (Van Esterik, 1994). Borstvoeden en betaalde arbeid zijn vaak met elkaar in conflict. Vrouwen vinden het moeilijk om te kolven op het werk en hebben het gevoel dat ze het kolven moeten verbergen. Voedende moeders worden niet met ‘hard werkende vrouwen’ geassocieerd. Op de meeste werkplaatsen is er slechts een beperkte accommodatie, er is geen ijskast en vaak ook geen tijd om te kolven. Lacterende moeders hebben vaak ‘lekkende lichamen’ op het werk, wat sterk geassocieerd wordt met een zwakke gezondheid en onbetrouwbaarheid (Gatrell, 2007). Borstvoeding kan niet louter als een individuele keuze worden beschouwd. Voor vrouwen die het minder goed hebben, zijn er ook structurele factoren die deze keuze beïnvloeden, zoals hun werkomstandigheden en/of hun sociale ondersteuning en economische situatie. Over het algemeen zijn moeders met weinig tijd, energie, materieel en sociale ondersteuning, diegene die het minst bereid zijn om te borstvoeden. Het belangrijkste aspect is niet een tekort aan onderwijs (Knaak, 2006, p. 412). In dat opzicht is het doel niet alleen om borstvoeding te promoten, maar om de sociale en economische voorwaarden te scheppen die borstvoeding mogelijk maken (Hausman, McKinley en Hyde in (McCarter-Spaulding, 2008, p. 210). Het feminisme moet ijveren voor het recht voor vrouwen om te voeden en dat zowel in industrie- als in ontwikkelingslanden. 3. Persoonlijke en openbare sfeer
BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen 2010 Jg 2 nr 2
BVL
In de VS heeft men het moeilijk met het zien van een voedende borst in de openbare sfeer. Hausman beschrijft in haar artikel de moeilijkheden die vrouwen daarbij ondervinden. (Hausman, 2007) Vrouwen leren door het voeden op een ander manier met hun borsten en hun lichaam om te gaan dan tijdens seksuele activiteit of het passen van ondergoed (Hausman, 2007, pp. 487-488). Volgens Blum krijgt het stimuleren van borstvoeden in de VS een reactie die vrouwen nog verder van het lichaam drijft. Vrouwen kunnen er borstvoeden zonder ook maar één borst te laten zien. Het voeden is er voor een groot gedeelte vervangen door het kolven. In de hele borstvoedingscampagne is geen enkele borst zichtbaar (Blum, 1993). Haussman is ervan overtuigd dat het ontkennen van het lichamelijke aspect bij borstvoeding wordt ondersteund door onze cultuur, wetten en gewoonten. Ze vergelijkt een voedende vrouw met iemand die tijdelijk niet kan werken door ziekte. Er is in de VS geen wetgeving die borstvoedingspauzes regelt zoals dat in Europa bestaat (Hausman, 2007, p. 490). Niet alleen in de realiteit, maar ook in de virtuele wereld is een voedende borst problematisch; als voorbeeld denken we aan de ‘hey facebook, breastfeeding is nog obscene’ actie. We kunnen met Hausmann concluderen dat flesvoeding vrouwen helemaal niet heeft bevrijd. Flessen hebben het wel mogelijk gemaakt voor vrouwen om zich als mannen te gedragen in de publieke sfeer, om kinderen te kunnen uitbesteden, enz. Uiteindelijk zijn het nog steeds meestal de vrouwen die de zorg voor de kinderen opnemen.
BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen 2010 Jg 2 nr 2
Borstvoedingsactivisten of lactivisten hebben zich in de publieke ruimte geprofileerd om de politieke en culturele normen uit te dagen (See Bartlett in (Hausman, 2007, p. 495). Dat deden ze door voedende borsten te laten zien op plaatsen waar dat niet gebruikelijk is. Uiteraard is er een tegenstelling tussen een seksuele en een voedende borst. In onze maatschappij zouden mensen vaker moeten worden geconfonteerd met een voedende borst, zodat jongeren ook kunnen leren van praktische voorbeelden. Het lijkt meer aanvaard te zijn om borsten in een erotische context te laten zien dan bij een voedende moeder (Rodriguez-Garcia & Frazier, 1995, p. 112). 4. Globalisering Uit onderzoek geleid door de NGO’s in Europa, blijkt dat slechts 50% van de landen uit West-Europa een nationaal borstvoedingsprogramma heeft. Als vergelijkingspunt: 90% van de landen uit OostEuropa heeft er wel een. De Nutrition Unit in Genève verzamelt de nationale borstvoedingsgegevens om een globale databank te kunnen bijhouden. De belangrijkste focus hiervan ligt op de ontwikkelingslanden. De recente economische liberalisering in Oost-Europa maakt hen kwetsbaarder voor commerciële initiatieven en de consumptie van artificiële zuigelingenvoeding (A. Nicoll, 2002, pp. 255256). In 1977 verdedigden de artsen Jelliffe en Jelliffe dat borstvoeding een belangrijk aspect vormde in de eerstelijnszorg en dat vooral in ontwikkelingslanden. Maar ook vandaag kan borstvoeding een belangrijke rol spelen op gezondheidsvlak en worden de positieve gevolgen ervan onderschat. Jelliffe en Jelliffe(1978) ijverden voor meer aandacht voor borstvoeding in het curriculum van artsen, verpleegkundigen, vroedvrouwen,…(Jelliffe & Jelliffe, 1978).
7
BVL Het meeste onderzoek in verband met menselijke lactatie, situeert zich in een medische context. Er is daarnaast weinig kwalitatief onderzoek beschikbaar. Daardoor wordt borstvoeding vaak cijfermatig benaderd en niet als een complex gegeven dat sterk beïnvloed wordt door sociale en culturele aspecten (Van Esterik, 2002, p. 258). In hedendaagse debatten rond chemische residuen en HIV in melk hoort men vaak de vraag naar grondig en kritisch onderzoek en naar de effecten van globalisering op de zuigelingenvoedings-industrie (Van Esterik, 2002, p. 257). Bij globaal overleg en het nemen van besluiten moet men rekening houden met het milieu, met de humanitaire gevolgen en met de gelijkberechtiging van mensen over de hele wereld (Clarke, 2007, pp. 231-232). De borstvoedingsorganisaties zijn de enige die erin zijn geslaagd om een internationale code te ontwikkelen: the International Code for the Marketing of breastmilk substitutes (Van Esterik, 2002, p. 272). George Kent beschrijft deze code als een code die ouders moet verzekeren dat ze een volledig geïnformeerde en een veilige voedingskeuze voor hun kinderen kunnen maken. Het doel van de code is niet het voorschrijven wat vrouwen zouden moeten doen, maar wel alle obstakels uit de weg ruimen zodat ouders een weloverwogen keuze kunnen maken. De code beschrijft een set van rechten die moeders en kinderen samen hebben. Borstvoeding is een recht van moeder en kind samen en niemand mag in deze keuze tussenkomen (Kent, 2006). Kent beschrijft borstvoeding als een recht van moeder en kind, wat we graag ruimer willen beschouwen als een recht van ouders en kinderen samen. In de westerse wereld stoppen een aantal vrouwen met borstvoeden omdat ze het gevoel hebben niet voldoende melk voor hun baby te hebben;. Dykes beschrijft dit fenomeen als het ‘onvoldoende melk syndroom’ en noemt het een typisch westers fenomeen ten gevolge van de medicalisering
8
en commercialisering van zuigelingenvoeding. Deze beschrijving verscheen voor het eerst in de jaren ’80 in de antropologische literatuur (Dykes, 2002, pp. 492-494). Dokter Coutsoudis wil borstvoeding promoten op dezelfde manier als er reclamecampagnes bestaan voor zuigelingenvoeding. Ze stelt zich de vraag hoe het mogelijk is dat poedermelk zo een wijdverspreid fenomeen geworden is ondanks het feit dat borstvoeding goed gekend is en ook economisch en fysiologisch cruciaal is voor het overleven van jonge kinderen. Het is volgens haar door deze zuigelingenvoedingmarketing dat we zijn gaan twijfelen aan borstvoeding. Eén van de millenniumdoelen van 2015 heeft als focus het bevorderen van het overleven van zuigelingen en kinderen. Coutsoudis argumenteert dat we in dat verband ook moeten wijzen op de negatieve aspecten die gepaard gaan met kunstvoeding. Ze vergelijkt het verbod op marketing voor zuigelingenvoeding met het verbod op tabaksreclame en beschouwt de internationale code als een goed begin (Coutsoudis, Coovadia, & King, 2009). Recent hoorden we in de media dat we nog ver af staan van de millenniumdoelen en zeker op het vlak van de moeder- en kindzorg. Conclusie In dit tweede artikel beschreven we een verder overzicht van de belangrijkste ethische problemen op globaal vlak. We startten met het thema borstvoeding en seksualiteit, waar heel wat religieuze en niet-religieuze mensen moeilijkheden mee hebben. Moeders en kinderen zouden het recht moeten hebben om te kunnen kiezen voor de meest aangepaste zuigelingenvoeding en dit recht zou moeten verdedigd worden in ontwikkelingslanden en in industrielanden. Moedermelk kan meehelpen in onze poging om de Millenniumdoelstellingen te bereiken en
BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen 2010 Jg 2 nr 2
BVL
zou daarvoor over de hele wereld moeten worden ondersteund. Geen enkele ethische theorie kan op dit moment oplossingen bieden voor deze complexe problemen. Daarnaast is er nog veel onderzoek noodzakelijk. Elk van deze aspecten zou nader moeten worden onderzocht. Bibliografie A. Nicoll, B. T., M.L, Newell, P.Rundall. (2002). Breast feeding policy, promotion and practice in Europe.Results of a survey with non-governmental Organizations. Journal of Nutritional & Environmental Medicine, 12(3), 255264. Alder, E., & Bancroft, J. (1983). Sexual behaviour of lactating women: a preliminary communication. Journal of Reproductive and Infant Psychology, 1(47-52). Avery, M. D., Ducket, L., & Roth Frantzich, C. (2000). The experience of sexuality during breastfeeding among primiparous women. Journal of Midwifery & Women's Health, 45(3), 227-237. Bartlett, A. (2005). Breastwork, rethinking breastfeeding. Sydney: UNSW Press Book. Blum, L. M. (1993). Mothers, babies and breastfeeding in late capitalist America: the shifting contexts of feminist theory. Feminist Studies 19, 291-311. Clarke, N., Barnett, C.; Cloke, P., Malpass, A.,. (2007). Globalising the consumer: Doing politics in an ethical register. Political Geography, 26, 231-249. Coutsoudis, A., Coovadia, H. M., & King, J. (2009). The breastmilk brand: promotion of child survival in the face of formula-milk marketing. Lancet, 374, 423-424. Degrées-du-Loû, A., & Brou, H. (2005). Resumption of Sexual Relations Following Childbirth: Norms, Practices and Reproductive Health Issues in Abidjean, Côte d'Ivoire. Reproductive health Matters, 13(25), 155-163. Dykes,
F. (2002). Western medicine and marketing: construction of an inadequate milk syndrome in lactating women. Health Care for Women International, 23, 492- 502.
Gatrell, C. J. (2007). Secrets and lies: breastfeeding and professional paid work. Social Science & Medicine, 65, 393-404. Hausman, B. L. (2007). Things (not) to do with breasts in public: maternal embodiment and the biocultural politics of infant feeding. New Literary History, 38, 479-504.
BVL Tijdschrift voor Lactatiekundigen 2010 Jg 2 nr 2
Jelliffe, D. B., & Jelliffe, E. F. P. (1978). Human Milk in the Modern World. Br Med J, 2(6151), 1573. Kandhai, M. C., Reij, M. W., Gorris, L. G. M., Olivier, G. G., & Van Schothorst, M. (2004). Occurrence of Enterobacter sakazakii in food production environments and households. Lancet, 363, 39-40. Kent, G. (2006). Child feeding and human rights. International Breastfeeding Journal, 1(1), 27. Knaak, S. J. (2006). The problem with breastfeeding discourse. Canadian Journal of Public Health-Revue Canadienne De Sante Publique, 97(5), 412-414. Ladd-Taylor, M., & Umansky, L. (1998). "Bad mother" the politics of blame in twentieth-century America. In (pp. 299-306). New York: New York University Press. Law, J. (2000). The politics of breastfeeding: assessing risk, dividing labor. J Women Cult Soc, 25, 407-450. McCarter-Spaulding, D. (2008). Is breastfeeding fair? Tensions in Feminist Perspecties on Breastfeeding and the Family. Journal of Human Lactation, 24(2), 206-212. Ojofeitimi, E. O. (1981). Mother's awareness on benefits of breast-milk and cultural taboos during lactation. Social Science & Medicine, 15(E(8)), 135- 138. Prantik, S. (2002). Breastfeeding and Sexualit: Professional Advice Literature from the 1970s to the Present. Health Education & Behavior, 29, 61-72. Rodriguez-Garcia, R., & Frazier, L. (1995). Cultural Paradoxes Relating to Sexuality and Breastfeeding. Journal of Human Lactation, 11(2), 111. Stanway, P., & Stanway, A. (1978). Breast is best:acommon-sense approach to breastfeeding. London: Pan Original. Treckel, P. A. (1989). Breastfeeding and Maternal Sexuality in Colonial America. Journal of Interdisciplinary History, 20(1), 25-51. Van Esterik, P. (1994). Breastfeeding and feminism. Int J Gynaecol Obstet., 47((Suppl)), S41-S54. Van Esterik, P. (2002). Contemporary trends in infant feeding research. Annu.Rev.Anthropol., 31, 257-278. Williamson, M., Mc Veigh, C., & Baafi, M. (2008). An australian perspective of fatherhood and sexuality. Midwifery, 24, 99-107. Wolf, J. H. (2006). What feminists can do for breastfeeding and what breastfeeding can do for feminists. Signs: Journal of Women in Culture and society, 31(2). Yalom, M. (1998). History of the breast. 1998. Ballantine Books, 331 p.
9