HET KIJKONDERZOEK METHODOLOGISCHE BESCHRIJVING
Amstelveen, 1 januari 2012
Dit document is geschreven door Intomart GfK, MediaXim, The Nielsen Company en TNS NIPO in samenwerking met SKO bureau.
© Auteursrecht voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de voormelde instantie.
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING
1
2. STICHTING KIJKONDERZOEK
2
3. ESTABLISHMENT SURVEY
5
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
VAN SKO ESTABLISHMENT SURVEY NAAR MEDIA STANDAARD SURVEY (MSS) 5 HET UNIVERSUM 6 STEEKPROEFTREKKING EN QUOTERING 7 REPRESENTATIVITEIT 8 STEEKPROEFGROOTTE 8 VRAGENLIJST EN VELDWERK 9 RESPONSBEVORDERENDE MAATREGELEN 11 ALLOCHTONEN 12 RAPPORTAGE 12
4. DE METING VAN HET KIJKGEDRAG 4.1 HET KIJKERSPANEL 4.1.1 Populatie en representativiteit 4.1.2 Selectie van huishoudens 4.1.3 Wervingsmatrix 4.1.4 Werving panelleden 4.1.5 Vergoedingen en incentives 4.1.6 Ondervragingen en enquêteursbezoeken 4.1.7 Telefonisch contact 4.1.8 www.kijkerspanel.nl 4.1.9 Beëindiging van het panellidmaatschap 4.2 DE KIJKMETER 4.2.1 Eisen en wensen metersysteem 4.2.2 Zenderdetectie 4.2.3 Picture Matching 4.2.4 De VBI-module 4.2.5 Enhanced Audio Matching 4.2.6 Reference sites 4.2.7 MetricLine codes 4.2.8 De afstandsbediening: persoonsregistratie 4.2.9 Video, DVD en Harddisk en het kijken via Settopboxof Connected TV 4.2.10 Uitgesteld kijkgedrag 4.2.11 Onbekend schermgebruik 4.2.12 Gasten 4.3 DATACOLLECTIE EN CALCULATIE 4.3.1 Datacollectie 4.3.2 Validatie 4.3.3 Controle door de afdeling Panelbeheer 4.3.4 Weging 4.3.5 Rapportage 4.4 DATALEVERING 4.5 CONTROLES 4.5.1 Monitoring van Onbekend Schermgebruik 4.5.2 Monitoring van het Uncovered Viewing 4.5.3 Continu coïncidenteel onderzoek
13 13 13 14 15 16 17 17 18 18 19 20 21 21 22 24 25 28 29 30 31 32 33 33 34 34 35 38 39 40 41 41 41 42 42
5. TIJDSBEPALING EN CLASSIFICATIE PROGRAMMA’S EN SPOTS
43
5.1 INPUT VAN DE ZENDERS 44 5.2 TIJDSBEPALING, HARMONISATIE EN CLASSIFICATIE VAN PROGRAMMA’S EN SPOTS 45 5.2.1 Tijdsbepaling voor programma’s en spots 45 5.2.1.1 5.2.1.2 5.2.1.3 5.2.1.4
Registratie van programma’s en spots Rapportage Voorbeeld tijdsbepaling Bijzondere situaties
5.2.2 Classificatie van programma’s 5.2.2.1 5.2.2.2 5.2.2.3 5.2.2.4 5.2.2.5
5.2.3
Basisinformatie Programmacodering De variabele follows Identificatie van storingen Promo classificatie
Classificatie van spots
5.2.3.1 5.2.3.2 5.2.3.3 5.2.3.4 5.2.3.5
Basisinformatie Spotlengte TVTID CLA classificatie Identificatie van storingen
5.3 CONTROLEPROCEDURES 5.3.1 Eerste dagcontrole (ochtend) 5.3.2 Tweede dagcontrole (middag) 5.3.3 Weekcontrole en levering 5.3.4 Weekherlevering 5.4 DATALEVERING 5.4.1 Eerste daglevering 5.4.2 Dagherlevering 5.4.3 Weeklevering 5.4.4 Weekherlevering 5.5 TECHNIEK 5.5.1 Stations voor video-ontvangst 5.5.2 Grabbers 5.5.3 File- en databaseserver 5.5.4 Registratie werkstations 5.6 BEPERKTE AUDIT 6. RUWE DATA EN RAPPORTAGES 6.1 BESTANDEN MET UITZENDGEGEVENS 6.1.1 Programma’s 6.1.2 Spots 6.1.3 Classificatie van de commercials 6.2 BESTANDEN MET RESPONDENTGEGEVENS 6.2.1 Kijktrajecten 6.2.2 Uitgesteld kijkgedrag 6.2.3 Achtergrondkenmerken 6.2.4 Weegfactoren 6.3 CODEBOEKEN 6.3.1 Zendertabel 6.3.2 Codeboek achtergrondkenmerken 6.3.3 Codeboek plaats TV toestel 6.4 RAPPORTAGES 6.4.1 Standaardrapporten 6.4.2 Referentierapporten
45 45 46 47
47 48 48 49 49 49
50 51 51 51 52 52
52 52 52 54 54 55 55 56 56 56 56 56 57 57 57 58 59 59 59 60 60 61 61 61 62 62 63 63 63 63 63 64 64
7. BETROUWBAARHEIDSCRITERIA VOOR DE RAPPORTAGE VAN ZENDERS 7.1 ZENDERS IN HET KIJKONDERZOEK 7.1.1 Standaard zenders in de ruwe data 7.1.2 SKO Digitaal-zenders 7.2 BETROUWBAARHEIDSCRITERIA BINNEN HET KIJKONDERZOEK 7.2.1 Kritieke steekproefomvang 7.2.2 Criteria minimum bereik 7.2.3 Criteria GRPs 8
DE HISTORIE IN HET KORT 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
1965 - 1974: DAGBOEKONDERZOEK 1974 - 1987: DAGBOEK AANGEVULD MET FREQUENTIEMETER 1987 - 2001: HET CONTINU KIJKONDERZOEK (CKO) 1997: EXTERN ONDERZOEK NAAR VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID CKO SINDS 2002: HET KIJKONDERZOEK VAN SKO
65 65 65 66 67 67 67 68 69 69 70 72 76 77
1. INLEIDING
In de wereld van televisie zijn kijkcijfers belangrijk. Kijkcijfers geven aan hoeveel en wat voor mensen naar een televisieprogramma hebben gekeken. Zij zijn een graadmeter voor het succes van een programma en dat is precies wat televisiezenders willen weten. Met deze informatie kunnen zij de inhoud en het tijdstip van hun programma’s afstemmen op wat de kijker belangrijk vindt. In de markt van in- en verkoop van televisiereclame vervullen kijkcijfers de functie van “beurskoersen” waarmee omroepen, mediabureaus en adverteerders hun handelsverkeer regelen. De kijkcijfers in Nederland komen uit het kijkonderzoek van Stichting KijkOnderzoek (SKO) dat wordt uitgevoerd door Intomart GfK en The Nielsen Company. In deze methodologische beschrijving wordt beschreven hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd. Deze beschrijving van het onderzoek is samengesteld ten behoeve van de gebruikers van de uitkomsten van het onderzoek en andere belangstellenden. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 kort ingegaan op de Stichting KijkOnderzoek: de opdrachtgever van het kijkonderzoek. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de Media Standaard Survey die vooraf
gaat
aan
het
kijkonderzoek.
In
hoofdstuk
4
komt
de
gehanteerde
onderzoeksmethode en de techniek van de kijkmeter aan de orde. In hoofdstuk 5 gaat het om de tijdsbepaling en classificatie van programma’s en spots. In hoofdstuk 6 worden de ruwe data en rapportages van het kijkonderzoek beschreven. In hoofdstuk 7 worden de betrouwbaarheidscriteria voor de rapportage van de zenders in het kijkonderzoek beschreven. In hoofdstuk 8 wordt de geschiedenis van het onderzoek beschreven. De door SKO gehanteerde calculatie- en rapportageregels kunnen worden geraadpleegd op www.kijkonderzoek.nl.
Bij het opstellen van deze methodologische beschrijving is er naar gestreefd alle voor de gebruiker relevante methodologische achtergronden te beschrijven en samen te vatten. Gezien de complexiteit en de snelheid in aanpassing aan de continu veranderende omgeving (technisch, demografisch) van de gebruikte methodologie is het echter onmogelijk hierbij volledig te zijn. De diverse methodes waarmee het kijkonderzoek wordt uitgevoerd, worden doorlopend kritisch geëvalueerd en in overleg met SKO zo nodig bijgesteld en verbeterd. Deze methodologische beschrijving van het kijkonderzoek is bijgewerkt tot 1 januari 2011 en vervangt daarmee de laatste versie van de methodologische beschrijving het KijkOnderzoek (SKO) uit januari 2010. Voor informatie over eventuele aanpassingen in 2011 in de methodiek van het kijkonderzoek of voor eventuele andere vragen kunt u contact opnemen met Stichting KijkOnderzoek (
[email protected]). Voor informatie van het periode vóór 2003 verwijzen wij naar: Intomart. (2000). Het Continu Kijkonderzoek: Methodologische beschrijving van het Continu KijkOnderzoek (CKO)
versie
7
maart
2000.
Hilversum:
Intomart.
Of
naar
media-helpdesk-
[email protected].
1 /79
2. STICHTING KIJKONDERZOEK
Stichting KijkOnderzoek (SKO) is een marktbrede organisatie, waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn die direct betrokken zijn bij de in- en verkoop van (commerciële) zendtijd: de Stichting tot Promotie en Optimalisatie van Televisiereclame (SPOT), de Publieke Omroep, de BVA/Associatie Nederlandse Adverteerders en het Platform MediaAdviesbureaus (PMA), dit alles onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het bepalen van de organisatie, vorm en inhoud van het kijkonderzoek. Het bestuur wordt bijgestaan door een Technische Commissie die advies geeft over de inhoud en methode van het onderzoek. Hiermee is een zogenaamde JIC, een Joint Industry Committe, in het leven geroepen voor het besturen van het kijkonderzoek. Steeds vaker wordt deze vorm als een moderne organisatie van het mediaonderzoek beschouwd. Binnen SKO vindt besluitvorming plaats op basis van consensus. SKO is opgericht in 2000 en heeft ten doel: •
het
uitvoeren
en
doen
uitvoeren
van
(continu)
kijkonderzoek
naar televisie
uitzendingen ten behoeve van onder meer publieke en commerciële omroepen en instellingen die zich bezighouden met reclame uitzendingen (zowel op televisie als op internet) bij die omroepen, adverteerders en mediabureaus; •
het in eigendom beheren en uitgeven van de data uit het (continu) kijkonderzoek.
De waarde van SKO is gelegen in het feit dat er onder haar verantwoordelijkheid slechts één onderzoek naar het kijkgedrag van de Nederlandse bevolking wordt uitgevoerd in opdracht van alle belanghebbende partijen. Het gaat om één onderzoek dat vertrouwen geniet in de markt. Vertrouwen begint met actieve betrokkenheid van alle marktpartijen, exploitanten, bureaus en adverteerders. Bij het televisie onderzoek waren in het verleden niet alle partijen zo nadrukkelijk betrokken als men wel zou wensen. Met name de adverteerders, om wie het in het commerciële traject van zowel de publieke als commerciële
omroep
toch
uiteindelijk
gaat,
waren
niet
of
nauwelijks
bij
het
kijkonderzoek betrokken. Door participatie van alle belanghebbende partijen in SKO is een maatschappelijk algemeen aanvaarde, statistische ‘gouden standaard’ ontstaan op basis waarvan een wetenschappelijk nauwkeurige, valide, betrouwbare en relevante vaststelling van het kijkgedrag mogelijk is. Het vertrouwen in het kijkonderzoek is groot doordat
de
controleerbaarheid
en
transparantie
groot
is.
Daarvan
is
deze
methodologische beschrijving een goed voorbeeld. Uitvoerende onderzoeksbureaus van het kijkonderzoek zijn Intomart GfK en The Nielsen Company. De contracten zijn ingegaan op 1 januari 2011 voor de periode 2011-2015.
Binnen de contracten is rekening gehouden met de opkomst van technologische ontwikkelingen die de meting van het kijkgedrag kunnen beïnvloeden in de komende
2 /79
jaren. Het toekomstige kijkonderzoek wordt afgestemd op de nieuwste technische ontwikkelingen bij het televisiekijken.
Intomart GfK is vanaf 2011 verantwoordelijk voor het meten van televisiekijkgedrag in een panel. Intomart GfK biedt onder andere een unieke combinatie van Audiomatching techniek uit het eigen ontwikkelcentrum Common Technoloy Center (CTC) in Engeland, en de in Frankrijk door MetricLine ontwikkelde Audiocoding techniek. Deze combinatie van technieken voor zenderherkenning garandeert de komende jaren exact juiste registratie van kijkgedrag.
Ook een aantal zeer innovatieve onderzoeksprojecten naar kijkgedrag is als optie opgenomen in het contract met Intomart GfK. Deze projecten betreffen overig onderzoek naar kijkgedrag. Zo zal SKO bijvoorbeeld een convergentiepanel in gaan richten dat binnen een groep panelleden zowel hun kijkgedrag op televisie als op het internet bekijken van televisiecontent, single source meet. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van de zogenaamde Virtual Meter, eveneens ontwikkeld door CTC.
The Nielsen Company is de nieuwe partner van SKO voor de registratie en harmonisatie van uitzendgegevens. The Nielsen Company registreert per 1-1-2011 welke programma’s en spots er worden uitgezonden op televisie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het in Italië ontwikkelde TvEvents systeem. Onder andere de marktbrede registratie van billboards en een nieuwe promo classificatie is nieuw in dit deel van het kijkonderzoek. De grote internationale expertise van The Nielsen Company garandeert een toekomstzekere registratie, ook van allerhande nieuwe vormen van commerciële uitingen op het televisiescherm.
SKO heeft samen met de organisaties voor het Nederlandse Radio-, Internet- en Printonderzoek, RAB, STIR en NOM de onderlinge overeenkomst getekend waarin zij afspreken voortaan gezamenlijk op te trekken in de Media Standaard Survey (MSS). Tevens is die dag het contract getekend tussen de MSS partijen en TNSNIPO. Na beoordeling van voorstellen in hun gezamenlijke tender, parallel aan de tender voor het kijkonderzoek, besloten de opdrachtgevers de opdracht voor het uitvoeren van de Media Standaard Survey (MSS) te gunnen aan TNS-NIPO. Het MSS onderzoek start in 2011 en zal vanaf dan de bron zijn voor censusinformatie over mediabezit en gedrag in Nederland. Op dat moment zal de MSS ook de adressenbron gaan vormen voor de werving van panelhuishoudens. Het neemt daarmee die functie over van de huidige SKO Establishment Survey. 3 /79
Intomart GfK voert ook samen met Nedstat ComScore in opdracht van SKO de meting van SKO WEB-TV uit. Dit onderzoek wordt sinds 2008 uitgevoerd om het kijkgedrag naar televisieprogramma's op internet (WEB-TV) in kaart te brengen. De SKO WEB-TV resultaten vormen geen deel van de KijkTotaal van het kijkonderzoek (kijkcijfers), maar geven wel een vollediger beeld van de populariteit van programma’s en het gedrag van de Nederlandse kijker. Een aparte methodologische beschrijving van SKO WEB-TV kan worden geraadpleegd via www.kijkonderzoek.nl
4 /79
3. ESTABLISHMENT SURVEY
3.1
VAN SKO ESTABLISHMENT SURVEY (SKO ES) NAAR MEDIA STANDAARD SURVEY (MSS)
Ten behoeve van het kijkonderzoek werd jaarlijks door Intomart GfK een Establishment Survey uitgevoerd in een landelijk representatieve steekproef van jaarlijks netto 6.000 huishoudens. Ten behoeve van de gebieden waar het kijkerspanel is oversampled is de steekproef van de Establishment Survey ieder jaar met 200 huishoudens uitgebreid. Vanaf 1-1-2011 zijn er twee veranderingen in de establishment survey die gebruik wordt in het Kijkonderzoek: het onderzoek wordt voortaan samen met andere in Nederlandse mediabereiksonderzoeken opgezet en het wordt door TNS NIPO uitgevoerd.
Sinds het najaar van 2006 leeft bij de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de belangrijkste mediabereiksonderzoeken (SKO, NOM, RAB, STIR) het idee om te streven naar standaardisatie van variabelen in hun weeg- en wervingbasis en om hiervoor een gezamenlijke bron van betrouwbare en stabiele census gegevens op te zetten. In 2007 zijn de vier bovengenoemde partijen begonnen met een overleg om mogelijk een gezamenlijke establishment survey op te zetten, vanaf hier als MSS (Media Standaard Survey) aangeduid. Doel van deze nieuwe MSS is het verkrijgen van cijfers over variabelen die door alle bereiksonderzoeken gebruikt kunnen worden als weegsen/of wervingnorm. De MOA Gouden Standaard (MOA GS) wordt nu door alle mediabereiksonderzoeken gebruikt als de norm voor vraagstelling, werving en weging, maar lang niet alle relevante (weeg-) variabelen voor SKO, NOM, RAB en STIR zijn in deze norm opgenomen. Een voorbeeld is de penetratie van computers en internet, die in de MOA GS niet voorkomt. De MSS is belangrijk omdat de mediabereiksonderzoeken daarmee gezamenlijke en eenduidige populatiecijfers verkrijgen, op huishoud- en persoonsniveau, voor de variabelen die nodig zijn voor de weging, en die niet zijn opgenomen in de MOA GS. Waar noodzakelijk kan MSS als alternatief voor de populatiecijfers van SKO, RAB, STIR en NOM fungeren ten opzichte van de MOA GS. In 2010 is een contract getekend met TNS-NIPO voor de uitvoer van een gezamenlijk MSS per 2011.
5 /79
De doelstelling van het MSS is het verkrijgen van betrouwbare en stabiele populatiecijfers over de Nederlandse bevolking ten behoeve van werving, weging en controle van de mediabereiksonderzoeken. Daarbij is van belang:
•
Standaardisatie van de vraagstellingen en de weegnormen. Dit betreft sociodemografische variabelen, maar ook in het bijzonder internetpenetratie, de media imperatives en andere gegevens die gebruikt worden als populatiebronnen.
•
Alternatieve bron beschikbaar is.
•
Het meten van (trendmatige) ontwikkelingen in de markt die ter controle worden gebruikt bij de mediabereiksonderzoeken van SKO, RAB, STIR en NOM. Deze kunnen in de toekomst voor de weging of werving worden gebruikt (bijv. penetratie van digitale televisie of gebruik van internetradio).
•
Het gebruik als bron voor de werving van respondenten (op huishoudniveau) voor het televisiepanel van SKO. Dit dient te gebeuren op een zodanige wijze dat voldoende respondenten worden gevonden om een actueel representatief panel voor het kijkonderzoek te kunnen realiseren.
van
populatiecijfers
waarvan
geen
MOA
GS
alternatief
Middels de MSS dienen zowel op huishoudniveau als op persoonsniveau (13 jaar en ouder) populatiecijfers te worden verkregen. In dit hoofdstuk wordt de methodologie van de MSS verder beschreven.
3.2
HET UNIVERSUM
De onderzoekspopulatie van MSS, bestaat uit twee delen, te weten: 1. de huishoudenpopulatie: deze populatie bestaat uit alle particuliere huishoudens in Nederland; ook studenten in groothuishoudens (studentenflats) die een eigen kamer hebben worden tot deze populatie gerekend; 2. een personenpopulatie: deze steekproef bestaat uit alle personen in particuliere huishoudens in Nederland van 13 jaar en ouder.
1,
Buiten de onderzoekspopulatie vallen in principe groothuishoudens
inrichtingen,
verzorgingstehuizen, bedrijven, overheidsorganisaties en personen zonder vaste woonof verblijfplaats (bijv. schippers en woonwagenbewoners).
1
Met uitzondering van de hierboven genoemde studenten.
6 /79
3.3
STEEKPROEFTREKKING EN QUOTERING
De MSS is de basis voor mediaonderzoek waarmee veel belangen zijn gemoeid. Daarom moet de steekproef aan hoge kwaliteitseisen voldoen. Uitkomsten mogen niet worden vertekend
doordat
groepen
met
een
specifiek
antwoordpatroon
zijn
onder-
of
oververtegenwoordigd in de steekproef. Meestal wordt dit omschreven als “de steekproef moet representatief zijn”. Dit is een ambigue term die door professionele beoefenaars van de steekproeftheorie in de regel niet in algemene zin wordt gebruikt, maar toegespitst op specifieke variabelen. De eis waar voor grote steekproeven voor algemeen gebruik in de regel op gestuurd wordt, is dat de steekproef zelfwegend is, dat wil zeggen dat iedere onderzoekseenheid dezelfde kans heeft om in de steekproef te vallen. Zowel aan
de
specifieke
eisen
van
representativiteit,
als
aan
de
algemene
eis
van
zelfwegendheid, wordt in de MSS voldaan. Bij de steekproeftrekking voor MSS werkt TNS NIPO samen met prof. dr. Dirk Sikkel en zijn bedrijf Sixtat.
De steekproef voor de MSS is een systematische steekproef en wordt getrokken in twee stappen. De eerste stap is het trekken van een steekproef van gemeentes, de tweede stap is het trekken van huishoudens binnen gemeentes. In de eerste stap worden de gemeentes geordend naar grootte. Voor het trekken binnen gemeentes wordt gebruik gemaakt van het TNT post afgiftepuntenbestand dat met toegevoegde informatie is verrijkt door Experian. Bij het trekken binnen gemeentes wordt gebruik gemaakt van twee extra variabelen, (opleiding en leeftijd hoofd huishouden), die goede voorspellers zijn voor mediagedrag. Binnen de gemeentes worden de individuele adressen gesorteerd op deze variabelen. Zo wordt ervoor gezorgd dat de steekproef op deze gesorteerde variabelen nog representatiever wordt. Vervolgens wordt er met die staplengte doorheen gelopen die de gewenste steekproefomvang oplevert. Binnen de huishoudsteekproef wordt de eerstjarige methode toegepast voor het creëren van de personensteekproef. Deze methode is gevalideerd en het meest effectief (O’Rourke & Blair, 1983; Salmon & Spicer Nichols, 1983). Omdat de huishoudens alle met gelijke kans worden getrokken hebben de personen geen gelijke trekkingskans. Immers, nadat de huishoudens zijn getrokken, heeft een individuele persoon in een eenpersoonshuishouden
kans
1
om
in
de
steekproef
te
vallen,
in
een
tweepersoonshuishouden kans ½ om in de steekproef te vallen, enzovoorts. Daarom worden trekkingsgewichten toegekend die evenredig zijn aan het aantal personen in het huishouden van 13 jaar of ouder. Iemand in een driepersoonshuishouden (personen 13 jaar of ouder) ‘staat’ dus als het ware voor 3 personen.
De huishoudensteekproef van de MSS wordt één-maal per jaar getrokken op basis van de
systematische
steekproef
van
gemeenten
door
Experian
uit
het
TNT
post-
afgiftepuntenbestand met alle particuliere adressen in Nederland.
7 /79
Per kwartaal worden de adressen via Experian waar mogelijk verrijkt met namen en telefoonnummers. Op deze manier wordt per kwartaal gewerkt met de meest actuele informatie. Daarna worden door de bedrijven CompLead2 en TEelknowledge nog extra verrijkingsrondes met telefoonnummers gedaan. Deze extra verrijkingsrondes worden gedaan om zoveel mogelijk adressen te voorzien van een telefoonnummer.
3.4
REPRESENTATIVITEIT
De huishoudensteekproef en de personensteekproef zijn landelijk representatief op de volgende variabelen voor respectievelijk alle particuliere huishoudens in Nederland en voor alle personen van 13 jaar en ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Huishoudniveau Leeftijd hoofdkostwinner Geslacht hoofdkostwinner Opleiding hoofdkostwinner Huishoudgrootte Huishoudsamenstelling Sociale klasse Nielsen gebied provincie Cebuco gebied
3.5
Persoonsniveau Leeftijd Geslacht Opleiding Huishoudgrootte Positie in huishouden Sociale klasse hoofdkostwinner Nielsen gebied Provincie Cebuco gebied
STEEKPROEFGROOTTE
Er worden in MSS netto de volgende aantallen respondenten ondervraagd: •
Per jaar worden n = 6.000 huishoudens ondervraagd. Het betreft de ondervraging van de hoofdkostwinner (m/v) (degene in het huishouden van 18 jaar of ouder die de grootste bijdrage levert in het huishoudinkomen of zijn/haar partner).
•
Per jaar worden n = 5.100 personen 13 jaar en ouder ondervraagd.
2
Op de website www.complead.nl (tabblad Datapartners) is een overzicht te vinden van de informatiebronnen waar CompLead gebruik van maakt. Alle databestanden van de deelnemende bedrijven worden dagelijks geupdate in het business model ‘’Qualidata’’. Het betreft een unieke kennisalliantie waarbinnen klantgegevens van het bedrijfsleven gezamenlijk actueel gehouden worden.
8 /79
3.6
VRAGENLIJST EN VELDWERK
De vragenlijst van MSS bevat vragen met betrekking tot het mediagebruik en de aanwezigheid van mediaapparatuur in het huishouden en het mediagebruik van personen (eerstjarigen in huishouden). Ook bevat de vragenlijst vragen over algemene kenmerken van het huishouden en de personen. Het veldwerk voor de MSS wordt continu uitgevoerd met de zogenaamde multiinstrument methode, waarbij het veldwerk zowel face-to-face, telefonisch of online via Internet wordt uitgevoerd. Iedere respondent uit de bruto huishoudsteekproef krijgt voorafgaande aan het onderzoek een aankondigingsbrief toegestuurd. De brief wordt opgesteld in het Nederlands, op de achterkant wordt een korte samenvatting gegeven in het Engels, Turks en Marokkaans-Arabisch. De brief wordt gericht aan het hoofd van het huishouden. Hiervoor wordt het TNT postafgiftepuntenbestand als basis genomen. De adressen in dit bestand staan op naam van het hoofd van het huishouden. Wanneer contact gelegd wordt met deze respondenten wordt nogmaals gecontroleerd of men met de juiste persoon spreekt (d.w.z. de hoofdkostwinner of partner op het geselecteerde adres). Het eerste contact met de respondent vindt altijd plaats door middel van een enquêteur. In eerste instantie worden alle respondenten via CATI of CAPI benaderd, afhankelijk van de
beschikbaarheid
van
een
telefoonnummer.
CAWI
wordt
ingezet
als
responsverhogende methode. Adressen die verrijkt zijn met een telefoonnummer worden maximaal 25 keer telefonisch benaderd. Als er dan nog geen contact is geweest, schuift het adres door naar CAPI. CAPI adressen worden maximaal drie keer benaderd. Na drie keer non-contact met een CAPI adres wordt een brief met daarin een link naar een online vragenlijst (en daarbij een schriftelijke vragenlijst) toegezonden of achtergelaten.
De drie veldwerkmethoden (CAPI 3, CATI4 en CAWI5) worden naar inzicht van TNS NIPO ingezet om gegarandeerde responspercentages te kunnen halen. Een zo hoog mogelijke een respons dient te worden behaald vanwege de aard van het onderzoek (onderzoek naar de samenstelling van het universum voor mediabereiksonderzoeken). MSS hanteert als randvoorwaarde dat maximaal 40% van alle gesprekken face-to-face (CAPI) wordt afgenomen. Conversie naar de eerstjarige binnen het huishouden gebeurt zo efficiënt mogelijk, liefst via dezelfde veldwerkmethodiek Wanneer respondenten aangeven liever via een andere methodiek benaderd te willen worden, is dit mogelijk. Wanneer de hoofdkostwinner ook
3 4 5
Computer Assisted Personal Interviewing Computer Assisted Telefone Interviewing Computer Assisted Web Interviewing
9 /79
de eerstjarige is, worden beide vragenlijsten achter elkaar geplakt, zodat de respondent niet merkt dat hij twee vragenlijsten krijgt.
Figuur 1: Stroomschema veldwerk methode MSS
10 /79
3.7
RESPONSBEVORDERENDE MAATREGELEN
Voor de representativiteit van de MSS is een hoge respons een vereiste. Door middel van een groot aantal responsbevorderende maatregelen wordt ernaar gestreefd een respons van minimaal 60%-65% op huishoudniveau en 85% op persoonsnveau te behalen. Deze maatregelen zijn als volgt:
•
Vooraf wordt een aankondigingsbrief gestuurd naar alle respondenten.
•
Ieder huishouden uit de bruto steekproef krijgt voorafgaande aan het onderzoek, samen met de aankondigingsbrief, een cadeaubon ter waarde van 5 euro toegestuurd.
•
De verschillende contactpogingen worden zo goed mogelijk gespreid over dagen, dagdelen en tijdstippen om de kans op contact te vergroten.
•
Zachte weigeringen worden na verloop van tijd nogmaals benaderd.
•
Met de CAPI aankondigingsbrieven wordt een telefoonkaart meegestuurd om respondenten de mogelijkheid te geven alsnog hun telefoonnummer door te geven zodat ze telefonisch kunnen deelnemen.
•
De enquêteurs maken gebruik van niet-thuis kaartjes die kunnen worden achtergelaten bij respondenten met het verzoek contact op te nemen met TNS NIPO.
•
Voor de duur van het onderzoek heeft TNS NIPO een telefonische (gratis 0800nummer)
en
online
helpdesk
(www.tns-nipo.com/mediaonderzoek
en
[email protected]) ingericht voor respondenten. De helpdesk dient ter beantwoording van (algemene) vragen. •
TNS NIPO maakt, daar waar nodig, zoveel mogelijk gebruik van regionaal bellen en tweetalige enquêteurs.
•
Bij het ondervragen van allochtone respondenten, wordt door de enquêteur eventueel de hulp ingeroepen van andere personen in het huishouden, in het geval de respondent zelf geen Nederlands spreekt. Andere personen in het huishouden kunnen in dit geval helpen bij de vertaling.
11 /79
3.8
ALLOCHTONEN
Omdat de populatie van de MSS alle adressen uit het TNT postafgiftepuntenbestand bevat, zal de basissteekproef een representatief aantal allochtonen bevatten. Om de non-respons in deze huishoudens zo laag mogelijk te houden worden extra maatregelen ingezet.
1. Waar nodig wordt een tweetalige enquêteur ingezet (telefonisch of face-to-face). 2. In de introductiebrief is een meertalig inlegvel speciaal voor Engels-sprekers, Turken en Marokkanen, waarin personen met deze afkomst worden gevraagd zich kenbaar te maken door middel van de bijgevoegde antwoordkaart. 3. Bij het ondervragen van allochtone respondenten, wordt door de enquêteur eventueel de hulp ingeroepen van andere personen in het huishouden, in het geval de respondent zelf geen Nederlands spreekt. Andere personen in het huishouden kunnen in dit geval helpen bij de vertaling. 4. Er wordt gebruik gemaakt van vertaalde vragenlijsten waar dit nodig is. Deze worden in drie talen vertaald: Engels, Turks en Marokkaans-Arabisch.
3.9
RAPPORTAGE
MSS wordt aan SKO en STIR, RAB en NOM- partners gerapporteerd door middel van een wekelijkse veldwerkverslag, per kwartaal een databestand en eenrapport en per halfjaar een rapport en een voortschrijdendrapport. Jaarlijks komt een uitgebreidere rapportage ter beschikking van de afnemers en participanten van het kijkonderzoek waarin alle resultaten voor een beperkt aantal doelgroepen worden uitgesplitst. De gerapporteerde resultaten worden gewogen o op de jaarlijkse MOA Gouden Standaard gegevens. Jaarcijfers met betrekking tot het televisie-gebruik en het bezit van televisie-gerelateerde aparatuur worden elektronisch beschikbaar gesteld in het rapportage TV in Nederland www.kijkonderzoek.nl .
12 /79
4. DE METING VAN HET KIJKGEDRAG
Om het kijkgedrag van de Nederlandse bevolking valide en betrouwbaar te kunnen meten, zijn twee dingen onmisbaar: een representatief samengesteld kijkerspanel wiens leden bereid zijn al hun kijkgedrag over een langere periode te laten meten en een moderne en betrouwbare meettechniek die in staat is al het kijkgedrag van de panelleden dat onder de definitie van “televisiekijken” valt, te registreren. In dit hoofdstuk wordt uitgebreid beschreven hoe de meting van het kijkgedrag precies in elkaar zit en hoe daarmee valide en betrouwbare uitkomsten van het kijkonderzoek gegarandeerd worden. 4.1
HET KIJKERSPANEL
De kijkgegevens worden verzameld in een panel van minimaal 1.235 huishoudens per dag, waarvan alle gezinsleden van 3 jaar en ouder deelnemer zijn (circa 2.800 personen). De 1.235 huishoudens bestaan uit een landelijke steekproef van 1.200 huishoudens plus een regionale oversampling van 35 extra huishoudens in Drenthe, Flevoland en Zeeland. In deze paragraaf wordt uiteengezet op basis van welke criteria de huishoudens worden geselecteerd en op welke wijze ze worden geworven voor het onderzoek. Tevens wordt ingegaan op de diverse wijzen waarop Intomart GfK contact houdt met het panel.
4.1.1 Populatie en representativiteit
Het kijkerspanel dient te voldoen aan een aantal criteria met betrekking tot de samenstelling. Bij de samenstelling van het panel is het doel een zo groot mogelijke representativiteit ten aanzien van de Nederlandse bevolking te verkrijgen. De
criteria
hiervoor
werden
tot
2006
ontleend
aan
twee
verschillende
censusondervragingen: •
de tweejaarlijkse GfK MiniCensus (ongeveer 10.000 huishoudens);
•
jaarlijkse trendgegevens van het CBS over de omvang van de populatie.
Vanaf 2007 worden de criteria met betrekking tot samenstelling en populatieomvang aan de jaarlijkse gegevens van de MOA Gouden Standaard ontleend. Op basis van cijfers van het CBS wordt de MOA Gouden Standaard bepaald. De MOA Gouden Standaard 2010 wordt gebruikt om de populatieaantallen te berekenen die per maandag week 1 2011 in gebruik worden genomen. De MOA Gouden Standaard 2010 geeft de bevolkingsstructuur weer per 1-1-2009 en zijn berekend over 2008.
13 /79
In paragraaf 3.2 is reeds vermeld welke groepen van de MSS, en dus ook van het kijkonderzoek zijn uitgesloten. Bij de werving van het kijkonderzoek worden in aanvulling daarop de volgende drie groepen eveneens uitgesloten: •
huishoudens waarvan de hoofdkostwinner niet uit Nederland komt en waar één of meer personen van 13 jaar of ouder het Nederlands schriftelijk en/of mondeling niet voldoende vaardig is;
•
medewerkers van een televisiezender, omroeporganisatie, marktonderzoeksbureau, reclamebureau of mediabureau.
De eerste en de tweede groep zijn om praktische redenen uitgesloten van het kijkonderzoek. De derde groep is uitgesloten van deelname om mogelijke ongewenste beïnvloeding van de uitkomsten te voorkomen. Per huishouden kunnen maximaal acht gezinsleden aan het onderzoek meewerken. Het panel bestaat uit een landelijk representatieve steekproef van 1.200 huishoudens. Om ook voor kleinere regio’s over een aanvaardbaar aantal personen te kunnen rapporteren is de steekproef uitgebreid met een regionale oversampling van totaal 35 huishoudens in Drenthe, Flevoland en Zeeland. De steekproef van 1.200 geworven huishoudens wordt aangevuld met een aantal extra huishoudens ter representatie van de huishoudens zonder televisietoestel. Dit zijn 20 huishoudens. Dergelijke huishoudens dienen ook in het kijkerspanel
te worden
opgenomen, zodat het gehele panel (de percentagebasis van de uitkomsten) ook op dit aspect een goede afspiegeling is van alle Nederlandse huishoudens. Het aantal en de karakteristieken van de toe te voegen niet-televisiehuishoudens worden bepaald aan de hand van de meest recente MSS-gegevens. Om te voorkomen dat de panelomvang van 1.235 huishoudens in gevaar komt door tijdelijke afkoppelingen in verband met verhuizingen of bijvoorbeeld eventuele technische storingen, wordt er continu een buffer van extra huishoudens geworven en aangesloten. Het bruto panel bedraagt inclusief huishoudens in inloopfase (zie § 4.1.3) dagelijks gemiddeld ongeveer 1.390 huishoudens plus 20 fictieve huishoudens zonder televisie. Bij verhuizing worden huishoudens zoveel mogelijk gevolgd en in hun nieuwe woning opnieuw aangesloten. Bij scheidingen en uit elkaar vallende huishoudens worden de personen die het huishouden verlaten uit de steekproef verwijderd. Indien gewenst blijven zij hun persoonsknop op de afstandsbediening behouden, maar hun eventuele kijkgedrag wordt als gastkijken (zie § 4.2.12) ingeteld.
4.1.2 Selectie van huishoudens
Het handhaven van het panel op een voor alle criteria aanvaardbaar niveau is een complexe aangelegenheid en vormt een voortdurende zorg. Wekelijks wordt nagegaan in hoeverre het kijkerspanel representatief is voor de bovengenoemde criteria. Indien blijkt dat het panel “scheef” is voor één of meer van deze kenmerken, worden er nieuwe 14 /79
huishoudens voor het panel geselecteerd, die door hun samenstelling het panel weer “recht
kunnen
trekken”.
Indien
bijvoorbeeld
blijkt
dat
er
te
weinig
éénpersoonshuishoudens zijn met sociale klasse D in de drie grote steden of hun randgemeenten worden er net zolang dergelijke huishoudens gezocht totdat het panel op deze en alle andere criteria weer een aanvaardbare samenstelling heeft. Van de huishoudens die deelnamen aan MSS zijn alle voor de televisiewerving benodigde selectiecriteria bekend, zodat binnen dit bestand gericht gezocht kan worden naar vervanging of aanvulling van huishoudens in het kijkerspanel. De selectie van huishoudens vindt plaats op basis van de volgende procedure, namelijk de wervingsmatrix. Deze procedure wordt in de volgende paragraaf beschreven.
4.1.3 Wervingsmatrix
De werving voor het kijkerspanel is gebaseerd op een matrix van 65 cellen. De wervingsmatrix is opgebouwd uit regio, gezinscyclus, hoogst gevolgde opleiding en werkzaamheid hoofdkostwinner van de hoofdkostwinner en etniciteit hoofdkostwinner. De fictieve huishoudens zonder televisietoestel die aan het panel worden toegevoegd zijn opgenomen in de gehele cellenmatrix. De samenstelling van de wervingsmatrix is opgenomen in bijlage 4. De vulling van deze cellen wordt vastgesteld aan de hand van de MSS, gewogen naar MOA Gouden Standaard aantallen. Tussen 2006 en 2011 werden deze cellen vastgesteld aan de hand van de SKO Establishment Survey. Voor 2006 werden de MiniCensus en CBS trendcijfers gebruikt voor de weging. Op grond van de gewogen MSS kan de eis per cel in de wervingsmatrix worden vastgesteld, waarbij Intomart GfK het panel samenstelt op grond van deze eis. Overbodige huishoudens kunnen worden afgekoppeld en de cellen waarin zich tekorten voordoen worden bijgeworven. Hiertoe dienen de huishoudens uit de MSS als steekproefbasis. De wijze van werving wordt in paragraaf 5.1.5 verder beschreven. Om tot 65 cellen te komen zijn voor de boven genoemde variabelen in een aantal gevallen categorieën samengenomen. Het is dus niet gegarandeerd dat het panel een perfecte
samenstelling heeft
voor
alle categorieën van
deze
variabelen
uit
de
wervingsmatrix.
15 /79
4.1.4 Werving panelleden
De werving en aansluiting van panelhuishoudens vindt plaats door middel van een procedure waarbij de geselecteerde huishoudens ten eerste de introductiefolder “Het televisie
kijkonderzoek”
krijgen
toegestuurd.
In
deze
folder
wordt
onder
meer
uiteengezet wat het kijkonderzoek en de medewerking eraan inhoudt. In de begeleidende brief wordt ook verwezen naar de website www.kijkerspanel.nl met meer informatie over de eventuele deelname aan het kijkerspanel. Daarna wordt er telefonisch contact opgenomen om te informeren naar de eventuele bereidheid
tot
medewerking.
Als
men
in
principe
geïnteresseerd
is
in
een
panellidmaatschap van het kijkonderzoek volgt een telefonisch introductiegesprek van de afdeling Panelbeheer met uitleg van het kijkonderzoek en een afspraak voor het bezoek van een technicus (bevestigd met een afspraakkaartje). Geselecteerde huishoudens zonder telefoon worden direct face-to-face door een enquêteur benaderd. De Intomart GfK-technicus bezoekt het huishouden en installeert alle apparatuur. De technicus controleert ter plekke of de apparatuur correct werkt en houdt een lijntest waarbij de computer van Intomart GfK de geregistreerde gegevens uitleest. Normaal vindt deze inbelprocedure alleen ‘s nachts plaats, maar voor de lijntest wordt deze direct op verzoek van de technicus gehouden, zodat kan worden nagegaan of de verbinding met de Intomart GfK-computer goed is en of alle controlehandelingen met de aangesloten apparatuur ook correct door de kijkmeter worden geregistreerd. De technicus legt met behulp van toonmateriaal uitgebreid uit wat medewerking aan het kijkerspanel precies inhoudt en demonstreert vervolgens aan de nieuwe panelleden de bediening van de apparatuur. Bovendien laat hij een volledige handleiding van de kijkmeter achter. Hierin staat beschreven hoe de apparatuur werkt en wordt stap voor stap aangegeven hoe men zich aan en af kan melden. Naast de handleiding overhandigt de technicus ook een speciaal introductienummer van de panelkrant, waarin ondermeer de deelnamevoorwaarden en de afspraken over de financiële vergoedingen staan beschreven. Het bezoek van de Intomart GfK technicus duurt minimaal 1½ uur tot maximaal 6 uur afhankelijk van het aantal toestellen en de complexiteit van de installatie. Na het bezoek van de technicus wordt met het nieuwe panelhuishouden een afspraak gemaakt voor een bezoek van een enquêteur voor de basisondervraging (zie § 4.1.6). Tijdens dit bezoek worden tevens met het panelhuishouden de eerste ervaringen met de bediening van de meter besproken. De kijkgegevens van nieuwe panelhuishoudens worden de eerste vier weken na aansluiting niet meegenomen in de berekeningen voor de rapportering. Op basis van ervaringen uit het verleden wordt aangenomen dat hun kijkgedrag in de eerste weken atypisch zou kunnen zijn vanwege de nieuwe situatie. Na enkele weken inloopfase is het kijkgedrag weer hersteld en vergelijkbaar met het kijkgedrag van voor de deelname aan het kijkonderzoek.
16 /79
4.1.5 Vergoedingen en incentives
Alle panelleden van 13 jaar en ouder hebben recht op een geldelijke vergoeding van € 22,50 per persoon per jaar, met een minimum van € 45 per huishouden. Alleenstaanden krijgen dus een vergoeding van € 45 per jaar. Deze vergoeding is ruim voldoende om de kosten van het stroomverbruik door de meter te compenseren. De kinderen van 3 tot 12 jaar in het panel ontvangen enkele keren per jaar een presentje ter waarde van € 22,50 per kind per jaar. Nieuwe panelhuishoudens ontvangen bij een geslaagde aansluiting van de Intometer in het huishouden een welkomstcadeau naar keuze. Daarnaast doet elk huishouden per kwartaal mee aan de verloting van een prijs van € 450. De uitslag van deze verloting wordt aan alle deelnemers bekend gemaakt door publicatie in de Panelkrant die eens per kwartaal wordt toegezonden aan alle huishoudens uit het kijkerspanel. Behalve de uitslag van de verloting bevat de Panelkrant meestal een artikel over onderzoeksactiviteiten van Intomart GfK, een verhaaltje voor de kinderen, een puzzel en een top tien van televisieprogramma's in het betreffende kwartaal. Verder krijgt elk panellid jaarlijks een verjaardagskaart en een kerstkaart. 4.1.6 Ondervragingen en enquêteursbezoeken
Na
het
aansluiten
van
de
meter
wordt
bij
ieder
nieuw
panelhuishouden
de
basisondervraging afgenomen, bestaande uit een huishoud- en een persoonsgedeelte. Het huishoudgedeelte wordt afgenomen bij de hoofdkostwinner of de huisvrouw en betreft o.a. een inventarisatie van de gezinssamenstelling, bezit van audiovisuele apparatuur en omroeplidmaatschap. In de persoonslijst wordt onder andere gevraagd naar kijkgedrag, affiniteit ten aanzien van politiek, kunst en sport, omroep- en zendervoorkeur, politieke voorkeur, godsdienst, opleiding en werkzaamheid. Na het afnemen van de basisondervraging wordt aan elk huishouden een huishoud- en persoonsboekje nagestuurd, waarin men zelf een aantal vragen over productgebruik kan invullen. De uitkomsten van de basisondervraging en de vragenlijst naar productgebruik worden jaarlijks aan de gebruikers in een rapport beschikbaar gesteld6.
De basis- en productondervraging worden jaarlijks in mei in alle huishoudens van het kijkerspanel herhaald om eventuele veranderingen in het huishouden te kunnen vaststellen. De in deze jaarlijkse herondervraging verzamelde wijzigingen worden op de maandag van week 27 in de achtergrondkenmerken van de ruwe data (demographics) van het kijkonderzoek doorgevoerd.
6
Intomart GfK. (2002). Resultaten van de basisondervraging in het televisiepanel juli 2010. Intomart GfK, Hilversum.
17 /79
Behalve voor de jaarlijkse herondervraging wordt er met de panelhuishoudens ook voor maximaal twee andere aanvullende vragenlijsten per jaar contact opgenomen. Dit kan een schriftelijke enquête zijn, maar ook een face-to-face interview door middel van een huisbezoek. Hierbij is de enquêteur zoveel mogelijk steeds dezelfde persoon. De onderwerpen die in deze zogenaamde kwartaalondervragingen aan bod komen, worden steeds in overleg met SKO vastgesteld. Deze ondervragingen worden apart gerapporteerd en niet gekoppeld aan de ruwe data. De mogelijkheden voor aanvullend onderzoek in het kijkerspanel zijn slechts zeer beperkt, omdat er gewaakt dient te worden voor overbelasting van het panel. Panelhuishoudens worden daarom in principe zo min mogelijk gebeld, tenzij dit noodzakelijk blijkt te zijn voor de kwaliteit van het onderzoek. 4.1.7 Telefonisch contact
In aanvulling op de basis-, product- en kwartaalondervragingen wordt er ook telefonisch contact onderhouden met het kijkerspanel. Bij vragen over het panellidmaatschap, het aan- en afmelden, de bediening van de apparatuur, de aankoop van een nieuwe videorecorder, DVD- speler/ -recorder, harddisk recorder, settopbox of televisietoestel, of bij een storing in de apparatuur, kunnen de panelleden contact opnemen met de afdeling Panelbeheer van Intomart GfK door middel van een gratis telefoonnummer. De afdeling Panelbeheer houdt ook zelf regelmatig telefonisch contact met de huishoudens om de panelleden te informeren over het aan- en afmelden en andere informatie die noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van het onderzoek. De afdeling Panelbeheer wordt voor het onderhouden van dit contact geholpen door een groot aantal kwaliteitsen controlerapporten (zie § 4.3.3). 4.1.8
www.kijkerspanel.nl
Ten behoeve van panelleden van het kijkonderzoek is een speciale website gemaakt, met daarin: •
informatie over het kijkonderzoek en het panellidmaatschap voor huishoudens die zijn geselecteerd om te worden geworven. In de introductiefolder die voorafgaand aan het wervingsgesprek wordt verstuurd staat een verwijzing naar deze site;
•
informatie voor nieuwe panelleden met antwoorden op de meest gestelde vragen;
•
een duidelijke stap-voor-stap instructie voor nieuwe panelleden met de bediening van de meter, het lidmaatschap van het kijkerspanel en alle andere aspecten;
•
mogelijkheid een mailtje met vragen of opmerkingen naar de afdeling Panelbeheer te sturen.
18 /79
4.1.9
Beëindiging van het panellidmaatschap
Bij beëindiging van het panellidmaatschap bezoekt een technicus de huishoudens om de kijkmeter weer te verwijderen. Enige tijd daarna krijgt men de zogenaamde Exitvragenlijst toegestuurd, waarin het huishouden een aantal evaluatieve vragen wordt gesteld over onder meer hun panellidmaatschap, het contact met Intomart GfK, de bediening van de meter, hun beoordeling van de panelkrant. De Exit-vragenlijst gaat vergezeld van een cadeaubon. De resultaten van de Exit-vragenlijst worden jaarlijks gerapporteerd aan de Technische Commissie van SKO. Een huishouden kan in principe maximaal vijf jaar aan het onderzoek deelnemen7. Jaarlijks wordt ongeveer een kwart van het panel vervangen. Een huishouden blijft in principe deelnemen aan het kijkonderzoek zolang alle leden van het huishouden hun medewerking aan dit onderzoek verlenen. Zodra één of meer personen niet meer mee willen werken wordt een vervangend huishouden gezocht. Behalve opzegging van medewerking door het huishouden zelf, vindt ook opzegging plaats door Intomart GfK. Om de kwaliteit van de verzamelde data te waarborgen, worden dagelijks controles uitgevoerd op het aanmeldgedrag van de panelleden (zie ook § 5.1.7). Als de controles daartoe aanleiding geven, wordt contact opgenomen met het betreffende panellid om de medewerking en eventuele problemen daarmee te bespreken. Als de problemen blijven voorkomen en herhaalde gesprekken geen verbetering opleveren, wordt het gehele panelhuishouden geroyeerd. Deze situatie komt echter maar weinig voor. De ervaring leert dat het panelhuishouden in zo'n geval vaak zelf al tijdig opzegt.
Het
panellidmaatschap
kan
ook
door
Intomart
GfK
op
basis
van
steekproeftechnische redenen worden opgezegd. Na beëindiging van de deelname wordt er ter vervanging een nieuw huishouden geworven. Ter vervanging kan een gelijkwaardig huishouden gezocht worden, maar ook een andersoortig huishouden waaraan op dat moment meer behoefte is, afhankelijk van de samenstelling van het totale kijkerspanel.
7
In 2006 is besloten om de duur van de deelname te verlengen voor huishoudens die relevant kunnen zijn voor de
structuur van de het TV-panel. Afspraak is dat deze groep niet groter mag zijn dan 20% van het bruto panel.
19 /79
4.2
DE KIJKMETER
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de meter die bij het kijkonderzoek wordt gebruikt om het kijkgedrag van alle personen in het kijkerspanel te registreren. De kijkmeter bestaat uit de TARiS 5000 meter die is ontwikkeld door het Common Technology Center, het samenwerkingsverband van Intomart GfK, Taylor Nelson Sofres en Gallup Denemarken. Met de TARiS 5000 meter kunnen alle soorten in Europa in de handel zijnde televisies worden gelezen. De transfer en opslag van data voldoen aan de nieuwste technologische eisen, alle componenten zijn ‘EC’ goedgekeurd. Op ieder televisietoestel, videorecorder, DVD-speler/ -recorder, harddisk recorder en settopbox in het huishouden wordt een kijkmeter aangesloten. De verschillende kijkmeters in een huishouden vormen een netwerk waarbij één kijkmeter als hoofdmeter fungeert. Naast een kastje dat vaak op de televisie wordt geplaatst (zie figuur 2) hoort bij iedere meter een speciale afstandsbediening, waarvan het gebruik in paragraaf 5.2.7 verder zal worden toegelicht.
Figuur 2: De TARiS 5000 kijkmeter
20 /79
4.2.1 Eisen en wensen metersysteem
Door SKO zijn de volgende eisen en wensen geformuleerd ten aanzien van de kijkmeter: 1.
minimale activiteit paneldeelnemers en hun gasten;
2.
identificatie van landelijke, regionale, lokale en buitenlandse zenders;
3.
identificatie digitale en/of gecomprimeerd digitale signalen;
4.
geschikt voor alle soorten van ontvangst;
5.
geschikt voor alle soorten van ontvanger, inclusief PC;
6.
systeem reeds in andere landen operationeel of in het veld getest.
De Intomart GfK/AGB 4900 frequentiemeter voldeed reeds hieraan met uitzondering van de punten 3 en 5. Met de nieuwe TARiS 5000 kijkmeter, inclusief de nieuwe EAM en Metricline technieken wordt aan alle bovengenoemde eisen voldaan. 4.2.2 Zenderdetectie
De kijkmeter bevat een aantal modules met meetmethoden om te detecteren naar welke zender wordt gekeken. De basisconfiguratie voor Nederland omvatte de Picture Matching module en de VBI-meter. Deze twee modules werden in het kijkonderzoek in combinatie met
elkaar
als
basistechniek
ingezet.
In
week
15
2007
is
er
een
derde
zenderherkennigstechniek operationeel in de kijkmeter van het kijkonderzoek: Enhanced Audio Matching. Het betreft een techniek die gebruik maakt van het matchen van audiosamples voor het herkennen van zenders. Vanaf april 2011 is de techniek Picture Matching niet meer operationeel in het Kijkonderzoek. Een extra techniek wordt vanaf 2012 toegevoegd aan het kijkonderzoek: watermarking .Deze techniek is gebaseerd op een (voor het menselijke oor onhoorbare) geluidscode. Als de technologische ontwikkelingen dit vereisen, kunnen er ook een aantal andere modules worden ingezet, zoals bijvoorbeeld het uitlezen van de codes van digitale settopboxen in samenwerking met de betreffende exploitant. Enhanced Audio Matching, Picture Matching, de VBI-meter en ML-codes verzorgen tegelijkertijd een afzonderlijke meting. Als één van de systemen uitvalt geldt het andere systeem als back-up. De zenderdetectie in het kijkonderzoek is daarmee bijna volledig onafhankelijk van de manier van ontvangst. Het maakt niet uit of men tv-programma’s ontvangt via de kabel, de schotel, de decoder of via Digitenne en of dit direct of via een daartussen geschakelde tuner cq. videorecorder gebeurt.
21 /79
4.2.3 Picture Matching
Het Picture Matching™ systeem baseert de zenderherkenning op het feitelijk door het televisietoestel getoonde beeld, onafhankelijk van de wijze waarop dit beeld het televisietoestel bereikt. De meting is hiermee onafhankelijk geworden van de distributie van het beeld, of dit nu digitaal of analoog binnenkomt, door middel van een kabel of een antenne, met of zonder decoder. Picture Matching is een systeem dat continu samples neemt van het beeld dat op de televisie verschijnt en de kenmerken van die samples digitaal vastlegt. De zodanig verkregen informatie wordt ‘s nachts verzonden naar de Intomart GfK-computers. Daar worden
de
gegevens
vergeleken
met
dezelfde
informatie,
opgenomen
van
de
belangrijkste zenders op zogenaamde reference sites (zie § 4.2.6). Vergelijking van deze samples door matching bepaalt dan naar welke zender is gekeken. Op deze wijze kan het gehele kijktraject van de voorgaande dag worden gereconstrueerd. Het gehele proces wordt dagelijks uitgevoerd en de gegevens zijn, zoals gebruikelijk, de volgende morgen beschikbaar. Bij Picture Matching vindt de zenderherkenning plaats op basis van beeldinformatie. Op elk tv-beeld (een frame) zijn 64 blokken gedefinieerd, die paarsgewijs zijn gekoppeld. Dit zijn in totaal 32 beeldparen, de zogenaamde BLOB’s: Bifurcated Localised On Screen Bits8. Van elk paar wordt de helderheid onderling vergeleken, dat resulteert in een “1” (lichter) of “0” (donkerder). Deze reeks van enen en nullen vormt als het ware een vingerafdruk van het beeld op dat moment. Deze “vingerafdruk” wordt ‘s nachts naar de centrale computer van Intomart GfK doorgestuurd. In figuur 3 wordt dit proces, dat dagelijks in elk Picture Matching huishouden plaatsvindt, schematisch weergegeven.
De identificatie van deze afdruk vindt centraal plaats. Van alle beelden van alle relevante zenders worden continu vergelijkingen tussen de BLOB-paren gemaakt en de resultaten daarvan worden als referentie vastgelegd. Dit is de zogenaamde reference site. Behalve de waarden “0” en “1” kent de referentie ook de waarde “x” toe, namelijk als het vergelijkingspaar even helder is.
De frequentie waarmee de beeldinformatie wordt vastgelegd, is verschillend in het huishouden en op de reference site. Op de reference site wordt van elk frame (25 maal per seconde) van alle paren vastgelegd of de eerste helderder is dan de tweede, de tweede helderder dan de eerste of dat de helderheid gelijk is. Dit gebeurt met de waarden 0, 1 of x. Bij het huishouden wordt de informatie steekproefsgewijs vastgelegd en alleen met de waarden “1” of “0”. In de huishoudens wordt iedere 8e frame vastgelegd (ongeveer drie maal per seconde).
8
Omdat het televisiebeeld in halve frames wordt opgebouwd (25 frames per seconde), heeft elk half frame 16 BLOBparen.
22 /79
Figuur 3: Schema Picture Matching techniek in het huishouden
Nadat Intomart GfK de data van de huishoudens heeft verzameld, begint het vergelijkingsproces (zie figuur 4). Tijdens dit proces worden de patronen van een huishouden paar voor paar vergeleken met die van de referentie zenders. Elke zender waarbij deze vergelijking niet klopt, valt af. Op deze wijze blijven na enige tijd 0, 1 of meer zenders over. Pas als er sprake is van één zender waarbij voldoende paren overeenkomen (32 frames waarbij alle BLOB-paren matchen), dan is een zender herkend. Op het moment dat een zender is herkend, schrijft Picture Matching het gehele kijktraject toe aan die zender. Het zoekproces neemt over het algemeen een paar seconden in beslag, maar kan in uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld een zender die een volledig monochroom beeld uitzendt) ook langer duren, net zo lang totdat de zender wordt herkend. Als Picture Matching geen enkele match vindt met één van de referentiezenders, dan wordt het kijktraject als onbekend schermgebruik gedefinieerd. Als er meer dan één zender herkend is, dus als verschillende referentiezenders overeenkomen met de data uit een huishouden waarbij het zeker is dat het om die zenders gaat, is er sprake van “multi channels”. Dit wordt veroorzaakt als twee of meer zenders hetzelfde beeld uitzenden, zoals bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd die in verschillende landen simultaan wordt uitgezonden. In dit geval wordt zo mogelijk de VBI-code als zenderidentificatie gebruikt. Als deze echter ontbreekt dan zijn voor deze situatie specifieke validatieregels opgesteld die in paragraaf 5.3.2 worden besproken.
23 /79
Wanneer twee zenders tegelijkertijd hetzelfde beeld uitzenden, blijkt het overigens toch soms mogelijk met Picture Matching de juiste zender te selecteren. De zender kan in veel gevallen alsnog worden herkend door bijvoorbeeld het logo van de zender in één van de hoeken van het scherm of onder- en boventitels (zoals mededelingen over wijzigingen in de programmering bij het uitlopen van een wedstrijd).
SAMPLE
SAMPLE
COMPARE
STORE
RESULTS
STORE
SAMPLE
Figuur 4: Het vergelijkingsproces
In het algemeen geldt dat dat Picture Matching niet langer voldoet in de volgende situaties: a. Bij gebruik van een digitale settopbox, waar het beeldformaat door de gebruiker kan worden gewijzigd, waardoor Picture Matching mogelijk niet voldoet. b. Wanneer het juiste videosignaal niet meer toegankelijk is (het gaat hier bijvoorbeeld om low end flat screen TV toestellen of om televisies waar veel andere apparaten op zijn aangesloten). Hiervoor zijn de nieuwe technieken EAM en ML-codes geïntroduceerd. Vanaf april 2011 is de techniek Picture Matching niet meer operationeel in het Kijkonderzoek. 4.2.4 De VBI-module
De kijkmeter bevat als additionele meetmethode van zenderidentificatie de VBI-module die gebruik maakt van bestaande teletekstinformatie om zenders te identificeren. Veel zenders geven teletekstinformatie door in het Vertical Blanking Interval (VBI), het anders ongebruikte deel van het videosignaal. Deze informatie bevat, naast de bekende pagina’s 24 /79
met tekstinformatie, codes die de zender identificeren (deze worden bijvoorbeeld door sommige televisietoestellen gebruikt om korte tijd de naam van een zender in beeld te brengen nadat deze is geselecteerd) en de door de EBU uitgegeven nid-code (network identification code). Om deze nid-codes te herkennen is de kijkmeter toegerust met een VBI-module (het is niet nodig dat het televisietoestel zelf teletekst heeft). Het ontvangen beeldsignaal wordt opgepikt binnen het televisietoestel en doorgegeven via de glasvezelverbinding naar de decoder in de meter. De VBI-meter kan zowel bij analoge als digitale ontvangst worden gebruikt. Bij digitaal gedistribueerde uitzendingen is het signaal van de uitzendingen en de VBI-code niet per definitie aan elkaar gekoppeld, maar de generatie digitale decoders die nu in gebruik wordt genomen koppelt de VBI-code opnieuw aan de juiste zender. Met de combinatie van EAM, Picture Matching, de VBI-module en ML-codes kan in vrijwel alle situaties een zender worden herkend. 4.2.5 Enhanced Audio Matching
Audio Matching maakt het onder andere mogelijk om kijkgedrag via zeer moderne Tvapparaten en allerhande nieuwe randapparatuur zeer betrouwbaar te meten en te rapporteren. Naast het televisietoestel zelf zijn de volgende apparaten te onderscheiden: •
Videorecorder
•
DVDspeler / -recorder (al dan niet met HD)
•
HD recorder
•
Settopbox (al dan niet met HD)
Enhanced Audio Matching (EAM) maakt gebruik van het principe van audio matching. Dit principe is vergelijkbaar met het systeem van Picture Matching, met dien verstande dat de zenderherkenning bij EAM is gebaseerd op het geluid dat hoort bij het door het televisietoestel getoonde beeld. Om dit mogelijk te maken wordt elke mogelijke geluidsbron aangesloten op de Taris 5000meter. Figuur 5 toont een voorbeeld van een installatie (waarbij op de TV ook een satellietontvanger en een PVR zijn aangesloten).
Het televisietoestel en alle hierop aangesloten randapparatuur worden via een zogenaamde ‘Audio Breakout Box (ABB)’ aangesloten op de Taris 500-meter. De ABB onderscheidt van welke bron de audio afkomstig is en geeft dit door aan de Taris 5000-meter.
25 /79
PeopleMeter™
VIDEO
Satellite Receiver with PVR
AUDIO
PVR
Figuur 5: Installatie van enhanced audio matching
Met EAM is zenderherkenning mogelijk van die zenders die in de reference site zijn opgenomen. Wat niet bekend is, is welke functie van (rand-)apparatuur gebruikt wordt (het spelen van een DVD, het opnemen van een programma, EPG kijken). In tegenstelling tot picture matching waarbij in een vast patroon samples worden genomen vindt het audiosampling proces niet plaats via een vast tijdpatroon. Audio matching gebruikt de geluidstonen als aanleiding voor het samplingmoment. Dit vindt plaats op een moment dat kenmerkend is voor het geluid (dus bijvoorbeeld een moment van verandering in toon). Op deze wijze worden er meerdere malen per minuut audiosamples genomen. ’s Nachts wordt alle informatie door de meter in het huishouden naar Intomart GfK gestuurd, waarna het geluid wordt vergeleken met alle geluidssamples die in de EAM reference sites zijn opgeslagen (zie § 4.2.6). Net als bij picture matching gaat het om de vergelijking van reference- en meter-data. Alleen gaat het in het geval van audiomatching om een Triggered Sampling Scheme die op een zeer efficiënte manier in staat is om de audiosamples aan geluidsreferencetrajecten toe te kennen.
26 /79
Figuur 6: Audiomatching proces
Per televisietoestel en per apparaat in een huishouden wordt vastgelegd welke van de drie beschikbare zenderherkenningstechnieken gebruikt mag worden voor zenderherkenning. Het is dus mogelijk dat data van alle drie technieken gebruikt mag worden voor zenderherkenning, dit is situationeel bepaald.
De EAM-module is geplaatst bij alle huishoudens (onafhankelijk van de type ontvangst via kabel, satelliet, ether of via internet). Daar waar mogelijk (indien EAM noodzakelijk), worden in iedere meter alle drie de meetmethodieken geïnstalleerd. Er zijn prioriteitsregels vast gesteld tussen de drie beschikbare zenderherkenningstechnieken.
SKO stelt zich op dit moment op het standpunt dat geluid. leidend is over beeld, PM boven VBI: 1. Enhanced Audio Matching (EAM) 2. Picture Matching (PM) 3. VBI codes (VBI) Op
deze
manier
krijgen
de
zenderonafhankelijke
technieken
prioriteit
over
de
zenderafhankelijke technieken. EAM krijgt prioriteit over Picture Matching omdat deze
27 /79
techniek beter in staat is de bron van het op het televisietoestel getoonde beeld te herkennen bij moderne tv-situaties. Vergelijkbaar met simulcast bij Picture Matching kan ook bij audiomatching simulcast optreden. Dit hoeft echter niet overeen te komen. Het kan bijvoorbeeld overeenkomen met Picture Matching in geval van doorgeprikte journaals. Maar het kan afwijken van simulcast bij Picture Matching bij evenementen (bijvoorbeeld voetbal of een koninklijk huwelijk) omdat de commentatoren dan verschillen. Over het algemeen komt audiosimulcast minder vaak voor dan videosimulcast. Ook ten aanzien van onbekend schermgebruik levert het gebruik van audiomatching een voordeel op: audio gaat vaak door tijdens uitzendingen, daar waar het beeld verandert (picture in picture, EPG kijken). Ook radio luisteren via de TV toestel kan hiermee worden herkend.
Bij de PM techniek wordt een simulcastsituatie gerapporteerd uit de reference site. Bijvoorbeeld doordat er via VBI onderscheid gemaakt kan worden tussen de zenders. Bij EAM echter, worden alle mogelijke matches weergegeven en wordt pas door validatie het kijktraject toegekend aan een zender. Bij deze situaties zijn
validatieregels van
toepassing, zoals beschreven in de sectie 4.3.2. 4.2.6 Reference sites
Een onderdeel van het Picture Matching (PM) en Enhaced Audio Matching systeem (EAM) zijn de reference sites, waarbij de landelijke en regionale zenders worden geregistreerd. In het begin van 2007 waren er 5 (regionale) reference sites verwijderd omdat deze zenders ook via satelliet beschikbaar kwamen. Hiermee daalde het aantal PM-reference sites in Nederland van 11 naar 6. Er worden 40 reference posities gemeten9, waarbij alle (landelijke) SPOT zenders en Eurosport (minimaal) dubbel gemeten worden. Met behulp van deze informatie worden de
zenders (plus Video, DVD, HD, rest en totaal)
gerapporteerd in de ruwe data van het Kijkonderzoek. Zenders kunnen alleen met Picture Matching herkend worden indien in het betreffende ontvangstgebied een reference site is ingericht. Om de registratie van alle regionale zenders met Picture Matching mogelijk te maken is in elk ontvangstgebied van een regionale zender een reference site ingericht. De afhankelijkheid van het systeem van een correcte werking van de reference sites wordt hiermee sterk gereduceerd; bij het uitvallen van een reference site in verband met een lokale storing is alleen de registratie van de betreffende regionale zender in gevaar.
Sinds 2008 zijn reference sites ingericht voor EAM. Reference sites zijn nodig om de audiosamples te kunnen registeren. Op dit moment zijn er reference sites opgebouwd bij Intomart GfK en in Almere. Ten behoeve van het meten van SKO-Digitaal zenders is 9
Status juni 2011.
28 /79
tevens een reference locatie bij Technicolor in Hilversum opgebouwd. Per 1-1-2011 zijn er 8 reference sites voor EAM. Er worden 103 reference posities gemeten Het dient uiteraard te worden voorkomen dat bij een reference site ongewild een verkeerde
zender
wordt
gecodeerd
(bijvoorbeeld
wanneer
de
betreffende
kabelmaatschappij onaangekondigd het kanaal van zenders wisselt), of dat door lokale storingen of andere problemen op een lokale reference site de registratie van een zender wordt belemmerd. Het signaal van elke gecodeerde zender wordt daarom op diverse wijzen gecontroleerd. Tevens worden de belangrijkste zenders dubbel geverifieerd vanaf verschillende reference sites.
4.2.7
MetricLine codes
Een extra techniek wordt vanaf 2011 toegevoegd aan het kijkonderzoek: watermarking . De MetricLine Aaudio Coding wordt toegevoegd om beter simulcast situaties op te vangen (denk hier bijvoorbeeld aan een actie zoals die van Giro555). Vanaf het najaar 2011 wordt
deze
techniek
geïntroduceerd
en
de
Picture
Matching
techniek
gradueel
uitgefaseerd.
Alle zenders in het Kijkonderzoek (met uitzondering vande regionale en de SKO-Digitaal zenders) voegen een audio-code (MetricLine) toe in elke feed. GfK rust alle kijkmeters uit met een extra ML module voor code detectie en nieuwe software. De combinatie van Metric Line met
de Enhanced Audio Matching en VBI-code
technieken levert een optimale zenderidentificatie op die bovendien voldoende “future proof” is.
Digital watermarking is een technologie om onmerkbaar bepaalde informatie te verbergen, in beeld of geluid. Het wordt meestal gebruikt om bestanden of gegevens te beschermen tegen fraude of om het opsporen van illegale copies mogelijk te maken. Deze techniek is gebaseerd op een manier van watermerken die NexTracker heet en vooral bekend is in het kader van copyright bescherming.
Het watermerk is onhoorbaar voor mens (en dier). Het maakt gebruik van psychoacoustische modellen waarbij een geluid een ander geluid kan verbergen voor het menselijk oor. Dit werd bevestigd door een onafhankelijke “golden ears” test. Het is voldoende robuust om alle gebruikelijke bewerkingen van het uitzendsignaal te overleven (compressie en decompressie).
29 /79
Het watermerk wordt bijgevoegd in uitzendstraat op het punt waar het signaal wordt Het bevat ondermeer een zendercode en een tijdsafdruk (time stamp). De gecodeerde geluidssignalen worden opgepikt in elke kijkmeter en samen met alle andere data (bvb. time stamp) elke nacht teruggezonden naar Intomart GfK voor verwerking.
De aanwezigheid van het code-signaal wordt continu gemonitored door de zenders, maar ook door Intomart GfK.Intomart GfK verwerkt de zender ID uit het audio signaal, samen met de andere informatie tot een accuraat bestand met kijktrajecten.
Figuur 7: Digital watermarking 4.2.8
De afstandsbediening: persoonsregistratie
De kijkmeter registreert automatisch op welke zender elk toestel staat afgestemd en van welk soort schermgebruik (televisieprogramma, teletekst of video) er sprake is. Om te kunnen vaststellen wie televisie kijkt, hoeven de panelleden alleen te melden wanneer zij zelf beginnen en stoppen met televisie kijken. Dit gebeurt heel eenvoudig door middel van de speciale afstandsbediening (zie figuur 8) waarop alle leden via een eigen knop aan kunnen geven of zij beginnen dan wel stoppen met kijken. Elke persoon van 3 jaar en ouder uit het deelnemende huishouden heeft hiertoe een eigen persoonsnummer dat ook staat aangegeven op de afstandsbediening. Als bijvoorbeeld persoon A begint met kijken, drukt hij de toets in met de letter A. Op het schermpje van de monitor verschijnt dan de naam van de betreffende persoon. Bij het stoppen met kijken wordt weer de toets met de letter A ingedrukt. 30 /79
Bij alle vormen van schermgebruik melden de kijkers zich aan, dus ook als zij: •
kijken naar een programma of film (opgenomen of gekocht);
•
teletekst raadplegen (zowel bij Nederlandse als bij een buitenlandse zender);
•
kijken naar een kabelkrant.
Wanneer men het televisietoestel gebruikt als beeldscherm voor bijvoorbeeld spelletjes hoeft men zich niet als kijker aan te melden, maar kan men volstaan met het indrukken van de “Geen kijkers” knop. Tijdens het televisiekijken vraagt de monitor van de kijkmeter eens per 15 minuten of iedereen die kijkt, zich wel heeft aangemeld en of iedereen die niet meer kijkt, zich wel heeft afgemeld. Dit gebeurt gedurende enkele seconden door middel van het bericht “Zijn aanmeldingen OK?”. Als de situatie juist wordt weergegeven, dan hoeft men niets te doen. Als het televisietoestel aanstaat zonder dat iemand zich binnen 15 seconden
als
kijker
heeft
aangemeld,
verschijnt
op
het
schermpje van de monitor de vraag “Wie kijkt?”. In tegenstelling tot andere landen waar alle personen in een kamer waar het televisietoestel aanstaat zich dienen aan te melden en worden meegeteld als kijker (“presence in the room”), geldt in Nederland als kijkdefinitie dat men zich pas hoeft aan te melden en wordt meegeteld in de kijkcijfers als men daadwerkelijk televisie kijkt (“in the room and watching”). Het wordt aan panelleden zelf overgelaten te beslissen wanneer men werkelijk kijkt. In de instructies en toelichting door de afdeling Panelbeheer wordt benadrukt dat indien men maar “half” kijkt (iemand die bijvoorbeeld tijdens het eten naar een programma kijkt) men zich ook aan dient te melden als kijker. Figuur 8: De afstandsbediening
Wanneer een panelhuishouden op vakantie gaat, kan dat (facultatief) aan Intomart GfK worden gemeld door middel van de afstandsbediening van de persoonsmeter. De controles van de afdeling Panelbeheer (zie § 4.3.3) worden hiermee tijdelijk stopgezet. Zodra er weer televisie wordt gekeken in het huishouden is de vakantiemelding automatisch opgeheven. Tijdens hun vakantie blijven de leden van het huishouden een onderdeel van de rapporteringsteekproef: zij tellen mee als niet kijkend.
4.2.9
Video, DVD en Harddisk en het kijken via Settopbox of Connected TV toestel
Door middel van de Audio Breakout Box (ABB) en de EAM module in de meter kunnen verschillende vormen van gebruik van de randapparatuur (videorecorder en/of de DVD31 /79
speler/ -recorder, harddisk en settopbox) worden geregistreerd. De ABB onderscheidt van welke bron de audio afkomstig is. Al het kijkgedrag naar videobanden (zelf opgenomen banden, dan wel voorbespeelde banden), is in de dagelijkse rapportering samengevoegd onder de noemer “video”. Het afspelen van (al niet) opgenomen programma’s op een DVD-recorder wordt geregistreerd als “DVD”. Hierbij bestaat geen onderscheid tussen het afspelen van het programma op een DVD-speler en een DVD-recorder. Het kijkgedrag dat gebeurt tijdens het afspelen van een harddiskrecorder wordt wel apart geregistreerd en als “HDR” gerapporteerd. Ook het on-demand kijken via de settopbox of een connected TV toestel wordt geregistreerd.
Met behulp van Enhanced Audio Matching kan verder worden nagegaan wanneer er opnames worden bekeken en of er content wordt afgespeeld met inhoud die gelijk is aan een eerder op televisie uitgezonden programma. Hetzelfde geldt voor content die afgespeeld wordt via de harddisk, de settopbox of een Connected TV toestel. Het kijken naar televisiecontent, op een ander moment dan deze werd uitgezonden door de zender, wordt gedefinieerd als uitgesteld kijkgedrag (zie § 4.2.10). In het kijkonderzoek wordt het uitgesteld kijken tot en met zes dagen na het uitzendmoment bij het kijkcijfer van de specifieke uitzending, en niet als kijken naar video, dvd, harddisk, settopbox of Connected TV toestel gerapporteerd. Het resterende uitgestelde kijkgedrag - het uitgesteld kijken dat zeven dagen na de dag van uitzending of later gebeurt - wordt apart gerapporteerd onder ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HDR’. In het geval uitgesteld kijkgedrag plaatsvindt via de settopbox of Connected TV toestel, meer dan zes dagen na de dag van uitzending, wordt dit niet in de ruwe data gerapporteerd. 4.2.10 Uitgesteld kijkgedrag
Het uitgesteld kijkgedrag is het kijken naar televisiecontent, op een ander moment dan deze werd uitgezonden door de zender. Dat kan meerdere dingen inhouden. Het kan het ‘bijna live’ kijken zijn, na een korte pauze. Maar het kan ook het kijken naar een film zijn die weken eerder op de harddisk is opgeslagen. In het kijkonderzoek wordt het uitgesteld kijken tot en met zes dagen na het uitzendmoment (UGK) gerapporteerd samen met het kijkgedrag dat tijdens de uitzending gebeurde. Het afspelen van een zelf opgenomen videoband of het kijken naar een programma vanaf de harddisk, settopbox of Connected TV toestel bijvoorbeeld een dag na het uitzenden, wordt dus meegenomen bij het kijkgedrag naar de specifieke uitzending of tijdvak. Kijken naar opnames (harddisk, video of DVD-recorder) wordt nog wel apart gerapporteerd, maar betreft dus altijd het kijkgedrag dat buiten de zes dagen na uitzending ligt (zie § 4.2.9). Dit uitgestelde kijkgedrag is als een aanvullend bestand bij de ruwe data (zie § 6.2.2) beschikbaar.
32 /79
De situatie was tot 31-12-2007 anders. Tot dat moment bevatte dit UGK-bestand alleen gegevens over het uitgesteld kijken van zelf op video opgenomen televisie-uitzendingen. Bij het afspelen van een zelf opgenomen videoband werd de datum, het tijdstip en de zender van de opname herkend10. Alle uitzendingen die binnen 7 dagen na het moment van uitzending op normale snelheid werden bekeken (dus exclusief snelspoelen) werden in een aparte rapportage als uitgesteld kijkgedrag gerapporteerd. Dit uitgestelde kijkgedrag naar zelf opgenomen videobanden was als een aanvullend bestand bij de ruwe data beschikbaar. Al het kijkgedrag naar videobanden (al dan niet zelf opgenomen) was in de dagelijkse rapportering samengevoegd onder de noemer “video”.
4.2.11 Onbekend schermgebruik
Intomart GfK garandeert een permanente controle op het percentage van de toesteltijd die onbekend blijft. Dit is het zogenaamde Onbekend Schermgebruik (OS). Toesteltijd geregistreerd door het gebruik van apparatuur voor andere doeleinden dan het bekijken van televisiecontent (zoals spelcomputers en fotocamera’s), wordt bij de berekening van %OS genegeerd. De geregistreerde tijd (toestel aan en kijkers aangemeld) waarbij geen zender kan worden herkend en waar geen sprake is van video-, DVD- of harddisk kijkgedrag is in principe
onbekend
schermgebruik.
Hierin
kunnen
zowel
kijkgedrag
als
ander
schermgebruik zitten. Er zijn verschillende situaties te onderkennen waarin de meter “onbekend schermgebruik” rapporteert: a.
er is een zender gekozen die niet in de Picture Matching/ EAM referentie is opgenomen en die ook geen VBI of ML code draagt, zoals bijvoorbeeld bepaalde buitenlandse of lokale zenders;
b.
de Kabelkrant, het infokanaal of het mozaïekkanaal;
c.
men maakt gebruik van bepaalde functies van de decoder/settopbox (bijv. EPG);
d.
er wordt een band doorgespoeld op de videorecorder
e.
er wordt een videospel gespeeld zonder dat men de “Geen kijkers” knop gebruikt;
f.
er wordt naar de radio geluisterd via het televisietoestel;
g.
men bekijkt zelf opgenomen videofilms en foto’s van digitale camera’s.
Het onbekende schermgebruik is in de data ingeteld bij “Overige zenders”. 4.2.12 Gasten
Niet alleen gezinsleden, maar ook gasten die televisie kijken, worden gevraagd zich als kijker aan te melden. Dit geldt voor iedereen van 3 jaar en ouder die op bezoek is en
10
Bij het maken van een video-opname werd een tijdscode geïnjecteerd in het VBI gedeelte van de uitzending en daardoor automatisch op de band vastgelegd. Door middel van Picture Matching werd later nagegaan van welke zender de opname afkomstig was.
33 /79
televisie kijkt. Door middel van de gastknoppen op de afstandsbediening worden naast het kijkgedrag ook het geslacht en de leeftijd in 8 verschillende categorieën van de gast geregistreerd (zie figuur 8). Het kan voorkomen dat in een huishouden regelmatig dezelfde gast op bezoek is. Indien gewenst kan deze “vaste gast” een aparte knop op de afstandsbediening van de persoonsmeter toegewezen krijgen. Vanaf dat moment kan de vaste gast zich op dezelfde wijze aan- en afmelden als de leden van het huishouden. De vaste gasten worden in de rapportering verder als gewone gast behandeld. Indien na de laatste basisondervraging het huishouden wordt uitgebreid met één of meer nieuwe personen, worden deze eveneens als een vaste gast behandeld totdat van hen bij de eerstvolgende jaarlijkse basisondervraging alle achtergrondgegevens bekend zijn. Het kijkgedrag van gasten in het panel dient als proxy voor het niet geregistreerd kijkgedrag buitenshuis van de panelleden. Vanaf 1 april 2003 wordt dan ook het geregistreerd gastkijkgedrag tijdens de validatie toegekend aan panelleden die op dat moment niet thuis naar de televisie hebben gekeken. Dit niet op één van de in het huishouden bestaande televisietoestellen maar op een apart “virtueel” toestel “kijkgedrag buitenshuis”. De toekenning gebeurt op basis van het geslacht en de leeftijdscategorie van de gast en de in de basisondervraging gemeten kijkkans buitenshuis van de panelleden. 4.3
DATACOLLECTIE EN CALCULATIE
4.3.1 Datacollectie
Elke nacht tussen 2.00 uur en 5.00 uur bellen alle kijkmeters automatisch vanuit elk van de panelhuishoudens waarbij contact wordt gemaakt met het computersysteem van Intomart GfK. Hierbij worden alle nieuwe gegevens van het huishouden uitgelezen. Bovendien worden de parameters met de instellingen van de meter gecontroleerd, en wordt de interne klok gecontroleerd. Elke nacht wordt de centrale computer door meer dan 98% van de huishoudens bereikt, tenzij een grote lokale telefoonstoring dit incidenteel verhindert. In dat geval worden de niet bereikte huishoudens de volgende dag opnieuw gebeld (zie verderop in deze paragraaf). Als er bij de eerste poging geen telefonisch contact kan worden gemaakt (door “in gesprek” of technische storingen), dan wordt door de meter later die nacht een aantal malen opnieuw gebeld. Het kan voorkomen dat ook na vier pogingen geen contact tot stand komt. In dat geval worden de volgende nacht de data van twee (of meer) dagen uitgelezen. In de meter wordt namelijk steeds zoveel kijkinformatie bewaard als het geheugen kan bevatten. Pas als dit geheugen vol is worden de oudste gegevens overschreven. Als het niet mogelijk is om van een significant deel van het panel informatie te verzamelen (bijvoorbeeld als het telefoonverkeer in grote delen van het land gedurende 34 /79
de hele nacht is verstoord), wordt SKO hiervoor de volgende dag gewaarschuwd. Het kijkgedrag van de voorgaande dag wordt dan in een tijdelijke rapportering weergegeven. Pas als de volgende nacht de informatie uit de nog niet bereikte meters is opgehaald, wordt het kijkgedrag definitief gerapporteerd. De belprocedure verloopt net als alle overige procedures in de dataverzameling, calculatie
en
rapportering,
geheel
automatisch.
Iedere
10
minuten
wordt
er
gecontroleerd of er voldoende data zijn verzameld. Zo niet, wordt automatisch een medewerker van Intomart GfK gewaarschuwd, zodat eventuele problemen tijdig kunnen worden hersteld. Het gegevensbestand van een huishouden dat 's nachts wordt opgehaald, is een overzicht
van
alle
acties
die
hebben
plaatsgevonden
met
de
televisies
en/of
videorecorders, door wie en op welk tijdstip. Nadat de gegevens van een huishouden zijn binnengehaald, worden deze data voor verdere bewerking ingevoerd in de COMTELsoftware van Intomart GfK (COMmon TELevision audience measurement system). Het COMTEL-systeem bevat evenals het in deze paragraaf besproken belsysteem een groot aantal ingebouwde controles en correctiemogelijkheden. Indien er zich om welke reden dan ook onregelmatigheden voordoen die de dataverzameling, calculatie en rapportering in gevaar brengen (bijvoorbeeld een interne computerstoring die niet door één van de automatische back-up systemen kan worden ondervangen), wordt door de computer automatisch de dienstdoende Intomart GfK-medewerker thuis opgebeld (de procedures worden voornamelijk ‘s nachts uitgevoerd), zodat deze in kan loggen op de computer van Intomart GfK om te zien wat het probleem is en hoe dit kan worden verholpen. Meestal kunnen de problemen direct vanaf thuis worden gecorrigeerd.
4.3.2
Validatie
Na binnenkomst van de data wordt ‘s nachts na 5.00 uur het validatieprogramma (automatisch) opgestart. Dit programma controleert onder andere op volledigheid en betrouwbaarheid. Inconsistenties in de data worden op basis van toetsen gelokaliseerd en zoveel mogelijk gecorrigeerd. Bij validatie kan er onderscheid gemaakt worden in de hieronder beschreven situaties. •
De data van de meter wordt vertaald naar een voor andere modules leesbaar dataformaat.
•
Van het actieve panel wordt vastgesteld wie welke knop in gebruik heeft (bijvoorbeeld persoon 1 heeft knop B).
•
De metertijden worden aangepast aan geldende zomer- of wintertijd.
•
Wanneer men met de “Geen kijkers” knop heeft aangegeven dat niemand kijkt, worden de meterstatements verwijderd.
•
Ook andere voor de gebruikers van de kijkgegevens niet van belang zijnde data wordt indien nodig apart verwerkt en uit de ruwe data gehaald, zoals bijvoorbeeld de samples die de meter maakt ten behoeve van Picture Matching. 35 /79
•
Signaleren van problemen als de metercomponenten niet met elkaar kunnen communiceren (bijvoorbeeld omdat iemand de stekker van de kijkmeter uit het lichtnet heeft getrokken of deze weer opnieuw aansluit). Als de communicatie tussen een meter en de hoofdmeter verloren gaat, wordt ervan uitgegaan dat het betreffende televisietoestel is uitgezet.
•
Kijkgedrag van gasten en vaste gasten wordt aan het betreffende geslacht en leeftijdscategorie toegekend. Vanaf 1 april 2003 wordt het gastkijkgedrag toegekend aan panelleden.
•
Kijktrajecten die de voorgaande dag voor 2:00 uur ’s nachts begonnen maar daarna doorliepen worden vanaf 2:00 uur aan de betreffende dag toegekend.
•
Kijktrajecten die voor 2:00 uur ’s nachts begonnen maar de dag daarna doorlopen worden tot 2:00 uur aan de rapporteringsdag toegekend. De overige kijkinformatie wordt gereserveerd voor de daaropvolgende dag.
•
De registratie van toestel aan/uit en de Picture Matching gegevens kunnen een aantal seconden van elkaar verschillen. Bij de correctie van deze inconsistenties geldt de informatie uit Picture Matching als maatgevend.
•
Als er door Enhanced Audio Matching geen zender wordt herkend, wordt overgestapt op Picture Matching. Als ook Picture Matching de zender niet herkend (bijvoorbeeld bij een gelijk beeld bij twee of meer zenders) wordt er uitgegaan van de zenderinformatie uit de VBI-meter.
•
Als door Picture Matching meer dan één zender herkend is en de VBI code ontbreekt, wordt het kijktraject als onbekend schermgebruik gezien en buiten de rapportering gehouden.
•
Correcties op de tijden van de meterklok worden vastgelegd en gerapporteerd.
•
De VBI-informatie kan uit diverse metercomponenten komen. Deze wordt in validatie onderling geïnterpreteerd en verwerkt.
•
Validatie maakt het mogelijk zenders die op één kanaal uitzenden te splitsen op basis van tijd.
•
Kijktrajecten worden samengevoegd als twee aaneengesloten kijktrajecten dezelfde zender betreffen (de aan- en afmeld statements van de panelleden worden apart vastgelegd).
•
De 15 seconden persistentiegrens van de oude 4900 frequentiemeter wordt gereconstrueerd. Om te voorkomen dat het geheugen van de meter binnen een dag volloopt, werden wisselingen in het kijkgedrag die korter dan 15 seconden duren, zoals het snel
doorschakelen
naar diverse
zenders,
over
het
algemeen
niet
met
de
frequentiemeter geregistreerd. Als iemand bijvoorbeeld een programma op NL1 heeft gezien en daarna gedurende vier seconden naar NL2 kijkt, om dan na drie seconden NL3 uiteindelijk wat langer naar RTL4 te blijven kijken, worden de zeven seconden schakelingen genegeerd en wordt de schakeling van NL1 naar RTL4 als reële verandering van het kijkgedrag geregistreerd. Uit een apart validatie-onderzoek bleek dat de gehanteerde persistentiegrens geen significant effect heeft op de
36 /79
kijkdichtheid
van
de
gerapporteerde
programma’s
en
reclameblokken11.
Een
dergelijke “persistence threshold” of “persistentie” is overigens ook bij het kijkmeteronderzoek in de meeste andere landen gebruikelijk12 •
13
.
Als één persoon twee of meer kijktrajecten heeft die elkaar in de tijd overlappen worden deze ontdubbeld volgens de volgende regels:
•
1.
persoon blijft aangemeld bij de meter waar hij/zij de enige kijker is;
2.
persoon blijft aangemeld bij de meter waar hij/zij als laatste begon met kijken.
Als iemand zich op het eerste toestel aan- en later afmeldt, en zich tussentijds op het tweede toestel aan- en afmeldt zonder zich voor toestel 1 af te melden, wordt deze persoon eerst aan toestel 1 toegekend, vervolgens aan toestel 2 op het moment dat men zich daar aanmeldt, om weer aan toestel 1 te worden toegekend zodra men bij toestel 2 werd afgemeld.
•
Wanneer het televisietoestel aan staat, maar er zijn geen kijkers is er sprake van een gat in de data of “gap”. Kleine gaten in de data worden zo mogelijk tot maximaal 2 minuten opgevuld op basis van de informatie voor en na het gat. Er kan onderscheid worden gemaakt in vier soorten gaps: 1.
simple gap: televisie gaat aan, televisie gaat uit, geen kijkers (wordt niet gecorrigeerd);
2.
leading gap: televisie gaat aan zonder kijkers, kijker meldt zich later aan. Als het televisietoestel wordt aangezet, kan het soms even duren voordat de betreffende kijker zich heeft kunnen aanmelden. Als de tijd tussen inschakeling van het toestel en aanmelding van een kijker binnen 120 seconden ligt, gaat validatie er vanuit dat de persoon begon te kijken op het moment van inschakeling van het toestel. Bij eventuele andere personen die zich kort na de eerste persoon ook aanmelden, wordt het moment van aanmelden op dezelfde wijze gecorrigeerd. Dit gebeurt alleen met die personen die op dat moment niet op een andere meter waren aangemeld;
3.
trailing
gap:
nadat
de
laatste
kijker
zich
heeft
afgemeld
blijft
het
televisietoestel nog even aanstaan. In dit geval worden die personen die aangemeld waren voor de resterende toesteltijd als kijker toegevoegd. Dit gebeurt alleen met die personen die op dat moment niet op een andere meter waren aangemeld; 4.
embedded gap: de kijkers melden zich af, de televisie blijft aanstaan, en de nieuwe kijkers melden zich pas na enige tijd weer aan. Een embedded gap wordt behandeld volgens het zelfde principe als een trailing gap: aan de openstaande toesteltijd worden de zich later aangemelde kijkers toegekend.
•
Voor de volledigheid wordt in dit verband ook nog een editing regel genoemd die niet in validatie is opgenomen, maar al direct in de meter plaatsvindt. Het betreft hier de
11
12
13
A. van Meurs (1998). When every second counts: Looking into the effects of a 15 second persistence threshold on audience ratings. In Worldwide electronic and broadcast audience research symposium, 239-246. Amsterdam: ESOMAR, New York: ARF. Syfret, T. (2001). Television People Meters in Europe. World Advertising Research Center, Henley-on-Thames, United Kingdom. Syfret, T. (2001). Television People Meters in Europe. World Advertising Research Center, Henley-on-Thames, United Kingdom.
37 /79
zogenaamde persoonspersistentie. Als men zich binnen 15 seconden af- en aanmeldt wordt dit door de meter genegeerd. De reden van deze regel is het corrigeren van fouten van personen die zich per ongeluk afmelden en zich direct daarna weer aanmelden. De validatieregels voor de nieuwe geïntroduceerde MetricLine systematiek zullen worden opgenomen in de Methodologische beschrijving medio 2012.
4.3.3
Controle door de afdeling Panelbeheer
Ten behoeve van de afdeling Panelbeheer wordt na validatie een groot aantal controlerapporten gemaakt aan de hand waarvan het functioneren van de apparatuur en van de panelleden zelf kan worden gecontroleerd. Na analyse van de foutmeldingen worden eventuele
problemen
geïnventariseerd.
Als
blijkt
dat
de
apparatuur
niet
goed
functioneert, wordt er met het betreffende huishouden een afspraak gemaakt voor een bezoek van een technicus om de storing te verhelpen. Als de oorzaak niet direct van technische aard is of als er uit de controlerapporten blijkt dat de panelleden zich mogelijk niet correct aanmelden, wordt er eveneens contact opgenomen met het huishouden om na te gaan waardoor de foutmelding is veroorzaakt en wat daar aan te doen is. Het functioneren van de apparatuur inclusief de video- en DVD-modules wordt gecontroleerd op basis van bijvoorbeeld de volgende foutmeldingen: •
de meter heeft ’s nachts niet gebeld naar Intomart GfK;
•
in de onderlinge communicatie tussen de apparatuur reageren één of meer componenten niet meer correct op elkaar. Hierdoor kunnen zaken als losse stekkers of een kapot snoer snel worden opgespoord;
•
het gebruik van een module zonder dat er kanalen worden geregistreerd;
•
de batterijen van de stroomvoorziening in de meter zijn aan vervanging toe.
Naast het functioneren van de apparatuur bestaan er ook rapporten en procedures waarmee de afdeling Panelbeheer het bedienen van de meter door de panelleden kan controleren. Dit is een heel belangrijke controle. De bediening van de meter door het panel is mensenwerk en dus kunnen daarin fouten worden gemaakt. Door een goede controle en een snelle reactie van de afdeling Panelbeheer kan een consequent verkeerd gebruik van de meter en eventuele misverstanden over de bediening van de meter tijdig worden opgespoord en verholpen. Vaak is extra uitleg al voldoende om problemen voortaan te voorkomen. Soms blijken de problemen ook een technische oorzaak te hebben, bijvoorbeeld zwakke batterijen, een defect in de afstandsbediening of een losse stekker. De bediening van de meter door de panelleden kan onder meer op basis van de volgende foutmeldingen worden gecontroleerd: •
“uncovered viewing”: er wordt televisiegekeken zonder dat een persoon zich heeft aangemeld;
38 /79
•
“nil viewing toestellen”: er wordt gedurende langere tijd geen kijkgedrag op één van de toestellen in een huishouden geregistreerd. Als er gedurende langere tijd niets wordt geregistreerd, wordt er contact met het huishouden opgenomen om te vragen of er inderdaad geen gebruik (meer) wordt gemaakt van het betreffende toestel. Als dit niet het geval blijkt te zijn, wordt er een afspraak gemaakt voor een bezoek van een technicus om de apparatuur van het betreffende toestel te controleren;
•
“nil viewing personen”: er wordt gedurende langere tijd geen kijkgedrag van één of meer leden van het huishouden geregistreerd. Als er gedurende langere tijd niets wordt geregistreerd, wordt er contact met het huishouden opgenomen. Soms dient er (opnieuw) duidelijk gemaakt te worden dat alle leden van het huishouden mee moeten doen aan het onderzoek. Het kan ook zijn dat de persoon in kwestie tijdelijk afwezig was. Als hij of zij echter geen deel meer uit blijkt te maken van het huishouden, wordt deze persoon uit de registratie van het huishouden verwijderd.
Bovengenoemde foutmeldingen hoeven op zich niet altijd op een probleem te wijzen. Het kan heel normaal zijn dat een bepaald toestel niet of nauwelijks wordt gebruikt of dat een persoon alleen maar sporadisch televisie kijkt. Ook is het in sommige huishoudens de gewoonte het toestel aan te laten zonder dat er iemand in de kamer aanwezig is of zegt te kijken. In deze gevallen wordt er een melding van de betreffende situatie gemaakt, zodat voorkomen kan worden dat dit huishouden bij herhaling van de melding onnodig door de afdeling Panelbeheer wordt gestoord. Deze huishoudens worden wel kritisch gevolgd om te zien of er geen verandering in de opgegeven situatie plaatsvindt. Als bijvoorbeeld een lid van het huishouden dat opgaf bijna nooit te kijken opeens weer wel kijkt, wordt deze weer net als alle andere panelleden in de controles opgenomen. 4.3.4
Weging
Na de validatie van de verzamelde data van alle huishoudens wordt de dataprocessing opgestart. De eerste stap in deze calculatie is de dagelijkse weging van de steekproef. Weging is noodzakelijk indien de verdeling van de steekproef op essentiële achtergrondvariabelen niet overeenkomt met de onderzoekspopulatie. In het kijkonderzoek zijn de steekproefafwijkingen in principe veel kleiner dan bij het veldwerk van “normaal” onderzoek, zoals bijvoorbeeld telefonische enquêtes of dagboekonderzoek. Ten eerste kunnen steekproefafwijkingen in het kijkonderzoek worden gereduceerd, omdat de selectie van huishoudens voor de steekproef niet random gebeurt. De panelhuishoudens worden op zodanige wijze uit de MSS gekozen, dat het kijkerspanel zo representatief mogelijk is op een groot aantal variabelen (zie ook § 4.1.2 en 4.1.3). Een tweede reden waarom steekproefafwijkingen in het kijkonderzoek minder voorkomen dan in ander onderzoek, is het feit dat de non-respons onder de aangesloten huishoudens in vergelijking met “gewoon” onderzoek minimaal is. Non-respons kan immers bij een elektronische registratie binnen een vast panel naast de nil-viewing van personen alleen worden veroorzaakt door technische mankementen, zoals telefoon- of meterstoringen.
39 /79
Toch is weging ook in het kijkonderzoek noodzakelijk. Het panel is immers geen vaste groep personen, maar verandert per dag enigszins van samenstelling ten gevolge van opzeggingen, nieuwe aansluitingen en eventuele technische storingen. Door middel van weging van de steekproef kunnen de schommelingen in de panelsamenstelling ten opzichte van een aantal populatiegegevens worden gecompenseerd. Tevens kan door weging worden gecorrigeerd voor de regionale oversampling van het kijkerspanel. Weging vindt elke nacht plaats na het binnenhalen en valideren van de kijkgegevens. In de weegprocedure wordt het panel voor een aantal variabelen gewogen naar de steekproefeis. Deze eis wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld en is vanaf 2006 gebaseerd op de populatiegegevens uit de ES en MOA Gouden Standaard. Vanaf 2011 zijn deze eisen ook op MSS uitkomsten gebaseerd. Daarvoor was deze eis gebaseerd op de MiniCensus (GfK Nederland). De omvang van de populatie werd vastgesteld op basis van trendcijfers van het CBS. De wijzigingen in de populatiegegevens worden doorgevoerd op de maandag van week 1. Tot 2006 werden deze wijzigingen doorgevoerd op de maandag van week 27. Er wordt zowel op landelijke als regionale variabelen gewogen. Alle variabelen van de weegprocedure zijn opgenomen in bijlage 5. De weegprocedure van het kijkonderzoek vindt plaats door middel van een zogenaamde iteratieve weegprocedure, waarbij het mogelijk is om op een redelijk groot aantal variabelen te wegen. Er wordt in achtereenvolgende “loops” of iteratieslagen diverse malen opnieuw gewogen op alle weegcategorieën tot er een optimale fit is ontstaan. Eerst wordt er in drie loops binnen elke regio gewogen op de regionale variabelen, waarna er driemaal wordt gewogen op de landelijke variabelen. Dit wordt 14 maal herhaald, zodat er totaal 3 x 15 = 45 regionale en 45 landelijke loops worden doorlopen. Dit grote aantal iteraties geeft een optimale oplossing met een zeer hoge fit van de gewogen steekproef op alle universa. De maximale weegfactor die is toegestaan, bedraagt 3. Hogere weegfactoren kunnen bij uitzondering voorkomen in kleine cellen met te weinig panelleden. Ter verhoging van de betrouwbaarheid van de kijkcijfers worden te hoge weegfactoren in de weging steeds op maximaal 3 “afgekapt”. Het resultaat hiervan is voor ieder panellid van 3 jaar of ouder één weegfactor per dag, die voor alle weegvariabelen een optimale fit met de universa geeft. De som van alle weegfactoren is gelijk aan de totale populatiegrootte van alle personen van 3 jaar en ouder in Nederland.
4.3.5
Rapportage
Na de validatie en weging wordt automatisch de calculatieprocedure gestart. Hierbij worden referentierapporten gecalculeerd en worden bestanden gemaakt met de ruwe data, op basis waarvan gebruikers ook op basis van eigen specificaties eigen 40 /79
rapporteringen kunnen calculeren. Deze ruwe data bestaat uit de volgende gegevens (zie ook hoofdstuk 7): •
het kijkgedrag zoals vastgelegd in alle meterstatements. Dit bestand is aangevuld met een controleveld met de som van de kijktijd per zender van alle panelleden van drie jaar en ouder;
•
de achtergrondkenmerken en het productgebruik van elke respondent;
•
een weegfile;
•
een codeboek met onder meer een overzicht van alle gerapporteerde zenders
•
een apart bestand met het uitgestelde kijkgedrag naar zelf opgenomen videobanden.
In combinatie met de uitzendgegevens van The Nielsen Company is het ook mogelijk het kijkgedrag van programma’s en spots te calculeren.
4.4
DATALEVERING
Dagelijks stelt Intomart GfK de ruwe data om 7.30 uur aan alle gebruikers op de ftpservers ftp.intomartgfk.nl en kijkonderzoek.nl.nielsen.com beschikbaar. De standaard- en referentierapporten die door Intomart GfK gedraaid worden (zie hoofdstuk 7), komen om 8.30 uur beschikbaar, op feestdagen om 13.00 uur. Verder vindt de volgende dag om 8.30 uur een herlevering van de standaard- en referentierapporten plaats, op feestdagen om 13.00 uur.
Één keer per week worden de standaard- en referentierapporten nogmaals herleverd: de referentierapporten op dinsdag om 17.30 uur, de standaardrapporten op woensdag om 10.00 uur. De herleverde rapporten hebben betrekking op de afgelopen week van maandag tot en met zondag.
4.5
CONTROLES
4.5.1 Monitoring van Onbekend Schermgebruik
Intomart GfK garandeert een permanente controle op het percentage van de toesteltijd die onbekend blijft. Dit is het zogenaamde Onbekend Schermgebruik (OS). Toesteltijd geregistreerd door het gebruik van apparatuur voor andere doeleinden dan het bekijken van televisiecontent (zoals spelcomputers en fotocamera’s), wordt bij de berekening van %OS genegeerd. Voor het kijkonderzoek gelden er gelden maximale toegestane percentages OS. Het percentage OS op toestelniveau wordt tijdens de Technische Commissievergaderingen met SKO besproken. 41 /79
4.5.2 Monitoring van het Uncovered Viewing
Uncovered Viewing (UV) betekent dat de televisie in een panelhuishouden aanstaat zonder dat iemand als kijker is aangemeld. UV kan ontstaan om valide redenen, bijvoorbeeld omdat iemand de kamer uitloopt en zich afmeldt als kijker. Maar UV vraagt ook aandacht omdat het om een foutsituatie kan gaan, bijvoorbeeld iemand die televisie kijkt zonder zich te hebben aangemeld op toestelniveau. Intomart GfK garandeert een maximaal percentage niet aangemeld kijkgedrag. Het verloop van UV over wordt gerapporteerd tijdens de Technische Commissievergaderingen 4.5.3 Continu coïncidenteel onderzoek
Het doel van het coïncidenteel onderzoek is vaststellen in hoeverre de in het Kijkonderzoek gemeten uitkomsten een weerspiegeling zijn van het Kijkgedrag in panelhuishoudens. Met ingang van 2011 zal het coïncidenteel onderzoek continu worden uitgevoerd in tegenstelling tot voorgaande jaren waarbij een aantal weken veldwerkperiode werd aangehouden.
42 /79
5. TIJDSBEPALING EN CLASSIFICATIE PROGRAMMA’S EN SPOTS
In het kader van het kijkonderzoek wordt voor 19 zenders (status per 1 januari 2011, zie overzicht in bijlage 6 op www.kijkonderzoek.nl) de tijdsbepaling en classificatie van de uitgezonden programma’s en spots door The Nielsen Company uitgevoerd. The Nielsen Company verricht de werkzaamheden aan de hand van een semi-automatisch systeem voor het vastleggen van begin- en eindtijden van uitzendingen en segmenten van uitzendingen, reclameblokken, trailers en zenderaankleding. The Nielsen Company baseert zich hierbij op wat reëel uitgezonden werd en op het scherm te zien was, achteraf
is
er
een
koppeling
met
de
vooraf
door
de
zenders
opgestuurde
uitzendschema’s.
Dagelijks worden twee registratieoverzichten aangemaakt en gerapporteerd: 1. De
programmalijsten
bevatten
de
programma’s,
met
eventuele
programmasegmenten (bij onderbroken programma’s), de reclameblokken, de zenderpromotie, billboards etc. De programmalijsten worden gerapporteerd in de vorm van prl-bestanden. 2. De
reclamespotlijsten
omvatten
alle
reclameboodschappen,
die
zich
in
reclameblokken bevinden, hieronder vallen de traditionele spots maar ook andere vormen van spots promo’s in de breaks en billboards in en buiten de breaks. De spotlijsten worden gerapporteerd in de vorm van spl-bestanden. Na de eerste levering (’s ochtends) van deze programma- en spotlijsten vinden nog een aantal controles en correcties plaats voordat de bestanden ’s middags nog een keer herleverd worden. Daarnaast wordt van maandag tot en met vrijdag ’s middags een bestand geleverd dat de merk- en productclassificatie van de commercials aangeeft (clabestand). Verder vindt een weeklevering en weekherlevering van de bestanden plaats die vooral met aanpassingen door de zenders rekening houdt. Na een korte beschrijving van de input die de zenders aan The Nielsen Company leveren (§ 5.1) wordt in paragraaf 5.2 op het hele proces van het tijdsbepaling en classificeren ingegaan. Hieronder vallen de tijdsbepaling voor programma’s en spots, de classificatie van programma’s en de classificatie van spots. Paragraaf 5.3 geeft een overzicht welke controles wanneer uitgevoerd worden. In paragraaf 5.4 staat informatie over wanneer en waar de data door The Nielsen Company ter beschikking worden gesteld. Tenslotte staat in paragraaf 5.5 nadere informatie over de techniek die de basis voor de werkzaamheden van The Nielsen Company vormt.
43 /79
5.1 INPUT VAN DE ZENDERS
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden, gebruikt The Nielsen Company achteraf de informatie van de televisiezenders en exploitanten die voor de uitzending van de te registreren programma’s en spots verantwoordelijk zijn. De uitzendschema’s van de zenders en exploitanten worden gebruikt bij de registratie door The Nielsen Company en bevatten verder informatie die de classificatie en codering van programma’s en spots verrijkt met zenderspecifieke informatie als spot id, programma id, mediabureunaam, etc. (zie § 5.2).
De zenders en exploitanten dienen The Nielsen Company daarom vooraf uitzendschema’s voor programma’s, reclameblokken en spots te sturen. Deze bestanden zijn bij The Nielsen Company uiterlijk op de dag van uitzending voor 7.30 uur aanwezig, voor weekend en feestdagen dienen de bestanden de laatste werkdag voor 17.30 uur bij The Nielsen Company aanwezig te zijn. De uitzendschema’s worden via het Internet via ftpprotocol (ops.nl.nielsen.com) verstuurd in een door The Nielsen Company vast gesteld formaat. Dit formaat is nodig om de gegevens in te kunnen lezen.
Naast de uitzendschema’s vóór de uitzending gebruikt The Nielsen Company de “planning after” (na de uitzending aangepaste uitzendschema’s) van de reclameblokken en spots, om wijzigingen in de uitzendgegevens voor de dagelijkse herlevering van de bestanden goed op te kunnen nemen. Dit betreft met name wijzigingen in de spotdetails, filmnummers van uitgezonden spots namen van reclameblokken en andere wijzigingen in de planning. De exploitanten zijn verzocht deze “planning after” na uitzending systematisch naar The Nielsen Company te sturen, uiterlijk de 1e werkdag na uitzending voor 15.00 uur. Indien planning after niet wordt aangeleverd, blijft de Nielsen registratie en de planning before leidend voor de herlevering.
De “planning after” van programma’s worden niet door de zenders doorgestuurd. Eventuele wijzigingen worden per mail of telefonisch doorgegeven. The Nielsen Company verwerkt terechte opmerkingen of bijkomende informatie van de zenders en exploitanten in de dagelijkse herlevering voor zover zij voor 15.00 uur aan The Nielsen Company gecommuniceerd zijn. Deze opmerkingen worden grotendeels opgenomen in een door The Nielsen Company ontwikkelde WebInterface. Zo kan er altijd gebruik gemaakt worden van de kennis van de zenders (die ook in contact staan met producenten en ontwikkelaars) bij, bijvoorbeeld, het coderen van de programma’s van zenders
De TV-exploitanten sturen verder elke dinsdag voor 10.00 uur de definitieve spotlijsten van de voorgaande week door (maandag tot en met zondag) voor de weeklevering.
44 /79
Commentaren
op
programmagegevens
moeten
elke
woensdag
voor
15.00
uur
doorgegeven worden om in de weekherlevering verwerkt te kunnen worden. Alle bestanden afkomstig van zenders en exploitanten voor/na uitzending worden door The Nielsen Company gearchiveerd. 5.2 TIJDSBEPALING, HARMONISATIE EN CLASSIFICATIE VAN PROGRAMMA’S EN SPOTS
The Nielsen Company doet de tijdsbepaling en registratie van programma’s en spots eerst zelf. Als dat gedaan is, worden de eerder beschreven uitzendschema’s van de zenders in het systeem ingelezen en de twee worden de twee vergeleken. Hoe dit proces in elkaar zit en welke regels daarbij gelden zal hieronder beschreven worden. 5.2.1 Tijdsbepaling voor programma’s en spots
5.2.1.1 Registratie van programma’s en spots The Nielsen Company bepaalt aan de hand van de gedigitaliseerde beelden het beginbeeld van elke uitzending. Door op dit beeld te klikken wordt de begintijd van een programma,
een
programmaonderdeel,
een
reclameblok,
een
spot,
een
trailer
vastgelegd. Begintijden worden dus nooit manueel ingetikt. Bij de eindtijd werkt dit hetzelfde, eventuele gaten in de registratie (bij uitzending) worden automatisch gedetecteerd en kunnen alsnog op de juiste manier worden vastgelegd. Alle elementen die één seconde of meer duren en schermvullend zijn, worden volledig geregistreerd. Productplacement worden niet geregistreerd. Sinds 2011 registreerd The Nielsen Company ook reclame-uitingen die niet het hele scherm in beslag nemen, zoals de splitscreen spots en promo’s. Hiervoor is een nieuwe veld (Emission Kind) beschikbaar in de files met spotgegevens (zie 7.1.2). Events kunnen worden uitgezonden in verschillende formats, dit nieuwe veld biedt de mogelijkheid om de formats Full Screen, Split Screen, Ident, Crawl Add en Banner Ad te onderscheiden bij de elementen met een TVTID.
Het begin van een reclameblok wordt bepaald door de openingsjingle/bumper van het blok. Het einde wordt eveneens bepaald aan de hand van het einde van de sluitingsjingle. Indien de begin- of sluitingsjingle niet aanwezig is, wordt het begin of einde van het reclameblok bepaald door het begin of einde van de eerste of laatste spot of promo.
5.2.1.2 Rapportage In SKO verband is de afspraak gemaakt in minuten te rapporteren hoewel het timen in seconden gebeurt. Alle begin- en eindtijden volgen de regel van minuut X tot minuut Y.
45 /79
De begintijd op de minuut geeft aan dat er gerekend wordt vanaf de seconde nul. De eindtijd geeft aan dat er gerekend wordt tot en met de 59ste seconde van de vorige minuut. De overgang van seconden naar minuten gebeurt op de volgende manier: •
Van de door The Nielsen Company geregistreerde tijden worden de seconden weggehaald, ze worden gewoon weggekapt. Indien verschillende elementen zich in dezelfde minuut bevinden, zullen zij allemaal dezelfde beginminuut toegewezen krijgen.
•
Net zoals voor de beginminuut worden
eveneens van de op secondebasis
geregistreerde eindtijden, de seconden weggekapt. •
Indien begin- en eindtijd zich in dezelfde minuut bevinden, wordt de eindtijd 1 minuut verder gezet.
•
Bij spots wordt enkel de beginminuut bepaald. Voor alle spots binnen een reclameblok worden de reële begintijden op de seconde bepaald. Vervolgens worden de seconden weggekapt om de minuut te bepalen waarbinnen de spot valt. De werkelijke duur in seconden wordt wel apart gerapporteerd in de Nielsen data.
5.2.1.3 Voorbeeld tijdsbepaling Onderstaand voorbeeld illustreert de toegepaste regels betreffende de tijdsbepaling voor programma’s en spots.
Registratie
Rapportage
Omschrijvin
Begintijd op
Eindtijd op
Begintijd op
Eindtijd op
Programma A
14:52:33
15:16:09
14:52
15:16
Billboard
15:16:10
15:16:18
15:16
15:17
Reclameblok
15:16:19
15:18:59
15:16
15:18
Spot 1
15:16:22
15:16:51
15:16
Spot 2
15:16:52
15:17:22
15:16
Spot 3
15:17:23
15:17:33
15:17
Spot 4
15:17:34
15:18:04
15:17
Spot 5
15:18:05
15:18:24
15:18
Spot 6
15:18:25
15:18:56
15:18
Programma B
15:19:00
15:41:32
15:19
15:41
Figuur 9. Voorbeeld tijdsbepaling
46 /79
5.2.1.4 Bijzondere situaties Reclameblokken over de daggrens heen Indien een reclameblok de daggrens van 26 uur overschrijdt met minstens een gedeelte van het reclameblok, wordt het volledige reclameblok teruggezet op dag 1. De beginminuut van het reclameblok zal vervroegd worden (er wordt timing weggenomen van het vorige programma). De spots worden in functie van hun reële lengte teruggeplaatst in het reclameblok. Ieder reclameblok heeft op basis van de planning een theortical day (geplande uitzenddag). Bij een verschuiving van een reclameblok naar een andere dag, wordt de oorspronkelijke uitzenddag in de spl teruggekoppeld.
Zomer- en wintertijd Op de eerste dag van de zomertijdperiode (zondag) ontbreekt in de registratie en rapportering van The Nielsen Company het eerste uur (02:00:00 - 02:59:59) omdat dit uur niet bestaat. Bij de overgang van zomer- naar wintertijd komt er op zondag één uur (02:00:00 02:59:59 uur) twee keer voor. Voor het tijdsbepalen geldt dat de zaterdag tot en met 25:59:59 uur normaal getimed wordt. Op zondag begint het tijdsbepalen gewoon om 02:00:00. Het tijdsbepalen gebeurt op basis van de beelden van het tweede uur.
5.2.2 Classificatie van programma’s
Naast het tijdsbepalen is er ook de classificatie van de programma’s. Hierbij wordt voor alle programma’s c.q. programmasegmenten van zenderopening tot zendersluiting naast de begin- en eindtijd de volgende informatie vastgelegd: •
Programmatitel (zoals deze in beeld staat)
•
Basisinformatie van de zenders (programma ID, subtitel), indien aangeleverd
•
Programmacodering (programmatypen, SKO code, herhalingscode)
•
Promoinformatie (Promo type, geharmoniseerde 1e , 2e en 3e titel, promo datum en zender,)
•
Variabele follows
•
Duration
Daarnaast
worden
uitzendproblemen
bij
de
tijdsbepaling
(zoals
storingen)
geïdentificeerd. Een gedetailleerd overzicht van de kenmerken in de prl-bestanden is opgenomen in bijlage 7.
47 /79
5.2.2.1
Basisinformatie
De zenders leveren met hun uitzendschema’s basisinformatie over de uitgezonden programma’s. Een gedeelte van deze informatie wordt door The Nielsen Company gewoon
over
genomen
zonder
bewerking
of
controle.
Dit
zijn
de
programma
identificatiecode, indien gewenst een subtitel van het programma (max. 40 karakters) en het 30 seconden tarief van de reclameblokken.
Bij de basisinformatie hoort ook de programmatitel (max. 40 karakters) die een centrale rol speelt bij de verdere classificatie: de programma’s worden bij The Nielsen Company op basis van hun titel geïdentificeerd. De programmatitels die The Nielsen Company codeert, worden achteraf vergeleken met de programmatitels die door de zenders zijn opgegeven. Waar nodig worden deze geharmoniseerd.
Programmatitels zitten bij The Nielsen Company in het TVEvents systeem. Deze systeem bevat zowel de titels als de programmacodering. Voor elk programma zoekt de codeur de titel van de uitzending op. Daarbij wordt zelfs met lichte afwijkingen in de spelling rekening gehouden; er wordt gecontroleerd of het dan inderdaad om hetzelfde programma gaat. Doorslaggevend blijft altijd wat precies op het scherm verschijnt. Als er nog geen programma met deze titel bestaat wordt er een nieuwe titel (en daarmee een nieuw programma) in aangemaakt. Het nieuwe programma wordt tevens gecodeerd (zie § 5.2.2.2).
Omdat de identificatie van een programma gebeurt aan de hand van zijn titel is de schrijfwijze uiterst belangrijk. SKO heeft daarom regels bepaald voor het schrijven van de programmatitels (bijlage 8). The Nielsen Company volgt deze regels op. Doordat de titels uit een database komen wordt de schrijfwijze in de prl-bestanden gewaarborgd evenals de codering. De
prl-bestanden
bevatten
ook
basisinformatie
uit
de
uitzendschema’s
van
de
exploitanten, zoals de programma Id, Omroep, Ongeharmoniseerde titel en subtitel.
5.2.2.2
Programmacodering
Programmatypen die in de prl-bestanden gerapporteerd worden zijn: programma’s, promo’s, billboards, reclameblokken, Postbus 51 blokken, homeshopping/teleshopping, station Id’s en storingen.
48 /79
Voor de classificatie van programma’s wordt door The Nielsen Company naast de code voor het programmatype een centrale code aangemaakt, de SKO code, die zowel inhoudsaspecten als vormaspecten bevat naast andere kenmerken (zie bijlage 16). The Nielsen Company bepaalt tevens van elk programma of het herhaald is uitgezonden (op dezelfde of een andere zender). The Nielsen Company maakt uiteindelijk de betreffende SKO code aan. De zenders hebben de verantwoordelijkheid te controleren of de codes kloppen. Hiertoe wordt dagelijks de SKO codering van de nieuwe titels aan de zenders via een webinterface http://kijkonderzoek.nl.nielsen.com/programs ter beschikking gesteld.
5.2.2.3
De variabele follows
The Nielsen Company geeft in de variabele follows aan of een in het prl-bestand gecodeerd uitzendelement een zelfstandig programma is of een programmasegment dat met andere segmenten samen een volledig programma oplevert. Deze variabele follows wordt door The Nielsen Company volgens de SKO regels aangemaakt als de volgende criteria gelden: •
De programmasegmenten behoren tot een element geclassificeerd als programma (geen reclameblok of PB51).
•
De programmasegmenten worden alleen onderbroken door een reclameblok, nieuwsuitzending, storing, weerbericht, billboard, promo of teletekstbeelden.
•
De programmasegmenten zijn op dezelfde dag uitgezonden.
•
Ze hebben identieke titels.
Er zijn een aantal vaste uitzonderingen van programma’s die ondanks deze regels niet samengenomen worden (zie bijlage 13).
5.2.2.4
Identificatie van storingen
Uitzendproblemen tijdens de programma’s die betrekking hebben op de beeldkwaliteit worden bij het registreren geïdentificeerd als storing. Storingen in beeld worden aan de zender/exploitant gemeld. 5.2.2.5. Classificatie van promo’s
The Nielsen Company classificiceert vanaf 1-1-2011 de zenderpromoties of promo’s. Een classificatie van de promo’s is beschikbaar in het veld Promo Type. Deze classificatie is opgenomen in bijlage 17.
49 /79
Ook is informatie beschikbaar over gepromote datum en zender. De titels van de gepromote programma’s worden aan de data toegevoegd. Programmatitels zullen worden toegevoegd in de nieuwe velden Secondary en Tertiary Harmonized titel indien de promo naar meer dan een programma verwijst. (zie ook 6.1.1).
Sinds 2012 is ook de duur (seconden) van promo en andere elementen in de prlbestanden beschikbaar. 5.2.3 Classificatie van spots
In het proces van registreren worden ook de spots geclassificeerd. Daarbij wordt elke reclamespot beschouwd als onderdeel van een reclameblok, ook als deze apart wordt uitgezonden.
Reclamespots worden geïdentificeerd. De identificatie gebeurt visueel en waar nodig auditief. Er wordt een unieke identificatie code (TVTID; zie § 5.2.3.3) toegekend aan alle uitzendingen van dezelfde reclamespot. De eerste uitzending van een reclamespot wordt altijd bewaard en dient als referentiemateriaal voor volgende uitzendingen. De spl-bestanden bevatten basisinformatie uit de uitzendschema’s van de exploitanten. Deze basisinformatie wordt – naast de geregistreerde begintijd van de spots, datum en zender naam en code – verrijkt met de volgende informatie: •
Reële lengte van de spot (startminuut en duur in seconden)
•
TVTID (harmonisatiecode)
•
Werkelijke positie in het reclameblok
•
Emission Kind
•
Geharmoniseerde mediabureaunaam
•
CLA classificatie •
Merk/submerk/product/adverteerder
•
Hoofdbranche/subbranche
•
Titel van de commercial
De per 1-1-2011 ingevoerde veld Emission Kind biedt de mogelijkheid om de formats Full Screen, Split Screen, Ident, Crawl Add en Banner Ad te onderscheiden bij de elementen met een TVTID. De laatstgenoemde CLA classificatie bevindt zich in een afzonderlijk cla-bestand. En gedetailleerd overzicht over de kenmerken in de spl- en cla-bestanden staat in bijlage 11.
50 /79
5.2.3.1
Basisinformatie
De exploitanten leveren basisinformatie over de spots aan The Nielsen Company die zonder verdere controles in het spl-bestand terecht komt. Dit zijn naast de spot ID, het filmnummer, de titel van de commercial, de commerciële lengte, het 30 seconden tarief van het reclameblok, het plaatsende en het facturerende mediabureau evenals het contractnummer bij de exploitant. In het geval van grensoverschrijdende reclameblokken ook de Theoretical day, de datum wanneer het blok oorspronkelijk werd gepland, wordt ook met de basisinformatie geleverd. Spottypen die in de spl-bestanden gerapporteerd worden zijn: commercials, promo’s, buitenlandse commercials, postbus 51, local ad spots, billboards en storingen.
5.2.3.2
Spotlengte
Naast de commerciële lengte van de spots die door de exploitanten wordt opgegeven, bepaalt The Nielsen Company de reële lengte in seconden. Daarbij worden de blauwe/zwarte beelden (neutrale) overgangsframes die door de zender tussen de spots geplaatst worden, toegekend aan de eerstvolgende spot.
5.2.3.3 TVTID
The Nielsen Company controleert voor elke spot of hij als gepland werd uitgezonden. De uitgezonden spot word op geluid en beeld vergeleken met de spot uit de database van The Nielsen Company. Als de spot inderdaad dezelfde is dan krijgt deze het juiste TVTID toegekend. Als de spot afwijkt, of er is een geheel andere spot uitgezonden, dan wordt de geplande spot verwijderd en wordt dit aan de exploitant gemeld. Bij het vinden van een nieuw exploitant-filmnummer zoekt The Nielsen Company in de spot-database of deze spot al eerder is uitgezonden (b.v. bij een andere exploitant). Referentiespots worden bekeken en vergeleken met de uitgezonden spot. Indien het gaat om een eerste uitzending in Nederland wordt een nieuw, uniek nummer toegekend aan dit nieuwe materiaal (de TVTID). De spot wordt dan een referentiespot en wordt opgenomen in de spot database. De correspondentie tussen het filmnummer van de exploitant en het nieuwe TVTID wordt vastgelegd. In het geval het om een eerste uitzending van een welbepaalde spot op een andere zender gaat, bestaat de spot reeds in de spotdatabase en wordt enkel de correspondentie tussen het filmnummer van de exploitant en het bestaande TVTID vastgelegd.
51 /79
5.2.3.4
CLA classificatie
Naast het spl-bestand dat de centrale spotgegevens bevat maakt The Nielsen Company een cla-bestand aan met informatie over de producten uit de reclamespots. Hiervoor worden de door de zender geleverde titels en adverteerdersnamen door The Nielsen Company geharmoniseerd en de merk-, product- en branchegegevens volgens de CLA Branche classificatie gecodeerd. Vanaf 1-1-2011 kan het bestand bij billboards ook meerdere adverteerders en producten per TVTIds bevatten. Om die reden is er een nieuwe veld (MultipleProduct) toegevoegd (zie bijlage 12).
5.2.3.5
Identificatie van storingen
Bij storingen in spots worden de slecht uitgezonden beelden aangeduid. Indien minimaal een beeld te zien is, blijft de spot in de spotlijst. Alleen in het geval dat een spot geheel in storing is uitgezonden komt de spot te vervallen en wordt i.p.v. de spotgegevens aangeduid dat het om een storing gaat. Wanneer een storing in een spot meer dan drie seconden duurt , krijgt de exploitant een melding hiervan in de prb-file. The Nielsen Company controleert niet de klankkwaliteit van de uitgezonden spots.
5.3
CONTROLEPROCEDURES
5.3.1 Eerste dagcontrole (ochtend)
Vóór de eerste daglevering worden de volgende elementen door The Nielsen Company gecontroleerd en zo nodig gecorrigeerd: •
begintijden van alle getimede elementen
•
volledigheid van de SKO codering bij de programma’s
•
aanwezigheid van Omroep bij Publieke zenders
•
gebruik van follows
•
coherentie in de titels bij onderbrekingen
•
zenderspecifieke businessrules
5.3.2 Tweede dagcontrole (middag)
The Nielsen Company meldt zo spoedig mogelijk na de ochtendlevering de afwijkingen in spots van de uitzendschema’s met wat reëel uitgezonden werd en uitzendproblemen aan de zenders. Spots die ontbreken in de planning files of die voorzien waren maar niet 52 /79
uitgezonden werden, maken eveneens het onderwerp uit van een specifieke rapportering. Dit bestand (prb-bestand) wordt enkel aan de betrokken exploitant gestuurd en geeft de afwijkingen aan van de planningbestanden t.o.v. de uitzending. Omwisselingen in commercials (film A was voorzien, maar film B werd uitgezonden) worden eveneens aangeduid in de prb-bestanden. Tevens worden storingen en afwijkingen in duur gemeld. Blokken die geheel naar een volgende of vorige dag verplaatst worden, meldt The Nielsen Company via e-mail. Zowel de prb-bestanden als de communicatie er omheen hebben tot doel gecorrigeerde “planning after” bestanden te krijgen die geïntegreerd worden in de spl-bestanden van The Nielsen Company.
Vóór de dagelijkse herlevering in de middag vinden bovendien de volgende coderingen, controles en waar nodig correcties plaats: •
geharmoniseerde programmatitels bestaande programma’s
•
zenderaankledingen en programma-aankondigingen
•
identificatie bestaande en nieuwe spots
•
CLA classificatie spots
•
controle alle programmatitels
•
controle storingen op kabel en satelliet ontvangst
•
controle omroepcodes
•
controle
promo’s
(zenderaankledingen,
zender
promoties
en
programma
aankondigingen) •
controle SKO codering programma’s
•
controle billboards
•
controle timen en codering reclameblokken
•
controle programmasegmenten
•
codering sport programma’s
•
controle bijzondere programma’s
•
vergelijking met ‘planning after’ bestand van de zender:
•
•
niet in de planning staande reclameblokken
•
niet uitgezonden reclameblokken
•
niet in de planning staande spots
•
niet uitgezonden spots
•
te lange en te korte spots
•
storingen in een blok of spot
•
andere spot uitgezonden dan gepland
controle programma herhalingen
•
codering niet geplande spots
•
codering zelf ingevoerde spots
Tevens worden terechte wijzigingen die de zender of exploitant voor 15.00 doorgeeft in de dagelijkse herlevering opgenomen door The Nielsen Company. In geval van vragen van SKO, een zender, exploitant of afnemer kan door de medewerkers van The Nielsen Company naar de beelden teruggegrepen worden om bijkomende controles uit te voeren tot uiterlijk 90 uur na uitzending. 53 /79
5.3.3 Weekcontrole en levering
Vóór de wekelijkse levering vinden op maandag en dinsdag nogmaals controles en waar nodig correcties plaats: •
controle op wijzigingen van de dagelijkse herlevering
•
controle wijzigingen SKO-codering
•
extra controle specifieke programma’s
•
extra controle omroepcodes
•
extra controle follows
•
extra controle zelf ingevoerde blokken en spots
De zenders hebben uiterlijk tot dinsdag 10.00 uur de gelegenheid om hun “planning after” van de afgelopen week aan te leveren bij The Nielsen Company. Nieuwe aanpassingen en wijzigingen die in de “planning after” zijn opgenomen, worden door The Nielsen Company verwerkt. The Nielsen Company kijkt of alle incidenten en fouten die aan de exploitanten zijn gecommuniceerd daadwerkelijk zijn opgenomen in de “planning after”. Alleen de wijzigingen die ook door de zender zijn aangepast worden daadwerkelijk opgenomen in de The Nielsen Company data. Verder wordt als laatste controle via een automatisch programma gekeken of er nog afwijkingen te constateren zijn in de gegevens. Na deze controles wordt de data op dinsdag voor 15.00 uur herleverd. Dinsdag rond 12.00 uur wordt ook het CLA-bestand opnieuw geleverd. Deze levering van het CLA-bestand bevat alle nieuwe en gewijzigde TVTID’s van de vorige maandag tot en met zondag plus de op dinsdag toegevoegde/gewijzigde TVTID’s.
5.3.4 Weekherlevering
Tegelijk met de weeklevering op dinsdag krijgt elke zender een specifiek bestand geleverd waarin alle aanpassingen staan op programmaniveau tussen de dagelijkse herlevering en de weeklevering van dinsdag. Dit bestand heet een DIT-bestand. Dit bestand wordt aangemaakt om de zender inzicht te geven in de aanpassingen die The Nielsen Company verricht heeft naar aanleding van eigen controles. De zender heeft de gelegenheid om hierop te reageren.
In dit DIT-bestand staan de volgende wijzigingen: 54 /79
•
begin- en eindtijd
•
programmatitel
•
herhalingscode voor programma’s
•
SKO code
•
programmatype
•
omroep
•
follows
•
promo informatie (Id, 1e, 2e en 3e geharmoniseerde programma titels en promo datum en zender Id).
De zenders hebben uiterlijk tot woensdag 15.00 uur de gelegenheid om hun reacties op de DIT-file aan te leveren bij The Nielsen Company. Nieuwe aanpassingen en wijzigingen worden door The Nielsen Company verwerkt als deze voldoen aan de regels van SKO en The Nielsen Company. Na deze eventuele aanpassingen wordt de programma data op woensdag voor 18.00 uur herleverd. De spot data wordt niet opnieuw herleverd. 5.4 Datalevering
Op grond van de hierboven beschreven controles worden de prl- en spl-bestanden niet één keer door The Nielsen Company ter beschikking gesteld, maar vindt er naast de dagelijkse ochtendlevering en een herlevering in de middag, ook nog een weeklevering en weekherlevering plaats. De spl-, prl- en cla-bestanden worden zowel zipped als unzipped op de ftp-servers ftp.intomartgfk.nl en kijkonderzoek.nl.nielsen.com ter beschikking gesteld aan de afnemers van de ruwe data. De prb- en dit-bestanden worden in de folder van de betreffende exploitant of zender klaargezet op de ftp-server kijkonderzoek.nl.nielsen.com. Alle bestanden die The Nielsen Company verzendt, worden ook gearchiveerd, voor de volledige duur van het contract.
5.4.1
Eerste daglevering
Een eerste versie van de programma- en spotlijsten (prl- en spl-bestanden) wordt door The Nielsen Company na de eerste controle geleverd voor 7.30 uur de dag na uitzending. De spotlijsten zijn op dat moment wel geharmoniseerd maar bevatten nog geen TVTID voor de nieuwe spots.
55 /79
5.4.2 Dagherlevering
Volledige programma- en spotlijsten (prl-, sp-bestanden) worden door The Nielsen Company elke dag uiterlijk om 18.00 uur ter beschikking gesteld. Daarin is de feedback van de zenders tot 15.00 uur verwerkt (behalve voor de data van vrijdag en zaterdag) alsmede de aanpassingen na aanleiding van eigen uitgevoerde controles. Het cla-bestand wordt op werkdagen geleverd voor 18.00 uur. Na de dagherlevering staan de bestanden uit de eerste daglevering niet meer ter beschikking omdat ze door de herleverde bestanden overschreven zijn. In de dagherlevering hebben ook alle nieuwe spots een TVTID gekregen.
5.4.3 Weeklevering
Een wekelijkse levering van alle bestanden (maandag tot en met zondag), inclusief correcties, vind op dinsdag voor 15.00 uur plaats. Wederom worden de oude bestanden door de nieuwe bestanden met dezelfde naam vervangen.
5.4.4 Weekherlevering
Een wekelijkse herlevering van alleen de programma bestanden (maandag tot en met zondag), inclusief correcties, vind op woensdag voor 18.00 uur plaats. Wederom worden de oude bestanden door de nieuwe bestanden met dezelfde naam vervangen.
5.5 TECHNIEK
5.5.1 Stations voor video-ontvangst
Videosignalen worden ontvangen via de lokale kabeloperator en een schotelantenne (satellietontvangst) . Nielsen neemt 25 frames per seconde gedigitaliseerd op (Full Pal 720 x 576, 24-bits colour). Data Entry ziet een beeld per seconde, voorzien van een tijdsaanduiding en gecomprimeerd (via JPEG). De plaatselijke klok wordt synchroon gehouden met een tijdsdienst op één van de fileservers die zelf gebaseerd is op het Frankfurt DCF77 radiosignaal. De inschatting is dat het registratiemoment nauwkeurig is tot op 0.1 seconde, terwijl de tijdsaanduidingen nauwkeurig zijn tot op 0.01 seconde.
56 /79
De geregistreerde tijden zijn de tijden waarop de televisiebeelden via de Amsterdamse kabel worden ontvangen. Het geluid wordt voortdurend gedigitaliseerd (mono, 16-bits PCM, 22KHz sampling), opgedeeld in fragmenten van één seconde met tijdsaanduiding (voor synchronisatie met de videobeelden) en gecomprimeerd met MP3, 32kbps. Beeld en geluid worden opgeslagen op de plaatselijke oplsagschijf, één bestand per minuut voor beeld, één bestand per minuut voor geluid, één betand per seconde voor de JPEG’s. De totale omvang van de gegevens bedraagt ongeveer 710 Mbytes per zender en per uur. De digitalisatie wordt veiligheidshalve drie-dubbel gedaan om technische problemen te wijten aan de digitalisatie te vermijden. 2 maal in Diemen en 1 maal in Brussel. De beelden worden zowel via de Amsterdamse kabel als via satelliet gecapteerd en gedigitaliseerd. Elke zender wordt dus via 2 verschillende bronnen gecapteerd. De beelden worden op 3 verschillende servers weggeschreven. 5.5.2
Grabbers
De grabbers van Nielsen halen voortdurend nieuwe ontvangstbestanden op, leveren ontvangstfiles op verzoek van de registratiestations en verwijderen de oudste bestanden. Nielsen bewaart de digitale beelden maximaal 30 dagen. Dit is nodig om de programmaen spotlijsten aan te maken en te controleren. 5.5.3 File- en databaseserver
De fileserver bewaart de lijstbestanden en het archief van reclamespots op lange termijn. De database (Postgres) bewaart de links tussen filmidentificaties en bestanden in het archief.
Ze
bevat
ook
kopieën
van
diverse
classificatiegegevens
betreffende
reclamespots. De lijsten en databanken worden elk uur gedupliceerd naar een hotstandby server in Diemen en een in Brussel. 5.5.4 Registratie werkstations
De codeurs staan in voor de feitelijke registratie, maar niet noodzakelijk in “real time”: de beelden worden eerst digitaal opgenomen en opgeslagen voor een snelle toegang, waarna gestart wordt met de registratie. De codeurs kunnen op alle werkstations video’s draaien met geluid, programma’s coderen, lexicons van titels oproepen, historie raadplegen, reclameonderbrekingen, spots en zenderpromotie’s coderen, a priori en a posteriori programma- en spotschema’s
57 /79
afbeelden met daarnaast de registratieschema’s voor een andere dag of een andere zender. De codeurs beschikken over opties voor identificatie van reclamespots. De identificatie van de reclamespots gebeurt door de vergelijking van de uitgezonden spot en het referentiemateriaal dat is opgeslagen in de databank. De codeur bekijkt de beelden van beide spots naast elkaar.
5.6
BEPERKTE AUDIT
Niet alle zenders die door SKO worden gerapporteerd, worden in de registratie (Full Audit) van The Nielsen Company meegenomen. Van die groep zenders is daarom tot op heden geen kijkcijfer per programma of reclameblok bekend. In 2008 heeft SKO de Beperkte Audit opgezet om de markt toch te voorzien van relevante (spot-)informatie van deze zenders. The Nielsen Company controleert een aantal maal per jaar of de opgegeven
spotinformatie
overeenstemt
met
wat
de
zenders
werkelijk
hebben
uitgezonden. Deze zenderinformatie is vervolgens dagelijks in een vast formaat beschikbaar voor de mediabureaus.
Alle regionale zenders, met uitzondering van Omrop Fryslân, worden gecontroleerd (status per 1.1.2011). Een lijst met de zenders die participeren in de Beperkte Audit wordt up to date bijgehouden (zie www.kijkonderzoek.nl). Uit deze audit blijkt dat de informatie van deze zenders zeer nauwkeurig overeenkomt met de uitzending.
58 /79
6. RUWE DATA EN RAPPORTAGES
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke informatie dagelijks, wekelijks en maandelijks door
de
onderzoeksbureaus
op
de
ftp-servers
ftp.intomartgfk.nl
en
kijkonderzoek.nl.nilesen.com ter beschikking gesteld wordt. Naast de door The Nielsen Company verzamelde uitzendgegevens en de door Intomart GfK gemeten respondentgegevens die door de gebruiker aan elkaar gekoppeld kunnen worden, betreft dit een aantal regelmatig door Intomart GfK geleverde standaard- en referentierapportages.
6.1 BESTANDEN MET UITZENDGEGEVENS
6.1.1 Programma’s
Het bestand jjjjmmdd.PRL bevat een aantal gegevens van alle programmatypen (mogelijke typen zijn programma’s, promo’s, billboards, postbus 51, reclameblokken, homeshopping, storingen en station Ids) die op de gecodeerde zenders (voor actueel overzicht van alle zenders zie www.kijkonderzoek.nl) op de betreffende dag zijn uitgezonden. Naast de titel, begin- en eindminuut van een uitzendelement en het programmatype bevat dit bestand de SKO-codes. Bovendien bestaat er een variabele die voor programmadelen aangeeft welke programmadelen bij elkaar horen en een volgnummer per uitzendelement per zender per dag.
Per 1-1-2011 is er een extra veld beschikbaar met informatie over de programma titel. Deze titel is overgenomen uit de pre-log files van de zenders en wordt niet door The Nielsen Company geharmoniseerd. Ook per 1-1-2011 wordt de informatie over promo’s uitgebreid. Een classificatie van de promo’s (PromoTypeID), gepromote datum (Promoted Day) en zender (Promoted Channel ID) zijn als nieuwe velden toegevoegd. Ook is de informatie over gepromote programma’s toegevoegd. Programmatitels zullen worden toegevoegd in de nieuwe velden Secondary en Tertiary Harmonized titel indien de promo naar meer dan een programma verwijst. Sinds 2012 is ook de duur (seconden) van promo en andere elementen in de prlbestanden beschikbaar.
59 /79
6.1.2 Spots
Het bestand jjjjmmdd.SPL bevat een aantal gegevens van alle spots die op de gecodeerde zenders op de betreffende datum zijn uitgezonden. In het bestand staan naast formele gegevens zoals de zender- en blokcode, het volgnummer van elke spot in het blok, de spot identificatie code, de beginminuut en de reële lengte van de spot, enkele variabelen betreffende de commercial (commercial type, commerciële lengte, filmnummer, de door Nielsen geharmoniseerde ID –TVTID), de titel van de commercial bij de exploitant, het 30 seconden tarief14 en geharmoniseerde naam van de bemiddelende media bureaus. Per 1-1-2011 bevat dit bestand ook het veld Emission Kind. Events kunnen worden uitgezonden in verschillende formats, dit nieuwe veld biedt de mogelijkheid om de formats Full Screen, Split Screen, Ident, Crawl Add en Banner Ad te onderscheiden bij de elementen met een TVTID.
Vanaf 1-1-2011 worden ook de billboards met een aparte TVTId door The Nielsen Company geregistreerd. Alle billboards komen ook in de SPL file voor. 6.1.3 Classificatie van de commercials
Het bestand jjjjmmdd.cla bevat informatie over de op de betreffende datum uitgezonden commercials waarmee de uitgezonden spots geclassificeerd kunnen worden. Per TVTID staan in dit bestand de duur van de referentie commercial, zijn geharmoniseerde titel en geharmoniseerde informatie over het product van de commercial (merk, submerk, productnaam, branche en adverteerder).
Vanaf 1-1-2011 kan het bestand bij billboards ook meerdere adverteerders en producten per TVTIds bevatten. Om die reden is er een nieuwe veld (MultipleProduct) toegevoegd. Ook per 1-1-2011 is het veld ProductSequenceNumber verwijderd uit de CLA-file.
14
Indien deze gegevens door de exploitant aan Nielsen worden geleverd.
60 /79
6.2
BESTANDEN MET RESPONDENTGEGEVENS
6.2.1 Kijktrajecten
Het bestand VWGwwwwd.DAT bevat informatie over wie van de panelleden wanneer en hoe lang op welk toestel naar welke zender heeft gekeken. De data zijn ingedeeld in kijktrajecten. Daarbij spiegelt één kijktraject een onveranderde situatie weer: dezelfde personen kijken op hetzelfde toestel naar dezelfde zender. Zodra er iets aan de situatie verandert (bijvoorbeeld als iemand stopt met kijken, als er iemand bij komt of als naar een andere zender wordt geschakeld) begint een nieuw kijktraject. Kijkgedrag waaraan geen kijker kan worden toegekend, staat niet in de ruwe data. Ook onbekend schermgebruik wordt per 1 april 2003 niet meer in de ruwe data opgenomen. Wél bevat het bestand het kijken naar de video (zowel voorbespeelde als zelf opgenomen banden), DVD en HD, waarbij kijktrajecten gemarkeerd zijn die ook in de UGK-file voorkomen (die dus uitgesteld kijken betreffen) en in de VWG-file dus moeten worden genegeerd. Video, DVD en HD hebben allebei een eigen zendercode. Welke zenders een eigen zendercode krijgen, wordt door SKO vastgelegd. Alle overige zenders worden in één code (“Rest”) samengevat. In totaal wordt over 6215 zenders (incl. video, DVD, HD en “Rest”) gerapporteerd. Welke zendercodes in de ruwe data van de betreffende dag voorkomen, valt uit de dagelijks geleverde zendertabel af te leiden. (zie § 6.3.1). Een actueel overzicht van alle zenders is te vinden op www.kijkonderzoek.nl. Het kijkgedrag naar teletekst wordt toegekend aan de betreffende zender.
6.2.2 Uitgesteld kijkgedrag
Het bestand UGKwwwwd.DAT bevat gegevens over het uitgesteld kijken van zelf op video-, dvd- en harddiskrecorder opgenomen televisie-uitzendingen, en het kijkgedrag naar televisieprogramma’s on demand die via settopbox of andere randapparatuur wordt afgespeeld. In 2008 is voor UGK een nieuwe file specificatie opgeleverd: in het dagelijkse bestand staan de gegevens over het Uitgesteld Kijken naar programma’s die uitgezonden werden tot 7 dagen vóór die betreffende dag. Voorbeeld: Op 22 mei bevat dit bestand het uitgesteld kijkgedrag naar alle programma’s die tot en met 14 mei terug zijn opgenomen.
15
Status per 1-1-2011
61 /79
Het bestand met het uitgesteld kijkgedrag is aanvullend. Het uitgesteld kijkgedrag (via de Video, DVD- en HD-recorder, settopbox) is immers ook al in de ruwe data als kijkgedrag opgenomen bij de dag waarop het kijkgedrag plaatsvond (zie § 4.2.10.). Als iemand een programma in de week na uitzending twee maal bekijkt, wordt dit uitgesteld kijkgedrag in het UGK-bestand ook twee maal gerapporteerd.
Deze file veranderde per 31-12-2007. Hiervoor bevatte dit bestand alleen gegevens over het uitgesteld kijken van zelf op video opgenomen televisie-uitzendingen.
6.2.3
Achtergrondkenmerken
Het bestand DEMwwwwd.DAT bevat de achtergrondkenmerken van de panelleden, die in de basis- en de productondervraging zijn gemeten en waarop doelgroepen kunnen worden gedefinieerd. De lay-out van dit bestand wordt in principe éénmaal per jaar gewisseld. Er wordt dagelijks een bestand met de beschrijving en posities geleverd, DEMwwwwd.COD (zie § 6.3.2). Dit bestand bevat een telling van alle kenmerken voor de betreffende
dagsteekproef.
Naast
de
achtergrondgegevens
bevat
het
bestand
DEMwwwwd.DAT een weegfactor, die gelijk is aan de weegfactor uit het wgt-bestand (zie § 6.2.4).
6.2.4 Weegfactoren
Het bestand WGTwwwwd.DAT bevat voor de panelleden de dagelijkse weegfactor. Deze weegfactor bestaat uit 8 posities waarvan de laatste positie als decimaal gelezen dient te worden. In deze weegfactor is een projectiefactor al inbegrepen, waardoor het aantal panelleden geprojecteerd wordt op de populatieaantallen. De som van de weegfactoren van één dag geeft dus de populatiegrootte aan. Panelleden die niet in het wgt-bestand voorkomen, hebben een weegfactor van nul. Het kijkerpanel kan door nieuwe aan- en afsluitingen, technische problemen, vakantie ed. dagelijks enigszins van samenstelling veranderen. Om deze schommelingen in het kijkerpanel te compenseren, dient de weegprocedure (zie § 4.3.4) dagelijks te worden uitgevoerd. Elke respondent van drie jaar of ouder heeft hierdoor dagelijks een aparte weegfactor.
62 /79
6.3 CODEBOEKEN
6.3.1
Zendertabel
In de zendertabel STAwwwwd.COD worden de zendercodes toegelicht. Het bestand bevat alle zendercodes die in de ruwe data van de betreffende datum voorkomen. Dit zijn er uiterlijk 96 codes (incl. “video”, “DVD” en “Rest”). Bovendien vind je hier per zender een controleveld dat de kijkdichtheid (in zes decimalen) voor de doelgroep 3+ bevat. Deze variabele kan door de afnemers van de ruwe data gebruikt worden om de volledigheid van de data te controleren. Voor een nauwkeurige controle van de data dienen de referentierapporten gebruikt te worden, zie § 6.4.2. Direct kijkgedrag naar zenders via de tuner van de video is aan de betreffende zender toegekend. De “zender” video betreft alleen kijkgedrag tijdens het afspelen van videobanden. 6.3.2 Codeboek achtergrondkenmerken
Het codeboek van de achtergrondkenmerken DEMwwwwd.COD geeft voor alle in de basis- en de productondervraging gemeten variabelen aan of het huishoud- of persoonsvariabelen zijn, op welke posities zij in het bestand DEMwwwd.DAT (zie § 6.2.3) staan en welke categorieën er telkens bij horen. Tevens bevat dit bestand een ongewogen en gewogen telling van al deze achtergrondkenmerken voor de betreffende dagsteekproef. 6.3.3 Codeboek plaats TV toestel
In het codeboek voor de plaats waar de TV toestel staat (LOCwwwwd.COD) zijn de codes en categorieën voor de mogelijke locaties vermeldt.
6.4 RAPPORTAGES
Op de ftp-servers ftp.intomartgfk.nl en kijkonderozek.nl.nielsen.com worden door Intomart GfK naast de ruwe data dagelijks, wekelijks en maandelijks een aantal rapportages beschikbaar gesteld die in deze paragraaf beschreven worden.
63 /79
6.4.1 Standaardrapporten
De standaardrapportages bieden – met name ten behoeve van de SKO website – een overzicht van de SKO standaard resultaten. De standaard resultaattypen zijn de kijkdichtheden, marktaandelen, kijktijd en bereikscijfers voor programma’s en tijdvakken (2.00 uur tot 26.00 uur en 18.00 uur tot 24.00 uur) die voor alle SKO standaard doelgroepen worden aangegeven. De SKO standaard doelgroepen zijn opgenomen in bijlage 3. Dagelijks worden standaardrapporten met de volgende resultaten van de afgelopen dag aan SKO beschikbaar gesteld: •
kijkdichtheden
en
marktaandelen
per
programma
(alleen
programmatype
“programma”) voor de door The Nielsen Company gecodeerde zenders (voor een overzicht van de zenders zie www.kijkonderzoek.nl); •
kijkdichtheden van de openbare zenders (voor een overzicht van de zenders zie www.kijkonderzoek.nl) en tv totaal per tijdvak, per uur en per kwartier.
De wekelijkse standaardrapporten bevatten de gemiddelde kijkdichtheden van de openbare zenders en tv totaal per tijdvak en per uur in de afgelopen week (maandag tot en met zondag). In de maandrapporten staan de gemiddelde kijkdichtheden van de openbare zenders per tijdvak en per uur in de afgelopen kalendermaand. Verder wordt maandelijks een bereiksrapport
ter
beschikking
gesteld
waarin
per
zender
het
maandbereik
is
opgenomen, met de eis dat iemand minimaal 1 minuut aaneengesloten én 15 minuten al dan niet aaneengesloten naar een zender moet hebben gekeken.
6.4.2 Referentierapporten
Naast de standaardrapportages werden tot 2004 door Intomart GfK dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse referentierapportages ter beschikking gesteld die vooral ter controle voor de gebruikers van de ruwe data dienen. In de referentierapportages staan kijkdichtheid en kijktijd altijd op 6 decimalen nauwkeurig vermeld. Het marktaandeel is afgerond op 1 decimaal. Alle resultaten in de referentierapporten worden aangegeven voor de doelgroepen 3+, 6+ en 13+. Vanaf 2007 wordt er dagelijks een kwartierrapport als referentie opgeleverd met kijkdichtheid voor de doelgroepen 3+, 6+ en 13+. Vanaf 11-2008 wordt deze rapport zowel voor het KijkTotaal als voor de Uitzenddag geleverd.
64 /79
7. BETROUWBAARHEIDSCRITERIA VOOR DE RAPPORTAGE VAN ZENDERS
SKO heeft gesteld dat zij alleen dan de kijkcijfers over een zender extern wil rapporteren indien deze voldoende betrouwbaar zijn. De rapportageregels die van toepassing zijn op de resultaten van het kijkonderzoek worden in het document Verplichte calculatie- en rapportageregels
SKO
beschreven.
De
door
SKO
gehanteerde
calculatie-
en
rapportageregels kunnen worden geraadpleegd op www.kijkonderzoek.nl.
Deze regels maken een onderscheid tussen verschillende zendertypen in de ruwe data. Dit zijn standaard zenders, SKO Digitaal-zenders en overige zenders.
7.1
ZENDERS IN HET KIJKONDERZOEK
In het kijkonderzoek worden 190 zenders gemeten. 107 van deze zenders worden in de ruwe data gerapporteerd (status per 1 januari 2012). Ook zijn per 1 januari 2011 42 SKO-Digitaal zenders in de ruwe data meegenomen.
Een aantal zenders worden niet in de ruwe data opgenomen. Intomart GfK registreert wel het kijkgedrag naar deze zenders. Ook zijn er een aantal van deze zenders ‘in roulatie’ genomen. In de ruwe data wordt het kijkgedrag naar deze zenders in de categorie ‘Overige zenders’ gerapporteerd.
7.1.1 Standaard zenders in de ruwe data
De standaard zenders in het kijkonderzoek worden in de ruwe data gerapporteerd. Voor 21 zenders (status per 1 januari 2012, zie overzicht in www.kijkonderzoek.nl wordt de tijdsbepaling en classificatie van de uitgezonden programma’s en spots door The Nielsen Company uitgevoerd (zie hoofdstuk 5). Deze classificatie wordt als Full Audit aangeduid. Een groep van commerciële en regionale zenders in de ruwe data ondergaat een beperkte audit. Voor deze zenders wordt de uitgezonden spots een aantal keer per jaar gecontroleerd (zie §5.6). Overige zenders worden in de ruwe data geleverd, maar de resultaten van deze zenders zijn alleen voor intern gebruik van partners en participanten.
Een actueel overzicht van alle zenders in de ruwe data staat in www.kijkonderzoek.nl.
65 /79
7.1.2 SKO Digitaal-zenders
Naast de standaard zenders, zijn per 1-1-2010 een aantal digitale zenders aan de ruwe data toegevoegd als aparte zenders. In de periode September 2008-December 2009 zijn deze digitale zenders door SKO getest in het kader van de ‘Pilot SKO Digitaal’.
Het doel van de pilot was om vast te kunnen stellen of deze zenders betrouwbaar te meten zijn via audio zenderidentificatie technieken en of ze in het kijkonderzoek kunnen worden opgenomen. Per 1 september 2008 werd het kijkgedrag naar deze groep digitale zenders gemeten en gerapporteerd in de groep ‘overige zenders’ van het reguliere kijkonderzoek.
In 2009 heeft de Technische Commissie van SKO geconcludeerd dat deze zenders valide en betrouwbaar kunnen worden gerapporteerd binnen het kijkonderzoek. Een nieuw toetsingscriterium is ontwikkeld voor het toetsen van de betrouwbaarheid van het bereik en de GRPs voor deze zenders. Hierdoor is het op individuele wijze betrouwbaar rapporteren van de digitale zenders mogelijk gemaakt.
Voor een overzicht van de SKO Digitaal- zenders in de ruwe data zie bijlage 6 op www.kijkonderzoek.nl.
66 /79
7.2
BETROUWBAARHEIDSCRITERIA BINNEN HET KIJKONDERZOEK
7.2.1 Kritieke steekproefomvang
Voor het toetsen van de betrouwbaarheid van standaard zenders wordt er uitgegaan van een minimum of kritische steekproefomvang. Indien analyses worden gedraaid op minder respondenten
dan
de
kritieke
steekproefgrootte,
komt
hetzij
een
redelijke
betrouwbaarheidsmarge, hetzij de representativiteit van de steekproef onder druk. Voor de kritische steekproefgrootte voor de verschillende periodes en aantal inschakelingen zie Verplichte calculatie- en rapportageregels SKO
Afhankelijk van de lengte van de periode waarover wordt geanalyseerd, het aantal inschakelingen en wegings- en clustereffecten, gelden verschillende kritieke, ongewogen steekproefomvangen.
. 7.2.2 Criteria minimum bereik
Voor de groep zenders in SKO Digitaal geldt ook een minimum criterium of betrouwbaarheidsgrens voor het rapporteren van zenderbereik. Dat betekent dat een minimaal netto bereik als criterium wordt gebruikt om te bepalen of resultaten uit het kijkonderzoek over een SKO Digitaal-zender voldoende betrouwbaar zijn om daarover te kunnen rapporteren.
Voor alle doelgroepen in het Kijkonderzoek is er een minimum nodig voor het betrouwbaar rapporteren van het bereik.
Om de betrouwbaarheid van het gerealiseerde bereik te toetsen, wordt deze vergeleken met een minimaal netto bereik. Dit minimale bereik kan worden uitgedrukt in termen van het aantal bereikten in de dagelijkse of periodesteekproef. Het vereiste minimale aantal bereikten om bereik betrouwbaar te kunnen rapporteren is op 10 personen in de steekproef vastgesteld, ongeacht in welke doelgroep de steekproef wordt ingedeeld.
Deze eis van minimaal 10 bereikte respondenten in de steekproef geldt voor het ingestelde bereikscriterium. Als bijvoorbeeld minimaal 60 seconden aaneengesloten als eis geldt, dienen minimaal 10 respondenten 60 seconden aaneengesloten gekeken te hebben. Is de bereikseis gesteld op minimaal de helft van een programma gezien, al dan
67 /79
niet aaneengesloten, geldt dat 10 respondenten het programma minimaal voor de helft gezien moeten hebben, al dan niet aaneengesloten. Dit criterium is ontwikkeld door SKO in samenwerking met Estics Media en geaudit door Pointlogic (1-7-2008). Om een uitspraak te doen over de betrouwbaarheid waarmee een 16 kijkcijfer gemeten kan worden zijn de volgende termen ingevoerd.
- Een kijk- of bereikcijfer noemen we substantieel-betrouwbaar indien de ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval ten minste de helft is van het kijk- of bereikcijfer. Het gevonden bereik mag dus volgens de berekeningen maximaal 50% tweezijdig afwijken.
- Een kijk- of bereikcijfer noemen we meetbaar-betrouwbaar indien de ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval groter of gelijk is aan 0,05. In dat geval is de ondergrens van het betrouwbaarheidsinterval (na afronding) 0,1%.
7.2.3 Criteria GRPs
Op basis van een gemiddeld of cumulatief bereik kunnen we per zender bepalen of het bereik substantieel gemeten wordt voor elke gewenste periode. Indien het bereik voor een campagne of aantal inschakelingen substantieel-betrouwbaar is, is aangetoond dat de cumulatieve kijkdichtheid (som van de GRPs) in dezelfde periode of voor hetzelfde aantal inschakelingen meetbaar-betrouwbaar is.
16
Deze termen zijn algemeen toepasbaar op alle resultaattypen van de kijkcijfers.
68 /79
8
DE HISTORIE IN HET KORT
8.1 1965 - 1974: DAGBOEKONDERZOEK
Het kijkonderzoek is in Nederland gestart op 2 januari 1965 door Intomart GfK in opdracht van de Publieke Omroep (voorheen NOS en omroepen). In 1967 is de Ster als opdrachtgever erbij gekomen. Van 1965 tot medio 1987 werd het kijkgedrag gemeten in een panel van 1.500 personen van 12 jaar en ouder dat een dagboek bijhield waarin de televisieprogramma's van een week van de zenders Nederland 1 en 2 stonden vermeld. De panelleden kruisten de programma’s aan, die zij voor tenminste de helft hadden gezien en gaven deze programma’s een waardering in de vorm van een rapportcijfer. Tot 1974 werden de dagboeken per post heen en teruggezonden. In figuur 10 is een voorbeeld van deze dagboeken opgenomen.
Figuur 10: Televisiedagboek Naast de dagboekmeting op persoonsniveau vond vanaf 1966 ook een aanvullende meting plaats op toestelniveau. Een door Philips-dochter Electrologica speciaal hiertoe voor Intomart GfK ontwikkelde meter (de kijkmeter) werd aangesloten op het televisietoestel. Via de geluidskanalen van de zenders Nederland 1 en 2 werd eens per 5 minuten (en tijdens reclame-uitzendingen eens per 15 seconden) een per zender verschillend signaal met een datum-/tijdcode meegezonden. Als het tv-toestel stond ingeschakeld, werd dit codesignaal opgenomen op een in de kijkmeter geplaatste
69 /79
audiocassette (zie de figuren 11 en 12). Deze cassette werd wekelijks door de Intomart GfK-enquêteur vervangen. Dit onderzoek vond tot 1974 plaats in een onafhankelijke steekproef van 600 huishoudens. 8.2 1974 - 1987: DAGBOEK AANGEVULD MET FREQUENTIEMETER
Vanaf 1974 werden de beide onderzoekssystemen gecombineerd in één steekproef van circa 600 huishoudens waarin alle gezinsleden in dagboekjes hun kijkgedrag bijhielden (kinderen onder 12 jaar onder toezicht van hun moeder of verzorger) en waarbij het televisietoestel werd uitgerust met een kijkmeter. Vanaf toen werden naast de cassettes ook de dagboekjes wekelijks door enquêteurs uitgereikt en opgehaald. Vanaf dit moment was het mogelijk het individuele kijkgedrag en het kijkgedrag per toestel aan elkaar te relateren. Alle via dagboekjes en cassettes verzamelde data werden ingevoerd in de computer en verwerkt tot rapporten met kijkdichtheids- en waarderingscijfers per programma en (met name ten behoeve van de Ster) toestelbereikscijfers per 5 minuten (voor reclameuitzendingen per minuut). Ongeveer twee weken na de televisie-uitzendingen waren de resultaten voor de opdrachtgevers Publieke Omroep en Ster alsmede voor reclame- en mediabureaus beschikbaar. Het dagboek bevatte alleen de zenders Nederland 1 en 2. Om inzicht te krijgen in het kijkgedrag naar buitenlandse zenders, werd twee weken per jaar het dagboek uitgebreid met een aantal buitenlandse zenders. In figuur 13 wordt de werking van de kijkmeter in de periode van 1966 tot 1987 schematisch weergegeven.
70 /79
Figuur 11: De eerste kijkmeter: toestelregistratie vanaf 1966
Figuur 12: Het uitlezen van de cassettes
71 /79
Figuur 13: De kijkmeter van 1966 tot 1987 8.3
1987 - 2001: HET CONTINU KIJKONDERZOEK (CKO)
Met de toenemende bekabeling van Nederland en het daardoor steeds groter wordende aantal te ontvangen televisiezenders, bleek de dagboekmethode te beperkt voor het meten van het complexer geworden kijkgedrag. Bovendien moest gezocht worden naar een methode waarmee de resultaten sneller beschikbaar zouden zijn. Dit was voor de opdrachtgevers aanleiding te besluiten tot ingrijpende wijzigingen in de methode van dataverzameling. Voor het nieuwe onderzoek werd gekozen voor de 4900-Persoonsmeter, een door de AGB-groep (waarvan Intomart GfK toen deel uitmaakte) ontwikkeld elektronische meetsysteem. Met deze 4900-meter (zie figuur 14) konden alle te ontvangen zenders, het
video-kijkgedrag
en
waarderingen
van
programma’s
worden
gemeten,
de
medewerking was voor de panelleden veel minder belastend dan het invullen van een dagboekje en de resultaten waren de ochtend na uitzending direct on-line beschikbaar. Op 29 juni 1987 werd dit nieuwe systeem in gebruik gesteld door de toenmalige Minister van WVC, Mr. Drs. L.C. Brinkman.
72 /79
Figuur 14: De 4900-meter met oude afstandsbediening
De 4900-meter registreerde met een kanaaldetector op welke frequentie het toestel stond afgesteld. Op basis van opgaven van de kabelmaatschappijen en eigen onderzoek kon de frequentie of het kanaal waar men naar keek worden toegekend aan een zender. Voor een gedetailleerde beschrijving van de werking van de 4900-frequentiemeter en de algehele onderzoeksmethodologie tot
2002
verwijzen
we hierbij
graag
naar de
17
methodologische verantwoording van het CKO . Om de dag na uitzending over programma’s en spots te kunnen rapporteren, werden programma- en commercialgegevens van een groot aantal zenders gecodeerd. Tot 2000 gebeurde dit helemaal handmatig met behulp van codeurs, vanaf september 2000 meer automatisch met behulp van de icCoder (zie figuur 15).18 Door de overgang van videobanden
naar digitaal
opgeslagen
beelden
en
de daarmee
verbonden
semi-
automatisering werden de nauwkeurigheid en snelheid ook bij een toename van het aantal 17
Intomart GfK. (2000). Het Continu Kijkonderzoek: Methodologische beschrijving van het Continu KijkOnderzoek (CKO) versie 7 maart 2000. Hilversum: Intomart GfK.
18
Voor een beschrijving van de Intocodering verwijzen wij naar de volgende publicatie: Intomart GfK. (2000). Het Continu Kijkonderzoek: Methodologische beschrijving van het Continu KijkOnderzoek (CKO) versie 7 maart 2000. Hilversum: Intomart GfK.
73 /79
te
coderen
zenders
gewaarborgd.
Bovendien
werd
met
de
nieuwe
techniek
op
secondeniveau geregistreerd. Door de CKO-adviescommissie die als Technische Commissie van het CKO fungeerde, is echter besloten eventuele wijzigingen in de calculatie en rapportage over te laten aan de op te richten stichting voor het nieuwe kijkonderzoek dat vanaf 2002 in werking zou treden.
Figuur 15: De icCoder
Na de introductie van de 4900-meter in 1987 heeft het onderzoek naast de invoering van de nieuwe intocodering een groot aantal andere veranderingen ondergaan. Samengevat was tussen 1987 en 2001 van de volgende veranderingen sprake: •
Begin 1995 is IP (mede namens RTL en Veronica) als hoofdopdrachtgever erbij gekomen.
•
De landelijke steekproef is begin 1991 uitgebreid van 700 huishoudens naar 850 huishoudens en in 1995 naar 1.000 huishoudens.
•
Begin 1992 is het panel uitgebreid met 150 extra huishoudens (oversampling) ten behoeve van lokale metingen in Amsterdam en tot en met 1996 ook in Rotterdam.
•
Sinds april 1999 is de steekproef van het panel uitgebreid naar 1.250 huishoudens, waarvan een deel is gebruikt om de steekproefgrootte in een aantal regio’s disproportioneel op te hogen. Met deze ophoging is regio in de weegmatrix als extra kenmerk
opgenomen
en
is
een
uitgebreide
regionale
rapportering
mogelijk
geworden. •
Door de groei van het aantal toestellen per huishouden en de toename van het aantal videorecorders en schotelontvangers is het panel uitgebreid met meer verschillende registratiemodules.
74 /79
•
In 1996 werd de afstandsbediening vervangen door een steviger, onderhoudsvriendelijker en moderner model.
•
Sinds 1996 worden commercials van verschillende exploitanten geharmoniseerd, waardoor er veel eenvoudiger campagnes kunnen worden gedefinieerd.
•
Begin 1999 zijn, na een proefperiode, de ruwe data van het kijkonderzoek beschikbaar gekomen voor alle participanten.
•
Vanaf november 1999 werd na een proefperiode voor het eerst informatie uit huishoudens met een 4900-meter met Picture Matching™ (zie § 4.2.3) als nieuwe meettechniek opgenomen in de dagelijkse rapportage van de kijkcijfers. In 2000 en 2001 werd het aantal Picture Matching huishoudens langzaam uitgebreid, met name in huishoudens waar het kijkgedrag door digitale ontvangstmogelijkheden niet meer met de 4900-meter kon worden gemeten.
•
De werving van de panelleden op basis van de Radiobasisondervraging werd in 2000 geautomatiseerd. Bij de nieuwe wervingsmethode werden de benodigde huishoudens automatisch in een juiste samenstelling geselecteerd. Hierbij werd ondermeer per te werven kenmerk rekening gehouden met de te verwachten respons. De werving en het onderhoud van het panel verliep sindsdien efficiënter. De criteria waarmee de huishoudens werden geworven zijn inzichtelijk gemaakt waarmee dit proces beter kon worden aangestuurd.
•
Vanaf juni 2001 werden ter voorbereiding op het nieuwe contract voor het kijkonderzoek (zie de volgende paragraaf) in een testpanel de nieuwe 5000-meters geïnstalleerd, waarbij zenders, naast Picture Matching, ook op basis van de zogenaamde VBI-code kunnen worden herkend. Vanaf oktober 2001 werd in de openbare kijkcijfers informatie uit huishoudens met een 5000-meter gerapporteerd. Vanaf eind 2001 tot en met december 2002 werden alle resterende 4900 meters in het kijkerspanel vervangen door de nieuwe 5000 meter.
75 /79
8.4
1997: EXTERN ONDERZOEK NAAR VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID VAN HET CKO
In 1997 heeft de Nederlandse adverteerdersorganisatie BVA/Associatie Nederlandse Adverteerders een onderzoek laten uitvoeren naar de validiteit en betrouwbaarheid van het kijkonderzoek19. Dit validatie-onderzoek werd uitgevoerd door professor M. Wedel van de Universiteit van Groningen en Dr. A.K. den Boon (onafhankelijk deskundige). Het validatie-onderzoek richtte zich op de validiteit en betrouwbaarheid van de gegevens van het CKO en de relevantie en de toegankelijkheid van deze gegevens voor de adverteerders. Het onderzoek was toegespitst op de volgende onderdelen: 1.
Beoordeling
van
de
trekking
en
samenstelling
van
de
moedersteekproef
(basisbestand). 2.
Beoordeling van de trekking en samenstelling van de panelsteekproef, inclusief de procedures waarmee de panelhuishoudens worden gerekruteerd en aangevuld uit de moedersteekproef.
3.
Beoordeling van het systeem van de knoppenmeter.
4.
Beoordeling van de betekenis en de kwaliteit van het coïncidentele onderzoek van Intomart GfK.
5.
Analyses en beoordeling van de validiteit en betrouwbaarheid van de kijkdichtheden.
6.
Het formuleren van aanbevelingen voor het onderzoek op bovengenoemde punten.
De validatiecommissie heeft zich op basis van de door Intomart GfK beschikbaar gestelde gegevens, verregaand verdiept in alle aspecten van het onderzoek. Hierbij is ook een serie analyses verricht op de ruwe data en de dagelijks door Intomart GfK gecalculeerde rapportering. De conclusies van het validatierapport waren zeer positief: “De conclusie die getrokken kan worden uit de bevindingen is dat het CKO geen enkele belangrijke tekortkoming laat zien in de procedures van de steekproeftrekking, in de verzameling en de verwerking van de gegevens of in de controleonderzoeken. In het algemeen kan worden gesteld dat het onderzoek een hoge validiteit heeft, ook voor het inkopen van reclameruimte op televisie.” In het rapport waren ook een aantal aanbevelingen opgenomen ter verbetering van het onderzoek. Er was vooral behoefte aan een grotere steekproef (destijds 1.000 huishoudens) ter verhoging van de betrouwbaarheid van de uitkomsten. Inmiddels is de steekproef vergroot tot 1.240 huishoudens. Andere aanbevelingen van de adverteerders hadden onder andere betrekking op de representativiteit van het onderzoek ten aanzien van allochtonen, aanvullend onderzoek naar het kijkgedrag buitenshuis, het terugbrengen van de persistentiegrens van 15 naar 5 seconden en een spreiding van het coïncidentele onderzoek over het gehele jaar. 19
A.K. den Boon & M. Wedel (1997). Validiteit en betrouwbaarheid van kijkcijfers: Onderzoek naar de kijkdichtheidsgegevens van het Continu KijkOnderzoek van Intomart GfK. Amsterdam: Mediacommissie van de BVA/Associatie van Nederlandse Adverteerders.
76 /79
8.5
SINDS 2002: HET KIJKONDERZOEK VAN SKO
Sinds 1 januari 2002 is het CKO overgegaan in het kijkonderzoek van Stichting KijkOnderzoek
(SKO).
SKO
is
verantwoordelijk
voor
de
rapportering
van
het
kijkonderzoek; de bronvermelding is gewijzigd in bron: Stichting KijkOnderzoek (SKO). Het SKO en het CKO verschillen op een groot aantal aspecten, zoals bijvoorbeeld:
•
De panelomvang van 1.300 huishoudens (een landelijke steekproef van 1.225 huishoudens plus 75 huishoudens uit de regionale oversampling) is teruggebracht naar 1.235 huishoudens (een landelijke steekproef van 1.200 huishoudens plus een regionale oversampling van 35 extra huishoudens in de provincies Drenthe, Flevoland en Zeeland).
•
De populatiekenmerken ten behoeve van de werving en de weging van het panel worden niet meer gebaseerd op de voor SKO speciaal opgezette Establishment Survey,
maar
op
een
speciaal
voor
SKO
en
de
Nederlandse
mediabereiksonderzoeken van Radio (RAB), Internet (JIC STIR) en Print (NOM) uitgevoerd onderzoek, de Media Standaard Survey (MSS), waarbij jaarlijks netto 6.000 huishoudens en 5.100 individuen 13+ worden ondervraagd. •
Huishoudens worden niet meer uit de SKO Establishment Survey van het afgelopen half jaar, maar uit de Media Standaard Survey van het huidige jaar. Dit garandeert de werving in een steekproef van verse adressen representatief is vertegenwoordigd.
•
De werving van huishoudens geschiedt op basis van een wervingsmatrix van maximaal 65 verschillende cellen, waar mogelijk uitgebreid met extra criteria.
•
Vanaf 1 januari 2007 wordt het TV-panel op basis van MOA Gouden Standaard gewogen. Met ingang van maandag week 1, 2007, zijn de achtergrondvariabelen en universa gewijzigd volgens de MOA GS. Elk jaar worden de populatieaantallen opnieuw berekend op basis van de MOA Gouden Standaard. Per maandag week 1 gaan deze nieuwe populatieaantallen in.
•
De 4900-frequentiemeter is in 2002 volledig vervangen door de 5000-meter waarbij de zenderherkenning wordt gebaseerd op Picture Matching en de VBI-code. Sinds 12 april 2007 is een nieuwe techniek operationeel in de kijkmeter van het kijkonderzoek: Enhanced Audio Matching. Het betreft een techniek die gebruik maakt van het matchen van audio-samples om het kijkgedrag te registeren. Deze nieuwe techniek is de derde zenderherkenningstechniek die, naast Picture Matching en de VBI-code, door Intomart GfK wordt gebruikt voor het kijkonderzoek in Nederland. Audio Matching maakt het onder andere mogelijk om kijkgedrag via zeer moderne TVapparaten en allerhande nieuwe randapparatuur zeer betrouwbaar te meten en te rapporteren. Vanaf 2011 wordt een nieuwe techniek geïntroduceerd: het Franse systeem van MetricLine (ML-code). Dit is een audiocodesignaal dat als watermark aan 77 /79
zenders toegevoegd wordt. Deze techniek wordt naadloos geïmplementeerd in de TARiS 5000 meter en de verwerking gebeurt zoals bij andere technieken volgens door Intomart GfK toe te passen validaties. •
Gasten kunnen eenvoudig worden aangemeld. Bovendien wordt gedetailleerde informatie over leeftijd en geslacht (16 categorieën) verkregen. Tevens zijn gasten sinds 1 april 2003 opgenomen in de doelgroepen van het kijkonderzoek.
•
Vanaf 1 januari 2003 “DVD” als een nieuwe de zender toegevoegd (zendercode 345) en vanaf 13 februari 2006 is een nieuwe zender ‘HD’ (harddisk recorder) toegevoegd (zendercode 355). Deze zenders DVD en HD bevatten al het kijkgedrag anders dan live kijken naar televisiezenders, gedurende de tijd dat de DVD- en HD-recorder actief is en de TV op de recorder staat afgestemd. Het gaat hier om het afspelen van eerder opgenomen uitzendingen, near-live kijkgedrag, het afspelen van de DVD via ingebouwde speler/recorder en ook om gebruik van EPG, spelletjes of kijken naar eigen filmmateriaal.
•
Per 1 januari 2008 is door SKO het uitgestelde kijken opgenomen in de berekeningen van het KijkTotaal (voorheen common currency). Het uitgesteld kijkgedrag betreft kijkgedrag naar programma’s en spots op een ander moment dan waarop deze programma’s werden uitgezonden. In het KijkTotaal wordt dus per 1-1-2008 het uitgesteld kijkgedrag op de dag van uitzending plus de 6 opvolgende dagen meegenomen.
•
In het Kijkonderzoek vanaf 2011 wordt een aantal maatregelen getroffen om de wervingsrespons van de door SKO gewenste groep allochtonen verder te verhogen, alsmede de deelnameduur en het aanmeldgedrag van deze groep te optimaliseren. Maatregelen bestaan uit het vertalen van de tekst van de uitnodigingsbrief en welkomstmateriaal in Turks en Arabisch; de inzet allochtone interviewers bij telefonische werving, extra uitleg op website voor panelleden, in Turks en Arabisch en het stimuleren van correct aanmeldgedrag door middel van het toesturen van een DVD met instructiefilm in de eigen taal.
•
De leefstijlkenmerken van de NPO worden in de ruwe data van het kijkonderzoek standaard
meegeleverd
sinds
januari
2007.
Deze
kenmerken
en
de
leefstijlcategorieën van de Nederlandse Publieke Omroep zijn sindsdien dagelijks beschikbaar gesteld. Op basis van deze informatie kunnen programma’s beter worden afgestemd op het kijkerspubliek. In 2009-2010 is er een nieuwe indeling van de NPO leefstijlgroepen gemaakt (zie bijlage 18). Vanaf maandag week 27 2010 hebben alle panelleden van 13 jaar en ouder een 2010-leefstijl kenmerk. In 2011 zal deze nieuwe leefstijlenindeling ook beschikbaar zijn in de andere mediabereiksonderzoeken. •
Vanaf 1-1-2011 is The Nielsen Company verantwoordelijk voor de Full Audit, waarin de programma’s en commercials van 19 nationale zenders worden geregistreerd, geharmoniseerd and geclassificeerd. 78 /79
•
Vanaf september 2009 heeft SKO een beperkte audit omgezet om de markt te voorzien van relevante (spot-)informatie voor ORN zenders.
MediaXim BV
controleert vier maal per jaar of de opgegeven spotinformatie overeenstemt met wat de zenders werkelijk hebben uitgezonden. Deze zenderinformatie is vervolgens dagelijks
in
een
vast
formaat
beschikbaar
voor
de
mediabureaus.
Deze
werkzaamheden worden ook door The Nielsen Company uitgevoerd vanaf 1-1-2011. In deze methodologische beschrijving worden de bovengenoemde aanpassingen uitvoerig besproken.
79 /79