Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Hageland natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
verordenend grafisch plan
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Verordenend grafisch plan
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Hageland natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
toelichtingsnota tekst
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
1 Inhoudsopgave 1
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................................4
2
Inleiding ....................................................................................................................................................................5
3
Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan...............................................................................6
4
Toelichting bij het plan...........................................................................................................................................7 4.1 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan........................................................................................................7 4.1.1
De bindende bepalingen...........................................................................................................................7
4.1.2
Het richtinggevend gedeelte ....................................................................................................................7
4.1.3
Het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur ...................8
4.1.4
Het afbakeningsproces in de regio Hageland .......................................................................................8
4.1.5
Het afbakeningsproces voor het regionaalstedelijk gebied Leuven ..................................................9
4.2 Relatie met gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen ....................................................9 4.2.1
Provinciaal ruimtelijk structuurplan provincie Vlaams-Brabant........................................................9
4.2.2
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Bierbeek...................................................................................9
4.2.3
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Leuven ...................................................................................10
4.2.4
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Oud-Heverlee.......................................................................10
4.3 Gebiedsspecifieke verantwoording van de gebieden in het ruimtelijk uitvoeringsplan ........................10 4.3.1
Positionering van het gebied ten opzichte van de ruimtelijke elementen van de bestaande structuur regio Hageland .......................................................................................................................10
4.3.2
Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven ..............................................................13
4.3.3
Ruimtelijke structuurvisie Meerdaalwoud en Heverleebos...............................................................17
4.3.4
Verantwoording voor opname van de gebieden in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan .18
4.4 Bestaande feitelijke en juridische toestand ...................................................................................................22 4.4.1
Bestaande feitelijke toestand..................................................................................................................22
4.4.2
Bestaande juridische toestand ...............................................................................................................22
4.5 Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden.....23 4.6 Onderzoek tot milieueffectrapportage..........................................................................................................26 4.7 Veiligheidsrapportage.......................................................................................................................................34 4.8 Watertoets..........................................................................................................................................................34 4.9 Ruimtebalans .....................................................................................................................................................35 4.10 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften en op te heffen voorschriften .......37
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst)
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
2 Inleiding Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat (Art. 2.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening): -
een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;
-
de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer, en, desgevallend de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
-
een weergave van de feitelijke en juridische toestand;
-
de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;
-
in voorkomend geval, een zo limitatief mogelijke opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden;
-
in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van (a) het planmilieueffectenrapport, (b) de passende beoordeling, (c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, (d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten;
-
in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;
-
in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een gebruikerschadecompensatie vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.
Het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De registers met betrekking tot planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschadecompensatie hebben slechts een informatief karakter.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst)
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
3 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan De doelstelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan is uitvoering gegeven aan de richtinggevende en bindende bepalingen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) inzake de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur zoals nader uitgewerkt in de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos in de regio Hageland. Het plan zal de daarvoor noodzakelijk bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften vastleggen op perceelsniveau. Voor een cartografische weergave van het plangebied wordt verwezen naar het grafisch plan en de toelichtende kaarten die als bijlage bij deze toelichtingsnota werden gevoegd.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst)
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
4 Toelichting bij het plan
4.1 4.1.1
Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen De bindende bepalingen Het Vlaams Gewest bakent de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur als volgt af in gewestplannen of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen:
4.1.2
-
75.000 tot 100.000 ha grote eenheden natuur (in overdruk) en 25.000 tot 50.000 ha grote eenheden natuur in ontwikkeling (in overdruk). Daarvoor is een toename van 38.000 ha natuur- en reservaatgebied (t.o.v. 1994) tot een totaal van 150.000 ha natuur- en reservaatgebied nodig.
-
750.000 ha agrarisch gebied, ruimtelijk bestemd voor de beroepslandbouw.
-
10.000 ha bijkomend bosgebied of bosuitbreidingsgebied, tot een totaal van 53.000 ha bosgebied.
-
150.000 ha natuurverwevingsgebied (in overdruk).
Het richtinggevend gedeelte Ruimtelijke visie op de ontwikkeling van Vlaanderen: “Vlaanderen open en stedelijk”
Met de metafoor ‘Vlaanderen, open en stedelijk’ wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een optimaler gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Daarom wordt de ruimtelijk structurerende werking van het fysisch systeem als principe vooropgesteld. Het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur (inclusief de bosstructuur), de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap. Ruimtelijk structurerend betekent dat de huidige, intrinsieke kenmerken van het bestaand fysisch systeem het richtinggevend kader zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de structuurbepalende functies natuur, bos, landbouw en wonen en werken op het niveau van het buitengebied. In Vlaanderen wordt de ruimtelijke structuur van het buitengebied vandaag bepaald door het samenhangend geheel (netwerk) van rivier- en beekvalleien, grote en aaneengesloten natuur- en boscomplexen, belangrijke landbouwgebieden, de nederzettingsstructuur, het landschap en de infrastructuur, … Inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen
Elk van de drie voor het buitengebied structuurbepalende functies – landbouw, natuur en bos – kan slechts op een duurzame wijze functioneren indien de gebieden die aan deze functie worden toegewezen, ingebed zijn in een goed gestructureerd geheel. Daarom wordt het buitengebiedbeleid gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. De natuurlijke en de agrarische structuur kunnen elkaar in bepaalde gebieden (natuurverwevingsgebieden) overlappen. Het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur in ruimtelijke uitvoeringsplannen moet daarom gelijktijdig en op gelijkwaardige basis gebeuren. De natuurlijke structuur kan in bepaalde gebieden ook overlappen met andere functies (recreatie, overige functies, …). ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 7
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
4.1.3
Het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur De Vlaamse Regering besliste op 7 december 2001 de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen uit te voeren in twee fasen. In een ‘eerste fase’ stelde de Vlaamse Regering op basis van procedure in het decreet Natuurbehoud een afbakeningsplan voor de 86.500 ha grote eenheden natuur en grote eenheden natuur in ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) definitief vast op 18 juli 2003. Parallel werden in deze fase via een reeks gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen ca. 2000 ha bestemmingswijzigingen naar natuurgebied doorgevoerd voor een aantal onderdelen van het VEN. Op 17 oktober 2003 legde de Vlaamse Regering de werkwijze voor de ‘tweede fase’ van het afbakeningsproces vast. In deze tweede fase wordt in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen een geïntegreerde en gebiedsgerichte ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos opgesteld. In de periode 2004-2009 werden daarvoor overlegprocessen gevoerd in 13 buitengebiedregio’s. Het resultaat van deze overlegprocessen is een ruimtelijke visie die de krachtlijnen vastlegt voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in een bepaald gebied én een uitvoeringsprogramma waarin een fasering en de beleidsmatige prioriteiten voor de opmaak van concrete afbakeningsplannen wordt vastgelegd. Op 3 juni 2005 besliste de Vlaamse Regering over een methodiek voor het herbevestigen van samenhangende agrarische gebieden. Voor deze gebieden kan een formele beleidsbeslissing op het niveau van de Vlaamse Regering genomen worden waarin het planningsproces voor landbouw, natuur en bos afgerond wordt én gesteld wordt dat er geen initiatieven op gewestelijk niveau voor bijkomende natuur- of bosgebieden binnen deze agrarische gebieden genomen worden. Het bestaande gewestplan wordt voor deze gebieden op dit moment beschouwd als een voldoende juridisch-planologische vertaling van de gewenste agrarische structuur. De bestaande regelgeving binnen deze gebieden blijft ongewijzigd. Nieuwe planningsinitiatieven binnen deze gebieden zullen expliciet getoetst moeten aan hun impact op de agrarische structuur. Het beleid dat de Vlaamse overheid binnen deze gebieden wenst te voeren is nader omschreven in een omzendbrief RO/2010/01 van 7 mei 2010. Ook op 7 mei 2010 besliste de Vlaamse Regering over de verdere uitvoering van de tweede fase van het afbakeningsproces met een ‘plan van aanpak voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen’. Deze beslissing omvat een ‘gebiedsgericht programma 2010’ met een lijst van tien prioritair op te starten acties voor het jaar 2010. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Heverleebos en Meerdaalwoud’ werd hierin opgenomen.
4.1.4 Het afbakeningsproces in de regio Hageland Voor de buitengebiedregio Hageland werd het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur opgestart in februari 2005. In een verkenningsfase werd via een consultatie van de betrokken gemeenten, provincies en voornaamste belangengroepen gepeild naar inzichten op de gewenste natuurlijke en agrarische structuur. Samen met de inzichten vanuit de Vlaamse administratie en binnen het kader van de richtinggevende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd op basis hiervan een eerste aanzet tot gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt in een verkenningsnota (juni 2005). Deze verkenningsnota werd voor formeel advies voorgelegd aan de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen. Op basis van de reacties van gemeente, provincies, belangengroepen en andere Vlaamse administraties (natuurlijke rijkdommen, toerisme, openbare werken,…) op de verkenningsnota werd een programma voor uitvoering en onderzoek opgesteld. In december 2005 werd dit programma toegelicht en overgemaakte aan alle betrokken actoren. Op basis van de adviezen uitgebracht over de verkenningsnota en op de overlegsessies werd een eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en een uitvoeringsprogramma opgemaakt. Deze ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 8
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
documenten werden voor advies voorgelegd aan de betrokken actoren (juni 2006 ). De Vlaamse Regering nam op 19 juli 2007 akte van het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en de adviezen van de gemeenten, provincies en belangengroepen hierover en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 37.100 ha agrarisch gebied en een operationeel uitvoeringsprogramma goed. 4.1.5
Het afbakeningsproces voor het regionaalstedelijk gebied Leuven De Vlaamse Regering bereidt de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Leuven voor. Voorafgaand aan het ruimtelijk uitvoeringsplan wordt een milieueffectrapport (plan-MER) opgemaakt. Een eerste stap hierbij is het bepalen van de te onderzoeken alternatieven en milieueffecten. Dit gebeurt in een ‘nota voor publieke consultatie’. Deze nota lag van 25 mei 2010 tot en met 23 juni 2010 ter inzage. Op basis van de resultaten van de nota en de inspraakronde heeft de dienst MER van de Vlaamse overheid op 13 oktober 2010 de richtlijnen opgesteld voor het plan-MER. Vanaf dat moment kan gestart worden met het effectieve milieueffectonderzoek, dat zal resulteren in een rapport (plan-MER). Eens de resultaten van het plan-MER gekend zijn, zal het departement RWO starten met de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Leuven.
4.2
Relatie met gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen
4.2.1 Provinciaal ruimtelijk structuurplan provincie Vlaams-Brabant Het provinciaal ruimtelijk structuurplan beoogt zowel de bestaande bosentiteiten uit te breiden en te versterken, als nieuwe clusters te vormen die dienen als stapsteen naar andere bos(rijke) gebieden. De uit te bouwen bosclusters worden gerealiseerd door bosuitbreidingen die de bestaande boskernen versterken en door het verbinden van nieuwe boskernen. De vooropgestelde bosontwikkeling beperkt zich niet tot de aanplanting van geheel nieuwe bosentiteiten, maar beoogt eveneens bosranden en –overgangen te creëren en de internen bosstructuur te verbeteren. De verbinding tussen Heverleebos en Meerdaalwoud wordt in het structuurplan opgenomen als ‘natuuverbindingsgebied’. De verbinding tussen Heverleebos en Dijlevallei met groene vinger van de Parkbeek-Molenbeek wordt in het structuurplan geselecteerd als ‘ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang’. In het structuurplan wordt gesteld dat in de open landbouwgebieden het agrarisch grondgebruik wordt bestendigd en de open ruimte wordt behouden om de agrarische structuur te vrijwaren en te versterken. De aaneengesloten landbouwgebieden ten zuidoosten van Leuven worden geselecteerd als ‘gebied gereserveerd voor productielandbouw’. De kleine landschapselementen die een ecologisch weefsel vormen en natuurverbindingen onderhouden, dienen gevrijwaard te worden. De openbare wegen N251, Maurits Noëstraat en Waversebaan maken deel uit van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. De N25 wordt in het provinciaal ruimtelijk structuurplan geselecteerd als ‘secundaire weg type I’. 4.2.2
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Bierbeek In opmaak.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 9
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
4.2.3
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Leuven In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan worden Heverleebos en Meerdaalwoud opgenomen als één groot boscomplex waarvoor een coherent beleid uitgewerkt moet worden. Het Heverleebos wordt geselecteerd als gebied waar de natuurwaarde primeert op de gebruikswaarde. De versterking van de bosranden door het tegengaan van verdere bebouwing, de aanleg van een groencorridor tussen Heverleebos en Meerdaalwoud en tussen Heverleebos en de Dijlevallei, een verbeterde toegankelijkheid van het Heverleebos, het terugdringen van de impact van de E40 en het verbeteren van de oversteekbaarheid van de Naamsesteenweg zijn mogelijk strategische acties die in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werden ingeschreven. Het kloosterpark Salvatorianen en het kloosterpark De Jacht zijn in het ruimtelijk structuurplan Leuven geselecteerd als ‘gebieden voor open ruimte met geïntegreerde bebouwing’. In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt aangegeven dat de impact en haalbaarheid van een omleidingsweg ten zuiden van Heverlee onderzocht moet worden. Hiervoor zullen verschillende tracés in een onderzoek tegen elkaar afgewogen worden. Drie opties die in het structuurplan worden aangegeven zijn een nieuwe weg ten zuiden van de campus Heilig Hart, de verbreding van de Bierbeekpleindreef en een nieuwe weg ten zuiden van de E40.
4.2.4
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Oud-Heverlee In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan worden het Heverleebos en het Meerdaalwoud opgenomen als hoofdcomponenten van het fysisch systeem. De gemeente erkent het belang van een samenhangend netwerk van natuur- en bosgebieden in Oud-Heverlee, onder meer als toeristisch-recreatieve troef. De verbinding die nodig is tussen de verschillende structuren wordt door de gemeente ondersteund en waar mogelijk versterkt met de passende maatregelen. Bestaande openruimtegebieden (ook agrarische gebieden) worden gevrijwaard als buffer. Voor het verbindingsgebied Heverleebos-Meerdaalwoud wordt aangegeven dat er een openruimtebeleid wordt gevoerd, waarbij de nadruk ligt op het bovengemeentelijk karakter met een voornamelijk natuurlijke en landschappelijke insteek. De agrarische en enkele recreatieve functies worden afgewogen tegen de draagkracht van de omliggende openruimte. Het ruimtelijk beleid voor de deelstructuren Vaalbeek, Sint-Joris-Weert en Oud-Heverlee is gericht op het behoud van de openheid en de boscomplexen en het weren van bebouwing. Ten aanzien van zonevreemde infrastructuur stelt het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan dat ontwikkelingsperspectieven afhankelijk zijn van de verweefbaarheid van de activiteit op een bepaalde plaats.
4.3
4.3.1
Gebiedsspecifieke verantwoording van de gebieden in het ruimtelijk uitvoeringsplan Positionering van het gebied ten opzichte van de ruimtelijke elementen van de bestaande structuur regio Hageland Het plangebied Heverleebos en Meerdaalwoud ligt in het Hageland. De relevante ruimtelijke elementen van het waternetwerk, de bestaande natuurlijke en agrarische structuur, de lijninfrastructuur en de recreatieve infrastructuur zijn hieronder weergegeven. Voor een weergave van het plangebied op topografische kaart wordt verwezen naar de toelichtende kaarten die als bijlage bij deze toelichtingsnota werden gevoegd. Fysisch systeem
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 10
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Het Heverleebos - Meerdaalwoud ligt op het golvende Brabants plateau dat licht afhelt naar het noordwesten. Het is gelegen op de overgang tussen de zandleem- en de zandstreek. De bodem onder het Meerdaalwoud wordt gevormd door een dik leempakket (zie figuur 1). Dit leempakket is grotendeels geërodeerd ter hoogte van het Heverleebos, waardoor op de meeste plaatsen in Heverleebos de arme zandgrond aan de oppervlakte komt. Valleien van beken en rivieren begrenzen het plateau zowel in het noorden, het zuiden als in het westen. De diep ingesneden vallei van de Boven-Dijle in het westen is hierbij de meest markante. De Vaalbeek en de Nethen wateren af naar de Dijle. Er komen talrijke bronnetjes voor. Gezien het reliëf en de fysische structuur van het gebied is het risico op overstroming zeer miniem (zie figuur 2). Het microreliëf van het bos wordt gekenmerkt door droge dalen, komvormige laagte, ravijnen en holle wegen.
Figuur 1: Bodemkaart (www.agiv.be/gis)
Figuur 2: Overstromingskaart (www.agiv.be/gis)
Elementen van de natuurlijke structuur
Het Heverleebos en het Meerdaalwoud zijn grote, aaneengesloten ecologisch, historisch en landschappelijk waardevolle bosgebieden. Het Heverleebos-Meerdaalwoud maakte tot in de Middeleeuwen deel uit van een veel groter uitgestrekt bosgebied op het Brabants plateau. Hoewel het gebied vermoedelijk al eeuwenlang bebost is, zijn grote delen in de loop van de tijd (opnieuw) aangelegd. Grote delen van vooral het Heverleebos kennen dan ook een historisch waardevolle parkstructuur. Kenmerkend is het dambordvormige weg- en drevenpatroon. Tegenwoordig vormt het één van de meest uitgestrekte loofboscomplexen van Vlaanderen. Door de grootte en ouderdom zijn het biologisch zeer waardevolle bossen, waarbij de grootste natuurwaarden in het Meerdaalwoud zijn gelegen. Tussen het Heverleebos en het Meerdaalwoud ligt in de vallei van de Vaalbeek het Zoet Water, een reeks van vijf vijvers met aansluitend alluviale bossen en bronbossen. Naast verschillende bostypen komen ook heischraal grasland en heiderelicten voor. Ook voor de fauna, waaronder insecten, amfibieën, (grote) zoogdieren en vogels, zijn deze ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 11
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
bossen bijzonder waardevol. De hoge biologische waarde blijkt ook uit de Biologische Waarderingskaart (zie figuur 3). De Vaalbeek is samen met de Molenbeek de belangrijkste zijbeek van de Dijle in het zandleemgebied.
Figuur 3: Biologische waarderingskaart (www.agiv.be/gis)
Elementen van de agrarische structuur
Samenhangend landbouwgebied is terug te vinden in een gevarieerd heuvellandschap ten oosten van het boscomplex. Ter hoogte van Blanden, Haasrode en Bierbeek komen belangrijke agrarische gebieden voor. De overgangszone tussen het Heverleebos en het Meerdaalwoud omvat ook enkele landbouwzones. Beboste percelen doorsnijden hier het landbouwgebied. Landbouw vormt er open ruimtekamers binnen de omliggende bosstructuur. Akkerbouw en weiland komen afwisselend voor. Een aanzienlijk deel van het landbouwareaal in de westelijk zone wordt ingenomen door wijnbouw. De landbouwpercelen in het zuiden van het plangebied sluiten aan op het aaneengesloten landbouwgebied over de gewestgrens heen. Elementen van de landschappelijke structuur
De landschappelijke waarde van het gebied wordt onderschreven in de Landschapsatlas met de opname van het gebied als ‘ankerplaats’ (zie figuur 4). De landschappelijke waarde van het complex wordt teruggevonden in een drietal aspecten. De hoge botanische waarde, de esthetische waarde van de dreven en de grote diversiteit in fauna en flora en de belangrijke historische waarde. Deze historische waarde is gelegen in de classicistische aanleg van het beboste domein met rechte dreven, ‘salons’ en uitzichtpunten, typisch voor de 18de eeuw.
Figuur 4: Landschapsatlas (www.agiv.be/gis)
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 12
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Elementen van de lijninfrastructuur
Dit uitgestrekte loofboscomplex wordt echter versnipperd door grote wegen. De N25 – Naamsesteenweg doorsnijdt het Meerdaalwoud van zuid naar noord en loopt verder door het Heverleebos. In het noorden van het plangebied is de autosnelweg E40 een grote barrière die het noordelijk deel van het Heverleebos isoleert van het zuidelijk gelegen complex. Een belangrijk versnipperingselement in de bosstructuur is ook het woonlint langsheen de Maurits Noëlstraat dat een scheiding vormt tussen het Heverleebos en het Meerdaalwoud. Elementen van de recreatieve infrastructuur
In het boscomplex zijn een aantal belangrijke elementen van de recreatiestructuur aanwezig. De Kluis is in het westelijk deel van het Meerdaalwoud opvallend als zone voor verblijfsrecreatie voor groepen met speelbossen en kampeerterreinen. Centraal in het gebied is er een manege gelegen en de zuidelijke punt van het Meerdaalwoud en de overgangszone naar de Dijlevallei herbergen zones met weekendverblijven (die al dan niet permanent bewoond worden). In het overgangsgebied tussen het plateau en de Dijlevallei zijn het recreatiedomein ‘Zoet Water’, sportterreinen en een camping gelegen. De dreven in het boscomplex spelen ook een belangrijke rol voor laagdynamische fiets- en wandelrecreatie. 4.3.2
Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven Het plangebied Heverleebos en Meerdaalwoud ligt in de deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’. De relevante deelconcepten vanuit de gewenste ruimtelijke structuur1 voor deze deelruimte zijn: Behoud en versterking van de landbouw in een gevarieerd heuvellandschap
−
De landbouwgebieden ten zuiden van Leuven in een gevarieerd heuvelachtig landschap, worden als samenhangend landbouwgebied gevrijwaard, waarbij een gedifferentieerd landbouwgebruik met aandacht voor de landschappelijke kwaliteiten mogelijk is.
−
Indien wenselijk, kunnen maatregelen worden genomen om de landbouwstructuur te verbeteren. Uitruil van gronden en inrichting van het agrarisch gebied kan naast verbetering van de landbouwstructuur bijdragen aan versterking van de recreatieve, landschappelijke en ecologische kwaliteiten van het gebied.
−
Functiewijzigingen worden zoveel mogelijk vermeden. Nieuwe functies zijn enkel mogelijk mits ze de beroepslandbouw niet hinderen, geen grote verkeersmobiliteit genereren en ze aansluiten bij de landschappelijke en ecologische kwaliteiten van het gebied.
−
Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden:
Deelruimte ‘Beekvalleien Leuven’ 36.1 zone ten westen van Mollendaalbeek Deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’ 43.1 zone t.h.v. Konijnenhoek 43.2 zone t.h.v. Grootveld
1
Eindvoorstel Gewenste Ruimtelijke Structuur Hageland, juni 2006.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 13
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Grondgebonden landbouw als drager van open ruimtekamers in afwisseling met bosen woonfuncties
-
De landbouwfunctie blijft behouden voor de grondgebonden landbouw waarbij deze (via stimulerende maatregelen) zoveel mogelijk wordt afgestemd op de natuurlijke en landschappelijke waarden. Op beperkte schaal kan op percelen met potentie voor bosversterking de landbouwfunctie (op termijn) worden afgebouwd.
-
Kleine landschapselementen moeten behouden, versterkt, ontwikkeld of beheerd worden. Dit kan door stimulering van vrijwillige beheerovereenkomsten.
-
Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden:
Deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’ 44.1 zone t.h.v. Pragen, Vaalbeek
Behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor waterberging
-
De natuurwaarden in de valleien van de Vaalbeek en de Nethen worden behouden en versterkt. Deze valleien vormen tevens een belangrijke verbinding tussen de bossen en de Dijlevallei. Bestaande natuurgebieden worden vergroot en verbonden, waarbij (op termijn) wordt gestreefd naar de ontwikkeling van aaneengesloten, halfnatuurlijke valleilandschappen met rivierbegeleidende bosvegetaties in combinatie met open, natte natuur in de grasland- en moerassfeer.
-
De structuurkenmerken van de waterlopen worden verbeterd door meer ruimte (hermeandering, natuurlijker oevers, ruimer winterbed, inschakelen oude meanders …) te voorzien voor de waterloop. Mogelijke negatieve invloeden (erosie, inspoeling van meststoffen, …) op de waterloop worden zoveel mogelijk tegengegaan.
-
Recent overstroomde gebieden en natuurlijke overstromingsgebieden worden, waar de afwezigheid van woon- of kapitaalintensieve economische functies dit toelaat, gebruikt voor natuurlijke waterberging. Hierbij vindt afstemming plaats met de natuurfunctie. Om het waterbergend vermogen te vrijwaren worden bouwvrije zones afgebakend.
-
Bij natuurontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het valleilandschap.
-
Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden:
Deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’ 45.1 vallei van de Vaalbeek 45.2 vallei van de Nethen
Behoud en versterking van bosstructuren
-
Het Heverleebos-Meerdaalwoud wordt behouden en versterkt, waarbij wordt gestreefd naar het creëren van (betere) mantel-zoomvegetaties langs de randen en buffering van het Meerdaalwoud. Bij versterking van de bosstructuur dient aandacht te zijn voor het functioneren van deze boscomplexen als randstedelijk groengebied voor natuurgerichte recreatie. Het verbeteren van de bereikbaarheid en ontsluiting is hierbij van belang. Via zonering worden kwetsbare delen zoveel mogelijk gevrijwaard van een te intensief recreatief medegebruik.
-
Voor alle bossen kan worden gestreefd naar een kwalitatieve versterking.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 14
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Deze kan bestaan uit het nemen van structuurbevorderende maatregelen (kapbeheer, creëren van open plekken, versterking bosrandstructuur, …). Vooral voor het Meerdaalwoud wordt gestreefd naar een meer natuurlijke bosontwikkeling en het verminderen van de barrièrewerking van wegen (vooral de Naamsesteenweg). -
Delen van deze bosstructuren maken onderdeel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk.
-
Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden:
Deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’ 46.1 Heverleebos 46.2 Meerdaalbos, Mollendaalbos
Ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen
-
Ecologische verbindingen worden maximaal gevrijwaard van bebouwing en vertuining. Het ruimtelijk beleid vrijwaart voldoende ruimte voor het realiseren van een ecologische basiskwaliteit die de verbindende functie moet ondersteunen.
-
Beken hebben een functie als natte natuurverbinding en zijn van belang voor de migratie van planten en dieren. De verbindende functie kan versterkt worden door verbetering van de structuurkenmerken van het beeksysteem (hermeandering, verbreden bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding,…) en de waterkwaliteit (buffering tegen vervuiling), het opheffen van barrières en het behoud van ruimte voor beekgebonden ecotopen.
-
De ecologische verbinding tussen het Heverleebos en Meerdaalwoud wordt behouden en versterkt. Het maximaal tegengaan van (bestaande en bijkomende) rasters, vertuining en bebouwing zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.
-
Het uitwerken van deze ecologische verbindingen is een provinciale (natuurverbindingsgebieden) en/of gemeentelijke (lokale natuurgebieden) planningstaak.
-
Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden:
Deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’ 47.1 vallei van de Vaalbeek (bovenloop) 47.2 vallei van de beek ‘Grens van Oud-Heverlee’ 47.3 ecologische verbinding tussen Meerdaalwoud en Heverleebos
Vrijwaren van waardevolle openruimteverbindingen
-
Waardevolle openruimteverbindingen tussen beide boscomplexen en de Dijlevallei worden behouden en maximaal gevrijwaard van (bijkomende) rasters, vertuining en bebouwing.
-
Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden:
Deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’ 48.1 verbinding tussen Heverleebos-Meerdaalwoud en de Dijlevallei 48.2 verbinding tussen de boscomplexen Heverleebos en Meerdaalwoud
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 15
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Vrijwaren en versterken van waardevolle landschappen en erfgoedwaarden
-
De kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische structuren en bijbehorende erfgoedelementen worden behouden. Waardevolle te behouden elementen en structuren bevinden zich voornamelijk in het Heverleebos.
-
Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden:
Deelruimte ‘Heverleebos – Meerdaalwoud’ 49.1 Heverleebos - Meerdaalwoud
De gewenste ruimtelijke structuur voor dit gebied wordt grafisch weergegeven in onderstaande figuren. Kaart 1. Gewenste ruimtelijke structuur regio Hageland, deelruimte 5. Beekvalleien Leuven
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 16
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Kaart 2. Gewenste ruimtelijke structuur regio Hageland, deelruimte 6. Heverleebos Meerdaalwoud
4.3.3
Ruimtelijke structuurvisie Meerdaalwoud en Heverleebos Het eindrapport van de ‘Ruimtelijke structuurvisie Meerdaalwoud Heverleebos’2 werd afgerond in maart 2000 als studieopdracht van de toenmalige afdeling Bos & Groen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Houtvesterij Leuven. De studie omvat de beschrijving van de mogelijkheden en beperkingen voor een optimale bosbouwkundige, recreatieve en ecologische ontwikkeling van het gebied. Hierbij komen ook de ruimtelijk-functionele verbanden met landbouwkundige en landschappelijke aspecten aan bod. Het eindrapport omvat een visie op de gewenste ontwikkeling en de daaraan gekoppelde acties, opgedeeld in vier thema’s nl. bereikbaarheid en verkeer, barrièrewerking van de Naamsesteenweg, recreatie, zonering en toegankelijkheid en de verbinding tussen Heverleebos en Meerdaalwoud. Dit werd vertaald in een aantal doelstellingen: Bosbouwkundige en bosbeheersdoelstellingen: o.a. - verder ontwikkelen van de bijzondere ecologische mogelijkheden van het boscomplex, met uitbreiding van het bosareaal - afstemmen van het recreatief gebruik op de ecologische functie en de natuurwaarde van het gebied Verkeersplanologische doelstellingen: o.a. - verbeteren van de multimodale bereikbaarheid van het gebied, zowel functioneel als recreatief - verhogen van de verkeersveiligheid op de Naamsesteenweg, verminderen van de barrièrewerking Recreatiedoelstellingen: o.a.
Te raadplegen op http://www.achterdoechelen.be/planning/structuurplan%20meerdaalbos/Meerdaaleindrapport.pdf 2
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 17
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
- keuze voor natuurgerichte en laagdynamische recreatie De geïntegreerde aanpak van de studie maakt het mogelijk de ‘ruimtelijke structuurvisie Meerdaalwoud en Heverleebos’ als vertrekbasis te hanteren voor de uitwerking van voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. 4.3.4
Verantwoording voor opname van de gebieden in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Met dit plan wordt enerzijds uitvoering gegeven aan de instandhoudingsdoelstellingen van de Speciale Beschermingszone - Habitatrichtlijngebied (SBZ-H) ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’. Hiervoor werden de gebieden van het Heverleebos en het Meerdaalwoud opgenomen die in de SBZ-H gelegen zijn. Om anderzijds uitvoering te geven aan de ‘Ruimtelijke structuurvisie Meerdaalwoud en Heverleebos’ en de ruimtelijke visie voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijk en agrarische structuur regio Hageland, worden ook de randzones van het Heverleebos en het Meerdaalwoud en de overgangszone tussen beide bossen opgenomen. De woonkernen van Oud-Heverlee en Sint-Joris-Weert vormen de westelijke grens van het plangebied. In het noorden wordt het plangebied begrensd door het regionaalstedelijk gebied Leuven. De aaneengesloten landbouwgebieden en woongebieden van Blanden, Haasrode en Bierbeek zijn in het oosten grensstellend. In het zuiden vormt de gewestgrens de grens van het plangebied. Bestaande ruimtelijke structuur
Het gebied is grosso-modo op te splitsen in 3 delen. Het noordelijke deel met het Heverleebos, een centrale overgangszone en een zuidelijk gebied met het Meerdaalwoud. Het noordelijk deel omvat het Heverleebos, zowel ten noorden als ten zuiden van de E40. Het gebied is bijna volledig bebost en wordt doorsneden door tal van dreven. Opvallend zijn de kloosters die hier voorkomen, met hun cultuurhistorische waarde. De landbouwzone ten noorden van de kern van Blanden sluit ruimtelijk aan op het bosgebied en werd mee opgenomen in het plan. De kern van Oud-Heverlee, het stedelijk gebied van Leuven, de N25 en de woongebieden van Blanden en Vaalbeek begrenzen het gebied. Een centraal gedeelte omvat een ingesloten zone van natuur-, landbouw- en bosgebieden ter hoogte van Pragen en Vaalbeek. Er komt intensieve landbouw voor, waaronder wijnbouw. Het gebied vormt het overgangsgebied tussen het Heverleebos en het Meerdaalwoud en omvat het verbindingsgebied met de Dijlevallei. Ook lintbebouwing en een manege komen er voor. Een zuidelijk deel omvat het Meerdaalwoud. De gewestgrens sluit het gebied in het zuiden. De aaneengesloten landbouwgebieden van Bierbeek, Haasrode en Blanden zijn grensstellend in het oosten en noordoosten. Enkel de landbouwzones die de overgang vormen met het boscomplex worden wel in het plan opgenomen. De kern van Sint-Joris-Weert en de vallei van de Dijle vormen de grens in het westen van het gebied. Recreatieve elementen die gelinkt zijn aan het boscomplex, zoals De Kluis en een zone van weekendverblijven langs de Kleinstraat te OudHeverlee, worden ook in het plan meegenomen. Het deel van het militaire domein dat niet in eigendom is van de Vlaamse overheid werd uit het plan gesloten. Gewenste ruimtelijke structuur
De ecologische processen die aan de basis liggen van de natuurlijke structuur in het boscomplex vormen het uitgangspunt voor het behoud en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden binnen het plangebied. De opname van de bossen in het Vlaams Ecologisch Netwerk ondersteunt hierbij de doelstellingen van het Habitatrichtlijngebied waartoe het natuurcomplex behoort en de doelstellingen vanuit het buitengebiedbeleid zoals ze uitgewerkt werden in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De belangrijkste actiepunten binnen de globale doestelling
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 18
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
is het tegengaan van versnippering, structuurversterkende bosuitbreiding en het verankeren van een duurzame, laagdynamische recreatie. De aaneengesloten landbouwgebieden rondom de bossen worden gevrijwaard voor de beroepslandbouw. Omwille van landschappelijke kenmerken worden een aantal gebieden gedifferentieerd als bouwvrij agrarisch gebied. De landbouwzones die functioneren als tussengebied en overgangszone tussen de bosgebieden worden gedifferentieerd als (bouwvrij) agrarisch gebied met overdruk natuurverwevingsgebied, zodat een stimulerend beleid in functie van een betere afstemming tussen landbouwgebruik en de ecologische functies van de bossen mogelijk wordt en de continuïteit van de bossen gegarandeerd kan worden. De karakteristieke landschapselementen en –componenten dienen maximaal behouden en versterkt te worden om de diversiteit en de herkenbaarheid van het landschap te bewaren. Hierbij horen o.a. de beken, specifieke reliëfelementen, het drevenpatroon in de bossen en de erfgoedwaarden van boswachtershuizen, kloosters en elementen van historische parkaanleg. De toegankelijkheid van het boscomplex en de recreatieve ontwikkeling van het gebied zijn specifieke aandachtspunten. Volgende principes worden gehanteerd bij het opstellen van het afbakeningsplan: Behouden en versterken van bosstructuren De aanduiding van de ecologisch meest waardevolle delen van het boscomplex als ‘natuur met overdruk grote eenheid natuur’ ondersteunt de natuurdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk geformuleerd worden. Ecologisch minder waardevolle zones, waar het multifunctioneel karakter van het bos belangrijker is, worden opgenomen als ‘bosgebied met overdruk natuurverweving’. Deze wijzigingen maken een aangepast beheer in de zin van de speciale beschermingszone mogelijk. Het gaat om volgende gebieden: o
De ecologisch meest waardevolle gebieden van het Heverleebos en het Meerdaalwoud (gebieden 1 en 2) worden opgenomen als ‘natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur’. Deze gebieden omvatten Habitatrichtlijngebied en gebieden van VEN 1ste fase ‘Het Meerdaalwoud’ en sluiten ook aan op de het gebied van VEN 1ste fase ‘Dijlevallei’. Ook de cruciale, ecologische verbinding tussen de Dijlevallei en het boscomplex via de resterende onbebouwde zone langs de Leuvensestraat, is onderdeel van deze herbestemming. Ook deze zone is gelegen in Habitatrichtlijngebied en dient behouden en versterkt te worden.
o
De ecologisch waardevolle zones van het Heverleebos (gebieden 3 t.e.m. 5) en het Meerdaalwoud (gebieden 6 en 7), waar het bos een multifunctioneel karakter heeft, worden opgenomen als ‘bosgebied met overdruk natuurverweving’. Zo wordt ruimte geboden aan de afstemming van de ecologische doelstellingen op de verweving met de andere, ondergeschikte functies.
o
Enkele randzones langsheen het Meerdaalwoud (gebieden 8 t.e.m. 15), grenzend aan het Habitatrichtlijngebied, worden opgenomen als ‘natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur in ontwikkeling’. Hier wordt ruimte geboden voor buffering en versterking van de randen van het boscomplex, rekening houdend met het huidige landgebruik. Deze zones omvatten beboste percelen en landbouwgebieden met belangrijke potentiële natuurwaarden. Hiertoe behoort ook de cruciale verbindingszone tussen het Heverleebos en het Meerdaalwoud, ten zuiden van de Maurits Noestraat. Hierbij wordt gestreefd naar belangrijke toekomstige ecologische waarden, rekening houdend met het huidige landgebruik.
o
De zonevreemde cluster weekendverblijven langs de Kleinstraat te Oud-Heverlee wordt in dit plan terug opgenomen als natuurgebied. Gezien de ligging in Meerdaalwoud en de positie t.o.v. het Habitatrichtlijngebied is niet wenselijk deze zone voor weekendverblijven verder te ontwikkelen of te behouden. De zone wordt opgenomen als ‘natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur in ontwikkeling’ (gebied 16). Voor de
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 19
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
ontwikkelingsmogelijkheden van de zonevreemde woningen en constructies wordt verwezen naar de artikels 4.4.10. tot 4.4.22 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Deze bepalingen worden ook opgenomen in de toelichtende kolom van de stedenbouwkundige voorschriften. o
Er worden bepalingen opgenomen om de ecologische (en recreatieve) versnippering die de Naamsesteenweg in het Meerdaalwoud veroorzaakt gedeeltelijk op te heffen. Hiervoor wordt een overdruk aangeduid over E40 (gebied 17) en de Naamsesteenweg (gebied 18). Deze overdruk omvat bepalingen rond het aanleggen van geluidswallen, fiets- en wandelpaden en ecoducten.
Versterking van de bosstructuur omvat ook de uitwerking van een duurzaam recreatiebeleid. Dit past binnen de beleidsdoelstelling van het versterken van de multifunctionaliteit van bos en zijn de sociaal-recreatieve functie3 en de doelstellingen van de Ruimtelijke Structuurvisie Meerdaalwoud en Heverleebos. Het gaat om volgende gebieden: o
De bestaande manege Meerdaalhof ter hoogte van de Meerdaalweg kan behouden blijven. Verdere ontwikkelingsmogelijkheden worden afgestemd op de natuurwaarden van het omliggende boscomplex. De manege wordt opgenomen als ‘recreatiegebied met overdruk natuurverweving’ (gebied 19).
o
Het domein van De Kluis worden opgenomen als ‘bosgebied met overdruk natuurverweving’ en krijgt een aparte aanduiding in overdruk die de mogelijkheden bepaald voor kamperen in groepsverband (gebied 20). De huidige mogelijkheden voor jeugdverblijven worden behouden, afgestemd op de omliggende bosstructuur. Hierbij wordt rekening gehouden met een mogelijke, toekomstige herlocalisatie van de bestaande gebouwen, meer naar het centrum van Sint-Joris-Weert.
▪ Behoud en versterking van de landbouw in een gevarieerd heuvellandschap De aanduiding van bouwvrije zones draagt bij tot het behoud van het aaneengesloten karakter van cultuurgronden voor de grondgebonden landbouw en behoud van het bestaande landschappelijk waardevol karakter dat in hoge mate bepaald wordt door het onbebouwd zijn van het gebied en het bijhorende weidse zicht naar de bosstructuur. Deze differentiatie in functie van de bebouwingsmogelijkheden laat toe om de ruimtelijke spreiding van de gebouwen te beheersen. Nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen zijn toelaatbaar in de zones die niet als bouwvrij agrarisch gebied aangeduid zijn, aansluitend bij de reeds bestaande omliggende bebouwing. Op deze manier wordt rekening gehouden met uitbreiding van de bestaande exploitaties. Het gaat om volgende gebieden:
3
o
Het landbouwgebied gelegen tussen de E40 en de Expresweg N25 (gebied 21) wordt opgenomen als ‘bouwvrij agrarisch gebied’. Het landbouwgebied werd opgenomen in de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen (BVR 19.07.2007), maar werd in het plan verder gedifferentieerd in functie van bouwmogelijkheden aangezien het ruimtelijk aansluit bij het boscomplex. Daarnaast zorgt deze differentiatie voor een buffering naar het natuurcomplex.
o
De landbouwzones die grenzen aan het Habitatrichtlijngebied, maar die ook deel uitmaken van aaneengesloten landbouwgebieden aan de oostelijke en zuidelijke rand van het Meerdaalwoud (gebieden 22 en 23) worden opgenomen als ‘bouwvrij agrarisch gebied’. Ook hier werd gekozen voor een differentiatie van de beleidsmatig herbevestigde agrarische bestemming in functie van bouwmogelijkheden omwille van ruimtelijke, landschappelijke en ecologische redenen.
o
Nabij het gehucht Mollendaal te Bierbeek (gebied 24) werd, in overeenstemming met het beschermd statuut, het beschermd dorpszicht ‘Onmiddellijke omgeving van de hoeves Rachierhof en Denonville’ ook aangeduid als ‘bouwvrij agrarisch gebied’.
Gewenste Ruimtelijke Structuur regio Hageland, juni 2006, pg. 9
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 20
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
De landbouwbedrijfszetels en de zones met bestaande aaneengesloten of meer verspreide bebouwing in of aan de rand van deze bouwvrije eenheden (gebieden 25-29) worden bestemd als ‘agrarisch gebied’. Grondgebonden landbouw als drager van openruimtekamers in afwisseling met bos- en woonfuncties De landbouwzones die gelegen zijn tussen het Heverleebos en het Meerdaalwoud worden behouden als openruimtekamers in de bosstructuur. Zij vormen overgangszones tussen de beide boscomplexen. De landbouwfunctie kan behouden blijven, maar komt verweven voor met natuur- en boselementen. Zo blijven deze landbouwkamers een ruimtelijk en ecologisch geheel met de omliggende bossen. De differentiatie als natuurverwevingsgebied laat toe het bouwvrij karakter én de landschappelijke en ecologische waarden binnen dit landbouwgebied te vrijwaren. Deze overgangszone tussen het Heverleebos en het Meerdaalwoud wordt als verwevingsgebied ruimtelijk vertaald in de aanduiding van verschillende bestemmingszones. Het gaat om volgend gebieden: o
De landbouwgebieden langsheen de Prosperdreef en de Onze-Lieve-Vrouwstraat (gebied 30) blijft behouden voor de landbouwfunctie, met ruimte voor ecologische infrastructuur en de verweving met natuur- en boselementen. Het gebied wordt opgenomen als ‘agrarisch gebied met overdruk natuurverweving’.
o
De landbouwzone rond de wijngaarden ter hoogte van de Sint-Joris Weertstraat en Monarkenweg (gebied 30) wordt omgeven door Habitatrichtlijngebied. De landbouwfunctie wordt behouden, afgestemd op de verweving met de omliggende natuur- en bosfunctie. Het gebied wordt opgenomen als ‘agrarisch gebied met overdruk natuurverweving’. De bestaande landbouwzetels en –constructies worden opgenomen als ‘agrarisch gebied’ (gebieden 32 en 33).
o
De beboste percelen die verspreid in deze openruimtekamers voorkomen (gebieden 34 en 35), worden opgenomen als ‘bosgebied met overdruk natuurverweving’. Op die manier wordt ook uitdrukking gegeven aan de verwevingsfunctie, die de zone nabij Pragen, als verbindingsgebied tussen de twee boscomplexen, vervult.
▪ Vrijwaren en versterken van erfgoedwaarden In het plangebied komen verschillende sites en gebouwen voor die een belangrijke cultuurhistorische en streekeigen waarde hebben. Deze sites worden opgenomen als ‘gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde’. Specifieke bepalingen werden opgenomen om enerzijds de bestaande gebouwen te beschermen en anderzijds de openruimte van de onbebouwd sites te vrijwaren. Het gaat om volgende gebieden. o
De kloosters langs de Naamsesteenweg in de noordelijke zone van het plangebied: het Salvatorianenklooster en de 18de eeuwse afspanning (gebied 36) en De Jacht (gebied 37) en het Franciscanenklooster te Vaalbeek (gebied 38)
o
Het arboretum ‘De Mezen’ in het Heverleebos (gebied 39) dat deel uitmaakt van de bosstructuur en daarnaast een belangrijke cultuurhistorische waarde heeft.
o
Het Kasteel van Harcourt (gebied 40) waarvan de vermeldingen teruggaan tot de 13de eeuw. Om het open zicht op de site vanaf de straatkant te behouden, worden ook twee aangrenzende perceeltjes opgenomen.
o
Het Swiggershof (gebied 41) dat ten zuiden van Zoet Water gelegen is en een 18de eeuws kasteeldomein was, waarvan de sporen van het oude kasteelpark nog in het landschap zichtbaar zijn.
o
Het behoud van de boswachterswoningen (gebieden 42 t.e.m. 47) die veelal een streekeigen erfgoedwaarde hebben, gekoppeld aan hun speciale functie in het bosbeheer.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 21
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
De afstemming van erfgoedwaarde van de sites met de ecologische waarde van de omliggende bosomgeving wordt behouden en versterkt. Hiervoor worden alle gebieden aangeduid met een overdruk ‘natuurverweving’. De Oude Geldenaaksebaan is gelegen in agrarisch gebied, maar omvat belangrijk cultuurhistorische en ecologische waarden. Om te komen tot het beschermen van deze waarden, rekening houdend met het omliggende landgebruik, werd op de weg een symbolische aanduiding voor droge lineaire landschapselementen gelegd (gebied 48).
4.4 4.4.1
Bestaande feitelijke en juridische toestand Bestaande feitelijke toestand De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de kaarten in bijlage bij deze toelichtingsnota.
4.4.2
Kaart 0
Situering plangebieden
Kaart 1
Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen
Bestaande juridische toestand De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel. Tabel 1.
Bestaande juridische toestand
Plan
Naam
Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Gewestplan nr. 23 Leuven (KB 07/04/1977). Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘VEN Dijlevallei’ (18.07.2003) Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘VEN Meerdaalwoud’ (18.07.2003)
Gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen
BPA ‘De Jacht’ – Leuven (MB 29.07.1998) BPA ‘De Jacht (deel 2)-herziening’ – Leuven (MB 05.02.2004) BPA ‘Waversebaan’ - Leuven (MB 28.12.1977) BPA ‘Winkelveld’ – Oud-Heverlee (MB 11.03.1987)
Beschermde landschappen
‘Heverleebos en Meerdaalwoud’ (MB 13.09.1971)
Beschermd stads- of dorpsgezicht
‘Onmiddellijke omgeving van de hoeves Rachierhof en Denonville’ (MB 03.02.2000)
Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V)
Grenzend aan BE2422315 ‘De Dijlevallei’ (BVR 17.10.1998).
Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)
BE2400011 ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’ (BVR 24.05.2001).
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)
Grote Eenheid Natuur nr. 530 ‘Het Meerdaalwoud’ (BVR 31.10.2003)
Bosreservaten
Heverlee: Grote Omheining
Grote Eenheid Natuur nr. 529 ‘De Dijlevallei’ (BVR 31.10.2003).
Heverlee: Putten + Klein Moerassen Meerdaalwoud: Grote konijnenpijp Meerdaalwoud: Drie eiken Meerdaalwoud: Mommedeel Meerdaalwoud: Everzwijnbad Meerdaalwoud: De Heide Meerdalwoud: Pruikemakers Meerdaalwoud: Veldkant Renissart
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 22
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Plan
Naam
Gebieden van recht van voorkoop
VEN-gebied ‘Het Meerdaalwoud’ VEN-gebied ‘De Dijlevallei’ Natuurinrichtingsproject ‘Dijlevallei ten zuiden van Leuven’
Beschermingszones grondwaterwinning
Abdij-Cadol
Onbevaarbare waterlopen
Molenbeek (VHAG 7090 - categorie II) Grens van Oud Heverlee (VHAG 7081 – categorie II)
Gewestwegen
E40, N25
Provinciewegen
N251
Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan vervangt het gewestplan. De afbakening van de gebieden van het VEN ‘eerste fase’ (aangeduid bij besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003) binnen het plangebied wordt gewijzigd en vervangen door de aanduiding in het ruimtelijk uitvoeringsplan en vervalt van rechtswege conform de bepalingen van het natuurdecreet. Het bijzonder plan van aanleg ‘Dinkendaal’ (MB 25.07.2008) van de Oud-Heverlee grenst aan dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. In of grenzend aan het gebied zijn verder géén Ramsargebieden, natuurreservaten, gebieden van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON), beschermde monumenten en gemeentelijke of provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen gelegen die relevant zijn voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Bestaande rechtsgeldige niet-vervallen (delen van) verkavelingsvergunningen die binnen de gebieden van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, behouden hun rechtskracht, onverminderd de bepalingen van dit ruimtelijk uitvoeringsplan. Er worden geen verkavelingsvergunningen opgeheven met dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De bestaande voet- en buurtwegen behouden hun rechtskracht. Er worden met dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplannen geen voet- of buurtwegen opgeheven of gewijzigd. De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de kaart in bijlage bij deze toelichtingsnota.
4.5
Kaart 2
Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen
Kaart 3
Bestaande juridische toestand: andere plannen
Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden De Speciale Beschermingszones (SBZ) zijn door de Vlaamse regering voorgesteld of aangewezen in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992). In het plangebied is een deel van het Habitatrichtlijngebied BE 2400011 ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’ gelegen. Een klein stukje van het Vogelrichtlijngebied BE 2422315 ‘de Dijlevallei’ ligt eveneens binnen het plangebied, ter hoogte van de Reigerstraat in Sint-Joris-Weert. Volgende soorten en habitats zijn aanwezig in deze Speciale Beschermingszones, de voor het plangebied relevante staan in het rood: Habitattypes Bijlage I
3150
Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 23
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
4030
Droge Europese heide
6230
Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa)
6430
Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (incl. vochtige bosranden)
6510
Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)
7140
Overgangs- en trilveen
7220
Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion)
7230
Alkalisch laagveen
9120
Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)
9130
Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum
9160
Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli
91E0*
Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) * Europees prioritair habitattype
Soorten
Bittervoorn - Rhodeus sericeus amarus
Bijlage II
Europese bever - Castor fiber Kamsalamander - Triturus cristatus Zeggekorfslak - Vertigo moulinsiana Vliegend hert - Lucanus cervus Rivierdonderpad – Cottus gobio
Soorten
Bosvleermuis - Nyctalus leisleri
Bijlage III
Europese bever - Castor fiber Franjestaart - Myotis nattereri Brandt’s vleermuis/gewone baardvleermuis – Myotis brandtii/Myotis mystacinus Gewone grootoorvleermuis/Grijze grootoorvleermuis - Plecotus auritus/austriacus Laatvlieger - Eptesicus serotinus Ruige dwergvleermuis / Gewone dwergvleermuis / Kleine dwergvleermuis - Pipistrellus species Vroedmeesterpad - Alytes obstetricans Watervleermuis - Myotis daubentonii Rosse vleermuis - Nyctalus noctula
Soorten
Zwarte specht - Dryocopus martius
Bijlage IV
Middelste bonte specht – Dendrocopus medius Ijsvogel - Alcedo atthis Blauwborst - Luscinia svecica Wespendief - Pernis apivorus Grote zilverreiger - Egretta alba Kleine zwaan - Cygnus bewickii Woudaap – Ixobrychus minutus Roerdomp - Botaurus stellaris Porseleinhoen - Porzana porzana
Momenteel worden voor alle Speciale Beschermingszones Instandhoudingdoelstellingen (IHD) vastgelegd. Voor het Habitatrichtlijngebied BE 2400011 ‘Valleien van de Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’ werd door het ANB een ontwerp van IHD-rapport opgesteld en reeds op een bovenlokaal overleg (BOLOV) aan de doelgroepen voorgelegd. Waar nodig wordt het rapport nog aangepast aan de opmerkingen van de doelgroepen. Een nota voor de Vlaamse regering over het rapport, het overlegproces, met aandachts- en discussiepunten wordt opgesteld in januari 2011. De in de IHD voorziene ingrepen met de grootste impact op het bosbeheer zijn:
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 24
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
- omvorming naar boshabitat en habitatverbetering in Heverleebos, onder meer langzame omvorming van aanzienlijke bestanden Amerikaanse eik naar bos van het habitattype 9120; - (verdere) verbetering van de boshabitatkwaliteit in het Meerdaalwoud. Zo is er bijzondere aandacht voor open plekken, interne en externe bosranden als netwerk voor heidefauna. Dit komt ook ten goede aan de Middelste bonte specht, de Zwarte specht, Wespendief, en verschillende vleermuissoorten. Voor Vliegend hert wordt in Meerdaalwoud een aangepast bosbeheer ingezet, verspreid over verschillende kansrijke locaties op warme zuidhellingen en bosranden - herstel van heide en heischraal grasland in het voormalig militair domein - versterking van de boskernen: voor Heverleebos-Meerdaalwoud gaat de aandacht vooral naar het realiseren van duurzame verbindingen tussen Heverleebos en Meerdaalwoud en naar de Dijlevallei, en de creatie van boszomen. - Een beperkte bosuitbreiding (13-17 ha binnen heel de SBZ) voor verbinding van boskernen en voor buffering. - afstemming van de recreatie op de ecologische waarden: zonering van recreatie en het voorzien van voldoende grote rustgebieden in de grote boscomplexen In het IHD-rapport zijn ook knelpunten opgesomd die relevant zijn voor het RUP. Zo is het complex van Meerdaal een belangrijk infiltratiegebied voor grondwater in de omgevende laaggelegen SBZ-gebieden. Het bestendigen en uitbreiden van het hele complex als bos- en natuurgebied en het aanduiden van bouwvrije agrarische gebieden, biedt een zekere garantie voor het behoud van een goede kwaliteit van bron- en kwelwater in de omgeving. Een ander knelpunt is de versnippering van het leefgebied van beschermde soorten en habitats. Het RUP voorziet daarom ontsnipperingsmaatregelen langs de Naamsesteenweg en een vergroening van de corridor tussen Heverleebos en Meerdaalwoud. Het RUP maakt eveneens ontsnipperingsmaatregelen mogelijk ter hoogte van de Reigerstraat, waar een belangrijke ecologische corridor is tussen het Meerdaalwoud en de Dijlevallei. Tenslotte zijn er in het voorstel RUP ook heel wat gebieden bouwvrij gemaakt. Het knelpunt van de toegenomen recreatie is deels op te lossen door de verspreide recreatie te concentreren in twee onthaalzones, daarvoor worden in het RUP de nodige maatregelen vergunbaar gemaakt. Het IHD-rapport somt nog andere knelpunten op zoals verzurende atmosferische deposities, te weinig gericht bosbeheer, te weinig gericht beheer in functie van andere vegetaties (i.v.m. heide) en invasieve soorten. Voor deze knelpunten zijn, naast het voorzien van de correcte bestemming, bijkomende maatregelen nodig die buiten het bestek van dit RUP vallen. Het plangebied is bijna volledig eigendom van het Vlaams Gewest en in beheer van het Agentschap voor Natuur en Bos. Het beheer door ANB is vastgelegd in een beheerplan. Eens de IHD definitief goedgekeurd zijn, zal het beheerplan aangepast worden aan de IHD. Omdat het beheerplan nog relatief recent is, zullen aanpassingen waarschijnlijk gebeuren via een addendum aan het beheerplan. De voorziene bestemmingen en de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP laten het ANB toe de voorziene IHD te realiseren en een oplossing te geven aan de meeste knelpunten uit het IHD-rapport. Enkele wijzigingen ten opzichte van de huidige planologische toestand zullen het realiseren van de IHD bijkomend ondersteunen. Zo zijn er bijkomende groene bestemmingen in de periferie van het SBZ, een aanzienlijke wijziging van onbestemd gebied (militair domein) naar natuurgebied met VEN-overdruk, de nieuwe planologische toestand rond de Kluis, de bescheiden versteviging van de groene link tussen Heverleebos en Meedaalwoud, de bijkomende groene bestemming rond de landbouwenclave van Steenbergen, de ontsnipperingszone langsheen de Naamsesteenweg, de bufferstrook langsheen de E314 die toelaat de verstoring op het SBZ van geluid-, licht- en pollutie te verminderen en het gepland lokaliseren van onthaalinfrastructuur voor recreatie.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 25
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Met het behoud van de onbebouwde open ruimte voor landbouw, natuur en bos, kan bijgevolg gesteld worden dat het plan uitvoering geeft aan de natuurbehoudsdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden. Er is bijgevolg geen passende beoordeling vereist in de zin van artikel 36ter van het natuurdecreet.
4.6
Onderzoek tot milieueffectrapportage In uitvoering van artikel 4.2.5 van het decreet van 27 april 2007 houdende de wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM, zoals gewijzigd op 8/5/2009) is voorafgaand aan de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan een onderzoek tot milieueffectrapportage gevoerd. Dit onderzoek tot milieueffectenrapportage werd geïntegreerd in de toelichtingsnota. De vraag voor advies n.a.v. de plenaire vergadering voor het voorontwerp RUP werd om die reden ook beschouwd als een verzoek tot raadpleging over het geïntegreerde onderzoek tot milieueffectenrapportage in de zin van het DABM. De adviezen van de betrokken instanties die daarvoor gegeven werden, zijn in onderstaand onderzoek tot milieueffectrapportage geïntegreerd.
4.6.1
Reikwijdte van het voorgenomen plan De reikwijdte van het voorgenomen plan strekt zich uit tot de nodige bestemmingswijzigingen om de vorig beschreven visie uitvoerbaar te maken. In hoofdlijnen zal het voorgenomen plan enerzijds agrarisch gebieden en natuurgebieden zoals aangeduid op de geldende plannen van aanleg hernemen en anderzijds agrarische gebieden differentiëren of omzetten in: - bouwvrij agrarisch gebied - agrarisch gebied met overdruk natuurverweving - natuurgebied - bosgebied Omzettingen van bestemmingen bosgebied naar natuurgebied zullen ook doorgevoerd worden. Daarnaast worden enkele overdrukken aangebracht in functie van het goed functioneren van een duurzame, laagdynamische recreatie, zoals omschreven in het eindrapport van de Ruimtelijke Structuurvisie Meerdaalwoud - Heverleebos. Het gaat over overdrukken voor kamperen in groepsverband en ontsnipperingsmaatregelen. Tenzij uit het actorenoverleg of het ruimtelijk ontwerp goede redenen worden aangebracht, zullen volledige percelen worden aangeduid met het typevoorschrift zoals dit momenteel wordt gehanteerd voor de hoger genoemde bestemmingen. De detailleringsgraad van het voorgenomen plan zal dus zo nauw mogelijk aansluiten bij de algemeen geformuleerde doelstellingen van het plan. Indien verfijning van de bestemmingen in een latere fase toch nodig of wenselijk blijkt, kan deze worden doorgevoerd in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
4.6.2
Beschrijving en inschatting van de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen plan Plannen die volgens het plan-MER-decreet van 27 april 2007 van rechtswege onderwerpen moeten worden aan een planmilieueffectenrapportage zijn: -
plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is ten aanzien van speciale beschermingszones (art. 36ter natuurdecreet);
-
plannen die tegelijkertijd (1) een kader vormen voor de toekenning van vergunningen voor project-merplichtige activiteiten (volgens bijlage I en II BVR 10.12.2004), (2) niet het
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 26
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau of geen kleine wijziging inhouden en (3) betrekking hebben op landbouw, bosbouw, (…) en ruimtelijke ordening. Het voorgenomen plan is in hoofdzaak gericht op het behoud van de onbebouwde open ruimte voor de essentiële functies landbouw, natuur en bos en het behoud van erfgoedwaarden. Voor wat het Habitatrichtlijngebied ‘Valleien van Dijle, Laan en IJse met aangrenzende bos- en moerasgebieden’ betreft, wordt verwezen naar vorige paragraaf 4.5. Gelet op de doelstelling van het plan kan gesteld worden dat geplande bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd om een aangepast beheer in de zin van de speciale beschermingszone mogelijk te maken en dat bijgevolg gesteld kan worden dat er geen betekenisvolle aantasting van de soorten en habitats van deze speciale beschermingszones kan zijn. Voor een aantal gebieden kan gesteld worden dat het om een ‘kleine wijziging’ gaat in de zin van art. 4.2.3 § 2 van het plan-MER-decreet. Het gaat om die gebieden waarvan de huidige bestemming in de plannen van aanleg hernomen wordt: -
De agrarische gebieden die in het ruimtelijk uitvoeringsplan opgenomen worden, hebben thans deze bestemming reeds in de bestaande plannen van aanleg. Voor deze gebieden wijzigt de bestemming niet en zijn er bijgevolg geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten ten opzichte van het niet uitvoeren van het plan (het zgn. 0-alternatief).
-
Voor de gebieden die thans reeds een bestemming natuur- of bosgebied hebben op de plannen van aanleg, wordt in principe deze bestemming minstens hernomen in het ruimtelijk uitvoeringsplan, tenzij op basis van de bestaande feitelijke situatie een bestemmingswijziging naar een vorm van agrarisch gebied verantwoord kan worden i.f.v. het bestaand agrarisch gebruik.
Voor de screening van een aantal mer-disciplines wordt ook voor deze gebieden verwezen naar de bespreking die hier na volgt, met de adviezen van de betrokken instanties. In onderstaande screening zullen de mer-disciplines ‘fauna en flora’, ‘landschap’ en ‘mensruimtelijke ordening’ in detail besproken worden. Voor de overige disciplines geldt: -
‘mens-gezondheid en veiligheid’: De dienst Veiligheidsrapportering van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie geeft in haar advies n.a.v. de plenaire vergadering aan dat zij geen aanzienlijke effecten inzake externe veiligheid verwacht en er geen ruimtelijk veiligheidsrapport opgemaakt moet worden.
-
‘geluid en trillingen’: De afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie geeft in haar advies n.a.v. de plenaire vergadering aan dat zij voor de disciplines ‘geluids- en lichthinder’ geen significante negatieve effecten verwachten.
-
‘water’: Hier wordt verwezen naar hoofdstuk 4.8 Watertoets. De Vlaamse Milieumaatschappij geeft in haar advies n.a.v. de plenaire vergadering ook aan dat geen significante negatieve effecten worden verwacht voor het overstromingsregime, het infiltratieregime, het grondwaterstromingspatroon en de grondwaterkwaliteit. Voor wat het afvalwater betreft, wordt het door het voorliggend plan mogelijk gemaakt om bij gebouwen en constructies een installatie aan te leggen voor het behandelen van afvalwater.
-
‘bodem’: Voorliggend plan zal geen aanleiding geven tot het wijzigen van bodemtypes. In de erosiegevoelige zones van de aangrenzende agrarische gebieden werden bouwvrije zones afgebakend. Door OVAM werd daarnaast aangegeven dat binnen en in de onmiddellijke omgeving van het voorgenomen plan geen verontreinigde gronden gelegen zijn. Er worden bijgevolg geen significante negatieve milieueffecten verwacht voor deze discipline.
-
‘biodiversiteit’, ‘atmosfeer’ en ‘klimatologische factoren’: Gezien de doelstellingen van voorliggend plan kunnen geen significant negatieve milieueffecten voor deze disciplines verwacht worden. Hier wordt ook verwezen naar hoofdstuk 4.5 Passende beoordeling.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 27
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
-
‘energie- en grondstoffenvoorraden’ en ‘stoffelijke goederen’: Deze disciplines zijn niet relevant binnen voorliggend plan en voorgenomen doelstellingen.
Om aan te tonen dat voor het voorgenomen plan verder geen significante negatieve milieueffecten heeft voor de disciplines ‘fauna en flora’, ‘landschap’ en ‘mens-ruimtelijke ordening’ en derhalve geen plan-MER behoeft in de zin van artikel 4.2.3 § 3 van het plan-MER-decreet zal per type bestemmingswijziging volgende methodiek worden gehanteerd: 1. In welke mate verschilt het voorgenomen plan van het huidig geldend plan, is het voorgenomen plan kader voor bijlage I/II projecten4 of is een passende beoordeling vereist? 2. Hoe gaat het voorgenomen plan om met de bestaande (referentie-) toestand? 3. Kan het voorgenomen plan aanleiding geven tot significante milieueffecten in de merdisciplines ‘fauna en flora’, ‘landschap’ en ‘mens-ruimtelijke ordening’? A.
Wijziging van agrarisch gebied naar bouwvrij agrarisch gebied
A.1. De agrarische gebieden worden gedifferentieerd in functie van de bebouwingsmogelijkheden. De bebouwingsmogelijkheden worden beperkt omwille van de landschappelijke kwaliteit van de gebieden. Bestaande gebouwen en landbouwzetels zullen niet worden opgenomen in dit bouwvrij gebied en rond de bestaande landbouwzetels zullen uitbreidingsperimeters worden gelaten (die niet worden omgezet naar bouwvrij gebied) rekening houdend met de gebiedsspecifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ecologische waarde…), de bouwfysische geschiktheid en de landbouweconomische haalbaarheid. De doelstelling van deze wijzigingen is dus om de bestaande ruimtelijke kenmerken te bestendigen zonder het economisch gebruik van het landbouwgebied in het gedrang te brengen. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. A.2. Voor de wijziging naar bouwvrij agrarisch gebied wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Het is de bedoeling om de bestaande onbebouwde ruimte te beschermen, zonder het huidig ruimtelijk functioneren aan te tasten. A.3. Het voorgenomen plan betreft slechts een beperkte wijziging van het bestaande agrarisch gebied en is ingegeven door de bestaande toestand. Deze bestaande toestand wordt beschouwd als de realisatie van het momenteel bestaand plan. Omwille van het feit dat de realisatie van het huidig geldend plan de verantwoording vormt voor het aanduiden van bouwvrije gebieden in het voorgenomen plan kunnen er geen negatieve milieueffecten zijn in de milieudisciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’. Gezien rekening gehouden wordt met het economisch gebruik van het landbouwgebied kan gesteld worden dat er ook geen negatieve significante effecten te verwachten zijn binnen de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’. B.
Wijziging van agrarisch gebied naar agrarisch gebied met natuurverweving
B.1. De agrarische gebieden worden gedifferentieerd in functie van de bebouwingsmogelijkheden en in functie van de potenties voor natuurverweving. De natuurverwevingsgebieden zijn bouwvrije gebieden. De bebouwingsmogelijkheden worden beperkt omwille van de landschappelijke kwaliteit van de gebieden. De doelstelling van deze wijzigingen is de bestaande ruimtelijke kenmerken te bestendigen zonder het economisch gebruik van het landbouwgebied in het gedrang te brengen. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. 4
volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 28
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
De aanduiding als natuurverwevingsgebied impliceert dat voor deze gebieden natuurrichtplannen in de zin van het natuurdecreet opgemaakt kunnen waarin voor wat de natuurverwevingsaspecten stimulerende maatregelen uitgewerkt kunnen worden. B.2. Voor de wijziging naar agrarisch gebied met natuurverweving wordt uitgegaan van de bestaande en gewenste toestand in relatie tot de omliggende natuurfunctie. Het is de bedoeling om de bestaande onbebouwde ruimte te beschermen, zonder het huidig ruimtelijk functioneren aan te tasten. Tevens kunnen de beheerders van het gebied vrijwillig kiezen om de potenties voor natuurverweving verder te benutten. B.3. Het voorgenomen plan betreft slechts een beperkte wijziging van het bestaande agrarisch gebied en is ingegeven door de bestaande toestand. Deze bestaande toestand wordt beschouwd als de realisatie van het momenteel bestaand plan. Omwille van het feit dat de realisatie van het huidig geldend plan de verantwoording vormt voor het aanduiden van bouwvrije natuurverwevingsgebieden in het voorgenomen plan, worden er geen negatieve significante milieueffecten verwacht in de milieudisciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’. Bestaande gebouwen en landbouwzetels zullen niet worden opgenomen in het agrarisch gebied met natuurverweving en rond de bestaande landbouwzetels worden uitbreidingsperimeters gelaten (die niet worden omgezet), zodat gesteld kan worden dat er ook geen negatieve significante effecten te verwachten zijn binnen de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’. C.
Wijziging van agrarisch gebied naar natuurgebied
C.1. Deze bestemmingswijziging heeft tot doel de aanwezige bosstructuur en natuurwaarden in het gebied beter te beschermen en kansen te creëren om de huidige bosstructuur te verankeren, te bufferen en de potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen. Zo wordt uitvoering gegeven aan de natuurbehoudsdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden, rekening houdend met het bestaande landgebruik in deze gebieden. Deze wijzigingen maken bijgevolg een aangepast beheer in de zin van de speciale beschermingszone mogelijk. Voor deze bestemmingswijzigingen wordt per definitie gesteld dat ze géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kunnen hebben. Ten aanzien van de bestaande agrarische activiteiten in deze gebieden wordt er vanuit gegaan dat er enerzijds ruime overgangsbepalingen ingeschreven worden die de nodige garanties bieden om de bestaande exploitaties verder te kunnen zetten en er anderzijds specifieke vergoedingen van toepassing zijn. Gelet op het voorgaande is het derhalve mogelijk te stellen dat het voorgenomen plan een bijdrage betekent tot de beheersmaatregelen binnen de speciale beschermingszone. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. C.2. Voor de wijziging naar natuurgebied wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Het is de bedoeling om de bestaande bosstructuur en de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden beter te beschermen en kansen te creëren om de potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen in relatie tot de natuurbehoudsdoelstellingen voor de speciale beschermingszone en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden, zonder het huidig ruimtelijk functioneren op korte termijn aan te tasten. C.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is is geen negatief significant milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande toestand, en het de bedoeling is de abiotische en biotische kwaliteiten van de referentiesituatie juridisch te verankeren en op lange termijn positief te beïnvloeden. Ten aanzien van de discipline ‘mensruimtelijke ordening’, zijn eveneens geen negatieve significante milieueffecten te verwachten omwille van de ruime overgangsbepalingen, garanties en vergoedingen voor de huidige landbouwexploitaties.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 29
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
D. Wijziging van militair gebied naar natuurgebied D.1. Deze bestemmingswijziging heeft tot doel de aanwezige bosstructuur en natuurwaarden in dit gebied beter te beschermen en kansen te creëren om de huidige bosstructuur te verankeren, te bufferen en de potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen. Zo wordt uitvoering gegeven aan de natuurbehoudsdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden, rekening houdend met het bestaande landgebruik in deze gebieden. Voor deze bestemmingswijzigingen wordt per definitie gesteld dat ze géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kunnen hebben. Ten aanzien van de bestaande militaire activiteiten kan gesteld worden dat de betreffende gronden reeds aangekocht zijn door de Afdeling Natuur en Bos en bijgevolg niet meer in actief militair gebruik zijn. Gelet op het voorgaande is het derhalve mogelijk te stellen dat het voorgenomen plan een bijdrage betekent tot de beheersmaatregelen binnen de speciale beschermingszone. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. D.2. Voor de wijziging naar natuurgebied wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Het is de bedoeling om de bestaande bosstructuur en de aanwezige natuur- en erfgoedwaarden in deze gebieden beter te beschermen en kansen te creëren om de potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen in relatie tot de natuurbehoudsdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden. D.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is geen negatief significant milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande toestand, en het de bedoeling is de abiotische en biotische kwaliteiten van de referentiesituatie juridisch te verankeren en op lange termijn positief te beïnvloeden. Ten aanzien van de discipline ‘mensruimtelijke ordening’, zijn eveneens geen negatieve significante milieueffecten te verwachten aangezien er geen militaire activiteiten meer plaatsvinden. E.
Wijziging van woon(uitbreidings)gebied naar bosgebied
E.1. Deze bestemmingswijziging heeft tot doel de aanwezige bosstructuur en natuurwaarden in het gebied beter te beschermen en kansen te creëren om de huidige bosstructuur te verankeren en te bufferen en de potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen. Zo wordt uitvoering gegeven aan de natuurbehoudsdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden, rekening houdend met het bestaande landgebruik in deze gebieden. Voor deze bestemmingswijzigingen wordt per definitie gesteld dat ze géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kunnen hebben. Het gebied is niet ontwikkeld als woongebied. Ten aanzien van de bestaande agrarische activiteiten in deze gebieden wordt er vanuit gegaan dat er enerzijds ruime overgangsbepalingen ingeschreven worden die de nodige garanties bieden om de bestaande exploitaties verder te kunnen zetten en anderzijds specifieke vergoedingen van toepassing zijn. Gelet op het voorgaande is het derhalve mogelijk te stellen dat het voorgenomen plan een bijdrage betekent tot de beheersmaatregelen binnen de speciale beschermingszone. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. E.2. Voor de wijziging naar natuurgebied wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Het is de bedoeling om kansen te creëren om de natuur- en bosstructuur te versterken via ecologische verbindingen en de daaraan verbonden potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen in relatie tot de natuurbehoudsdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden, zonder het huidig ruimtelijk functioneren op korte termijn aan te tasten. Hierbij wordt rekening gehouden met het bestaande landbouwgebruik. Het gebied werd niet ontwikkeld als woongebied.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 30
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
E.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is echter geen negatieve significant milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande toestand en het de bedoeling is de abiotische en biotische kwaliteiten van de referentiesituatie juridisch te verankeren en op lange termijn positief te beïnvloeden. Ten aanzien van de discipline ‘mensruimtelijke ordening’, zijn eveneens geen significante milieueffecten te verwachten aangezien de percelen onbebouwd zijn en er specifieke vergoedingen van toepassing zijn. Voor de aanwezige landbouwexploitaties zijn daarnaast ook ruime overgangsbepalingen voorzien. F.
Wijzigingen van gebied voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen naar gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde en natuurverweving
F.1. Deze bestemmingswijziging heeft tot doel de bestaande ruimtelijke kenmerken te bestendigen en een juridische basis te geven voor het behoud van cultuurhistorische erfgoedwaarden, afgestemd op de ecologische waarde van het omliggende bos- en natuurcomplex. De mogelijkheden voor bebouwing en functiewijzigingen worden beperkt t.o.v. de huidig geldende plannen van aanleg. Voor deze bestemmingswijzigingen wordt bijgevolg gesteld dat ze géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kunnen hebben. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. F.2. Voor de wijziging naar gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Het is de bedoeling om kansen te creëren naar eenduidige bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed en de inpassing in de omliggende natuur- en bosstructuur. Tevens kunnen de beheerders van het gebied vrijwillig kiezen om de potenties voor natuurverweving verder te benutten. F.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is echter geen significant negatief milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande toestand, en het de bedoeling is de abiotische en biotische kwaliteiten en de erfgoedwaarde van de referentiesituatie juridisch te verankeren en op lange termijn positief te beïnvloeden. Milderende maatregelen naar afvalwater, genererende mobiliteit en de relatie tot de in de omgeving aanwezige functies (m.n. bos en natuur) worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Ten aanzien van de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’, zijn eveneens geen significante negatieve milieueffecten te verwachten aangezien het huidige gebruik behouden kan blijven. G. Wijzigingen van agrarisch gebied of natuurgebied naar openruimtegebied met cultuurhistorische waarde en natuurverweving G.1. Deze bestemmingswijziging heeft tot doel de bestaande ruimtelijke kenmerken te bestendigen en een juridische basis te geven voor het behoud van cultuurhistorische erfgoedwaarden, afgestemd op de ecologische waarde van het omliggende bos- en natuurcomplex. Het behoud van het onbebouwde karakter en de natuur- en landschapswaarden van deze sites wordt met de bestemmingswijziging verzekerd. Voor deze bestemmingswijzigingen wordt per definitie gesteld dat ze géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kunnen hebben. Deze onderdelen van het voorgenomen plan vormen dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. G.2. Voor de wijziging naar gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde wordt uitgegaan van de bestaande toestand. Het is de bedoeling om een eenduidige bescherming te geven aan het cultuurhistorisch erfgoed, rekening houdend met de natuur- en landschapswaarden van de omliggende natuur- en bosstructuur en van de sites zelf. Tevens kunnen de beheerders van het gebied vrijwillig kiezen om de potenties voor natuurverweving verder te benutten.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 31
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
G.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is echter geen significant negatief milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande toestand, en het de bedoeling is de abiotische en biotische kwaliteiten en de erfgoedwaarde van de referentiesituatie juridisch te verankeren en op lange termijn positief te beïnvloeden. Milderende maatregelen naar afvalwater, genererende mobiliteit en de relatie tot de in de omgeving aanwezige functies (m.n. bos en natuur) worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Ten aanzien van de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’, zijn eveneens geen significante negatieve milieueffecten te verwachten aangezien het huidige gebruik behouden kan blijven. H. Wijziging van natuurgebied naar recreatiegebied met natuurverweving H.1. Deze bestemmingswijziging betreft een minimale oppervlakte die aansluit op een zone recreatiegebied van het huidig geldend plan. De bestemmingswijziging en het hernemen van de bestemming recreatiegebied heeft tot doel de bestaande ruimtelijke kenmerken te bestendigen en een juridische basis te geven aan de functies voor de bestaande manege. Hierbij worden mogelijkheden aangereikt om de toeristisch-recreatieve voorzieningen in het boscomplex op een duurzame wijze in te richten en de toekomstige ontwikkelingen af te stemmen op de ecologische waarde van het omliggende boscomplex. De totale oppervlakte van het recreatiegebied in het voorgenomen plan is kleiner dan 5 ha. Gemiddeld doen 140 personenauto-equivalenten per week en 4 bussen per jaar de site aan. Gezien het feit dat de verkeersgenererende werking geen pieken kent van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur en de beperkte oppervlakte van de site, kan gesteld worden dat deze bestemmingswijziging géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kan hebben. Dit onderdeel van het voorgenomen plan vormt dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. H.2. Voor de wijziging naar recreatiegebied met natuurverweving wordt uitgegaan van de bestaande toestand in relatie tot de omliggende natuurfunctie. Binnen het mobiliteitbeleid van de gemeente Oud-Heverlee is de manege geen knelpunt. Tevens kunnen de beheerders van het gebied vrijwillig kiezen om de potenties voor natuurverweving verder te benutten. H.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is geen significant negatief milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande toestand en de afstemming op de ecologische waarde van het omliggende boscomplex. Milderende maatregelen naar afvalwater, genererende mobiliteit en de relatie tot de in de omgeving aanwezige functies (m.n. bos en natuur) worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Ten aanzien van de discipline ‘mens-ruimtelijke ordening’, zijn eveneens geen significante milieueffecten te verwachten aangezien het huidige gebruik behouden kan blijven. I.
Wijziging in functie van kamperen in groepsverband
I.1. Deze bestemmingswijziging heeft tot doel de bestaande ruimtelijke kenmerken van het gebied te behouden en een juridische basis te geven voor het kamperen in groepsverband. Het gaat hierbij over het behoud van het gebruik van de bossen als kampeerzone voor jeugdgroepen. Er worden mogelijkheden aangereikt om de toeristisch-recreatieve voorzieningen in het boscomplex op een duurzame wijze in te richten en de toekomstige ontwikkelingen af te stemmen op de ecologische waarde van het omliggende boscomplex. Deze doelstellingen geven uitvoering aan de visie uit het eindrapport van de Ruimtelijke Structuurvisie Meerdaalwoud – Heverleebos en verzekert de afstemming op het bestaande beheerplan van het domein, dat op zich is afgestemd op het beheerplan van het omliggend natuurcomplex.. De mogelijkheden voor bebouwing en functiewijzigingen worden beperkt t.o.v. de huidig geldende plannen van aanleg. De bestaande bebouwing kan behouden blijven, maar uitbreiding is niet mogelijk. Mogelijkheden voor herlocalisatie worden beperkt en afgestemd op de ecologische waarden van het omliggende boscomplex. De verkeersgeneratie van dit ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 32
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
gebied blijft beperkt gezien gemiddeld meer dan 70% van de kampeerders met de trein komt en het domein vanaf het station te voet bereikt. De overige 30% zijn ongeveer 48 personenauto-equivalenten per week die het domein aandoen. Voor deze bestemmingswijziging wordt bijgevolg gesteld dat ze géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kan hebben. Dit onderdeel van het voorgenomen plan vormt dus geen kader voor bijlage I/IIprojecten en er is geen passende beoordeling vereist. I.2. Voor de wijziging in kader van het kamperen in groepsverband wordt uitgegaan van de bestaande toestand en de doelstelling om te komen tot een duurzame inrichting van de toeristisch-recreatieve voorzieningen, afgestemd op de ecologische waarde van het omliggende boscomplex. De bestemmingswijziging wordt als overdruk aangebracht op de grondkleur bosgebied. I.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is geen significant negatief milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’ en ‘landschap’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande toestand en de afstemming op de ecologische waarde van het omliggende boscomplex. Daarnaast is het de bedoeling de abiotische en biotische kwaliteiten van de referentiesituatie juridisch te verankeren en op lange termijn positief te beïnvloeden. Milderende maatregelen naar afvalwater, genererende mobiliteit en de relatie tot de in de omgeving aanwezige functies (m.n. bos en natuur) worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Ten aanzien van de discipline ‘mensruimtelijke ordening’, zijn eveneens geen significante milieueffecten te verwachten aangezien het huidige gebruik behouden kan blijven. J.
Wijzigingen in functie van verminderen van de barrièrewerking van verkeersinfrastructuur
J.1. Deze overdruk op de bestemmingen heeft tot doel de aanwezige natuurwaarden in de gebieden beter te beschermen en kansen te creëren om de negatieve effecten van de bestaande versnippering door weginfrastructuur te verminderen. Het betreft milderende maatregelen die kansen creëren om de huidige bosstructuur te verankeren, te bufferen en de potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen. Daarnaast heeft de overdruk tot doel de toeristischrecreatieve voorzieningen in het boscomplex op een duurzame wijze in te richten, afgestemd op de huidige en potentiële natuurwaarden. Deze doelstellingen geven uitvoering aan de visie uit het eindrapport van de Ruimtelijke Structuurvisie Meerdaalwoud – Heverleebos. De wijziging maakt onderdeel uit van het natuurgebied en het natuurbeheer, en niet van de weginfrastructuur die zij dwarst of flankeert. Gelet op het voorgaande is het derhalve mogelijk te stellen dat het voorgenomen plan een bijdrage betekent tot de beheersmaatregelen binnen de speciale beschermingszone. Voor deze bestemmingswijziging wordt bijgevolg gesteld dat ze géén aanzienlijke negatieve milieueffecten kan hebben. Dit onderdeel van het voorgenomen plan vormt dus geen kader voor bijlage I/II-projecten en er is geen passende beoordeling vereist. J.2. Voor de wijziging in kader van het verminderen van barrièrewerking wordt uitgegaan van de bestaande toestand en de doelstelling om de aanwezige natuurwaarden in deze gebieden beter te beschermen en kansen te creëren om de potentiële natuurwaarden te ontwikkelingen in relatie tot de natuurbehoudsdoelstellingen voor het Habitatrichtlijngebied en de doelstellingen die voor het Vlaams Ecologisch Netwerk en het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk geformuleerd worden. De bestemmingswijziging wordt als overdruk aangebracht op de bestemming van grondkleur. J.3. Het voorgenomen plan betreft een wijziging van het bestaande kader voor vergunningen. Er is echter geen significant milieueffect voor de disciplines ‘fauna en flora’, ‘landschap’ en ‘mens-, ruimtelijke ordening’ te verwachten, aangezien de wijziging ingegeven is door de bestaande kenmerken van het gebied en onderdeel uitmaakt van het natuurgebied en –beheer. Daarnaast is het de bedoeling de abiotische en biotische kwaliteiten van de referentiesituatie juridisch te verankeren en op lange termijn positief te beïnvloeden.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 33
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Samenvattende beschrijving De bestaande agrarische gebieden worden gedifferentieerd in functie van bebouwingsmogelijkheden, potenties voor natuurverweving, ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en voor de bescherming van het bestaand waardevol erfgoed. Verder worden natuur- en bosbestemmingen herbevestigd en worden voor het behoud van erfgoedwaarden specifieke elementen opgenomen. Per type bestemmingswijziging werd hoger weergegeven in welke mate het voorgenomen plan kader is voor bijlage I of II-projecten en of een passende beoordeling is vereist. Het samengaan van al deze planonderdelen levert geen cumulatieve effecten op, aangezien deze allen dezelfde doelstelling hebben, namelijk het vrijwaren van de openruimte voor landbouw, natuur en bos, het behoud van erfgoedwaarden en het in uitvoering brengen van de beheersmaatregelen voor deze speciale beschermingszone. De planonderdelen die grenzen aan Wallonië omvatten de bestendiging van het natuurcomplex en bestaande, onbebouwde agrarische gebieden. Er kan dus vanuit gegaan worden dat er geen grensoverschrijdende significante negatieve milieueffecten verwacht worden. Voor de hoger beschreven planonderdelen werd telkens aangetoond dat er geen passende beoordeling nodig is. Het samengaan van de verschillende planonderdelen levert geen conflicten op en kan eveneens geen aanleiding geven tot een betekenisvolle aantasting van een soort of habitat. Alle planonderdelen zijn gericht op het behouden en versterken van de bestaande ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten. Het samengaan van de verschillende planonderdelen veroorzaakt geen ruimtelijke conflicten of bijkomende milieueffecten. Het voorgenomen plan betreft enkel beperkte wijzigingen van het bestaand kader voor vergunningen. Door het samengaan van de verschillende planonderdelen zijn geen significante milieueffecten te verwachten, aangezien de wijzigingen ingegeven zijn door de bestaande kenmerken van het gebied. De indeling van de planonderdelen is bovendien gebeurd in overleg met de betrokken actoren en gebaseerd op de bestaande toestand. Ten aanzien van de discipline mensruimtelijke ordening zijn geen significante milieueffecten te verwachten omwille van de gericht ingezette ruime overgangsbepalingen en andere milderende maatregelen. Bij dit onderzoek tot milieueffectrapportage werden de besturen en instanties zoals bepaald in artikel 3 en 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage van plannen en programma's, geraadpleegd. Conform de bepalingen van artikel 4.2.6 van het DABM werden het ‘onderzoek tot milieueffectrapportage’ en de uitgebrachte adviezen overgemaakt aan de dienst MER van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. De resultaten van het onderzoek tot milieueffectrapportage zullen geraadpleegd kunnen worden op www.mervlaanderen.be.
4.7
Veiligheidsrapportage In haar advies naar aanleiding van de plenaire vergadering over het voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geeft de Dienst Veiligheidsrapportering van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie aan dat zij geen aanzienlijke effecten inzake externe veiligheid verwachten en dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport moet opgemaakt worden.
4.8
Watertoets Artikel 8 § 1 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 stelt dat de watertoets moet toegepast worden op alle overheidsbeslissingen inzake vergunningen, plannen of programma’s.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 34
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is gericht op behoud van de onbebouwde openruimte voor landbouw, natuur en bos. De overstromingsgevoelige vallei van de Vaalbeek - Molenbeek is in belangrijke mate gedifferentieerd als natuurgebied, hetgeen het bouwvrij karakter van deze gebieden garandeert. Deze keuze van de bestemmingen is maximaal afgestemd op het fysisch systeem en het daartoe behorende watersysteem en de aanwezige ecologische en hydrologische kwaliteiten en potenties. Gelet op de specifieke stedenbouwkundige voorschriften die m.b.t. de waterbergingsfunctie van het gebied opgenomen zijn en die het behoud van het waterbergend vermogen garanderen, kan gesteld worden dat het plan in overeenstemming is met de doelstellingen vanuit het integraal waterbeleid. Om die reden kan geconcludeerd worden dat het plan geen betekenisvolle negatieve impact zal hebben op het watersysteem, noch op de waterkwaliteit. Blijft uiteraard dat aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen onderworpen blijven aan de bepalingen van de watertoets en indien nodig op dat niveau bijkomende remediërende of compenserende maatregelen opgelegd kunnen worden.
4.9
Ruimtebalans De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans. Tabel 2.
Ruimtebalans
Bestemmingscategorie
Voor
Na
Verschil
Wonen
4 ha
0 ha
- 4 ha
1 ha
2 ha
+ 1 ha
Reservaat en natuur
1952 ha
1643 ha
- 309 ha
Bos
224 ha
711 ha
+ 487 ha
2 ha
43 ha
+ 41 ha
Landbouw
304 ha
209 ha
- 95 ha
Overige
121 ha
0 ha
- 121 ha
1188 ha
1562 ha
+ 374 ha
0 ha
87 ha
+ 87 ha
1188 ha
1649 ha
+ 461 ha
Natuurverweving in overdruk boven landbouw
0 ha
88 ha
+ 88 ha
Natuurverweving in overdruk boven bosgebied
0 ha
711 ha
+ 711 ha
Natuurverweving in overdruk boven overig groen
0 ha
43 ha
+ 43 ha
Natuurverweving in overdruk boven recreatie
0 ha
2 ha
+ 2 ha
Totaal natuurverweving in overdruk
0 ha
844 ha
+ 844 ha
Recreatie
Overig groen
GEN in overdruk GENO in overdruk Totaal GEN/GENO in overdruk
5
5 Via afbakening procedure natuurdecreet ‘VEN eerste fase’ (Besluit Vlaamse Regering 18 juli 2003).
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 35
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 36
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
4.10 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften en op te heffen voorschriften Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften Voorschriften betreffende het plangebied geldend volgens - gewestplan nr. 23 Leuven (KB 07.04.1977) - overlappende delen van BPA ‘De Jacht’ – Leuven (MB 29.07.1998)
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel 1. Agrarisch gebied Artikel 1.1
Bepalingen m.b.t. de landbouwactiviteiten
Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw.
Landbouw is de hoofdbestemming in dit gebied. Naast landbouw in de eigenlijke zin van het woord zijn eveneens toegelaten: hoevetoerisme (dit valt onder de noemer verblijfsgelegenheid), verkoop van eigen landbouwproducten, zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een bedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het bedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden... Een landbouwbedrijf is een werkelijk bedrijf en geen hobbylandbouw.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Verblijfsgelegenheid moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen: het gaat om verblijfsgelegenheid binnen de bestaande gebouwen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf. Het gaat geenszins om grootschalige toeristische logies. Het voorzien in verblijfsgelegenheid moet proportioneel bekeken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme, het ter beschikking stellen van slaapruimten en sanitair voor jeugdkampen of het voorzien van sanitair voor hoevekamperen. Onder landbouw wordt verstaan landbouw in de ruime zin van het woord namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw… Conform de bepalingen van artikels 4.4.4 en 4.4.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het agrarisch gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Ten aanzien van de in het gebied aanwezige kleine landschapselementen gelden de algemene beschermingsmaatregelen vanuit het natuurdecreet. In die zin is het wijzigen van kleine landschapselementen afhankelijk van het verkrijgen van een natuurvergunning. Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. Vergunningsaanvragen voor permanente bebossing moeten met de nodige omzichtigheid beoordeeld worden aangezien met dit ruimtelijk uitvoeringsplan het gebied bestemd wordt voor de landbouw. Dit geldt in mindere mate voor tijdelijke bebossing. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel 4.4.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen ook de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit,
- overlappende delen van BPA ‘De Jacht (deel 2)-herziening’ – Leuven (MB 05.02.2004) - overlappende delen van BPA ‘Waversebaan’ - Leuven (MB 28.12.1977) - overlappende delen van BPA ‘Winkelveld’ – Oud-Heverlee (MB 11.03.1987)
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater...)... In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijn de woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels 4.4.10 tot 4.4.23 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: -
Volgens deze bepalingen is het toegelaten bestaande, niet verkrotte woningen en constructies niet zijnde woningbouw te verbouwen of te herbouwen. Bestaande woningen kunnen worden uitgebreid tot 1000 m³ en het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Bij herbouw blijft het volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m³, ook als het bestaande volume groter is.
-
Functiewijzigingen kunnen toegelaten worden conform de bepalingen van artikel 4.4.23 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Artikel 1.2
Bepalingen m.b.t. de aan landbouw verwante bedrijven
In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan:
Onder aan de landbouw verwante bedrijven worden verstaan: bedrijven die alleen aan de landbouwers producten toeleveren of van landbouwers afgenomen producten stockeren, sorteren of verpakken in verse toestand, tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van een halve hectare.
-
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Bij verwerking is alleen mestbehandeling of mestvergisting toegelaten. Als mestbehandeling en mestvergisting worden in de omzendbrief RO 2006/01 van 19 mei 2006 beschouwd een proces waarbij minstens 60 % van het gewicht van de te verwerken producten bestaat uit stromen direct afkomstig uit land- en tuinbouw en maximaal 40 % uit andere organische en biologische stromen. Voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn: aardappelhandelaar, graantrieerinstallatie, centrale mestopslag, verkoop van meststoffen, verkoop van veevoeders, koelplaatsen, silo’s, drooginstallaties, vlasroterijen, loonwerker, herstelplaats van tractors, landbouwproefbedrijf, tuinbouwproefbedrijf, centrum voor kunstmatige inseminatie voor landbouwdieren, schoolhoeve. De schaal van die bedrijven moet aansluiten bij de schaal van de activiteiten in de omgeving. Bedrijven met een groot hinterland horen niet thuis in het agrarisch gebied maar op een bedrijventerrein.
Artikel 1.3
Bepalingen m.b.t. waterbeheer
Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.
-
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel 1.1 tot 1.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden… In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van
Toelichtingsnota (tekst) 38
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen.
Op te heffen voorschriften
Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de "Vademecums Natuurtechniek" (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek). Artikel 1.4
Bepalingen m.b.t. de overdruk natuurverweving In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functies landbouw en natuur. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare landbouwactiviteiten ruimtelijk ondersteund te worden.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels 1.1 tot 1.3 volgende bijkomende bepalingen: -
De vermelde handelingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten, met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: -
een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;
-
de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora;
-
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies;
-
het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de
Toelichtingsnota (tekst) 39
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
waterlopen; -
de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik.
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. -
Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. De volgende constructies geplaatst voor de beroepslandbouw zijn evenwel toegelaten en worden niet als gebouwen en gelijkaardige
-
schuilhokken voor het tijdelijk verblijf van grazende dieren, voor zover de omvang ervan in verhouding is tot de begraasbare oppervlakte en de aard en het aantal dieren waarvoor het bestemd is. Schuilhokken zijn eenvoudige en verwijderbare constructies met één zijde (deels) open.
Serres en stallen daarentegen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en gelijkaardige constructies. Een stalling is, anders dan een schuilhok, een omsloten en overdekte ruimte, een houten of stenen gebouw dat dient tot verblijf van weidedieren en waarin één of meerdere van die dieren tijdelijk of permanent kunnen verblijven en/of gehuisvest worden.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel 2. Bouwvrij agrarisch gebied Artikel 2.1
Bepalingen m.b.t. de landbouwactiviteiten
Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw.
Onder landbouw wordt verstaan landbouw in de ruime zin van het woord namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.
Het oprichten van gebouwen en constructies is uitgesloten in het bouwvrij agrarisch gebied. De volgende constructies geplaatst voor de beroepslandbouw zijn evenwel wel toegelaten en worden niet als gebouwen en gelijkaardige constructies beschouwd: -
plastictunnels, constructies voor oogstbescherming (bv. roterend luchtmengtoestel of netten tegen hagelschade) en constructies voor kleinschalige energieopwekking die tijdelijk geplaatst worden of gemakkelijk verplaatsbaar zijn (bv. kleinschalig zonnepanelen om bv. een waterpomp te laten werken in een weide of om stroom op te wekken voor schrikdraad).
-
schuilhokken voor het tijdelijk verblijf van grazende dieren, voor zover de omvang ervan in verhouding is tot de begraasbare oppervlakte en de aard en het aantal dieren waarvoor het bestemd is. Schuilhokken zijn eenvoudige en verwijderbare constructies met één zijde (deels) open.
Serres en stallen daarentegen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en gelijkaardige constructies. Een stalling is, anders dan een schuilhok, een omsloten en overdekte ruimte, een houten of stenen gebouw dat dient tot verblijf van weidedieren en waarin één of meerdere van die dieren tijdelijk of permanent kunnen verblijven en/of gehuisvest worden.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 40
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Conform de bepalingen van artikels 4.4.4 en 4.4.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het agrarisch gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Ten aanzien van de in het gebied aanwezige kleine landschapselementen gelden de algemene beschermingsmaatregelen vanuit het natuurdecreet. In die zin is het wijzigen van kleine landschapselementen afhankelijk van het verkrijgen van een natuurvergunning. Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. Vergunningsaanvragen voor permanente bebossing moeten met de nodige omzichtigheid beoordeeld worden aangezien met dit ruimtelijk uitvoeringsplan het gebied bestemd wordt voor de landbouw. Dit geldt in mindere mate voor tijdelijke bebossing. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel 4.4.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Artikel 2.2
Bepalingen m.b.t. waterbeheer
Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.
-
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in artikel 2.1 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden… In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 41
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek).
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel 3. Natuurgebied Artikel 3.1
Bepalingen m.b.t. natuur
Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie.
In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal…). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is. Conform de bepalingen van artikel 4.4.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociaal-culturele of recreatieve medegebruik vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het natuurgebied zijn bijvoorbeeld: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken... - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het natuurgebied voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes, afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, voorzieningen voor een bivakzone... Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel 4.4.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen ook de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater...)... In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels 4.4.10 tot 4.4.22 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 42
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies: -
Volgens deze bepalingen is in natuurgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten.
-
Herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak (bv. brand...) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (cfr. Codex Ruimtelijke Ordening artikel 4.4.21 en 4.4.22).
Artikel 3.2
Bepalingen m.b.t. het waterbeheer
Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.
-
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel 3.1 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden… In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek).
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 43
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Artikel 3.3
Bepalingen m.b.t. de overdruk grote eenheid natuur
Op te heffen voorschriften
Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur (GEN) in de zin van het decreet Natuurbehoud en is in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied.
aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur.
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur. Artikel 3.4
Bepalingen m.b.t. de overdruk grote eenheid natuur in ontwikkeling Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling (GENO) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur in ontwikkeling zijn van toepassing in dit gebied.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies én voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden. Het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Het ruimtelijk beleid is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud van de huidige biologische waarde en de ontwikkeling van een hogere biologische waarde. De ruimtelijke ondersteuning houdt randvoorwaarden in voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige ecotopen. Verder houdt de ruimtelijke ondersteuning een gefaseerde omzetting in van het grondgebruik naar een gebruik dat het herstel en de ontwikkeling van de gewenste ecotopen toelaat. Bestaande activiteiten in het gebied kunnen behouden blijven totdat de natuurbestemming gerealiseerd is. Dat is een feitelijke kwestie. De activiteiten in het gebied moeten het behoud van de reeds aanwezige natuurwaarden garanderen en mogen het herstel en de verdere ontwikkeling ervan niet hypothekeren. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Zijn evenwel toegelaten en worden niet als gebouwen en gelijkaardige constructies aangezien, voor zover ze nodig of nuttig zijn voor de bestaande landbouwactiviteiten: -
plastictunnels, constructies voor oogstbescherming (bv. roterend luchtmengtoestel of netten tegen hagelschade) en constructies voor kleinschalige energieopwekking die tijdelijk geplaatst worden of gemakkelijk verplaatsbaar zijn (bv. kleinschalig zonnepanelen om bv. een waterpomp te laten werken in een weide of om stroom op te wekken voor schrikdraad)…
-
schuilhokken voor het tijdelijk verblijf van grazende dieren, voor zover de omvang ervan in verhouding is tot de begraasbare oppervlakte en de aard en het aantal dieren waarvoor het bestemd is. Schuilhokken zijn eenvoudige en verwijderbare constructies met één zijde (deels) open.
Serres en stallen daarentegen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en gelijkaardige
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 44
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
constructies. Een stalling is, anders dan een schuilhok, een omsloten en overdekte ruimte, een houten of stenen gebouw dat dient tot verblijf van weidedieren en waarin één of meerdere van die dieren tijdelijk of permanent kunnen verblijven en/of gehuisvest worden.
Artikel 4. Bosgebied Artikel 4.1
Bepalingen m.b.t. bos
Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos.
“Bos” moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zoals in het Bosdecreet. Open plekken in het bos vallen daar bijvoorbeeld ook onder.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten.
Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als bosgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten voor zover ze rechtstreeks gerelateerd zijn aan de functies van het bos zoals gedefinieerd in het bosdecreet. Het gaat bijvoorbeeld om: -
gebouwen die noodzakelijk voor het beheer van en het toezicht op de bossen, op voorwaarde dat ze niet kunnen worden gebruikt als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal ...).
-
sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke vorm van verblijfsaccomodatie, behoudens de mogelijkheden geboden in art. 4.5.
Conform de bepalingen van artikels 4.4.4 en 4.4.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociaal-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het bosgebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het bos zijn bijvoorbeeld: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken, inrichtingen voor speelbossen en speelweiden zoals klim- en speeltuigen... - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het bos voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes, afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, observatietoren, voorzieningen voor een bivakzone... De omvang van deze voorzieningen (bv. parkeerplaatsen) is in verhouding tot de omvang van het bos. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel 4.4.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen ook de aanleg van fiets- en wandelpaden, de
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 45
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater...)... In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijn de woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels 4.4.10 tot 4.4.22 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies: -
Volgens deze bepalingen is in bosgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten.
-
Herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak (bv. brand...) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (cfr. Codex Ruimtelijke Ordening artikel 4.4.21 en 4.4.22).
Artikel 4.2
Bepalingen m.b.t. de landbouwactiviteiten
Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven.
Het bestaande landbouwgebruik kan behouden blijven tot het moment waarop de bosbestemming wordt gerealiseerd met de aanplant van bomen. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.
Zijn evenwel toegelaten en worden niet als gebouwen en gelijkaardige constructies aangezien, voor zover ze nodig of nuttig zijn voor de bestaande landbouwactiviteiten: -
plastictunnels, constructies voor oogstbescherming (bv. roterend luchtmengtoestel of netten tegen hagelschade) en constructies voor kleinschalige energieopwekking die tijdelijk geplaatst worden of gemakkelijk verplaatsbaar zijn (bv. kleinschalig zonnepanelen om bv. een waterpomp te laten werken in een weide of om stroom op te wekken voor schrikdraad)…
-
schuilhokken voor het tijdelijk verblijf van grazende dieren, voor zover de omvang ervan in verhouding is tot de begraasbare oppervlakte en de aard en het aantal dieren waarvoor het bestemd is. Schuilhokken zijn eenvoudige en verwijderbare constructies met één zijde (deels) open.
Serres en stallen daarentegen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en gelijkaardige constructies. Een stalling is, anders dan een schuilhok, een omsloten en overdekte ruimte, een houten of stenen gebouw dat dient tot verblijf van weidedieren en waarin één of meerdere van die dieren tijdelijk of permanent kunnen verblijven en/of gehuisvest worden. Artikel 4.3
Bepalingen m.b.t. het waterbeheer
Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.
-
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling…
Toelichtingsnota (tekst) 46
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
-
Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden…
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel 4.1 tot 4.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Op te heffen voorschriften
In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek).
Artikel 4.4
Bepalingen m.b.t. de overdruk natuurverweving In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functies bosbouw en natuur. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare bosbouwactiviteiten ruimtelijk ondersteund te worden.
aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en bosbouw nevengeschikt zijn.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: -
een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;
-
de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora;
-
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies;
Toelichtingsnota (tekst) 47
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften -
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden;
-
het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen;
-
de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik.
Op te heffen voorschriften
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Artikel 4.5
Bepalingen m.b.t. de mogelijkheden voor kamperen in groepsverband Onder kampeeractiviteiten in groepsverband worden jeugdkampen, bosklassen, tentenkampen… en daarmee verenigbare kleinschalige vormen van (individueel) kamperen in tenten verstaan. Andere vormen van verblijfsrecreatie (openluchtrecreatieve verblijven, camping, hotel, weekendverblijven, bungalowpark...) of hoogdynamische vormen van dagrecreatie (intensief gebruikte sportterreinen, golfterrein, pretpark...) zijn niet toegelaten.
aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. In het gebied dat met deze overdruk is aangeduid zijn kampeeractiviteiten in groepsverband en daaraan gerelateerde activiteiten voor zover die een integrerend deel uitmaken van het kamperen, toegelaten. -
verbouwen of herbouwen van de bestaande, vergunde bouwvolumes is toegelaten, met een totale maximale capaciteit van 200 bedden. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten voor zover ze de bestaande bosstructuur niet in het gedrang brengen.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Aan de groepsverblijfsinfrastructuur gerelateerde activiteiten zijn bv. natuur- en milieueducatie, onthaalinfrastructuur... De bestaande voorzieningen voor jeugdverblijfsrecreatie kunnen behouden blijven. Verbouw of herbouw van de gebouwen voor groepsverblijven (slaapruimten, eet- en kookruimten, ontspanningsruimten, ingerichte buitenruimte...) is mogelijk, met een totale maximale capaciteit van 200 bedden. Bij herbouw dient daarnaast rekening gehouden te worden met een betere ruimtelijke inpassing van de gebouwen ten opzichte van de bosstructuur. Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het functioneren van het kamperen in groepsverband is toegelaten. Hieronder wordt verstaan: -
het inrichten van terreinen voor groepskamperen (tentenweide, kampvuurkring, blokhut, bergruimten voor kampeermateriaal en sjorhout, sanitaire voorzieningen...);
-
toegangswegen en beperkte parkeervoorzieningen;
-
speeltuigen, avonturenparcours, speelbossen en speelweiden, een (overdekte) picknickplaats, zitbanken, vuilnisbakken...;
-
toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen, informatieborden, verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten...;
-
paden voor niet-gemotoriseerd verkeer : wandelen, fietsen, paardrijden... Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding;
-
kleinschalige infrastructuur voor het laagdynamisch gebruik van sport- en spelterreinen (voetbaldoelen, bergruimte, schuilplaatsen, afsluitingen…). De aanleg van terreinen voor hoogdynamisch gebruik en randinfrastructuren zoals lichtmasten, tribunes, reclamepanelen,... zijn niet toegelaten.
Toelichtingsnota (tekst) 48
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel 5. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde Artikel 5.1
Bepalingen m.b.t. het gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde
Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies.
Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten.
Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.
De in artikel 5.1 tot 5.6 genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt. Artikel 5.2
Bepalingen m.b.t. toelaatbare functiewijzigingen van bestaande bebouwing
In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden:
Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing in het gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde is mogelijk, rekening houdend met de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied. Alle instandhoudingswerken, ook structurele aan die gebouwen zijn toegelaten, alsook het verbouwen of herbouwen.
-
wonen
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
bosbeheer
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
-
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Een beperkte uitbreiding van het bestaand bouwvolume kan toegelaten worden voor zover de bouwkundige erfgoedwaarde gevrijwaard blijft, hersteld of versterkt wordt. De schaal van dergelijke uitbreidingen moet aansluiten bij de schaal van de reeds aanwezige bebouwing op de site. Het advies vanuit de gewestelijke administratie bevoegd voor het onroerend erfgoed wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van dergelijke vergunningsaanvragen. Deze werken, handelingen en wijzigingen m.b.t. de functies wonen, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen, toeristisch-recreatieve voorzieningen en bosbeheer kunnen slechts toegelaten worden op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Het moet proportioneel bekeken worden en ook rekening houden met de sectorale wetgeving. Dit betekent onder meer dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de voorziene verweving van functies noch de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving, noch de gewenste ruimtelijke structuur in het gedrang brengt of verstoort. Het naleven van deze voorwaarden moet blijken uit de beslissing van de vergunningverlenende overheid of het advies van de gemachtigde ambtenaar.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 5.1, ten minste aandacht besteed aan:
Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bv. zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen.
-
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
Onder toeristisch-recreatieve voorzieningen worden zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen begrepen.
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, infrastructuren in functie van speelbossen en speelweiden
Toelichtingsnota (tekst) 49
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
(speeltuigen, zitbanken, picknicktafels, vuilnisbakken,…), kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen,...), kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair,...) bv. in functie van jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, ,...
Aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen worden voor advies voorgelegd aan de gewestelijke administratie bevoegd voor het onroerend erfgoed.
Hoogdynamische dagrecreatieve activiteiten (sportvelden, golfterreinen, dierentuinen, omvangrijke speeltuinen...) of toeristische voorzieningen (grootschalige openluchtrecreatieve verblijven, camping, hotel, weekendverblijven, bungalowpark...) zijn niet toegelaten. Kantoor- of dienstenfuncties en horeca zijn niet toegelaten,
Artikel 5.3
Bepalingen m.b.t. de landbouwactiviteiten
In voorkomend geval is landbouw is een nevengeschikte functie.
Het behoud van de bestaande landbouwactiviteiten in het gebied blijft gegarandeerd.
Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten.
Bestaande landbouwbedrijfszetels kunnen verbouwen, herbouwen of uitbreiden, voor de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied behouden blijft. Nieuwe landbouwbedrijfszetels zijn niet toegelaten.
Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Onder de niet toegelaten niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven wordt verstaan agrarische bedrijven die hun landbouwproductie (plantaardig/dierlijk) uitsluitend in bedrijfsgebouwen voortbrengen. Deze bedrijven hebben slechts behoefte aan een bouwplaats voor de oprichting van hun bedrijf.
Artikel 5.4
Bepalingen m.b.t. gemeentelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels 5.2 en 5.3, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels 5.2 en 5.3.
Er wordt aan de gemeenten en provincies de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van deze activiteiten meer gedetailleerd te regelen. In dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen.
Artikel 5.5
Bepalingen m.b.t. het waterbeheer
Handelingen die nodig of nuttig zijn voor:
In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.
-
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel 5.1 tot 5.4 genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Op te heffen voorschriften
Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling… Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden… In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen… De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 50
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de Vademecums Natuurtechniek (http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek). Artikel 5.6
Bepalingen m.b.t. de overdruk natuurverweving In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie natuur en de andere functies in het gebied. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare andere activiteiten ruimtelijk ondersteund te worden.
aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: -
een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;
-
de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora;
-
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies;
-
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden;
-
het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen;
-
de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik.
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 51
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel 6. Recreatiegebied Artikel 6.1
Bepalingen m.b.t. dagrecreatie
Het gebied is bestemd voor dagrecreatie.
De bestaande voorzieningen voor de manege kunnen behouden blijven.
Alle werken die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten. Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
kleinschalige infrastructuur aanbrengen die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Enkel infrastructuur voor manege is toegelaten voor zover het een integrerend deel uitmaakt van het geheel. Andere vormen dagrecreatie, verblijfsrecreatie (openluchtrecreatieve verblijven, camping, hotel, weekendverblijven, bungalowpark...) of hoogdynamische vormen van dagrecreatie (intensief gebruikte sportterreinen, golfterrein, pretpark...) zijn niet toegelaten. Herbouw en verbouwingen worden zoveel mogelijk geconcentreerd en gebundeld teneinde de onverharde oppervlakte zo maximaal mogelijk te houden. Het aanbrengen van infrastructuren die nodig is voor het functioneren van de manege is toegelaten. Hieronder wordt verstaan: -
het inrichten van terreinen voor manegepraktijken (stallen, dressuurweide,...);
-
toegangswegen en beperkte parkeervoorzieningen;
-
paden voor niet-gemotoriseerd verkeer: wandelen, fietsen, paardrijden... Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding;
-
kleinschalige infrastructuur voor het laagdynamisch gebruik van de terreinen (bergruimte, schuilplaatsen, afsluitingen…). De aanleg van terreinen voor hoogdynamisch gebruik en randinfrastructuren zoals lichtmasten, tribunes, reclamepanelen... zijn niet toegelaten.
Conform de bepalingen van artikel 4.4.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het recreatiegebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel 4.4.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen ook de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater...)...
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 52
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Artikel 6.2
Bepalingen m.b.t. de overdruk natuurverweving
Op te heffen voorschriften
In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie natuur en de andere functies in het gebied. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare andere activiteiten ruimtelijk ondersteund te worden. Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Dit houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: -
een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;
-
de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora;
-
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies;
-
het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden;
-
het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen;
-
de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik.
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
Aanduiding met een lijnsymbool in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 7 De holle weg die met dit lijnsymbool is aangeduid is een te behouden lijnvormig landschapselement.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
De holle weg (Oude Geldenaaksebaan) wordt op het grafisch plan met een lijnsymbool aangegeven wat betekent dat de grenzen of exacte ligging niet bepaald wordt op het plan. De
Toelichtingsnota (tekst) 53
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Alle handelingen nodig of nuttig voor het behoud of het herstel van de landschapsecologische of cultuurhistorische waarde van de holle weg zijn toegelaten.
ligging is een feitelijk gegeven. Tot de holle weg behoren het wegdek, de wegberm, de schouder en de kroonlijst.
Handelingen die de landschapsecologische of cultuurhistorische waarde van de holle weg in het gedrang brengen zijn niet toegelaten.
De typische en te behouden kenmerken en onderdelen die tot de holle weg behoren zijn: -
het wegdek, dat lager ligt dan het maaiveld en de wegberm;
-
de wegberm of talud die aan beide zijden afhelt in de richting van de weg en doorgaans begroeid is met gras, struiken of bomen;
-
de schouder, zijnde een strook onbewerkt land boven op de berm tussen de rand van het talud en het naastliggende stuk grond.
-
de kroonlijst, zijnde de rand bovenaan de holle weg die ontstaat doordat de wortels van de planten die er groeien de grond voldoende vasthouden waardoor de rand niet afbrokkelt.
Op te heffen voorschriften
Kenmerkend voor holle wegen zijn de hellende randen, het besloten karakter met een apart microklimaat en de ontsluiting en de instabiliteit van de bodem, wat tot een grote dynamiek leidt. De dynamiek maakt dat de begroeiing van holle wegen zeer divers kan zijn en dat holle wegen ook geschikt zijn als leefplaats voor heel wat diersoorten, waaronder de das en verschillende soorten ongewervelden die weinig mobiel zijn. In het landschap dienen holle wegen ook als verplaatsingsweg voor diverse organismen. Het behoud van deze kenmerken impliceert dat de weg ingericht wordt voor laagdynamisch landbouwverkeer, ontsluiting van aangelanden en recreatief gebruik door zacht verkeer (fietsen, wandelen, paardrijden...). Volgende handelingen kunnen de landschapsecologische of cultuurhistorische waarde van de holle weg in het gedrang brengen zijn in principe niet toegelaten: -
het oprichten van gebouwen en constructies die een wijziging van de structuur van de holle weg impliceren;
-
uitbreiden van wegen of verhardingen;
-
reliëfwijzigingen die niet noodzakelijk zijn voor het beheer, het herstel of de instandhouding van de holle weg;
-
het wijzigen van de grondwaterstand door ontwatering, drainage, irrigatie...
-
het rooien van struwelen, houtachtige beplantingen, hagen, houtkanten, houtwallen...
De beschermingsbepalingen vanuit het natuurdecreet en het landschapsdecreet ten aanzien holle wegen zijn onverminderd van toepassing.
aanduiding in overdruk Behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 54
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Artikel 8. Zone voor werken en handelingen in functie van verminderen van de barrièrewerking van verkeersinfrastructuur
Onverminderd de overige bepalingen van het artikel van de grondkleur, is het bouwen of verbouwen van constructies en infrastructuur ten behoeve van het ontsnipperen en bufferen van het natuur- en boscomplex, binnen de zone aangeduid in overdruk, toegelaten.
Binnen de zone aangeduid in overdruk, zijn werken en handelingen in functie van het onderhouden of het oprichten van constructies of infrastructuur ten behoeve van het ontsnipperen en bufferen van het natuur- en boscomplex voor ecologische en recreatieve functies toegelaten. Constructies of infrastructuur voor het ontsnipperen of bufferen van het natuur- en boscomplex ten behoeve van een goed ecologisch en recreatief functioneren van het gebied zijn bijvoorbeeld fiets- en wandelpaden en -bruggen, ecoducten, geluidswallen,…
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Toelichtingsnota (tekst) 55
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Hageland natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
toelichtingsnota kaarten
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
2
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Hageland natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
3
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
1 Inhoudsopgave 1
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................................4
2
Inleiding ....................................................................................................................................................................5
3
Toelichting bij het register .....................................................................................................................................6 3.1 Planschade ...........................................................................................................................................................6 3.2 Planbaten..............................................................................................................................................................7 3.3 Kapitaalschade ....................................................................................................................................................7 3.4 Gebruikersschade ...............................................................................................................................................8
4
Legende en disclaimer...........................................................................................................................................10
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
4
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
2
Inleiding
Een nieuw plan dat een grond een nieuwe of aangepaste bestemming geeft, kan de waarde van die grond beïnvloeden. Planschade, kapitaalschade en gebruikersschade zijn financiële regelingen waarbij de overheid de waardevermindering van gronden als gevolg van een planwijziging vergoedt. Bij de planbatenregeling betaalt de burger een belasting op de meerwaarde die gronden krijgen door een planwijziging. Overeenkomstig artikel 2.2.2.,§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening moet een ruimtelijk uitvoeringsplan een register bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd of een overdruk wordt aangebracht die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal- of gebruikerssschadecompensatie. Een grafisch register in die zin is weergegeven op de kaart in deze bijlage. Dit document verschaft uitleg over de items planschade, planbaten, kapitaalschade en gebruikersschade die in het grafisch register worden opgenomen. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de eigendomsstructuur van de percelen, naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake de genoemde vergoedingen. Op de laatste bladzijde van deze bijlage is de legende van het register te vinden.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
5
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
3 Toelichting bij het register
3.1
Planschade Het begrip planschade
Een planschaderegeling is een vergoedingsregeling voor eigenaars van gronden die door een bestemmingswijziging minder waard worden. Het moet gaan om een bestemmingswijziging waarbij de grond vóór de wijziging bebouwbaar was, terwijl bouwen of verkavelen na de wijziging niet meer toegelaten is. Het bedrag van de vergoeding
De planschadevergoeding bedraagt 80% van de waardevermindering van de grond als gevolg van de bestemmingswijziging. Toekenning van planschadevergoeding
Een planschadevergoeding wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben, dient een planschadevordering in bij de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank beoordeelt of aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan en stelt een deskundige aan die een raming maakt van de geleden schade (de waardevermindering). De aanvraag voor planschadevergoeding moet worden ingediend binnen het jaar, na één van volgende drie situaties: -
Bij verkoop van de grond
-
Bij weigering van een vergunning
-
Bij aflevering van een negatief stedenbouwkundig attest
Het recht op planschadevergoeding vervalt vijf jaar na de inwerkingtreding van het plan. Uitzonderingen en vrijstellingen
Een planschadevergoeding wordt slechts toegekend onder voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn: -
Het perceel moet gelegen zijn aan een uitgeruste weg
-
Enkel de eerste 50 meter vanaf die weg komt in aanmerking voor planschade
Er gelden een aantal uitzonderingen waarin geen planschade verschuldigd is. Zo is er geen recht op een planschadevergoeding in volgende gevallen: -
Bij een bouwverbod dat voortvloeit uit een onteigeningsbeslissing
-
Wanneer de waardevermindering minder dan 20% bedraagt van de waarde van het perceel
Meer informatie over planschade
Meer informatie over de planschaderegeling is te vinden in artikel 2.6.1 tot en met 2.6.3. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De Codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek ‘wetgeving’.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
6
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
3.2
Planbaten Het begrip planbaten
De planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een grond krijgt door een bestemmingswijziging. Dat is het geval bij bestemmingswijzigingen waarbij onbebouwbare gronden herbestemd worden als woonzone, zone voor bedrijvigheid of recreatiezone. Het bedrag van de heffing
De planbatenheffing bedraagt tussen 1% en 30% van de geschatte meerwaarde van het perceel. De meerwaarde wordt onderverdeeld in opeenvolgende schijven waarop een stijgend percentage tussen 1 en 30 van toepassing is. Hoe groter de meerwaarde, hoe meer die dus belast wordt. Inning van de planbatenheffing
De eigenaar van een perceel waarop een planbatenheffing rust ontvangt een aanslagbiljet van de Vlaamse Belastingsdienst. Een heffingsplichtige kan bij de Vlaamse belastingsdienst een bezwaar indienen tegen de aanslag. De voorwaarden zijn vermeld op het aanslagbiljet. De planbaten worden in principe slechts betaald op het moment dat de meerwaarde wordt gerealiseerd (bijvoorbeeld bij verkoop van de grond of het bebouwen van de grond). Wie vroeger betaalt kan echter een vermindering krijgen. Uitzonderingen en vrijstellingen
Op de planbatenregeling gelden een aantal uitzonderingen. Dit zijn de belangrijkste: -
Er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging die planbaten veroorzaakt op minder dan 25% van het perceel betrekking heeft of op minder dan 200 m²
-
Percelen waarop een vergunde zonevreemde woning of bedrijf staat zijn vrijgesteld van planbatenheffing indien de grond wordt bestemd voor woningen of bedrijven
-
er is geen planbatenheffing verschuldigd wanneer de bestemmingswijziging niet tot gevolg heeft dat voor de grond een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning kan verkregen worden.
Meer informatie over planbaten
Meer informatie over de planbatenregeling is te vinden in artikel 2.6.4. tot een met 2.6.19. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De Codex kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek ‘wetgeving’.
3.3
Kapitaalschade Het begrip kapitaalschade
Kapitaalschade is de schade die de eigenaar van een landbouwgrond ondervindt als gevolg van: -
een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;
-
het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt;
-
het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt.
Voor kapitaalschade kan een kapitaalschadecompensatie worden gevraagd. ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
7
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Het bedrag van de kapitaalschadecompensatie
De compensatie voor kapitaalschade bedraagt 80% van de waardevermindering. Toekenning van de kapitaalschadecompensatie
De kapitaalschadecompensatie wordt niet automatisch toegekend. De eigenaar die er recht op meent te hebben dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaatschappij. De aanvraag dient te worden ingediend binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan. Voorwaarden
Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde eigenaar met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare. Het perceel moet geregistreerd zijn in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de landbouwadministratie. Meer informatie over kapitaalschade
De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. tot en met 6.3.3. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De modaliteiten, randvoorwaarden en wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 houdende de oprichting van de kapitaalschadecommissies en tot regeling van de kapitaalschadecompensatie. Zowel het Decreet grond- en pandenbeleid als het besluit over de kapitaalschaderegeling zijn terug te vinden op www.ruimtelijkeordening.be onder de rubriek wetgeving. De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be. Email naar
[email protected].
3.4
Gebruikersschade Het begrip gebruikersschade
Gebruikersschade is de compensatie die de gebruiker van een landbouwgrond ondervindt gevolg van: -
een bestemmingswijziging van “landbouw” naar “natuur”, “bos” of “overig groen”;
-
het in een plan opnemen van een overdruk die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt;
-
het opleggen van een erfdienstbaarheid die de economische aanwending van landbouwgrond beïnvloedt.
Voor gebruikersschade kan een gebruikerscompensatie worden gevraagd. Het bedrag van de gebruikerscompensatie
Het bedrag wordt geval per geval berekend op basis van de gegevens die over een perceel en het bedrijf in kwestie zijn opgenomen in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem (GBCS) van de Vlaamse administratie.
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
8
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
Toekenning van de gebruikerscompensatie
De gebruikerscompensatie wordt niet automatisch toegekend. De gebruiker van landbouwgrond die er recht op meent te hebben, dient een aanvraag in bij de Vlaamse Landmaatschappij. De aanvraag moet ingediend worden binnen het jaar na de inwerkingtreding van het plan. Voorwaarden
-
Het perceel heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare of behoort tot een groep percelen van dezelfde gebruiker met een totale oppervlakte van tenminste 0,5 hectare.
-
Het perceel is geregistreerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem van de landbouwadministratie.
-
De gebruiker heeft een persoonlijk of zakelijk recht op de grond.
-
De gebruiker is als landbouwer geïdentificeerd in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem.
-
De gebruiker kan het effectieve gebruik van de grond aantonen op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
Meer informatie over gebruikersschade
De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. De modaliteiten, de randvoorwaarden en de wijze waarop de vergoedingen bepaald worden zijn geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende vaststelling van een kader voor gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden van openbaar nut. Zowel het decreet als het besluit van de Vlaamse Regering over gebruikerscompensatie zijn te vinden op www.codex.vlaanderen.be. Geef op het zoekscherm de term ‘gebruikerscompensatie’ in bij ‘zoeken op woorden in het opschrift’. De contactgegevens van de VLM zijn terug te vinden via www.vlm.be. Email naar
[email protected].
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
9
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee
4 Legende en disclaimer
ontwerp Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00363_00001 Natuur-, bos- en landbouwgebieden “Heverleebos en Meerdaalwoud”
10
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Bierbeek, Leuven, Oud-Heverlee