I.
Activiteiten preses, scriba en overige moderamenleden
Februari 2011 EO-radioprogramma ‘Dit is de Dag’ Op maandag 14 februari was de preses te gast in het EO-radioprogramma ‘Dit is de Dag’. IKON-radioprogramma ‘De Andere Wereld van Zondagmorgen’ Op zondag 27 februari was de preses te gast in het IKON-radioprogramma ‘De Andere Wereld van Zondagmorgen’.
Maart 2011 Conferentie WCRC-Europe Van donderdag 3 tot en met zaterdag 5 maart namen preses en scriba deel aan een conferentie van de WCRC-Europe in Praag. De World Communion of Reformed Churches in Europa komt eenmaal per jaar bijeen. Dit jaar werd ds. J.-G. Heetderks tot president gekozen. Ontmoeting José Cassanova Op 9 maart ontmoette de scriba José Cassanova. José Casanova is een van de meest vooraanstaande godsdienstsociologen ter wereld Gespreksonderwerp was plaats van de religie in het huidige Europa. Persconferentie The Passion Op donderdag 10 maart waren preses en scriba aanwezig bij de persconferentie van The Passion in het stadhuis te Gouda. Ontmoeting Rüdiger Noll Op 10 maart had de scriba een ontmoeting met Rüdiger Noll, Director CEC, afdeling Church and Society. Introductiebijeenkomst nieuwe synodeleden Op 11 maart verzorgde het moderamen de onderlinge kennismaking en de voorbereidingen op het synodale leven voor nieuwe synodeleden in een gevarieerd programma van voorlichting over procedures, lopende dossiers en een rollenspel. Rondetafelontmoeting Forum C De scriba gaf op 11 maart een lezing voor de rondetafelontmoeting Forum C voor studenten (zie bijlage 1). Bezoek Protestantse Gemeente Breda Op 14 maart bezocht de scriba de Protestantse Gemeente te Breda in verband met de voorbereiding op de visienota. Bijeenkomst van kleine kerken in de West-Europese regio van de LWF Op 17 maart waren ouderling mw. M. Engelbert en okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de aanvang van de bijeenkomst van kleine Lutherse kerken in de West-Europese regio van de LWF. Op het programma stond een onderlinge ontmoeting en beleidsbesprekingen over ‘Toward an LWF Strategy 2012-17’. Ontmoeting GEKE-Nordwestgruppe Op donderdag 17 en vrijdag 18 maart namen preses en scriba deel aan een ontmoeting van de GEKE-Nordwestgruppe te Luxemburg. De GEKE is de Europese organisatie waar gereformeerden en lutheranen elkaar ontmoeten. De Nordwestgruppe komt eenmaal per jaar bijeen. Onderwerp was ditmaal hoe er in de diverse kerken en landen met euthanasie wordt om gegaan.
1
Opening De Fontein te Nijkerk De scriba was op 18 maart aanwezig bij de opening van kerkgebouw De Fontein te Nijkerk (zie bijlage 2). Jaarvergadering Federatie van Diaconieën Op 19 maart was diaken B. Broekhuizen aanwezig bij de jaarvergadering van de Federatie van Diaconieën. ‘Spreken over God’ te Eindhoven Op 21 maart hield de scriba de lezing ‘Spreken over God’ te Eindhoven. Expertmeeting ‘kerk en theologie’ De scriba was op 22 maart aanwezig bij de expertmeeting ‘kerk en theologie’ in verband met de visienota. Officiële presentatie van de Ledenregistratie Op donderdag 24 maart waren preses, scriba en okr. B. aan Bokhoven aanwezig bij de presentatie van de LRP in het Landelijk Dienstencentrum. De scriba hield een lezing (zie bijlage 3). Expertmeeting ‘trends in de maatschappij’ Op 24 maart was de scriba aanwezig bij de expertmeeting ‘trends in de maatschappij’ in verband met de voorbereiding op de visienota. Forumdiscussie JOP/HGJB Op zaterdag 26 maart nam de preses deel aan een forumdiscussie van het Catechese-symposium van JOP/HGJB. Onder de titel ‘Ja, ik wil’ werd gesproken over de plaats van de Openbare Geloofsbelijdenis in de kerk van vandaag. Ontvangst kerkenraad Gereformeerde kerk te Urk Op 26 maart was de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Urk te gast in het Protestants Landelijk Dienstencentrum en ontving informatie over het werk van de generale synode en de dienstenorganisatie. De scriba was ook aanwezig. Bezoek Protestantse Gemeente Vleuten De scriba bezocht op 30 maart de Protestantse Gemeente te Vleuten in verband met de voorbereiding op de visienota. Managementsdag te Hydepark Op 31 maart hield de scriba een lezing voor de managementsdag met thema ‘communicatie’ te Hydepark.
April 2011 Netwerk Christelijk Onderwijs Op 4 april woonde de scriba een bijeenkomst bij van het Netwerk Christelijk Onderwijs. Werkbezoek Protestantse Gemeente i.w. Hoogeveen Op dinsdag 5 april bracht het voltallige moderamen een bezoek aan de Protestantse Gemeente i.w. in Hoogeveen. Onder andere werd gesproken met het moderamen van de Algemene Kerkenraad, de pastoraatsgroep van wijk ‘De Weide’, een ouderinitiatief in Hoogeveen-Centrum, de predikanten en de diaconie. Lunchprogramma ‘De Boskant’ Op 6 april gaf de scriba een interview tijdens lunchprogramma ‘De Boskant’ te Den Haag. Lezing verplichte nascholing De scriba hield op 8 april een lezing voor predikanten op de terugkomdagen in verband met de verplichte nascholing (zie bijlage 4).
2
TV-programma ‘Door de wereld’ Naar aanleiding van de koranverbranding werkte de scriba op 8 april mee aan TV-programma ‘Door de wereld’. Algemene vergadering en congres van de Verening Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB) Op zaterdag 9 april was okr. B. van Bokhoven aanwezig op het VKB-congres, waar o.a. in een 6-tal workshops aandacht werd gegeven aan het jaarthema ‘Organisatie’. In de onderlinge ontmoeting van de kerkrentmeesters werd de goede relatie tussen VKB en de Dienstenorganisatie genoemd en geroemd. Landelijke Zendingsdag Kerk in Actie Diaken B. Broekhuizen woonde op 9 april de Landelijke Zendingsdag van Kerk in Actie bij. Intrede predikant-pionier in CrossPoint in Getsewoud te Nieuw-Vennep Op zondag 10 april was okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de bevestiging en intrede van ds. Taco Koster in deze enthousiaste en groeiende geloofsgemeenschap, en sprak een groet uit. Daarmee kreeg de tweede pioniersplek gestalte van de programmalijn Missionair Werk en Kerkgroei (zie bijlage 5). Brief aan de fracties van de Tweede Kamer Op 12 april stuurde het moderamen een brief aan de fracties van de Tweede Kamer n.a.v. het dreigende verbod op de rituele slacht (zie bijlage 6). Landelijke conferentie Missionair kerk-zijn Op 13 april was de voorzitter van het generaal college voor de visitatie, tevens adviseur van het moderamen van de synode, ds. W.G.Sonnenberg , aanwezig op de Landelijke conferentie Missionair kerk-zijn, uitgaande van de confessionele vereniging, in Nijkerk. Het thema was “de kerk: planten of begraven?” Rondetafeloverleg Wetenschappelijk bureau CDA Op 18 april was de scriba aanwezig bij het rondetafeloverleg ‘religie en samenleving’ van het Wetenschappelijk bureau CDA. ‘Oecumenische herdenkingsviering van de martelaren van onze tijd’ Op 18 april nam ouderling mw. M. Engelbert deel aan de ‘Oecumenische herdenkingsviering van de martelaren van onze tijd’ te Apeldoorn. Uitvoering The Passion Op 21 april, Witte Donderdag, waren preses, scriba en okr. B. van Bokhoven aanwezig bij de uitvoering van The Passion in Gouda. Artikel HBO-theoloog Op 23 april verscheen in het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad een artikel van de scriba over de HBO-theoloog (zie bijlage 7). Ontmoeting Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika Op donderdag 28 april hadden preses, scriba en adjunct-directeur van de Dienstenorganisatie ds. E. Overeem een ontmoeting met dr. K. Gerber, secretaris-generaal van de Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika. Presentatie ‘Roerend Religieus Erfgoed’ Op 29 april waren de preses en ouderling mw. M. Lichtenbelt aanwezig bij de presentatie van de handreiking ‘Roerend Religieus Erfgoed’ in de Geertekerk te Utrecht. De preses nam deel aan een symposium.
3
Mei 2011 Dodenherdenking Op 4 mei was de scriba aanwezig bij de Nationale Dodenherdenking in de Nieuwe Kerk en op de Dam te Amsterdam. Begrafenisdienst ds. Wonno Bleij Op maandag 9 mei was de preses aanwezig bij de dienst voorafgaande aan de begrafenis van ds. Wonno Bleij, oud-president van de Evangelisch-Lutherse Synode, protestants lieddichter en oudvoorzitter van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (zie bijlage 8). Predikantendag van de Bond van Nederlandse Predikanten Op dinsdag 10 mei was het moderamen aanwezig bij de Predikantendag van de Bond van Nederlandse Predikanten in de Bergkerk te Amersfoort, waarbij Jurjen Beumer sprak over ‘Spiritualiteit en Solidariteit, de betekenis van Henri Nouwen voor deze tijd’. ‘Spreken over God’ te Drachten Op 10 mei hield de scriba de lezing ‘Spreken over God’ te Drachten. Gesprek met kerkenraad Gereformeerde kerken Zevenhoven en Woerdense Verlaat Op woensdag 11 mei had de preses een gesprek met de kerkenraad van de Gereformeerde kerken van Zevenhoven en Woerdense Verlaat. Onderwerp was onder meer de kosten van een predikant. Bezoek classis Hardenberg Op 12 mei bezocht de scriba de classis Hardenberg in verband met de voorbereiding op de visienota. Jaarvergadering Vereniging van Kerkelijk Werkers Op vrijdag 13 mei was de preses aanwezig bij de jaarvergadering van de Vereniging van Kerkelijk Werkers (zie bijlage 9). Artikel Protestantse Kerk en Kerk in Actie Op 16 mei verscheen in het Reformatorisch Dagblad een artikel over Israël van de Protestantse Kerk in Nederland en Kerk in Actie (zie bijlage 10). Conferentie Centraal Joods Overleg – Protestantse Kerk Van 16 tot 20 mei 2011 spraken in Nes Ammim, Israël, acht leden van de Joodse gemeenschap met acht vertegenwoordigers van de Protestantse Kerk naar aanleiding van spanningen die vorig jaar in de relatie tussen de joodse gemeenschap en de Protestantse Kerk waren ontstaan. De scriba hield een toespraak (zie bijlage 11a) en er werd een gezamenlijke slotverklaring opgesteld (zie bijlage 11b). Kerkelijke verklaring tegen geweld tegen homoseksuelen Op 17 mei waren de voorzitter van het generaal college voor de visitatie, tevens adviseur van het moderamen van de synode, ds. W.G.Sonnenberg, en de beleidssecretaris van de scriba, dr. J.M. van ’t Kruis, in de Domkerk in Utrecht aanwezig bij de viering, voorlezing en ondertekening van de kerkelijke verklaring tegen geweld tegen homoseksuelen. International Ecumanical Peace Convocation van de Wereldraad van Kerken Van 17 tot en met 24 mei nam de preses in Kingston, Jamaica deel aan de International Ecumanical Peace Convocation van de Wereldraad van Kerken (zie bijlage 12). Evangelisch-Lutherse Synode Op 20 en 21 mei was ouderling mw. M. Lichtenbelt aanwezig bij de Evangelisch-Lutherse Synode te Utrecht. Ouderling mw. M. Engelbert was op 20 mei tevens aanwezig. Vernieuwingsfestival Evangelisch Werkverband Op 21 mei was diaken B. Broekhuizen aanwezig bij het Vernieuwingsfestival van het Evangelisch Werkverband te Rijnsburg.
4
Bezoek Streefkerk Op 23 bezocht de scriba de Hervormde Gemeente te Streefkerk in verband met de voorbereiding op de visienota. ‘Spreken over God’ te Bloemendaal Op 24 mei hield de scriba de lezing ‘Spreken over God’ in de Protestantse Gemeente te Bloemendaal. ‘Spreken over God’ voor de classis Barendrecht Op 25 mei hield de scriba de lezing ‘Spreken over God’ voor de classis Barendrecht. Jaarvergadering IZB Op 25 mei was diaken B. Broekhuizen bij de jaarvergadering van de IZB aanwezig. Inleiding over ‘Spreken over God’ De scriba gaf op 26 mei een inleiding voor het Contactorgaan gereformeerde gezindte (COGG) over de pastorale handreiking ‘Spreken over God’. Bezoek classis Buitenpost Op 26 mei bezocht de scriba het breed moderamen van de classis Buitenpost in verband met de voorbereiding op de visienota. Jaarvergadering Gereformeerde Bond Ouderling mw. M. Lichtenbelt was op 26 mei aanwezig bij de Jaarvergadering van de Gereformeerde Bond waar zij een groet uitsprak (zie bijlage 13). Algemene Vergadering van de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten Op 28 mei was ouderling mw. M. Engelbert aanwezig bij de Algemene Vergadering van de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten (VVP) te Arnhem. Interview Schepper en Co Op 29 mei gaf de scriba een interview aan Schepper en Co (NCRV) over de verklaring van het moderamen van de Protestantse Kerk en het Centraal Joods Overleg. Ontmoeting met minister Donner De scriba had op 30 mei een ontmoeting met minister Donner in verband met het vooroverleg voor de Catshuis-ontmoeting met Algemene Zaken. Rondetafeloverleg diverse oecumenische gremia Op 31 mei was de scriba aanwezig bij het rondetafeloverleg met vertegenwoordigers van diverse oecumenische gremia.
Juni 2011 Overleg PSDV Op 1 juni nam diaken B. Broekhuizen deel aan het overleg tussen PSDV, moderamen en de dienstenorganisatie. Kirchentag van de EKD Van woensdag 1 juni tot en met zaterdag 4 juni namen de preses en okr. B. van Bokhoven deel aan de Kirchentag van de EKD te Dresden. Voorjaarsconventie van de Charismatische Werkgemeenschap Van 1 tot 5 juni nam ouderling mw. M. Engelbert deel aan de voorjaarsconventie van de Charismatische Werkgemeenschap.
5
Tevens als bijlagen opgenomen e
Artikel van de scriba in feestbundel n.a.v. de 75 verhaardag van ds. H. van Dop, predikant van de Protestantse Kerk en kerkmusicus te Jakarta (zie bijlage 14). Verslag van het overleg tussen de kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Heino, drie Gedelegeerden, het moderamen van de classicale vergadering van Zwolle en het regionaal college voor de visitatie (zie bijlage 15).
De scriba ging in de verslagperiode voor in kerkdiensten in de volgende gemeenten: 2 januari, Utrecht, wijk Jacobikerk 6 februari, Rotterdam, Pilgrimsfatherskerk 20 februari, Goudriaan 27 februari, Papendrecht 6 maart, Leersum, Michaëlskerk 13 maart, Rijnsburg, Grote kerk 20 maart, ’s Gravenzande, de Brug 3 april, Amersfoort, Adventkerk 10 april, De Bilt 1 mei, Vlieland 8 mei, Huizen, Kruiskerk 15 mei, Gereja Kristen in Nederland (GKIN), locatie Arnhem 22 mei, Langerak 29 mei, Amersfoort, de Brug 2 juni, Montfoort 5 juni, Soest, Willeminakerk 12 juni, Boskoop, Zijdekerk 12 juni, Utrecht, Jacobikerk
6
II. Besluiten moderamen, benoemingen A. Bestuurlijke besluiten genomen door moderamen en kleine synode tussen 15 maart 2011 en 15 juni 2011
Toepassing van ordinantie 3-22-1 (beroepen van een predikant In algemene dienst) Mw. H.J. Nieuwenhuis MA te Utrecht voor de arbeid ten dienste van GKSBS in de plaatselijke gemeenten in Zuid-Sumatra
07.06.11
Ds. H.J. van Wijnen te Nieuwegein voor de arbeid ten dienste van de dienstenorganisatie als programmamanager JOP
07.06.11
Toepassing van ordinantie 3-23-1 (toetsing oordeel werkzaamheden predikant met een bijzondere opdracht) op verzoek van Algemene kerkenraad van de Prot.gem. te Almelo t.b.v. beroeping mw.ds. M.D. Vlasblom als geestelijk verzorger bij de stichting Trivium MulenbeltZorg te Borne
02.05.11
Toepassing van ordinantie 3-23-4 (beroepen van een predikant met een bijzondere opdracht) Ds. P.C.H. Kleinbloesem te Montfoort voor de arbeid ten dienste van het Seminario Evangélico de Lima als docent Theologie in opdracht van de Gereformeerde Zendingsbond
28.04.11
Ds. P. Sanders te Den Haag voor de arbeid universitair docent Oude Testament ten dienste van de Protestantse Theologische Universiteit
28.04.11
Dr. M.N. Walton te Deventer voor de arbeid als universitair docent geestelijke verzorging
28.04.11
Ds.mr. J.W. Verwijs te Zandvoort voor de arbeid als directeur van de Bond van Nederlandse Predikanten
07.06.11
Toepassing van ord. 3-26-1 (verlenging beroepbaarstelling) Ds. M.G. Fernhout te Arnhem
28.04.11
Ds. J.W. Steenbergen te Middelburg
02.05.11
Toepassing van ord. 3-27-4 (beroepbaarstelling) Ds. J.G. Majoor te Sneek
28.04.11
Toepassing van ord. 13-17-7, verlenging bevoegdheid om als proponent te staan naar het het ambt van predikant
7
Dhr. G. Lugthart te Dirksland
24.05.11
Verlenging van preekconsent krachtens overgangsbepaling 1 Gen.Reg. Preekconsenten Dhr. W.F. Flantua te Loenen aan den Vecht
(met terugwerkende kracht)
01.12.10
Dhr. L. Van Driel te Rhenoy
(met terugwerkende kracht)
01.01.11
Dhr. J. van Asselt te Woudenberg
01.06.11
Toepassing van Artikel 4 Gen.Reg. Preekconsenten (preekconsent in het kader van de opleiding) Dhr. J.B. Alblas te Utrecht
17.03.11
Dhr. K. Hak te Rijssen
17.03.11
Dhr. J.W. Hooydonk te Soest
17.03.11
Mw. H.A. Messelink te Culemborg
17.03.11
Dhr. A.J. Mouw te Ede
17.03.11
Dhr. P. Wijnberger te Veenendaal
17.03.11
Dhr. R.N. Wijnsma te Elim
17.03.11
Mw. M. Bijleveld te Maastricht
29.03.11
Dhr. G. Van den Berg te Stolwijk
01.04.11
Dhr. N.F.L. de Leeuw te Lienden
01.04.11
Dhr. P.M. van Dam te Houten
27.04.11
Mw.dr. M.G. de Vries-Smelt te Wierden
27.04.11
Mw. H.A. den Bok te Utrecht
19.05.11
Mw. A. van der Bunt te Warnsveld
19.05.11
Mw. C.W. Heij te Barneveld
19.05.11
Mw. A. den Dikken te Moordrecht
19.05.11
Dhr. J.A. Hoogesteeger te Ouderkerk aan den IJssel
19.05.11
Mw. M. Mielke te Zwolle
19.05.11
Dhr. J.J. Mulder te Nunspeet
19.05.11
Dhr. G.R.G. van der Neut te Utrecht
19.05.11
Dhr. J.C.J. Post te Wierden
19.05.11
Dhr. M.C. Schreur te Zwaag
19.05.11
8
Mw. R. van Selm te Mijdrecht
19.05.11
Dhr. G. Timmer te Kampen
19.05.11
Dhr. E. van Wijk te Wijngaarden
19.05.11
Dhr. R. Maas te Rotterdam
01.06.11
Toepassing van Artikel 5 Gen.Reg. Preekconsenten (preekconsent vanwege voltooide opleiding) Dhr. J.B. Val te Woudrichem
27.04.11
Drs. R.D. van Schouwen te Honselersdijk
01.06.11
Toepassing van Artikel 6 Gen.Reg. Preekconsenten (kerkelijk werker in gemeente) Dhr. W.P. Kulk te Veendam
(met terugwerkende kracht)
01.05.10
Dhr. J.J. Donkers te Zoetermeer
01.03.11
Mw. W. Sloots-van Schijndel te Hellevoetsluis
29.03.11
Dhr. G. Riemersma te Wetsens
01.05.11
Dhr. M. Baauw te Wichmond
01.06.11
Dhr. J. Bos te Ridderkerk
01.06.11
Dhr. B. van Brug te Oudeschoot
01.06.11
Mw. G. van der Galiën-Dorenbos te Damwoude
01.06.11
Dhr. A.W. Hoekstra te Surhuisterveen
01.06.11
Dhr. F. Verkade te Hoogeveen
01.06.11
Dhr. W.P. Kulk te Veendam
(voor nieuw gebied)
01.07.11
Toepassing van Artikel 7 Gen.Reg. Preekconsenten (kerkelijk werker in instelling) Mw. W.J. Grootenboer te Middelburg
01.06.11
9
B.
Benoemingen en afvaardigingen
In de verslagperiode zijn door het moderamen en de kleine synode geen benoemingen verricht.
10
Bijlage 1
Lezing voor de rondetafelontmoeting Forum C voor studenten op 11 maart 2011 dr. A.J. Plaisier
Jezus Christus en de triniteit Een open wereld Wij leven in een open wereld. Die openheid is er niet omdat wij een gat kunnen boren in het plafond van deze wereld. Dat kunnen we namelijk niet. Die openheid is er, omdat God open is naar deze wereld. Omdat God zich heeft geopend naar deze wereld, staat de wereld open naar God. Je moet een stap verder gaan en zeggen: de wereld bestaat in en door Gods openheid naar de wereld. (Ps. 104: 27-30). Dat wordt uitgedrukt met schepping. God de Schepper heeft zich geopend naar buiten en de wereld geschapen. En als geschapen blijft God open staan voor de wereld, en in het bijzonder voor de mens. In de sabbat wordt gezegd dat God rustte van zijn werken en zich verheugde in de werken van zijn handen. Elke sabbat is een gedenken daarvan. Het is een terugkeren van onze kant naar God, die open staat naar ons. Het is een uitnodiging om ons voor God te openen en met Hem in relatie te zijn. De mens is immers de beelddrager van God, in wie deze openheid in vrijheid kan worden weerkaatst. Beeld Gods wil zeggen dat de mens de openheid van God naar de mens kan terugkaatsen in een openheid naar God. Om deze reden kunnen de mens en de wereld niet immanent zien, in geen enkele dimensie. We kunnen wel zien hoe de wereld een netwerk is van op elkaar betrokken elementen. De wereld is een samenhangend geheel. God heeft de wereld een bestand gegeven, een bestaan, een kunnen bestaan. Er is wetmatigheid in deze wereld, structuur, waardoor het menselijk verstand verbanden kan ontdekken. Getal en maat slaan op de werkelijkheid. Dit samenhangende geheel staat echter open naar God. Elk onderdeel staat naar God open, en het geheel staat naar God open. De mens in het bijzonder leeft in deze opening van God naar hem. Dat is een wezenlijke bepaling van de mens. Wanneer hij deze openheid ontkent, ontkent hij een wezenlijke bepaling van zijn menselijkheid. Hij snoert zijn ziel af. Hij raakt ontzield. Hij krijgt ademnood. De wereld waarin wij leven is in deze ademnood. Een zuiver seculiere wereld, die zich afsluit voor God en zijn openheid, is een wereld die niet meer open is. Er zit in de koortsachtige poging naar nieuwe openingen een tragisch element, wanneer de echte openheid, die naar God, wegvalt of wordt onderdrukt. Wanneer de mens zich voor God sluit, neemt de mens de wereld ook mee in deze geslotenheid. De wereld wordt plat, wordt materiaal, wordt functioneel, de bomen klappen niet meer voor God en de hemelen verkondigen Gods majesteit niet meer. Gelukkig lukt dat nooit en stijgt te leeuwerik nog op om God te loven – maar wie luistert er nog naar dit lied. De Drie-enige God De openheid van God is er op grond van een openheid in God zelf. God is de Vader, de Zoon en de heilige Geest. God is liefde, God is een openheid van de Vader naar de Zoon door de heilige Geest. God heeft zichzelf geschonken: de Vader aan de Zoon, en de Zoon aan de Vader. God is niet een starre eenheid, geen vergoddelijkt cijfer 1, maar een volheid van leven. Een volheid van majesteit en macht, maar ook een volheid van overgave. De Vader heeft alles in de handen van de Zoon gelegd, en de Zoon heeft alles teruggelegd in de handen van de Vader. Er is in God van alle eeuwigheid een geven en teruggeven, een schenking en een dankzegging, een liefde, een overgave. Een opening in God. Dat is het mysterie. God is geen zwijgende afgrond, geen eeuwige stilte, geen naakte majesteit, geen wit verzengend licht dat alleen maar kan uitstralen in een eeuwig verstralen. God is liefde. Daarom is God meervoudigheid in de eenheid van zijn liefde. De mens: in Christus geschapen De wereld is schepping. God heeft in vrijheid zich naar buiten gekeerd, en geroepen in het niets, om uit het niets de wereld op te roepen. De schepping is een schepping in de Zoon. God heeft in de Zoon de wereld gezien. Dat geldt in het bijzonder voor de mens. Een tekst:
11
In Christus immers heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol liefde uitgekozen om voor hem heilig en zuiver te zijn, en hij heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om in Jezus Christus zijn zonen te worden, tot eer van de heerlijkheid van zijn genade. (Ef. 1:4-5) Wij komen als eerste voor in de gedachte van God. Hij heeft ons voorzien in Christus als mensen die bestemd zijn om zonen en dochters van God te zijn. We zijn opgekomen in de gedachten van God die Hij in de Zoon gedacht heeft, gedachten van vrede, in de regenboog van zijn heerlijkheid, transparant, zuiver, trillend in Gods liefde. Dat is het patroon van ons ware zelf en God is in de tijd gekomen door Jezus Christus om dat idee van ware menselijkheid te realiseren. Om ons zo nodig uit de vervreemding van een ander en vreemd mens-zijn te halen en terug te brengen tot dit oorspronkelijke idee. Het is dan natuurlijk de vraag of dit een goed idee is, we moeten er dan vanuit gaan dat God werkelijk verstand heeft van mensen. Je kunt ook zeggen: de mens komt blanco op deze wereld en moet zichzelf realiseren. Elk idee van buiten frustreert de mens hierin. Beter een product van evolutie, zodat je misschien wel tot in je genen bent gepredisponeerd, maar er ligt dan tenminste geen hypotheek op je van een Ander. Ja, dat is de vraag: zijn we opgekomen in de gedachten van God, in zijn hart, heeft Hij ons voorzien in Christus of zijn we los gestort? Een christelijk mensbeeld gaat uit van het eerste. Het is voor de mens een voorrecht om in de Zoon geschapen te zijn. Om gezien te zijn in de Geliefde. Om in Jezus Christus bestemd te zijn. Vrijheid De schepping is Gods openheid naar buiten. Daarbij heeft God vrije wezens geschapen. De openheid die wij mensen hebben is een openheid door ons verstand en door onze wil. Vrijheid is het kruis van de filosofie. De filosofie kan vrijheid moeilijk denken. We leven in een eeuw van emancipatie en vrijheidsdrang, maar tegelijk wordt vrijheid ontkend. Het is echter de voorwaarde voor het spel, voor het verhaal, voor de verrassing, voor de vernieuwing van alle dingen. Het is het spel van de personen. Het is ook de voorwaarde voor het epos van de wereld. Mensen zijn personen, en een persoon heeft vrijheid, heeft wil. God heeft hier een wil geschapen die een eigenheid heeft, een ‘ik’, een centrum van geestelijk leven. Dat er een persoon is, en dat er een vrije wil is, is slechts verklaarbaar vanuit het geschenk. Vrijheid komt niet op uit de evolutie, het is geen uitkomst van een anoniem proces, het is niet een soort surplus van een proces van verdere differentiatie en complexere systemen, het is gave door een Wezen dat zelf vrij is. Vrije wil is geen ding dat we afpersen, dat we veroveren, vrijheid is niet een machtsgreep die zich verzet tegen een wereld van dwang, vrijheid is een geschenk, een gave, een overvloed die ons in de schoot valt. Vrijheid is daarom ook vooral vrijheid om lief te hebben en te leven in openheid naar God en de naaste. Storing De mens heeft deze vrijheid misbruikt. Hij heeft nagelaten zich te openen voor God en daarmee ook voor de naaste. Hij heeft nagelaten God de dank te brengen. Dat is niet zomaar een kwestie van een regeltje overtreden. Het is het afwenden van de schepping en van het schepsel naar God, de bron van het leven in wie het leven bestand heeft en bestaat. Het is vrijheid die verovert, die tegen de grenzen van een verbod aanvalt, die niet meer ontleend wordt aan genade (dat is in de kern Genesis 3). Dit is de primaire zonde, waar andere zonden uit voortvloeien. Ze doen de mens in zichzelf keren, ze keren hem in een onverklaarbare honger naar de schepping, achter elke zonde ligt een religieuze aandrift. Een surplus. Het is een verkrampte poging uit zichzelf en de wereld te halen wat alleen uit God gehaald kan worden. De zeven hoofdzonden zijn allen explicaties hiervan: hoogmoed, jaloezie, boosheid, vraatzucht, wellust, hebzucht en traagheid. Deze zonde van het nee tegen God, van het zich losrukken van de stengel waar de menselijke bloem op bloeit, is de oerzonde. Het is de zonde die zich voortplant, van geslacht tot geslacht, het is een zonde die zich heeft ingekerfd in het menselijk vlees. We worden geboren in een gevallen wereld en zijn onderdeel van deze gevallen wereld. We vallen daarom zelf. We leren een misbruikte vrijheid, die ons aanwaait van buiten, en die uit ons opstijgt van binnen en waar we geen weerstand aan bieden. Een schepping die zich uit het ja van God haalt, kan alleen het nee van God oproepen. Immers, de afwending is moreel, gewild. Het is liefde die wordt afgewezen. God blijft hier niet onbewogen onder. Zie het Oude Testament en de profetische verkondiging. In de toorn van God ligt de gekwetste liefde, maar ligt ook de zoekende liefde. Een God zonder toorn is een onverschillige God of een God die de mens niet voor vol aanziet en daarom ook geen liefhebbende God is. De toorn van God neemt de zondaar serieus, maakt de kostprijs van de mens duidelijk. Zonder toorn en de mogelijkheid van
12
verwerping worden mensen tragische sukkels, ietwat ondeugend maar vooral slachtoffers, die allen een aai over de bol van God krijgen. Dat is een laf concept van mens-zijn. Daarmee verdampt de geschiedenis tussen God en mens in een ‘ach ja’. Christus Jezus Christus is de tegenzet van God. Omdat de schepping in de Zoon is geschied, kan alleen de Zoon de schepping terughalen. De Zoon stelt zich op de plaats waar het nee van God klinkt. Hij keert het nee van de mens en zegt ja. Hij is zelf het ja van God dat zijn nee opneemt en wegdraagt, de bereidheid van God om de schepping terug te halen uit de vervreemding. God ‘found out the remedie’. Om de vijandschap te niet te doen. Om het offer van overgave te brengen. Om het nee weg te dragen in zijn dood. Dat is in de volheid van de tijd gebeurd. Het is een ‘eens voor al’. Het is de wending van de wereld naar God. Jezus is gekomen om te verlossen. Verlossen van het kwaad. Verlossen van de oriëntatie naar de dood. Verlossen van de vloek die op deze oriëntatie ligt. Verlossing is weer in het licht van God komen. Het is weer in de liefde van God komen. Weer in de openheid naar God komen. Het is weer geloven in God en weer leven uit zijn openheid, zijn genade, zijn liefde. Doorwerking: in Christus Dit gebeuren in de tijd vraagt om doorwerking in de tijd. Het is de Geest die dit doet. De Geest lijft in het lichaam van Christus in. Dat is het belangrijkste werk. Inlijving in het lichaam van Christus, omdat het Jezus Christus is die het nee wegdraagt en het leven terugbrengt in de openheid naar God. Er is geen andere instantie, principe of wet die dat kan. Daarom kunnen we alleen bestaan in Jezus Christus. Hij is in ons vlees gekomen opdat wij in zijn vlees zouden komen. De Geest verzamelt de schepping die wegwaait in een centrifugale richting naar de buitenste duisternis naar het lichtende centrum: God. Dat gebeurt door Jezus, hij is de as waarover de wereld van duisternis naar licht, van dood naar leven, van schuld naar gerechtigheid draait. Daarom betrekt de Geest op Christus. Of werkt Christus door de Geest. (Dat gebeurt door ‘Woord en sacrament’. Niet magisch maar ook niet rationalistisch). In een persoonlijke wereld gaat de verlossing ook persoonlijk toe. Personen worden toegebracht. Het universum van de Zoon is een universum van personen. Wat door de Persoon van Hem die de liefde is, is bewerkt, realiseert zich op de wijze van personen. Daarom is elk mensenleven een dramatisch verhaal. Het is mijn verhaal, mijn vervreemding, mijn weg naar het licht. In de bijbel komen personen voor in hun gang met God, hun gang zonder God, hun gang naar God. Het wordt samengebald in het verhaal van de beide zonen van de vader in Lucas 15. De kerk Maar de mens is meer dan de kale enkeling. Het gaat niet om nieuwe mensen als atomen, het gaat om een nieuwe gemeenschap. De verlossing is politiek van aard. Het gaat om de polis, de stad van God, waarin wij burgerrecht krijgen. Kerk is de plaats waar de Geest van Christus primair doorwerkt. Het is de plaats waar verzoening wordt geloof en ervaren, verzoening met God, maar ook verzoening met elkaar. De muren worden afgebroken, de tegenstellingen overbrugt, de vijandschap overwonnen. De ethiek In deze gemeenschap die wordt gestempeld door Woord en Sacrament leren we het ABC van de God die we als Vader, Zoon en heilige Geest kennen. Het is de doorbraak van de geest van het nee. De geest van de afgoden. Wat betekent dit voor onze tijd? Wij leven in een technologische eeuw. Een eeuw die de schepping in een technische greep heeft en zo komen mens en schepping in een ongelukkige houding ten opzichte van elkaar te staan. Het werk van de mens komt los te staan van het werk van God, het is niet een meewerken met God. De seculiere mens is in de greep van de vergoddelijking van het eindige en van het eindige ik. Wij moeten hiervan genezen en op het spoor gezet worden van Gods werk in deze wereld. Een werk ten dienste van de naaste, een werk van verzoening, een werk van heling, van empowerment, van schoonheid, van opbouw, van liefde. Want God werkt in deze wereld, de Geest voert het leven van Christus in de wereld in. Deze wereld blijft die van de Vader, ook in zijn nee, het blijft de wereld van de Zoon die zijn offer heeft gebracht en het is de wereld van de Geest, die leven inblaast. De christen werkt mee met God. Weet van de bestemming van deze wereld, weet van de tegenkrachten. Een christen is iemand die zich steeds weer tot Christus bekeert. Hij geloof in een persoon en in de doorwerking van deze persoon.
13
Oppassen dat we er principes uit af gaan leiden, en er wetten op gaan zetten. Dat is ijdelheid. Zelfs normen en waarden zijn linke soep. Apocalypse De wending die Christus brengt is een wending die in de wereld een tegenwereld schept. De oude wereld moet ondergaan, een nieuwe wordt geboren. Het seculum wordt nu een tussentijd tussen een ante en een telos. Het rijk van Christus is weliswaar herstel van en waar inzicht in de grondstructuren van de werkelijkheid, maar de heersers van deze eeuw gaan voorbij. Zij zijn voorlopig. Ze zijn niet de ultieme organisatie van het leven. Zij kunnen wel meewerken met de rex Christi, maar ook dan zijn ze niet ultiem. Dit levert een spanning op. Een rijk en een tegenrijk. Dit tegenrijk erkent het rijk, maar omgekeerd heeft het rijk de tendens zich tot enige rijk te promoveren. Geschiedenis is nu een dramatische, een voortgaan van, maar ook een toespitsen van de tegenstellingen, ook apocalypse.
14
Bijlage 2
Lezing bij de opening van kerkgebouw De Fontein op 18 maart 2011 te Nijkerk dr. A.J. Plaisier
Lezing Psalm 84 Tegen de trend Hoe verheugend is het een kerkgebouw te openen. Een kerkgebouw van de Protestantse Kerk, wel te verstaan. Die komen meestal in het nieuws om te melden dat ze gesloten of gesloopt gaan worden. Dat is een realiteit, die ons het idee geeft dat het wel snel gedaan zal zijn met de kerk in Nederland en dat het wachten is op de laatste die in de laatst overgebleven kerk het licht uitdoet. Wat er daarna komt, daar willen we liever niet over denken. Wel weten we dat de ontkerkelijking verder zal voortschrijden. Wat doen we vandaag dan nog? We gaan vandaag tegen de trend in. Omdat we tot wat anders geroepen zijn dan trendvolgers. Omdat we soms geroepen zijn verzet te bieden. En omdat we ons zeker niet neerleggen bij zogenaamde onvermijdelijkheden. Christelijk geloof en kerkelijk leven mogen wel af en toe in de boeken van de statistici te kijken, maar het is niet de nieuwe bijbel. Aan self-fulfilling prophecy moeten we niet doen, willen we de stem van de echte profeten en natuurlijk de echte apostelen nog horen. Wie bouwt heeft hoop. Laten wij bouwen met hoop, ook als we bouwen tegen de trend in. Want trends zijn gebaseerd op algemeenheden maar de kerk is concreet, hier en nu. Wie zich laat aansteken door de algemene wetten, moet maar algemeen gaan leven, maar wie zich hier en nu geroepen weet door God, slaat de hand aan de ploeg, en ploegt op het stukje land waar God hem of haar stelt. Soms is het de kunst om te ploegen op dit stukje land, dit stukje leven, dit stukje van Gods akker, en de rest maar gewoon in Gods hand te leggen. De kerk als Godshuis Een kerk is een godshuis. Het geeft ruimte aan de twee of drie die in Jezus naam samenkomen. Dat kunnen ze ook in huizen, en ik denk dat dit ook meer en meer gaat gebeuren. Zo is het ook begonnen: met de samenkomsten van de eerste christenen in de huizen. Als we teruggaan naar de twee of drie dan wordt de kerk daar weer opnieuw uitgevonden. Maar er komen vandaag ook nog 200 of 300 samen of meer en dan zoeken we naar een ruimte buitenshuis. Dan zoeken we naar een kerk, een aan de dienst van God gewijd huis. Dan drukken we onze lof en dank aan God ook uit in steen en muur en raam. Dan willen we onze overgave in gebed en liefde ook tastbaar maken in een huis van gebed. Ruimte Een kerkgebouw is een plaats die we afbaken in de ruimte, zoals de zondag de dag is die is afgebakend in de tijd. Zonder de vaste tijd van de sabbat weten we niet eens meer wat tijd is. En zonder een ruimte om God te aanbidden weten we niet meer wat ruimte is. Daar zou ik graag nog even op doorborduren, ware het niet dat we vandaag ook nog andere dingen moeten gaan doen. Toch wil ik wel even bij dat woord ruimte stilstaan. Dat vind ik een mooi woord, ruimte. Ik moet denken aan de prachtige uitdrukking uit de tale Kanaäns: in de ruimte geplaatst worden. En waarom worden we in de ruimte geplaatst? Omdat we God kennen als Vader, Zoon en heilige Geest. Ik had al eerder gelezen dat dit in de gebrandschilderde ramen van de kerk is verbeeld. Dat is het wezenlijke: wij geloven dat God met ons is als Vader, Zoon en heilige Geest. Dan ontstaat er ruimte. Nergens is de ruimte groter dan in een kerkgebouw, nergens wordt onze wereld verder verruimd, in hoogte, diepte, lengte en breedte. ‘Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog’. Wij hebben het kerkgebouw nodig om niet in de engte te raken. Er ligt een boek op de kansel waardoor we worden ingewijd in de geheimen van het begin en het einde, van schepping en herschepping. Ik geloof en hoop dat dit kerkgebouw de Fontein ook zo’n gebouw mag zijn. Waar mensen worden ingevoerd in de grote wereld van God. Een gebouw waar het dak hoog is, zodat er ruimte is voor de adem van de eeuwen. Een kerkgebouw zegt: er is meer, meer dan ons huisje, boompje beestje, meer dan bedrijven en instellingen, er is leven onder een open hemel, leven in de ruimte van Gods liefde. En daarom een kerk.
15
Een multifunctionele ruimte Daarbij is deze kerk multifunctioneel. Je kunt er meer mee doen dan op zondag kerk houden. Je kunt er bijvoorbeeld ook op andere dagen in, om maar eens wat te noemen. Een stiltecentrum. Ik hoop dat dit betekent dat de kerk ook op andere dagen open is. Ik denk wel eens: zou er niet in elke plaats een morgen en avondgebed moeten zijn? Volgens een vaste liturgie, eenvoudig, kort en krachtig. In ieder geval een plaats om eens binnen te lopen, stil te zijn, te bidden, te mediteren? Een vluchtheuveltje voor midden in de dag… Daarnaast is het gebouw ook ontmoetingsruimte. En protestantse kerk biedt ruimte aan gemeentelijk leven. Aan ontmoeting, aan dat wat bij een kerk hoort: dat we een gemeenschap zijn, dat we leren, bidden, spreken, dienen. Een kerk met een deur naar binnen en een deur naar buiten Daarbij is de kerk geen heilige ruimte die we verdedigen tegen het profane leven. Geen bastion tegen de buitenwereld. De kerk is ook een buurthuis. Hoe kan een kerkgebouw ook inspelen op de behoeften van de buurt, zodat mensen er vertrouwd mee raken, ook als ze geen kerklid zijn. De kerk als openbaar huis. Het meest openbare huis, want iedereen is hier welkom, achtergronden zijn niet belangrijk. En ook waar de mensen niet in dit huis komen, dan mag er wat uitgaan vanuit dit huis naar de mensen om ons heen. In de map missionaire modellen staat ook die van kerk in het dorp. Daar staat: ‘bidden we alleen voor de zieken die we kennen van de kerk, of doen we ook voorbede voor het gezin dat niet kerkelijk meelevend is en waarvan de vader is overleden? Is het pastoraat er voor de eigen leden of ook voor ieder die op onze weg komt? En het diaconaat? Wat zijn de noden in het dorp? Hoe kunnen we daar als kerk iets in betekenen? Hoe kunnen we het Evangelie bekend maken, juist ook in een gemeenschap die ons zo vertrouwd is?’ Geachte aanwezigen, gemeente van Nijkerk, bij deze woorden wil ik het laten. ik wil u tot slot van harte feliciteren met uw nieuwe kerkgebouw dat vandaag officieel wordt geopen. (een enkele opmerking over het gebouw). Ik hoop dat velen op deze plaats zegen mogen ontvangen en dat vanuit deze plaats zegen mag uitgaan. Dat u in dit gebouw gemeente mag zijn in Jezus’ naam.
16
Bijlage 3 Lezing bij presentatie van LRP (Ledenregistratie Protestantse Kerk) op 24 maart 2011 in het Landelijk Dienstencentrum te Utrecht dr. A.J. Plaisier
Lezen: Mattheüs 7:24-27 De metafoor van de bouw van een huis is door Henry Kieskamp veelvuldig gebruikt als beeld voor de bouw van de LRP. Voor dummy’s zoals ik werd deze ingewikkelde materie dan enigszins duidelijk. Jezus gebruikt een beeld uit het dagelijks leven voor de bouw van het geestelijk huis. Het is het beeld van een echt huis. Dat moet je op een rots bouwen en niet op zand. Kennelijk viel dat beeld van een echt huis ook toe te passen op de LRP. Achteraf gezien is er bij Numeri op zand gebouwd. Het gebouw begon tijdens de bouw al te verzakken. Uiteindelijk stond er wel een huis maar je kon er niet in wonen. Bij LRP is aandacht aan de bodem besteed. En pas toen is er gebouwd. En tijdens de bouw is erop gelet dat het huis niet ging zweven maar op de bodem bleef. Dat is mooi en goed en we zijn verheugd dat er al enige tijd in gewoond wordt. Vandaag houden we open huis. Als toch wel trotse bewoners. Het is een heel karwij geweest. Het is ook een collectieve prestatie geweest. We zijn dankbaar voor de inzet van velen, de grote inzet van velen en de overmatig grote inzet van enkelen. Aan werk slijt je en tekenen van slijtage waren onderweg te zien, maar gelukkig mocht de vlag een keer in de top en vandaag houden we open huis. Heeft dit alles nu ook nog wat te maken met het levenshuis, met het geestelijk huis waar Jezus het over heeft? In de kerk zal alles daar mee te maken moeten hebben. Ik weet dat kritische stemmen tijdens de bouw hebben geklonken: dat dit huis zo ongeveer een toren van Babel is, of liever een toren van Utrecht. Dat moeten we nu maar laten voor wat het is. Een ledenadministratie is bij de tijd gebracht. Een centraal systeem is er voor de plaatselijke gemeenten. We snappen allemaal dat dit niet meer is dan een instrument. Het gaat er om wat we met dit instrument doen. We dragen dit instrument op aan God, en we bidden zijn zegen er over af, om bij te mogen dragen aan de opbouw van de kerk. Een ledenadministratie brengt ons te binnen dat een kerk bestaat uit leden. Een kerk is allereerst een lichaam dat bestaat uit leden. Het is daarna nog van alles en nog wat, er zit organisatie omheen, maar het lichaam wordt gevormd door leden. Elk met een naam, Henk en Ingrid, elk met persoonsgegevens, maar vooral: elk met een unieke roeping. Ik geloof dat in de toekomst onze kerk weer meer een kerk moet zijn van leden. Van levende lidmaten. Van mensen die elkaar herkennen en begroeten in Christus naam. En dat we daarom een ledenbestand moeten hebben dat meer is dan een bestand. We leven teveel van bestanden. We moeten nog leren te bestaan. Bestaan als levende lidmaten. Wij kennen doop- en belijdende leden. Dat betekent dat aan elk lid het naamkaartje van Jezus Christus hangt. Dat schept een band tussen de leden onderling. Zonder dit naamkaartje wordt het ledenbestand een dode lijst. Met dit naamkaartje eraan moeten we gaan leren elkaar aan te spreken als broeders en zusters in de Heer. We moeten van een bestandenkerk naar een bestaande kerk. Anders bouwen we op zand. We worden uitgenodigd op de rots te bouwen. Een kerk die bestaat, ook een kerk die ergens voor staat. Dat gaat eveneens door de leden heen. Er staat meer bij dan de naam van Christus. Er staat ook met onzichtbare inkt geschreven de genadegaven die God geeft. Aan ons dit toch te ontdekken. Misschien dat we door goed naar wat er wel geschreven staat, een idee krijgen waar iemands gaven kunnen liggen. Als hulpmiddel, want het gaat er vooral om dat we niet op een kaart maar in ogen en in een hart kijken. Ook zo mag een ledenbestand een instrument zijn, om mee te werken met Gods werk en zo een levend lichaam te zijn. We leven in de tijd van individualisme. Een ledenbestand is daar niet het antwoord op. Het gaat om hoger binding. Maar als we slordig omgaan met een ledenbestand, voorspelt dat weinig goeds. De LRP is een poging om zorgvuldig met leden om te gaan. Het wil een dienst zijn aan de gemeente. En in en door deze dienst, een dienst aan Christus zelf. Het zijn zíjn mensen. Van dit huis is hij de rots.
17
Daarom wijden wij de LRP nederig aan Hem.
18
Bijlage 4 Lezing voor predikanten op de terugkomdagen in verband met de verplichte nascholing op 8 april 2011 dr. A.J. Plaisier
Predikant zijn in de Protestantse Kerk 1. Het hart van de kerk klopt in de plaatselijke gemeente. De predikant is dienstbaar aan deze plaatselijke gemeente. Kerk is, waar mensen elkaar ontmoeten in Christus naam. Het is de plaats waar Woord en sacrament bediend wordt. De kerk is een actueel gebeuren, zij wordt steeds weer geconstitueerd, door de inwerking van de Geest van God. Kerk is niet iets wat statisch bestaat, een bestand, maar iets dat steeds weer wordt gevormd, ook al is er continuïteit tussen gisteren en vandaag. Die continuïteit ligt in de trouw van God. Hoe dan ook: de kerk is vooral plaatselijk. De kerk leeft daarbij in het bijzonder in de eredienst:daar vormt zij zich en wordt zij steeds weer geconstitueerd. in deze gemeenschap functioneren de gaven. Aan deze kerk is de predikant dienstbaar. 2. We kunnen echter niet alleen locaal zalig worden. We geloven in een heilige algemene christelijke kerk. De tegenpool van de plaatselijke gemeente is de wereldwijde gemeenschap van het lichaam van Christus. Een plaatselijke gemeente die zich niet deel weet van dit lichaam van Christus maakt zichzelf tot sekte. De plaatselijke predikant vertegenwoordig dat: zonder het apostolische en oecumenische wordt een plaatselijke gemeente een religieuze vereniging. Wie plaatselijk gedoopt wordt, wordt daarmee gedoopt in het wereldwijde lichaam van Christus, van alle plaatsen en van alle tijden. Naast het oecumenische is ook het apostolaire van belang. We vinden niet plaatselijk de waarheid uit. We delen ook plaatselijk in de waarheid van de ene Christus, die zich een gemeente vormt uit alle taal, geslacht en volk. We worden zalig door verbondenheid aan Jezus Christus: daar is de predikant bij uitstek de drager van. Hij of zij bepaalt de gemeente bij het heil in Christus. Dat is vreemd heil, en valt nooit samen met een locale gemeenschap. 3. De landelijke kerk is een tussenvorm van het plaatselijke en het wereldwijde lichaam van Christus. Het is een kerk in Nederland en een protestantse kerk. De geografie veronderstelt een gezamenlijke roeping richting de Nederlandse samenleving. De verschillen in regio’s zijn soms groot en toch zijn we allen onderdeel van een zelfde samenleving. We zijn geroepen om getuige van Christus te zijn in deze samenleving. Dat kunnen we niet alleen. Dat mogen we ook niet alleen. Juist de predikant, die regelmatig wisselt van stek, zal zich daar bewust van moeten zijn. We dragen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het getuigenis in ons land. We leven met elkaar mee, we bemoedigen elkaar en we bezinnen ons gezamenlijk op onze roeping in deze. Wie zich alleen bemoeit met en druk maakt over zijn of haar eigen locale gemeente, vergeet deze roeping. We dienen ons druk te maken over de kwaliteit van het kerkelijk getuigenis in ons land. Dat is de betekenis van een nationale kerk. Natuurlijk stopt deze gezamenlijke roeping niet bij de landsgrenzen. Dat neemt niet weg dat de bepaling ‘in Nederland’ een zinvolle eenheid is. We zijn geen nationale kerk, maar wel een landelijke kerk. 4. Het tweede wijst op een vorm van kerkzijn, namelijk de protestantse. Dit is voorlopig, maar het is er wel. Het is een historische vorm. Een protestant is niet geroepen protestant te zijn, maar christen te zijn. Hij/zij meent dat de protestantse vorm daar de meest geëigende vorm voor is, of in ieder geval een geëigende vorm. De Protestantse Kerk verbindt ons ook plaatselijk aan een gemeenschappelijke identiteit. In principe zou de identiteit van het christelijke, het oecumenische en apostolaire, moeten voldoen. In het koninkrijk van God is het protestantisme niet voorzien. Ik denk echter dat zonder de bemiddeling van een specifieke traditie dit te algemeen wordt, te weinig verbindend. De locale gemeenten van de Protestantse Kerk zijn elkaar gegeven binnen de bedding van een gemeenschappelijke traditie. Deze traditie is kerkvormend geweest en is dat nog steeds. De locale dominee is deel van een gemeenschappelijke traditie. Je bent erfgenaam, niet van iets lokaals alleen maar ook van iets
19
bovenlokaals. Bovendien geef je alleen in een kerkverband een bijdrage aan deze traditie en werkt er aan mee deze levend te houden. 5. Predikanten zijn dat in de Protestantse Kerk. Je wordt in de Protestantse Kerk toegelaten tot de evangeliebediening. Je wordt vervolgens verbonden aan een locale gemeente. Dat geldt overigens niet voor iedereen. We kennen ook de categoriale pastoralen, als een opdracht aan de kerk. We kennen ook de interim-predikant, die door de landelijke kerk wordt uitgeleend aan een plaatselijke gemeente. En we kennen de predikant in bijzondere dienst. Er zijn meerdere vormen dan alleen de gemeentepredikant. Al deze predikanten zijn in dienst van de landelijke kerk. Daarom ben je predikant voor het leven, tenzij je vrijwillig of onvrijwillig uit je ambt wordt losgemaakt. De gemeentepredikant wordt verbonden aan een plaats. De bevestiging gebeurt door iemand van een andere gemeente. In degene die bevestigt, handelt de landelijke kerk. De verbondenheid aan een gemeente is voor onbepaalde tijd, maar in principe van tijdelijke aard. Een predikant komt en gaat. Je bent voorbijganger. Dat komt niet in mindering op je inzet, maar het geeft wel aan dat je geen meubelstuk van de lokale kerk bent. Ik denk dat dit belangrijk is, ook als het gaat om de vrijheid van de predikant. Je bent vrij dienaar van de Heer, en daarom is het goed dat je predikant bent van de landelijke kerk. 6. De toewijding van een predikant aan de plaatselijke gemeente staat naast de verbondenheid aan de landelijke kerk. Om die reden is door de kerk vastgesteld dat de predikant of kerkelijk werker ook geacht wordt een deel van zijn werktijd buiten de eigen gemeente, ten dienste van de kerk in zijn geheel, binnen de eigen regio of landelijk te besteden. Hiertoe is besloten in Hand aan de ploeg. Iedereen doet dus ook wat voor het geheel. Zo voorkomen we dat onze predikanten eigenheimers worden. Het is vooral bedoeld voor predikanten, die zich zo kunnen verantwoorden naar de eigen kerkeraad. Het gaat niet om een gunst, maar om een verplichting. Ik begrijp het heel goed, een predikant wordt afgerekend op wat hij of zij in de eigen gemeente doet of nalaat. Die verantwoordingsplicht is ook een goede zaak. En toch is het ook in belang van de predikant voor zichzelf duidelijk te hebben en aan anderen duidelijk te maken dat de grenzen van de kerk niet bij die van de eigen wijkgemeente liggen. Je bent niet bezit van je gemeente. En: juist door een pootje te hebben buiten de eigen gemeente, sta je ook des te frisser in je gemeente. Je suddert gauw gaar wanneer je altijd en alleen in de pan van je eigen gemeente opgesloten zit. De leefwereld van predikanten wordt anders te klein. Het is prima dat een bepaalde kudde aan jouw zorg is toevertrouwd, maar je moet niet samengroeien met de grond waarop die kudde graast. Er zal echt wel enig tegenwicht nodig zijn tegen de zuigkracht die er ook is, een soort absolute beschikbaarheid waarbij de lokale gemeente zich tot een kleine god maakt. Zo is het ook prima dat er een verplichte permanente educatie wordt ingevoerd: je wordt op bepaalde tijden opgeëist voor verdere studie, gewoon omdat de kerk dat vindt. 7. Hoe zit het echter met de verbondenheid aan de Protestantse Kerk in Nederland? Die vraag staat nog open: ook bij hen die het oecumenische, het landelijke en het protestantse zijn toegedaan. Daarmee is nog niet meteen de verbondenheid aan deze landelijke kerk gegeven. Al denk ik dat dit oecumenische, landelijke en protestantse zonder de concrete verbondenheid met de concrete Protestantse Kerk in Nederand allemaal erg in de lucht komt te hangen. Welk kerkgevoel hebben we? Zijn we trots op het feit dat we bij de Protestantse Kerk horen, of interesseert ons dat eigenlijk niets? Vinden we die kerk maar niets? Of vinden we het feit dat er een Protestantse Kerk is, nog wel acceptabel, maar zijn we hoogst ontevreden over de concrete gestalte ervan. Feit is dat voor veel gemeenten en ook voor veel predikanten de landelijke kerk of niet relevant is, of niet deugd. Als vertegenwoordiger van dit establishment is het daar natuurlijk moeilijk tegen in praten. Ik praat er dan maar liever met jullie over, maar geef wel wat schoten voor de boeg. 8. Allereerst, het werk van de generale synode. Dat is de meerdere vergadering, die beleid maakt in onze kerk. Daar ben je als plaatselijke gemeente via de classis q.q. bij betrokken. Ik mag van predikanten verwachten dat ze weten wat daar speelt en wat daar besproken wordt. Ik merk eerlijk gezegd vaak een ongeïnteresseerdheid, die mijns inziens laakbaar is. Dan moet je kiezen voor een congregationalistische kerkvorm. We zijn met elkaar kerk en dan is dat met elkaar meer dan bij elkaar op visite gaan. In een kerk, ook een landelijke kerk, is gezag. Er wordt geregeerd. Waar de ambten bijeen zijn. Een betere synode dan die er is, hebben we niet. De kwaliteit van de synode wordt mede bepaald door de predikanten, zowel
20
in de vorm van hen die er zijn, als in die van de ambtsdragers, die mede worden gevormd door de predikanten. Omdat we geen los zand zijn, is er samenhang en is er gezag. De generale synode geeft leiding aan het leven en werken van de kerk in haar geheel. Dat vraagt om loyaliteit. Een loyaliteit die een kritische houding niet uit hoeft te sluiten, maar die zeker ook geen zurigheid hoeft in te sluiten. 9. Vervolgens is de landelijke kerk datgene wat er wordt gedaan door de colleges. De betekenis daarvan mogen we niet licht onderschatten. Zij faciliteren en dienen de plaatselijke gemeenten. Zo is er opzicht, zo is er visitatie, zo is er bemiddeling als er plaatselijk moeite en spanningen zijn. Dan komt in de vorm van de colleges de landelijke kerk de plaatselijke gemeente te hulp: en dat door mensen die dit veelal in hun vrije tijd doen. Wanneer alles pais en vree is, wordt dit allemaal niet opgemerkt, maar wanneer de nood aan de man is, wordt dat een ander verhaal. 10. Ten slotte is er de activiteit van de Dienstenorganisatie. Om het nog maar een keer duidelijk te zeggen: de DO voert het beleid van de generale synode uit. Vindt de synode dat het heel anders moet, dan zal de DO heel anders doen. De vraag is wel, hoe de diensten van de DO zo goed mogelijk aan de plaatselijke gemeenten en de meerdere vergaderingen ten dienste kan komen. Dat vraagt om kritisch meedenken. De meest opvallende acties van de DO van de laatste tijd liggen in het Jeugdwerk en het Missionaire werk. 11. Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de identiteit van de Protestantse kerk. De Protestantse Kerk bestaat nog maar kort. Enige aanleiding om op onze lauweren te rusten is er echter niet. Daarom wil ik aan het einde van dit verhaal ook cri de coeur slaken. Plaatselijk kraakt het, soms in alle voegen. Er is bij velen een gevoel van minder, grijzer, kleiner en waar eindigt dit? Misschien vreet het wel het meest dat de bestaansreden van de kerk ligt voor de “harde kern” in de gezamenlijke energie om haar in stand te houden. Maar waarom? Waarom moet de kerk blijven? Wat is het unieke van de kerk? Verder dan een ‘omzien naar elkaar’ komt men vaak niet. Dat is niet niets, maar het is tegelijk te weinig. Waarom heb je daar een kerk voor nodig? Kortom: ik constateer dat er groot onvermogen is over de vraag wat wij communiceren en waarom er een kerk moet zijn. Er is ook een verlegenheid hoe we kerk zijn en of onze huidige vorm van gevestigde kerk nog wel toekomst heeft. Er is tenslotte onzekerheid over de vraag hoe de kerk nu precies maatschappelijk relevant moet zijn en dat terwijl de kerngroep die dat zou moeten dragen is gekrompen en oud is geworden. Ik ben bezig met een nieuwe visienota, waarin deze vrage de achtergrond vormen. Daarin mogen we niet defaitistisch zijn. Maar één ding: deze vragen lossen we niet op wanneer we er niet samen voor staan. De Protestantse Kerk is meer dan een verzameling gemeenten die elk een eigen taal spreken en die niet naar elkaar luisteren. We zijn een brede kerk, maar niet om als knikkers naast elkaar te liggen. We staan ook als landelijke kerk ergens voor. Ook als landelijke kerk zijn we een belijdende kerk, een kerk die getuige is van Jezus Christus in onze samenleving. Dat doen we dan op vele manieren en de vele accenten zijn waardevol, zijn ook wel het keurmerk van de Protestantse Kerk, maar dit keurmerk bederft als het een slappe tolerantie wordt, die een ander woord is voor onverschilligheid. Dat mogen we niet laten gebeuren. Zo meen ik. En ik ben benieuwd of u het ook meent.
21
Bijlage 5 Toespraak bij de intrede van ds. Taco Koster als predikant-pionier in Crosspoint in Getsewoud te Nieuw-Vennep op 10 april 2011 okr. B. van Bokhoven
Geachte ds. Koster, beste Taco, Het is mij een vreugde dat ik vanmorgen namens het moderamen van de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland bij uw intrede aanwezig mag zijn. De landelijke kerk heeft haar visie verwoord in de nota “Leren leven van de verwondering” waarbij voor de huidige beleidsperiode een tweetal nieuwe prioriteiten zijn gesteld, namelijk Missionair werk/gemeente opbouw en het Jeugdwerk. Daarvoor zijn ook additionele middelen beschikbaar gesteld. Na een lange periode van voorbereiding en intensief overleg is Crosspoint de tweede pioniersplek die daadwerkelijk van start mag gaan met uw komst als predikant-pionier. Daarvoor is een bijzondere roeping noodzakelijk. Uiteraard heb ik het projectplan nog eens doorgelezen, en kwam opnieuw onder de indruk van de missionaire visie en de gedegen opzet, die in goede samenwerking met de kerkenraad is verwoord. Het initiatief ontstond al in 2003. Gestaag is er gebeden voor en gewerkt aan de vormgeving van gemeenteopbouw in de wijk Getsewoud. Inmiddels uitgegroeid tot een wijk met 16.000 inwoners. Ik ben er speciaal vanmorgen nog wat doorgereden om enigszins aan te voelen wat het moet zijn om in zo’n uitgestrekt gebied aan de slag te gaan. Gelukkig hebt u een gemotiveerde en enthousiaste groep mensen rond u staan om gestalte te gaan geven aan de missie: mensen uitdagen om volgelingen van Jezus te worden, met Hem te leven en zich in te zetten voor Zijn Koninkrijk in de wereld. Van harte wens ik u namens het moderamen Gods Zegen toe, zodat u met wijsheid, liefde en geduld in Zijn dienst werkzaam zal mogen zijn. Graag betrek ik daarbij ook uw vrouw Jacqueline. U zult uw handen meer dan vol hebben aan uw inzet in Getsewoud. Toch is er nog een aspect. We hopen dat uw werk in CrossPoint ook een landelijke uitstraling krijgt in die zin, dat opgedane ervaringen landelijk vruchtbaar gemaakt worden. Zo kan er in wederkerigheid relatie ontstaan met andere pioniersplekken binnen het geheel van de Kerk. In het missionaire werk hebben we elkaar hard nodig om wijsheid en volharding te leren. Ook de kerkenraad wens ik van harte zegen bij de verdere ontwikkeling van dit missionair werk en de toekomstige vormgeving van uw gemeente. Tenslotte nog een woord van dank voor de inzet van ds. P.A. Versloot, die namens het programma Missionair Werk en Kerkopbouw intensief heeft meegewerkt aan dit project. Pieter, ik herinner mij dat ik enkele jaren geleden jou en je vrouw heb mogen bezoeken op jullie werkplek in Almaty/Kazachstan. Daarbij bespraken we ook de mogelijkheden om opgedane missionaire ervaringen in Nederland te kunnen benutten. Heel fijn dat dit op deze wijze gestalte heeft gekregen. Ik dank u.
22
Bijlage 6
Open brief aan fractievoorzitters van de Tweede Kamer inzake ritueel slachten dr. A.J. Plaisier
Geachte dames, geachte heren, Met deze email (officiële brief volgt) willen wij als moderamen van de Protestantse Kerk in Nederland u laten weten onaangenaam getroffen te zijn over het initiatief wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren betreffende het verbod op ritueel slachten zonder voorafgaande bedwelming. Met name de Joodse gemeenschap - maar ook de moslimgemeenschap - zou wanneer dit wetsvoorstel wordt aanvaard, hard worden getroffen. De Joodse gemeenschap woont al eeuwenlang onder ons en kennen al deze eeuwen al het gebruik van ritueel slachten. Vele malen hebben zij aangegeven dat het voor het praktiseren van hun godsdienstig leven van groot belang is. Het verbaast ons zeer dat tegen dit gebruik nu ineens zulke zwaarwegende morele bezwaren bestaan, dat een verbod dreigt. In de eerste plaats worden onze Joodse landgenoten op deze wijze in het hart van hun godsdienstig bestaan getroffen. De Joodse bronnen spreken nadrukkelijk over de verantwoordelijkheid van de mens ten opzichte van de dieren. De spreuk ‘Een rechtvaardige mens kent het leven van zijn dieren’ (Spreuken 12: 19) spreekt wat dit betreft duidelijke taal. De rechten van dieren worden in de Joodse ethiek benadrukt. Rituele slacht maakt daar geen inbreuk op. In de tweede plaats lijkt de conclusie dat niet bedwelmd slachten onnoemelijk dierenleed teweeg brengt, niet op gedegen en onweerlegbaar onderzoek gebaseerd te zijn. Van Joodse zijde zijn regelmatig grote vraagtekens bij deze conclusie gezet. Wij verwijzen o.a. naar de informatie van het Nederlands Israëlisch Kerkgenootschap te vinden op http://bit.ly/dMqqgg. In de derde plaats bevreemdt het ons dat gefocust wordt op de laatste momenten van het leven van het dier, terwijl onze maatschappij zich in veel opzichten weinig aan het vermijden van dierenleed dan wel het afbreuk doen van dierenvreugde, gelegen laat liggen. Vlees wordt nog steeds voor dumpprijzen verkocht, en vanwege de fokmethoden waartoe boeren gedwongen zijn vanwege het consumentengedrag zijn het de dieren die de echte prijs betalen. In onze morele oordelen zullen we ervoor moeten waken ‘de mug uit te ziften en de kameel door te zwelgen’. Wij willen u daarom dringend oproepen het initiatief wetsvoorstel niet te aanvaarden. Met vriendelijke groet, A.J. Plaisier Scriba van de Protestantse Kerk in Nederland
23
Bijlage 7
Artikel in het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad op 23 april 2011 dr. A.J. Plaisier
Over de HBO-theoloog Dr. Kronenburg meent dat de Protestantse Kerk door recente besluiten afscheid neemt van de wereldkerk. Zij dreigt voortaan als protestantse sekte door het leven te gaan. Zij heeft namelijk besloten dat de hbo-opgeleide kerkelijk werker ouderling wordt. Zij heeft ook besloten dat in bijzondere situaties die ouderling-kerkelijk werker ook de bevoegdheid van Woord en sacrament krijgt. Volgens de kerkorde van de Protestantse Kerk is het mogelijk voor gemeenten in bijzondere missionaire, diaconale of pastorale omstandigheden bevoegdheid te verlenen aan een daartoe aangewezen ouderling (of diaken) ambtswerkzaamheden als van een predikant te verrichten (ord. 2, 18). Dat is een wijs artikel: het heeft oog voor plaats en omstandigheid. Het is een afwijking van de regel, en wie een ‘strikte’ ambtsopvatting heeft, zal deze afwijking afwijzen. Gelukkig staat het in de kerkorde toch zo. Wij kunnen onze ogen niet sluiten voor nieuwe ontwikkelingen. We kunnen de ogen evenmin sluiten voor nood. Er zijn kleine gemeenten die zich geen academisch opgeleide predikant kunnen veroorloven. Die nood wordt serieus genomen. Daarom heeft de generale synode afgelopen week besloten in analogie met ord. 2,18 aan sommige ouderlingen-kerkelijk werkers deze bevoegdheid te geven. Op grond van duidelijke criteria. Het is eigen aan het protestantisme om oog te hebben voor plaats en tijd. Dat heeft niets te maken met slordigheid of maar wat aanrommelen. Het is een diep besef dat onze orde en ook onze ambtsorde niet samenvalt met het Koninkrijk van God. Dan zoek je de ruimte op die er in je orde en je ambtstheologie is, met het oog op het leven. En soms ga je een stap over een begrenzing heen, leef je (even of langer) onder een uitzonderingsbepaling of overgangsregel. Ter wille van je roeping om kerk te zijn in de plaats en in de tijd waarin je gesteld bent. Volgens Kronenburg is het een oecumenische, gereformeerde en katholieke doodzonde, dat de ouderling-kerkelijk werker in bijzondere omstandigheden de bevoegdheid krijgt de sacramenten te bedienen. Voor hem is ouderling slechts een hulpambt. Eigenlijk is er maar één ambtsdrager. Kronenburg weet ons te vertellen dat het volgens Calvijn de ouderling eigenlijk een burgermannetje is, nodig om tucht uit te oefenen. Daarna is het kennelijk al mis gegaan en heeft de ouderling echte ambts-waardigheid gekregen. Volgens Kronenburg is de enige echte ambtsdrager de predikant. Over de diaken heeft hij het helemaal niet.. De lutherse synodeleden krijgen nog een aparte veeg uit de pan: die hadden toch wel eens onversneden luthers mogen zijn. Wat dat laatste betreft: we hebben geen ‘lutherse synodeleden’. En: we leven in de Protestantse Kerk met de kerkorde zoals die in gezamenlijkheid is afgesproken. In de kerkorde zijn dus beide tradities ‘ingegaan’. Die kerkorde stelt dat de kerk een predikant geacht wordt een academische opleiding te hebben genoten. In een samenleving waarin de weg naar de academie niet alleen is weggelegd voor een elite, is dat een goede zaak. Wil je dominee worden? Dan ga je naar de universiteit. Punt. Zijn er geen alternatieven? Ja, er is er één: singuliere gaven. Kronenburg citeert die mogelijkheid. Hij gaat echter de fout in, om die bepaling toe te passen op de kerkelijk werker. Singuliere gaven zijn van een andere orde. Daarom is zijn voorstel om de kerkelijk werker op deze gronden predikant te maken op wankele gronden gebaseerd. Is de Protestantse Kerk nu het lelijke eendje in de oecumenische vijver? Dat valt wel mee. Die vijver is wat groter dan dr. Kronenburg ons doet geloven. We kijken niet alleen in de voor dr. Kronenburg favoriete richting van kerken die het bisschopsambt kennen. We letten bijvoorbeeld ook op een zusterkerk, de grote Evangelische Kirche im Rheinland (meer dan 2,5 miljoen leden), lidkerk ook van de Evangelische Kirche im Deutschland (EKD), die een flink aantal ambtsdragers (zogenaamde ‘Ehrenamtliche’) eveneens ambtsbevoegdheden als van een predikant hebben verleend. Tot slot: ook dr. Kronenburg spreekt over ordineren. Ik kom deze term niet tegen in de kerkorde van de Protestantse Kerk, noch in haar dienstboeken.
24
Kortom: de generale synode heeft lang over de problematiek gesproken. Nu heeft zij een knoop doorgehakt. Natuurlijk – het had anders gekund. Maar met deze oplossing heeft de Protestantse Kerk zich zeker niet los gemaakt uit de wereldkerk.
25
Bijlage 8
Toespraak bij de uitvaart van ds. Wonno Bleij op 9 mei 2011 in de Kruiskerk te Amstelveen ds. P. Verhoeff
Familie en vrienden, gemeente van Christus, Verdrietig dat wij hier vandaag bij elkaar moeten zijn. Natuurlijk het meest voor u allen, op de een of andere manier persoonlijk verbonden met ds. Wonno Bleij. Maar ook de landelijk kerk is erg getroffen van zijn overlijden. Wij zijn ontdaan dat wij een geliefd predikant en collega hebben moeten verliezen. Straks zal ik ook nog een paar van de vele functies noemen die hij bekleed heeft binnen de kerk. Maar eerst willen wij hem herinneren als een gedreven en bezield predikant. Vele jaren heeft hij zondag aan zondag gepreekt. Dag in dag uit heeft hij bezoeken gebracht, in de gemeente en in de gevangenis. Hij heeft vergaderingen geleid en catechisatie gegeven. Al dat gewone werk van een predikant, dat eigenlijk helemaal niet gewoon is, maar juist zo bijzonder. Maar als landelijke kerk zijn wij ds. Bleij ook zeer verplicht voor het werk dat hij in allerlei functies heeft gedaan. U zult mij willen vergeven dat ik niet alles op zal sommen, dat is te veel. Het meest is onze herinnering is de tijd dat hij voorzitter was, president, van de Lutherse Synode. Verder heeft hij grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de kerkorde van de Protestantse Kerk. Degenen die daarin met hem samenwerkten omschrijven hem als het theologische geweten van onze kerkorde. Hij was medeoprichter en voorzitter van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied. Hij was zeer actief betrokken bij de Lutherse Wereldfederatie, lange tijd ook als lid van het executive comitee. En niet als laatste was hij presentator van het televisieprogramma Kerkenpad, waardoor hij ook het gezicht van de kerk werd. Zo herinneren wij hem als een zeer actief en leiding gevend predikant binnen onze kerken. Wij zijn als landelijke kerk veel dank verschuldigd voor al zijn inzet. In talloze functies heeft hij de kerk gediend. Maar wij gedenken Wonno Bleij vandaag natuurlijk eerst en vooral als mens.Hij was uw man, jullie vader, en opa. Hij was een geliefd predikant en vriend van velen. Maar laten wij niet vergeten dat hij ook was: een kind van God. Vandaag moeten wij afscheid nemen van Wonno Bleij. Zijn lichaam leggen wij in de aarde. Maar wie hij was, zijn hart, zijn ziel, zijn verstand, dat leggen wij in de handen van God. In de handen van de Here die trouw blijft tot in eeuwigheid en die niet loslaat het werk dat zijn hand begon.
26
Bijlage 9
Toespraak tot de Vereniging van Kerkelijk Werkers op 13 mei 2011 ds. P. Verhoeff
28 mei vorig jaar in Nijkerk. Velen van u zullen het zich herinneren, toen mocht ik ook bij u te gast zijn. Een beetje somber waren we met z’n allen, of in ieder geval teleurgesteld. Een paar weken daarvoor had de predikant-vicaris het in de generale synode niet gehaald, en hoe moest het nu verder? Ik kon me uw teleurstelling levendig voorstellen, en de mijne was niet minder. Maar zei ik, in een poging de moed er in te houden, een slag verloren is nog niet de oorlog verloren. Vandaag mogen we op een andere manier bij elkaar zijn. Want u weet hoe het gegaan is, dit jaar april in de generale synode. De twee belangrijkste resultaten: De kerkelijk werker mag in het ambt van ouderling bevestigd gaan worden. En in bijzondere gevallen kan aan de kerkelijk werker de bevoegdheid tot het bedienen van sacramenten worden toegekend. Het eerst dat ik graag wil zeggen vanmiddag is dat dus 2 afzonderlijke besluiten zijn. In de pers, en door mensen die menen dat de Protestantse Kerk zich nu vervreemdt van de wereldkerk, zijn de twee besluiten wel eens op een hoop gegooid en zodanig door elkaar geraakt dat het lijkt of het één besluit is. Wie dat doet wekt de indruk dat er geen onderscheid meer is tussen een kerkelijk werker en een predikant. Beiden mogen hetzelfde, namelijk alles. Dat is niet waar. Vorig jaar vertelde ik u reeds dat het plan rond de predikant-vicaris maar een klein onderdeel van het totale beleid rond de kerkelijk werker was. Voor ons als moderamen stond dat voorop: wij zijn diep overtuigd en onder de indruk van het kwalitatief hoogstaande werk dat kerkelijk werkers in de kerk doen. Wij zijn blij met u en wij vinden dat u de plaats moet krijgen die u in de kerk verdient. Voor ons stond als een paal boven water dat dat een plek binnen de ambtelijke structuur van de kerk moest zijn. Dat was voor u een belangrijke wens, en wij vonden dat die gehonoreerd moest worden. Met de ouderling-kerkelijk-werker is dat nu gerealiseerd. Mogelijk zal niet iedereen van u dat een ideale oplossing vinden. Dat kan, er is ook naar meer gekeken. Maar het predikantschap moest gereserveerd worden voor hen die academisch gevormd zijn, daarover was de synode glashelder. Een vierde ambt was niet wenselijk. Daarmee kwamen ouderling en diaken – de diaken dus ook!, het zal minder voorkomen, maar het is zeker mogelijk – in beeld. Wij geloven dat dit een haalbare en verstandige keuze is. En het lijkt me ook een bijzonder moment om niet zo maar voorbij te laten gaan. De kerkelijk werker heeft een plaats gekregen binnen de ambtelijke structuur van onze kerk, ik feliciteer u daarmee. Dat nog de kwestie van de bevoegdheden om sacramenten te bedienen. Ik zei al: de synode wilde een echt helder onderscheid bewaren tussen kerkelijk werker en predikant. Tegelijk weten wij van de nood van met name kleine gemeenten. En wij weten van de praktijk dat kerkelijk werkers zich door die nood gedwongen voor een dilemma geplaatst zien. Moet ik me aan de regels houden en de gemeente laten vallen? Of moet ik de gemeente tegemoet komen en de regels aan mijn laars lappen? Wij vinden dat u niet voor een dergelijke keuze mag komen te staan. Een goed antwoord is onmogelijk. Het besluit dat de synode nu in april heeft genomen behelst dat in sommige gevallen en onder strikte voorwaarden aan een kerkelijk werker debevoegdheden om sacramenten te bedienen kan worden toegekend. De voorwaarden zijn expliciet, en ik moet erbij zeggen: die zijn ook hard. Er kan niet mee worden gesjoemeld. Zonder helemaal volledig te zijn noem ik een paar voorwaarden. - de gemeente moet geen mogelijkheden hebben om een predikant aan te stellen - ook mogelijkheden voor samenwerking van gemeenten moeten onderzocht zijn en niet haalbaar gebleken. - De aanstelling moet voor minstens twaalf uur per week zijn - De bevoegdheden worden uitgevoerd onder supervisie van een preikant - En als belangrijkste: de bevoegdheid is aan de plaats geboden. Onder de laatste voorwaarde wil ik graag nog eens streep zetten, want dit is des Pudels Kern. En hierin onderscheidt het besluit zich ook van het plan voor de predikant-vicaris. De bevoegdheden zijn
27
verbonden aan de plaats niet aan de persoon. De ouderling-kerkelijk werker mag zijn bevoegdheden dus alleen uitoefenen in de gemeente waaraan hij verbonden is en niet elders. Eindigt het dienstverband, dan eindigt ook de bevoegdheid. Nu alle piketpaaltjes geslagen zijn stel ik voor om toch maar weer terug te keren naar de vreugde. Want het is niet niets, het besluit van vorige maand. Er zal vast wel wat te wensen overblijven, en ik vermoed dat u mij daar straks ook wel deelgenoot van zult willen maken. Maar wat blijft is een historisch besluit dat de kerkelijk werker een waardige plaats binnen de kerk geeft. Een plaats die hem of haar toekomt. Wij zijn daar blij mee, ik hoop dat u – de geschiedenis en de mogelijkheden en speelruimte overziend – dat ook bent. Rest mij om u namens de synode en zeker ook namens het moderamen hartelijk te groeten. Wij zijn blij met en dankbaar voor het vele en goede werk dat u doet. En wij wensen u daarbij van harte Gods zegen toe.
28
Bijlage 10
Artikel in het Reformatorisch Dagblad van de Protestantse Kerk en Kerk in Actie op 16 mei 2011 dr. A.J. Plaisier & E.J. Hazeleger
Protestantse Kerk en Kerk in Actie: “Open stellen voor stemmen van beide kanten” Een terugkerend thema in en rond de Protestantse Kerk is de wijze waarop deze zich verhoudt tot het Israëlisch – Palestijnse conflict. Onze kerk weet zich ‘onopgeefbaar verbonden’ met het Joodse volk, een volk dat nu bestaat in een eigen land en met een eigen staat. Zij weet zich evenzeer deel van de wereldwijde kerk van Christus, waartoe zeker ook de kerken in het Midden-Oosten, en daaronder die van de Palestijnse christenen behoren. Terecht stelt het hoofdredactionele commentaar in het RD van vrijdag 13 mei dat het aan de kerkleiding is een goed evenwicht te vinden. Bij dit alles is het de hoofdtaak van de kerk initiatieven te steunen, die gericht zijn op verzoening tussen mensen, groepen en volkeren. In onze kerk bestaan diverse opvattingen hoe deze twee vormen van verbondenheid dienen te worden geleefd. Die opvattingen botsen vaak, soms hevig. Dat verbaast niet, gezien de gespannen situatie in het Midden-Oosten. Al snel vliegt deze discussie uit de bocht en worden er over en weer bittere verwijten gemaakt, soms zo bitter dat men elkaar over en weer nauwelijks meer erkent als broeders en zusters in de Heer. Als Protestantse Kerk zullen we ons open moeten blijven stellen voor stemmen van ‘beide’ kanten. Dat levert vaak genoeg spanning op. Ook al omdat de stemmen van de ene kant ons soms waarschuwen voor die van de anderen. Soms gaat de bezorgdheid zover, dat de kerk in staat van beschuldiging wordt gesteld. Zij zou heimelijk antisemitisch te zijn, of omgekeerd zich totaal niets aan te trekken van het leed van Palestijnen. De sfeer van het ‘j’accuse’ zit trouwens in het algemeen in de lucht. Grote woorden worden dan niet geschuwd. Het mes wordt op de borst gezet en het: nu kiezen of delen, klinkt. Zoals recentelijk: kiezen voor onopgeefbaar verbonden met Israël of stoppen met de samenwerking met ICCO. Of nu weer: stoppen met de steun aan Sabeel. Dan pas is het bewijs geleverd dat het eerste geen holle woorden zijn. Soms komen deze eisen uit de boezem van de kerk zelf, soms van daarbuiten. Hoe oprecht wellicht ook gemeend, en hoezeer ook de bezorgdheid om de koers van de kerk daarin zal mee klinken, dit wordt al snel manipulatie. Daar moeten we niet aan mee doen. De samenwerking met ICCO wordt gecontinueerd. De band met Sabeel wordt niet opgegeven. En al zeker niet om daarmee een bewijs van goed gedrag te leveren. Dat zou de Protestantse Kerk tot een onbetrouwbare partner maken. Soms hebben we stevige gesprekken, ook met onze partners. Die kunnen we hebben, juist omdat we ons verbonden voelen met meerdere ‘partijen’. Wij kunnen daarbij alleen maar hopen dat onze partners ons de contacten met andere partners gunnen. De Protestantse Kerk heeft haar visie (voorlopig) vastgesteld in de zogenaamde IP nota van 2008. Dat is niet een nieuwe bijbel, maar wel een basis voor beleid. Eerlijk worden daar de kaarten op tafel gelegd. Zo goed als mogelijk wordt dit vertaald in de praktijk. In dat kader past Sabeel als partner. Zij is één van de waardevolle stemmen van de Palestijnse christenen. Dat is een kritische stem richting de huidige politiek van Israël, vanuit het perspectief van hen die lijden onder de gevolgen van deze politiek. Gevolgen die er wel degelijk zijn. Waarbij opgemerkt dat Sabeel de staat Israël erkent en tegen gewelddadige acties is. Die stem laten we dus tot ons spreken, overigens zonder ook met deze stem samen te vallen. In datzelfde kader van de IP nota past ook gevoeligheid van onze kant voor latente angst aan de kant van Israël weer alleen te staan. Een angst waar we vanuit ons eigen verleden toch bepaald niet over kunnen heen hobbelen. Concreet betekent dit, dat de Protestantse Kerk de actie van een flotielje dat naar Gaza vaart niet steunt. Concreet betekent dit bijvoorbeeld ook, dat de Protestantse Kerk haar stem verheft wanneer Joden in ons land het gevoel hebben dat er voor hen geen plaats meer is. Om die reden protesteerden we tegen een eventueel verbod op ritueel slachten.
29
Het is het goed recht van iedereen om het met deze invulling oneens te zijn. Dat scherpt ons denken en doen alleen maar aan. Verdachtmakingen doen dat niet. E.J. Hazeleger (programmamanager Kerk in Actie) Dr. A.J. Plaisier (scriba van de Protestantse Kerk)
30
Bijlage 11a
Lezing bij de conferentie van het moderamen en het Centraal Joods Overleg op 16 mei 2011 te Nes Ammim, Israël dr. A.J. Plaisier
Israël, het volk, het land, de staat Theologie De kerk belijdt Gods onverbrekelijke trouw met Israël. Dat schept een verbondenheid van de kerk met Israël. Zonder Israël zal het heil niet compleet zijn. Wat met Israël is begonnen kan niet zonder Israël eindigen. Uit het Nieuwe Testament leren we dat God trouw blijft aan Israël. Dat is iets wat de heidenapostel, zelf overigens Jood, Paulus, ons heidenchristenen heeft ingepeperd. De weg die God met Israël gaat, is overigens een weg waar wij als niet-joden niet teveel over moeten zeggen. Over de aard van het heil waag ik niet veel te zeggen. Als christen geloof ik op grond van dezelfde Paulus dat dit niet los staat van de Messias, Jezus Christus. Dat we daar als heiden-christenen en joden grondig over verschillen is duidelijk. Joodse volk in het Westen Het Joodse volk is het volk dat onder ons is geweest en het daar over het algemeen niet goed heeft gehad, vaak slecht en op een aantal momenten dramatisch. Ook wij in het westen hebben ons schuldig gemaakt en zijn geen veilige haven voor Joden geweest. Het is hier niet aan de orde om diep op de oorzaken van het antisemitisme in te gaan, maar het heeft de eeuwen door helaas ook christelijke legitimatie ontvangen. De Sjoah is een drama geweest zonder parallellen. Genocide is erg, maar heeft betrekking gehad op het uitroeien van een volk in een gebied omdat dit gebied werd betwist. Het bijeendrijven van zo mogelijk alle joden ter wereld om ze uit te roeien, vanwege het enkele feit dat ze Jood zijn, kent zijn weerga niet. Dit blijft als de schroeivlek in de geschiedenis van het Westen zitten. Ontkenning van dit gegeven is de eerste stap het te herhalen. Dit nooit weer mag geen vrome wens blijven. Dit zal daarom ook in het onderwijs een blijvende plek moeten hebben. Daarbij is dit vooral een Westers, meer bepaald, Europees drama. Omdat wij als christenen deel zijn van onze Europese geschiedenis, zal onze reflectie over Israël hier diepgaand door gestempeld zijn. Wij theologiseren contextueel en dit is onze context. Voor ons betekent dit, dat wij geen voedsel mogen geven aan de latente angst van het Joodse volk weer alleen te staan en weer uitgeleverd te zijn aan een aanval op de Joodse existentie. Het volk en het land De identiteit van de volkeren op aarde staat niet los van een concreet land. Dit geldt voor elk volk. Het bijzondere van het Joodse volk is, dat het vaker buiten het eigen land heeft geleefd dan er in. Dat de relatie met het land een veel complexere is dan dat dit voor andere volkeren geldt. Toch is de verwijzing naar het land altijd gebleven. Altijd is de droom levend gebleven van dat ene land: eretz Israël: dáár, misschien niet precies af te bakenen, maar wel aan te wijzen. Feit is dat het Joodse volk de gaskamers heeft overleefd, niet is uitgeroeid, en dat dit de terugkeer naar een eigen land een bijzondere impuls heeft gegeven. Zo is er nu een joods volk, dat een eigen land heeft. Ik zie daarin een teken van Gods trouw, en duidt dit dus ‘religieus’. Israël heeft als volk niet opgehouden te bestaan én Israël mag wonen in eigen land met daarin een eigen volksexistentie. e Israëls bestaan is na de 2 Wereldoorlog concreet verbonden met de mogelijkheid te leven in het land van de vaderen: over een ander Israël spreken is een fantoom. Overigens: niet alle joden wonen in Israël. Dat laat onverlet dat het goed is te weten voor een Jood in Amsterdam dat er ook een Joods volk woont in een Joods land. Wel blijkt daaruit dat joodzijn niet samenvalt met wonen in Israël. Daarmee is voor mij niet gezegd dat met de oprichting van de staat Israël in 1948 speciale bijbelse beloften in vervulling zijn gegaan. Ik ga niet mee met een lezing van de schriften, die de terugkeer naar het land en de oprichting van de huidige staat Israël ziet als het begin van eschatologische beloften. Ik sta gereserveerd ten opzichte van een eschatologie, waarin het wezenlijk is dat Israël een gestalte is met een eigen land, een eigen koning of overheid, als een eerste fase van een heilsgeschiedenis die zal leiden tot de voleinding van alle dingen: een opvatting die in sommige
31
christelijke kringen wordt gepleegd. Ik zie met een dosis argwaan een dergelijke christelijke opvatting; ik zie dat hier soms een fanatisme mee gepaard gaat, die mij er huiverig tegenover doet staan. Ik geloof ook niet dat een dergelijke visie ‘goed’ is voor het jodendom. Ik constateer liever dat de existentie van het Joodse volk op dit moment verbonden is met het wonen in het eigen land in een eigen staatsverband, of althans, de mogelijkheid daartoe. Dit is de concrete gang die de geschiedenis heeft genomen en dit is de concrete wijze waarop het Joodse volk nu haar existentie heeft. Dit gaat echter niet buiten rechts-processen om, die tussen de volkeren gestalte heeft gekregen. Niet dat dit een onfeilbare bron is van gezag, wel dat het een relatieve instantie is, waarboven we niet iets beters hebben. Israël heeft een plaats onder de volkeren ontvangen: de terugkeer heeft een volksrechtelijke basis. Zo is zij een volk onder de volkeren. Een volk dat daarom niet volgens speciale maatstaven beoordeeld kan en mag worden. Volkerenrecht, dat is fragiel, maar wel kompas, anders komen terecht in brute machtspolitiek. De existentie van Israël als staat wordt nog steeds betwist. Dat meer dan 60 jaar na dato er nog steeds sprake is van haat jegens dit volk. Dat heeft naast andere oorzaken vooral te maken met radicale opvattingen in de moslimwereld. Wat eens huis van de Islam was, moet dat blijven of moet weer worden terugveroverd. De raketbeschietingen op Israël bewijzen wel dat dit niet slechts theorie is. Israël in een bedreigde situatie mag rekenen op steun. Zoals gezegd, de kerk mag nooit signalen afgeven die voedsel geven aan de angst van het Joodse volk weer opgejaagd te worden en weer verdreven te zullen worden, nu uit het eigen land. Onopgeefbaar verbonden betekent nu, concreet: solidair met de existentie van het joodse volk in eigen land in een eigen staatsverband. Het zou een ramp zijn van de eerste orde wanneer Israël haar land weer moest verlaten. Wij mogen op geen enkele manier de hand hebben in een dergelijke ramp. Ambivalentie Er is geen enkel volk en geen enkel land, dat verstoken is van ambivalentie. Dat geldt het Nederlandse volk. Wij hebben ons als koloniale mogendheid bezondigd aan andere volkeren. We vinden het nog steeds moeilijk dit toe te geven. Ook de staat Israël ontkomt niet aan deze ambivalentie. De oprichting van de staat Israël is niet zonder geweld en bloedvergieten gepaard gegaan. Van ‘beide’ kanten. De Arabische landen hebben daarin een prominente rol gespeeld. Maar ook Israël is moreel gezien niet ongeschonden uit de strijd gekomen, zoals trouwens vele Joodse historici zelf ook hebben aangedragen. Feit is dat er ook onrecht is gedaan aan de Palestijnen. Al in 1948. En: de verdeling van 1948 heeft helaas geen bestand gekregen. De kansen die er waren zijn verspeeld. Ook later zijn er kansen geweest die helaas steeds verspeeld zijn. Wat wel blijft is de existentie van het volk van de Palestijnen. Aan dat volk is in 1948 land toegekend, dat nu ten dele bezet is (ik begrijp dat deze term omstreden is, in ieder geval zal het door Palestijnen zo worden ervaren en het is wel internationaal aanvaard spraakgebruik). Dat kan niet de definitieve oplossing zijn. Twee zijden Stem van het lijden van het Palestijnse volk zijn voor ons de kerken in het Midden Oosten. Met hen zijn wij verbonden en naar hen hebben wij te luisteren. Zij denken en theologiseren vanuit hun context. Die context werd anderhalf jaar geleden duidelijk in het zogenaamde Kairosdocument. Daarin wordt gesproken over rechten die geschonden zijn. Luisteren naar de stem in het Kairosdocument is niet bedoeld om de zwarte piet van het conflict eenzijdig bij één van de partijen neer te leggen. We zien twee getraumatiseerde volkeren, met een geschiedenis van geweld en repressie. We zien Israël dat altijd in angst leeft nog een keer in de zee gedreven te worden. We begrijpen de behoefte aan verdedigbare grenzen en aan maatregelen die de burgerbevolking beschermen. Maar we zien ook dat het Palestijnse volk lijdt onder de bezetting. We horen een schreeuw om recht en een protest tegen onrecht. Tegen bezetting, tegen vrijheidsberoving, tegen rechteloosheid, tegen intimidatie, tegen chequepoints met vernederingen. Wij kunnen daarbij ook bezwaren hebben tegen bepaalde voorstellingen van zaken in het Kairosdocument, en hebben die ook. We kunnen ook onze contextuele verworvenheden inbrengen en brengen die ook in. Wij willen ons niet laten gijzelen, noch vanwege onze verbondenheid met het Joodse volk, zodat we onze mond maar houden als we aangesproken worden op onrecht. Noch door onze Palestijnse broeders en zusters zodat we onze mond maar houden wanneer zij ons inziens in eenzijdigheden vervallen. Dat laat onverlet dat we naar de stem van de Palestijnse christenen horen
32
en blijven horen. Wij zullen ons daarbij moeten realiseren dat we al snel vanuit een luxepositie reageren en vanuit een veilige afstand, zowel als het gaat om onze houding ten opzichte van het Joodse volk, als ten opzichte van het Palestijnse. Dat maakt een reactie al snel goedkoop. Vragen: inleiding Nu de vragen die ons door het CJO zijn voorgelegd en die bijna allemaal cirkelen rond het actuele conflict. Wij begrijpen heel goed dat deze vragen voortkomen uit zorg, uit grote zorg, en dat ze min of meer een relatie met het to be or not to be van de Joodse existentie te maken hebben. Als zodanig willen wij deze vragen dan ook horen. Waarbij wel gezegd dat we als kerk wel met politiek te maken, maar dat we geen volk, geen staat, geen politieke partij zijn en dat we zijn niet gesteld als opzichters over de volkeren en we gaan niet over de verdeling van land of goederen. We doen niet aan Realpolitik. Er is een scheiding van kerk en staat en dus ook een scheiding van kerk en staten. De kerk heeft in 1948 niets te vertellen gehad over de grenzen van Israël en bemoeit zich niet met concrete onderhandelingen, politieke compromissen of politieke deals. Er zijn er een aantal principes op grond waarvan we deelnemen in het leven dat ook politiek is. Recht en gerechtigheid is er één. Het belang van het volkerenrecht is een ander. Vanuit die achtergrond willen we de vragen serieus nemen die op ons bordje zijn gelegd. We zijn daarbij vooral geïnteresseerd in Joodse stemmen hierover, in het besef dat deze niet in alle opzichten eensluidend zijn. We begrijpen dat deze vragen voor het Joodse volk een andere urgentie hebben dan voor de kerk. Dat het Joodse volk nu bestaat als Joodse staat en dat daarom de vragen naar de volksexistentie onvermijdelijk een politieke dimensie hebben, meer en anders dan dat dit het geval is bij de kerk. Wij begrijpen ook dat de dialoog met het Jodendom om die reden politieke vragen niet uit de weg kan gaan. Dit vraagt om een balans, die we juist in deze ontmoeting hopen te vinden. Vragen Israël is een volk en wil nu als volk een eigen staat, waarin het volkse en het statelijke bijeen horen. Jood wordt gedefinieerd als afstammeling van een Joodse moeder. Wij begrijpen dat dit niet kan betekenen een land voor alleen maar Joden. Er zijn nu niet Joden en het zou absoluut inhumaan zijn deze te deporteren of als tweederangs burgers te beschouwen. Een Joodse staat: als dit betekent dat er daarmee tweederangs burgers zijn, strijdt dit tegen elementaire regels van burgerschap. Als dit ‘joodse’ een bepaling van wetgeving is – hoe dan ook verwoord - kan hier principieel geen bezwaar tegen zijn. Dat er garanties zijn om te voorkomen dat Joden een minderheid in eigen land worden, is redelijk, hoezeer in de praktijk ook moeilijk te realiseren. Zoals de verhoudingen nu liggen, en ook op grond van het oorspronkelijke verdelingsplan, lijkt de optie van twee staten, met grenzen die ontleend zijn aan die van 1948/1967 het beste. Let wel, ik zeg dit vanuit een betrekkelijke comfortpositie van de kerk in Nederland. Het is een vorm van meedenken. Twee staten, die beiden democratische rechtsstaten zijn, die elkaar respecteren en naast elkaar willen leven in vrede zien we als de meest gewenste optie. Israël kan niet blijvende de West-bank bezetten. Dat is vanuit het perspectief van het volkerenrecht, zeker als blijvende optie, illegaal en zal ook nooit tot een echte oplossing leiden. Daarbij tekenen we aan dat Israël ook niet eigenmachtig de grenzen van het oorspronkelijke verdelingsplan of van 1967 kan verleggen: hier zal onderhandeld moeten worden, maar zoals het er nu voorstaat, loopt de afscheidingsmuur voor een behoorlijk deel over grond dat bij het Palestijnse deel hoort. Eenzijdige annexatie is op grond van het volkerenrecht geen legale optie. De kwestie van de Palestijnse vluchtelingen zal uit onderhandeld moeten worden, en bezien worden of terugkeer in Israël een optie is en wat de mogelijkheden van schadeloosstellingen zijn. Er zijn over en weer deportaties geweest, die moeilijk allemaal ongedaan kunnen worden gemaakt. Er zijn ook in Europa ‘herschikkingen’ geweest van bevolkingsgroepen op grond van eerder geweld, die wel uiterst pijnlijk zijn, maar terug naar de oude situatie is ook niet zomaar een optie. De kerk erkent geen staten, maar sluit zich hierin aan bij wat op basis van het volkerenrecht is besloten. Wij spreken de hoop uit dat er een Palestijnse eenheidsregering zal komen die Gaza en de Westbank verenigd. Er zal veel wijsheid worden gevraagd van de kant van Israël om hierop te reageren. Wij zitten niet aan de onderhandelingstafel. Wij hopen dat er wederzijdse erkenning zal zijn, dat een Palestijnse staat Israël zal erkennen en met Israël om de tafel gaat zitten, waarbij wij ons over de volgorde niet uitspreken. Persoonlijk denk ik dat Israël zou moeten ingaan op serieuze onderhandelingen met een Palestijnse Staat, ook als Hamas daar onderdeel van is. Ik weet dat dit
33
een zeer gevoelig punt is, maar zie niet in hoe een impasse doorbroken kan worden zonder stappen die volgens een bepaalde logica niet gangbaar zijn. Zoals gezegd: ik zit niet aan de onderhandelingstafel en kan alleen maar hopen en bidden dat er onverwachte en soms eenzijdige stappen gezet worden die tot een verrassend resultaat leiden. De houding van de kerk ten opzichte van Israël is niet die van een bevoogdende instantie. Men zou zelfs kunnen zeggen: bemoei je er niet mee, of niet meer dan met welk ander conflict in de wereld ook. Dat kan nu eenmaal niet. We zitten er in, maar zoeken dit kerkelijk te doen. Een boycot tegen Israël hebben wij afgewezen. Dit kan alleen al niet op contextuele gronden. ‘Niet kopen bij Joden’ kan ons niet over de lippen komen. Positieve aanbeveling voor het kopen van producten van Palestijnse bodem zou wat ons betreft een betere optie zijn: help de locale economieën, zoals dat ook gebeurt als het gaat om boeren in Brazilië die een eerlijke prijs voor de koffie moeten krijgen. Een visie op Jeruzalem heeft de Protestantse Kerk niet. In principe geldt dat Oost Jeruzalem aan de toekomstige Palestijnse staat toebehoort. Ook dit zal uit onderhandeld moeten worden. Wellicht zou de oude stad, en dan bepaald die delen die voor elk van de drie religies een bijzondere betekenis hebben, een gedemilitariseerde deel moeten zijn. De housedemolitions is geen weg naar vrede maar naar verbittering en strijd en in onze ogen niet rechtvaardig. De verhouding van Joodse waarden tot die van de rechten van de mens is een bijzonder complex vraagstuk. Ik zie dat de rechten van de mens hun wortel hebben in Joods-christelijke waarden. ‘Rechten van de mens’ kan door geen enkele politiek genegeerd worden. Het is nooit een stok om te slaan, noch de Jood, noch de Palestijn, maar het is wel een kritische instantie die wordt voorgehouden aan de machthebbers. Die zouden, wanneer ze hun taak goed opvatten, ook niets anders moeten willen. Ik besef daarmee niet alle vragen uitputtend behandeld te hebben, maar hoop met deze opmerkingen daar in ieder geval een aanzet toe gegeven hebben. Ik hoop vooral dat we met elkaar een open en constructieve bespreken zullen hebben.
34
Bijlage 11b
Sloverklaring bij de conferentie van het moderamen en het Centraal Joods Overleg op 16 mei 2011 te Nes Ammim, Israël dr. A.J. Plaisier & drs. W. Koster
Ontmoeting en dialoog Van 16 tot 20 mei 2011 spraken in Nes Ammim acht leden van de Joodse gemeenschap met acht 1 vertegenwoordigers van de Protestantse Kerk naar aanleiding van spanningen die vorig jaar in de 2 relatie tussen de joodse gemeenschap en de Protestantse Kerk waren ontstaan. Nes Ammim is een plaats in Israël waar vanuit een christelijke inspiratie een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de dialoog tussen de religies in het land Israël. Er waren gesprekken met sleutelfiguren uit de dialoog en met bijzondere mensen uit Israël, zoals rabbijn Francis Nataf. Er is een bezoek gebracht aan dr. David Netzer van het Center for Humanistic Approach in het Ghetto Fighters museum en in Haifa bij maatschappelijke organisaties. Er is een bijeenkomst geweest met professor Yohanna Katanacho - één van de opstellers van het document ‘Uur van de waarheid’ en een gesprek over mensenrechten met rabbijn Marc Rosenstein. De deelnemers spraken over wat hen vanuit hun achtergrond en praktijk bezighoudt, over hun twijfels, vertrouwen en wantrouwen. Belangrijk was het gesprek over elkaars identiteit en hoe het joods en christelijk geloof, het land Israël en de Palestijnen daarin een rol spelen. De deelnemers ontdekten dat het perspectief soms verschilt en constateerden dat dit soms verschillend blijft. Behalve discussie was er begrip en echte ontmoeting. Men vond elkaar in de afkeer van het diskwalificeren van mensen vanwege hun achtergrond en putte daaruit moed om te spreken over mogelijke samenwerking. Het wederzijds vertrouwen werd versterkt met het oog op de gedeelde toekomst in Nederland. Vertrouwen Is er een basis-vertrouwen of gevoel van veiligheid om ook controversiële vragen met elkaar te kunnen bespreken? Is er een diep geloof in de goede bedoelingen van de ander ook al uit de ander zich op een manier die je niet onmiddellijk begrijpt? Omdat het idee van de conferentie geboren is in een situatie waarin de relatie onder druk stond werd de vraag gesteld hoe concreet gestalte te geven aan de onopgeefbare verbondenheid van de Protestantse Kerk met het volk Israël. Joden en christenen delen de schriften van het Eerste Testament met elkaar. Christenen vervangen de joden niet in de heilsgeschiedenis van God met de mensen. Het verbond dat God gesloten heeft met het Joodse volk is niet opgeheven; christenen uit de volkeren delen in Christus in het heil van de God van Abraham. De verbondenheid betekent dat
1
Deelnemers aan de conferentie waren: (van joodse zijde) Willem Koster, Robbert Baruch, Samuel de Leeuw, Ruben Vis, Menno ten Brink, Fred Grünfeld, Raphaël Evers, Micha van Dijk en (van de zijde van de Protestantse Kerk) Arjan Plaisier, Bert van Bokhoven, Haaije Feenstra, Evert Jan Hazeleger, Dineke Houtman, Jan-Gerd Heetderks, Marieke den Braber, Feije Duim. Het proces werd begeleid door Simon Schoon. 2
Voorgeschiedenis: Op 9 maart 2010 stond een gesprek gepland tussen het Centraal Joods Overleg en de Protestantse Kerk. Op de agenda stond de positie van de Protestantse Kerk ten aanzien van het Israëlisch- Palestijns conflict en meer in het bijzonder de houding tegenover het document ´Uur van de waarheid´, een document van december 2009 waarin Palestijnse christenen aandacht vroegen voor het lot van de Palestijnen. De Protestantse Kerk heeft dit document in ontvangst genomen en het CJO heeft een uitgebreide reactie aan de Protestantse Kerk gestuurd. Kort voor het gesprek schreef de Protestantse Kerk een open brief aan de ambassadeur van Israël waarin op zeer concrete wijze aandacht wordt gevraagd voor het lot van de Palestijnen. Het CJO reageerde geërgerd. Aangezien er nog geen reactie van Protestantse Kerk was gekomen op de reactie van CJO werd de ontmoeting op 9 maart op scherp gesteld. De Protestantse Kerk antwoordde snel en de ontmoeting op 9 maart ging door. De bespreking leverde als belangrijkste uitkomst op dat het Israëlisch-Palestijns conflict diepgaand zou worden gaan besproken, en dat het CJO een bijdrage zou geven aan de vraag hoe door de Protestantse Kerk invulling te geven aan de ‘onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’, en dat deze beide zaken gedurende een gezamenlijke reis naar Israël, in de christelijke nederzetting Nes Ammim zouden worden behandeld.
35
vervangingstheologie afgewezen wordt en dat de Protestantse Kerk zich altijd uitspreekt tegen antisemitisme. In het zelfverstaan van het Joodse volk spelen land en staat Israël een belangrijke rol. Voor het Joodse volk is het Heilige land tevens het Beloofde land. De Protestantse Kerk erkent het recht van het Joodse volk om veilig te wonen in het land Israël. De huidige staat Israël heeft een volkenrechtelijke basis, die ook door de Protestantse Kerk volledig en in dankbaarheid wordt erkend. Overal waar het voortbestaan van de staat Israel op het spel staat of ontkend wordt of waar de fundamentele veiligheid van de inwoners in het geding is, weet de Protestantse Kerk zich geroepen zich hiertegen uit te spreken en partners daarop aan te spreken. Het gevoel van onveiligheid dat joden in Nederland vaak ervaren, vertoont een parallel met de bezorgdheid omtrent de veiligheid van de staat Israel in de regio en in de wereldgemeenschap. Daarnaast weet de Protestantse Kerk zich aangesproken door Palestijnse christenen en weet zij zich geroepen van daar uit kritisch te staan tegenover het handelen van de staat Israël, daar waar het gaat om de rechten van Palestijnen. Dat laat onverlet dat daarbij soms verscheurdheid wordt ervaren. Het staan voor de rechten van de Palestijnen komt niet in mindering op nadruk op de veiligheid van de staat Israël en omgekeerd. Voor de houding, belangstelling en betrokkenheid van de Protestantse Kerk jegens de Palestijnen, en in het bijzonder de Palestijnse christenen, in christelijke verbondenheid en in diaconaal opzicht, is aan joodse zijde een beter begrip ontstaan. Van protestantse zijde wordt het gevoel van onveiligheid dat de joodse gemeenschap in Nederland ervaart -ook veroorzaakt door de opstelling van sommige Nederlanders tegenover Israël- beter begrepen. Het vertrouwen dat je -over en weer- bondgenoten van elkaar bent, ook al trek je misschien conclusies die de ander niet voor zijn rekening zou nemen, is gegroeid en moet nog verder groeien. Daarom zoeken we naar de voortzetting van het gesprek over de verbondenheid met elkaar en naar concrete handelingsperspectieven. Samenwerking Joden en christenen hebben elkaar nodig. De secularisatie en verharding van het maatschappelijk klimaat vraagt om mensen die vanuit hun geloof, idealen en compassie zoeken naar diepgang en verbondenheid. Dit is een gezamenlijke opdracht aan joden en christenen. Gezamenlijke uitdagingen, zoals het behouden van religieuze rechten voor alle geloofsgemeenschappen, willen we vaker samen oppakken. Bijzonder onderwijs, de rituele slacht, de mogelijkheid om sjabbat of zondagsrust te houden, maar ook het gezamenlijk nadenken over actuele vragen met betrekking tot Israël en de Palestijnen zijn voorbeelden van deze uitdagingen. We nemen ons voor te zoeken naar gezamenlijke deelname in projecten, die bruggen bouwen op weg naar een rechtvaardige vrede. Namens het Centraal Joods Overleg
Namens de Protestantse Kerk in Nederland
Drs. Willem Koster, Voorzitter
Dr. Arjan Plaisier, Scriba
36
Bijlage 12
Kort verslag van de International Ecumanical Peace Convocation van 17 tot en met 25 mei 2011 te Kingston, Jamaica ds. P. Verhoeff
Algemeen. De sfeer was bijzonder goed, er werd in harmonie gewerkt. De onderlinge omgang was plezierig, ook al waren er genoeg controversiële thema’s. Tegelijk roept de goede sfeer ook enige scepsis bij mij persoonlijk op. De wereld van de internationale oecumene is er een van ons kent ons. Velen lopen al jaren of zelfs decennia mee en ontmoeten telkens weer hun oude vrienden. Organisatie. Zeker wat betreft het inhoudelijke gedeelte, waarvoor de WCC verantwoordelijke was, stak het allemaal goed in elkaar. Er was aan iedereen gedacht en voor elk wat wils. Hoewel dat m.i. ook schaduwzijden had (zie onder), komt de organisatie daarvoor alle lof toe. Wat niet goed liep, was de voorbereiding thuis. Van Nan Braunschweiger ontvingen we een niet te stuiten stroom mailberichten waarbij niettemin veel onduidelijk bleef. Welke stukken moeten wanneer gedownlowd worden? Soms werd het programma wat gehandicapt door wat ik maar even de ‘Jamaicaanse slag’ noem. De aankomst en registratie en ook het vertrek waren bij vlagen chaotisch en het duurde soms lang voor mensen op hun plek waren. Verder geloof ik dat geen enkele deelnemer zijn bedoelde bijbelstudie ooit bereikt heeft. Niemand wist waar naartoe te gaan, en uiteindelijk sloot iedereen zich dan maar bij het dichtstbijzijnde clubje aan. Ruimten voor workshops werden soms zonder aankondiging gewijzigd. Internetproblemen waren er en bleven er. Gaandeweg leerde echter iedereen met de Jamaicaanse slag om te gaan, en dat hielp. Openingsdienst was inspirerend en een goed begin van de conferentie. Sprekers later op de dag waren onder andere secretaris-generaal Tveit, de premier van Jamaica, de secretarissen-generaal van de Raad van Kerken van Jamaica en van het Caraïbische gebied, en dr. Margot Käsemann (“There is no peace among nations without peace among religions”). Programma: Just Peace werd praktisch ingevuld aan de hand van vier thema’s waar de vrede gestalte moet krijgen. Donderdag: Just Peace in the Community: ‘s Morgens waren er onder andere lezingen van dr. Mushawar (Palestina), en dr. Dayum (India). Veel indruk maakte dr. Deborah Weissmann uit Israël. “Zionism isn’t the problem. I’m a zionist, Martin Buber was a zionist.” ”In Israel two traumatised people live together. Both see themselves as victims, but both are also vitimizers.” Hoogtepunt was de lezing van dr. Martin Luther King III, zoon van de leider van de Civil Rightsmovement. Hij is actief in onder andere een ‘non-violence organisation’ en sprak gloedvol. “The dream of my father rest on us. Let us make the world a brotherhood.” In de middag bezocht ik een workshop over wat de oecumene kan betekenen voor de hereniging van de twee Korea’s. Daarna nog een workshop over zelfdoding (“violence against oneself”). Vrijdag: Just Peace with the Earth. In de ochtend waren er in het plenaire gedeelte onder andere verhalen van Rev. Lusana van het eilandenrijk Tuvalu. “The sea is our mother who provides us with everything.” ”Sealevel-rise is disunity between people and creation. Please, save us from the water.” Daarna dr. Abramides. “Water is a fundamental human right.” In de middag twee workshops: ‘Christian-Muslim dialogue as a contribution for peace-building’ en een workshop van de EAPPI (Ecumanical Accompaniment Programme in Palestine and Israel). Zaterdag Just Peace in the Marketplace. ‘s Morgens een plenaire forumdiscussie met onder andere als deelnemer Roderick Hewitt (CWM): “The church itself is part of the market and it’s demonic system.” ”Is there nothing we can do? Or is there nothing we are prepared to do?”
37
In de middag een workshop over ‘Undocumented Migrants’ en een workshop ‘Diversity in Unity’ over ‘Sexual Orientation and a living example of the Ecumanical Dialogue’. Bij de laatste workshop was het mogelijk de recent in Nederland ondertekende IDAHO-verklaring in te brengen, wat zeer op prijs gesteld werd. Zondag was er een kerkdienst en in de middag een Caribbean Celebrations Day. Maandag: Just Peace among the Peoples. Omdat ik in de middag vertrok maakte ik alleen het plenaire ochtendgedeelte mee, met onder andere de voormalige premier van Noorwegen, Kjell Magne Bondevik. Over de aanval op Irak: “I said no to Bush. You have not got a UN-mandate, and you have not tried all peaceful options.” Persoonlijke evaluatie. Het is prachtig en zeer inspirerend een dergelijke conferentie mee te maken. De lezingen, workshops en ontmoetingen zijn bijzonder en tillen je even uit boven de alledaagse werkelijkheid van de krant. Zou het dan toch mogelijk zijn?, vraag je je af. ‘Vrede geef ik jullie, mijn vrede laat ik jullie’, zegt Jezus. En het lijkt waar te worden. Het laatste dat ik dan ook zou willen is Just Peace als doel ter discussie stellen. This is what Jesus would do. Toch heb ik ook wel reserves. Want alles bij elkaar, al die verpletterende minderheidsgroepen die gered moeten worden (en dan ook de aarde nog), alles bij elkaar is het wel erg ambitieus. Er moet vrede komen. En wel nu. En voor iedereen. Dat vindt namelijk de kerk. Ondertussen is het Koninkrijk nog niet aangebroken en zal wie resultaten wil halen ook wel eens keuzes moeten maken. Het is net als bij een huis dat in brand staat . Wie iedereen wil redden, redt uiteindelijk niemand. Wie de vrede werkelijk wil dienen, zal dan ook soms vuile handen moeten maken. Juist omwille van de slachtoffers kan dat niet anders. Voor zulk pragmatisme was op de conferentie weinig ruimte. Alles ademt vooral politieke correctheid. Ik ontkom echter niet aan de vraag of wat minder ambitie en een pragmatischer opstelling voor de slachtoffers niet juist meer zou opleveren. Maak keuzes en roei met realistische riemen. Maar misschien ben ik te sceptisch en wordt het als het aan mij ligt nooit eens wat met dat Koninkrijk. (G. Reve)
38
Bijlage 13
Groet op de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond op 26 mei 2011 ouderling mw. M. Lichtenbelt
Namens het moderamen van de Generale Synode wil ik u hartelijk groeten. Barend Wallet schrijft in zijn boek: “Samen op weg” over de buitengewone vergadering van zaterdag 19 december 1998 van de Gereformeerde Bond in Barneveld. In die vergadering werd gezegd dat in een gefuseerde kerk (dus de latere PKN) de trouw aan de gereformeerde belijdenisgeschriften niet gehandhaafd worden, want de Lutheranen brengen de Augsburgse Confessie mee en dat is geen gereformeerd belijdenisgeschrift. Bij de fusie bleef het bij een beleefd handdrukje tussen de Gereformeerde Bond en de Lutheranen. Ook van hervormde zijde moesten de Lutheranen het ontberen tijdens dit stadium van SoW. De hervormden waren niet gecharmeerd van de manier waarop de Lutheranen waren om gegaan met de problemen rond de naamgeving van de nieuwe kerk. Al ging het in de discussie om de naam, men proefde dat het om meer ging. Het was het ene kerkgevoel tegenover het andere. Vandaag na 13 jaar heeft het Luthers lid van het moderamen van de Generale Synode het voorrecht u te komen begroeten op de jaarvergadering. Tenslotte betekent Synode in het Grieks: samen op weg. En samen op weg zijn we gegaan sinds 2004. De Protestantse Kerk in Nederland is gebaseerd op twee geloofstradities . Liberaal, conservatief, vrijzinnig of behoudend zijn geen begrippen die geclaimd kunnen worden in naam van een Lutherse of Calvinistische geloofstraditie. Liberale standpunten zijn te vinden in zowel Lutherse als hervormde en gereformeerde hoek. Hetzelfde geldt voor behoudende ideeën. In meest uitgesproken zin laat zich dat voor de Lutheranen illustreren door de Lutheran Church Missouri Synod in de VS. Afgaande op een eerste indruk, zouden die door veel Nederlandse Lutheranen zonder twijfel bestempelen als Amerikaanse Bonders. Laat mij u vertellen dat 15 van de 18 jaar dat ik in de VS heb gewoond ik lid was van de Lutheran Church Missouri Synod. Dit is uit een recensie van het boekje: ”in de leer bij Luther: hervormd en luthers in dezelfde kerk“, geschreven onder redactie van P.J. Vergunst. Daar ik iedere week, zoals alle afgevaardigde naar de Generale Synode , “De Waarheidsvriend” bij mij door de brievenbus krijg, is het mogelijk om op de hoogte te blijven van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk. Dit is een goed initiatief en zeer gewaardeerd. Ik kan er bijvoorbeeld in lezen wanneer en waar een dominee is beroepen. Al jarenlang vormen ds. Leo Smelt en ik een “koppel” bij de geschiktheidsgesprekken met a.s. predikanten. Wij voeren in de loop van hun studie 3 intensieve en diepgaande gesprekken waarin we toetsen of wij de volmachtcompetenties van de kerk aan deze kandidaat toevertrouwen. Aan het einde hopen we “ja” te zeggen zodat de kandidaat colloquium kan doen. En dan??? Ja, dat is onbekend, totdat ik in de Waarheidsvriend lees dat iemand ergens een beroep heeft gekregen. Dat is leuk om te zien. Ik voel me dan een beetje als een trotse moeder. Ik kijk dan meteen naar de gemeente en denk dan bijvoorbeeld: Oh dat heeft die man ook graag gewild, bijvoorbeeld een kleine gemeente om te beginnen. Verder lees ik in de Waarheidsvriend natuurlijk ook met plezier de vele artikelen, goede verslagen van de Generale Synode en boekrecensies. Mijn complimenten aan de hoofdredacteur drs. Vergunst. In deze tijd van internet, smartphones, Twitter en Facebook, is het goed om even rustig met relatief korte artikelen op de hoogte te blijven van de Gereformeerde Bond. In het moderamen hebben we afgelopen dinsdag de eerste versie van de nieuwe visienota, als opvolger van “Leren leven van de verwondering“ besproken. Ik las in het jaarverslag dat ds. H.J.Lam
39
en drs. P.J. Vergunst hebben deelgenomen aan een consultatie van de verschillende modaliteiten over de inhoud van het beleidsplan. Zij pleiten voor een intensievere toerusting van de gemeenten en voor aandacht voor de lerende gemeente, omdat er in de kerk een ontstellend gebrek aan kennis is ten aanzien van Bijbel en geloof. Hannemieke Stamperius schrijft in haar boek voor kleine theologen, waar ik mezelf onder schaar, en ongelovigen het volgende over geloof: Geloof is altijd een persoonlijke zaak geweest, en sinds Luther ook theologisch zo geformuleerd. Voor Luther, die zich verzette tegen de verstarde misstanden van de toenmalige rooms katholieke kerk, moest geloof weer bij uitstek tot een manier van leven gemaakt worden en hij beschrijft het als eenheid van denken, handelen en voelen. Geloof is een keuze, een steeds opnieuw te bevestigen inzet. Voor geloven is moed nodig . Er komt voortdurend twijfel aan te pas. De psycholoog William James (1900) formuleert dit als volgt: de relatie tussen geloof en verstand is oudsher een moeilijke zaak geweest omdat vertrouwen het nu eenmaal moet stellen zonder bewijs. Geloof is altijd in beweging. Geloof is vertrouwen, overgave, hoop. Het is beter geloof en geloofsleer van elkaar te scheiden, maar het zijn correlaten van elkaar. Geloof heeft niet alleen een “waarheen” - het heeft in de godsdienstige praktijk ook altijd een “wat”. De inhoud van wat mensen geloven vinden we in hun overtuiging, en waar het gemeenschappelijke overtuiging betreft, in geloofsbelijdenis. Om een bepaalde als waardevol beschouwde geloofsinhoud te bewaren, moet er een zekere coherentie zijn in de leer. Protestanten, hun naam zegt het al, hebben traditie in het verwerpen en opnieuw interpreteren van leerstukken, vanaf Luthers Klein Cathechismus in 1529 tot op heden. De inzichten in geloofsinhoud worden vastgelegd. Het moet echter levend blijven. Het is goed dat de Gereformeerde Bond hier in deze tijd nog steeds waarde aan hecht en de diensten continueert, zoekende hoe dat het beste gaat in 2011 en verder. Het moderamen van de Generale Synode wenst u een goede jaarvergadering toe.
40
Bijlage 14
Bijdrage feestbundel voor ds. Harry van Dop, ‘Seberkas Bunga Puspa Warna’ Jakarta 2010 dr. A.J. Plaisier
Some considerations about the sermon The central place of the sermon In a protestant service, the reading of the Bible and the exposition – the sermon - takes a fundamental place. For many protestants, the sermon is the main reason for churchgoing. The ‘success’ of a service depends very much upon the quality of the sermon. Of course, a service is more than ‘hearing a sermon’. The church is a community, and the service is an encounter of brothers and sisters in the name of Christ. In this coming together Christ has promised to be present. He is the risen Lord who through his Spirit is in the mid of his believers. Members of the church come together to praise the Lord, to pray and sing, to hear the Word and to dedicate themselves to God. In this way the body of Christ is built up. So, although the sermon is only one part of the service, in the protestant tradition it is of crucial importance. God does offer his salvation through the spoken word. The gospel is the word of reconciliation, which is transmitted through human speech. It has a ‘sacramental’ function: a human phenomenon ‘speech’ becomes the transmitter of God and his salvation. Faith is through ‘hearing’. Although salvation is also transformed through the sacraments of baptism and holy communion, in the experience of many protestants these two sacraments do not have the same importance as the sermon. In this respect a protestant service is quite another phenomenon as a Roman Catholic service, in which the Eucharist is the living centre. Sermon as ‘happening’ For me, preaching is a kind of a passion. I like it very much, both preparing as well as delivering a sermon. It would be a great loss for me is I were forced to finish it. That be the case, I am never totally at ease with the sermon. Every time it is an open question if it will ‘succeed’. Succeed means, if a service, and particularly a sermon, will be a happening. May be, ‘happening’ gives a wrong impression, as if the target is ‘a kick’. Happening here means: something really relevant is happening, something which has to do with the fundamentals of human life. Happening means, salvation is happening. Delivering and hearing a sermon is an event, not just a ritual which is passed as a kind of religious duty. Salvation I take in a broad sense. A sermon enlightens, gives comfort, stimulates and reproaches, calls to conversion, can be the instrument of conversion. It has to do with the orientation of human life in the light of faith in God. Salvation means that through all this, our life will conform more to the will of God as is made clear in Jesus Christ. A sermon is delivered in the conviction that God himself is acting throughout it. I am never totally at ease with the sermon. The main reason is, because salvation is not a human act. It is God who acts in salvation, although he uses his means. So, I am called to be subservient to the act of salvation, which I cannot master, but which I can hinder, as far as I fail to be an instrument in the hand of God. Sermon and Scriptures This idea about what a sermon has to do, already gives a qualification. A sermon is a speech-act that is part of the gospel. The gospel is the good news about God in Christ. It is proclaimed in this world. Of course, it is bases on Scriptures. It has the form of an exposition of Scripture. The proclamation of the gospel takes the form of a homily. So, the work of exegesis is an important work. If possible, the preacher has to read the text in Hebrew of Greek. He has to do his best to come to terms with the meaning of the text. But a sermon is not just exposition of Scripture. During a service we are not in school. Members of the congregation are not entering church to attend a Bible-study. They attend the service to hear the Word of God which gives meaning to their lives. For certain, this word of God is, in the practice of the Christian liturgical tradition, based on Scripture. That is the fountain and the rule of faith of the proclamation. But Scripture has to be transposed in the modus of the living word to become a word of God for today.
41
May be, this has consequences for the type of sermon we deliver. A detailed exposition of a pericope of Scripture, as for instance: a sketch of the background, an overview of the context, a verse to verse exegesis, is not very helpful for the congregation to pick up the meaning of the word of God for their lives. In a good restaurant you are not given the recipe that is used in the kitchen, but the meal. All kind of technical information has to be left in the study of the minister. Of course, there has to be good exegesis, on the basis of an independent study of the text, of course the result of the exegesis does play a distinctive role in the sermon, but don’t bother your people with all kinds of technical expositions. Sermon and the gospel In a sermon, you have to make your point. Not in the sense of being simplistic, but in the sense of being simple. What is the word of God for this day. What is the message you will deliver, on the basis of the text of this day, to people who are attending the service to hear this decisive word for this day. What kind of point you want to make, it has to have a clear relation with the gospel. Christian life is gospel-based. A sermon is part of the good news. Maybe a sermon is more than only gospel in the precise sense of the word. Maybe a sermon has many sides, and contains many aspects. Maybe you can define a sermon in many ways. But if it doesn’t have a relation with the gospel, the good news of God, it is not a sermon. Too often a sermon only has a very vague relation to the gospel. The living word of God, which sets people free, is almost absent. The gospel is heard in this world, because God has entered human history to set things right, to save, to conquer evil and to make good overcome. God has entered human history and the climax of this coming of God is Jesus Christ. A sermon has to be spun on the framework of this coming of God. It has to be obedient to this coming of God. Jesus Christ is de decisive word of God in history and in human lives. This doesn’t mean that in a sermon the name of Christ has to be mentioned frequently, as a kind of fixed duty. If that is the case, Christ will be named, but in a very artificial way. So, in a sermon taken from for example the book of Genesis or Ecclesiastes the name Jesus Christ is probably not named. But even in this case, He cannot be really absent. He is present, ‘hidden under the veil’ of the Old Testament. He is present, because the message of the Old Testament has as its theme the ways of God with Israel, and from there with men, which finds its basis in Christ. What is important is, the consciousness on the part of the preacher that a sermon is telling good news. Of course, part of the good news can be a sharp reproach, a critical attitude. It can even be a reference to the judgement of God. The good news is the news of God, which means that our old life has to die, so that a new life will emerge. This is all good news. A sermon is part of this good news. Too often a sermon is a moralistic exhortation. It places the congregation under the law. There is a big difference in giving an exhortation and stimulating people to live a moral live, and being under the law. Many a sermon doesn’t kindle joy because we are under the law, whatever the content of this law may be. Let it be clear: hearing the gospel has consequences for your life. Following Jesus is not an easy job. Sermon as speech-act As I said, a sermon has a sacramental function. It is a human speech-act which can be used by God for the salvation of mankind. So, the way you use language is important. The Word was made flesh, but this event in time has to become word again, to be meaningful to us. The Word that became flesh was the creative word, so the word of the ‘Word that became flesh’ has to be a creative word as well. Not an original word, there is not a creation ex nihilo, it is fully dependant on the act of God, but this act gives the opportunity for a creative word. The word that gives life cannot be an obsolete word, a cliché-word, a word which doesn’t touch the heart and which doesn’t enkindle the imagination. In a certain sense, the preacher has the same business as the poet: ‘trying to learn to use words’(T.S. Eliot) ‘since our concern was speech’. Other than the modern poet who has stopped to refer to a reality outside the poem - the reality is ín the poem itself - the preacher has to refer to a reality outside his speech. He is not creating salvation. Nevertheless, this reality outside speech becomes a reality for the hearer through speech. Therefore, we have to learn the language that really affects the hearer. Language which has educational, but also affectionate value. Language which doesn’t give an estrangement to the hearer. Language which uses images and symbols that appeal to the imagination of the hearer. If language is the business of a preacher, what can he do to ‘try to learn words’? Maybe reading poetry, maybe reading literature. Not to borrow words in an easy way, but to kindle your own imagination, and to recover an original vocabulary.
42
Using language means variety in kind and genres. Sometimes you hear sermons that consist of statements, from beginning to end. As hearer you are burdened with all these statements, and after a time give up listening. Variation means: in a sermon there has to be ‘high-moments’, moments of stressing, approaching the ‘thus says the Lord’, but they have to be used carefully and be sparse. There is more than statements; there is even a kind of small talk or an ‘in brackets-moment’ in a sermon. There is storytelling, exposition, admonition, even a kind of whispering – if only all these rhetorical means are used honestly, in a honest attempt to say what has to be said. Sermon as dialogue A sermon is a dialogue with the hearer, in the expectation that this will somehow become a dialogue between God and the hearer. A dialogue will only be a dialogue if the hearer can recognize himself or herself in what is said. So, if my doubts, my joys, my ecstasies, my difficulties, my prejudices etc are never called for, the hearer will be disappointed and a sermon is only a kind of exposition about a religious topic. So, without coming near the lives of the people, and a proper knowledge of everyday life, there will be no dialogue. Especially you as preacher have to know in what way people live their Christian faith in today’s culture. You have to feel the wind of time, the temperature of the season, the shades of light and darkness of the age. Only then you can speak to the hearts of the people. Many sermons miss their aim because there is not an element of dialogue in it. Or there is a dialogue, but not with the people who are present. It is a dialogue with people from the past or with people from a certain subculture who are supposed to be in the church but there is not a trace of them. A dialogue in a sermon is a dialogue between the preacher and the congregation. Is it possible to involve everyone in this dialogue? I think it ís possible. Only, you have to avoid the method of ‘examples’. Of course, you can use examples, if they really shed light upon the thing to be said. But the problem with examples is, that they include and exclude. Mostly the example doesn’t just hit the mark of the concrete situation of my life. A dialogue is more like calling forth an atmosphere, a common feature of the time. It is not always mentioning what we already know, what is crystal-clear, but appealing to something that is vaguely felt or realised, but not yet defined in a clear way. It is calling things which are in the darkness to enter in the light. The dialogue is about the spiritual journey of mankind, the spiritual journey of you and your hearers. Spiritual doesn’t mean other-worldly. It has to do with the human way, from eternity to eternity, out of God’s hands into God’s hands. It is the journey in which the light of the revelation makes clear what the purpose of life is, in which the Spirit of God pushes us in the right direction. It is the journey in which we learn to love, freely and gracefully. That’s the proper dialogue of a sermon. If we are talking and dialoguing without this perspective, a sermon will be an empty hush, even is this shell is filled with all kinds of interesting things. The frame of reference of the preacher A sermon is a human endeavour which God will use for the expansion of his Kingdom. So a preacher has to prepare himself properly. He himself has to listen to the word that God wants to deliver to the congregation. He has to study hard. He has to take time and therefore he has to begin in time. Without time, words may found quickly, but everything is all too easy. Time for meditation is quality time. It is time for inspiration. Inspiration is a miracle, but you can help the miracle a little. Inspiration is the input of the Spirit in your mind. But the Spirit doesn’t favour lazy people. You have to work and to know. What do you have to know? The Scriptures, of course. We have to do our business of exegesis. Holy Scripture is an amazing book. We can never handle it as if it is something well known. It is a landscape which is both familiar and strange. It is God’s landscape, God’s country in which He walks with mankind. Studying the Scriptures has to begin with wonder, with a feeling of surprise. Not with a passive feeling. It is trying to enter in a strange world. It is looking for the door to enter. We are always coming from a distant world, and we try to enter in God’s world. Don’t pretend you are always home, but try to look for the door, or if there is no door, the window, to enter. You can use your tools. Dictionaries, commentaries, etcetera. It’s my experience that you can do too little exegesis, but you can do too much exegesis as well. A good preacher needs more than reading as many as possible commentaries. There is a movement from the text to the hearer. It is important that the words or Scripture – which are well read, with the tools you have – can fall into well prepared ground. Only then they can become fruitful. A prepared ground This well prepared ground is, among others, a holy life. May be this sounds a little bit odd, but it is an illusion to imagine that a sermon is ‘available’ without a life that is stamped by the Word of God.
43
Without experience with the word of God in the preacher’s life, there will be very limited fruitfulness. Holy doesn’t mean being a kind of extraordinary Christian. Ordinary Christians are called holy. It means, being called through the grace of God, and living by the grace of God in a life that is worth its calling. Well prepared means an experienced life. Experience with Christ, and experience with his body, the church. Experience also means not to surrender in difficult moments, in moments ‘without experience’, because you cannot be a preacher without bearing this cross as well. The well prepared ground is also a cultivated mind. Cultivated through reading widely. First of all theology. That is the proper business of a minister of the Word. If possible, you have to read widely, contemporary theology, contextual theology, but also classical theology. Beside theology also philosophy, history and literature and whatever sciences that are within the reach of the minister. It is not enough to do your job of exegesis. It is necessary to have the power of association. A word from scripture is associated with other words and concepts in your mind. You have a ‘rich’ mind. A judge must have knowledge of the article of the law that is at stake in a given case, but he mist have a view of the whole of the law and of human life, may be of philosophy and sociology as well. The case and the article of law has to be seen in a broader context, only then there is wisdom in the verdict he is going to give. The same is true for the preacher. He has to know the wider context of Scripture, and he has to read widely, to broaden his mind. The process of insight is something mysterious. You see it or you don’t see in. The process of imagination the same. But with a narrow mind, there is little chance for this insight and this imagination to happen. Because in that case words don’t ‘clash’ against words, neither do they meet other words. The interplay between words, thoughts and symbols can happen if there are players for this interplay. Of course, there is more is needed than knowledge. What is needed is practical knowledge and wisdom of life. Reading much is not a guarantee for being wise. But it is not a stumbling block either. A sermon is a strange phenomenon. You cannot compare it with anything else. It is a difficult job as well. You are never all-round. There are no degrees in this area. Although you have delivered a thousand sermons and although you are a well-known preacher, this time you are there with empty hands. God has to help you. In certain a sense you are beginning for the first time. And you pray for it to happen, once more, or for the first time. All in all, preaching is something wonderful. It is a passion. During the years in ‘the Brug’, a congregation of the Protestant Church in the Netherlands in the city of Amersfoort, it was my passion. And I was happy to preach before a qualified audience. One of them was Harry van Dop. I always was much inspired when it happened he gave a commentary to a sermon I had just delivered. He is a great biblical scholar, a theologian with a wide range of reading, and he has a fine intuition to register the trends of the time. I hope he will, as an emeritus, receive time to serve the church, as he already did in Indonesia and the Netherlands and continue to be a blessing in Gods kingdom.
44
45
46
47