Enquête naar de structuur van de ondernemingen: beschrijving en methodologische informatie Doelstelling De enquête naar de structuur van de ondernemingen (hierna ook ‘structuurenquête’ genoemd) heeft als doel om gedetailleerde, recente, complete, vergelijkbare en betrouwbare gegevens te verschaffen over de structuur van de bedrijven op Belgisch én Europees niveau. Via deze enquête wordt informatie ingezameld omtrent de structurele kenmerken van ondernemingen. Enkele onderwerpen zijn: o economische activiteit (nace rev.2 tot op vier cijfers) o aantal (aantal ondernemingen) o opbrengsten (omzet, productiewaarde, toegevoegd waarde tegen factorkosten, …) o kosten (totale aankoop van goederen en diensten, personeelskosten, …) o investeringen (bruto investeringen in materiële goederen, …) o werkgelegenheid (aantal werkzame personen, …) Deze gegevens worden voornamelijk afgeleid uit de boekhouding van de onderneming. De enquête handelt over de gegevens van het voorafgaande boekjaar. De enquête is een jaarlijks terugkerende enquête en omvat alle belangrijke economische sectoren (industrie, bouw, handel en diensten). Deze variabelen worden uitgesplitst tot op een gedetailleerd niveau naargelang de economische activiteit van de ondernemingen (nace rev. 2 classificatie). Enkele variabelen worden bovendien uitgesplitst naargelang de grootte van de onderneming of per regio (NUTS 2). Dezelfde variabelen worden ook ingezameld in andere Europese landen. De aldus ingewonnen informatie laat toe om op Europees niveau vergelijkbare, volledige en betrouwbare statistieken over de structuur van de ondernemingen op te maken. Deze statistieken zijn onmisbaar voor het uitstippelen van het economische beleid, zowel op Europees, nationaal als gewestelijk vlak. Bovendien kan een onderneming met deze statistische gegevens haar eigen positie binnen de ganse bedrijfstak beter inschatten. Voor de overheidsinstellingen die in het kader van het Instituut voor de Nationale Rekeningen met de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) geassocieerd zijn, met name de Nationale Bank van België (NBB) en het Federaal Planbureau (FPB), dient dit gegevensmateriaal als basis voor het opstellen van de nationale en regionale rekeningen en van de input-outputtabellen overeenkomstig het Europees Systeem van Rekeningen. Wettelijk kader
1
De enquête naar de structuur van de ondernemingen wordt jaarlijks gehouden in uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europese Parlement en de Raad van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken. “Deze verordening schept een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, opstellen, toezenden en evalueren van communautaire statistieken over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van ondernemingen in de Gemeenschap”, aldus artikel 1 van deze verordening. Deze verordening wordt ingedeeld in modules. De informatie verzameld via de structuurenquête dient als input voor de volgende modules. - bijlage 1: een gemeenschappelijke module (deze module geldt voor de dienstensector) - bijlage 2: een module voor de industrie - bijlage 3: een module voor de handel - bijlage 4: een module voor de bouwnijverheid - bijlage 8: een module voor de zakelijke dienstverlening Het Koninklijk Besluit van 18 juli 2008 bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de structuurenquête (de soorten vragenlijsten, de rubrieken in de vragenlijst, de timing, de manier van aangifte). De geselecteerde ondernemingen zijn verplicht deze enquête te beantwoorden. Deze ondernemingen dienen een hoofdvragenlijst en eventueel één of meerdere kaders in te vullen. De aldus ingewonnen informatie mag voor statistische en wetenschappelijke doeleinden gebruikt worden. Timing De structuurenquête is een jaarlijkse enquête. De referentieperiode is het voorafgaande kalenderjaar. Wanneer het kalenderjaar niet overeenkomt met het boekjaar van de onderneming (wegens een gebroken, verlengd of verkort boekjaar) verschaft de onderneming informatie omtrent het boekjaar dat het meest overlapt met het voorafgaande kalenderjaar. Indien het boekjaar loopt van begin juli tot eind juni dan verschaft de onderneming de informatie over het meest recente boekjaar. De enquête wordt opgestart wanneer een groot aantal bedrijven hun jaarrekeningen hebben neergelegd bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België (namelijk de maand september volgend op het referentiejaar). Op die manier kan informatie uit de jaarrekeningen vooraf ingevuld worden in de individuele vragenlijsten. Voorlopige resultaten worden bij Eurostat ingediend binnen een termijn van tien maanden na het einde van de referentieperiode. De definitieve resultaten van de enquête worden opgestuurd 18 maanden na het referentiejaar. Na deze indiening worden de cijfers door Eurostat geanalyseerd en gepubliceerd. Populatie In de verordening (EEG) nr. 696/93 betreffende statistische eenheden wordt de onderneming gedefinieerd als “een organisatorische eenheid die goederen en diensten voortbrengt en die een zekere zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft, met name ten aanzien van de bestemming van haar vlottende middelen.” Volgens deze definitie kan een onderneming in bepaalde omstandigheden bestaan uit diverse
2
juridische eenheden. In de praktijk richt de enquête zich tot op heden tot de onderneming als juridische eenheid, gekenmerkt door het KBO en/of RSZ nummer. Dit betekent dat het begrip ruim geïnterpreteerd moet worden als iedere rechtspersoon of natuurlijke persoon die goederen produceert en/of diensten levert. Het statistische ondernemingsregister (DBRIS2) is gebouwd op basis van de Kruispunt van de Ondernemingen (KBO). Deze gegevensbank bevat identificatiegegevens van natuurlijke personen, rechtspersonen en verenigingen die in België een economische activiteit uitvoeren. Ook alle vrije (advocaten, artsen,…), intellectuele (boekhouders,…) en dienstverlenende beroepen (paramedische beroepen zoals logopediste, …) worden sinds juni 2009 ingeschreven in KBO. Het statistische ondernemingsregister is een kopie van het KBO aangevuld met administratieve bestanden (BTW, RSZ, jaarrekeningen). Een onderneming behoort tot de populatie van de structuurenquête als voldaan is aan minstens één van onderstaande criteria tijdens de referentieperiode: -
er is een positief omzetcijfer bij de BTW bekend er is tewerkstelling bij RSZ of RSZPPO bekend er worden jaarrekeningen neergelegd bij de balanscentrale van de NBB voor de natuurlijke personen: als er opbrengsten zijn geregistreerd in de personenbelasting
Er zijn nog twee bijkomende beperkingen. Ondernemingen met enkel een BTW cijfer (geen tewerkstelling, vrij beroep of jaarrekening) waarvan de omzet uit BTW lager is dan 5580 euro worden niet opgenomen in de populatie. Ondernemingen waarvan het omzetcijfer niet meer bedraagt dan 5.580 EUR zijn immers niet verplicht een BTW aangifte te doen. Bovendien moeten ondernemingen in de populatie marktgericht zijn. Er wordt gebruik gemaakt van de lijst van de institutionele sectoren van de NBB om te bepalen of een onderneming marktgericht is. De enquête bestrijkt ondernemingen behorende tot de secties B t.e.m. N en P t.e.m. S van de NACE Rev.2 nomenclatuur. Deze enquête omvat dus de industrie (secties B-E), de bouwnijverheid (sectie F), de handel (sectie G), transport (sectie H), de horeca (sectie I), een gedeelte van de financiële sector (sectie K) diensten aan de bedrijven (secties J en L-N) en dienstverlening aan personen (secties P-S). Nace secties A (landbouw, bosbouw en visserij) en O (openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen) worden niet ondervraagd. De europese statistieken omvatten de zogenaamde ‘business economy’ (NACE Rev. 2 secties B tot N and afdeling 95). Deze en de overige NACE secties in de populatie worden aangewend in het kader van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. Steekproef De steekproef is een gestratificeerde steekproef (algorithme 8 van Nedyaalkova), en voor de optimale allocatie van de ondernemingen (volgens het criterium van Neyman) wordt de variabele BTW-omzet gebruikt. Om de representativiteit te
3
behouden worden de ondernemingen ingedeeld volgens een dubbel criterium: de sector van de economische activiteit (nace rev. 2 classificatie) en de bedrijfsgrootte. Deze laatste wordt afgeleid uit een gecombineerde parameter van de tewerkstelling volgens RSZ en de omzet volgens BTW. We onderscheiden 6 grootteklassen, zoals hieronder aangegeven. Elke onderneming is opgenomen in de hoogst mogelijke klasse waarvoor zij aan de criteria voldoet. Klasse Aantal werknemers 0 1 2 3 4 5
1 - 4 5 - 9 10 – 19 20 – 49 + 50
en/of
Omzet in miljoen €
en of of of of -
< 0,80 0,80 - 2,00 2,00 - 4,00 4,00 - 8,00 > 8,00 -
De totale steekproef bestaat uit een exhaustief en een steekproefgewijs gedeelte. Alle ondernemingen met meer dan 50 werknemers (klasse 5, hierboven) worden jaarlijks ondervraagd. Wanneer de ondernemingen op NACE 4-digit niveau geen 50% van de totale omzet van de sector omvatten, dan worden een aantal ondernemingen met 20-49 werknemers of een omzet van meer dan 8 miljoen euro (klasse 4) toegevoegd. Bovendien worden nieuw gecreëerde ondernemingen toegevoegd aan het exhaustieve gedeelde. Voor de overige ondernemingen (klasse 0, 1, 2, 3 en gedeeltelijk 4) gebeurt de ondervraging steekproefgewijs via een roterende steekproef. Deze ondernemingen worden onderverdeeld in drie grote groepen naargelang hun economische activiteit, namelijk 1) industrie en bouw 2) handel en horeca en 3) de dienstensector. Ondernemingen uit alle drie deze sectoren worden opgenomen in de steekproef, maar elk jaar krijgen slechts ondernemingen uit 1 van de drie sectoren een enquêteformulier opgestuurd. Voor de ondernemingen uit de ondervraagde sector is er een negatieve coördinatie met de vorige steekproef (waardoor – in zoverre mogelijk - ondernemingen worden geselecteerd die niet deelnamen in een vorige cyclus), voor de andere twee sectoren is er een positieve coördinatie met de vorige steekproef (exact dezelfde ondernemingen opnieuw selecteren in steekproef). Voor de niet-ondervraagde ondernemingen worden schattingen gemaakt op basis van hun voorgaande aangifte en een vergelijking (ratio) tussen hun historische en nieuwe administratieve bronnen. Dit systeem biedt enkele belangrijke voordelen. Enkel de grote ondernemingen worden elk jaar ondervraagd. Voor de kleinere ondernemingen (klasse 0-3 en een gedeelte van klasse 4) wordt de enquêtelast drastisch beperkt: door het rotatiesysteem kunnen deze ondernemingen slechts 1 keer om de drie jaar een enquêteformulier krijgen, en bovendien wordt na deze periode van drie jaar getracht om via een systeem van negatieve coördinatie zoveel mogelijk niet voordien ondervraagde ondernemingen te selecteren (omwille van een groter aantal ondernemingen zal dit voor sommige sectoren (handel en horeca) beter lukken dan voor andere (zoals industrie)).
4
Ondernemingen die niet hebben geantwoord op deze verplichte enquête krijgen een boete en moeten het daarop volgende jaar opnieuw de enquêteformulieren invullen. Schattingen en behandeling van non-response Door middel van poststratificatie wordt het totaal in elk stratum berekend (waarbij de gewichten per stratum gelijk zijn aan het aantal ondernemingen in populatie gedeeld door het aantal ondernemingen in de steekproef). De structuurenquête is een verplichte enquête (zie K.B. van 18 juli 2008) wegens enerzijds het belang van deze enquête en anderzijds de noodzaak van een goede response voor het verkrijgen van betrouwbare resultaten. Ondernemingen die aanvankelijk niet antwoorden krijgen één (of indien nodig twee) herinneringsbrie(f)(ven) toegestuurd. Ondernemingen die hieraan geen gevolg geven krijgen een administratieve boete. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de nonresponse relatief laag blijft. Voor de bedrijven die niet antwoorden op de enquête, maar die wel een jaarrekening neerleggen bij de NBB worden hun variabelen geschat door middel van een proxy (indien de administratieve variabele is een goede schatter van de variabele), een ratio (gebaseerd op de ratio van een onderneming in hetzelfde stratum) of een logistische regressie gecombineerd met een lineaire regressie (voor investeringsvariabelen). De overige non-respondenten worden ingedeeld in verschillende status categorieën, afhankelijk van de reden voor de non-response (fusie of stopzetting van de onderneming na of tijdens het referentiejaar, onderneming behoort niet tot de doelpopulatie, weigering om te antwoorden, ...). Deze statuscategorieën worden gebruikt om de oorspronkelijk berekende gewichten (zie boven) aan te passen per stratum. De gewichten van ondernemingen die wel geantwoord hebben worden hierbij verhoogd waardoor de onwillige ondernemingen vertegenwoordigd worden door ondernemingen die wel geantwoord hebben. Hierbij gaan we ervan uit dan de non-response niet samenhangt met de onderzoeksvariabelen. Administratieve vereenvoudiging Sinds het enquêtejaar 2008 is een nieuwe fase van ‘administratieve vereenvoudiging’ doorgevoerd. Hiervoor worden meerdere pistes bewandeld: - Een vermindering van het aantal te ondervragen ondernemingen en van de enquêtelast voor kleinere bedrijven. Deze beperkingen worden opgevangen door een steekproef met een rotatiesysteem en het gebruik van imputatietechnieken waardoor dit niet gepaard gaat met een kwaliteitsverlies. - Bepaalde enquêterubrieken afkomstig uit de jaarrekeningen worden vooraf ingevuld in de vragenlijst. Voor deze rubrieken is een verdere opsplitsing noodzakelijk. - Door het maximaal gebruiken van administratieve databestanden wordt aan bedrijven geen twee keer dezelfde informatie gevraagd. Gekende rubrieken uit de jaarrekeningen worden vooraf in gevuld in de vragenlijst. RSZ bestanden worden gebruikt om loon en tewerkstellingsvariabelen te
5
-
berekenen. Bovendien worden BTW bestanden gebruikt om schattingen te doen voor geselecteerde ondernemingen die niet ondervraagd worden (zowel voor non-respondenten als ondernemingen opgenomen in het rotatiesysteem). Het gebruik van een websurvey gebaseerd op XBRL-technologie. De enquêtedocumenten kunnen via internet ingevuld en doorgestuurd worden. Bovendien bestaat de mogelijkheid om een upload te doen vanuit een boekhoudkundig pakket waardoor de enquêtewaarden niet manueel moeten worden ingegeven.
Dataverzamelingsmethode en soorten enquêtedocumenten De ondernemingen ontvangen een brief met hun unieke userid en paswoord waarmee ze kunnen inloggen via het platform edatenq (https://edatenq.economie.fgov.be/edatenq/index.html?lang=NL). Eens aangelogd verschijnt een overzicht van de enquêteformulieren die de onderneming dient in te vullen. Vooraf bekende informatie (contactgegevens van de onderneming, bepaalde rubrieken uit de jaarrekening van de onderneming) zijn reeds ingevuld in de vragenlijst. De onderneming kan nu de vragenlijst ofwel manueel aanvullen ofwel een upload doen vanuit zijn boekhoudkundig pakket. Eens de relevante rubrieken ingevuld/geupload zijn dient de onderneming het document te valideren. Vooraleer het document definitief gevalideerd en verzonden wordt, worden de ingevulde gegevens gecontroleerd op hun interne consistentie. Het type hoofddocument dat de ondernemingen ontvangen is afhankelijk van hun statuut en boekhoudverplichtingen. - Bedrijven die een volledige boekhouding volgen en jaarrekeningen neerleggen bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België krijgen de bijkomende statistische vragenlijst bij de jaarrekeningen (volledig of verkort schema). - De verenigingen maken gebruik van de specifiek voor hen ontworpen vragenlijst voor verenigingen. - De vereenvoudigde vragenlijst wordt opgestuurd naar zelfstandigen en bedrijven die een vereenvoudigde boekhouding bijhouden (en geen jaarrekeningen indien bij de Nationale Bank). - De gedetailleerde vragenlijst is bestemd voor de ondernemingen die een volledige boekhouding voeren maar niet verplicht zijn om bij de Nationale Bank een jaarrekening neer te leggen. Bovenop een hoofdvragenlijst kan een onderneming één of meerdere kaders ontvangen (de meeste kaders zijn vijfjaarlijks) - Kader OCD – Bijlage over de omzet in bepaalde dienstensectoren - Kader IE – Jaarlijkse bijlage over de verdeling van de materiële investeringen i.v.m. milieuhinder - Kader CE – Vijfjaarlijkse bijlage over de verdeling van de lopende uitgaven voor milieubescherming - Kader OC – Vijfjaarlijkse bijlage over de omzet - Kader AI – Vijfjaarlijkse bijlage over de aankopen - Kader AS - Vijfjaarlijkse bijlage over de aankopen
6
-
Kader IM – Vijfjaarlijkse bijlage over de verdeling van de investeringen in materiële vaste activa (installaties, machines, rollend materieel…) Kader ULH – Vijfjaarlijkse bijlage over de vestigingen (lokale eenheden) van de onderneming
De inlichtingen in het kader OCD moeten jaarlijks verstrekt worden door de ondernemingen die de activiteiten uitoefenen, beschreven in de afdelingen 62 en 78 en de groepen 58.2, 63.1 en 73.1 van de NACE Rev. 2. Dezelfde inlichtingen moeten tweejaarlijks verstrekt worden door de ondernemingen die de activiteiten uitoefenen, beschreven in de groepen 69.1, 69.2, 70.2, 71.1, 71.2 en 73.2 van de NACE Rev. 2. De inlichtingen in de kaders IE (jaarlijks) en CE (vijfjaarlijks) moeten worden verstrekt door de ondernemingen die een volledige boekhouding voeren en die activiteiten uitoefenen beschreven binnen de secties B tot en met E van de NACE Rev. 2. De inlichtingen in de kaders OC, AI, AS en IM moeten vijfjaarlijks verstrekt worden door de ondernemingen die een volledige boekhouding voeren. Het kader ULH wordt vijfjaarlijks verstuurd naar de ondernemingen die de activiteiten uitoefenen, beschreven binnen de sectie G van de NACE Rev. 2. Verwerking van de gegevens: de variabelen en de reeksen De wetgeving i.v.m. boekhoudkundige rechtsregels en praktijken vertoont verschillen tussen de lidstaten van de EU. Om geharmoniseerde en van lidstaat tot lidstaat vergelijkbare gegevens te kunnen produceren, worden de bij de ondernemingen ingezamelde gegevens nadien omgerekend. De definities van variabelen zijn opgenomen in Verordening Nr. 250/2009 van 11 maart 2009. Bovendien wordt ook het verband met andere variabelen en met bedrijfsrekeningen vermeld. Een aantal variabelen wordt gegroepeerd in een zogenaamde ‘reeks’. De groepering gebeurt functioneel naargelang de sector en het niveau van de uitsplitsing (naar activiteit, grootteklasse, regio). Dit staat beschreven in Verordening Nr. 251/2009 van de COMMISSIE van 11 maart 2009. In bijlage 1 tot 4 en bijlage 8 van deze verordening worden de reeksen beschreven die in het kader van de structuurenquête worden geproduceerd. - Bijlage 1: reeksen voor de dienstensector - Bijlage 2 : reeksen voor de industrie, - Bijlage 3 : reeksen voor de handel, - Bijlage 4 : reeksen voor de bouwnijverheid, - Bijlage 8 : reeksen voor de zakelijke dienstverlening. In deze bijlagen vind je verlopige, jaarlijkse en meerjaarlijkse reeksen. Het grootste deel van de gevraagde informatie heeft betrekking op de jaarlijkse statistieken. De verlopige resultaten betreft een raming voor enkele sleutelvariabelen van de jaarlijkse ondernemingsstatistieken. Gegevens waarvan het opzoeken voor de ondernemingen een grotere administratieve last betekent of waarvoor geen jaarlijkse update noodzakelijk is, worden ingewonnen in meerjaarlijkse statistieken. Vertrouwelijkheid van de gegevens
7
Vertrouwelijke gegevens worden door ADSEI beschermd tegen verspreiding. Individuele gegevens afkomstig uit de structuurenquête worden niet publiekelijk vrijgegeven. Enkel de nationale Bank van België en het Federaal Planbureau hebben toegang tot de microdata voor hun werkzaamheden onder de koepel van het Instituut van de Nationale Rekeningen (INR). Omwille van het grote detail in nace-dimensies, grootteklasse of regionale uitsplitsingen kunnen ook berekende aggregaten herberekening van individuele variabelen toelaten (wanneer in een bepaald stratum een beperkt aantal ondernemingen voorkomt, of wanneer één grote onderneming een stratum domineert). Daarom bepalen nationale vertrouwelijkheidregels welke geaggregeerde gegevens primair vertrouwelijk zijn. Secundaire vertrouwelijkheid wordt nadien toegepast om te verzekeren dat primaire vertrouwelijke cellen niet kunnen herberekend worden op basis van wel gepubliceerde cellen. De regels m.b.t. de statistische geheimhouding gelden zowel voor administratieve gegevens als enquêtes. De statistische geheimhouding waarborgt zowel natuurlijke personen als ondernemingen. Ondernemingen moeten immers de zekerheid hebben dat de door hen verschafte informatie niet in de handen van de concurrenten zal belanden. De bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd door de Belgische statistiekwet van 22 maart 2006. Op Europees niveau is de statistische geheimhouding is het onderwerp van art. 2 en van hoofdstuk V van verordening nr. 223/2009 van de Raad van 11 maart 2009.
8
Documentatie en bronnen: Wetgeving structurele ondernemingsstatistieken VERORDENING (EG) Nr. 295/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:097:0013:0059:NL:PDF VERORDENING (EG) Nr. 250/2009 VAN DE COMMISSIE van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat de definities van kenmerken, het technische formaat voor de indiening van gegevens, de vereisten inzake dubbele verslaglegging volgens NACE Rev. 1.1 en NACE Rev. 2 en de afwijkingen voor de structurele bedrijfsstatistieken betreft http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:086:0001:0169:NL:PDF VERORDENING (EG) Nr. 251/2009 VAN DE COMMISSIE van 11 maart 2009 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken en de aanpassingen die nodig zijn na de herziening van de statistische classificatie van producten, gekoppeld aan de economische activiteiten (CPA) http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:086:0170:0228:NL:PDF VERORDENING (EU) Nr. 275/2010 VAN DE COMMISSIE van 30 maart 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat de criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van structurele bedrijfsstatistieken betreft http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2010:086:0001:0006:NL:PDF Varia VERORDENING (EEG) Nr. 696/93 VAN DE RAAD van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het produktiestelsel in de Gemeenschap (Geconsolideerd document) http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1993R0696:20081211:NL:P DF VERORDENING (EG) Nr. 1893/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2006:393:0001:0039:NL:PDF
9
VERORDENING (EG) Nr. 223/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:087:0164:0173:NL:PDF
10