Borstvoeding en kolven
Inhoudsopgave Inleiding���������������������������������������������������������������������������������������5 1. Algemene informatie������������������������������������������������������������6 2. Het geven van borstvoeding�����������������������������������������������8 3. Bijvoeden����������������������������������������������������������������������������� 18 4. Uw eigen voeding�������������������������������������������������������������� 20 5. Kolfinformatie��������������������������������������������������������������������� 22 6. Aanvullende informatie ���������������������������������������������������� 29 Kolfdagboekje������������������������������������������������������������������������� 32
3
De lactatiekundige Voor al uw vragen over borstvoeding Voor wie? U kunt terecht bij de lactatiekundige van het ziekenhuis wanneer: • u begeleid wordt door de gynaecoloog/ klinisch verloskundige • u op de kraamsuites van het Moeder&Kind Centrum bevallen bent • uw baby opgenomen is of opgenomen geweest is op de couveusesuites van het Moeder&Kind Centrum
Met welke vragen? Tijdens de zwangerschap, wanneer u: • twijfelt tussen het geven van borst of kunstvoeding • vragen heeft over uw borsten en borstvoeding • negatieve ervaringen heeft met het geven van borstvoeding Na de bevalling, wanneer u: • problemen heeft bij het geven van borstvoeding • vragen heeft over medicijngebruik bij borstvoeding
Spreekuur Lactatiekundig spreekuur: maandag en donderdag Op afspraak via de secretaresse van het Moeder&Kind Centrum Ma t/m vr: 8.00 - 16.00 uur; tel: (0341) 463627 of (0341) 463409
Bellen of mailen Met vragen, waarvoor geen afspraak nodig is, kunt u • bellen op maandag tot en met vrijdag tel: (0341) 463409 • of mailen naar:
[email protected]
4
Inleiding Dit boekje geeft u informatie over borstvoeding en kolven. Er staat veel praktische informatie in om u bij de keuze voor borstvoeding te ondersteunen. Ook kunt u het boekje gebruiken om de informatie die u van de verpleegkundigen ontvangt nog eens op uw gemak na te lezen. Hoofdstuk 1 beschrijft de voordelen van moedermelk voor moeder en kind en geeft informatie over de verzorging van uw borsten. Hoofdstuk 2 is het centrale hoofdstuk over het geven van borstvoeding. Het gaat over: de melkproductie, het aanleggen, hoeveel en hoe vaak u moet voeden en hoe u de baby na het voeden het beste van de borst af kunt halen. Tenslotte beschrijven we een aantal voedingshoudingen. In hoofdstuk 3 bespreken we het geven van bijvoeding en in hoofdstuk 4 komt aan de orde hoe uw eigen voeding, alcohol, roken maar ook medicijngebruik de borstvoeding beïnvloedt. In bepaalde situaties is het nodig dat u de borstvoeding afkolft. Hierover gaat hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 bevat nog wat aanvullende informatie en adressen. Om de leesbaarheid van dit boekje te bevorderen gebruiken we “hij” voor uw baby. Heeft u vragen? Bespreek ze met ons!
5
1. Algemene informatie 1.1. Voordelen voor moeder en kind Het lichaam maakt moedermelk met als doel de baby te voeden. Moedermelk is zo compleet, dat uw baby de eerste zes maanden van zijn leven geen ander voedsel nodig heeft. Moedermelk is nog steeds niet na te maken. Andere voordelen van borstvoeding voor de baby: • Het bevat antistoffen die de baby gedurende de hele borstvoedingsperiode beschermen tegen verschillende ziekten. • Moedermelk maakt de kans op een aantal aandoeningen kleiner zoals bijvoorbeeld maagdarmstoornissen, luchtweginfecties en terugkerende middenoorontsteking en allergieën. U beschermt uw baby dus op een natuurlijke manier. • Het is altijd bij de hand en heeft altijd de juiste samenstelling en de goede temperatuur. • Het drinken aan de borst draagt bij aan een optimale ontwikkeling van de hersenen en de ogen. Het heeft ook een gunstig effect op de ontwikkeling van de kaak en de mondmotoriek.
6
De voordelen van borstvoeding geven voor de moeder: • Het geven van borstvoeding helpt om de baarmoeder sneller te laten samentrekken na de bevalling. Hierdoor bloedt de wond in de baarmoeder (waar de placenta zat) minder. • Een vrouw die minimaal zes maanden borstvoeding geeft, heeft minder kans op eierstok- en borstkanker en op botontkalking.
1.2. Verzorging van de borsten Bij borstvoeding is hygiëne belangrijk. Het gebruik van zeep droogt de huid uit en kan de herkenningsgeur beïnvloeden. Daarom adviseren we u om uw borsten dagelijks alleen met water te wassen. U kunt, ter bescherming van de tepels, na de voeding een druppel melk op de tepel uitsmeren en de tepels laten opdrogen aan de lucht. Draag een goed steunende, niet knellende schone en droge (liefst katoenen) bh, eventueel met (katoenen) kompressen. Een bh is geen noodzaak voor de borstvoeding, maar kan wel voor u zelf comfortabel zijn.
7
2. Het geven van borstvoeding 2.1. Samenstelling van moedermelk De eerste dagen na de geboorte is de moedermelk anders dan daarna. Dit heet colostrum. Het is een dik, gelig vocht dat zeer rijk is aan antistoffen en andere factoren die moedermelk zo bijzonder maken. Deze eerste melk is eiwitrijk en vetarm en daardoor lichter verteerbaar. Bovendien werkt het laxerend, zodat de baby zijn eerste ontlasting (meconium) gemakkelijk kwijt raakt. Colostrum is in kleine hoeveelheden beschikbaar, aangepast aan de kleine maag van een pasgeborene. Maar alle druppels zijn waardevol. Een gezonde, op tijd geboren baby van normaal gewicht heeft genoeg reserves voor de eerste dagen en heeft niets extra’s nodig. Meestal begint rond de derde dag het colostrum over te gaan in ‘echte melk’. Rijpe moedermelk ziet er dunner en wateriger uit, maar is perfect van kwaliteit. Tijdens de voeding verandert de melk enigszins van samenstelling. De eerste melk, ‘voormelk’ genoemd, is om de dorst te lessen. Deze melk ziet er bij het kolven ook vaak wat wateriger uit en kan wat blauwig van kleur zijn. De kleur van de melk kan trouwens per dag verschillend zijn afhankelijk van wat u zelf heeft gegeten. Het vetgehalte neemt toe naarmate het kind langer aan de borst drinkt. Deze latere, wittere melk noemen we ook
8
wel ‘achtermelk’. Dit levert een relatief groot deel van de energievoorziening. De baby moet de tijd krijgen om aan deze achtermelk toe te komen om goed te groeien. Wissel daarom niet te snel van borst.
2.2. De eerste keer aanleggen Het eerste uur na de bevalling is de baby meestal erg wakker en alert, ook de zuigreflex (zie 2.5) is in dit uur heel sterk. Als uw conditie en die van het kind het toelaten, is dit het beste moment om de baby voor het eerst aan te leggen. Als u de baby al snel na de geboorte kunt aanleggen, komt de borstvoeding sneller op gang. Bovendien leert hij juist in dit uur hoe hij goed uit de borst kan drinken. In de dagen na de geboorte kan hij soms wat slaperig zijn, dan heeft hij hier profijt van.
2.3. Melkproductie komt op gang Twee speciale hormonen regelen de melkproductie. Het ene maakt moedermelk uit bloed. Het andere stuwt de opgeslagen melk door de melkkanaaltjes naar de tepels. Als de baby aan de borst drinkt, krijgen de hersenen een seintje om deze hormonen te maken. Dan komt de melk meestal vanzelf, dit noemt men de ‘toeschietreflex’. Deze toeschietreflex kan ook optreden als u de baby hoort, ziet of als u aan de baby denkt: dan gaan de borsten lekken of komt de melk er zelfs in straaltjes uit.
9
Als de melk toeschiet, voelen sommige vrouwen dit als een stekend of prikkelend gevoel in de borst. Dit gevoel is alleen normaal, aan het begin van de voeding. Het toeschieten kan worden beïnvloed door emoties. Als u gespannen bent, kan dat de toeschietreflex remmen. Het stimuleren van de borsten met een kolf, kan een toeschietreflex opwekken of juist afremmen. Een rustige omgeving, warmte en ontspanning hebben in het algemeen een positief effect. Ook kunt u de borst masseren: maak een cirkelvormige beweging met de vingers en streel de borst naar de tepel toe. Ontspannen door middel van ademhalingsoefeningen kan helpen als de genoemde tips niet werken. Bij elke voeding schiet de melk toe als de baby een paar keer aan de borst heeft gezogen. Direct als de baby de melk uit uw borsten drinkt, maakt uw lichaam weer nieuwe melk. Dit heet het ‘vraag en aanbod principe’. Hoe vaker de baby de borst leegdrinkt, hoe meer melk uw lichaam maakt.
2.4. Borstvoeding op verzoek Wij adviseren u te voeden volgens dit vraag en aanbod principe, ook ‘voeden op verzoek’ of ‘on demand’ voeden genoemd. Dit betekent dat u zo vaak en zo lang voedt als de baby aangeeft, zolang hij maar effectief drinkt en niet aan de borst sabbelt.
10
Signalen dat de baby wil drinken zijn: • Hij is wakker • Hij sabbelt op zijn vuistjes • Hij likt, zoekt of hapt Deze signalen worden ook wel ‘voedingssignalen’ genoemd. Huilen is een te laat signaal. Om deze voedingssignalen tijdig te herkennen, is het belangrijk dat u 24 uur samen in dezelfde kamer bent. Dit wordt ook wel ‘rooming-in’ genoemd, het bevordert de hechting. Bovendien werken de hormonen en toeschietreflex beter als u de baby continu bij u in de buurt heeft. Bij borstvoeding geldt wel een minimum aantal voedingen (de eerste dagen 8 keer), maar géén maximum. Als de baby zichzelf maar om de 4 uur meldt is dit te weinig. Maak hem in dat geval wakker! U kunt hem wekken door enkele kleertjes uit te doen en hem te verschonen. Een beetje afgekolfde melk in zijn mondje bevordert vaak het zoeken naar voeding. Het blijft niet zo dat er 7 à 8 voedingen per dag nodig zijn. Dit geldt vaak alleen voor de eerste weken. Op een gegeven moment wordt de frequentie lager en de duur van de voedingen korter, doordat de melk sneller stroomt. Zo ontstaat er op een natuurlijke manier, geleidelijk een bepaalde regelmaat in de voedingstijden.
11
Het is goed om in het begin tijdens iedere voeding beide borsten aan te bieden. De kans op stuwing is dan minder groot en de borstvoeding komt beter op gang. Wanneer er later voldoende melkproductie is, is het advies per voeding één borst leeg te laten drinken totdat de baby zelf loslaat en niet meer slikt en de tweede borst aan te bieden zolang hij nog wil. De volgende voeding begint u dan weer met de borst waar u mee gestopt was. Hoelang de baby aan de borst drinkt is van kind tot kind verschillend en varieert van de ene voeding tot de andere. Het blijft wel van belang dat het effectief drinkt en niet aan de borst sabbelt. Laat het kind in ieder geval drinken tot het voldaan is. Eventueel kunt u voor het aanbieden van de tweede borst de luier verschonen, zodat hij weer opnieuw wakker wordt. Soms (bijvoorbeeld als de borsten erg gestuwd zijn) is het goed om hem te laten drinken op ‘uw eigen verzoek’, om de spanning kwijt te raken. Het is normaal dat een baby soms ineens niet meer tevreden is met de hoeveelheid melk die u hem geeft en dat hij vaker wil drinken aan de borst. Op die manier verhoogt hij automatisch uw melkproductie weer. Dit noemt men de ‘regeldagen’. Deze dagen komen meestal voor rond de tien dagen, zes weken en drie maanden na de geboorte, maar het kan ook op andere tijden zijn.
12
Door de baby vaker te voeden heeft u binnen enkele dagen weer voldoende melk om hem tevreden te stellen.
Krijgt mijn baby wel genoeg? U kunt aan de baby zien dat hij genoeg borstvoeding krijgt als hij tevreden, ontspannen en alert is, voldoende poep- en plasluiers heeft en goed blijft drinken. Alle pasgeboren baby’s vallen in het begin 5 tot 7% van het geboortegewicht af. In het ziekenhuis wegen we de baby’s iedere dag bloot, het gewicht noteren we op de voedingslijst. Binnen tien tot veertien dagen is de baby weer terug op het geboortegewicht. Eén plasluier in de eerste 24 uur is voldoende, de tweede en derde dag moeten dat er twee tot vijf zijn en vanaf de vierde dag zal de baby minimaal zes natte luiers per dag maken. De urine is helder en reukloos. De eerste ontlasting heet meconium en is taai en gitzwart. In de loop van de dagen verandert de ontlasting naarmate er meer voeding de darmen passeert. Zolang een baby uitsluitend moedermelk krijgt, zal de ontlasting zacht blijven en soms zelf waterig met dunne vlokjes. De kleur kan variëren van mosterdgeel tot lichtgroen, vanaf de derde dag minimaal vier keer per dag. Na de eerste maand kan het zijn dat uw baby zes keer per dag ontlasting heeft of één maal per tien dagen. Dat is allemaal normaal.
13
2.5. Adviezen bij het aanleggen Goed aanleggen van uw baby is erg belangrijk. Daarom helpen wij u hier graag bij. Voor het beste resultaat is het goed om op een aantal punten te letten. Deze punten zijn van toepassing op alle houdingen (zie 2.6). • Creëer voor uzelf wat privacy en neem de tijd voor het voeden! Zo nodig kunt u uw bezoek vragen om wat tijd voor u en de baby samen. • Zet voor uzelf een of twee glazen drinken binnen handbereik; het is normaal dat u tijdens het voeden dorst krijgt. • Zoek een houding die voor u het prettigst is: ontspannen zittend of liggend met voldoende steun van kussens. • De baby ligt op zijn zij, oortjes, schoudertjes en heupjes in één lijn. • U en uw baby liggen buik tegen buik. • Het mondje van de baby ligt ter hoogte van uw tepel. • U ondersteunt, zo nodig, uw borst door vier vingers aan de onderkant van de borst te leggen. De duim ligt daarbij zonder druk op de bovenkant, ver van de tepelhof. • Streel zachtjes met uw tepel langs het bovenlipje zodat het mondje wijd opengaat. Vaak gaat de baby dan met het mondje zoekend heen en weer (‘zoekreflex’). Ga dan niet met de borst heen en weer maar houd de borst stil! • Wanneer uw baby zijn mondje wijd opent (‘hapreflex’) brengt u de baby naar de borst (en niet de borst naar de baby) zodat hij hapt en gaat zuigen (‘zuigreflex’).
14
• Zorg dat de baby de tepel en een gedeelte van de tepelhof in het mondje neemt. • Zorg er verder voor dat het neusje voldoende vrij ligt. Druk niet met uw vingers op de borst maar draai uw baby met zijn heupjes dichter naar uw lichaam. Het is mogelijk dat u, als u wel met de vingers de borst indrukt, enkele melkgangen afsluit. Dit verhoogt de kans op een borstontsteking en de tepel kan vervormen waardoor de baby zijn grip erop verliest. • Voeden is niet pijnlijk. Als het wel pijn doet na het eerste aanhappen, vraagt u ons dan zeker om extra hulp.
Uw baby ligt goed aan de borst wanneer: • • • • • • •
Het kinnetje ligt tegen uw borst. De lipjes zijn naar buiten gekruld. Het mondje is asymmetrisch. De wangetjes blijven mooi bol tijdens het drinken. Het neusje ligt vrij. U duidelijk zichtbare bewegingen ziet van de kaakspier. De zuigreeksen ritmisch zijn: eerst kort en dan langer. Dit gebeurt in een vaste volgorde van zuigen, slikken en ademen. De pauzes tussen de zuigreeksen zijn eerst kort. Aan het einde van de voeding worden ze langer. • Er zijn slikbewegingen te zien en te horen. • U heeft geen pijn tijdens het voeden. • De tepel ziet er na het voeden niet vervormd of wit verkleurd uit.
15
De baby van de borst afhalen In principe laat de baby vanzelf los als hij genoeg gedronken heeft. Wilt u zelf de voeding beëindigen omdat de baby bijvoorbeeld niet goed aangelegd is of niet effectief drinkt, dan brengt u uw pink in de mondhoek van de baby. Dit verbreekt het vacuüm en de baby zal de tepel loslaten.
2.6. Verschillende voedingshoudingen Bij het voeden van uw baby zijn er verschillende voedingshoudingen mogelijk. Bij alle voedingshoudingen blijven de aandachtspunten zoals hierboven van groot belang!
Uw baby liggend voeden Deze houding is vooral prettig na de bevalling en tijdens de nachten ochtendvoedingen, wanneer u lekker in bed ligt. U en de baby liggen allebei goed op de zij waarbij u uw benen iets kunt optrekken. Eventueel legt u een kussen in uw rug en achter die van de baby. De tepel en het mondje van de baby liggen op dezelfde hoogte zodat hij geen moeite hoeft te doen om de borst te pakken.
16
Uw baby zittend voeden (Madonna houding) Wanneer u in een zittende houding voedt, zorg dan dat u goed rechtop, maar wel ontspannen zit. Als dit prettig is, kunt u uw benen iets optrekken, met eventueel een steuntje onder de voeten. Leg de baby op zijn zij en schuif zijn arm onder uw arm door. Ondersteun zijn hoofd en lichaam met uw onderarm en hand. U kunt de arm waarmee u de baby vasthoudt ondersteunen met een kussen zodat hij niet wegzakt en daardoor van de borst wegglijdt.
Zittend met baby onder de arm (Rugbyhouding) Deze houding stimuleert het leegdrinken van andere melkkanaaltjes, dit kan prettig zijn bij stuwing of gevoelige tepels. Ook na een keizersnede kunt u deze houding uitproberen. Als u te vroeg bevalt, kan deze houding ook erg makkelijk zijn: u ziet hierbij goed wat u doet en kunt beter ‘sturen’. Leg bij deze houding de baby op een kussen naast u en ondersteun zijn hoofd met uw hand. Zijn beentjes wijzen naar uw rug.
17
Er zijn ook nog andere houdingen die goed voldoen. In ieder geval blijft het altijd belangrijk dat de baby op de juiste hoogte ligt, met het hoofdje en de rug in één lijn, zijn buik tegen uw buik en zijn mondje tegenover de tepel.
3. Bijvoeden 3.1. Bijvoeden? Moeders denken soms dat zij onvoldoende borstvoeding produceren in de eerste dagen/weken. Zij vragen zich daarbij af of de baby niet teveel afvalt. Maar een gezonde voldragen pasgeborene heeft niet meer voeding nodig dan u de eerste dagen produceert. Het is wel belangrijk dat u vaak genoeg en goed aanlegt, zodat de melkproductie op gang komt. Ook bij warmer weer hoeft uw baby geen extra vocht als u op verzoek blijft voeden. Bijvoeden met kunstvoeding kan het evenwicht tussen vraag en aanbod verstoren. Hierdoor komt de borstvoeding soms moeizamer op gang, of de hoeveelheid vermindert. Daarom adviseren wij om te kolven als u de baby bijvoeding geeft. Zo stimuleert u de melkproductie. We voeden bij voorkeur bij met afgekolfde moedermelk. Als dit (nog) niet voorradig is zullen we, in overleg, gebruik maken van kunstmatige zuigelingenvoeding.
18
Alleen in bepaalde gevallen raden we wel aan om bij te voeden zodat de melkproduktie op gang komt: • Als de bloedsuiker spiegel van uw baby te laag is. • Als de baby 7% of meer is afgevallen. • Als het geboortegewicht te laag of juist te hoog is voor de duur van de zwangerschap. Hiervoor gebruiken wij een schema in het ziekenhuis wat opgesteld is door de kinderartsen.
3.2. Bijvoedingsmethoden Moet u in de eerste dagen toch bijvoeding geven, dan gebeurt dit op de kraamsuites met behulp van ‘fingerfeeding’. De verpleegkundige leert u deze techniek aan. Voor grotere hoeveelheden voeding (te veel om met een spuitje te geven), gebruiken we een fles met speen. Ook op de couveusesuites kiest men voor een speen. Bij bijvoeding met de fles, kunt u ook de zoek- en hapreflex stimuleren, zo leert het kind om zelf zijn mond ver open te doen. De speen kan zo voldoende ver in het mondje. U laat de baby zuigen waarbij u hem iets rechtop houdt.
19
4. Uw eigen voeding 4.1. Algemeen advies Via de borstvoeding eet en drinkt het kind met u mee. Wat mag u dan zelf wel of juist niet eten? Eigenlijk zijn er geen beperkingen. U mag alles eten! Het is nooit bewezen dat bepaalde voedingsmiddelen (zoals uien, sinaasappels etc.) klachten bij de baby veroorzaken. Ook is nooit bewezen dat bepaalde voedingsmiddelen (anijs, venkel, cashewnoten, kruiden) de melkproductie verbeteren. Het is verstandig om gezond en gevarieerd te eten met voldoende calorieën, zonder overmatig veel melkproducten. Men adviseert tegenwoordig om vitamine D te gebruiken, zodat u geen kalktekort krijgt. Zorg wel dat u voldoende drinkt. U drinkt te weinig als uw urine donker van kleur is en sterk ruikt. Maak er een routine van om bij ieder voeding een glas drinken te nemen.
20
4.2. Gebruik van medicijnen en genotsmiddelen Medicijnen Veel medicijnen zijn veilig te gebruiken bij borstvoeding. U kunt het altijd navragen bij de artsen, klinisch verloskundigen of verpleegkundigen. Geef het in ieder geval aan ons door als u medicijnen gebruikt.
Alcohol Alcohol komt in de moedermelk terecht! Als u toch alcohol drinkt kunt u beter eerst drie uur wachten voordat u voedt.
Roken (nicotine) Ook nicotine komt in de moedermelk terecht. Wij raden u aan om niet te roken in het bijzijn van de baby.
21
5. Kolfinformatie 5.1. Wat is kolven en wanneer is kolven zinvol? Kolven is het kunstmatig op gang brengen of houden van de melkproductie met een kolfapparaat. Wanneer een baby goed en vaak drinkt is kolven niet nodig. Maar er zijn enkele situaties waarbij het wel zinvol is, bijvoorbeeld: • Uw baby drinkt nog niet goed of niet vaak genoeg uit de borst, bijvoorbeeld bij misselijkheid of hoofdpijn na vacuüm- of tangverlossing, of doordat het aanleggen moeilijk gaat. • Uw baby is te vroeg geboren (prematuriteit) • Ziekte, slechte zuig- en/of slikreflex. • Als direct drinken uit de borst niet lukt (bijvoorbeeld bij een gehemeltespleet of na een operatie). • Als de baby geel ziet en daardoor slaperig is. • Uw borst niet goed vast te houden is. Dat kan bijvoorbeeld voorkomen als de borsten erg gespannen zijn, bij ernstige stuwing en bij vlakke of ingetrokken tepels. De vorm van de tepels en tepelhof kan dan verbeterd worden door kort voor het aanleggen (even) te kolven. • Tepelkloven kunnen ook een reden zijn om (tijdelijk) te kolven. • Indien u tijdelijk bepaalde medicijnen gebruikt waarbij u geen borstvoeding mag geven, is kolven een goede manier om de borstvoeding op gang te houden. Deze voeding
22
geeft u dan helaas niet aan de baby en dat mag ook niet in de vriezer. • Het is een extra stimulans om extra voeding aan te maken. • Vrouwen kolven soms ook om praktische redenen. Bijvoorbeeld als zij voorzien in de nabije toekomst zelf niet kunnen voeden. Kolven is vrijwel altijd van tijdelijke aard. In ons ziekenhuis maken we gebruik van een dubbelzijdige kolf. Dit houdt in dat u beide borsten tegelijkertijd leeg kolft.
5.2. Kolfschema Om de borstvoeding op gang te brengen wordt het volgende schema geadviseerd: • Starten met kolven binnen zes uur na de bevalling, ook na een keizersnede. • Minimaal zes maal per dag kolven; bij voorkeur iedere drie uur. • Ook ‘s nachts kolven stimuleert de productie van borstvoeding. Als u ’s nachts niet kolft omdat u zelf rust nodig heeft, houd dan de pauze tussen de laatste keer kolven en de eerste keer de volgende dag zo kort mogelijk. • Om de moedermelkproductie in stand te houden kunt u het beste afkolven op tijden waarop u normaal gesproken zou voeden.
23
Er zijn situaties waarbij u moet afwegen of u wel of niet direct start met kolven. Het is goed om de belasting voor u op dat moment af te wegen tegen het kolven. Als uw voeding snel op gang is, heeft uw baby daar voordeel van!
5.3. Werkwijze • U krijgt van ons een kolfset en zet dit klaar binnen handbereik. • Was uw handen zorgvuldig. • Probeer ontspannen te zitten en leun zo mogelijk iets voorover. • Sluit de kolfset aan op het kolfapparaat, de eerste keer (en later indien nodig) zal iemand u daarbij helpen. • Stimuleer zo nodig de toeschietreflex (zie eerder toeschietreflex bij 2.3). • Als de baby op de couveusesuite ligt, geeft het kijken naar een foto van de baby vaak een betere toeschietreflex. Ook kunt u kolven op de couveusesuite. • Plaats de borststukken op de borsten, zorg dat de tepels recht in het midden van de kolf zijn. • Zet het kolfapparaat aan op de laagste zuigkracht (frequentie hoog 2 minuten, daarna rustige frequentie) • Draai eventueel de zuigkracht wat op. Hard zuigen geeft niet meer melk. De eerste dagen voelt u soms dat de baarmoeder samentrekt tijdens het kolven. • In het begin kolft u bij dubbelzijdig kolven 15 minuten per keer. Als de melkproductie goed op gang is, kolft u
24
• • • •
door totdat de borstvoeding van een straaltje voeding in druppeltjes voeding verandert. Dan kolft u nog twee minuten door. Kolven mag geen pijn doen. Is dit wel zo, vraag dan advies aan de verpleegkundige! De afgekolfde melk komt in het flesje. Sluit het flesje na het kolven goed af. Plak een sticker met de naam van de baby, het tijdstip en de datum van het kolven op het flesje. Borstvoeding is in de koelkast houdbaar, zie punt 5.5. Indien de voeding niet direct gebruikt wordt, plaats dan het flesje in het midden van de koelkast; niet in de koelkastdeur. Op de kraamsuite staat een koelkast. Als uw kindje op de couveusesuite ligt kunt u de borstvoeding daar naar toe brengen of laten brengen.
5.4. Hygiëne Het is belangrijk om hygiënisch om te gaan met het kolfmateriaal en de moedermelk. U dient daarom op het volgende te letten: • In het ziekenhuis krijgt u dagelijks een steriel kolfsetje van de verpleging. • Per keer kolven krijgt u schone flesjes van ons. Als u eerder dan de baby naar huis gaat krijgt u ook voor thuis flesjes mee. • Vermijd contact van de handen met de binnenzijde van het borststuk.
25
• Het flesje opendraaien en direct onder de kolfset schroeven. Bewaar de dop van het flesje omgekeerd zodat de binnenzijde de ondergrond niet raakt. • Na gebruik het kolfsetje eerst onder een koud stromende kraan afspoelen, vervolgens onder de warme kraan en dan goed afdrogen. • Er staat een bakje op de suite waar u het setje voor die dag in bewaart. Thuis kunt u het bewaren in een stoffen luier, thee- of handdoek die dagelijks verschoond wordt. • Thuis zal de kolf ook dagelijks uitgekookt moeten worden.
5.5. Bewaren van moedermelk Als u moedermelk wilt bewaren, zijn dit de richtlijnen: • Buiten de koelkast in het ziekenhuis: maximaal 4 uur • Buiten de koelkast thuis: 8 á 10 uur • Koelkast ziekenhuis: op maximaal 4° C, gedurende maximaal 48 uur ofwel twee dagen • Koelkast thuis (niet in de deur!): maximaal 4° C, gedurende maximaal vier dagen • Vriesvak in de koelkast: maximaal twee weken • Vriezer die regelmatig open en dicht gaat: drie maanden • Vriezer met constante temperatuur: -18° C gedurende zes maanden
26
Richtlijnen ontdooien moedermelk Langzaam ontdooien in de koelkast verdient de voorkeur. Eventueel ontdooien onder een stromende kraan die u van koud naar warmer draait. Ontdooien onder een hete kraan maakt de antistoffen onwerkzaam. U ontdooit de melk alleen onder de kraan als u het direct gebruikt. In de koelkast ontdooide, maar nog niet opgewarmde melk mag u gebruiken gedurende 24 uur vanaf het moment dat de melk uit de vriezer gehaald is en in koelkast bewaard blijft. Eenmaal tot boven kamertemperatuur opgewarmde moedermelk mag niet opnieuw opgewarmd en niet opnieuw ingevroren worden. In het ziekenhuis plakt u er een sticker op met de tijd dat u de voeding uit de vriezer haalt.
Richtlijnen opwarmen moedermelk Moedermelk bij voorkeur opwarmen in een plastic flesje in de flessenwarmer of au-bain-marie (bij 37°C). Of verwarmen in de magnetron op de laagste stand en de voeding dan ook regelmatig mengen.
Vervoeren van de borstvoeding Als u borstvoeding vervoert vanuit de koelkast of vriezer thuis naar het ziekenhuis moet dit zo koel mogelijk. Gebruik bij voorkeur een koeltas met koelelementen voor bevroren borstvoeding. Plaats de melk in het ziekenhuis meteen weer in de vriezer. U kunt ook een diepvriestas, aluminiumfolie of kranten om de flesjes doen en zo snel mogelijk in de koelkast zetten.
27
5.6. Kolven na ontslag uit het ziekenhuis Wanneer blijkt dat kolven thuis noodzakelijk is, geeft de verpleegkundige u voorlichting over de verhuur van kolfapparaten en de aankoop hiervan. Sommige zorgverzekeraars vergoeden (een deel van) het bedrag van de kolfhuur, u kunt dit navragen bij uw eigen verzekeraar.
5.7. Kolven op uw werk Dat u weer aan het werk gaat, lijkt nu misschien nog ver weg. Het is wel goed om vooraf uw baas in te lichten over het feit dat u bij terugkomst borstvoeding wilt geven. Samen kunt u daarover dan praktische afspraken maken. Kolven op het werk is namelijk een arbeidsvoorwaarde waar u recht op heeft! • Arbobesluit, onderdeel van de Arbo-wetgeving in Nederland: Art.1.1 lid 5c • Arbeidstijdenwet Art. 4.8 • Zie ook de folder van postbus 51
28
6. Aanvullende informatie 6.1. Uw baby op de couveusesuite Soms ligt uw baby op de couveusesuite. U kunt dan ook altijd moedermelk geven. Niet al deze baby’s zullen dit direct uit de borst drinken. Wij zullen het beleid bij opname met u bespreken. Bij de opname krijgt u nog een speciale folder, gericht op een zieke zuigeling. Kreeg u die niet, vraag er dan alsnog naar.
6.2. Fopspeen? Op de kraamsuite gebruiken we voor baby’s die de borst krijgen, in principe geen fopspeen. In plaats van een fopspeen kunt u de baby beter een keer extra aanleggen als er extra zuigbehoefte is. Een fopspeen geeft u, indien nodig, pas als de borstvoeding goed op gang is. Als uw baby op de couveusesuite ligt, geeft men in sommige gevallen wel een fopspeen. Deze vervangt de borst niet, maar geeft men om te troosten. Ook oefent een te vroeg geboren baby hierdoor met zuigen.
6.3. Vitamines K en D Baby’s die borstvoeding krijgen, adviseren wij extra vitamine K te geven. De baby heeft vitamine K nodig voor de bloedstolling. Direct na de geboorte krijgen alle baby’s vitamine K. Daarna adviseren wij het te geven vanaf de achtste dag tot drie maanden, zolang u volledig borstvoeding geeft.
29
Het is goed om dit op een vast tijdstip te doen; bijvoorbeeld voor het aanleggen aan de borst. Vanaf de tweede week is ook extra vitamine D éénmaal per dag nodig. Dit mag u tegelijk met de vitamine K geven.
6.4. Lactatiekundigen en borstvoedingsorganisaties In ziekenhuis St Jansdal zijn lactatiekundigen werkzaam voor zowel kraam- als couveusesuites. Bij problemen en/of vragen kunt u informeren of een van hen aanwezig is. Telefoonnummers van verschillende organisaties die zich bezig houden met de borstvoeding vindt u hieronder. Op beide afdelingen is er ook een lijst met praktische adressen bij u in de buurt. Na de bevalling geven sommige van deze instanties inloopdagen voor moeders met een kind aan de borst. Als u hier gebruik van wilt maken of vragen heeft omtrent de borstvoeding, kijk dan naar een van deze organisaties. Vereniging Borstvoeding Natuurlijk
www.vbn.borstvoeding.nl La Leche League International
www.lll.borstvoeding.nl/
30
Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen
Telefoon 0900 5228284 www.nvlborstvoeding.nl Stichting Zorg voor Borstvoeding
www.zorgvoorborstvoeding.nl Gezamenlijke pagina van alle borstvoedingsorganisaties
www.borstvoeding.com
31
1
32 1
Hoeveelheid gekolfde melk Opmerkingen/ afspraken:
Tijdstip
Dag 2 Aantal keer kolven
Hoeveelheid gekolfde melk Opmerkingen/ afspraken:
Tijdstip
Dag 1 Aantal keer kolven
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
Kolfdagboekje
33
1
1
Hoeveelheid gekolfde melk Opmerkingen/ afspraken:
Tijdstip
Dag 4 Aantal keer kolven
Hoeveelheid gekolfde melk Opmerkingen/ afspraken:
Tijdstip
Dag 3 Aantal keer kolven
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
34
1
1
Hoeveelheid gekolfde melk Opmerkingen/ afspraken:
Tijdstip
Dag 6 Aantal keer kolven
Hoeveelheid gekolfde melk Opmerkingen/ afspraken:
Tijdstip
Dag 5 Aantal keer kolven
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
Uitgave: Patiëntencommunicatie Vormgeving: PR&Communicatie Harderwijk, februari 2016
CAZ GY 157.02.16
Ziekenhuis St Jansdal Wethouder Jansenlaan 90 3844 DG Harderwijk Postbus 138 3840 AC Harderwijk Telefoon (0341) 463911 www.stjansdal.nl