Reflex
R e l at i e m a g a z i n e v a n E x x o n M o b i l i n d e B e n e l u x J AA R GANG 1 2
NR 1 2012
Raffinaderij en WATERSTOFFABIEK AIR PRODUCTS
Energie-efficiëntie door integratie
INTERVIEW Belgische staatssecretaris voor energie Melchior Wathelet ENERGY OUTLOOK Blik op de energietrends tot 2040 CHEMIE Visie 2050: de toekomst in vier scenario’s
2 Reflex NR 1 2012
REDACTIONEEL
COLOFON
Energie-efficiency: steeds belangrijker Wereldwijd erkennen steeds meer overheden dat energie-efficiency een belangrijk instrument is bij het terugdringen van de CO2-uitstoot. Ook ExxonMobil draagt daar maximaal aan bij. Dat doen we onder meer op onze raffinaderij in Rotterdam, waar integratie met de nieuwe waterstoffabriek van Air Products leidt tot een aanzienlijke verbetering van de energie-efficiency. Het gevolg: minder CO2-uitstoot en daarmee winst voor het milieu. Meer over de feestelijke ingebruikname van de nieuwe fabriek, begin februari, kunt u in het artikel hiernaast lezen. Ook Melchior Wathelet, de kersverse federaal staatssecretaris voor Energie in België, denkt graag mee over energie-efficiency. Op het gebied van vervoer zijn er volgens hem geen extra maatregelen nodig: ‘Doordat Belgen relatief vaak van voertuig wisselen, vernieuwt de automarkt zich voortdurend in technologisch opzicht. Woningen zijn een ander verhaal: daar valt wat mij betreft nog een wereld te winnen.’ Energie-efficiency loopt ook als een rode draad door onze onlangs verschenen Outlook for Energy. In 2040 ligt de wereldwijde vraag naar elektriciteit – de grootste en snelst groeiende bron – maar liefst 80 procent hoger dan in 2010. Maar dankzij efficiëntieverbeteringen is er slechts 45 procent meer brandstof nodig om de benodigde stroom te produceren. Waar ExxonMobil voor het eerst een doorkijkje biedt tot 2040, kijkt de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) nóg verder. In haar visie tot 2050 schetst de VNCI een rooskleurige toekomst voor de chemie in Nederland. Ook ExxonMobil leverde – als een van de belangrijkste spelers in de Nederlandse chemische industrie – een belangrijke bijdrage aan deze visie.
‘‘
ExxonMobil draagt maximaal bij aan energie-efficiency
’’
Dat efficiëntie ook buiten het bedrijfsleven veel oplevert, bewijzen David en Julia van de stichting Drive Against Malaria. Zij strijden al jaren met succes tegen de verspreiding van malaria in Afrika. Dankzij goede samenwerking met lokale partijen, gaan de inspanningen om malaria te bestijden ook door als Julia en David níet in Afrika zijn. Tot slot speelt efficiency ook binnen onze toekomstige energievoorziening een grote rol. Over die ‘energie van de toekomst’ buigen de jonge bezoekers van de Energietruck zich. Dit rijdende ‘klaslokaal’ van de Rijksuniversiteit Groningen en gasleverancier GasTerra doet inmiddels voor het zevende jaar havo- en vwo-klassen aan. Het doel: jongeren warm laten lopen voor de energie van morgen. Mirjam de Leeuw Hoofdredacteur
Reflex is een kwartaaluitgave van ExxonMobil in de Benelux, Afdeling Public and Government Affairs. Hoofdredactie Mirjam de Leeuw Redactie Textuur Tilburg Fotografie Willem Blauw e.a. Redactie Franstalige editie Marina Cols Verantwoordelijk uitgever in België Remko Kruithof, ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Polderdijkweg, 2030 Antwerpen Vormgeving Mervyn Hall (GPB) Pre-Press GPB Media, Leiderdorp Druk De Swart, Den Haag Redactieadressen België: Polderdijkweg, 2030 Antwerpen, tel. 03 / 543.35.92 Nederland: Postbus 1, 4803 AA Breda, tel: (076) 529 1333 Luxemburg: Rue de l’industrie 20, 8069 Bertrange Exxon Mobil Corporation heeft vele verbonden maatschappijen, waarvan vele de namen ExxonMobil, Exxon, Esso en Mobil bevatten. Gemakshalve en voor alle eenvoud worden die termen zoals maatschappij, bedrijf, onze, wij en zijn/ haar soms gebruikt als verkorte verwijzingen naar specifieke verbonden maatschappijen of verbonden groepen. Dit doet evenwel geen afbreuk aan de onafhankelijkheid van de verschillende genoemde juridische entiteiten. Aanvraag extra nummers, adreswijzigingen, nieuwe abonnementen, vragen over de inhoud en toestemming voor overname uitsluitend schriftelijk bij de redactie. Het maken van fotokopieën van de inhoud is toegestaan voor educatieve doeleinden, alsook voor informatieverspreiding binnen organisaties. Aan de teksten in dit tijdschrift k unnen geen rechten worden ontleend. Reflex wordt verstuurd in milieuvriendelijke verpakkingsfolie. www.exxonmobil.be www.exxonmobil.lu www.exxonmobil.nl
efficiënte integratie
Reflex NR 1 2012 3
Waterstoffabriek Air Products officieel in gebruik genomen
Stoom en waterstof,
efficiënte integratie Een aanzienlijke verbetering van de energie-efficiëntie en een fors lagere CO2-uitstoot. Dat is de opbrengst van de integratie van de Rotterdamse raffinaderij van ExxonMobil met de nieuwe waterstoffabriek van Air Products. Afgelopen december ging de waterstoffabriek in bedrijf, op 8 februari volgde de officiële ingebruikname.
4 Reflex NR 1 2012
efficiënte integratie
W
ie de ultramoderne fabriek van Air Products ziet, pal naast de Rotterdamse raffinaderij van ExxonMobil, kan zich nauwelijks voorstellen dat hier in de zomer van 2010 nog niets stond. Toenmalig minister Maria van der Hoeven stak op 22 juni van dat jaar officieel de eerste schop in de grond. Anderhalf jaar en ongeveer één miljoen manuren later, staan raffinaderij en waterstoffabriek gebroederlijk naast elkaar in de Rotterdamse Botlek. De verwantschap gaat verder dan alleen fysieke nabijheid; beide fabrieken zijn vergaand geïntegreerd (zie ook het kader). Zo gebruikt de waterstoffabriek het overtollige gas van de raffinaderij om waterstof te produceren. De raffinaderij gebruikt op haar beurt waterstof om olieproducten te ontzwavelen en bij het maken van petrochemische producten. Ook levert de waterstoffabriek stoom aan de raffinaderij.
energie-efficiency verbetert met “ De15 procent. ”
Vooruitgang Vooral de energie-efficiëntie van de geïntegreerde installaties is een belangrijke vooruitgang. Raffinaderijdirecteur Andy Madden is niet voor niets opgetogen over de nieuwe waterstoffabriek. ‘Verbeteren van energie-efficiency is de beste manier om het energiegebruik en de daaraan gerelateerde CO2-uitstoot te verminderen. In technologisch opzicht is deze fabriek van Air Products een van de meest geavanceerde locaties ter wereld. Dankzij de integratie verbetert de energie-efficiency met ruim 15 procent en wordt de CO2-uitstoot met 200.000 ton per jaar teruggebracht. Dat is vergelijkbaar met de jaarlijkse uitstoot van ongeveer 90.000 auto’s.’
Gesloten cyclus De integratie van de waterstoffabriek en de raffinaderij is een schoolvoorbeeld van optimale synergie door een gesloten cyclus. In de Flexicoker zet ExxonMobil stookolie met zware moleculen om in producten met lichte moleculen, voornamelijk diesel. De FLEXICOKER produceert daarbij veel stookgas. Voorheen ging dit gas naar de eigen stookinstallaties (zoals de fornuizen), maar nu sluist de raffinaderij het overtollige gas voor een deel door naar de waterstoffabriek van Air Products. Deze zet het gas om in waterstof, die ExxonMobil vervolgens weer gebruikt om olie te kraken en te ontzwavelen. De warmte die ontstaat bij de waterstofproductie levert Air Products terug aan de raffinaderij in de vorm van stoom. Hierdoor hoeft de raffinaderij zelf geen stoom meer te produceren.
Reflex NR 1 2012 5
Raffinaderijdirecteur Andy Madden.
Hoog bezoek bij officiële ingebruikname Air Products en ExxonMobil vierden op 8 februari de officiële ingebruikname van een nieuwe fabriek op het terrein aan de Botlekweg. Staatssecretaris Joop Atsma, burgemeester Aboutaleb van Rotterdam en CEO Hans Smits van het Rotterdams Havenbedrijf verrichtten de openingshandeling, samen met Jeff Byrne van Air Products en Joost Van Roost, presidentdirecteur van ExxonMobil in de Benelux. Onder de overige gasten bevonden zich onder meer gedeputeerde Janssen van de provincie Zuid-Holland, burgemeester Salet van Spijkenisse, Chargé d’Affaires Nolan van de Amerikaanse ambassade, en vertegenwoordigers van onder meer DCMR, VNPI, Deltalinqs en Agentschap NL.
Gerichte investeringen Ook de Nederlandse staatssecretaris Joop Atsma (Infrastructuur en Milieu) toonde zich enthousiast tijdens de opening. ‘Fabrieken als deze hebben we nationaal en internationaal nodig om onze Europese milieuambities voor de middellange en lange termijn te behalen. Air Products en ExxonMobil laten zien dat, door gericht te investeren en industriële processen te integreren, een aanzienlijke energiebesparing en vermindering van CO2-uitstoot mogelijk zijn.’ Met projecten als deze kunnen raffinaderijen volgens Andy Madden op een verantwoorde manier olieproducten blijven leveren, en tege lijkertijd hun footprint op het milieu blijven verkleinen. 'De locatie in Rotterdam-Botlek speelt binnen ExxonMobil een belangrijke rol. Dit is een van de meest efficiënte geïntegreerde raffinage- en petrochemische sites ter wereld; het resultaat van voortdurende investeringen. Ook de nabijheid van de haven van Rotterdam is uiteraard een enorm voordeel. Deze investering,
nieuwe stap illustreert “onsDezecommitment in deze regio. waarmee we de concurrentiekracht van onze Rotterdamse site verder versterken, illustreert onze inspanningen om gericht te blijven investeren in deze regio.’
Complex bouwproces De constructie en bouw van de waterstoffabriek was een bijzondere prestatie, zegt Jeff Byrne, Global Vice-President Tonnage Gases en General Manager van Air Products. ‘De realisatie van deze fabriek van wereldformaat in zo’n kort tijdsbestek was alleen mogelijk dankzij de expertise en nauwe samenwerking van alle betrokken partijen. Ook de overheid en lokale autoriteiten speelden een belangrijke rol in de totstandkoming van de fabriek’. Sinds de start van de werkzaamheden, halverwege 2010, veranderde de skyline in rap tempo. ‘Tijdens de bouwperiode en de opstartwerkzaamheden hebben Air Products en ExxonMobil steeds als één team samengewerkt’, beaamt Andy Madden. ‘We zullen deze samenwerking zeker voortzetten en ervoor zorgen dat we allebei de grootst mogelijke toegevoegde waarde uit de nieuwe fabriek halen.’ ■
”
INTERVIEW
6 Reflex NR 1 2012
Belgische staatssecretaris Melchior Wathelet:
‘Voor wegtransport blijft olie van vitaal belang’ Melchior Wathelet is staatssecretaris van onder meer Leefmilieu en Energie in het nieuwe kabinet van de Belgische premier Di Rupo. Hoe kijkt deze enthousiaste christendemocraat aan tegen actuele energie- en economie vraagstukken? ‘Onze industrie bezit een enorme knowhow.’
I
n nagenoeg perfect Nederlands ontvangt de van oorsprong Franstalige Wathelet (34) Reflex in zijn kantoor aan de Brusselse Wetstraat. Geïnteresseerd bladert hij door enkele meegebrachte exemplaren van het magazine. Het moge duidelijk zijn: deze nog jonge politicus mag dan al een behoorlijke tijd meedraaien in de politiek (zie kader), zijn enthousiasme is nog steeds even groot als in het begin van zijn carrière. Waar staat Wathelet inhoudelijk voor?
In de nieuwe regering Di Rupo gaat u als staatssecretaris over onder meer Energie. Heeft dit beleidsdomein altijd al uw belangstelling gehad? ‘Zeer zeker: als lid van het parlement hield ik mij al intensief met dit onderwerp bezig. In die tijd spitste de discussie zich vooral toe op Europese richtlijnen en de vraag hoe die in de Belgische wetgeving konden worden verankerd. Daarnaast woedde er al lange tijd een debat over de zogenoemde phase-outwet van de nucleaire centrales. Een debat dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Ook nu als bewindspersoon heb ik er weer mee te maken.’ In welk opzicht? ‘De phase-outwet uit 2003 voorzag aanvankelijk in de sluiting van de zeven Belgische kernreactoren tussen 2015 en 2025, te beginnen met sluiting van de oudste reactoren – Doel I en II en Tihange I – in 2015. De wet vermeldde echter geen alternatief voor de uit kernenergie gewonnen elektriciteit. Die voortdurende onzekerheid over de energiebevoorrading zorgt al jaren voor een slecht investeringsklimaat: potentiële investeerders weten niet waar ze aan toe zijn en zijn daardoor voorzichtiger geworden. Bovendien drijft de voortdurende onzekerheid de energie
prijzen op. Daarom is nu in het huidige regeerakkoord afgesproken om de kerncentrales pas te sluiten zodra er voldoende vervangings capaciteit is. De precieze sluitingsdatum van de kerncentrales hangt af van de snelheid waarmee de nieuwe regering capaciteit vindt om de nucleaire energie te vervangen. Aan mij de taak om nu, negen jaar later, eindelijk duidelijkheid te scheppen in deze kwestie.’
Hoe gaat u daarbij te werk? ‘Later dit jaar kom ik met een uitrustingsplan, dat je zou kunnen zien als een eindpunt van de wet uit 2003. Doel is te komen tot een plan dat de bevoorrading verzekert. Welke mogelijkheden liggen er om de capaciteitsvermindering op te vangen die ontstaat na het sluiten van de kerncentrales? Mijn doel is niet zozeer om alle mogelijke alternatieven te inventari seren, maar om heel concreet te kijken naar investeerders. De komende tijd benut ik daarom om met alle mogelijke financiers om tafel te zitten en zo te komen tot een microanalyse. Het uitgangspunt daarbij is dat we uiteindelijk genoeg energie opwekken om aan de piek in de vraag te kunnen voldoen.’
Reflex NR 1 2012 7
Wie had pakweg vijftien “ jaar geleden kunnen denken dat de CO -uitstoot 2
van auto's nu zo laag zou zijn?
”
8 Reflex NR 1 2012
INTERVIEW In uw beleidsnota pleit u ervoor elk beleid te ondersteunen dat een ‘drastische ver mindering van het verbruik van natuurlijke hulpbronnen en energie (vooral van fossiele brandstoffen)’ beoogt. In hoeverre is in uw plannen nog een rol voor fossiele brandstoffen weggelegd? ‘Inderdaad legt de beleidsnota de nadruk op een zekere, toegankelijke en groenere energiebevoorrading, waarbinnen hernieuwbare energie prioriteit krijgt. Zo hebben we net een milieuvergunning afgegeven voor de bouw en exploitatie van een offshore windmolenpark, voor de Noordzeekust bij Zeebrugge. Tegelijkertijd realiseer ik me dat we de komende decennia waarschijnlijk niet buiten fossiele brandstoffen kunnen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het vrachtvervoer: voor personenauto’s mogen gas en elektriciteit in de toekomst een technologisch alternatief vormen, voor vrachtwagens is dat zeker nog niet het geval. Voor het Europese wegtransport blijft olie de komende tijd van vitaal belang. Daarbinnen kijk ik wel naar alternatieven als de zogenoemde ‘ecocombi’. Twee van deze langere en zwaardere vrachtautocombinaties kunnen evenveel lading vervoeren als drie conventionele combinaties. Fraaie alternatieven op basis van olie, maar met minder consumptie en minder uitstoot.’
Politicus in hart en nieren Melchior Wathelet jr. (Verviers, 1977) komt uit een politiek nest: ook zijn vader (Melchior Wathelet sr.) was jarenlang actief in de politiek. De politieke loopbaan van Wathelet jr. begint in 2003 als hij lid wordt van de federale
De complexe bestuurlijke inrichting van België schrikt veel mogelijke investeerders af. Onlangs nog ving energiebedrijf E.ON uiteindelijk bot bij Joke Schauvliege, de Vlaamse minister van Leefmilieu. Die weigerde een milieuvergunning af te geven voor de bouw van een grote steenkool centrale in de Antwerpse haven. Hoe speelt u hier op federaal niveau op in? ‘De Belgische situatie is, met overheden op federaal en gewestelijk niveau, inderdaad behoorlijk ingewikkeld. Die complexiteit is zeker iets waar ik rekening mee moet houden. Daarom wil ik mij sterk gaan maken voor een concept op basis van one stop shopping, met één aanspreekpunt voor geïnteresseerde investeerders. Hen wil ik zo snel mogelijk duidelijkheid geven: is hun project haalbaar? Een betere afstemming vooraf tussen de federale overheid en de drie gewesten moet voor komen dat er contradicties ontstaan. Want dat leidt ertoe dat investeerders wegblijven. Iets dat we ons met het oog op de toekomst niet kunnen veroorloven.’
Kamer van Volksvertegenwoordigers namens het Humanistisch Democratisch Centrum. Na de herverkiezing tot Kamerlid in 2007 wordt hij een jaar later staatssecretaris voor Begroting en Gezinsbeleid in de regering Leterme. In de huidige regering Di Rupo bekleedt Wathelet de functie van Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming. Ook op lokaal niveau is Wathelet politiek actief: sinds eind 2006 is hij afgevaardigde in de gemeenteraad van Verviers, waar hij in de oppositie zit.
De Belgische raffinage-industrie wordt enerzijds geconfronteerd met enorm kleine marges, maar anderzijds met onder meer hoge loonkosten en (door de EU en lokale overheden opgelegde) milieumaatregelen. Welke speelruimte heeft u om de internatio nale concurrentiepositie te verbeteren?
Reflex NR 1 2012 9
‘Ik heb in de haven van Antwerpen met eigen ogen gezien dat onze raffinage- en chemie-industrie een enorme knowhow bezit, onder meer als het gaat om efficiënt werken. Daardoor weten deze sectoren, ondanks de zware internationale competitie, het hoofd boven water te houden. Dat is op zich al een groot compliment waard. Toch wil ik vanuit mijn positie bekijken hoe ik de concurrentiepositie van België verder kan verbeteren of in elk geval stabiliseren. Kijk, de hoogte van loonkosten en Europese milieuverplichtingen: daar ga ik vanuit mijn positie niet over. Waar ik wél iets aan kan doen, zijn de hoge heffingen voor grote energieverbruikers. Nu betalen deze bedrijven onder meer een federale toeslag en een toeslag voor offshore energie. Vooral voor grote energiever bruikers brengt dit een enorm grote kostenpost met zich mee. Ik wil de komende tijd onderzoeken hoe we dit systeem zo kunnen aanpassen, dat het ook voor grote gebruikers betaalbaar blijft.’
Later dit jaar vindt er een studie plaats naar de toekomst van het Belgische energiesysteem op de lange termijn. Centrale vraag is hoe dat systeem zo kan worden omge bouwd, dat het in 2050 volledig draait op hernieuwbare energie. In hoeverre is het verstandig om bij het formu leren van beleid terug te werken vanuit een vooraf bepaald doel? ‘Bij het formuleren van beleid zijn ambitieuze doelstellingen en de bestaande situatie beide van belang. Doel van deze studie is vooral om te kijken naar de mogelijkheden in 2050. Waar willen we tegen die tijd staan? Doelen zijn daarbij nodig omdat ze een duidelijk kader schetsen in een wereld die voortdurend verandert. De technologische ontwikkelingen, op het gebied van efficiency en hernieuwbare energie, gaan razendsnel. Neem auto’s: wie had pakweg vijftien jaar geleden kunnen denken dat hun CO2-uitstoot zo laag zou zijn als vandaag? Ook incentivemaatregelen op het gebied van hernieuwbare energie hebben de hele markt veranderd. Tegelijkertijd kijken we uiteraard naar de bestaande situatie. Wat kunnen we doen op basis van de huidige
Melchior Wathelet in gesprek met Johan Scharpé, Manager Externe Relaties van ExxonMobil in België en Luxemburg.
Het uit“ gangspunt is dat we
uiteindelijk genoeg energie opwekken om aan de piek in de vraag te kunnen voldoen.
”
technologie? Ook denken we na over een optimale inrichting van de energiemarkt: gaan we toe naar een vrijemarktmodel, maar dan een echte vrije markt in alle aspecten, of kiezen we – net als in bijvoorbeeld Frankrijk – voor een meer gereguleerde markt? Bij het formuleren van beleid ben ik voortdurend op zoek naar die balans tussen de korte en de lange termijn. Dat evenwicht is broodnodig om te komen tot effectief beleid.’
Tot slot: dit nummer van Reflex staat in het teken van energie-efficiency. Welke specifieke maatregelen neemt de Belgische overheid op dit punt? ‘Als het gaat over energie-efficiency, zien we dat er op het gebied van vervoer geen additionele maatregelen nodig zijn: doordat Belgen relatief vaak van voertuig wisselen, vernieuwt de automarkt zich voortdurend in technologisch opzicht. Woningen zijn een ander verhaal: daar valt wat mij betreft nog een wereld te winnen. Veel verhuurders van slecht onderhouden en geïsoleerde huizen hebben simpelweg het geld niet om te investeren in energiebesparende maatregelen. We zullen dus een constructie moeten bedenken waarin financiering wél mogelijk is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan private partijen die de investeringen in energie besparende maatregelen voor hun rekening nemen, waarna ze hun investeringen terugverdienen door de toegenomen efficiency. Let wel: energie-efficiency is primair een gewestelijke aangelegenheid, maar uiteindelijk gaat dit onderwerp ons allemaal aan. Vanuit mijn positie als federaal staatssecretaris denk ik hier dan ook graag over mee.’ ■
10 Reflex NR 1 2012
MALARIABESTRIJDING
ExxonMobil loopt wederom de Antwerp 10 Miles Op 25 april is het Wereld Malaria Dag. Op deze dag staan we stil bij de wereldwijde inspanningen om malaria onder controle te krijgen. Ook in de Benelux steunt ExxonMobil de strijd tegen malaria. Zo lopen diverse medewerkers mee voor het goede doel tijdens de Antwerp 10 Miles.
Strijd tegen malaria gaat door
M
alaria is een van de meest levensbedreigende ziekten ter wereld; jaarlijks raken maar liefst 240 miljoen mensen besmet. Hoewel de ziekte goed te behandelen is, sterven dagelijks bijna 2.500 mensen aan malaria. Vooral kinderen, zwangere vrouwen en mensen in de afgelegen gebieden van Afrika zijn het slachtoffer.
Gerichte ondersteuning Wereld Malaria Dag biedt ExxonMobil – als grote werkgever en investeerder in Afrika – een goede gelegenheid om opnieuw het bewustzijn rond malaria te vergroten. In samenwerking met diverse partners (lokale organisaties, internationale niet-gouvernementele organisaties en overheden) zet ExxonMobil zich al jaren in om de verspreiding van malaria op het continent een halt toe te roepen. Zo investeerden we – binnen
het wereldwijde ExxonMobil Malaria Initiative – sinds 2000 meer dan 100 miljoen dollar in bestrijdingsprogramma’s in 17 Afrikaanse landen. Dankzij deze steun kunnen onze partners werk maken van preventie (zoals de verspreiding van muskietennetten), technische onder steuning, en betere monitoring van de ziekte door geïntegreerde communicatieprogramma’s. Naast financiële steun deelt Exxonmobil ook specifieke kennis en ervaring met overheden en andere organisaties, bijvoorbeeld op het gebied van training, logistieke processen, data monitoring en marketing.
Drive Against Malaria Ook ExxonMobil Benelux draagt bij aan de wereldwijde strijd tegen malaria. Zo steunen we al geruime tijd de stichting Drive Against Malaria (DAM). In 1998 richtte David
Robertson de stichting op, waarna hij al snel hulp kreeg van voormalig Nederlandse tv-presentatrice Julia Samuël. Drive Against Malaria zet zich in om de verspreiding van malaria op het Afrikaanse continent een halt toe te roepen. Met de hulp van lokale partners geven David en Julia voorlichting over preventie en behandeling. Ook verspreiden ze muskietennetten, geneesmiddelen en instrumenten zoals thermometers.
Blijvende inspanning De strijd tegen malaria werpt inmiddels vruchten af: in het afgelopen decennium nam het aantal dodelijke slachtoffers met meer dan een kwart af, zo laten cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie zien. Met gerichte ondersteuning blijft Exxon Mobil zich inspannen om de verspreiding van malaria verder terug te dringen. ■
Reflex NR 1 2012 11
Run
Against Malaria
Onderdeel van de steun aan Drive Against Malaria is het meelopen van diverse ExxonMobilmedewerkers tijdens de Antwerp 10 Miles: een jaarlijkse loopwedstrijd door Antwerpen. Ook dit jaar rennen Belgische en Nederlandse mede werkers mee voor het goede doel tijdens de Antwerp 10 Miles. Tijdens de editie van 2012, op zondag 22 april, zet ExxonMobil zijn beste beentje voor: in totaal lopen ongeveer 150 medewerkers mee in het kader van de strijd tegen malaria.
Ook vorig jaar liepen Belgische en Nederlandse medewerkers van ExxonMobil voor de stichting Drive Against Malaria.
12 Reflex NR 1 2012
ENERGY OUTLOOK
Evenals in voorgaande jaren kwam Todd Onderdonk, Senior Energy Advisor bij ExxonMobil naar Europa om ExxonMobil’s Outlook for Energy toe te lichten. Op 28 maart kwamen hoog geplaatste vertegenwoordigers uit het Belgische bedrijfsleven, brancheorganisaties en de overheden naar De Warande in Brussel om Todd Onderdonks presentatie bij te wonen. Onder de aanwezigen waren andere staatssecretaris Wathelet (zie ook pagina 6) en vertegenwoordigers van de Amerikaanse ambassade. ’s Middags reisde Todd af naar Den Haag, waar hij de Energy Outlook presenteerde aan vertegenwoordigers van de ministeries van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, Buitenlandse Zaken, en Infrastructuur & Milieu. Later op de dag was er nog een sessie voor belangstellende ExxonMobil-medewerkers in Breda.
Reflex NR 1 2012 13
Blik op de energietrends tot
2040
De wereldenergiemarkt van de toekomst staat jaarlijks centraal in ExxonMobil’s Outlook for Energy. Dit jaar gaan de prognoses voor de eerste keer tot 2040.
O
nderzoekers van ExxonMobil analyseren trends die de wereldwijde vraag naar en voorziening van energie in de komende decennia beïnvloeden. Ze kijken daarbij ook naar waarschijnlijke economische en demografische ontwikkelingen, overheidsbeleid en verwachte vooruitgang in technologie en energie-efficiency. De bevindingen in de Outlook for Energy zijn gebaseerd op gegevens uit meer dan honderd landen.
De Outlook for Energy 2012 laat zien dat de wereldwijde energievraag in 2040 met 30 procent gestegen zal zijn ten opzichte van 2010. De groei van de vraag zal echter vertragen door toenemende efficiëntie en en een langzamere bevolkingsgroei. In 2040 zal aardgas voor het eerst wereldwijd de op één na belangrijkste energiedrager zijn - na olie - en kolen naar de derde plaats verdrongen hebben. De drie energiebronnen zullen samen nog voor 80 procent aan de wereldwijde energievoorziening bijdragen. Het aandeel van hernieuwbare energiebronnen zal verder groeien en in 2040 wereldwijd voor 7 procent aan de energiebehoefte bijdragen - tegenover 3 procent in 2010. Het grootste deel komt hierbij van windenergie. De aan energie gerelateerde CO2-emissies zullen verder stijgen, maar in 2030 de top bereikt hebben en daarna langzaam afvlakken. In de OESO-landen zullen de emissies in 2040 20 procent lager zijn dan in 2010.
14 Reflex NR 1 2012
ENERGY OUTLOOK De vraag stijgt tussen 2010 en 2040 met
30%
Energievraag stijgt Drie factoren bepalen de vraag naar energie: de bevolkingsgroei, de demografische ontwikkeling en de economische groei. In deGDP OESO-landen Global by region blijft de energievraag ongeveer gelijk ondanks een stabiele economische Trillions of 2005 dollars groei. De energiebehoefte van de niet-OESO-landen 120 zal naar verwachting tussen 2010 en 2040 met bijna 60 procent stijgen, door een toename van de arbeids 100 populatie en een sterke economische groei. Door de groeiende wereldbevolking (bijna 9 miljard Non OECD 80 mensen in 2040), en de daaruit voortvloeiende verdubbeling van de wereldwijde economische productie 60 zal de wereldwijde vraag naar energie in 2040 ongeveer 30 procent hoger zijn dan in 2010.
Energievraag in OESO-landen
Energievraag niet-OESO-landen
Biljard BTU
Biljard BTU
500
500
Zonder efficiëntieverbeteringen zou de OESO-vraag met bijna 90% groeien en niet-OESOvraag met meer dan 250%.
400
Overige nietOESO-landen
400
Rusland/ Kaspische regio 300
Afrika
300
MiddenOosten Overige OESO-landen
200
LatijnsAmerika
200
40
Een in het oog springende ontwikkeling vormt hierbij de OECD sterke toename van de efficiëntie. Zonder de verwachte 20 verbeteringen in energie-efficiëntie in de wereldwijde economieën, zou de groei van de energievraag meer dan vier maal zo hoog zijn als de voorziene stijging van 0 30 procent.
India
Europese OESO-landen 100
100
China
Noord-Amerika 0
1990 2000 2010 2020 2030 2040
0
1990
2015
2040
1990
2015
De wereldwijde vraag naar aardgas stijgt met
60%
Meer gas, minder steenkool
Aardgasvraag per regio
Aardgasproductie per type
Miljard kubieke voet per dag
Miljard kubieke voet per dag
600
600
500
Overige nietOESO-landen Rusland/ Kaspische regio
400
500
Onconventioneel 400
MiddenOosten 300
300
Zuidoost Azië niet-OESO 200
200
Conventioneel Overige OESO 100
100
Noord-Amerika 0
0
1990
2015
2040
2000 2010 2020 2030 2040
Tegen 2040 zal aardgas steenkool vervangen hebben als de op één na belangrijkste grondstof, na aardolie. De inspanningen om de wereldwijde CO2-emissies te reduceren zijn hierbij een belangrijke drijver – ook omdat aardgas uitermate geschikt is voor elektriciteitsopwekking en de vraag naar elektriciteit tegen 2040 met ongeveer 80 procent gestegen zal zijn. Bij gebruik voor opwekking van elektriciteit stoot aardgas tot 60 procent minder CO2-emissies uit dan steenkool. Om aan de stijgende vraag naar aardgas te kunnen voldoen is het gebruik van gas uit onconventionele bronnen (zoals schaliegas) nodig. In 2040 zal onconventioneel gas ongeveer 30 procent van de wereldproductie uitmaken; in 2010 was dit nog 10 procent.
2040
Reflex NR 1 2012 15
Brandstof voor transport
CO2-uitstoot vlaktCommercial af transportation de
Wereldwijde energievraag voor wegvervoer Personal transportation demand Miljoen vaten olie-equivalent per dag
Millions of oil-equivalent barrels per day
50
50
50
De energiegerelateerde wereldwijde While heavy duty demand grows, expect the energy intensity CO2-emissies zullen rond 2030 niet langer of onroad freight movements to improve by 30 percent. toenemen. In 2040 zal de CO2-uitstoot van 40 de OESO-landen 20 procent lager zijn dan in 2010. In China beginnen de emissies rond 2025 af te nemen. Deze ontwikkeling is 30 voornamelijk het gevolg van wereldwijde toename van efficiëntie en de overgang naar minder energie-intensieve energiedragers 20 zoals aardgas en hernieuwbare energie. Per capita zal de VS, ondanks een afname van 40 procent, wereldwijd koploper blijven. China zal EuropaLight in 2040 ingehaald hebben. duty vehicles H 10
Commercieel
In 2040 zal het aantal personenwagens wereldwijd verdubbeld zijn, tot 1,6 miljard voertuigen. Desondanks zal het energieverbruik voor personenwagens dankzij nieuwe technologieën en een groeiend aantal hybride voertuigen in de OESO-landen dalen en wereldwijd relatief stabiel blijven. Daarentegen zal de energiebehoefte van trucks, vliegtuigen, schepen en treinen tot 2040 met meer dan 70 procent toenemen ten opzichte van 2010 – waarbij trucks het grootste deel uitmaken. Hiermee zal ook de vraag naar diesel tot 2040 met 85 procent stijgen. De vraag naar benzine zal met 10 procent afnemen.
40
40
Niet-OESO 30
30
Persoons 20
20
OESO 10
Millions of oil-equivalent barrels per day
10
Energiegerelateerde CO2-emissies per regio Miljarden ton 0
0
2010
2040
2010
2040
1990
0
40
2015
2040
1990
35
Elektriciteitsvraag stijgt fors
Overige nietOESO-landen
30
Elektriciteit is de grootste en snelst groeiende bron binnen de wereldwijde energiebehoefte. In 2040 zal de wereldwijde vraag maar liefst 80 procent hoger liggen dan in 2010. Dankzij wereldwijde efficiëntieverbeteringen zal er slechts 45 procent meer brandstof nodig zijn om deze elektriciteit te produceren.
25
India en Afrika 20
Hoewel de energie die gebruikt wordt voor elektriciteitsopwekking per regio enorm variëren, gaan alle regio’s over naar minder koolstof-intensieve bronnen. Europa zal in 2040 ongeveer 65 procent van zijn elektriciteit met nucleaire en hernieuwbare energie opwekken. Vooral dankzij een sterke groei in windenergie, die dan een aandeel zal hebben van 20 procent. In de Verenigde Staten zal vooral het gebruik van aardgas toenemen – dankzij rijke bronnen met onconventioneel gas. In China zal het aandeel van steenkool langzaam afnemen – ten voordele van nucleaire en hernieuwbare nergiebronnen. Stroomopwekking per energiedrager
15
China
10
5
OESO-landen
0
1990
2015
2040
Duizend terrawattuur
Stroomopwekking per energiedrager 8 Duizend terrawattuur 8 7
7 6
VS
6 5
Windkracht
In 2040 zullen de VS en Europa samen bijna 550 gigawatt aan windcapaciteit hebben, ongeveer 50% van de wereldwijde capaciteit In 2040 zullen de VS en Europa samen bijna 550 gigawatt aan windcapaciteit hebben, ongeveer 50% van de wereldwijde capaciteit
VS
Windkracht Overige hernieuwbare energiedragers
zal China nucleaire Overige hernieuwbare installaties bouwen Nucleair energiedragers
China
Europa
5 4
In de komende 30 jaar
China
Steenkool/CCS Nucleair
Europa
4 3
Steenkool/CCS Steenkool
3 2
Steenkool 2 1
Gas/CCS Gas Olie Gas/CCS
1 0
1990
2015
2040
1990
2015
2040
1990
2015
2040
1990
2015
2040
1990
2015
2040
1990
2015
2040
0
Gas Olie
In demeer komende 30 jaar met dan 150 zal China aan nucleaire gigawatt installaties bouwen capaciteit. 1,5 keer met meer 150 zoveel als dan de huidige gigawatt capaciteitaan van de VS. capaciteit. 1,5 keer zoveel als de huidige capaciteit van de VS.
2015
16 Reflex NR 1 2012
PANORAMA Nieuws van ExxonMobil in vogelvlucht
Hoog bezoek tijdens galadiner
AmCham The Netherlands Al vijftig jaar behartigt de American Chamber of Commerce (AmCham) The Netherlands de belangen van Amerikaanse bedrijven in Nederland. Een galadiner op 20 januari vormde het sluitstuk in een lange rij van feestelijkheden rond het jubileum. Vanzelfsprekend nam het management van ExxonMobil deel aan het diner, samen met enkele van de belangrijkste externe relaties. ExxonMobil bevond zich in goed gezelschap: de aanwezigheid van prinses Máxima en minister-president Mark Rutte onderstreepte het belang van het evenement. In zijn toespraak benadrukte premier Rutte de goede band tussen de Verenigde Staten en Nederland: ‘Nederland heeft de afgelopen vijftig jaar Amerikaanse ondernemers met open armen ontvangen en zal dat ook de komende vijftig jaar blijven doen.’ ■
Grote belangstelling tijdens het galadiner van AmCham The Netherlands.
NAM doet grootste gasvondst op land sinds 1995 De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) boorde afgelopen jaar met succes een nieuw gasveld aan vanaf een nieuw aangelegde locatie bij Ee. Naar schatting bevat het reservoir ruim vier miljard kubieke meter aardgas; het equivalent van het jaarlijks gebruik van 2,5 miljoen Nederlandse huishoudens. Daarmee is het
de grootste gasvondst op land voor de NAM sinds 1995. De daadwerkelijke aanvang van gasproductie staat gepland voor de zomer van 2012. Op dit moment voert de NAM voorbereidende werkzaamheden uit. NAM verwacht de komende vijftien jaar gas te winnen uit het nieuwe gasveld.
Het Metslawier-zuid gasveld is een van de honderden kleinere gasvelden in Nederland. Ongeveer 40 procent van alle gasproductie uit Nederland komt uit dit soort relatief kleine gasvelden op land en op zee. Daarmee draagt het gas uit Metslawier-zuid bij aan het op peil houden van de gas voorziening in Nederland. ■
Verplichte bijscholing voor Als bedrijf dat veiligheid hoog in het vaandel heeft staan, heeft ExxonMobil een hechte relatie met het Provinciaal Veiligheids instituut in Antwerpen (PVI). Begin maart bezochten veilig heidsadviseurs van ExxonMobil het jaarlijkse ‘navormings congres’ van het PVI. ExxonMobil ondersteunt het opleidingsinstituut al jaren op verschillende manieren.
Reflex NR 1 2012 17
Nieuwe plant managers in Rotterdam Energiebesparing centraal tijdens
Vlaamse Sci-Tech Challenge Hoe kan een fictief bedrijf zoveel mogelijk energie besparen? Op deze vraag moesten leerlingen het antwoord vinden tijdens de Vlaamse Sci-Tech (Science & Technology) Challenge, op 18 januari in het Havencentrum in Antwerpen.
De jongeren (afkomstig van de onderwijsinstellingen Ursulinen Mechelen, Onze-Lieve-Vrouw Instituut Pulhof Berchem en Sancta Maria Leuven) kregen drie uur de tijd om een praktijkvraagstuk op te lossen. De uitdaging: probleemoplossende en innovatieve vaardigheden toepassen binnen een technologische context. Hun oplossing presenteerden de leerlingen in groepjes aan een jury. De beste leerlingen doen in april mee aan de Europese Sci-Tech Challenge in Rotterdam. Hier strijden scholieren uit negen Europese landen tegen elkaar.
Volgende generatie De Vlaamse Sci-Tech Challenge (onderdeel van een breder Europees initiatief) werd voorbereid door ExxonMobil en Vlajo, de Vlaamse vertegenwoordiging van Junior Achievement-Young Enterprise (JA-YE). Doel van de Sci-Tech Challenge is om scholieren tussen de 15 en 18 kennis te laten maken met de mogelijkheden van een technologische opleiding. ‘Ons vermogen om wereldwijd voorop te lopen, hangt af van de volgende generatie wetenschappers en ingenieurs’, aldus Joost Van Roost, president-directeur van ExxonMobil Benelux. ‘De Sci-Tech Challenge biedt ons de kans om scholieren inzicht te geven in het belang van wiskunde, wetenschap en technologie.’ ■
veiligheids- en milieuadviseurs Tijdens de eerste dag van het congres volgden de deelnemers lezingen over onder meer nieuwe regelgeving, maatschappelijk verantwoord ondernemen en risicoanalyse. De tweede dag konden ze hun vaardigheden op peil brengen in diverse workshops. De deelnemers gingen actief aan de slag met onder meer het professioneel aanspreken op (on) veilig gedrag, het organiseren van evacuaties en het visualiseren van boodschappen en instructies.
ExxonMobil levert doorgaans niet alleen een financiële, maar ook een inhoudelijke bijdrage aan het congres in de vorm van lezingen (in het verleden onder meer over explosievrije zones). Daarnaast ondersteunt ExxonMobil de permanente tentoonstellingen en verschillende veiligheidsinitiatieven van het Provinciaal Veiligheidsinstituut. ■
De raffinaderij in Rotterdam heeft een nieuwe directeur. Harro van de Rhee heeft per 1 april het roer overgenomen van Andy Madden. Harro van de Rhee heeft gedurende vijftien jaar in verschillende functies op de raffinaderij en de aromatenfabriek gewerkt. De afgelopen zes jaar was hij werkzaam in de Verenigde Staten, onder andere op ExxonMobil’s raffinaderij in Baytown. Andy Madden is sinds 1 april Global Products Supply & Trading Manager in Fairfax in de Verenigde Staten.
Harro van de Rhee Ook de smeeroliemengfabriek in Pernis heeft een nieuwe plant manager. Gerda Shultz is sinds 1 april opgevolgd door Dominique Dedeyne. Dominique heeft gedurende de negentien jaar waarin hij werkzaam is voor ExxonMobil diverse functies bekleed, onder andere op verschillende raffinaderijen in Europa en binnen de business units Aviation en Fuels Distibution. Gerda Shultz is sinds 1 april werkzaam binnen de afdeling Marketing van de Lubricants & afdeling Training van de Marketing Lubricants & Specialties-organisatie. ■
Dominique Dedeyne
18 Reflex NR 1 2012
CHEMIE
Uitgebreid onderzoek VNCI/Deloitte naar kansen voor chemische industrie Economische, demografische en technologische trends stellen de Nederlandse chemische industrie tot 2050 in staat om welvaart en banen te genereren. Dat concludeerde de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) onlangs in haar visie voor de periode 2030-2050. Als een van de belangrijkste spelers in de Nederlandse chemische industrie leverde ExxonMobil een bijdrage aan die visie. Ook volgens ExxonMobil ziet de toekomst van de chemische industrie er rooskleurig uit – mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Rooskleurige
toekomst voor chemie in Nederland
A
nno 2012 is de chemische industrie in Nederland – samen met de sectoren in België (Antwerpen) en Duitsland (Ruhrgebied) – een van de sterkste chemische clusters ter wereld. Het cluster produceert een breed scala aan artikelen voor de Europese maakindustrie. Tegelijkertijd verandert de wereld in rap tempo. Wat is er voor nodig om de leidende positie van de Nederlandse chemische industrie vast te houden?
Middenklasse groeit Om die vraag te beantwoorden, voerde Deloitte in opdracht van de VNCI een uitgebreid onderzoek uit, waaraan ook ExxonMobil een bijdrage leverde (zie kader). De hieruit voortvloeiende visie maakt duidelijk dat de toekomst er rooskleurig uitziet voor de chemische sector in Nederland. Daartoe beschrijft het rapport eerst de algemene kaders, waarbinnen de chemische industrie de komende decennia dient te opereren. Zo is de onstuimige economische groei de overheersende trend voor de periode tot 2050. De steeds grotere middenklasse stimuleert de wereldwijde vraag naar energie-efficiënte voertuigen en woningen, slimme elektronica voor communicatie en entertainment, gezonde voeding en cosmetische producten. Allerlei producten waarvoor de chemische industrie geavanceerde mate
rialen en oplossingen levert. Onduidelijk is echter nog hoe economische, demografische, technologische en sociale factoren de chemische industrie precies b eïnvloeden. Daarom schetsen de onderzoekers vier toekomstscenario’s (zie kader). In elk van de vier scenario’s komt Nederland sterk uit de bus, zo voorzien de onderzoekers:
Reflex NR 1 2012 19
De toekomst in vier scenario’s De onderzoekers onderscheiden vier mogelijke toekomstscenario’s. • In het meest pessimistische scenario, Fragmentation, is er sprake van beperkte innovatie en centreert de chemische industrie zich rond een beperkt aantal partijen in elke economische regio. De chemische industrie in Europa produceert in dit scenario voornamelijk voor de eigen afzetmarkt. • In het scenario Green Transiton maken bedrijven in toenemende mate – onder druk van de consument – de omslag naar grondstoffen op basis van biomassa. • In het derde scenario, Abundant Energy, profiteert de chemische industrie van de sterke economische groei en de grotere eindmarkten. Technolo gische doorbraken zorgen voor overvloedig aanwezige energie (op basis van (schalie)gas en/of zonne-energie). Binnen het ontstane gelijke speelveld wordt procesefficiëntie dé onderscheidende factor. • Het vierde scenario (High Tech World) schetst een technologisch sterk ontwikkelde wereld. Voortschrijdende wetenschappelijke kennis zorgt voor ongekende mogelijkheden op het gebied van innovatie en een efficiënt gebruik van hulpbronnen.
20 Reflex NR 1 2012
CHEMIE
deze “ Om toekomstvisie te realiseren, is het nodig dat Nederland een aantrekkelijk investerings klimaat houdt.
”
ten opzichte van 2010 stijgt het productieniveau van de chemische industrie met minimaal 50, en maximaal meer dan 200 procent.
Efficiency door integratie Hoe slaagt Nederland erin om zijn huidige leidende positie vast te houden? De onder zoekers benadrukken de gunstige uitgangs positie van de sector. Zo beschrijft het rapport de toekomstige integratie van het huidige Nederlands-Belgisch-Duitse cluster tot een omvangrijk, geïntegreerd petrochemisch complex, bestaande uit (grote en kleine) duurzaam producerende bedrijven. Daarbij profiteert de regio van de krachtige fysieke infrastructuur, haar rol als logistiek knooppunt, en de nabijheid van leveranciers en eindgebruikers. Binnen het cluster zorgt hechte integratie voor meer efficiëntie: in toenemende mate wisselen bedrijven binnen het cluster ruwe materialen,
halffabrikaten en restproducten en -energie uit, met lagere productieen milieukosten tot gevolg (zie kader op pagina 21). Op deze manier ontstaan er dichte gebieden, waarin onder meer chemische fabrieken, raffinaderijen en energieleveranciers infrastructuur delen. Geavanceerde recyclingtechnieken en life cycle management zorgen voor een verdere toename van de energie-efficiëntie.
Diverse grondstoffen Naast de vergaande integratie zijn er volgens de VNCI meer factoren die het succes van de Nederlandse chemische industrie bepalen. In 2030 vormen koolwaterstoffen nog steeds de dominante grondstof. Verder maakt biomassa zo’n 15 tot 20 procent van het totaal aan grondstoffen uit, en ook schaliegas wint aan belang. Volgens de onderzoekers beschikt Nederland over de flexibiliteit, productiemogelijkheden en infrastructuur om al deze verschillende grondstoffen te verwerken. Daarnaast kan Nederland, door de knowhow op het gebied van onder meer chemie, life sciences, logistiek en informatietechnologie te combineren, volgens de VNCI uitgroeien tot wereldleider op het gebied van material en life sciences. Onderzoek van wereldklasse is daarbij een bepalende factor; tussen 2030 en 2050 is het chemische cluster nauw verweven geraakt met onder meer universiteiten en onderzoeksinstituten. Een laatste succesfactor voor Nederland is een duidelijk wettelijk kader, dat investeringen en innovatie stimuleert en zorgt voor een gelijk speelveld op Europees en mondiaal niveau. Net als de VNCI benadrukt ook Rik Cents, Government Relations Advisor van ExxonMobil Benelux, het belang van een duidelijk kader. ‘Het is zaak om er voortdurend op te blijven letten dat dit wettelijke kader ook goed en stabiel blijft. Zodat bedrijven weten waar ze aan toe zijn en kunnen blijven investeren.’ Rooskleurige toekomst Om deze toekomstvisie te realiseren, is het volgens algemeen directeur Colette Alma van de VNCI wel nodig dat Nederland een aantrekkelijk investeringsklimaat houdt. ‘Gerichte R&D, duurzame innovatie, faciliterende regelgeving: ze zijn onmisbaar voor een energie-efficiënte productie en diversificatie van grondstoffen. Als het gaat om onderzoek en innovatie, is het bovendien noodzakelijk dat er voldoende mogelijkheden zijn voor startende bedrijven en innovatieve MKB- bedrijven.’ Ook daar sluit ExxonMobil zich van harte bij aan, stelt Rik Cents. ‘Met een aantrekkelijk investeringsklimaat ziet de toekomst voor de chemische industrie er rooskleurig uit.’ ■
ExxonMobil betrokken bij totstandkoming visie In opdracht van de VNCI organiseerde Deloitte interviews, workshops en rondetafelgesprekken met meer dan honderd specialisten van diverse universiteiten, onderzoeksinstituten, overheidsinstanties en multinationals. Ook ExxonMobil leverde langs deze weg een bijdrage aan de totstandkoming van de VNCI-visie, die op 20 januari werd gepresenteerd tijdens een symposium. ExxonMobil dankte de uitnodiging aan de sterke positie binnen de Benelux als het gaat om procesverbeteringen en voortdurende technologische innovaties op het gebied van (duurzame) chemie. Bovendien hecht ExxonMobil – een van de grootste VNCI-leden – veel waarde aan industrieverenigingen en aan het gezamenlijk optrekken bij gedeelde belangen.
Reflex NR 1 2012 21
‘Integratie leidt tot aanzienlijke besparing’
Volgens de VNCI kan er veel energie-efficiëntie worden bereikt door integratie. ExxonMobil maakt daar nu al actief werk van, vertelt Thomas Deman, plantmanager van de Rotterdam Aromatics Plant (RAP) van ExxonMobil. De RAP, op het terrein van de raffinaderij in Rotterdam-Botlek, is een van de grootste producenten van aromatische koolwaterstoffen ter wereld. Het paraxyleen dat ExxonMobil in Rotterdam produceert, wordt vooral gebruikt voor lichte – en daardoor duurzame – PET-flessen. Bovendien produceert de fabriek benzeen, waarvan polystyreen wordt gemaakt. Die stof wordt onder meer toegepast in isolatiemateriaal. Vergaande integratie Maar ook aan het begin van de keten levert ExxonMobil een forse bijdrage aan duurzaamheid, schetst Deman. ‘We produceren de voor productie benodigde chemicaliën zo energie-efficiënt mogelijk. Dat bereiken we onder meer door een vergaande integratie van de raffinaderij en de aromatenfabriek. Bijproducten die ontstaan bij de verwerking van aardolie, levert de raffinaderij door aan de aromatenfabriek. Die gebruikt deze feedstock vervolgens weer als grondstof voor haar chemische producten. Daarnaast gebruiken de fabrieken elkaars restwarmte, wat leidt tot een aanzienlijke energiebesparing.’ Efficiencyslagen Deze vorm van integratie is niet uniek, vertelt Deman. ‘Wel zijn we al een hele tijd bezig om dit model te perfectioneren. In 2009 verhoogden we de productie van paraxyleen met 20 procent, terwijl de energie consumptie per ton tussen de 15 en 20 procent daalde. Dit konden we bereiken dankzij efficiënt gebruik van restwarmte én door verbeterde technologie: de moleculen die we van de raffinaderij krijgen, hebben we zo efficiënt mogelijk weten om te zetten in paraxyleen en benzeen.’ Deman denkt dat er tussen nu en 2020 nog meer efficiencyslagen mogelijk zijn, met name via kleine, slimme procesaanpassingen. ‘Ons uiteindelijke doel: een jaarlijkse toename van de energie-efficiëntie met 1,5 tot 2 procent.’
22 Reflex NR 1 2012
Educatie
Jouw energie van E Onder dit motto trekt de Energietruck van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) al voor het zevende jaar langs havo- en vwo-klassen in Nederland. Sinds de zomer van 2011 is ook gasleverancier GasTerra* bij het project betrokken als sponsor. ‘Want energietransitie is een boeiend en complex proces. Het is geen kwestie van zomaar omschakelen naar nieuwe energievormen’, aldus Hans Overdiep, manager energie transitie bij het bedrijf. Theo Jurriëns, docent aan de RUG en vast bemanningslid van de truck: ‘We moeten allemaal slimmer nadenken over energie. Het is belangrijk daar jong mee te beginnen.’ * ExxonMobil is samen met de Nederlandse Staat en Shell aandeelhouder van GasTerra.
r komt veel op ons af de komende decennia. Fossiele brandstoffen zullen de toenemende behoefte aan energie niet alleen kunnen vervullen. En duurzame alternatieven zijn nog onvoldoende voorhanden. Energietransitie is dan ook een lang traject van vele decennia, stelt Overdiep. ‘Bovendien komen hier veel banen in vrij, vooral in de technische hoek. We hebben dan ook jongeren nodig die exacte vakken kiezen.’ Jurriëns vult aan: ‘We moeten de onderbouw op havo en vwo op het spoor zetten van natuur- en scheikunde.’
Competitie-element Jurriëns, die zichzelf ‘wetenschapsnomade’ noemt, trok er onlangs voor de 800e keer op uit met de truck. ‘We bezoeken zo’n 120 scholen per jaar. Veel daarvan vragen ons ook terug, zo enthousiast zijn ze.’ Enthou siast is Jurriëns zelf ook. ‘Het is prachtig om jongeren te laten nadenken over energie. Zo laten we ze zelf een zonnecel maken. Degene die de beste maakt, wint. Dat competitie-element vindt iedereen leuk.’ Bovendien steken jongeren veel op als ze even uit hun eigen omgeving van de klas weg zijn en plaats nemen in de stoere truck met zonnepanelen en een windmolen op het dak. ‘Die verbazing dat zonnepanelen ook energie geven als het bewolkt is, dat is zo mooi’, vertelt Jurriëns. Overdiep: ‘De algemene kennis over energie is bij jongeren best laag, zo bleek uit onderzoek van GasTerra. Veel van hen denken bijvoorbeeld dat windmolens voor het gros van onze energievoorziening zorgen. En dat we in Slochteren ook gas hebben, blijkt een openbaring. Vaak denken ze dat we alleen gas krijgen vanuit Rusland.’ Verrassende keuzes Om de jongeren echt te laten nadenken over energie, ontwikkelde GasTerra een vereenvoudigde versie van het energietransitiemodel. Dat maakt de gevolgen op de lange termijn duidelijk van bijvoorbeeld het gebruik van windmolens, LED-lampen of elektrisch rijden. Het
model houdt daarbij rekening met alle factoren die een rol spelen bij energieverbruik. Met een speelse variant van dit model, die de scholieren in groepjes op iPads als een quiz tegen elkaar spelen, worden de resultaten van hun keuzes zichtbaar. En die zijn soms verrassend, weet Jurriëns. ‘Ze kiezen heel gemakkelijk voor kerncentrales bijvoorbeeld. Ook zie je dat de antwoorden soms streekgebonden zijn. Jongeren uit regio’s waar volop openbaar vervoer is, geven de auto gemakkelijk op. Terwijl scholieren uit streken waar het openbaar vervoer minder goed is geregeld, vinden dat de auto moet blijven.’ Overdiep: ‘We laten de jongeren ook met elkaar discussiëren over de resultaten. En we hopen dat ze het thuis aan tafel bespreken, dat kan helpen bij het nemen van verantwoorde beslissingen. Over isolatie van de woning bijvoorbeeld of de
Reflex NR 1 2012 23
morgen aanschaf van een zuinige auto. Dat is nodig, want de weg naar grootschalige toepassing van duurzame energie is lang. We kunnen niet achterover leunen en denken dat het wel goed komt. Maar energie is zoiets vanzelfsprekends, dat we er eigenlijk te weinig mee bezig zijn. Dat moet echt veranderen. Wij willen dat Energiekunde een vast vak wordt in het onderwijs, binnen nu en vijf jaar. En dat binnen tien jaar minstens de helft van de Nederlanders weet wat energie en energietransitie is.’
Volop ideeën De truck van de RUG en GasTerra is een goed voorbeeld van geslaagde samenwerking, ook al proberen beide organisaties studenten te werven: de RUG voor de eigen faculteit, GasTerra voor de Energy Academy Europe. Dat bijt niet, vinden beide heren.‘De gevestigde orde vindt het soms lastig om samen op te trekken’, weet Overdiep. ‘Maar daar moet je doorheen.’ Overdiep pleit dan ook voor één gezamenlijk front, een soort stichting, waarbij ook oliemaatschappijen, energieleveranciers, de politiek en ngo’s aanhaken. ‘Om samen naar buiten te treden en energietransitie in het onderwijs
te verankeren.’ Maar voor het zover is, rijdt de Energietruck nog energiek door het land. Jurriëns: ‘Het mes snijdt aan meerdere kanten. Niet alleen vinden de scholieren het leuk, ook ontdekken de meereizende studenten die docent willen worden of ze dat écht willen. En ondertussen verdienen ze ook nog een zakcentje. Tot slot is het voor de scholen zélf prettig dat ze geen dag kwijt zijn met het maken van een excursie.’ De truck krijgt elke drie jaar een ‘update’. Jurriëns: ‘Ik heb nog ideeën genoeg!’ ■ www.jouwenergievanmorgen.nl www.energietransitiemodel.nl
maken “ Jongeren verrassende keuzes. ”
Evenals GasTerra heeft ExxonMobil een initiatief om de kennis over energie onder jongeren te vergroten en ze enthousiast te maken voor exacte vakken. De Sci-Tech Challenge is een meerjarig Europees lesprogramma dat de organisatie Junior Achievement-Young Enterprise (JA-YE) en ExxonMobil samen hebben opgezet. Doel: scholieren van 15 tot 18 jaar kennis laten maken met de carrièremogelijk heden die een technische opleiding biedt. Met een quiz en klasbezoeken door medewerkers van ExxonMobil maken scholieren kennis met de mogelijkheden van een wiskundige, technologische of wetenschappelijke studie. Daarna volgen nationale en internationale wedstrijden, waarin de jongeren in groepjes én onder begeleiding van ExxonMobil-medewerkers een energievraagstuk moeten oplossen (zie ook pagina 17). Dit jaar vind de internationale Sci-Tech Challenge voor de derde maal plaats.
24 Reflex NR 1 2012
PUBLICATIES
Onze nieuwe publicaties geven informatie over onze activiteiten in Nederland en België. De uitgave voor Nederland is reeds beschikbaar, die voor België verschijnt in juni.
ExxonMobil in Nederland
De informatiebrochure geeft een globaal beeld van ExxonMobil in Nederland. De brochure bevat onder andere informatie over onze activiteiten en beknopte beschrijvingen over onze vestigingen. Ook zijn er uiteenzettingen over energievoor ziening, veiligheid & gezondheid en hoe we omgaan met de bescherming van het milieu. Daarnaast wordt aandacht geschonken aan een aantal van onze activiteiten die onze betrokkenheid bij de omgeving en de maatschappij tonen. De brochure ExxonMobil in Nederland telt 24 pagina’s en is te downloaden als PDF-bestand via www.exxonmobil.nl. Een gedrukt exemplaar is te bestellen bij
[email protected].