Erkend juli 2008
Vak blad voor E r kend H y po t heek ad v iseur s van S t ich t ing Er kenning sr egeling H y po t heek ad v iseur s
In dit nummer o.a.: - Interview met Herman Kappelle, hoogleraar fiscaal pensioenrecht - Pensioenanalyse als onderdeel van het hypotheekadvies, een praktijkvoorbeeld - De woning als pensioen? Daar moet je wel wat voor doen
Hypotheekadviseur van het jaar 2008:
Babette van Berkel
Thema:
Toekomstvoorzieningen
INHOUD
Herman Kappelle
Interview
Herman Kappelle: ‘Aankoop huis goed moment om financiële toekomst te regelen.’
Artikel
De vijf pijlers van toekomstvoorzieningen
COLOFON Erkend is een uitgave van Stichting Erkenningsregeling Hypotheekadviseurs en wordt
Artikel
Pensioenanalyse als onderdeel van het hypotheekadvies
verspreid onder Erkenden en andere relaties van de
4 7 8
SEH. De inhoud van deze uitgave is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. De artikelen zijn op persoonlijke titel geschreven. De redactie en SEH zijn niet aansprakelijk voor eventuele
Artikel
De woning als pensioen? Daar moet je wel wat voor doen.
onjuistheden en/of zetfouten.
Uitgave
Coördinatie en
Stichting
realisatie:
Erkenningsregeling
Kluwer Deventer
Hypotheekadviseurs
Eric Verheijen
Postbus 1321
T 0570 64 76 31
1000 BH Amsterdam
E
[email protected]
T 020 - 428 95 73 F 020 - 428 95 74
Eindredactie:
E
[email protected]
Jannie Benedictus
W www.seh.nl
T 0570 64 71 62
Redactieleden:
kluwer.nl
12
Sociale zekerheid anno 2008
14
Waardestijging woning heeft ook nadelen
16
Artikel
E janniebenedictus@ Raymond Bakker Jelle van den Berg
Basisontwerp:
Antwan Janssen
BCR-YCD B.V.
Harrie-Jan van Nunen
Olaf Wiggers
Bart de Nie Elke Snijder
Vormgeving: Artnic, Deventer
25 september 2008 Verschijning Erkend 2008, nummer 3
2
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
BABETTE VAN BERKEL HYPOTHEEKADVISEUR VAN HET JAAR 2008 Close finish Babette van Berkel van de Rabobank Dommel en Aa in Sint-Michielsgestel is verkozen tot hypotheekadviseur van het jaar 2008. Op het geslaagde Congres De HypotheekAdviseur 2008, op 17 juni in Nieuwegein, werd de winnares bekendgemaakt. Het was dit jaar een close finish want de kandidaten lagen in de einduitslag dicht bij elkaar.
‘Ik had het niet verwacht, maar wel gehoopt’, zegt een stralende Babette van Berkel als ze uit handen van SEH-voorzitter Wim van Wingerden de prijs ontvangt. De 37-jarige hypotheekadviseur uit SintMichielsgestel is dan net gekozen tot hypotheekadviseur van het jaar. ‘Dat ik als enige vrouw bij de laatste tien kandidaten zat, maakt het natuurlijk extra leuk’, vertelt ze. Van Berkel moet op 17 juni wel even
Babette heeft net als de andere kandidaten een lange weg afgelegd naar de nominatie. Allereerst natuurlijk de digitale toets die door haar met een hoge score in een snelle tijd werd afgerond. Vervolgens de casus in Hotel Newport in Huizen waarbij zij een goede invulling gaf aan de integrale benadering van de klant. Tot slot wist zij de mystery shopper te overtuigen van haar inlevingsvermogen en adviesvaardigheden. Overall kwam zij tenslotte als overwinnaar uit de bus.
geduld hebben. Pas aan het einde van het ochtendprogramma van het congres wordt de winnares bekendgemaakt. En dan loopt de plenaire bijdrage van Mart Smeets ook nog eens uit. Haar op kantoor achtergebleven collega’s van Rabobank Dommel en Aa sms-en dan ook al druk. ‘Weet je het al, Babette?’ Via een filmpje laat Lex Schreuder, hypotheekadviseur van vorig jaar, eerst nog weten hoe het hém is vergaan. ‘Ik heb een erg leuk jaar gehad met veel reacties uit de branche. Ook heb ik er een aantal
In het juryrapport wordt opgemerkt dat: ‘Babette heeft laten zien dat zij beschikt over de kwaliteiten die vanuit de visie van de SEH onlosmakelijk verbonden dienen te zijn aan een hypotheekadviseur in de financiële branche van vandaag. Tijdens het bezoek van de mysteryshopper werd duidelijk dat Babette haar deskundigheid zeer goed in het belang van de klant wist toe te passen.’ Babette vervult daarmee een voorbeeldfunctie en is een ambassadrice voor de Erkend Hypotheekdaviseurs. Namens de SEH feliciteer ik Babette nogmaals met haar overwinning! Bart de Nie Directeur SEH
korte opdrachten voor privétrainingen aan overgehouden. En ik word regelmatig gevraagd voor interviews of meningen.’ Van Berkel weet dus wat haar te wachten staat. Het begint al met Mart Smeets die het podium bestijgt om de kersverse winnares te feliciteren. ‘Het is dan wel geen Olympisch Kampioen, maar er kan gekust worden’, aldus Smeets.
HOOGLERAAR HERMAN KAPPELLE:
‘AANKOOP HUIS GOED MOMENT OM FINANCIËLE TOEKOMST TE REGELEN’
Herman Kappelle is directeur van Aegon Adfis, de Adviesgroep juridische en fiscale zaken van de Haagse verzekeraar. Elke donderdag bezet hij de door Aegon gefinancierde leerstoel fiscaal pensioenrecht aan de Amsterdamse VU. Zelf noemt hij deze baan ‘de mooiste van Nederland’. Tegen langer doorwerken in de vorm van bijvoorbeeld een deeltijdpensioen ziet Kappelle dan ook niet op. In gesprek over pensioenperceptie, het eigen huis als toekomstvoorziening en de drie pijlers.
H
ij kan nog niet de hele sluier oplichten, maar binnenkort verschijnt het rapport dat hij en zijn collega’s van de Vrije Universiteit schreven over perceptie en pensioen. Centrale vraag: wat is nu feitelijk het resultaat van veertig jaar deelname aan een pensioenregeling en wat is de perceptie van die persoon over zijn pensioen? Kappelle: ‘Ik kan je vertellen: daar zit een discrepantie.’ Hij ziet het vaak, mensen die denken dat het wel geregeld is. ‘Ik werk, dus het zal wel goed zijn. Dat is de gedachte. Soms verdiepen ze zich er pas na hun vijftigste in, of nog erger, als ze met pensioen gaan. En dan kan het resultaat behoorlijk tegenvallen. Mensen moeten zich realiseren dat niet elke pensioenregeling het fiscaal maximale biedt. In principe kun je in 35 jaar een pensioen ter waarde van zeventig procent van je inkomen opbouwen. Maar dan moet de pensioenregeling van je werkgever
4
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
daar wel in voorzien. En dat gebeurt vaak niet, want het is ontzettend duur. Als werknemer moet je dus uitzoeken wat je hebt. Daar is het Uniform Pensioenoverzicht ook voor bedoeld.’ Op zich is de aankoop van een huis een goed moment om de schoenendoos eens uit te mesten, aldus Kappelle.
‘Niet elke pensioenregeling biedt het fiscaal maximale’
‘Mensen zijn dan toch bezig met hun financiële toekomst en daar maakt een huis onderdeel van uit. Stel je lost de hypotheek helemaal af, misschien kan je dan na je pensionering wel van 60 procent van je inkomen leven in plaats van de 70%-norm waar iedereen van uit gaat. Je grootste maandelijkse kostenpost is dan immers weggevallen. Daar kan een
hypotheekadviseur in zijn advies rekening mee houden.’ Pijlers Verderop in deze Erkend wordt betoogd dat het bouwwerk toekomstvoorzieningen niet door drie, maar door vijf pijlers wordt gestut. Volgens Kappelle voldoet de traditionele indeling (zoals Gerry Dietvorst die definieerde) echter prima. ‘Wat mij betreft is het systeem van drie pijlers nog steeds houdbaar. Zaken als banksparen en levensloop behoeven geen aparte behandeling, maar zijn in mijn ogen niet meer dan een uitbreiding van de derde pijler. En het eigen huis en ander vrij vermogen vallen niet in een nieuwe vijfde pijler, maar liggen buiten het bouwwerk. Dat wil niet zeggen dat het eigen huis niet betrokken kan worden in de toekomstplanning, maar de pijlers geven datgene aan wat de overheid regelt en wat fiscaal wordt gefaciliteerd. Maar
Herman Kappelle: ‘Uiteindelijk is er ook niet zoveel mis met een soort basispensioen’
goed, een en ander is natuurlijk ook een kwestie van semantiek.’ Over de toekomst van de pijlers is hij niet pessimistisch. ‘De AOW blijft. Het gaat straks wel wringen, maar dat is onderkend, er is een fonds voor en dat vlakt vanzelf weer af. De tweede pijler blijft ook intact, maar de vraag is welke omvang die straks nog heeft. Veel pensioenregelingen zijn versoberd, veelal is van eindloon naar middelloon gegaan. Je zult als werknemer goed moeten kijken of je daar genoeg aan hebt. Ik vind de versobering trouwens niet vreemd, het is voor werkgevers bijna niet op te brengen. Dus het zal ook steeds wel minder worden. Uiteindelijk is er ook niet zoveel mis met een soort basispensioen, vind ik. Voor de aanvulling moet iedereen zelf dan maar zorgen. Maar waar je dan de grens tussen collectief en individueel legt? Dat is een hoog politiek getinte vraag.’
Als het gaat om de voorzieningen in de derde pijler, constateert Kappelle dat deze vaak aan hun eigen succes ten onder gaan. ‘Zodra een regeling te populair dreigt te worden, wordt die net zo hard weer afgeschaft. Met de lijfrentepremieaftrek bijvoorbeeld, kwamen wij als verzekeraars in een rare spagaat terecht. Uiteraard gingen wij dit fiscaal aantrekkelijke regime promoten richting klant. Maar van Zalm kregen we te horen dat we de voordelen niet zo moesten benadrukken.’ Zo is ook het prepensioen afgeschaft. ‘De overheid wilde daarmee bewerkstelligen dat mensen langer bleven werken. Maar onder druk van de vakbonden zijn de werkgevers het geld dat met de afschaffing vrijkwam gaan steken in het gewone pensioen. Per saldo kan iemand dus nog steeds op zijn 62e met pensioen terwijl de overheid dat nu juist wilde voorkomen. Ook een regeling als premiesparen waar heel veel in geïnvesteerd is, is uiteindelijk weer afgebroken. Je
‘Geweldige combinatie’ Herman Kappelle (1959) studeerde Nederlands recht en koos daarna, toen hij al in de verzekeringswereld werkzaam was, ook voor Fiscaal recht. In 1995 begon hij bij Aegon Levensverzekering N.V. Eerst als hoofd en later (in 2000) als directeur van Aegon Adfis, de Adviesgroep juridische en fiscale zaken. Sinds september 2004 is hij bijzonder hoogleraar Fiscaal Pensioenrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Een geweldige combinatie’, zegt hij zelf. ‘Aan de VU kan ik inhoudelijk de diepte in. Ik vind het leuk om met jonge mensen te werken die dingen aan de kaak stellen die voor mij soms heel vanzelfsprekend zijn. Dat houdt je scherp.’
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
5
kunt je afvragen hoe betrouwbaar de overheid op dit punt is. En dat kan ook de terughoudendheid met betrekking tot de levensloopregeling verklaren.’ Banksparen, gepresenteerd als het nieuwste fiscaal gefacilieerd regime, is volgens Kappelle niets nieuws. ‘Er is alleen een aanbieder bijgekomen. Ik moet nog maar zien of banksparen uiteindelijk zoveel goedkoper wordt voor de consument. Als banken aan dezelfde voorwaarden als verzekeraars moeten voldoen dan zal hun kostenniveau ook omhoog gaan. Wij zitten als verzekeraars namelijk echt niet voor ons plezier kosten te maken.’ Deeltijd De gemiddelde leeftijd waarop de Nederlander stopt met werken ligt rond zijn 61e. Minister Donner pleitte daarom begin dit jaar voor deeltijdpensioen: werknemers moeten er voor kunnen kiezen om na hun 65e gedeeltelijk te blijven werken. Kappelle reageerde daarop met een artikel in NRC Handelsblad. ‘Ik schreef daarin dat niet alleen ná 65 jaar in deeltijd moet worden doorgewerkt, maar ook ervoor. In de groep van 60 tot 65 valt volgens mij de grootste winst te behalen. Maar dan moet je wel zorgen dat het aantrekkelijk wordt. Die mensen willen nog wel werken, maar dan een tandje minder. Dat kan door deels te blijven werken en al deels met pensioen te gaan. Over de dagen dat je werkt, bouw je nog gewoon pensioen op. Fiscaal en juridisch is dit al mogelijk. Maar ook werkgevers moeten dit omarmen. Nu zegt die werkgever nog: ik heb liever een jonge, frisse en goedkopere kracht dan een gepensioneerde deeltijder. Maar straks zijn die jonge frisse mensen er niet meer.’ Het voorstel kent wel een aantal haken en ogen. Kappelle: ‘Ik begrijp dat ik met mijn kantoorbaan makkelijker praten heb dan een stratenmaker die op zijn 60e een versleten rug heeft.’ De hoogleraar tekent wel aan dat de gevolgen van de vergrijzing in Nederland minder zwaar gevoeld zullen worden dan in andere Europese landen. ‘In Nederland kennen wij alleen voor de AOW een omslagstelsel. Daarom gaat het daar ook wringen. Maar in Nederland spaart iedereen nog wel steeds voor z’n eigen pensioen.’
6
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
Adviseren Tegen de hypotheekadviseur die te maken krijgt met toekomstvoorzieningen zegt Kappelle het volgende. ‘Definieer eerst wat toekomstvoorzieningen voor jouw klanten zijn. De toekomst kan ook morgen al beginnen. Morgen kan iemand overlijden of invalide worden. Een overlijdensrisicoverzekering en een arbeidsongeschiktheidsverzekering moeten dus sowieso onderdeel vormen van het advies.
middelen die je nu niet in aflossing steekt kun je andere voorzieningen treffen. En is het wel zo logisch om je huis tot op de laatste cent af te lossen? Ik gun mijn kinderen veel, maar waarom zouden ze een lastenvrij huis moeten erven?’ Belangrijk is, aldus Kappelle, dat je als hypotheekadviseur weet wat je niet weet. ‘Ik zeg dat ook altijd tegen de mensen hier. Zoek het op, vraag het aan iemand met meer expertise, maar ga niet adviseren over iets waar je geen verstand van hebt.’
‘De toekomst kan ook morgen al beginnen’
Mooi pensioen Al met al is Kappelle niet negatief gestemd over het bouwwerk aan toekomstvoorzieningen. ‘Wij hebben in Nederland prima mogelijkheden om je financiële toekomst te regelen. Consumenten zullen zich er echter bewust van moeten worden naar welk niveau ze willen en hoe ze daar moeten komen. Er ligt ontzettend veel druk op pensioenuitvoerders om informatie te verstrekken. Maar het moet natuurlijk wel van twee kanten komen.’
‘Ook de hypotheekvorm heeft alles te maken met later. Kies je voor een aflossingsvrije variant, over welk inkomen moet je dan beschikken op het moment dat de rente niet meer aftrekbaar is? Je zult rekening moeten houden met de KEW die tot uitkering komt en die moet sporen met de termijn van de renteaftrek. En je moet een afweging maken in de keuze voor aflossen of niet. Met de
Jannie Benedictus
DE VIJF PIJLERS VAN TOEKOMSTVOORZIENINGEN
Het is van belang dat de inspanningen gedurende de actieve periode voldoende inkomsten genereren om tijdens de niet-actieve periode de levensstandaard te kunnen handhaven. Handhaving van de levensstandaard heeft in dit verband ook betrekking op degenen ten opzichte van wie een onderhoudsverplichting bestaat, zoals bijvoorbeeld partner en kinderen. Het niet-geconsumeerde inkomen, dat tijdens de actieve periode is verworven en wordt overgeheveld naar de niet-actieve periode, wordt wel een toekomstvoorziening genoemd.
S
inds jaren wordt in Nederland (en het buitenland) in verband met de toekomstvoorzieningen gesproken over het zogenaamde driepijlerstelsel. 1 Het gaat hierbij om een drietal categorieën waarin financiële maatregelen in relatie tot ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden ondergebracht kunnen worden. 2 Globaal gezegd vallen in de eerste pijler de wettelijke overheidsvoorzieningen, in de tweede pijler aanvullende voorzieningen gebaseerd op beroepswerkzaamheden en in de derde pijler de voorzieningen die op persoonlijk initiatief berusten. Als we deze drie pijlers over de laatste vijf jaren beschouwen, zien we dat ze steeds smaller worden. Binnen de eerste pijler loopt het aantal overheidsvoorzieningen drastisch terug (zoals ANW en WW). De tweede pijler wordt smaller, doordat de pensioenopbouw minder wordt. Eindloonregelingen worden, al dan niet verplicht, omgebouwd naar middelloonregelingen. Prepensioenregelingen worden beëindigd. Ook de derde pijler wordt smaller en smaller. Zo is de afgelopen jaren fors gesneden in de mogelijkheden
was (gelukkig) geconstateerd dat er helemaal geen drie, maar vijf pijlers zijn die dit bouwwerk stutten. Zie figuur 1. De eerste drie pijlers zijn bekend. Ik zal dan ook alleen de vierde en vijfde pijler toelichten.
om aanvullende lijfrente te sluiten en is ook de overbruggingslijfrente gesneuveld. Merkwaardigerwijs is het inmiddels zeer gammele bouwwerk toekomstvoorzieningen nooit nader beschouwd. Was dit wel gebeurd dan
>
TOEKOMSTVOORZIENINGEN Verzekeringen Eerste pijler AOW ANW
Vrije besparingen Tweede pijler
Derde pijler
Vierde pijler
Vijfde pijler
ZW/WAO/WW
Kapitaal-
Banksparen
Vrij vermogen
verzekering
(SEW, BEW en
box 3:
lijfrente)
Eigen woning
Spaarloonre-
Spaartegoeden
Pensioen Lijfrente-
AAW
Arbeids-
verzekering
ongeschiktheidsverzekering
geling KEW
Beleggingen Levensloop
FOR Stakingslijfrente
Premie-
Overwaarde
vrijstelling
onderneming
invaliditeit
Figuur 1. De toekomstvoorziening van een individu berust op vijf pijlers. juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
7
Vierde pijler: individuele regelingen op basis van sparen De vierde pijler geeft het individu de gelegenheid om middels fiscaal gefacilieerd sparen een toekomstvoorziening op te bouwen. De belangrijkste elementen zijn de levensloopregeling, spaarloonregeling en het per 1 januari ingevoerde banksparen (SEW, BEW en lijfrentespaarrekening en lijfrentebeleggingsrecht). Deze vierde pijler begint de laatste jaren steeds breder te worden. Als het banksparen een grote vlucht neemt, zal deze pijler belangrijker worden dan de eerste en de derde.
en pensioen) en voorzieningen met fiscale faciliteiten (lijfrente, KEW en spaarloonregeling) zijn er ook vrije beleggingsvormen. Dit gebeurt in de zogenaamde vijfde pijler. Naast de tweede pijler is dit de grootste (lees sterkste) pijler die het gebouw van de toekomstvoorzieningen moet dragen. Belangrijke elementen in deze pijler zijn de eigen woning en de zogenaamde vrije beleggingen als spaardeposito’s, obligaties en aandelen. In beginsel zit hier vrijwel het hele box 3 vermogen, aangevuld met de eigen woning en eventueel een eigen bedrijf (IB-onderneming of BV).
Vijfde pijler: vrije beleggingen Naast de opbouw van verplichte toekomstvoorzieningen (sociale zekerheid
Rode draad in deze Erkend Dit nummer bespreekt de verschillende (mogelijkheden van)
toekomstvoorzieningen. Hierbij komen de verschillende pijlers aan de orde. Het betreft niet alleen de inhoud van, maar ook de toekomstverwachtingen over deze pijlers. We hopen hiermee de Erkend hypotheekadviseur een handvat te geven om enerzijds tot een goed advies te komen en anderzijds de vragen van de klant over de toekomst van de verschillende mogelijkheden te kunnen beantwoorden. Drs. J. E. van den Berg 1 G. Dietvorst, De drie pijlers van toekomstvoorzieningen en belastingen (1994), blz. 53 e.v. 2 Dietvorst spreekt in zijn proefschrift wel over maatregelen met een verzekeringsaspect.
PENSIOENANALYSE ALS ONDERDEEL VAN HET HYPOTHEEKADVIES Raymond Bakker presenteert in de volgende bijdrage een praktijkvoorbeeld waarin de analyse van de pensioenregeling onderdeel uitmaakt van het hypotheekadvies. Met betrekking tot het inkomen en de gewenste pensioendatum ontstaan verschillende financiële posities. Is er dan nog sprake van verantwoorde woonlasten?
ADVIESONDERDELEN ALGEMEEN In het AFM rapport ‘Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken’ van 1 november 2007 wordt een aantal praktijkvoorbeelden getoond van goede en niet toereikende hypotheekadviespraktijken. De praktijkvoorbeelden hebben betrekking op de adviesscenario’s oversluiten, aflossen hypothecair krediet, verantwoorde woonlasten, afdekken risico’s en fiscaliteiten. Deze scenario´s staan niet op zichzelf, maar kunnen allemaal deel uitmaken
8
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
van een individueel klantadvies. Bijvoorbeeld: een klant wil zijn bestaande spaarhypotheek omzetten in een hypotheek met een beleggingsrekening zonder overlijdensrisicodekking. Vanwege een ingrijpende verbouwing dient de hypotheek verhoogd te worden. In deze adviesvraag maken alle bovengenoemde deelaspecten onderdeel uit van het hypotheekadvies. Van u als adviseur wordt verwacht dat u binnen deze adviesscenario’s op basis van de onderdelen van het klantprofiel (financiële positie, kennis en ervaring,
doelstellingen en risicobereidheid) een passend advies verstrekt. In het volgende praktijkvoorbeeld maakt de analyse van de pensioenregeling (zie casus) onderdeel uit van het hypotheekadvies. Weliswaar zijn er ook andere adviesonderdelen, maar in de uitwerking beperk ik mij tot de financiële positie van de klant op basis van zijn oudedags- en nabestaandenvoorziening.
DE PENSIOENANALYSE: HET OUDERDOMSPENSIOEN Een van de onderdelen in het advies zal zijn een analyse van de
pensioenvoorziening. Immers, de klanten zijn inmiddels 55 jaar. De analyse betreft zowel de hoogte van het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen in relatie tot de toekomstige financiële positie. Is er, gegeven de doelstellingen van de klanten, sprake van: ■ Haalbare en betaalbare woonlasten nu en later? ■ Zijn de (overlijdens)risico’s voldoende afgedekt? ■ Wordt in het advies rekening gehouden met de bruto- en nettowoonlasten als gevolg van de verlaging van de gemiddelde inkomstenbelastingdruk vanaf 65 jaar?
Casus, de adviesvraag Aan de hypotheekadviseur wordt gevraagd een hypotheekadvies te verlenen op basis van de volgende gegevens. ■
Klantsituatie. Man en vrouw, gehuwd, beide 55 jaar, geen kinderen.
■
Financiële positie. De man is alleenverdiener met een vast inkomen van € 60.000.
Het box 3 vermogen bedraagt momenteel € 100.000. De man is tot zijn 45e zelfstandig ondernemer geweest. Bij de opbouw van de ouderdomsvoorziening is gebruik gemaakt van de Oudedagsreserve. Ook is de stakingswinst omgezet in een uitgestelde oudedagslijfrente in combinatie met een direct ingaande nabestaandenlijfrente. Vanaf 45 jaar werkt hij in loondienst met een pensioenregeling op basis van eindloon met een pensioeningangsdatum vanaf leeftijd 65 jaar. ■
Kennis en ervaring. Tot nu toe hebben klanten gehuurd, dus de adviseur dient informatie
te verstrekken over -onder andere- de begrippen eigen woning en hypotheek, evenals mogelijke aflossingsvormen. ■
Doelstellingen en risicobereidheid. Klanten hebben een nieuwbouwappartement op het oog
met een koopprijs van € 250.000 (v.o.n.). Na pensionering en eerder overlijden van een van beide willen ze kunnen blijven wonen in het appartement. Het vaste voornemen van de man is dat hij op 60-jarige leeftijd met vervroegd ouderdomspensioen wil. De pensioenregeling
Volgens de pensioenregeling van de man wordt er jaarlijks opgebouwd een ouderdomspensioen op basis van de volgende gegevens: ■ Eindloonregeling met als doel 70% ouderdomspensioen inclusief AOW ■ Gemitigeerd eindloonregeling: salarisverhogingen vanaf leeftijd 55 jaar tellen niet meer mee in de pensioengrondslag. (Voor de fijnproevers: op basis van een gelegitimeerde doelstelling volgens de Commissie Gelijke Behandeling.) ■ Jaarlijks opbouwpercentage van 1,75% ■ AOW-franchise van € 15.000 ■ Nabestaandenpensioen op risicobasis van 70% van het ouderdomspensioen Berekening maximaal te bereiken ouderdomspensioen op leeftijd 65 jaar Op leeftijd 65 jaar (2018) zal de oudedagsvoorziening het volgende inkomen genereren: 1,75% x (€ 60.000 minus € 15.000) x 20 dienstjaren = € 15.750. Indicatie oudedagslijfrente € 1.500 per maand vanaf 65 jaar € 18.000 De AOW van man en vrouw bedragen gezamenlijk (op basis van cijfers 2008) € 17.092 Totaal bruto jaarinkomen vanaf leeftijd 65 jaar € 50.842 Berekening maximaal te bereiken ouderdomspensioen op leeftijd 60 jaar In dit geval dient het ouderdomspensioen actuarieel te worden herrekend. Immers, uit het opgebouwde pensioenkapitaal
voorziet daarin onder de voorwaarde dat dit verzoek uiterlijk drie maanden voor de vervroegde ingangsdatum wordt ingediend. Bij de vervroeging van de pensioensingangsdatum wordt tevens de levenslange oudedagslijfrente vervroegd naar de leeftijd van 60 jaar. ■
Gevraagd. Een hypotheekadvies met een maximale duur van 20 jaar.
■
Aanbieding. Aflossingsvrije hypotheek van € 250.000 met een rente van 5,5% bij een
rentevastperiode van 20 jaar. Het opgerente box 3 vermogen van € 100.000 wordt te zijner tijd gebruikt voor de aflossing. Er volgt nog een berekening over de hoogte van een overlijdensrisicoverzekering op het leven van de man. Thans wordt berekend of deze aanbieding haalbaar en betaalbaar is. Daarvoor is onder andere nodig een analyse van de pensioengegevens en pensioenwensen van de klanten.
dient vijf jaar eerder een levenslang ouderdomspensioen te worden uitgekeerd. Bovendien is er in de periode 60-65 jaar geen pensioenfinanciering meer en geen volledige rendementsaangroei meer in vergelijking tot de oorspronkelijke pensioeningangsdatum, waarbij het pensioen vanaf leeftijd 65 levenslang zou worden uitgekeerd. Een berekening volgens de pensioencalculator van de Stichting Pensioenkijker (zie de website www.pensioenkijker. nl) toont aan, nadat alle gegevens in het rekenmodel zijn ingebracht, dat het inkomen op basis van het vervroegde ouderdomspensioen vanaf leeftijd 60 daalt van € 15.750 naar € 10.233. De oudedagslijfrente gaat eveneens vervroegd in en is indicatief levenslang € 12.000 per jaar. Het totale jaarinkomen van de man bedraagt € 22.233. Vanaf leeftijd 65 wordt dan het gezamenlijke inkomen van man en vrouw € 39.325 : (ouderdomspensioen € 10.233 + oudedagslijfrente € 12.000 + dubbele gehuwden AOW € 17.092). Zijn de woonlasten bij deze inkomens verantwoord? Zie kader op pagina 10.
Risico’s Weliswaar is de aanbieder van het hypothecaire krediet verantwoordelijk voor overkreditering (de haalbaarheid van de hypotheek), de adviseur is verantwoordelijk voor het passende advies (de betaalbaarheid van de hypotheek). Bijkomend aspect in deze praktijksituatie is dat het vaste voornemen van de klant om eerder met (vervroegd) pensioen te gaan, nog niet hoeft te worden geformaliseerd richting werkgever en pensioenaanbieder. Bij het opvragen van de pensioenstukken door de aanbieder bij de klant zal de aanbieder geen directie informatie krijgen over het voornemen van de klant om eerder te stoppen met werken. Bij het ontbreken van deze informatie zal de adviseur dit gegeven in zijn advies tot uitdrukking moeten brengen. Indien de adviseur het vervroegde pensioenvoornemen niet vertaalt in het hypotheekadvies, vraagt de adviseur een krediet aan dat niet binnen de code valt van de aanbieders. De AFM is hier uiterst kritisch op en vindt dat in een dergelijke situatie de adviseur de aanbieder van het hypothecaire krediet juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
9
uitnodigt tot het overtreden van de wet. Bovendien is het zo, dat met de kennis van de adviseur over het vaste voornemen van de klant om met vervroegd pensioen te gaan, zonder vermelding daarvan in het advies omtrent de haalbaarheid en de betaalbaarheid van de woonlasten, de klant de nodige financiële risico’s loopt, waarvan hij de aard niet of onvoldoende kent. Het is bekend bij de adviseur dat de klant (volgens onderdeel Kennis en Ervaring van het Klantprofiel) tot nu toe in een huurwoning heeft gewoond. De risico’s van een dergelijke overkreditering in het geval van een eigen woning kent de klant wellicht onvoldoende. Hij realiseert zich wellicht niet: ■ dat hij bij een verslechtering van zijn financiële positie als gevolg van het vervroegde pensioen zijn maandlasten niet meer kan opbrengen; ■ waarbij dit in het uiterste geval kan leiden tot gedwongen verkoop van de woning, en; ■ waarbij een restschuld zou kunnen ontstaan.
Ouderdomspensioen. Toetsing aan de Gedragscode Hypothecaire Financiering
schuld € 250.000 tegenover het inkomen
€ 150.000 : inkomen € 22.233) . De
€ 50.842 is 4,92. Hier is zonder nadere
maximale factor op leeftijd 60 bij een
Met betrekking tot het inkomen en de
onderbouwing sprake van niet-verantwoorde
inkomen van € 22.233 bedraagt volgens
leeftijden 55, 60 en 65 jaar ontstaan op
woonlasten. De maximale factor bij
de tabel in het ‘Overzicht normen 2008
relatief korte termijn verschillende financiële
dit inkomen is volgens de tabel in het
inclusief maximale lening en factor’: 4,4.
posities:
‘Overzicht normen 2008 inclusief maximale
Conclusie: in dit geval is er geen sprake van
lening en factor’: 4,7. Dat betekent dat een
verantwoorde woonlasten. Bovendien zijn er
van € 60.000
nadere onderbouwing plaats moet vinden om
in deze situatie verplichte extra tussentijdse
Met toepassing van de Gedragscode
de financiering te kunnen verantwoorden,
aflossingen (volgens de voorwaarden van de
Hypothecaire Financiering is het krediet
dat wil zeggen dat de hypotheek aansluit bij
Gedragscode Hypothecaire Financieringen),
verantwoord, dat wil zeggen betaalbaar en
de financiële positie van de klant(en).
zodat het beschikbare box 3 vermogen
haalbaar. Bij een inkomen van € 60.000
Echter, volgens de praktijkvoorbeelden
afneemt. En zonder fictieve aftrek van het
en een rentepercentage van 5,5% bij
‘Verantwoorde woonlasten’ van de AFM kan
box 3 vermogen is de factor 11,24!
een rentevastperiode van 20 jaar is de
het box 3-vermogen fictief in mindering
In de periode 65 tot overlijden van de
verhouding schuld ten opzichte van het
worden gebracht op het hypothecaire
man bedraagt het gezamenlijke inkomen
inkomen maximaal 5,3 (zie het document
krediet. In dat geval is de factor volgens de
€ 10.233 ouderdomspensioen + oudedags-
‘Overzicht normen 2008 inclusief maximale
verhouding schuld € 150.000 ten opzichte
lijfrente van € 12.000 + tweemaal
lening en factor’ op de website van de NVB).
van het inkomen € 50.842: 2,95.
gehuwden AOW van € 17.092 is totaal
Het huidige inkomen van € 60.000
Conclusie: op de pensioeningangsdatum
€ 39.325. Echter, in de periode 60-65 is
blijft ten opzichte van de gevraagde
65 is eveneens sprake van verantwoorde
sprake van niet-verantwoorde woonlasten,
hypotheekschuld van € 250.000 met
woonlasten.
hetgeen een verdere toetsing blokkeert.
■
Huidige leeftijd 55 jaar met een inkomen
een berekende factor van 4,16 binnen de ■
Conclusie: er is op dit moment (leeftijd 55
met een inkomen van:
vervroegen naar leeftijd 60, dan dient u
jaar) sprake van verantwoorde woonlasten.
– tot leeftijd 65 € 22.233
de behandeling van de hypotheekaanvraag
Gewenste pensioenleeftijd van 60 jaar
voornemen om de pensioendatum te
– vanaf leeftijd 65 € 39.325
te staken. De berekende factor van 6,75
In de periode leeftijd man 60-65 resteert
bij een maximale factor van 4,4 toont aan
met een gezamenlijk inkomen van € 50.842
na aftrek van het box 3 vermogen een
dat – zonder nadere onderbouwing - de
De factor op basis van de verhouding
krediet met een factor 6,75 (fictieve schuld
woonlasten niet betaalbaar en haalbaar zijn.
■
10
Indien klanten vasthouden aan het vaste
Gedragscode.
Oorspronkelijke pensioenleeftijd 65 jaar
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
In dat geval kan de klant de adviseur mede aanspreken op de consequenties als gevolg van het bewust weglaten van deze hem bekende feiten in de adviesaanvraag. Ook de aanbieder zal zich in een dergelijke situatie beraden op eventuele verhaalsrechten.
Nabestaandenpensioen. Toetsing aan de Gedragscode Hypothecaire Financieringen ■
Huidige leeftijd 55 jaar met een inkomen van € 60.000.
Bij overlijden van de man vóór zijn pensioeningangsdatum van 65 jaar, zijn de overlijdensvoorzieningen als volgt: – De hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen is 70% van € 15.750 is € 11.025. – Er is geen recht op ANW. – De nabestaandenlijfrente bedraagt (stel) € 10.000 Het totale jaarinkomen bedraagt € 21.025. Bij dit inkomen en een rentepercentage van
DE PENSIOENANALYSE: HET NABESTAANDENPENSIOEN
5,5% hoort een maximale GHF factor van 4,4. Volgens de code bedraagt in dat geval de
Onderdeel van het hypotheekadvies is het afdekken van risico’s. In Wft-eindtermen van de module Hypothecair krediet – het wettelijke vereiste (minimum)kennisniveau – is onder nummer 3g bepaald, dat de hypotheekadviseur in staat moet zijn om over het hypothecaire krediet het overlijdensrisico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet gekoppelde overlijdensrisicoverzekering(en). In de praktijk betekent dit een inventarisatie van de aanwezige overlijdensdekkingen (van bijvoorbeeld de werkgever, overheid en/of privé-voorzieningen) in vergelijking met de noodzakelijke overlijdensrisicodekking om de woonlasten te kunnen blijven betalen na overlijden van een van beiden. In het praktijkvoorbeeld is de man alleenverdiener en er zijn geen (jonge) kinderen, zodat bij overlijden van zijn vrouw normaal gesproken geen –extra- risicovoorzieningen nodig zijn. Anders is het bij de vrouw. Onderzocht moet worden wat haar inkomsten zijn bij overlijden van de man tijdens de looptijd van de hypotheek. Deze inkomsten moeten in het hypotheekadvies zodanig zijn vastgesteld, dat gelet op de doelstelling om te kunnen blijven wonen na overlijden van de man haar financiële positie voldoende is om nog te kunnen spreken van verantwoorde en betaalbare woonlasten. Criterium daarvoor is eveneens de verhouding hypothecair krediet ten opzichte van het inkomen aan de hand van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen volgens een factor, zoals vermeld in de tabel in het ‘Overzicht normen 2008 inclusief maximale lening en factor’: bij een hypotheekrente van 5,5% en een bepaald inkomen (zie het kader op deze pagina).
Dat betekent een minimale overlijdensrisicodekking op het leven van de man met een
CONCLUSIE In het kader van verantwoorde woonlasten
maximale restanthypotheekschuld € 92.510. minimale duur van 10 jaar tot de pensioenleeftijd van de man 65 jaar van (afgerond): – € 158.000, indien het vermogen van € 100.000 intact blijft, of: – € 58.000, ervan uitgaande dat het vermogen wordt gebruikt om zoveel als mogelijk de hypotheekschuld na overlijden van de man direct af te lossen. ■
Oorspronkelijke pensioenleeftijd 65 jaar met een gezamenlijk inkomen van € 50.842.
Bij overlijden van de man ná de pensioeningangsdatum van 65 jaar, zijn de overlijdensvoorzieningen als volgt: – De hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen is 70% van € 15.750 is € 11.025. – De oudedagslijfrente is op het leven van de man gesloten vanaf zijn 65-jarige leeftijd met een overgang van 70% op de langstlevende (vrouw): € 12.600. – De gehuwden AOW voor de vrouw wijzigt in een alleenstaande AOW en bedraagt € 12.462 (cijfers 2008) Het totale inkomen bedraagt € 36.087. Bij dit inkomen en een rentepercentage van 5,5% hoort een maximale GHF factor van 4,7 en dus bedraagt de maximale restanthypotheekschuld €169.609. Dat betekent een minimale overlijdensrisicodekking met een minimale duur van 10 jaar vanaf de pensioenleeftijd van de man 65 jaar van (afgerond): – € 81.000, indien het vermogen van € 100.000 intact blijft, of: – nihil, ervan uitgaande dat het vermogen wordt gebruikt om zoveel als mogelijk de hypotheekschuld na overlijden van de man direct af te lossen.
hebben zowel de hypotheekaanbieder als de hypotheekadviseur ieder hun eigen verantwoordelijkheid omtrent de haalbaarheid en de betaalbaarheid van de woonlasten. De aanbieder mag geen onverantwoorde kredietovereenkomsten aangaan, en de bemiddelaar draagt er zorg voor dat het krediet past bij de financiële positie van de klant. Per saldo is er sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, want de klant mag niet meer hypotheek sluiten dan zijn financiële positie aankan: de haalbaarheid en de betaalbaarheid van de hypotheek. Van belang voor de hypotheekadviseur is het inwinnen van alle relevante informatie, nodig om bovenstaande beoordelingen te kunnen maken. In dit praktijkvoorbeeld is door de wens van de klant om eerder te stoppen met werken zijn financiële positie zodanig, dat hij met dit vooruitzicht de hypotheek nu niet kan sluiten. Als de hypotheekadviseur kennis heeft gekregen van deze informatie en
desondanks deze informatie achterhoudt en niet vertaalt in zijn advies, dan kan de adviseur wellicht mede aansprakelijk worden gesteld ten aanzien van de financiële consequenties van dit onvolledige en onjuiste advies. Gedoeld wordt op de eventuele gedwongen verkoop van de woning als gevolg van het niet meer kunnen betalen van de woonlasten. Naast dit civielrechtelijke aspect is er ook een publiekrechtelijk aspect: een onjuist advies in het kader van de Wft. Komt de klant terug op het voornemen om eerder met pensioen te gaan, dan is het advies om dit gewijzigde voornemen van de klant vast te leggen en te laten ondertekenen, zodat duidelijk is dat het advies gebaseerd is op –in dit voorbeeldeen pensioeningangsdatum van 65 jaar. Raymond Bakker FB
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
11
DE WONING ALS PENSIOEN? DAAR MOET JE WEL WAT VOOR DOEN! Eén van de belangrijkste elementen uit het hypotheekadvies is de betaalbaarheid van de hypotheek nu, maar ook in geval van overlijden, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van één van de aanvragers. De betaalbaarheid van de hypotheek vanaf pensioendatum komt bij de meeste adviseurs pas aan bod als de aanvragers ouder zijn dan 55 jaar, omdat dan ook de bank geïnteresseerd is in het pensioeninkomen.
W
as het bij de vorige generatie nog heel gebruikelijk dat de hypotheek op uiterlijk 65-jarige leeftijd volledig was afgelost, tegenwoordig wordt er, mede gestimuleerd door de banken, meer en meer aflossingsvrij afgesloten. ‘De huizenprijzen zijn al zo hoog en dit is de enige manier om de hypotheek nu nog betaalbaar te houden’, is een veelgehoord argument. Opvallend hierbij is dat bij menig particulier desondanks het idee leeft dat zijn eigen woning, in de vijfde pijler, een substantiële bijdrage zal leveren in de pensioenvoorziening! Maar als de hypotheek nu maar net betaalbaar is, hoe moet het dan met de betaalbaarheid vanaf pensionering, afgezien nog van het feit dat na 30 jaar ook nog de renteaftrek stopt? Als adviseur heeft u de belangrijke taak voor uw klant een betaalbare hypotheek te verzorgen, nu en later. De betaalbaarheid van de hypotheek na pensionering kan op een tweetal manieren worden ingevuld. Uw klant kan kapitaal opbouwen om daarmee zijn hypotheek af te lossen of om daarmee een inkomensaanvulling te creëren. Het enkel ‘vertrouwen’ op inflatie, lijkt mij adviestechnisch niet logisch!
12
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
Sparen om af te lossen Van sparen is nog nooit iemand armer geworden, maar op dit moment lijkt het bijna op vloeken in de kerk als je een klant adviseert om zijn hypotheek af te lossen. Bij de keuze van het aflossingsysteem moet uiteraard rekening worden gehouden met de fiscale mogelijkheden. Voor een box 1 lening is uitgesteld aflossen vaak het meest interessant, maar bij een box 3 lening is een aflossing in geld vaak interessanter dan uitgesteld aflossen.
‘Van sparen is nog nooit iemand armer geworden’
Uitgesteld aflossen kan zowel plaatsvinden in box 1 (belastingvrije kapitaalopbouw binnen de fiscale spelregels) of in box 3 (vrije vermogensopbouw welke jaarlijks wordt belast met vermogensrendementheffing). Sinds begin dit jaar is het naast de bekende Kapitaalverzekering Eigen Woning ook mogelijk om via een Spaarrekening Eigen Woning (SEW) of Beleggingrecht Eigen Woning (BEW) vermogen op te bouwen. Ondanks het feit dat de aflossingsvormen in de
basis sterk op elkaar lijken, zitten er op producttechnisch, fiscaal en juridisch gebied enorme verschillen tussen beide varianten, waarbij in het advies stilgestaan moet worden. Voor een overzicht van de belangrijkste verschillen verwijs ik u naar mijn bijdrage in Erkend nr. 4 van december 2007. Inkomensaanvulling In plaats van het aflossen van de hypotheek, kan uw klant ook sparen voor een inkomensaanvulling. Naast het vrije sparen in box 3, kan ook fiscaalvriendelijk worden gespaard in box 1 en kan gebruik worden gemaakt van de omkeerregeling in de belastingheffing. Inkomensaanvulling in box 1 kan op haar beurt ook weer op 2 manieren worden gerealiseerd, via een lijfrenteverzekering of via een bancaire constructie (bankspaarproduct). Voor de verzekerde lijfrente geldt een beperkt aantal lijfrentevormen; oudedags, tijdelijke oudedags- en de nabestaande lijfrente. De bancaire variant sluit, afgezien van het feit dat er geen sprake is van een verzekerd lijf, redelijk aan bij de verzekerde vormen. Daarnaast geldt voor de bancaire variant ook dat er alleen fiscaal aftrekbaar gespaard mag worden
Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW) Box 1 Kapitaal voor
Spaarrekening/Beleggingsrecht
aflossing
Eigen Woning (SEW/BEW) Box 3
Betaalbare hypotheek
Overige vormen van sparen en
op pensioendatum
beleggen Box 3 Kapitaal voor
Lijfrenteverzekering
inkomensaanvulling Box 1
Bancaire lijfrente
als er sprake is van een pensioentekort (jaarruimte en/of inhaalruimte). De grote verschillen tussen beide varianten zitten hem niet zozeer in de opbouwfase (afgezien van de discussie inzake de kosten), maar vooral in de uitkeringsfase.
Verschillen vooral in de uitkeringsfase
Door het ontbreken van het verzekeringselement bij de bancaire variant, dient in geval van een financieel advies rekening te worden gehouden met een tweetal risico’s. Mocht de rekeninghouder
Oudedags(lijf)rente
bijvoorbeeld direct na het afsluiten van de opbouwrekening komen te overlijden dan is er geen kapitaal voor de nabestaande opgebouwd. Dit onderdeel kan worden ondervangen door een losse risicoverzekering af te sluiten, welke dan wel een kapitaal uitkeert in box 3! Daarnaast moet rekening worden gehouden met het zogenaamde langlevenrisico. De bancaire variant kent een vaste einddatum (minimaal 20 jaar na ingangsdatum), welke niet gekoppeld is aan het in leven zijn van uw klant. Zo kan de uitkering stoppen als uw klant 85 wordt. Toch sneu als uw klant zich op dat moment nog gezond genoeg voelt om in de
woning te blijven wonen, maar gedwongen wordt zijn woning te verlaten, omdat hij de hypotheek niet meer kan betalen. Banksparen of verzekeren? De keuze voor een bankspaarproduct of een verzekering zal de komende jaren nog vaak onderwerp van discussie zijn. Met name nu de verzekeraars in de kostensfeer het nodige aan het veranderen zijn, zal het in de toekomst weer meer en meer gaan om kennis en adviesvaardigheid in plaats van ons te focussen op de prijs! Harrie-Jan van Nunen MFP Commercieel directeur De Financiële Makelaar BV, ‘s Hertogenbosch
Lijfrenteverzekering
Lijfrenterekening
Levenslange uitkering, uiterlijk ingaan in
Minimale uitkeringsduur 20 jaar (+ aantal
70e levensjaar
jaren voor 65 jaar), uiterlijk ingaan in 70e levensjaar
Tijdelijke oudedags(lijf)rente
Nabestaande (lijf)rente (uitkeringsfase)
Nabestaande (lijf)rente (opbouwfase)
Minimaal 5 jaar, maximale uitkering per
Minimaal 5 jaar, maximale uitkering per
jaar: € 19.761, uiterlijk ingaan in 65e
jaar: € 19.449, uiterlijk ingaan in 65e
levensjaar
levensjaar
Resterende termijnen gaan over op
Resterende termijnen gaan over op
langstlevende
erfgenamen
Uitkering levenslang
Begunstigde 30 jaar of ouder: minimale uitkeringsduur 20 jaar
Uitkeringen komen toe aan een bloed- of aanverwant (niet zijnde partner) in de
Of tijdelijk, uiterlijk eindigend in
rechte lijn of in de 2e of 3e graad van de
levensjaar
30e
zijlijn
Begunstigde jonger dan 30 jaar: evt. ook kortere looptijd mogelijk, minimaal 5 jaar
Nabestaande (lijf)rente (opbouwfase)
Uitkeringsduur vrij, mits minimaal 1%
Overige personen
sterftekans
Uitkeringsduur minimaal 5 jaar.
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
13
ZIEK, WERKLOOS OF ARBEIDSONGESCHIKT
SOCIALE ZEKERHEID ANNO 2008 Er is de afgelopen jaren veel veranderd in de sociale werknemersverzekeringen. De WAO is in 2004 afgeschaft voor nieuwe gevallen. De Ziekenfondswet is vervangen door een private Zorgverzekering en de loondoorbetaling bij ziekte is verlengd naar twee jaar. Er is een nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering voor werknemers, de WIA, en de WW is ingrijpend gewijzigd. Kortom, een goed moment voor een overzicht van de belangrijkste financiële regelingen voor werknemers.
Ziekte en loondoorbetaling Een werknemer die ziek is, heeft twee jaar recht op loondoorbetaling van zijn werkgever. Wettelijk bedraagt de loondoorbetaling 70% van het loon (maximaal € 46.200), maar veel werkgevers betalen bij ziekte 100% van het (ongemaximeerde) loon op grond van cao of andere afspraken. Werknemers met een tijdelijk contract hebben na afloop van het contract geen recht meer op loondoorbetaling van de werkgever, maar krijgen een Ziektewetuitkering van het UWV. De Ziektewetuitkering is maar 70% van maximaal € 46.000. Werknemers die meer verdienen dan € 46.200 hebben daarnaast een fors inkomensrisico naarmate zij langer ziek zijn, omdat er over het salaris boven € 46.200 geen uitkering wordt verstrekt. Na twee jaar ziekte beoordeelt het UWV of de werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Dat is de opvolger van de WAO. Arbeidsongeschiktheid (WIA) 1. Werknemers die na een medische en arbeidskundige beoordeling minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn (ofwel: minder dan 35% inkomstenverlies lijden) krijgen geen uitkering. Zij blijven in dienst bij
14
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
hun werkgever in eigen of aangepast werk, eventueel met een aangepaste beloning. Als de eigen werkgever aantoonbaar geen passend werk voorhanden heeft, kan de werkgever een ontslagvergunning aanvragen en heeft de werknemer in beginsel recht op WW. 2. Werknemers die na een medische en arbeidskundige beoordeling volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (ofwel: vermoedelijk nooit meer aan het werk komen) krijgen een uitkering op grond van de wet Inkomensverzekering voor Volledig en Duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA). De IVA-uitkering bedraagt 75% van het laatstverdiende (gemaximeerde) loon. De IVA-uitkering kan nooit meer bedragen dan 75% van € 46.204,83. Dat is maximaal € 34.652,97 bruto per jaar. 3. Werknemers die na een medische en arbeidskundige beoordeling 35% of meer arbeidsongeschikt zijn, maar niet volledig en duurzaam, krijgen een uitkering op grond van de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). De WGA kent drie soorten uitkeringen, te weten: ■ een (tijdelijke) loongerelateerde uitkering (tot 70% van het
inkomensverlies), en daarna: ■ een loonaanvullingsuitkering (bij voldoende werken), of ■ een vervolguitkering (bij niet/ onvoldoende werken). De vervolguitkering is niet meer dan 28% tot 50,75% van het minimumloon (ongeveer € 4000 tot € 8000 bruto/jaar). Het verschil tussen deze (lage) bedragen en een percentage van het laatstverdiende loon is het zogenaamde WGA-hiaat. De inkomensrisico’s als gevolg van arbeidsongeschiktheid van werknemers zijn dus zeer divers. Géén uitkering bij minder dan 35%, géén uitkering over het loon boven € 46.200, bij loon tot € 46.200 is de uitkering maximaal 75% van het inkomensverlies, en al na korte tijd kan de werknemer te maken krijgen met het WGA-hiaat als hij of zij niet voldoende werkt. Werkloosheid (WW) In 2006 is de WW ingrijpend gewijzigd. Werknemers die tenminste een half jaar hebben gewerkt krijgen maximaal 3 maanden WW. De eerste 2 maanden is dat 75%, daarna 70% van het loon (tot maximaal € 46.200). Werknemers die in tenminste 4 van de laatste 5 jaar hebben gewerkt (over 52 dagen per jaar loon
hebben ontvangen), krijgen 1 maand WW voor elk jaar dat zij gewerkt hebben. De jaren tussen het 18e jaar en 1998 tellen als fictief gewerkte jaren mee. De maximale duur van de WW-uitkering bedraagt 38 maanden. Werknemers die op de eerste WW-dag 40 jaar of ouder zijn en deelnemer waren in een verplichte pensioenregeling hebben tijdens de duur van de WW recht op (gratis) pensioenopbouw ten laste van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. Deze FVP-regeling wordt uitgevoerd door de SVB en zal met ingang van 1 januari 2010 vervallen voor werknemers die na die datum werkloos worden. Bijstand (WWB) Werknemers die niet zelf in de kosten van levensonderhoud kunnen voorzien en/of geen recht hebben op een WIA of WWuitkering kunnen een beroep doen op de Wet Werk en Bijstand. Deze wet kent een inkomenstoets en een vermogenstoets met een zeer beperkte vrijstelling van € 5300 per persoon, plus maximaal € 44.900 voor de eigen woning. IOAW (Wet Inkomensvoorziening Oudere en Arbeidsongeschikte werknemers) Werknemers die werkloos zijn geworden vóór hun 50e jaar krijgen na afloop van de WW een zogenaamde IOAW-uitkering van de gemeente. De IOAW kent wel een inkomenstoets, maar geen vermogenstoets. De eigen woning en het opgebouwde vermogen blijven dus buiten schot. Ouderdom (AOW) Iedereen die (legaal) in Nederland woont, bouwt tussen het 15e en 65e jaar per jaar 2% AOW-rechten op. Bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd krijgt men daarvoor recht op een volledige AOW-uitkering. Er is dan immers 50 x 2% = 100% rechten opgebouwd.
Als de AOW-gerechtigde een partner heeft die nog geen 65 jaar is, dan kan de AOW-gerechtigde in aanmerking komen voor een toeslag van maximaal € 673 bruto per maand, waardoor het inkomen dan uiteindelijk € 1347 bruto/maand bedraagt. Deze toeslag wordt alleen gegeven aan AOW-gerechtigden die geboren zijn vóór 1 januari 1950. De hoogte van de AOWtoeslag is bovendien afhankelijk van het inkomen uit of in verband met arbeid van de jongste partner. (De AOW-gerechtigde partner mag onbeperkt bijverdienen) Inkomen in verband met (vroegere) arbeid van de jongste partner zoals WAO/WIA of WW wordt volledig gekort op de AOW-toeslag. Inkomen uit (tegenwoordige) arbeid zoals loon of winst uit onderneming is gedeeltelijk vrijgesteld.
De hoogte van de AOW-uitkering is echter mede afhankelijk van de burgerlijke staat en bedraagt: 50% minimumloon voor een gehuwde of partner 70% minimumloon voor een alleenstaande
Zo mag de jongste partner tot maximaal 15% van het brutominimumloon (ca € 200 per maand) verdienen, zonder dat dit tot een korting leidt. Van het meerdere wordt ook nog eens 30% vrijgelaten en pas bij een inkomen van € 1200 bruto per maand wordt de AOW-toeslag niet meer uitbetaald. Toch blijft in dat geval het recht op toeslag AOW wel bestaan, en dat is van belang zodra de jongste partner minder gaat verdienen of zou besluiten om samen met haar oudere partner van een verzorgde oude dag te gaan genieten. Met ingang van 1 januari 2015 zal er geen AOW-toeslag meer worden toegekend aan mensen die na die datum de AOWgerechtigde leeftijd bereiken, ook niet als de jongere partner helemaal geen inkomsten heeft. Uitgangspunt van de wetgever is dat iedereen die daar medisch gezien toe in staat is, zoveel mogelijk zelf in de kosten van het bestaan moet voorzien.
€ 673 bruto/maand € 984 bruto/maand
Herman Verhoef
90% voor een alleenstaande met kind onder 18 jaar
€ 1222 bruto/maand
Beleidsadviseur Werk en Inkomen
Indien beide partners 65 jaar zijn: 100% minimumloon
€ 1347 bruto/maand
Fortis ASR Adviesbureau fiscale en juridische zaken juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
15
WAARDESTIJGING WONING HEEFT OOK NADELEN
Woonhuizen zijn de laatste jaren aanzienlijk in waarde gestegen. Althans dat denken wij. Iedereen kent wel de verhalen van de woning die men begin zeventiger jaren kocht voor ƒ 100.000 en nu gaat verkopen voor € 350.000. Dat zijn enorme sprongen. Maar kloppen deze verhalen wel? Een klein onderzoekje op de site van het CBS leert dat woningen de afgelopen 10 jaar aanzienlijk in waarde zijn gestegen. Deze waardeontwikkeling moet men echter niet geïsoleerd zien. In de betreffende periode zijn ook de kosten van levensonderhoud gestegen. Ook hiervan zijn cijfers terug te vinden op de CBS-site. Het is duidelijk dat woningen sterker in waarde zijn gestegen dan de consumentenprijsindex. Eindelijk een borrelpraatje waar (tenminste) een kern van waarheid in zit.
M
oeten wij als consument nu blij zijn met deze constatering. Natuurlijk is waardestijging heel prettig voor wie een woning gaat verkopen. Ook al is de woning bij aanschaf volledig gefinancierd, bij verkoop is er dan een leuke overwaarde. Het voordeel van inflatie is dat de hoofdsom daar niet op reageert. De eigenwoningschuld wordt in verhouding tot de waarde van de woning dus steeds kleiner. Een (toenemende) overwaarde in een woning heeft ook indirecte voordelen. Men kan geleidelijk het huis gaan opeten. De woning wordt dan een oudedagsvoorziening. Verder wordt men, vanuit de geldverstrekker bezien, door de waardemutatie geleidelijk minder risicovol. Dit kan er toe leiden dat de eventuele risico-opslag die in de rente verdisconteerd zit, omlaag kan, wat tot een lagere rente leidt. Nadelen Een waardetoename van een woning heeft echter ook nadelen. In eerste instantie is dat natuurlijk het geval voor degene die
16
juli 2008 -
Erkend - Toekomstvoorzieningen
een woning wil kopen, en vooral voor de starter. Men kan met een ‘modaal’ inkomen steeds minder woning kopen. Dat betekent meer lenen, meer eigen geld meebrengen of de wensen bijstellen. In tweede instantie denken we aan de onroerend zaak belasting en de daaraan gerelateerde heffingen. Men moet hierbij bedenken dat gemeenten en andere instanties door te sleutelen aan het verschuldigde percentage een stijging van de waarde kunnen compenseren. Dit hebben we gezien in 2007. Op 1 januari 2007 is het eigenwoningforfait uit de Wet IB 2001 verlaagd van 0,6% naar 0,55%. Op andere punten is de wetgever minder ruimhartig omgesprongen met de compensatie. Op grond van de fiscale regelgeving worden bepaalde bedragen aangepast in verband met een mutatie van het prijsindexcijfer. Afgelopen jaar was dat 1,5%. Dit betekent bijvoorbeeld dat het heffingsvrije vermogen in box 3 op 1 januari 2008 is gestegen van € 20.014 naar € 20.315.
Dit werkt ook door naar bijvoorbeeld de Successiewet. De vrijstelling voor het successierecht bedraagt voor een verkrijging van de echtgenoot € 523.667. In 2007 was dat € 515.928. Verder zijn ook de tarieven geïndexeerd. Stel nu dat de verkrijging van een echtgenoot geheel uit een woning bestaat en deze woning in 2007 een waarde had van € 600.000. De verkrijgende echtgenoot zou dan € 7.662 verschuldigd zijn. Stel dat het overlijden een jaar later had plaatsgevonden. Dan zou dezelfde woning een waarde hebben van (stel) € 630.000 (een stijging van 5% zijnde het gemiddelde van de laatste twee jaren volgens de CBS-gegevens). In dat geval zou de verkrijgende echtgenoot € 10.802 verschuldigd zijn. Een stijging van meer dan € 3.000. Ik zal maar niet aangeven hoeveel dat in procenten is. Mr. G.A.C. Aarts MFP. Associate lector bij Fontys Hogeschool Financieel Management te Eindhoven en coördinator van het Kenniscentrum Financiële Planning.