© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Elobase Detailhandel Optimaliseer verkoop en assortiment
Theorie- en rekenboek voor het theorie-examen
kerntaak 5 Verkoopspecialist / Eerste Verkoper
1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Theorie- en rekenboek Kerntaak 5 Optimaliseer verkoop en assortiment: Rekenen, voorraadbeheer, bestellen, verkoopcijfers en personeelsplanning (EV). Wat ga je doen? Je kunt je via dit theorie- en rekenboek voorbereiden op het theorie-examen rekenvaardigheden kerntaak 5. Om aan het rekenen te wennen, begint dit boek met diverse rekensituaties, zoals deze in de detailhandel voorkomen. Het gaat, wat de voorbereiding betreft, om de examenonderwerpen: Voorraadbeheer Bestellen Verkoopcijfers
Resultaat Dit boek geeft begeleiding via uitleg, opgaven en casussen in het opdoen van de rekenvaardigheden welke zich in de detailhandel voordoen. Naast dit theorie- en rekenboek is er ook nog een infoboek dat je begeleidt bij de overige vaardigheden van deze kerntaak en het maken van de werkstukken. Aanbevolen hulpmiddel: Rekenmachine. Aan bod komen achtereenvolgens: Pag.
Rekenen rond de kassa Kassageld Btw Omrekenen valuta Correctiehandelingen Derving berekenen Rendement van artikelpresentaties berekenen Voorraadbeheer en bestellen (rekenvaardigheid) Omzetsnelheid/omzetduur Bestellen Verkoopcijfers Berekenen resultaten Hoe wordt de verkoopprijs bepaald? Statistieken en tabellen lezen Rekenen met Indexcijfers oefenkatern examen Voorraadbeheer en bestellen oefenkatern examen Verkoopcijfers Personeelsplanning (EV)
6 6 (opgave 1-10) 9 (opgave 11 - 28 25 (opgave 29 - 42) 31 (opgave 43) 32 (opgave 44 – 49) 40 (opgave 50 – 58) 47 50 (opgave 59 – 81) 66 (opgave 82 – 94 en casus) 80 (opgave 95 – 103) 96 (opgave 104 - 132) 117 (opgave 133 - 134 en casus) 138 (opgave 135-143) 155 (opgave 144-156) 167 (oefenexamenvraag 1 – 19) 177 (oefenexamenvraag 20 – 40) 183 (3x casus)
Kwalificatie, werkprocessen en competenties Opleiding 90380 Verkoopspecialist
Opleiding 90384 Eerste Verkoper
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Werkproces
Beroepscompetentie
5.1 Doet verbetervoorstellen t.a.v. het assortiment (geen EV) 5.2 Doet verbetervoorstellen t.a.v. presentaties 5.3 Doet verbetervoorstellen t.a.v. personeel (geen VS) 5.4 Analyseert de verkoopcijfers en doet verbetervoorstellen 5.5 Neemt deel aan werkoverleg
E samenwerken en overleggen K Vakdeskundigheid toepassen M Analyseren (EV) X Ondernemend en commercieel handelen Y Bedrijfsmatig handelen Trefwoorden (aangegeven in afwijkend lettertype, ook opzoekbaar in de digitale Elobase) Voorraadbeheer blz. Administratieve voorraad Afzet Bedrijfsresultaat Bestelgrootte Bestelmoment Brutoverkoopprijs Brutowinst Btw Btw-tarieven Consumentenprijs Economische voorraad Exploitatiekosten Inkoopprijs Inkoopwaarde Maximumvoorraad Minimumvoorraad Negatief bedrijfsresultaat Normale voorraad Bestellen
Nettoverkoopprijs Nettoverlies Nettowinst Omzet Omzetduur Omzetsnelheid Opbrengst verkopen Positief bedrijfsresultaat Servicegraad Technische voorraad Toegevoegde waarde Verkoopprijs Veiligheidsfactor Veiligheidsvoorraad Voorraad Voorraadkosten Winkelprijs Winstopslag
Bestelbescheiden Besteleenheid Bestelfrequentie Bestelgrootte Bestelkosten Bestellen Bestelmoment Bestelniveau Bestelproces Verkoopcijfers
Bestelpunt Bestelsysteem BQ-systeem BS-systeem Inkopen Leveringsfrequentie Levertijd Optimale bestelgrootte SQ-systeem SS-systeem
Nettoverlies Nettowinst Omzet Omzetdoelstelling Positief bedrijfsresultaat Prognose Tijdreeks Trend Trendbreuk Invloeden Methoden Functies Nauwkeurigheid Toegevoegde waarde Verkoopprijs Winkelprijs Winstopslag
Bedrijfsresultaat Brutoverkoopprijs Brutowinst Btw /Btw-tarieven Budgettering Conjunctuurbewegingen Consumentenprijs Evaluatie Exploitatiekosten Extrapoleren Historische reeks Indexcijfer Inkoopprijs Inkoopwaarde Negatief bedrijfsresultaat Nettoverkoopprijs Opbrengst verkopen Planning
3
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Verkoopcijfers - Statistiek
Absolute frequentie Basisjaar Beeldstatistiek Blokdiagram Centrummaten Cirkeldiagram Consumentprijsindexcijfer CPI Cumulatieve frequentie Cumulatieve relatieve frequentie Diagram Driedimensionale presentatievorm Enkelvoudige tabel Extrapoleren Frequentie Frequentiedichtheid Frequentiepolygoon Frequentietabel Frequentieverdeling Gestapeld Gewogen gemiddelde Grafiek Histogram Hoeveelheidindexcijfer Horizontaal Indexcijfer Interne gegevens Klassen Klassengemiddelden Kolom
Kolommendiagram Legenda Lijndiagram Lijnen Mediaan Meervoudige tabel Modus Prijsindexcijfer Prognose Rangschikking Rapportage Regel Relatieve frequentie Spreiding Spreidingsdiagram Spreidingsmaatstaf Staafdiagram Statistiek Staven Steekproef Tabellen Variatiebreedte Veld Verticaal Vlakdiagram Waarde-indexcijfer Waarnemingen Wet van de grote getallen X-as Y-as
Personeelsplanning (EV) – Berekeningen te maken hebbend met: De theorie staat in het Theorieboek Kerntaakoverschrijdend.
Arbeidsinzet Arbeidsproductiviteit Arbeidsproductiviteit berekenen Arbeidstijdenwet Capaciteiten medewerker Directe uren Druktepatroon Evaluatie Flexwerkers Fulltimer Indirecte uren Inzet Kassabezetting Kassaplanning Kassabezettingsplan Kengetallen
Klantenaanbod Omstandigheden Omzetverwachting Oproepkracht Parttimer Personeelskosten Personeelsplanning Personeelsbezettingsplan Personeelstekort Planning Prioriteiten Problemen oplossen Productiviteit Productiviteitsnorm Roosteren Werkplanning
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Theorie- en rekenboek Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Inleiding Rekenen in de detailhandel De opleiding Verkoopspecialist wordt afgesloten met een examen rekenvaardigheid, welke aansluit op de kerntaak 5 Verkoop optimaliseren. Dit boek dient enerzijds om je vertrouwd te maken met de begrippen waarbij in de detailhandel gerekend moet worden, anderzijds om je voor te bereiden op bovengenoemd examen ‘Voorraad, bestellen en verkoopcijfers’.
Aanbevolen hulpmiddel: Rekenmachine.
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Rekenen rond de kassa Aanbevolen hulpmiddel: Rekenmachine. Voordat je nieuwe rekenkundige problemen gaat aanpakken kun je er via dit hoofdstuk ‘weer even inkomen’. Hier kom je begrippen tegen, welke corresponderen met de kerntaak 1 t/m de kerntaak 3 en waarbij gerekend moet worden. Handig, zodat je goed voorbereid bent op de kerntaak 5
(Om)rekenen bij de kassa Extra opgaven om rekenvaardigheden rond de kassa te oefenen. Afrekensysteem gebruiksklaar maken met wisselgeld Voordat je de kassa kunt gebruiken moet je beschikken over wisselgeld. Controleer altijd eerst of het juiste bedrag aan wisselgeld aanwezig is.
Noteer ook steeds je berekening Opgave 1 Cecile is filiaalchef bij Intertoys. Elke morgen doet ze € 100 wisselgeld in de kassa-lade. Aan het einde van de dag zit er € 2315,90 in de kassa. "Dat is mooi", zegt Cecile, "we hebben vandaag dus een omzet van € 2315,90 gehaald". Waarom klopt de uitspraak van Cecile niet?
Wat is de werkelijke omzet van die dag?
Betaalmiddelen aannemen In sommige winkels moet je zelf uitrekenen wat je de klant moet teruggeven. In andere winkels berekent de kassa hoeveel wisselgeld je moet geven. Toch is het ook bij dit soort kassa's handig als je in staat bent de hoeveelheid wisselgeld te berekenen. Je kunt dit op een handige manier doen: door terug te tellen. Oefen hier eens mee, het maakt van tellen iets vanzelfsprekends.
Noteer ook steeds je berekening Opgave 2 In het volgende overzicht wordt in de tweede kolom aangegeven hoeveel wisselgeld de klant terugkrijgt. Daarachter staat ingevuld hoe de verkoopmedewerker dat bedrag teruggeeft. Vul in de laatste kolom in of de verkoopmedewerker het goed heeft gedaan. Hij heeft het goed gedaan wanneer hij zo min mogelijk munten heeft teruggegeven.
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 3 Geef in het volgende schema aan hoe je de bedragen het beste kunt teruggeven. Terug te betalen a
16,23
b
2,50
c
0,75
d
1,12
e
30,00
f
28,00
g
73,48
h
166,45
i
48,00
j
33,00
k
0,90
l
0,71
m
3,75
n
5,69
o
7,50
p
14,37
q
95,00
r
87,82
s
15,64
t
3,00
0,01
0,02
0,05
0,10
0,20
0,50
1,00
2,00
5,00
10,00
20,00
50,00
Opgave 4 a. Een klant moet € 64,50 betalen. Hij betaalt met € 100.
€ 64,50 plus €.........
maakt €...........
plus €.........
maakt €...........
plus €.........
maakt €...........
7
© Noordhoff Uitgevers
en
€...........
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
maakt €...........
b. Een klant moet € 3,60 betalen. Hij betaalt met € 50. € 3,60 plus €.........
maakt €...........
plus €.........
maakt €...........
plus €.........
maakt €...........
en
€...........
maakt €..........
Aantekeningen:
Opgave 5 Tel in de onderstaande situaties het wisselgeld voor de klant terug van klein naar groot. Tel hardop, op een moment dat je iemand hebt die meeluistert. a.
Een klant moet € 12,35 betalen en betaalt met € 50.
b.
Een klant moet € 46,40 betalen en betaalt met € 50.
c.
Een klant moet € 73,90 betalen en betaalt met € 90.
d.
Een klant moet € 61,45 betalen en betaalt met € 100.
e.
Een klant moet € 25,50 betalen en betaalt met € 40.
f.
Een klant moet € 49,35 betalen en betaalt met € 60.
g.
Een klant moet € 32,45 betalen en betaalt met € 100. Aantekeningen:
Opgave 6 Tel het wisselgeld voor de klant uit van klein naar groot. De klant betaalt steeds met € 100. Tel hardop, op een moment dat je iemand hebt die meeluistert. a.
De klant moet € 87,50 betalen.
b.
De klant moet € 56,90 betalen.
8
© Noordhoff Uitgevers
c.
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De klant moet € 79,85 betalen.
Aantekeningen:
Opgave 7 In het volgende schema staat in de tweede kolom hoeveel de klant moet betalen. In de derde kolom staat waarmee de klant betaalt. In de vierde kolom staat hoeveel kleingeld de kassamedewerker van de klant erbij vraagt. Vul in de vijfde kolom in of het goed of fout is. Let goed op, want soms is het beter om geen geld bij te vragen. De klant moet betalen a b c d e f
46,10 55,21 63,16 7,38 32,04 1,50 Aantekeningen:
De klant betaalt met
50,00 100,00 63,25 20,00 50,00 10,00
De kassamedewerker vraagt bij
Goed/fout
1,10 niets 0,16 niets 0,04 Niets
Opgave 8 Vul de tabel in. In sommige gevallen hoef je geen geld bij te vragen. De klant moet betalen
De klant betaalt met
a
5,55
10,00
b
11,36
50,00
c
101,29
200,00
d
33,70
40,00
e
15,23
20,00
76,49
100,00
f
Je vraagt bij
Aantekeningen:
Opgave 9 Een klant moet € 24,95 betalen. Hij betaalt met € 100. Schrijf op hoe je het wisselgeld van de klant van klein naar groot moet terugtellen.
Opgave 10 Geef twee redenen om kleingeld bij te vragen.
1.
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
2.
Vertrouwd met de Btw Belangrijk voor het examen en het vervolg van je opleiding is, dat je snapt hoe de Btw wordt toegepast en wanneer je deze mag verrekenen met de fiscus. Je moet er in steeds terugkomende situaties mee kunnen rekenen. Hier: een samenvatting.
Btw berekenen met de verkoopprijs Bij het berekenen van de btw heb je te maken met twee soorten verkoopprijzen: 1. de nettoverkoopprijs, kortweg de verkoopprijs; 2. de brutoverkoopprijs, ook wel de consumentenprijs. De detaillist koopt artikelen bij de groothandel en betaalt daar een bepaalde prijs voor: de inkoopprijs. Daarna stelt hij de prijs vast waartegen hij de artikelen wil verkopen: de verkoopprijs of nettoverkoopprijs. Daarbij houdt hij rekening met de kosten die hij maakt en de winst die hij wil maken. Bij deze prijs is nog geen rekening gehouden met de btw, daarom heet de verkoopprijs ook wel de verkoopprijs exclusief btw. De consumentenprijs of brutoverkoopprijs is de prijs die de consument in de winkel moet betalen: de nettoverkoopprijs verhoogd met de btw. Voor deze verkoopprijs kom je ook de term verkoopprijs inclusief btw tegen. Verkoopprijs = nettoverkoopprijs + btw Inkoopprijs
...
Gewenste winst
... +
Nettoverkoopprijs
...
Btw
... +
Consumentenprijs/brutoverkoopprijs
...
De prijs die je als consument betaalt, is opgebouwd uit een aantal onderdelen.
Een fabrikant verkoopt stoelen voor € 300 aan de groothandel. Dus: Verkoopprijs Btw (21%) Brutoprijs
300 63 + 363
De groothandel betaalt dus in totaal € 363 voor de stoelen. De btw die de groothandel heeft betaald, krijgt hij terug van de belastingdienst. De groothandel verkoopt de stoelen aan de detailhandel. Inkoopprijs
300,00
Gewenste winst
60,00 +
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Verkoopprijs
360,00
Btw (21%) Brutoprijs
75,60 + 435,60
De detailhandel betaalt dus € 435,60 voor de stoelen aan de groothandel. De btw krijgt hij weer terug van de belastingdienst. Tot slot verkoopt de detailhandel de stoelen aan de consument. Inkoopprijs
360,00
Gewenste winst
80,00 +
Verkoopprijs
440,00
Btw (21%) Brutoprijs
92,40 + 532,40
De consument koopt de stoelen dus voor € 532,40 van de detailhandel. Btw berekenen vanuit de verkoopprijs De berekening staat uit twee stappen: 1. Je berekent het btw-bedrag op basis van de verkoopprijs en het btw-tarief. 2. Je telt het btw-bedrag bij de verkoopprijs op. Nu heb je de consumentenprijs. Voorbeeld:
Detaillist Caval heeft een parfumerie De verkoopprijs van het parfum Eau d'Automne is € 80. Het btw-tarief voor parfum is 21%. Detaillist Caval bepaalt de consumentenprijs. Stap 1 Verkoopprijs × btw-tarief = btw-bedrag. Dus: € 80 × 21% = btw-bedrag. Je berekent eerst wat 1% van € 80 is. Dit is hetzelfde als € 80 gedeeld door 100 = € 0,80. Het btw-tarief is 21%. 1% is € 0,80. Het btw-bedrag is 21 × € 0,80 = € 16,80 Stap 2 Consumentenprijs = verkoopprijs + btw-bedrag. De consumentenprijs is € 80 + € 16,80 = € 96,80 Op de btw-bon aan de klant komen de volgende bedragen: Verkoopprijs
€ 80,00
Btw (21%)
€ 16,80 +
Consumentenprijs
€ 96,80
11
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Btw berekenen met de consumentenprijs Je kunt de btw ook berekenen vanuit de consumentenprijs. Je begint dan aan de andere kant met rekenen. Dit doe je bijvoorbeeld als een klant een btw-bon wil en je alleen de consumentenprijs bij de hand hebt. Als je weet wat de consumentenprijs is en je weet welk btw-tarief er voor het artikel geldt, kun je het btw-bedrag en de verkoopprijs berekenen. De consumentenprijs is de verkoopprijs met daarbij opgeteld een bepaald bedrag. We kunnen zeggen dat de verkoopprijs 100% van de prijs is. Dit is de hele prijs, een soort basis. De btw, 6 of 21% van die verkoopprijs, komt daarbij. Prijsopgave
De btw is 6%
De btw is 21%
Verkoopprijs
100%
100%
btw-bedrag
6% +
21% +
Consumentenprijs
106%
121%
Afhankelijk van de hoogte van het btw-tarief, is de consumentenprijs gelijk aan 106% of 121% van de basis.
Lisa koopt levensmiddelen in Lisa koopt levensmiddelen in bij een supermarkt voor de zaak. Bij het afrekenen vraagt ze om een btw-bon. Ze heeft € 154 betaald, de consumentenprijs is dus € 154. Het btw-tarief is 6%. Stap 1 Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. Dus: € 154 = 106%. Stap 2 De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106. €154 : 106 = € 1,45. Stap 3 Het btw-tarief is 6%, dus het btw-bedrag is 6 × € 1,45. Het btw-bedrag is dus € 8,72. Stap 4 Verkoopprijs= consumentenprijs - btw-bedrag. De verkoopprijs = € 154 - € 8,72 = € 145,28 Op de btw-bon komen de volgende bedragen: Verkoopprijs
€ 145,00
Btw (6%)
€ 8,72 +
Consumentenprijs
€ 154,00
12
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Van verkoopprijs naar consumentenprijs en terug Bij het rekenen met btw geldt dat de verkoopprijs altijd 100% is. De consumentenprijs is de verkoopprijs + de btw.
De verkoopprijs is € 200. Bereken de consumenten prijs bij een hoog btw-tarief.
Uitwerking:
€ 200 is 100% –> Consumentenprijs is 100 + 21 = 121% 200 / 100 x 121 = € 238 Of : Verkoopprijs
Consumentenprijs
€
200
242
%
100
121
Wanneer de consumentenprijs en het btw-tarief zijn gegeven, kan ook de verkoopprijs worden berekend.
De consumentenprijs is € 530 Bereken de verkoopprijs bij een laag btw-tarief
Uitwerking:
Consumentenprijs is verkoopprijs + btw –> 100 + 6 = 106% 530 / 106 x 100 = € 500 Of Consumentenprijs
Verkoopprijs
€
530
500
%
106
100
Opgave 11 Je werkt als verkoopspecialist in een grote kantoorboekhandel. Er is een nieuwe lading luxe agenda’s binnengekomen. De verkoopprijs van de agenda’s is € 42,50. Het btw-tarief is 21%. Stel de consumentenprijs vast aan de hand van de volgende stappen.
Stap 1: Verkoopprijs x Btw-tarief = Btw-bedrag Stap 2: Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw-bedrag. Consumentenprijs = ... + ... = ... Stap 1: 1% van de verkoopprijs = ... Het btw-tarief is ... %. Het btw-bedrag = ... x ... = ...
Ga op de volgende pagina door met stap 2.
13
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Stap 2: Consumentenprijs =….. + ….. =
Noteer ook steeds je berekening Opgave 12 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het btw-bedrag. Volg telkens de volgende tussenstappen:
1% van de verkoopprijs = Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 350 en het btw-tarief is 6%. 1% van de verkoopprijs =
Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 525 en het btw-tarief is 21%. 1% van de verkoopprijs =
Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 7,95 en het btw-tarief is 6%. 1% van de verkoopprijs =
Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 3,95 en het btw-tarief is 0%. 1% van de verkoopprijs =
Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
De prijs exclusief btw is € 1,90 en het btw-tarief is 6%. 1% van de verkoopprijs =
Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
14
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De prijs exclusief btw is € 2.945 en het btw-tarief is 21%.. 1% van de verkoopprijs =
Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs
Opgave 13 Vul de volgende tabel in. Maak bij het berekenen van het btw-bedrag en de consumentenprijs gebruik van de volgende stappen:
De verkoopprijs is altijd 100% De consumentenprijs = verkoopprijs + btw. 1% van de verkoopprijs = Het btw-bedrag = btw-tarief x 1% van de verkoopprijs Consumentenprijs = Verkoopprijs + btw-bedrag Btw-tarief
Verkoopprijs
21%
€ 230,45
21%
€ 30,43
21%
€ 168,51
6%
€
6%
€ 23,00
6%
€
Btw-bedrag
Consumentenprijs
4,50
6,59
Noteer ook steeds je berekening Opgave 14 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het btw-bedrag. Volg telkens de volgende tussenstappen:
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ...
(kies het huidig geldende tarief)
De prijs van een bos bloemen is exclusief btw € 9,50.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het btw-bedrag komt uit op:
(kies het huidig geldende tarief)
De prijs van een radio is exclusief btw € 110.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het btw-bedrag komt uit op:
15
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De prijs van een toegangskaartje tot de dierentuin is exclusief btw € 25.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het btw-bedrag komt uit op:
De prijs van een gouden ketting is exclusief btw € 200.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het btw-bedrag komt uit op:
De prijs van een toegangskaartje tot de bioscoop is exclusief btw € 8.
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het btw-bedrag komt uit op:
Opgave 15
Noteer ook steeds je berekening Bereken de consumptieprijs. Maak bij het berekenen van het btw-bedrag en de consumptieprijs gebruik van de volgende stappen:
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het btw-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw-bedrag.
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een doosje aardbeien is exclusief btw € 1,50.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het btw-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een stoel is exclusief btw € 80.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het btw-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
16
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een toegangskaartje tot het museum is exclusief btw € 14.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het btw-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een pennenset is exclusief btw € 45.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. 1% van de verkoopprijs = € ... Het btw-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw-bedrag. De consumptieprijs komt uit op:
(kies het huidig geldende btw-tarief) De prijs van een pijnstiller is exclusief btw € 9. (kies het huidig geldende tarief)
Is er sprake van bijzonder, normaal of speciaal tarief? Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-bedrag = btw tarief × 1% van de verkoopprijs. 1% van de verkoopprijs = € ... het btw-bedrag komt uit op:
Opgave 16 Als de verkoopprijs bekend is, wordt de consumptieprijs berekend door van de volgende stappen gebruik te maken:
1% van de verkoopprijs = € ... Het btw-bedrag = btw-tarief × 1% van de verkoopprijs. Consumentenprijs = Verkoopprijs + Btw- bedrag. Schrijf de stappen in de vorm van een formule op.
Noteer ook steeds je berekening
17
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 17 Je werkt bij een groothandel in bloemen en planten "GOEDKOOP". Je artikelen staan exclusief btw geprijsd. Je verkoopt aan bloemenwinkel "Vergeet me niet" in Vlaardingen de volgende producten: 200 bakken violen a € 2,-2 bloemenvazen a € 5,-Stel voor "Vergeet me niet" de onderstaande bon op: GOEDKOOP
Groothandel in bloemen en planten
200 bakken violen
a € 2,00
20 bloemvazen
a € 5,00
Floriadestraat 6 - Venlo
Goederen zonder btw Btw 6% btw over € 21% btw over € Totaal aan btw Te betalen
Opgave 18 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het btw-bedrag dat in de winkelprijs verborgen zit. Volg telkens de volgende tussenstappen. In plaats van 6% kun je natuurlijk ook steeds 21% invullen.
Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus de 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106.
Een bak appels is geprijsd voor € 2,65 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus de 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106.
Een zilveren ketting is geprijsd voor € 44,03 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
18
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Een spuitbus deodorant is geprijsd voor € 2,38 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
De toegang tot het museum bedraagt € 6,36 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
Een bankstel staat geprijsd voor € 1071 Schrijf het btw-tarief op dat van toepassing is. De consumentenprijs is
Opgave 19
Bepaal voor elk artikel het juiste, nu geldende, Btw-tarief. Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het Btw-bedrag en de verkoopprijs.
Een bak druiven is geprijsd voor € 3,71 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het Btw-bedrag =
de verkoopprijs =
Een horloge is geprijsd voor € 128,52 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het Btw-bedrag =
de verkoopprijs =
19
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Een tube haargel is geprijsd voor € 4,76 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het Btw-bedrag =
de verkoopprijs =
Een bioscoopkaartje kost € 7,95 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het Btw-bedrag =
de verkoopprijs =
Een dvd-speler staat geprijsd voor € 130,90 het juiste, nu geldende, Btw-tarief is: het Btw-bedrag =
de verkoopprijs =
Opgave 20 Bereken het btw-bedrag en de verkoopprijs. De verkoopprijs is altijd 100% De consumentenprijs = verkoopprijs + btw Noteer ook steeds je berekening
Btw-tarief
Consumentenprijs
21%
€ 971,04
21%
€ 42,84
21%
€ 154,70
6%
€
6%
€ 23,85
0%
€
Btw-bedrag
Verkoopprijs
6,98
6,59
20
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 21 Als de consumentenprijs bekend is, wordt het btw-bedrag berekend door van de volgende stappen gebruik te maken:
Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106. Het btw-tarief is 6%, dus het btw-bedrag is 6 × (consumentenprijs: 106). In plaats van 6% kun je natuurlijk ook steeds 21 % invullen Schrijf de stappen in de vorm van een formule op
Opgave 22 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het btw-bedrag dat in de winkelprijs verborgen is, afgerond op de cent nauwkeurig Noteer ook steeds je berekening Een kilo tomaten is geprijsd voor € 0,99.
Een horloge is geprijsd voor € 99,99.
Een spuitbus haarlak is geprijsd voor € 2,50.
Een museumkaartje kost € 7,50.
Een digitale camera staat geprijsd voor € 125.
21
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 23 Een ondernemer bekijkt een bankafschrift. Hierop staat dat er is afgeschreven: Water € 200,-- (excl. 6% btw) Gas- en lichtgedeelte € 714,-- (incl. 21% btw) Noteer ook steeds je berekening Hoeveel is er in totaal voor gas, water en licht afgeschreven?
Welk bedrag aan btw is in totaal voor gas, water en licht betaald?
Opgave 24 Bereken met behulp van de volgende gegevens voor elke situatie het btw-bedrag en de verkoopprijs. Gebruik de volgende stappen: In plaats van 6% kun je natuurlijk ook steeds 21% invullen.
Het btw-tarief is 6%, dus de consumentenprijs is gelijk aan 106%. De consumentenprijs is gelijk aan 106%, dus 1% is gelijk aan de consumentenprijs gedeeld door 106. Het btw-tarief is 6%, dus het btw-bedrag is 6 x ( Consumentenprijs : 106 ). Verkoopprijs = Consumentenprijs - Btw-bedrag.
De consumentenprijs is € 50 en het btw-tarief is 6%
De consumentenprijs is € 750 en het btw-tarief is 21%
De consumentenprijs is € 9,95 en het btw-tarief is 21%
22
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Noteer ook steeds je berekening De consumentenprijs is € 0,90 en het btw-tarief is 6%
De consumentenprijs is € 1.762,50 en het btw-tarief is 21%
Opgave 25 Geef bij elk van onderstaande beweringen aan of hij waar of niet waar is.
a. De verkoopprijs is de prijs die je als klant in de winkel betaalt. b. De consumentenprijs is de nettoverkoopprijs plus de btw.
Waar/niet waar Waar/niet waar
Opgave 26 De verkoopprijs = € 309,95. Het btw-tarief is 21%. Bereken het btw-bedrag en de consumentenprijs.
Opgave 27 De consumentenprijs = € 17,45. Het btw-tarief = 6%. Bereken het btw-bedrag en de verkoopprijs. Bereken het btw-bedrag en de verkoopprijs.
23
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 28 In de onderstaande tabel ontbreken een aantal gegevens. De verkoopprijs is altijd 100%. De consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Bereken alle ontbrekende gegevens. Rond, indien nodig, de bedragen af op 2 decimalen Btw-tarief 21%
Consumentenprijs €
Btw-bedrag € 16,94
Verkoopprijs €
6%
€ 119,95
€
€
21%
€ 120,25
€
€
6%
€
€
€ 112,00
6%
€
€ 0,12
€
0%
€ 65,00
€
€
€
€ 18,00
€ 300,00
€ 3,63
€
€ 3,00
€ 117,95
€ 20,47
€
€
€ 6,90
€ 115,00
€ 140,42
€ 29,49
€
€
€
€ 108,95
€
€ 0,19
€ 3,15
€ 78,42
€
€ 64,81
€ 1,21
€
€
€
€ 1,33
€
€
€ 0,52
€ 8,65
€ 10,47
€
€ 8,65
€
€
€ 7,95
€ 100,70
€
€ 95,00
€
€ 7,21
€ 37,95
€
€
€ 48,95
€ 100,00
€
€
€
€ 29,21
€
€ 77,35
€
€ 63,93
€ 13,99
€
€ 13,99
€ 79,67
€
€ 65,84
€
€ 51,18
€ 853,00
€ 1.470,84
€
€ 1.215,57
€
€ 123,65
€
6%
21% 21%
0%
21% 6% 21%
6%
24
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Omrekenen valuta Dit onderwerp dient ook om je vertrouwd te maken met rekenvaardigheid in het algemeen. Het is niet bij elke winkel mogelijk om met buitenlands geld te betalen. Wanneer je in een winkel werkt, moet je weten welke afspraken er zijn over het aannemen van vreemde valuta. Hoe dan ook, is geld kunnen omrekenen altijd handig, zeker wanneer handel je beroep is. Omrekenen van vreemde valuta naar euro Je wilt weten wat een bedrag in een vreemde valuta waard is in euro's. Daarvoor moet je het bedrag in vreemde valuta vermenigvuldigen met de koers van de vreemde valuta:
bedrag in euro = bedrag vreemde valuta x koers vreemde valuta De broek kost in dollars
$ 25
De koers van de euro is: $ 1 =
€ 0,80
25 x 0,80 =
20
De broek kost in euro's
€ 20
Omrekenen van vreemde valuta naar euro's.
Je kunt deze regel ook gebruiken om in het buitenland te berekenen hoeveel een artikel in euro's waard is. De regel is ook handig om te berekenen hoeveel euro's je krijgt wanneer je het geld dat je van je vakantie over hebt, terugbrengt naar de bank. Omrekenen van euro naar vreemde valuta Je wilt weten hoeveel een bedrag in euro waard is in een vreemde valuta. Daarvoor moet je het bedrag in euro's delen door de koers van de vreemde valuta:
bedrag in vreemde valuta = bedrag in euro : koers vreemde valuta De vaas kost in euro's
€ 16
De koers van de dollar is
€ 0,80
16 : 0,80 =
20
De vaas kost in dollars
$ 20
Omrekenen van euro naar vreemde valuta.
Wanneer de klant met een vreemde valuta betaalt, krijgt deze meestal het wisselgeld in euro's terug. Daarvoor moet je de vreemde valuta omrekenen naar euro's.
25
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Het is niet bij elke winkel mogelijk om met buitenlands geld te betalen. Wanneer je in een winkel werkt, moet je weten welke afspraken er zijn over het aannemen van vreemde valuta. Als klanten bij jou in de winkel met buitenlands geld mogen betalen, moet je op de hoogte zijn van de koers die de winkel rekent. Zorg ervoor dat je weet op welke kenmerken je moet letten bij het aannemen van het geld.
Opgave 29 Noteer ook steeds je berekening Stel dat de koers van de Amerikaanse dollar € 0,80 is en van de Japanse yen € 0,01. Een klant betaalt met 100 Amerikaanse dollar. Hoeveel is dat in euro's?
In New York kost een fotorolletje $ 6,99. Hoeveel kost het fotorolletje in euro's?
Aantekeningen:
Opgave 30 Stel dat de koers van de Amerikaanse dollar € 0,80 is en van de Japanse yen € 0,01. Bij de Oosterscheldekering kosten T-shirts € 15. Een Amerikaans echtpaar wil met dollars betalen. Hoeveel kost het T-shirt in dollars?
In Volendam kost een gerookte paling € 5,95. Een groep Japanse toeristen betaalt de paling in yen. Hoeveel yen moeten zij voor een paling betalen?
Een Japanse familie koopt in Utrecht een koffer voor € 134,50. Hoeveel betalen zij voor de koffer als ze met yen betalen?
26
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 31 Stel dat de koers van de Amerikaanse dollar € 0,90 is en van de Japanse yen € 0,01. Japanse klanten kopen voor € 45,60 aan souvenirs. Ze betalen met 10.000 yen. Hoeveel wisselgeld in euro's moet je teruggeven?
Japanse klanten kopen voor € 31,25 aan souvenirs. Ze betalen met 5.000 yen. Hoeveel wisselgeld in euro's moet je teruggeven?
Twee Amerikaanse toeristen kopen voor € 19,56 aan souvenirs. Ze betalen met 40 dollar. Hoeveel wisselgeld in euro's krijgen ze terug?
Een Amerikaanse toerist koopt voor € 43,20 aan souvenirs. Ze betaalt met 100 dollar. Hoeveel wisselgeld in euro's krijgt ze terug?
Opgave 32 Noteer de formules nog eens: Hoe reken je buitenlands geld om naar de euro?
Hoe reken je de euro om naar buitenlands geld?
27
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 33 Noteer ook steeds je berekening Een Amerikaanse klant ziet een horloge in de vitrine liggen voor € 99. Hij vraagt aan het personeel hoeveel dollars dit horloge kost. Een dollar is 0,79 euro waard. Hoeveel dollars kost dit horloge?
Opgave 34 Jan is eigenaar van een cadeaushop. In de winkel komen veel Amerikaanse klanten. Jan denkt dat deze klanten meer zullen kopen als ze weten wat de goederen in dollars kosten. Jan is van plan om ook de prijs in dollars op zijn producten te noteren. Een dollar is 0,79 euro waard. Help Jan bij het omrekenen van de volgende producten Denk om de afrondingsregels Delfts blauw
Verkoopprijs
Kleine Klomp
€ 2,99
Grote Klomp
€ 4,99
Mannetje
€ 3,99
Vrouwtje
€ 3,99
Kleine Molen
€6
Grote Molen
€ 8,99
Antwoord, incl. berekeningen
Opgave 35 Een klant koopt voor € 40 aan artikelen. Hij betaalt met Amerikaanse dollars. Eén euro is 1,27 US$. Hoeveel Amerikaanse dollars moet de klant betalen?
Opgave 36 Een klant koopt voor € 23,90 aan artikelen. Ze betaalt met Amerikaanse dollars. Eén euro is 1,27 US$. Hoeveel Amerikaanse dollars moet de klant betalen?
28
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De klant betaalt met 40 US$. Hoeveel euro krijgt de klant terug?
Opgave 37 Een klant betaalt met 2.500 Japanse yen. De koers van de Japanse yen is: 1 euro = 112 yen. Hoeveel euro is dat?
Opgave 38 Wat bereken je met de biedkoers
laatkoers
Opgave 39 Als je dit niet weet, vraag je het of zoek je het op, dat kan ook op het internet. Wat betekent devaluatie?
Wat betekent revaluatie?
Opgave 40 Jan is eigenaar van een cadeaushop. In de winkel komen veel Amerikaanse klanten. Jan heeft daarom de producten dubbel geprijsd: in euro's en in Amerikaanse dollars. Hij heeft de prijzen van dollars omgerekend op het moment dat één dollar € 0,79 waard was. Op 1 januari is één dollar € 0,72 waard. Jan vindt het teveel werk om de prijzen aan te passen. Is de verandering van de dollarkoers voor Jan voordeling of nadelig? Voordeling / nadelig
29
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Jan verkoopt onder andere Delfts blauwe mannetjes en vrouwtjes. Deze staan als volgt geprijsd: € 3,99 - 5,05 US$. Eén van de prijzen dient aangepast te worden. Doe dit
Jan heeft het eerste kwartaal van 2006 aan Amerikanen voor US$ 4.230 verkocht. Bereken voor Jan het voordelige of nadelige verschil in euro's.
Opgave 41 Jan is de eigenaar van een cadeaushop. Een Amerikaanse vertegenwoordiger komt langs. Hij biedt Jan rietjes in de vorm van Disney figuurtjes aan. Deze rietjes kosten US$ 0,60 per stuk. Jan is van plan 300 rietjes te kopen. De Amerikaan vertelt dat 'op dit moment één dollar € 0,74 waard is.' Jan kijkt in de krant en hij ziet: € 1,00 = $ 1,40.
Hoeveel euro's kosten de rietjes volgens de Amerikaanse vertegenwoordiger?
Hoeveel is één euro volgens de krant waard?
Opgave 42 Een Japanse zakenman biedt een winkelier aan de yens te kopen. De koers van de Japanse yen is: 1 euro = 112 yen. De winkelier heeft 12.000 yens. Hoeveel euro krijgt hij voor het inwisseleen van de yens? Bereken voor Jan het voordelige of nadelige verschil in euro's.
30
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Correctiehandelingen Een kasverschil aan het eind van de dag geeft aan dat er fouten zijn gemaakt bij het afrekenen. De medewerker maakt deze fouten zonder dat hij of de klant het merkt. Hij kan bij de kassa ook fouten maken die wel tijdig worden opgemerkt. Deze fouten zijn te corrigeren. Oefen hier nog eens mee.
Opgave 43 Bij de supermarkt ‘Goed-in-koop’ kunnen klanten koopzegels sparen. Deze zegels moeten in een zegelboekje worden geplakt. Een vol zegelboekje heeft een geldwaarde van tien euro. Het zegelboekje kan de caissière scannen, zodat de kassa automatisch registreert dat een vol zegelboekje is ingeleverd ter waarde van € 10. Een klant rekent voor € 6,55 boodschappen af met een vol zegelboekje. De caissière vergeet het zegelboekje te scannen, maar slaat de boodschappen gewoon af en geeft de klant € 3,45 aan wisselgeld terug. Ontstaat er nu een kasverschil? Waarom wel of niet?
Ontstaat er een kasverschil als je het zegelboekje alsnog scant? Waarom wel of niet?
31
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Derving berekenen Dit onderwerp heb je al eerder beoefend. Het komt hier echter terug, omdat het ook bij het examen voorraadbeheer en bij het onderwerp inventariseren van de voorraad behoort. Het dient ook om je vertrouwd te maken met rekenvaardigheid voor de handel in het algemeen.
Berekenen van derving Elke detaillist probeert zowel de criminele- als de niet-criminele derving zo laag mogelijk te houden. Helemaal voorkomen kan niet. Daar moet elke bedrijf mee leven. Het is wel belangrijk om te weten hoe groot de totale derving is. Dat kun je berekenen. Aan de hand van de dervingcijfers kun je zien:
hoe de derving in het eigen bedrijf zich verhoudt tot derving in andere bedrijven in dezelfde branche; wat derving veroorzaakt.
Per branche zijn gemiddelde dervingpercentages bekend. Soms heeft een bedrijf een duidelijk hoger dervingpercentage dan het gemiddelde. Dat bedrijf zal proberen te achterhalen hoe dat komt, bijvoorbeeld door onnauwkeurig werken, of een diefstalgevoelige winkelpresentatie. Ook minder efficiënt werken kan een oorzaak van derving zijn. Hoe gedetailleerder je weet wat derving veroorzaakt, hoe beter je daarop kunt inspelen.
Branche
Derving als percentage van de omzet
Verdeling naar oorzaak derving
Niet-crimineel
Diefstal goederen
Diefstal geld
Bloemen
1,9%
80%
16%
4%
Schoenen
1,0%
53%
42%
5%
Kleding
1,5%
35%
64%
1%
Levensmiddelen
1,0%
45%
52%
3%
Brood en banket
1,5%
74%
23%
3%
De oorzaak van derving bij een kledingwinkel is vooral diefstal van goederen. Een kledingwinkel doet er dus goed aan om bij dervingbestrijding veel aandacht aan diefstalpreventie te besteden. Berekeningsmethoden Er zijn verschillende manieren om derving te berekenen. Bij bedrijven die hoofdzakelijk versproducten verkopen gebeurt dit op een andere manier dan bij non-foodwinkels. Bij versproducten is een deel van de derving niet te voorkomen. Als deze producten te lang blijven liggen, gaat de kwaliteit achteruit. Afhankelijk van de winkelformule moet je de producten in prijs verlagen of vernietigen. Het brutowinstpercentage is dan een stuk lager.
32
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De supermarkt probeert door af te prijzen derving voor een deel op te vangen.
Derving bij versproducten kun je uitdrukken in een percentage. Daarvoor gebruik je de volgende formule: Dervingpercentage = gepland brutowinstpercentage minus gerealiseerd brutowinstpercentage. Derving bij non-foodbranches kun je uitdrukken in geld. Daarvoor gebruik je de volgende berekening: Derving = administratieve voorraad minus werkelijke voorraad.
Derving uitgedrukt in een percentage Derving kun je uitdrukken in geld, maar je kunt derving ook uitdrukken in een percentage. Bij het berekenen van het dervingpercentage ga je uit van de brutowinst. De brutowinst druk je uit in procenten van de omzet (verkoop). Het verschil tussen het percentage geplande brutowinst en het percentage gerealiseerde brutowinst is het dervingpercentage. Omzet
€ 500
100%
Inkopen
€ 350
70%
Geplande brutowinst
€ 150
30%
Gerealiseerde brutowinst
€ 135
27 %
Dervingspercentage
(350/500 x 100%)
3%
Derving uitgedrukt in geld Om te weten in hoeverre er sprake is van derving, moet je het verschil berekenen tussen de administratieve voorraad en de werkelijke voorraad. De werkelijke voorraad in de winkel bepaal je door middel van inventarisatie (systematisch tellen). De administratieve voorraad bereken je met behulp van de
beginvoorraad inkoop verkoop afschrijvingen (geregistreerde derving) opprijzingen.
33
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Beginvoorraad Alle goederen die in de winkel en het magazijn aanwezig zijn op een bepaald moment, vormen de beginvoorraad. Dit moment is het begin van een bepaalde periode (bijvoorbeeld het begin van de maand of het jaar). Bij het bepalen van de waarde van de beginvoorraad ga je uit van de verkoopprijzen. Dit zijn de prijzen die de klant moet betalen. Inkoop Nieuwe goederen die ingekocht worden naast de beginvoorraad, vormen de ‘inkoop’. De waarde van deze goederen druk je uit in verkoopprijzen. De beginvoorraad en de inkoop vormen samen de totale voorraad. Verkoop De artikelen die je verkoopt, trek je van de totale voorraad af. Je hebt dan de waarde van de voorraad berekend. Afschrijvingen Derving die ontstaat door breuk kun je registreren. Kapotte artikelen, als gevallen flessen wijn, schrijf je bij op de dervingslijst. De waarde van deze artikelen wordt op deze manier geregistreerde derving. Dit noem je afschrijving. De afschrijvingen trek je van de waarde van de voorraad af. Opprijzingen Opprijzen wil zeggen dat de verkoopprijs van een bepaald product hoger wordt. Stel dat de verkoopprijs van een pak koffie met 2 cent omhoog gaat, dan wordt ook de aanwezige voorraad koffie 2 cent per pak meer waard. Bij opprijzing wordt je voorraad meer waard. De opprijzingen tel je bij de waarde van de voorraad op. Meerwaarde door opprijzingen Waarde van de voorraad
€ 14.000
Opprjzingen (geregistreerde derving)
€ 80
Administratieve voorraad
€ 14.080
+
Met deze punten bereken je de administratieve voorraad. Leg deze naast de inventarisatiecijfers van de werkelijke voorraad. Het verschil hiertussen is de nietgeregistreerde derving. Van deze derving is de ontstaansoorzaak niet bekend. Berekenen derving in geld Administratieve voorraad
€ 14.080
Werkelijke voorraad
€ 13.020
Derving (niet geregistreerd)
€ 1.060
–
Bepalen van derving na een inventarisatie Als na de inventarisatie blijkt dat de technische voorraad kleiner is dan de administratieve voorraad, lijdt het bedrijf verlies. Dit verschil wordt veroorzaakt door derving. Derving is het gemis aan opbrengst van artikelen, omdat deze verdwijnen zonder dat ze worden afgerekend. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren doordat artikelen zoekraken, kapotgaan, bederven of door diefstal.
34
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Derving is het verschil tussen de administratieve voorraad en de technische voorraad. In een formule ziet dat er als volgt uit. Derving = AV (Administratieve voorraad) – TV (Technische voorraad) Derving kan op twee manieren uitgedrukt worden:
derving uitgedrukt in stuks; derving uitgedrukt in euro's.
Derving uitgedrukt in stuks De derving uitgedrukt in stuks bereken je met de al eerder genoemde formule: AV - TV. Je neemt het aantal stuks dat in de administratie genoteerd staat en je trekt daar het werkelijk getelde aantal stuks af. Dan heb je de derving uitgedrukt in stuks.
Administratieve voorraad
15 ordners
Technische voorraad
12 ordners
Uitwerking: 15 – 12 = 3 ordners Denk eraan dat je altijd de eenheid bij het antwoord moet vermelden. Artikel
Aantal AV
Aantal TV
Verschil
Goudse kaas
35
33
2
Smeerkaas
25
25
0
Kaasmes
75
70
5
Camembert
20
20
0
Feta
12
11
1
De voorraad is in deze tabel uitgedrukt in aantal stuks. Bij drie artikelen in het assortiment van kaasboer Salut is er sprake van een verschil tussen de technische en de administratieve voorraad, namelijk bij de Goudse kaas (2 stuks), het kaasmes (5 stuks) en de feta (1 stuk).
Derving uitgedrukt in euro's De derving uitgedrukt in euro's bereken je ook met de al eerder genoemde formule: AV - TV. Denk eraan dat je altijd het €-teken bij het antwoord moet vermelden. Administratieve voorraad
€ 1.263.000
Technische voorraad
€ 1.230.000
Uitwerking: 1.263.000 – 1.230.000 = € 33.000 De geldwaarde van de technische voorraad wordt berekend door het aantal stuks te vermenigvuldigen met de prijs per stuk.
35
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Artikel
Aantal stuks TV
Prijs per stuk
Geldwaarde TV
Gloellamp
20
€ 2,70
20 x € 2,70 = € 54,00
Schakelaar
10
€ 8,60
10 x € 8,60 = € 86,00
Schemerlamp
2
€ 243,20
2 x € 243,20 = € 486,40
Wandlamp
5
€ 54,45
5 x € 54,45 = € 272,25
Artikel
Technische waarde
Administratieve waarde
Verschil
Gloeilamp
€ 54,00
€ 59,40
€ 5,40
Schakelaar
€ 86,00
€ 94,59
€ 8,59
Schemerlamp
€ 486,40
€ 486,40
€ 0,00
Wandlamp
€ 272,25
€ 272,25
€ 0,00
Als je dan de geldwaarde van de administratieve voorraad naast de geldwaarde van de technische voorraad zet, zie je dat er sprake is van derving bij de artikelen gloeilamp (€ 5,40) en schakelaar (€ 8,59). In totaal bedraagt de derving bij dit bedrijf € 13,99.
Opgave 44 Noteer ook steeds je berekening Piet is de eigenaar van een fietsenzaak. Op 31 december 2005 sluit Piet al om twaalf uur om de voorraad te tellen. Deze bedraagt € 38.000. Piet volgt het advies van de leverancier op en verhoogt op 1 januari 2006 de prijzen met 10%. Piet koopt het eerste kwartaal voor € 12.000 voorraad in. Hij verkoopt voorraad ter waarde van € 16.000. Piet schrijft voor € 600 beschadigde onderdelen af. Op 31 maart telt Piet weer zijn voorraad. Deze bedraagt € 36.400. (Alle bedragen zijn ex. Btw). Bereken voor Piet de waarde van de voorraad op 1 januari 2006
Bereken voor Piet aan het einde van het kwartaal de waarde van de voorraad die volgens de administratie aanwezig zou moeten zijn.
36
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bereken voor Piet de derving over het eerste kwartaal.
Opgave 45 Noteer ook steeds je berekening Isabelle, eigenaresse van een bloemenkiosk, koopt op maandag van week twee voor € 500 bloemen op de veiling in. Ze berekent een opslagpercentage van 80%. Zaterdagavond blijkt dat Isabelle over week twee een omzet heeft behaald van € 800. Bereken voor Isabelle de verwachte brutowinst.
Bereken voor Isabelle de verwachte omzet.
Druk voor Isabelle de verwachte brutowinst uit in procenten van de verwachte omzet.
Bereken de brutowinst die daadwerkelijk behaald is.
37
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Druk de daadwerkelijk behaalde brutowinst uit in procenten van de verwachte omzet.
Bereken het dervingpercentage.
Opgave 46 Noteer ook steeds je berekening Anur staat op de markt met exotische vruchten. Hij koopt voor de zaterdagmarkt voor € 600 diverse vruchten. Anur berekent een opslagpercentage van 50%. Zaterdagavond telt Anur de kas. Hij blijkt een omzet behaald te hebben van € 860. Druk voor Anur de verwachte brutowinst uit in procenten van de verwachte omzet.
Druk de daadwerkelijk behaalde brutowinst uit in procenten van de verwachte omzet.
Bereken het dervingpercentage.
38
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 47 Noteer ook steeds je berekening De werkelijke voorraad van een doe-het-zelfonderneming bedraagt op 1 januari € 42.000. In het eerste kwartaal werd er voor € 53.000 ingekocht. Er werd voor € 71.000 verkocht. De afschrijvingen bedragen € 1.700. De opprijzingen zijn € 400. Op 31 maart wordt er geïnventariseerd. De opgenomen voorraad bedraagt € 21.500. Bereken de derving voor deze doe-het-zelfonderneming over het eerste kwartaal.
Opgave 48 De eigenaar van een AGF-speciaalzaak (groenten- en fruitspeciaalzaak) koopt voor € 300 bij de grossier. Uitgaande van een opslagpercentage van 50% moet de partij € 300 + € 150 = € 450 opbrengen. De partij brengt echter geen € 450 maar € 400 op. Bereken het dervingpercentage.
Opgave 49 Jan is de eigenaar van een bloemenzaak. Jan heeft een omzet behaald van € 230.480. Bereken voor Jan het bedrag aan derving. Gebruik hiervoor de volgende tabel. Branche Bloemen Schoenen Kleding Levensmiddelen Brood en banket
Derving als percentage van de omzet 1,9% 1,0% 1,5% 1,0% 1,5%
Verdeling naar oorzaak derving Niet-crimineel Diefstal goederen 80% 16% 53% 42% 35% 64% 45% 52% 74% 23%
Diefstal geld 4% 5% 1% 3% 3%
Bereken voor Jan het bedrag aan derving.
39
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Rendement van artikelpresentaties berekenen met artikelpresentaties heb je al eerder geoefend. Het komt hier echter terug, omdat het ook bij het examen voorraadbeheer behoort. Het dient ook om je vertrouwd te maken met rekenvaardigheid voor de handel in het algemeen.
Schapbeheer Diverse winkelbedrijven hebben hun eigen systeem ontwikkeld om tot een goede schapindeling te komen. Grootwinkelbedrijven en andere winkelorganisaties maken gebruik van computers om schappenplannen tot in details te kunnen uitwerken. Daarin proberen ze zo goed mogelijk rekening te houden met opbrengst- en kostenoverwegingen. Dit noemen we schapbeheer. Schapbeheer is het op economisch en commercieel verantwoorde wijze benutten van de beschikbare schapruimte. Vier maten zijn daarbij van belang: 1. de breedte van de schapruimte; 2. de verticale schapoppervlakte (breedte maal hoogte); 3. de horizontale schapoppervlakte (breedte maal diepte); 4. het schapvolume (breedte maal hoogte maal diepte). De laatste twee maten, de horizontale schapoppervlakte en het schapvolume, zijn operationele aspecten. Deze maten geven een indicatie van de voorraad en de benodigde vulwerkzaamheden van de verschillende artikelen. Dit zijn de kosten die artikelen met zich mee brengen. De eerste twee maten zijn vooral van commercieel belang. De breedte van de schappen en de verticale schapoppervlakte, oftewel de schaphoogte, beïnvloeden de zichtbaarheid van artikelen. Ook zichtbaarheid van artikelen is heel belangrijk voor de opbrengst. Artikelen die slecht zichtbaar zijn, worden door minder klanten gezien en dus ook minder gekocht. De opbrengst van die artikelen zal bijgevolg laag zijn.
Schapruimte-elasticiteit Schapruimte-elasticiteit is een kengetal dat aangeeft in welke mate de omzet verandert als gevolg van een verandering van de hoeveelheid schapruimte. Wanneer de schapruimte wordt verdubbeld wil dat niet altijd zeggen dat de omzet ook verdubbeld. Met de schapruimte-elasticiteit wordt berekend hoeveel de omzet verandert ten opzichte van de verandering van de schapruimte. Bij een positieve schapruimte-elasticiteit betekent vergroting van de schapruimte een vergroting van de omzet.
De schapruimte verandert van 1,50 meter naar 1,80 meter. Na een maand blijkt dat de omzet is gestegen van € 180 naar € 270. Bereken de schapruimte elasticiteit. Uitwerking: Stap 1: Bereken de verandering van de schapruimte in procenten.
Of:
40
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
oorspronkelijk
nieuw
Verandering
Meter
1,50
1,80
0,30
%
100
120
20
Stap 2: Bereken de verandering van de omzet in procenten
Of: oorspronkelijk
nieuw
Verandering
Omzet €
180
270
90
%
100
150
50
Stap 3:
50 / 20 = 2,5 = schapruimte-elasticiteit
Wat betekent het getal 2,5? Dat betekent dat de stijging van de omzet 2,5 keer zo groot is als de stijging van de beschikbare ruimte. Wanneer de schapruimte-elasticiteit lager is dan 1 dan neemt de schapruimte in verhouding meer toe dan de omzet. Is de schapruimte-elasticiteit precies 1 dan is de omzet in percentage net zoveel veranderd als de beschikbare schapruimte.
Berekening schapruimte-elasticiteit De berekening van de schapruimte-elasticiteit gaat als volgt:
De verandering van omzet in procenten bereken je als volgt. Je berekent de toename van de omzet. Dat bedrag deel je door de eerste omzet en vermenigvuldig je met 100%. Vervolgens bereken je de verandering van de bezette schapruimte in procenten. Daartoe reken je eerst de toename uit. Je deelt dat door de oorspronkelijke ruimte en vermenigvuldigt weer met 100%. Je kunt nu de schapruimte-elasticiteit uitrekenen met de formule.
Bert Jansen is eigenaar van een slijterij. Onlangs heeft hij een nieuwe soort likeur ingekocht. Deze likeur zet hij op een schapruimte van 40 cm breed. Na zes maanden heeft het artikel een omzet van € 1.500. Dit is een teleurstellende omzet voor Bert Jansen. Hij had verwacht dat de opbrengst na zes maanden minstens € 2.500 zou zijn. Daarom besluit hij de schapruimte te verdubbelen tot tot 80 cm. Weer zes maanden later blijkt de omzet van de likeur gestegen te zijn naar € 2.625. De toename van de omzet in procenten is € 2.625 - € 1.500 = € 1.125. De eerste omzet is € 1.500.
41
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De verandering van de omzet in procenten is dan:
De toename van de schapruimte is 80 cm - 40 cm = 40 cm. De eerste schapruimte was 40 cm. De verandering van de bezette ruimte in procenten is dus:
De schapruimte-elasticiteit wordt dan:
Een schapruimte-elasticiteit van 0,75 betekent dus een vergroting van de schapruimte met 100% een omzetverhoging geeft van 75%. Was de schapruimte met 10% verhoogd, dan zou de omzet met 7,5% zijn toegenomen. Dat is niet veel.
In sommige gevallen kun je de opbrengst vergroten door de schapbreedte te vergroten. Maar in andere gevallen maakt het niets uit of wordt de opbrengst juist lager. Dit is afhankelijk van de schapruimte-elasticiteit van het product. Voor producten met een lage schapruimte-elasticiteit heeft het geen zin de schapruimte te vergroten, omdat dit geen of zelfs een negatieve invloed heeft op de opbrengst. De kosten van de schapruimte zijn dan hoger dan een eventuele omzetverhoging. In het algemeen kun je van het volgende uitgaan:
Huismerkproducten zijn meer ruimte-elastisch dan bekende merkartikelen met grote marktaandelen. Impulsartikelen zijn meer ruimte-elastisch dan gewone producten. Artikelen in kleine verpakkingen zijn meer ruimte-elastisch dan artikelen in grote verpakkingen.
Huismerken, impulsartikelen en kleine pakjes moeten dus relatief veel schapruimte krijgen vergeleken met merkartikelen, gewone artikelen en artikelen in grote verpakkingen.
Schaprendement Een hogere omzet lijkt mooi. Maar een hogere omzet wil niet altijd leiden naar een hogere winst. Vaak wordt, uit concurrentieoogpunt, een prijs verlaagd. Hierdoor zal meer worden verkocht maar aan elk product wordt minder verdiend. Naast de schapruimte-elasticiteit is dus ook het schaprendement van belang. Het schaprendement is de brutowinst per meter schapruimte. Als je dit hebt uitgerekend, kun je de artikelen met het hoogste schaprendement de beste en meeste schapruimte te geven. Zo haal je uit elke schapopstelling de maximale winstbijdrage.
42
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Uitrekenen Het schaprendement bereken je met behulp van de OBM-formule. O staat voor omzet, B voor brutowinst in procenten van de omzet en M voor aantal meters schapruimte.
Schaprendement =
De omzet pindakaas bij AH is € 3.500 per jaar. De brutowinst is slechts 5% van de omzet. De beschikbare schapruimte is 0,40 meter. Bereken het schaprendement. Uitwerking: 3.500 x 0,05/0,4 = € 437,50 per meter DPP-model Tegenwoordig is er een automatiseringsmodel waarmee je het schaprendement kunt berekenen: het DPP. Dit model berekent het Direct Product Profijt, de opbrengst per artikel. Dit is dus de bijdrage die het artikel levert aan het totale bedrijfsresultaat. Om het DPP te berekenen, moet je de brutowinst per artikel verminderen met de kosten voor datzelfde artikel. Deze kosten worden aangeduid met de term DPC: Direct Product Costs. DPC bestaat uit kosten die worden gemaakt tijdens de gehele distributieweg en uit de variabele kosten. Al deze kosten worden aan de afzonderlijke artikelen toegerekend. Consumentenprijs (gecorrigeerd voor kortingen)
€ ...
BTW
€ ... –
Verkoopprijs
€ ...
Inkoopprijs (gecorrigeerd voor kortingen, bonussen, enz.)
€ ... –
Brutowinst
€ ...
Direct Product Costs
€ ... –
Direct Product Profijt
€ ...
Het voordeel van zo’n automatiseringsmodel is dat er veel meer informatie beschikbaar is. De kosten van elke artikelgroep worden duidelijk. Het is mogelijk verschillende producten met elkaar te vergelijken. De gegevens die uit het DPP-model naar voren komen, kun je gebruiken voor: een betere schapindeling; assortimentbeslissingen; wijziging van de logistiek (bijvoorbeeld andere bestelgrootte of bestelfrequentie); productontwikkeling; leveranciersmanagement. Het DPP-model kun je het beste toepassen in de foodbranche omdat in deze branche het assortiment, in tegenstelling tot in de non-foodbranche, niet wisselt per seizoen.
43
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 50 Vul de volgende zin in.
Schapruimte
……………………
…………………
is een kengetal dat aangeeft in welke mate de
verandert als gevolg van een verandering van de hoeveelheid
………………………………..
Opgave 51 Wat houdt een schapruimte-elasticiteit van 0,75 precies in?
Opgave 52 Bert Jansen is eigenaar van een slijterij. Niet lang geleden heeft hij een nieuw soort likeur ingekocht. Deze likeur zet hij op een schap van 40 cm breed. Na zes maanden heeft het artikel een omzet van € 1.500. Bert had verwacht dat de opbrengst na zes maanden minstens € 2.500 zou zijn. Daarom besluit hij de schapruimte te verdubbelen tot 80 cm. Weer zes maanden later blijkt de omzet van de likeur gestegen te zijn naar € 2.625. Bereken de schapruimte-elasticiteit.
Stel je voor dat Bert Jansen zijn schapruimte met 10 cm verbreed in plaats van verdubbeld had. En de omzetverhoging was hetzelfde. Wat was dan de schapruimte-elasticiteit van de likeur geweest?
44
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 53 Een artikel heeft een schapruimte van 1,45 meter. De omzet is € 1.200. Nadat de ondernemer de schapruimte heeft vergroot tot 2,775 meter, is de omzet € 1.632 geworden. Bereken de schapruimte-elasticiteit.
Wat houdt deze schapruimte-elasticiteit in?
Opgave 54 Een artikel heeft een schapruimte van 1,75 meter. De omzet is € 1.500. Nadat de ondernemer de schapruimte heeft verkleind tot 1,50 meter, is de omzet € 1.400 geworden. Bereken de schapruimte-elasticiteit.
Wat houdt deze schapruimte-elasticiteit in?
Opgave 55 Welke formule kun je gebruiken om het schaprendement te berekenen?
45
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 56 De jaaromzet van de likeuren is € 11.000. De brutowinst is 20% van de omzet. De likeuren nemen 4 meter schapruimte in. Bereken het schaprendement van Bert Jansens likeuren.
Opgave 57 De omzet van de gehele slijterij dat jaar is € 281.250. De brutowinst is € 33.750. De totale schapruimte is 45 meter. Bereken het schaprendement.
Vergelijk het totale schaprendement met het schaprendement van de likeuren.
Opgave 58 Leg uit in welke mate de berekening van het DPP en de DPC kan bijdragen aan een beter schapbeheer.
46
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voorraadbeheer en bestellen (rekenvaardigheid) Met dit onderwerp ben je al eerder bezig geweest. Het komt hier echter terug, omdat nu je rekenvaardigheid met het onderwerp wordt geëxamineerd. Eerst even je kennis opfrissen, dan gaan rekenen!
Verkoop en assortiment optimaliseren Als winkelier wil je graag voldoende voorraad hebben om je klanten altijd van de juiste producten te voorzien. Toch zijn er aan het houden van een heel grote voorraad allerlei risico’s verbonden. Door te rekenen, bepaal je welke hoeveelheden verstandig zijn.
Voorraadgrootte Servicegraad Al eerder leerde je dat voorraad geldt kost. Te weinig voorraad kost echter ook geld. Door een te kleine voorraad is de kans groot dat er, doordat een artikel niet meer aanwezig is, een ‘nee’-verkoop zal ontstaan. Een bedrijf wil het liefst zoveel mogelijk klanten van dienst zijn. Dat betekent dat het bedrijf zal streven naar een zo hoog mogelijke servicegraad. Dit is de mate waarin de juiste artikelen, in de juiste hoeveelheden, op het juiste moment en op de juiste plaats aanwezig zijn. De servicegraad bereken je op de volgende manier.
Aantal artikelen op het moment van levering = 45 De normale voorraad = 50
Bereken de servicegraad Uitwerking: 45 / 50 x 100% = 90%
Stel dat de uitkomst 100% zou zijn, dan zou dat betekenen dat er altijd voldoende voorraad aanwezig is! Minimum- en maximumvoorraad Een winkel stelt meestal een minimum- en maximumvoorraad vast. De minimumvoorraad is de voorraadgrootte waarbij de voorraad aangevuld moet worden. De maximumvoorraad is de grootste voorraad van een artikel die je als winkel wenst aan te houden. Bij het bepalen van de maximumvoorraad houd je rekening met de kosten van het aanhouden van deze voorraad. Deze worden bepaald door:
de benodigde ruimte; de rente; het risico.
47
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De hoogte van de minimumvoorraad bereken je op de volgende manier:
Wanneer bestellen? Je gaat dus bestellen als de voorraad onder een bepaald minimum valt. De maximumvoorraad bepaalt hoeveel je moet bestellen. Als je bijvoorbeeld 6 artikelen per dag verkoopt (afzet) en de levertijd is 4 dagen, dan is de minimumvoorraad 24 artikelen. Het is niet verstandig deze minimumvoorraad aan te houden als moment van bijbestellen. Stel dat de vrachtwagen een keer te laat is, dan leidt dit onmiddellijk tot neeverkoop voor de klant. Om dit te vermijden, gebruik je naast de minimumvoorraad de normale voorraad. Dit is de voorraad die je nodig hebt om in normale situaties altijd artikelen op voorraad te hebben. Als je je ook nog wilt voorbereiden op onverwachte pieken in de vraag, kun je gebruikmaken van een veiligheidsvoorraad. Dit is een extra voorraad. Op het moment waarop de minimumvoorraad is bereikt, plaatst het winkelautomatiseringssysteem het artikel op een besteladvieslijst. Op deze lijst staat het artikel vermeld met daarachter de hoeveelheid te bestellen artikelen. De detaillist kan dan aan de hand van deze advieslijst de betreffende artikelen bijbestellen.
Technische en administratieve voorraad Inventariseren is het tellen en registreren van artikelen in het winkelbedrijf om na te gaan of de technische voorraad overeenstemt met de administratieve voorraad. De technische voorraad is de werkelijk aanwezige voorraad. Een ander woord voor technische voorraad is ook wel werkelijke voorraad. De administratieve voorraad is de voorraad die volgens de gegevens van de administratie aanwezig zou moeten zijn. Door bijvoorbeeld breuk of diefstal kan de technische voorraad verschillen van de administratieve voorraad. Bij het inventariseren stel je vast hoe groot de technische voorraad is. Aan de hand hiervan wordt de administratieve voorraad weer bijgewerkt.
Economische waarde van de voorraad Je hebt als detaillist de wettelijke verplichting om een balans op te maken. Op deze balans wordt de economische voorraad opgenomen. Bij de economische voorraad moet je je bedenken dat een bedrijf risico loopt over deze voorraad. Over de verkochte maar nog niet opgehaalde artikelen loopt een bedrijf geen risico meer. Deze goederen horen nog wel bij de technische voorraad maar niet bij de economische voorraad. De goederen die besteld maar nog niet geleverd zijn, horen nog niet bij de technische voorraad. De goederen zijn immers nog niet ín het bedrijf aanwezig! Toch loopt het bedrijf risico over deze goederen en horen ze dus wel bij de economische voorraad. De economische voorraad is de technische voorraad min de verkochte, maar nog niet opgehaalde goederen plus de ingekochte, maar nog niet geleverde artikelen.
De technische voorraad = 50 stuks Er zijn 5 stuks verkocht maar nog niet opgehaald Er zijn 7 stuks besteld maar nog niet geleverd
Bereken de economische voorraad Uitwerking: 50 - 5 + 7 = 52 stuks
48
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Stel dat de economische voorraad is gegeven, dan kan ook de technische voorraad worden berekend.
De economische voorraad = 30 stuks Er zijn 8 stuks verkocht maar nog niet opgehaald Er zijn 3 stuks besteld maar nog niet geleverd
Uitwerking: 30 + 8 - 3 = 35 stuks
De economische voorraad kan met een formule worden berekend: EV = TV + B - V EV = economische waarde van de voorraad TV = technische voorraad V = verkochte, maar nog niet geleverde artikelen B = bestelde, maar nog niet ontvangen artikelen
Let op: de volgende formule wordt ook wel eens gebruikt: EV = T - V + B (waarbij T de technische voorraad is). Bestelgrootte bepalen De bestelgrootte is de hoeveelheid te bestellen artikelen. De bestelgrootte is afhankelijk van de volgende factoren: de levertijd; het koopgedrag van de consument; de vastgestelde maximumvoorraad; de veiligheidsfactor.
Je moet met heel wat factoren rekening houden bij het bepalen van de bestelgrootte.
Levertijd De levertijd van een artikel is een belangrijke factor. Als je bijvoorbeeld weet dat dozen shampoo een levertijd hebben van één week, dan houd je daar rekening mee bij de grootte van je bestelling. Koopgedrag Wanneer de vraag naar een bepaald product om een of andere reden toeneemt (bijvoorbeeld door een positieve beoordeling in de consumentengids), dan pas je de bestelgrootte van dat product daarop aan. Er moeten dan meer artikelen van dit product worden besteld. Als je dit niet doet, moet je de consumenten erg lang laten wachten. De kans dat deze consumenten dan naar een andere winkel gaan waar het gewenste artikel wel in voorraad is, is dan erg groot. Zo verlies je klanten en omzet!
49
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Maximumvoorraad De maximumvoorraad die je hebt vastgesteld aan de hand van de afzet en de levertijd, bepaalt je bestelgrootte per artikel. Je zult je bestelgrootte immers laten afhangen van de hoeveelheid artikelen die nodig is om de voorraad aan te vullen tot de maximumhoeveelheid. Veiligheidsfactor De omzet van de meeste artikelen is niet constant, maar kan per week verschillen. De ene week worden van een artikel meer stuks verkocht dan de andere week. Het is dan moeilijk vast te stellen welke voorraad je moet hebben om nooit ‘nee’ te hoeven verkopen. Het aantal artikelen dat je bestelt om aan de schommelingen in de vraag te kunnen voldoen, wordt de veiligheidsfactor genoemd.
Omzetsnelheid berekenen De omzetsnelheid van een product is van belang voor de winst die het product oplevert per jaar. Hoe hoger de omzetsnelheid, hoe meer stuks er verkocht worden. Dus: hoe meer een winkelier in een jaar aan een product verdient. Omgekeerd geldt dat producten met een lagere omzetsnelheid, juist een hogere marge moeten opleveren. Hoe je rekent met omzetsnelheid en voorraadgegevens zie je hier..
Het bestelmoment is het moment waarop de bestelling moet worden geplaatst.
Gemiddelde voorraad Om de omzetsnelheid te kunnen uitrekenen, moet je eerst weten wat de gemiddelde voorraad is. Voor het berekenen van de gemiddelde voorraad zijn twee manieren: De voorraadgegevens van het begin en van het eind van de periode zijn bekend. Er zijn meerdere gegevens van een periode bekend. Wanneer de voorraadgegevens bekend zijn van het begin van een periode en van het eind van de periode, tel je deze twee gegevens bij elkaar op en je deelt dat door 2.
De voorraad op 1-1-2008 bedroeg € 225.000 De voorraad op 31-12-2008 bedroeg € 275.000 Bereken de gemiddelde voorraad
Uitwerking:
50
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Het wordt lastiger als er meerdere gegevens van een periode bekend zijn. De volgende voorraadgegevens zijn bekend.
1-1-2008
€ 275.000
1-4-2008
€ 225.000
1-7-2008
€ 200.000
1-10-2008
€ 215.000
31-12-2008
€ 250.000
Bereken de gemiddelde voorraad. Uitwerking: Je hebt hier te maken met vier deelperiodes met elk een eigen gemiddelde voorraad. Die gemiddelden samen vormen weer een nieuw gemiddelde voor de hele periode.
Een vereenvoudigde rekenwijze is:
Je ziet dat de eerste en de laatste waarde slechts voor de helft meetellen.
Tel de gegevens op. Daarna deel je de uitkomst door het aantal gegevens boven de deelstreep.
Met de gemiddelde voorraad kun je de omzetsnelheid berekenen. Omzetsnelheid De omzetsnelheid is het aantal keren dat de gemiddelde omzet in een jaar wordt verkocht. De omzetsnelheid kan berekend worden op basis van inkoopwaarde of verkoopwaarde maar kan ook worden berekend op basis van het aantal stuks.
Omzetsnelheid op basis van inkoopwaarde
51
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De inkoopsprijs van de omzet in tuinmeubelen bij ‘Intratuin’ bedroeg dit jaar € 395.000 De gemiddelde voorraad bedroeg € 75.000.
Bereken op 1 decimaal de omzetsnelheid.
Omzetsnelheid op basis van verkoopwaarde
Omzetsnelheid op basis van stuks
In deze formules staat de omzet voor de totale omzet van een jaar van een bepaald product. Wanneer bijvoorbeeld de gemiddelde omzetsnelheid per jaar 52 is (52 weken), dan wil dat zeggen dat de gemiddelde voorraad van een bepaald artikel 52 keer per jaar of één keer per week verkocht wordt. Stel dat de levertijd van dat artikel drie weken bedraagt; dan moet de minimumvoorraad minstens drie keer de gemiddelde (week)voorraad bedragen. Daarnaast kan het verstandig zijn om rekening te houden met onverwachte pieken in de verkoop.
Berekenen van de omzetsnelheid op basis van de inkoopwaarde of de verkoopwaarde Het berekenen van de omzetsnelheid met de inkoopwaarde of de verkoopwaarde is van belang voor het opmaken van de balans.
Berekenen van de omzetsnelheid met behulp van de inkoopwaarde Supermarkt ‘De Overkant’ koopt per vierwekelijkse periode voor € 1.500 aan wasmiddel in. Per jaar bedraagt de inkoopwaarde van de totale omzet wasmiddel € 22.500. De omzetsnelheld wordt als volgt berekend:
De omzetsnelheid van wasmiddel bedraagt 15. Dat betekent dat de gemiddelde voorraad wasmiddel 15 keer per jaar wordt omgezet.
52
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Berekenen van de omzetsnelheid met behulp van de verkoopwaarde Per jaar verkoopt supermarkt ‘De Overkant’ voor € 150.000 aan koffie. De verkoopwaarde van de gemiddelde voorraad koffie per week bedraagt € 2.880. De omzetsnelheid wordt als volgt berekend:
De omzetsnelheid van koffie bedraagt 52. Dat betekent dat de gemiddelde voorraad koffie elke week verkocht wordt en dus ook elke week ingekocht moet worden.
Berekenen van de omzetsnelheid met behulp van de verkoop en voorraad over een bepaalde periode De omzetsnelheid is ook van belang voor het bestellen. Je berekent de omzetsnelheid met behulp van de verkoop en voorraad over een bepaalde periode, als je wilt weten hoeveel je van een artikel per keer moet bestellen. Je moet dan eerst de gemiddelde voorraad berekenen. De gemiddelde voorraad bereken je door de voorraad aan het begin van het jaar op te tellen bij de voorraad aan het einde van het jaar en de uitkomst door twee te delen.
Berekenen van de omzetsnelheid ten behoeve van de bestelhoeveelheid per keer De supermarkt ‘De Overkant’ verkoopt per tweewekelijkse periode 200 blikken bruine bonen. De voorraad blikken op 1 januari 2001 bedraagt 60 en op 31 december 2001 40. Je berekent eerst de gemiddelde voorraad voor de bruine bonen:
De omzetsnelheid bedraagt dus:
De omzetsnelheid van bruine bonen is 4. Dat betekent dat de gemiddelde voorraad bruine bonen vier keer per periode wordt omgezet.
Berekenen van de inkoopwaarde van de omzet (IWO) De inkoopwaarde van de omzet kun je op twee manieren te weten komen: Je vermenigvuldigt de omzetsnelheid met de gemiddelde voorraad Je rekent de beginvoorraad + inkopen – de eindvoorraad.
53
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Omzetduur Als je de omzetsnelheid van een artikel hebt berekend, kun je met behulp hiervan ook de omzetduur van een artikel berekenen. De omzetduur is de tijd die tussen het moment van inkoop en verkoop inzit. Om de omzetduur te berekenen, moet je weten wat de omzetsnelheid is en de periode waarvan je de omzetduur wilt berekenen.
De omzetduur hoeft niet altijd in dagen te worden uitgedrukt. Het kan ook in weken of maanden.
Een versgebakken brood gaat op dezelfde dag de winkel uit: er is sprake van een korte omzetduur. Een mountainbike staat misschien wel drie maanden in de winkel voordat ze wordt verkocht: de omzetduur is lang.
Berekening omzet bij ‘De Overkant’ De omzetsnelheid van de flessen cola van supermarkt ‘De Overkant’ bedraagt 60. De omzetduur van de cola is dus:
Omzetsnelheid/omzetduur (rekenvaardigheid) Opgave 59 Noteer ook steeds je berekening Bij de fietsenzaak ‘Tandem’ bedroeg op 1 januari de voorraad fietsen € 375.250. Op 30 juni bedroeg de voorraad maar liefst € 425.380. Bereken de gemiddelde voorraad fietsen.
54
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 60 De voorraad bij ‘Ukkepuk’ kinderkleding was op 1-1-2008 € 175.000. Op 1-7-2008 was de voorraad gestegen tot € 185.000. In het najaar werd heel goed verkocht waardoor de voorraad aan het eind van het jaar was gezakt tot € 123.000. Bereken de gemiddelde voorraad.
Opgave 61 De inkoopsprijs van de omzet in tuinmeubelen bij ‘Intratuin’ bedroeg dit jaar € 395.000 De gemiddelde voorraad bedroeg € 75.000. Bereken op 1 decimaal de omzetsnelheid.
Bereken op 1 decimaal de omzetsnelheid.
Bereken de omzetsnelheid bij ‘Intratuin’ als de gemiddelde voorraad € 45.000 zou bedragen.
Opgave 62 De voorraad bij ‘Steps’ in Arnhem was op 1-1-2008 € 184.000. Op 1-7-2008 was de voorraad gedaald tot € 125.000. Aan het einde van het jaar bedroeg de voorraad nog maar € 80.000. De inkoopwaarde van de omzet bedroeg in 2008 € 875.000. Bereken de gemiddelde voorraad.
Bereken de omzetsnelheid op 1 decimaal nauwkeurig.
55
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 63 Gegeven is dat de inkoopwaarde van de omzet € 285.000 bedroeg. De omzetsnelheid was 2,5. Bereken de gemiddelde voorraad.
Opgave 64 Gegeven is dat de inkoopwaarde van de omzet € 295.000 bedroeg. De gemiddelde voorraad was € 37.500. Bereken de omzetsnelheid op 1 decimaal nauwkeurig.
Opgave 65 Een supermarkt koopt per keer voor € 3.500 aan rode wijn in. Dit is ook de gemiddelde voorraad. In 2009 bedraagt de inkoopwaarde van de totale omzet rode wijn € 28.000. Hoe bereken je in dit geval de omzetsnelheid? Maak de berekening.
Wat betekent dat precies?
Opgave 66 Bij ‘Ibbonk’ geluidsapparatuur zijn vorig jaar 350 sets oordopjes verkocht. Gemiddeld had ‘Ibbonk’ er 15 op voorraad. Bereken de omzetsnelheid op 1 decimaal nauwkeurig
56
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 67 De volgende voorraadgegevens zijn bekend over artikel Softy:
voorraad 1 januari 2009: 5.500 stuks voorraad 31 december 2009: 6.500 stuks afzet in het jaar 2009: 60.000 stuks. Bereken de gemiddelde voorraad.
Bereken de omzetsnelheid.
Bereken de omzetduur.
Opgave 68 De heer Groenloo verkoopt schepijs. De gemiddelde voorraad bolletjes schepijs bedraagt 25.625. Schrijf de formule op waarmee de omzetsnelheid berekend wordt als de hoeveelheden bekend zijn.
De afzet bedraagt 307.500. Bereken voor de heer Groenloo de omzetsnelheid.
57
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 69 De heer Groenloo is eigenaar van een ijssalon. De waarde van de voorraad van de salon bedraagt volgens de (begin)balans per 1 januari 2005 € 11.300. De waarde van de voorraad bedraagt volgens de (eind)balans per 31 december € 9.200. Het ijs dat verkocht is had een inkoopwaarde van € 123.000. Bereken de gemiddelde voorraad.
Bereken voor de heer Groenloo de omzetsnelheid.
Opgave 70 Aisha verkoopt op de markt ingevroren vis. Ze heeft over 2006 een omzetsnelheid behaald van 12. De inkoopwaarde van de omzet bedroeg het eerste kwartaal € 369.000. Bereken voor Aisha de omzetduur in weken.
Bereken voor Aisha de omzetduur in maanden.
Bereken voor Aisha de omzetduur in dagen.
Bereken voor Aisha de gemiddelde voorraad tegen verkoopprijzen.
58
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 71 Aisha verkoopt op de markt ingevroren vis. Ze heeft over 2008 een omzetsnelheid behaald van 15. De gemiddelde voorraad bedroeg € 29.500. Bereken voor Aisha de omzetduur in dagen.
Bereken voor Aisha de totale inkoopwaarde van de verkochte goederen.
Opgave 72 Van Jan, eigenaar van een bloemenzaak, zijn de volgende gegevens bekend: Omzetsnelheid 24. Voorraad op 1 januari 2006 € 1.950. Jan hanteerde dat kwartaal een brutowinstopslag van 80%. De omzet bedroeg het eerste kwartaal € 92.880.
Bereken voor Jan de omzetduur in dagen.
Bereken voor Jan de voorraad aan het eind van het eerste kwartaal.
heb je ook ook steeds je berekening genoteerd?
59
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voorraadadministratie
Opgave 73 Na inventarisatie bij ‘Abbink’ blijkt dat de technische voorraad oordopjes 20 sets is. Dat betekent een derving van 2 sets. Bereken de administratieve voorraad op het moment van inventarisatie.
Opgave 74 Bekijk de volgende gegevens van een winkel en bereken het verschil tussen de technische en de administratieve voorraad in aantallen artikelen. Zet het verschil in de tabel. Artikelcode
Aantal AV
Aantal TV
156383
125
125
258901
75
70
287034
1.090
1.075
468032
989
989
683458
375
370
Verschil
Opgave 75 Jan is de eigenaar van een bloemenzaak. Hij heeft aan een medewerker op 31 maart 2009 gevraagd het aantal plastic bloempotten te tellen. De medewerker heeft het volgende op een kladblaadje genoteerd: 16 potten met een doorsnee van 15 cm, 32 potjes met een doorsnee van 10 cm, 8 potten met een doorsnee van 30 cm, 4 potten met een doorsnee van 50 cm, 14 potten met een doorsnee van 20 cm en 8 potten met een doorsnee van 25 cm. Vul voor Jan onderstaande tabel in.
60
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Aantal potten
Doorsnee
Inkoopwaarde
…
10 Ø
€ 0,35
15 Ø
€ 0,45
20 Ø
€ 0,55
25 Ø
€ 0,70
30 Ø
€ 0,90
50 Ø
€ 1,20
Bereken voor Jan de waarde van de technische voorraad.
Opgave 76 Na inventarisatie in de parfumeriezaak ‘Coco’ blijkt uit de administratie dat er een derving is van € 965. De administratieve voorraad is € 212.236. Bereken de technische voorraad.
Opgave 77 Neem een kijkje in de administratie van de firma ToyToy, een speelgoedpaleis. Bereken het verschil tussen de technische en de administratieve voorraad in geldwaarde per artikel. Zet het verschil in de tabel. Administratie
Inventarisatie
Artikel
Totaalbedrag
Aantal
Prijs
Zandbakset
€ 67,50
7
€ 7,50
Zandauto
€ 375,50
4
€ 75,10
Zandbak
€ 134,40
3
€ 44,80
Bedrag
Verschil
61
© Noordhoff Uitgevers
Klimrek
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
€ 179,80
€ 44,95
4
Berekeningen Zandbakset
Zandauto
Zandbak
Klimrek
Opgave 78 Jan is de eigenaar van een bloemenzaak. Hij heeft aan een medewerker op 31 maart 2012 gevraagd het aantal plastic bloempotten te tellen. De medewerker heeft het volgende op een kladblaadje genoteerd: 16 potten met een doorsnee van 15 cm, 32 potjes met een doorsnee van 10 cm, 8 potten met een doorsnee van 30 cm, 4 potten met een doorsnee van 50 cm, 14 potten met een doorsnee van 20 cm en 8 potten met een doorsnee van 25 cm. Vul voor Jan de onderstaande tabel in Aantal potten
Doorsnee
Inkoopwaarde
10 Ø
€ 0,35
15 Ø
€ 0,45
20 Ø
€ 0,55
25 Ø
€ 0,70
30 Ø
€ 0,90
50 Ø
€ 1,20
Bereken voor Jan de waarde van de technische voorraad
62
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 79 ‘Jeans’ verkoopt spijkerbroeken van één merk. Er zijn verschillende typen spijkerbroeken, namelijk: nauw model, wijd model, white model nauw, white model wijd en bandplooi. Volgens de boekhouder bedraagt de administratieve waarde van de spijkerbroeken over het eerste kwartaal van 2012 in totaal € 6.035. De inkoopprijzen van de verschillende maten per model zijn hetzelfde. Uit een telling blijkt: Model
Aantal
Inkoopprijs
Geldwaarde TV
Nauw
326
€ 10
€
Wijd
117
€ 12
€
White nauw
115
€ 14
€
White wijd
85
€ 16
€
Bandplooi
103
€ 15
€
Bereken voor ‘Jeans’ de waarde van de technische voorraad.
Bereken voor ‘Jeans’ het verschil tussen de administratieve en technische voorraad.
Geef een mogelijke verklaring voor het berekende verschil.
63
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 80 Volgens de boekhouder, die de administratie van ‘Jeans’ bijhoudt, bedraagt de derving over het tweede kwartaal van 2008 € 140. Laat door een berekening zien dat dit klopt. Gebruik hiervoor de tabellen. (TV = Technische voorraad) Model
Aantal
Inkoopprijs
Geldwaarde TV
Nauw
239
€ 10
€
Wijd
72
€ 12
€
White nauw
141
€ 14
€
White wijd
55
€ 16
€
Bandplooi
63
€ 15
€ €
Totale inkoopwaarde Model
Technische waarde
Administratieve waarde
Nauw
€ 2.430
Wijd
€ 876
White nauw
€ 2.016
White wijd
€ 896
Bandplooi
€ 975
Verschil
Totaal verschil
Berekeningen Geldwaarde TV
Berekeningen Technische waarde
Berekeningen Verschil
64
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 81 Volgens de boekhouder, die de administratie van ‘Jeans’ bijhoudt, zouden er aan het eind van het derde kwartaal in 2009 elf broeken in voorraad moeten zijn. Laat door een berekening zien dat dit klopt. Gebruik hiervoor de tabellen. Model
Aantal
Inkoopprijs
Geldwaarde TV
Nauw
246
€ 10
€
Wijd
138
€ 12
€
White nauw
52
€ 14
€
White wijd
89
€ 16
€
Bandplooi
27
€ 15
€ €
Totale inkoopwaarde Model
Technische waarde
Administratieve waarde
Nauw
€ 2.490
Wijd
€ 1.668
White nauw
€ 728
White wijd
€ 1.504
Bandplooi
€ 435
Totale verschil
Verschil
Aantal broeken
11
Berekeningen Geldwaarde TV
Berekeningen Technische waarde
Berekeningen Verschil
65
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bestellingen berekenen Als klant vind je het prettig als een winkel de artikelen die je graag wilt kopen, op voorraad heeft. Dit is ook voor de winkelier een prettige situatie. Het betekent dat hij een goede service kan bieden en dat hij geld kan verdienen met zijn producten. Altijd de juiste voorraad beschikbaar hebben, is niet iets dat vanzelf gaat. De winkelier zal goed in de gaten moeten houden dat hij op tijd bestelt! En dat hij de juiste hoeveelheden bestelt. En daar komt rekenwerk bij kijken. Begrippen bij bestellen Bestellen Bestellen is het opdracht geven aan een leverancier artikelen te leveren. De voorraad wordt zo aangevuld. Bestelgrootte De bestelgrootte is de hoeveelheid te bestellen artikelen. Je kunt de bestelgrootte weergeven in stuks of in besteleenheden. Besteleenheden Besteleenheden zijn vaste aantallen waarin een artikel besteld kan worden. Als je bijvoorbeeld 24 flessen shampoo wilt bestellen waarvan de besteleenheid 12 is, dan bestel je dus twee besteleenheden. Dit staat dan gelijk aan 24 stuks. Bestelmoment De bestelgrootte geeft aan hoeveel er besteld moet worden. De vraag wanneer de bestelling geplaatst moet worden, is hiermee nog niet beantwoord. Bij de vraag ‘Wanneer moet ik bestellen?’ wil je weten wat het bestelmoment is. Bij de keuze van het bestelmoment heb je twee mogelijkheden: een vast bestelmoment (bijvoorbeeld elke maand); een variabel bestelmoment. Als het bestelmoment variabel is, bestel je afhankelijk van het moment waarop de voorraad onder het bestelniveau valt. Bestelniveau of bestelpunt Het bestelniveau of bestelpunt is het moment waarop de grootte van de voorraad onder het vastgestelde minimum valt en het bedrijf een bestelling gaat plaatsen. Wanneer de voorraad onder het bestelniveau komt, ga je bestellen om je voorraad aan te vullen tot de vastgestelde maximumvoorraad.
Voorraad bestaat uit 6 stuks Verkoop is gemiddeld 2 stuks per dag Levertijd is 3 dagen Veiligheidsvoorraad is 3 stuks
Bereken het bestelpunt. (Bestelniveau of minimum voorraad) Uitwerking:
Afzet x levertijd + veiligheidsvoorraad 2 x 3 + 3 = 9 stuks
66
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Afzet en levertijd moeten allebei of in dagen of in weken worden uitgedrukt
Voorraad bestaat uit 12 stuks Verkoop is gemiddeld 30 stuks per week De winkel is 6 dagen per week geopend Levertijd is 4 dagen Veiligheidsvoorraad is 4 stuks
Bereken het bestelpunt. Uitwerking: Doordat de levertijd is uitgedrukt in dagen terwijl de verkoop per week is gegeven gaat deze berekening in 2 stappen. Stap 1 30 ÷ 6 (verkoopdagen per week) = 5 stuks per dag Stap 2 5 x 4 + 4 = 24
Levertijd De levertijd is de tijd die ligt tussen de bestelling en de levering van een artikel. De levertijd van een artikel is een belangrijke factor. Als je bijvoorbeeld weet dat dozen shampoo een levertijd hebben van één maand, dan houd je daar rekening mee bij de grootte en het moment van je bestelling. Bestelfrequentie De bestelfrequentie geeft aan hoe veel keer er in een periode een bestelling wordt gedaan.
Bestelsystemen Er zijn 4 verschillende manieren van bestellen. Bestelmoment Vast
s
bestel op een vaste dag per periode
Variabel
B
bestel indien nodig
Bestelgrootte = hoeveelheid te bestellen artikelen Vast
Q
bestel vast quotum
Variabel
S
Bestel tot de maximumvoorraad Vaste bestelgrootte
Variabele bestelgrootte
Vast bestelmoment
sQ-systeem
sS-systeem
Variabel bestelmoment
BQ-systeem
BS-systeem
Bestelsystemen in schema
Bij de berekening van de bestelgrootte is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met het type bestelsysteem.
Maximum voorraad is 100 stuks Bestelniveau is 35 stuks Werkelijke voorraad op maandag is 50 stuks Verkoop op woensdag is 40 stuks
67
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bereken de bestelgrootte bij gebruik van het BS systeem. Uitwerking: Voorraad op woensdagavond is 50 – 40 = 10 stuks Bij het BS-systeem wordt besteld tot de maximumvoorraad (100) 100 – 10 = 90 stuks
Stel dat het BQ-systeem was gehanteerd en gegeven was een besteenheid van 40 stuks. Dan zou de bestelgrootte niet 90 stuks, maar 2 besteleenheden van 40 stuks zijn (= 80 stuks)! sQ-systeem*: vaste bestelgrootte op een vast tijdstip Volgens het sQ-systeem wordt op een vast moment, bijvoorbeeld de eerste dag van de maand, gekeken of er een bestelling met een vaste grootte (Q) geplaatst moet worden. Wanneer het bestelniveau is bereikt of overschreden, moet er een bestelling plaatsvinden. Wordt het bestelniveau nog niet bereikt, dan wordt er geen bestelling gedaan. Dit bestelsysteem kan eigenlijk alleen worden toegepast op artikelen waarvan de afname en ook de levering zeer gelijkmatig zijn. BQ-systeem*: vaste bestelgrootte op een variabel tijdstip Volgens het BQ-systeem wordt op het moment dat de voorraad van een artikel het bestelniveau bereikt of overschrijdt, een vaste hoeveelheid besteld. Omdat het bestelmoment afhankelijk is van het bereiken van het bestelniveau, is het bestelmoment variabel. Het bestelniveau en de bestelgrootte zijn van tevoren vastgesteld op basis van omzet, levertijd en optimale bestelgrootte van het artikel. sS-systeem*: variabele bestelgrootte op een vast tijdstip Bij het sS-systeem wordt op een vast moment (periodiek) de omvang van de voorraad vastgesteld. Als de omvang van de voorraad onder het bestelniveau ligt, wordt een nieuwe bestelling geplaatst. Met deze bestelling wordt de voorraad aangevuld tot de maximumvoorraad. Deze bestelling is niet altijd even groot. Ze is zo groot als het verschil tussen de maximumvoorraad (streefvoorraad) en de werkelijke voorraad. bestelgrootte = maximumvoorraad - werkelijke voorraad BS-systeem*: variabele bestelgrootte op een variabel tijdstip Bij het BS-systeem bestel je op het moment dat het afgesproken bestelniveau wordt bereikt of overschreden. De bestelgrootte is niet constant, maar is zo groot dat de voorraad weer tot de (streef)maximumvoorraad wordt aangevuld. Dit systeem van bestellen pas je toe in een winkel waarbij de omzetcijfers sterke schommelingen vertonen. * Je moet weten dat deze bestelsystemen bestaan, je moet ermee kunnen rekenen, maar je behoeft ze op je examen niet onderscheidend op soort uit te kunnen rekenen. Bestellen van versartikelen Versartikelen nemen in het bestelproces een speciale plaats in. Bij versartikelen hanteer je het BS-systeem: een variabele bestelgrootte op een variabel tijdstip. Meestal is er sprake van een hoge bestelfrequentie. Daarnaast hanteer je een veiligheidsfactor die zo klein mogelijk is. Versartikelen bederven snel en je loopt dan minder risico dat je blijft zitten met artikelen die je moet afschrijven en dus weggooien. Bestelfrequentie De bestelfrequentie is het aantal malen dat in een periode een bestelling wordt gedaan. De bestelfrequentie geeft dus aan hoe vaak je bestelt.
68
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De bestelfrequentie hangt af van de volgende factoren: omzetsnelheid; bestelkosten en voorraadkosten; de leveringsfrequentie; magazijnruimte; consumenten; personeel. Omzetsnelheid De omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad geeft een indicatie hoe vaak je per periode zou kunnen bestellen. Dit is een goede graadmeter voor het bepalen van het bestelmoment en het bepalen van de bestelfrequentie. Wanneer een voorraad langzaam wordt verkocht, zal de omzetsnelheid laag zijn. Je hoeft dan niet vaak te bestellen. Wanneer de voorraad snel wordt verkocht, is de omzetsnelheid groot. In dit geval worden de minimumvoorraad en het bestelniveau snel bereikt en dus ligt de bestelfrequentie hoog. Bestelkosten en voorraadkosten Ook de bestel- en voorraadkosten moeten worden meegewogen bij het bepalen van de bestelfrequentie. Bestelkosten zijn kosten die verbonden zijn aan het plaatsen van een bestelling. Bestelkosten bestaan voornamelijk uit administratiekosten en loonkosten. Voorraadkosten zijn kosten die ontstaan door het aanhouden van voorraden. Je kunt drie soorten voorraadkosten onderscheiden. Deze voorraadkosten worden ook wel de R’s genoemd. De drie R’s zijn: ruimtekosten (kosten van het magazijn); rentekosten (rente over de waarde van de voorraad); risicokosten (risico van kwaliteitsverlies, daling verkoopprijs, dalende vraag). Als bijvoorbeeld de voorraadkosten van grasmaaimachines erg hoog zijn, kan een detaillist besluiten om vaker kleinere aantallen te bestellen. Zo heeft hij een hogere bestelfrequentie voor grasmaaimachines. Als gevolg van een hoge bestelfrequentie nemen de bestelkosten echter wel toe. Omgekeerd kan een detaillist ook besluiten om een bepaald artikel minder vaak te bestellen, maar dan in grotere hoeveelheden. Hij zal dit doen als de bestelkosten hoog zijn en de voorraadkosten laag. De optimale bestelgrootte Het houden van voorraad kost geld. Rente
Rentekosten ontstaan doordat er geld moet worden geleend om de goederen te betalen. (Ook rentederving van een positieve rekening valt onder de rentekosten.)
Ruimte
Het huren of financieren van opslagruimte kost veel geld.
Risico
Goederen kunnen bederven, kapot gaan of uit de mode raken.
Daarnaast moet er ook rekening mee worden gehouden dat er aan een bestelling kosten zijn verbonden. Denk hierbij vooral aan arbeidsloon ten behoeve van administratie en transport. Het is dus belangrijk dat de bestelgrootte kan worden bepaald waarbij de totale kosten het laagst zijn. Dit is de optimale bestelgrootte. De optimale bestelgrootte kan worden berekend via een grafiek.
69
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bepalen van de optimale bestelgrootte met behulp van een grafiek De bestelgrootte kun je met behulp van een grafiek vaststellen. Je tekent een grafiek van de voorraaden bestelkosten. Op de verticale as van de grafiek zet je de kosten uit. Op de horizontale as van de grafiek zet je de grootte van de bestelling uit. In de grafiek moeten twee lijnen komen. De ene lijn geeft de voorraadkosten weer en de andere lijn geeft de bestelkosten weer. Voor het tekenen van de lijn van de voorraadkosten bereken je van een aantal bestelgroottes de kosten. Op die plek zet je een stip in de grafiek. Tussen de verschillende stippen trek je dan een lijn. Dit is de voorraadkostenlijn. Op dezelfde manier teken je de bestelkostenlijn. Het is de bedoeling dat je die bestelgrootte vindt, waarbij de som van de voorraadkosten en bestelkosten (de totale kosten) het laagst is. Het punt waarop de lijnen voorraadkosten en bestelkosten elkaar kruisen, is de optimale bestelgrootte. Op dit punt zijn de totale kosten (voorraadkosten + bestelkosten) het kleinst. In de grafiek kun je ook een lijn tekenen die de totale kosten weergeeft. Hiervoor tel je steeds de voorraaden bestelkosten bij elkaar op en trek je een lijn. Op het laagste punt van deze lijn ligt de optimale bestelgrootte. Je zult zien dat dit punt dezelfde bestelgrootte aangeeft als het punt waarop de bestelen voorraadkosten elkaar kruisen.
Voorraadkosten, bestelkosten en totale kosten in een grafiek.
Wanneer de totale kosten het laagst zijn spreek je van de optimale bestelgrootte.
Omzetsnelheid/omzetduur (rekenvaardigheid)
Noteer ook steeds je berekening
Opgave 82 Een bedrijf heeft een maximumvoorraad van 65 en een werkelijke voorraad 13. Het bestelniveau ligt op 15. Hoeveel moet dit bedrijf van dit artikel bestellen?
70
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 83 Nirvana is de eigenaresse van een patatzaak. Ze heeft een diepvriezer waar 40 balen patat in kunnen. Dat is tevens haar streefvoorraad. De balen worden per 10 stuks geleverd. Het bestelniveau ligt op 20 balen. Bereken voor Nirvana het aantal balen dat ze moet bestellen bij ‘n werkelijke voorraad van 10 stuks.
Bereken voor Nirvana het aantal balen dat ze moet bestellen bij ‘n werkelijke voorraad van 12 stuks.
Opgave 84* Van een product worden er 22 per jaar verkocht. De bestelkosten bedragen € 5. De voorraadkosten per stuk bedragen € 1,80. De Formule van Camp luidt: Q = √[{2× (V×B)} : C ] Waarbij geldt: Q = optimale bestelgrootte V = verbruik per jaar in eenheden B = bestelkosten per bestelling in euro C = voorraadkosten per eenheid in euro
* De formule van Camp zit niet (meer) in je examen. Deze opgave maak je alleen wanneer je rekenen leuk vindt of wanneer je docent je er opdracht toe geeft. In welke volgorde moet je de berekeningen maken?
Bereken de optimale bestelgrootte.
71
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 85 Van een speciaal type keukenmessen worden er 2 per maand verkocht. De bestelkosten bedragen € 2,50. De voorraadkosten per stuk bedragen € 1.
Bereken het aantal producten dat per jaar verkocht wordt.
Bereken de optimale bestelgrootte.
Opgave 86 Ton is de eigenaar van een verfartikelen zaak. Hij vindt dat de schappen gevuld moeten zijn. Er is plaats voor 24 blikken per kleur verf. Bij de opening van zijn winkel is de voorraad als volgt: Rood Lichtrood Donkerrood Felrood
14 13 18 20
Die dag worden de volgende eenheden verkocht: Rood Lichtrood Donkerrood Felrood
2 4 0 2
De blikken kunnen per 12 stuks worden ingekocht.
Welke kleuren blikken moeten 's avonds besteld worden?
72
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 87 Van een filiaal van een grote doe-het-zelfwinkelketen Pramix zijn de volgende gegevens bekend: Artikel Wastafel Dakramen
Verkoop in stuks/doos 5 stuks per maand 16 stuks per jaar
Bestelkosten per bestelling € 11,50 € 4,00
Voorraadkosten per stuk/doos € 1,20 € 2,00
Bereken de optimale bestelgrootte van elk artikel(indien nodig afronden). [Dit mag ook met behulp van de formule van Camp, zie opgave 75]
Bereken voor elk artikel hoeveel keer er besteld moet worden (indien nodig afronden op 5). Vul de antwoorden in de tabel in. Berekening Wastafel
Artikel
Dakramen
Optimale bestelgrootte
Aantal bestellingen
Wastafel Dakramen
Opgave 88 Een bedrijf heeft een maximumvoorraad van 65 en een werkelijke voorraad 13. Het bestelniveau ligt op 15. Hoeveel moet dit bedrijf van dit artikel bestellen?
73
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Omvang van de soorten voorraad (rekenvaardigheid)
Opgave 89 De normale voorraad is 250 stuks. Het aantal artikelen dat op het moment van levering in voorraad is bedraagt 220 stuks. Bereken de servicegraad.
Opgave 90 De totale omzet van een bedrijf is € 225.000. Hiervan kon € 5.500 niet direct uit voorraad worden geleverd. Bereken de servicegraad.
Opgave 91 De administratieve voorraad van de tassenzaak ‘Big Bag’ is € 79.000. Na inventarisatie blijkt dat er een derving is van is € 1.500. Bereken de technische voorraad.
Opgave 92
De administratieve voorraad is € 125.000. Na inventarisering blijkt er voor € 6.000 te zijn gestolen. Er is voor € 7.000 verkocht maar nog niet opgehaald. Er is voor € 30.000 besteld maar nog niet geleverd. Bereken de technische voorraad.
74
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bereken de economische voorraad.
Opgave 93
De economische voorraad is 88 stuks. 10 stuks zijn besteld maar moeten nog worden geleverd. 9 stuks zijn verkocht maar nog niet opgehaald. Na inventarisatie blijken 2 stuks verdwenen. Bereken de technische voorraad.
Bereken de administratieve voorraad.
Opgave 94 Hoe bereken je de minimumvoorraad?
Van een artikel worden 40 stuks per dag verkocht. De levertijd is 4 dagen. Wat is de minimumvoorraad?
75
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Casus Bestellen Om het heerlijke gebak van Bakker Bas met de klant mee te kunnen geven, moeten er altijd genoeg gebaksdozen op voorraad zijn. Tijdig bestellen kan 'misgrijpen' voorkomen. Om te kunnen bepalen wanneer je moet bestellen moet je een aantal dingen weten. Je hebt informatie nodig over:
de levertijd van de artikelen; het aantal stuks dat je in de levertijd nodig hebt; het inbouwen van een zekere veiligheidsvoorraad.
Je gaat met deze informatie uitrekenen, bij welk voorraadniveau je moet gaan bestellen. We spreken dan van het bestelpunt of van het bestelniveau. Om te bepalen bij welk voorraadniveau je kleine gebaksdozen moet bestellen, kun je gebruik maken van de volgende formule: bestelpunt (bestelniveau) = veiligheidsvoorraad + (levertijd in weken x benodigd aantal per week). Stel je verkoopt gemiddeld iedere week 100 stuks van een product, de ene week bijvoorbeeld 80, de andere week 120. Dan denk je misschien dat je met een bestelling (bestelpunt of bestel niveau) van 100 stuks per week wel goed zit. Toch is dit niet zo: door o.a. seizoensinvloeden of door reclame op de tv kan de afzet er heel anders uitzien. Bijvoorbeeld: wel 200 door een reclame of 60 door de weersinvloeden. Als je teveel producten hebt, is dat vervelend voor jou als winkelier, maar de klant merkt er niets van. Voor jou en de klant wordt het pas vervelend als je te weinig producten hebt om aan te bieden. Daarom moet je bovenop de normale bestelling een extra hoeveelheid bestellen. Deze extra hoeveelheid noemt men veiligheidsvoorraad. De veiligheidsvoorraad is extra voorraad die aangehouden wordt om plotselinge vraag en/of schommelingen in de afzet op te vangen. Bij Bakker Bas zijn de volgende gegevens bekend:
Gemiddeld gebruikt het Bakker Bas filiaal 295 kleine gebaksdozen per week. Bij speciale gelegenheden zoals kerstmis, examens en moederdag worden veel meer dozen gebruikt. Het hoogste aantal kleine gebaksdozen dat nodig is in een week, wordt geschat op 620 stuks. De leverancier van de gebaksdozen (DEPA b.v.) hanteert een levertijd van 6 weken.
Geef bij de beantwoording van de volgende vragen de berekening motiveer je antwoord waar nodig.
a. Hoeveel kleine gebaksdozen heeft Bakker Bas nodig om de levertijd van zes weken te overbruggen? berekening
76
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
b. Jij gaat uit van een voorraad inclusief een veiligheidsvoorraad van totaal 600 dozen. Waarom zou je voor een veiligheidsmarge van 600 kiezen? Motiveer je antwoord. berekening
c. Welke veiligheidsmarge moet je minimaal hanteren? Motiveer je antwoord. berekening
d. Bereken het bestelpunt voor de kleine gebaksdozen. berekening
Bestelpunt schuivertjes Natuurlijk gebruik je bij Bakker Bas ook nog andere verpakkingsmaterialen. Zo wordt voor de kleinere aankopen, zoals appelflappen of puddingbroodjes, gebruik gemaakt van de zogenaamde 'schuivertjes'. Deze gebruik je in combinatie met een papieren zakje.
Het schuivertje.
77
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voor de schuivertjes is de volgende informatie bekend:
Het aantal benodigde schuivertjes per week is gemiddeld 445 stuks. Het maximaal aantal schuivertjes per week in het afgelopen jaar, was 960 stuks. De levertijd van de schuivertjes is 2 weken.
e. Bereken het bestelpunt van de schuivertjes en motiveer de gekozen omvang van de veiligheidsvoorraad. berekening
Bestelpunt grote gebaksdozen Nu je toch bezig bent, kun je maar beter ook het bestelpunt van de grote gebaksdozen gaan bepalen.
Een grote doos vol ....
Voor de grote gebaksdozen gelden de volgende gegevens:
gemiddeld worden 170 grote gebaksdozen per week gebruikt; de levertijd voor de grote gebaksdozen is 6 weken; de veiligheidsvoorraad is vastgesteld op 300 stuks.
h. Bereken het aantal benodigde grote gebaksdozen. berekening
78
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bestelfrequentie De bestelfrequentie kun je berekenen door de geschatte afzet van een jaar te delen door de optimale bestelgrootte. i. Hoeveel kleine gebaksdozen heeft Bakker Bas jaarlijks nodig? berekening
j. De ideale bestelgrootte voor de kleine dozen is 5.000 stuks. Bereken de bestelfrequentie voor de kleine gebaksdozen berekening
79
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Verkoopcijfers Hoe doet mijn winkel het in de toekomst? Elke gezonde ondernemer zal zich dit afvragen. Om hierop antwoord te krijgen, moet hij zorgen dat hij de juiste verkoopprognose krijgt. Daarvoor heeft hij veel kennis en inzicht nodig. Want het voorspellen van de omzet is een complexe zaak. Je gaat nu steeds meer de dingen die je geleerd hebt, met elkaar combineren. In dit hoofdstuk kom je dus dingen tegen die je al geleerd had en welke nu worden samengevoegd tot één geheel.
Waarom prognoses? Een prognose is een voorspelling van toekomstige ontwikkelingen op grond van op dit moment beschikbare gegevens. Op basis van een prognose neem je bepaalde maatregelen. Stel, je hebt de volgende gegevens:
De consumptie van vers fruit (onder jongeren) is teruggelopen en is verdrongen door hartige en zoete snacks. Jonge consumenten streven steeds meer naar gemak. De verkoop van kant-en-klaarmaaltijden en voorbewerkte groenten neemt toe. Op grond van deze gegevens is de prognose voor de eigenaar van een kleine AGF-zaak dat de omzet stagneert. Op basis van deze prognose neemt de eigenaar maatregelen, zoals:
meer voorbewerkte groenten in het assortiment opnemen; vruchtensappen (‘vloeibaar fruit’) toevoegen in het assortiment als antwoord op het verminderde verbruik van vers fruit onder jongeren.
Verkoopprognose Een verkoopprognose is een voorspelling van de te verwachten omzet (verkoopresultaten) in de komende periode. Je kunt een prognose opstellen voor het gehele bedrijf en voor afdelingen, artikelgroepen of artikelen afzonderlijk. In het filiaal- en grootwinkelbedrijf is het maken van prognoses een taak van het hoofdkantoor. Dit gebeurt meestal in overleg met de filiaalbeheerder. Samen maken ze een prognose voor de hele winkel. De filiaalbeheerder maakt vervolgens, meestal in overleg met de afdelingschefs, een prognose per afdeling. Je kunt de verkoopprognose baseren op de volgende gegevens: cijfers uit de afgelopen perioden; informatie van winkelpersoneel; omzetdoelstellingen; ontwikkelingen in de loop van de tijd (historische cijfers). De omzetdoelstelling is onderdeel van de ondernemingsdoelstellingen. De omzetdoelstelling geeft aan hoeveel omzet je in een bepaalde periode wilt realiseren. Een omzetprognose kan gebaseerd zijn op de omzetdoelstelling. Functies De verkoopprognose functioneert als basis voor allerlei marketingbeslissingen. Een goede verkoopprognose voorkomt bijvoorbeeld dat je bepaalde artikelen niet meer voorradig hebt, of dat je er te veel van hebt.
80
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Je gebruikt de verkoopprognose: als basis voor het bepalen van ondernemingsdoelstellingen; als basis voor planning en budgettering; als leidraad voor het opstellen van het verkoopplan en het promotieplan; bij het bepalen van de voorraadgrootte van de verschillende artikelen; voor het nemen van beslissingen over aanpassingen van het assortiment; als middel om vertraging en achterstand te signaleren. Wanneer de werkelijke verkopen achterblijven bij de prognose, moet het bedrijf kijken waar dat aan ligt: Was de prognose niet realistisch? Is er sprake van vertraging en achterstand? Als je vooraf geen prognose hebt gemaakt, zijn vertraging en achterstand veel moeilijker te signaleren. Nauwkeurigheid Hoe belangrijker de beslissing hoe nauwkeuriger de prognoses moeten zijn. Je loopt een groot risico als je op basis van een onnauwkeurige prognose een heel belangrijke beslissing neemt. Stel, voor een tuincentrum is een prognose: de vraag naar tuinplanten zal komend jaar stijgen. Het is dan een groot risico het bedrijf flink uit te breiden. Het is namelijk helemaal niet bekend hoeveel de vraag naar tuinplanten zal stijgen. Een onnauwkeurige prognose is bijvoorbeeld dat er rond 5 december meer gevulde speculaas verkocht zal worden dan gemiddeld. De prognose is nauwkeuriger als je stelt dat, gezien de gegevens van de afgelopen drie jaar, de verkoop van speculaas rond 5 december met 5% zal toenemen.
Methoden Voor het opstellen van prognoses kun je gebruikmaken van verschillende methoden. Een prognose kan totstandkomen door:
af te gaan op het oordeel van deskundigen; gebruik te maken van historische gegevens.
Deskundigen Je kunt gebruikmaken van de mening en de ervaring van deskundigen. Er zijn verschillende groepen deskundigen te onderscheiden, zoals: consumenten; branchegenoten; stafmedewerkers; het management op het hoofdkantoor of uit de filialen; deskundigen uit het vakgebied; het personeel. Je kunt de meningen van de deskundigen op verschillende manieren verzamelen:
via de Delphi-methode; via groepsdiscussie.
81
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Delphi-methode In drie ronden wordt aan een groep deskundigen of betrokken personen een aantal vragen voorgelegd:
Ronde 1: De vragen worden voorgelegd. De deskundigen sturen hun antwoorden op de vragen in. Deze worden (anoniem) op een lijst bij elkaar gezet. Ronde 2: De lijst wordt aan de deskundigen gezonden met de vraag de trends (antwoorden) in volgorde van belangrijkheid te rangschikken, met een korte motivatie. Op basis hiervan wordt een lijst met de belangrijkste trends gemaakt, met de kanttekeningen die door de deskundigen zijn gemaakt. Ronde 3: De deskundigen moeten op deze lijst met de belangrijkste trends eventuele veranderingen en een definitieve rangschikking aanbrengen. Voordeel van deze methode: de deskundigen kunnen elkaars mening niet beïnvloeden. Groepsdiscussie Bij een groepsdiscussie kunnen de deskundigen elkaars mening beïnvloeden. De groep deskundigen wordt samengesteld uit mensen met een nagenoeg gelijke achtergrond en dominantie. Zo hoeft niemand zich geremd te voelen zijn mening te geven. De gespreksleider benadert het probleem indirect om zoveel mogelijk verschillende reacties en meningen te krijgen. Nadeel van beide methoden De prognose berust op een beperkt aantal meningen. Ze is daardoor minder betrouwbaar. Bovendien zijn de deskundigen het niet altijd met elkaar eens. Historische gegevens Als je gebruikmaakt van historische gegevens, kijk je naar de ontwikkelingen in het verleden. Je kijkt naar de veranderingen en probeert er een verklaring voor te vinden. In de veranderingen probeer je een bepaald patroon (trend) te ontdekken. Door deze trend door te trekken kun je een schatting (prognose) voor de toekomst maken. Voor een goede prognose heb je bij deze methode voldoende historische gegevens nodig. Bronnen voor historische gegevens zijn omzetgegevens en ontwikkelingen van de afgelopen jaren (of maanden):
binnen de branche: vakbladen, publicaties van brancheorganisaties, banken, diverse publicaties van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (onder andere brancheonderzoeken); van het eigen bedrijf: de eigen administratie; van de filialen binnen de regio: de administratie van het hoofdkantoor; van het eigen filiaal: de eigen filiaaladministratie en/of administratie van het hoofdkantoor; van de afzonderlijke afdelingen of artikelgroepen: de eigen (filiaal)administratie of afdelingsadministratie; van de eigen afdeling. Ook het inflatiecijfer is een bron. Historische reeks Voor het opstellen van prognoses kijk je naar een reeks getallen die een ontwikkeling van een verschijnsel gedurende een bepaalde tijd weergeeft. Dit heet een historische reeks of een tijdreeks. Door het analyseren van een historische reeks kun je een voorspelling (prognose) doen over de grootte van een bepaald verschijnsel in de toekomst. Het naar de toekomst doortrekken van een ontwikkeling noem je extrapoleren.
Invloeden Omzetten zijn vaak aan schommelingen onderhevig. Voor een betrouwbare prognose moet je hiermee rekening houden.
82
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Slecht weer is een toevallige afwijking welke invloed kan hebben op de omzet.
Beïnvloedende factoren kunnen zijn:
Seizoenschommelingen: regelmatige veranderingen die steeds terugkeren, waaronder schommelingen per maand. Denk aan de winter- en zomercollectie in kledingwinkels. Beslissingen van de overheid. Bijvoorbeeld het verplicht stellen van een bepaald product, zoals een bromfietshelm. Conjunctuurbewegingen: schommelingen die worden veroorzaakt door veranderingen in de algemene economische situatie. Economisch onzekere perioden lijden tot perioden van laagconjunctuur. Mensen geven dan niet meer uit dan strikt noodzakelijk. Toevallige afwijkingen: onregelmatige schommelingen die zich incidenteel kunnen voordoen. Ze duren kort en na de verstoring zal de oude trend zich voortzetten. Trends: ontwikkelingen op de langere termijn, zonder seizoensinvloeden of de invloed van toevallige schommelingen. Trendbreuken: een plotselinge verandering in een normale ontwikkeling. Er ontstaat een ‘breuk’ met een voorafgaande ontwikkeling. Door een trendbreuk kan de ontwikkeling op een hoger of op een lager niveau komen te liggen.
Fasen Voor het opstellen van prognoses kun je gebruikmaken van het volgende stappenplan: 1. Verzamelen van kwantitatieve gegevens. Dit zijn cijfers zoals de omzetgegevens en ontwikkelingen van de afgelopen jaren. 2. Bewerken van de kwantitatieve gegevens. Het verzamelde cijfermateriaal moet vaak eerst worden bewerkt om het te kunnen gebruiken. Het cijfermateriaal wordt vaak omgezet in verhoudingsgetallen, omdat dat de vergelijking gemakkelijker maakt. Een veelgebruikt verhoudingsgetal is het indexcijfer. 3. Verzamelen van kwalitatieve gegevens. Dit zijn gegevens over factoren en belangrijke ontwikkelingen die de cijfers kunnen beïnvloeden. 4. De prognoses opstellen op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Indexcijfers Een manier om gegevens informatief en bruikbaar te maken, is het gebruik van indexcijfers. Indexcijfers worden vaak gebruikt bij het opstellen van prognoses. Met behulp van indexcijfers wordt van een verschijnsel bijvoorbeeld de omzet, de ontwikkeling of het verloop in de tijd overzichtelijk gemaakt. In een later hoofdstuk leer je rekenen met indexcijfers. Indexcijfers zijn verhoudingsgetallen die een vergelijking gemakkelijker maken. Om vergelijking gemakkelijker te maken, kies je eerst een basis.
83
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Dit is een basisgegeven waarmee je nieuwe gegevens vergelijkt. Voor het basisjaar neem je een zo 'normaal’ mogelijk jaar dat niet al te ver terug ligt. De basis geef je het cijfer 100. De nieuwe gegevens geef je weer in procenten die punten worden genoemd. Overzicht maandomzet eerste helft 2011 Maand
Omzet in euro's
Indexcijfer
januari
150.000
97
februari
138.000
89
maart
155.000
100
april
156.000
101
mei
159.000
103
juni
159.000
103
Een ondernemer heeft van zijn accountant dit overzicht ontvangen. Het laat de omzetontwikkeling van de eerste helft van 2011 zien. De gemiddelde maandomzet van 2010 was € 155.000. Dit heeft hij als basis gebruikt. De omzet heeft de accountant per maand uitgedrukt in een indexcijfer. Je ziet nu direct dat:
de omzet in januari 3% lager is dan de gemiddelde maandomzet in 2010; de omzet in maart precies gelijk ligt aan het gemiddelde in 2010.
Er zijn drie soorten indexcijfers:
Prijsindexcijfer. Dit cijfer geeft een beeld van de ontwikkelingen in de prijs: is de prijs omhoog gegaan, gelijk gebleven of juist omlaag gegaan? Bij een verminderde omzet kan bijvoorbeeld gekeken worden of dat te maken heeft met een veranderde prijs. Hoeveelheidindexcijfer. Dit cijfer geeft inzicht in de hoeveelheid verkochte producten en de ontwikkeling daarin. Als de hoeveelheid verkochte artikelen bijvoorbeeld stijgt, dan kan het nodig zijn om de voorraad te vergroten. Waarde-indexcijfer. Dit cijfer geeft inzicht in de omzetontwikkeling. Een stijgende omzet kan bijvoorbeeld een reden zijn om extra in het bedrijf te investeren. Wanneer de omzet stijgt maar de nettowinst niet, kan een bedrijf bekijken waar dat aan ligt en eventueel maatregelen nemen om de kosten te beperken.
Planning en budgettering Planning Op grond van een prognose maakt een bedrijf een planning. Het bedrijf moet toekomstplannen maken. Moet het bedrijf bijvoorbeeld: het assortiment veranderen; uitbreiden; inkrimpen; op de ingeslagen weg verdergaan? Een toekomstplanning maken betekent toekomstig beleid ontwikkelen. De planning vloeit voort uit de ondernemingsdoelstellingen.
]
84
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Een goede planning bevat:
een doelstelling een planning van de middelen om het doel te bereiken een overzicht van de te verwachte kosten.
Waarom plannen?
Plannen doe je om greep te houden op toekomstige ontwikkelingen. In een planning geef je een bepaalde richting aan en vertel je hoe je deze gaat uitvoeren. Steeds meer winkelbedrijven maken gebruik van planningen. Plannen doe je om te kunnen concurreren met andere bedrijven. Om te kunnen concurreren moet een winkelbedrijf: de juiste voorraadgrootte voeren; op tijd inspelen op nieuwe ontwikkelingen.
Budgettering Budgetteren is het opmaken van een begroting voor het geplande beleid. Dat wil zeggen dat je een overzicht maakt van de verwachte uitgaven en inkomsten. Omdat een budget meestal voor een jaar wordt vastgesteld, is het een vorm van middellangetermijnplanning. Functies De functies van het budget zijn:
Een schatting maken van de inkomsten en uitgaven, zodat je kunt bepalen of je de gewenste winst kunt behalen. Financiële marges aangeven waarbinnen je moet en mag handelen. Per activiteit is meestal een bepaald maximumbedrag gereserveerd. Het is de bedoeling dat in werkelijkheid niet meer dan dit maximaal geplande bedrag voor die activiteit uitgegeven wordt. De planning toetsen. Als er tussen de begroting en de werkelijkheid verschillen ontstaan, dan moet je weten waar je maatregelen moet nemen. Je wilt waarschijnlijk weten wie verantwoordelijk is voor de overschrijding en wat er de oorzaak van is.
Evaluatie Aan het einde van het jaar wil je natuurlijk weten of de omzet daadwerkelijk met het geplande percentage is toegenomen. Dat doe je door de omzetresultaten te evalueren. Bij de evaluatie toets je de resultaten van het beleid of van beleidsonderdelen aan de doelstellingen. Op de vraag of de groei klopt met de prognose zijn drie antwoorden mogelijk:
De groei is lager dan verwacht. De groei komt overeen met de prognose. De groei is hoger dan verwacht.
Als de groei hoger of lager is dan verwacht, wil je weten waardoor het verschil is veroorzaakt. Op basis daarvan kun je het beleid aanpassen. Bij een lagere groei stel je bijvoorbeeld de vragen:
Is de omzetstijging van een bepaald product minder groot dan verwacht? Zo ja, hoe komt dat? Is de belangstelling van consumenten voor dit product afgenomen? Gaat de consument naar de concurrentie die dit product tegen lagere prijzen verkoopt?
Ook als de groei overeenkomt met de prognose, moet je een evaluatie uitvoeren. De groei van de totale omzet kan anders zijn dan de groei van een bepaald product.
85
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De groei van een product kan lager of groter dan verwacht zijn:
Als de groei van de omzet van het product lager is dan verwacht, moet de groei van de totale omzet ergens anders door zijn veroorzaakt. Als de omzetgroei van het product veel hoger is dan verwacht, wil je weten waarom de groei van de totale omzet niet hoger is dan verwacht.
Wanneer evalueren? Een evaluatie hoeft niet per se na afloop van een activiteit plaats te vinden. Het is heel goed mogelijk en vaak wenselijk om tijdens de activiteit te evalueren. Je kunt dus op verschillende momenten een evaluatie uitvoeren:
na afloop van de periode waarvoor je de prognose hebt opgesteld; op een aantal vaste momenten gedurende de periode waarvoor je de prognose hebt opgesteld. Dit heeft het voordeel dat je op tijd kunt bijsturen; je kunt bijvoorbeeld de doelstelling of het budget aanpassen.
Verkoopresultaten Het belangrijkste doel van een bedrijf is winst maken. Want door winst te maken kan het bedrijf blijven bestaan. En winst bestaat niet alleen uit het geld dat in de kassa’s terecht komt. De ondernemer heeft ook onkosten gemaakt. Die moet hij van de winst aftrekken. Het klinkt zo simpel, maar de omzetberekening kan een tijdrovende en uitgebreide bezigheid zijn. Het is de moeite waard. Het gaat om de toekomst van je bedrijf.
Hoe gaat het met mijn bedrijf?
Er zijn verschillende soorten verkoopresultaten:
De afzet: het aantal verkochte producten. De consumentenomzet: het bedrag dat de consumenten bij elkaar hebben betaald voor die producten. De omzet: de consumentenomzet met aftrek van BTW. De brutowinst: de consumentenomzet met aftrek van BTW en inkoopprijs. De nettowinst: de brutowinst met aftrek van exploitatiekosten.
86
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Berekening verkoopresultaten Consumentenomzet BTW Omzet (netto-omzet) Inkoopwaarde van de omzet Brutowinst Exploitatiekosten Nettowinst
Opbrengsten Voor een winkelier is het belangrijk dat hij inzicht heeft in zijn omzet. Hij wil graag weten hoeveel geld hij verdient. Consumentenprijs Voor het berekenen van de omzet heb je onder andere de consumentenprijs nodig. Als jij in de winkel een artikel verkocht hebt, dan heeft de klant de consumentenprijs betaald. De consumentenprijs is de verkoopprijs inclusief BTW. De consumentenprijs noem je ook wel de brutoverkoopprijs. De verkoopprijs is de prijs van een product zonder BTW.
De klant betaalt de consumentenprijs bij de kassa.
Consumentenomzet De consumentenomzet of de opbrengst is het totaal aan verkopen inclusief BTW: volgens de kassa, en; de verkopen op rekening. Het aantal verkochte stuks noem je de consumentenafzet.
87
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Omzet De omzet (= netto-omzet = gerealiseerde omzet) is de consumentenomzet zonder BTW. De BTW moet je van de consumentenomzet aftrekken.
De ontvangen BTW moet de detaillist afdragen aan de belastingdienst.
De BTW is een percentage van de verkoopprijs. De meeste artikelen vallen onder het hoge BTW-tarief dat lang op 21% stond. Er is ook een laag tarief van 6%. Dat geldt voornamelijk voor artikelen als voedingsmiddelen en geneesmiddelen. Om vanuit de verkoopprijs de consumentenprijs te berekenen, stel je de verkoopprijs op 100%. De consumentenprijs is dus 100% + 21% (het BTW-tarief) = 121%. Als je vanuit de consumentenprijs de verkoopprijs wilt berekenen, vermenigvuldig je deze met (of ( bij een BTW-tarief van 6%). Verandert het tarief, dan pas je het op dezelfde manier aan. Dus vanaf 1 oktober 2012, verkoopprijs = consumentenprijs x
.
Winst De detaillist moet ook weten wat zijn winst of zijn verlies is. Daarvoor heeft hij niet alleen genoeg aan zijn opbrengsten. Er is brutowinst en nettowinst. Brutowinst De brutowinst is de netto-omzet min de inkoopwaarde van de omzet. De brutowinst moet minstens zo groot zijn als de exploitatiekosten. Zo niet, dan zijn de totale kosten hoger dan de totale opbrengsten en lijdt het bedrijf dus verlies. Inkoopwaarde en inkoopprijs De inkoopprijs is de prijs waarvoor je de producten hebt ingekocht. De inkoopwaarde van de omzet is het totaalbedrag aan inkoopprijzen. De inkoopwaarde van de omzet wordt altijd exclusief BTW weergegeven.
Nettowinst De nettowinst is de winst waar alle kosten van afgetrokken zijn. Van de brutowinst zijn alleen de inkoopkosten afgetrokken. De nettowinst is de brutowinst min de exploitatiekosten.
88
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Exploitatiekosten zijn de kosten die je maakt bij het runnen van je bedrijf, behalve de inkoopwaarde. Het zijn kosten als: afschrijvingen huisvesting lonen belastingen heffingen. Brutowinstpercentage De brutowinst wordt vaak uitgedrukt in een percentage van de verkoopprijs of de omzet. Dat betekent dat je de brutowinst vergelijkt met:
de verkoopprijs die je voor een artikel vroeg; de omzet die je gemaakt hebt.
Ook wordt de brutowinst wel uitgedrukt in een percentage van de inkoopprijs of inkoopwaarde. Berekeningen brutowinstpercentage Brutowinstpercentage over de verkoopprijs van een artikel:
(brutowinst : verkoopprijs) x 100%
Brutowinstpercentage over de inkoopprijs van een artikel:
(brutowinst : inkoopprijs) x 100%
Brutowinstpercentage over de omzet:
(brutowinst : omzet) x 100%
Brutowinstpercentage over de inkoopwaarde:
(brutowinst : inkoopwaarde) x 100%
Functies en berekeningen Op basis van de opbrengsten en de kosten, kun je de verkoopresultaten berekenen. Voorbeeldberekening verkoopresultaten * Consumentenomzet
€ 535.000
BTW -/-
€ 80.000
Omzet (netto-omzet)
€ 455.000 € 275.000
Inkoopwaarde van de omzet -/€ 180.000
Brutowinst Exploitatiekosten Nettowinst
-/-
€ 120.000 € 60.000
* Met -/- wordt in een boekhouding het minteken geaccentueerd.
Met de volgende formules kun je alle benodigde berekeningen maken:
89
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
consumentenprijs = verkoopprijs + BTW verkoopprijs = consumentenprijs - BTW consumentenomzet = consumentenprijs x consumentenafzet omzet = consumentenomzet - BTW brutowinst = omzet - inkoopwaarde nettowinst = brutowinst - exploitatiekosten
Verkoopprijs vaststellen De verkoopprijs wordt bepaald aan de hand van gegevens over:
de inkoopprijs; de te behalen winst.
De verkoopprijs moet op zijn minst de inkoopkosten dekken. De verkoopprijs kan worden verhoogd om winst te maken.
En andersom:
Inkoopwaarde berekenen De inkoopwaarde van de omzet kun je ook berekenen met de gegevens over:
de brutowinst; de consumentenomzet.
Functies Op basis van de verkoopresultaten kun je het bedrijf evalueren. En je kunt beslissen wat je in de toekomst moet ondernemen om het bedrijf draaiende te houden of meer winst te maken. Het is belangrijk inzicht te hebben in de verkoopresultaten om:
te controleren of je bepaalde ondernemingsdoelstellingen bereikt hebt; een goed beeld te hebben over hoe het bedrijf functioneert (worden alle kosten wel gedekt, maken we winst of verlies?); de eigen winkel te vergelijken met andere, vergelijkbare winkels; omzet en brutowinst worden daarom ook wel vergelijkingsgetallen genoemd; de verkoopprijs en consumentenprijs vast te kunnen stellen; een omzetprognose of ondernemersdoelstelling te kunnen formuleren.
Gewichten en maten In sommige branches wordt veel gewerkt met gewichten, inhouden, lengten en oppervlakten. De prijzen van de producten worden vastgesteld op een bepaalde eenheid. Omdat elk product op maat aan de klant verkocht wordt, moet je de prijs van dat product kunnen berekenen.
90
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Gewichten Met gewichten wordt bijvoorbeeld gewerkt in supermarkten, groente- en fruitzaken, slagerijen, snoepwinkels, doe-het-zelfzaken. De prijs per afgewogen gewicht wordt vaak berekend door een prijsweegschaal. Hierbij moet het bedrijf ook rekening houden met het gewicht van de verpakking. Je moet als je in zo’n winkel werkt, de volgende eenheden kennen: Betekenis en waarde van gewichtsaanduidingen Symbool
Betekenis
Is gelijk aan
t
ton
1.000 kilogram
kg
kilogram
1.000 gram
g
gram
1.000 milligram
dg
decigram
0,1 gram
cg
centigram
0,01 gram
mg
milligram
0,001 gram
Klanten spreken nog vaak over een ons of een pond. Deze aanduidingen mag een ondernemer volgens de wet niet meer gebruiken. 1 ons = 100 gram
1 pond = 500 gram
Inhoudsmaten Inhoudsmaten worden gebruikt in bijvoorbeeld supermarkten, slijterijen en drogisterijen. Betekenis en waarde van inhoudsaanduidingen Symbool
Betekenis
Is gelijk aan
l
liter
dl
deciliter
0,1 liter
cl
centiliter
0,01 liter
ml
milliliter
0,001 liter
Lengtematen Lengtematen worden gebruikt in bijvoorbeeld verf- en behangzaken, stoffenzaken en doe-hetzelfzaken. Betekenis en waarde van lengteaanduidingen Symbool
Betekenis
Is gelijk aan
m
meter
100 centimeter
dm
decimeter
10 centimeter
cm
centimeter
10 millimeter
mm
millimeter
0,1 centimeter
91
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Oppervlaktematen Oppervlaktematen worden gebruikt in bijvoorbeeld verf- en behangzaken, tuincentra, woninginrichtingzaken, bouwmarkten, doe-het-zelfzaken. Betekenis en waarde van oppervlakteaanduidingen Symbool
Betekenis
Berekening
Is gelijk aan
m²
vierkante meter
1m×1m
10.000 cm²
dm²
vierkante decimeter
0,1 × 0,1 m
100 cm²
cm²
vierkante centimeter
0,01 m × 0,01 m
mm²
Omzetberekeningen, nog eens oefenen
Opgave 95 Je hebt de volgende gegevens over een bepaald jaar.
Inkoopwaarde: € 45.000 Brutowinst: € 12.000 BTW-tarief: 21% Bereken de omzet.
Bereken de consumentenomzet.
Opgave 96 Bereken de brutowinst aan de hand van de volgende gegevens:
Omzet volgens de kassa: € 12.000. De artikelen werden inclusief 21% BTW verkocht. De inkoopwaarde van de omzet is € 5.100. Bereken de brutowinst
92
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 97 Hoe schrijf je het verschil tussen brutowinst en nettowinst in formulevorm?
Opgave 98 Bereken de brutowinst en de nettowinst aan de hand van de volgende gegevens:
Omzet volgens de kassa: € 43.000. De artikelen worden inclusief 6% BTW verkocht. De inkoopwaarde van de omzet is € 24.750. De exploitatiekosten zijn € 2.800. de brutowinst
de nettowinst
Opgave 99 Bereken de consumentenomzet als het volgende gegeven is:
omzet: € 135.000 BTW-tarief: 6%. de consumentenomzet
Opgave 100 Bereken de omzet van een bepaald jaar bij de volgende gegevens:
consumentenomzet: € 200.000 BTW: 21% de omzet
93
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 101 Gegeven:
inkoopprijs van een artikel: € 25 brutowinst: €15 Wat was de verkoopprijs?
Bereken het brutowinstpercentage over de verkoopprijs.
Bereken het brutowinstpercentage over de inkoopprijs.
Opgave 102 Bereken de inkoopwaarde van de omzet als het volgende gegeven is:
gemiddelde inkoopprijs van sweatshirts: € 25 afzet: 15.000 stuks eigen gebruik: 15 sweatshirts afschrijvingen door diefstal: 35 sweatshirts. de inkoopwaarde van de omzet
94
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 103 Bereken in de tabel de verkoopprijs en de prijs die de klant toen moest betalen bij een BTW van 21%. Rond de bedragen af op twee decimalen achter de komma.
95
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Berekenen resultaten Je gaat nog steeds verder de dingen met elkaar te combineren. Ook in dit hoofdstuk kom je dus dingen tegen die je al geleerd had en welke nu worden samengevoegd tot één geheel. Tijdens het winkelen vergelijken de meeste mensen prijzen van producten. Er bestaan veelal ook meerdere soorten van een product, met variërende prijzen. Maar hoe komt het dat een spijkerbroek in de winkel € 89 kost, terwijl je deze via internet voor € 79 kunt kopen? Waarom kost een flatscreen televisie in de ene winkel € 999 en bij de winkel ernaast € 1.099? Dit heeft ermee te maken dat detaillisten op verschillende manieren hun verkoopprijs bepalen. Daarnaast betalen we als consument belasting over alles wat we kopen. Weet je dat je voor een zak chips 6% belasting betaalt? Voor CD’s en telefoons die je koopt, betaal je zelfs maar liefst 21% belasting aan de staat. Dit is de btw.
Afzet en omzet Voor een winkelier zijn de afzet en de omzet van de artikelen in de winkel heel belangrijke gegevens. De meeste winkels registreren deze met het kassasysteem en door middel van de voorraadadministratie. Bijvoorbeeld in een winkel van Bruna zal men bijhouden hoeveel stuks er verkocht zijn van de boeken, de tijdschriften, de kantoorartikelen en het andere assortiment. Aan het einde van de dag kan de kassa een rapportje per productgroep opleveren. Elke productgroep heeft daarbij zijn eigen code. Daarnaast zal het personeel ook in de winkel zelf bekijken of bepaalde producten aangevuld moeten worden, als de schappen leeg zijn geraakt. Afzet en omzet zijn twee verschillende begrippen. Het aantal producten dat verkocht wordt, is de afzet. Hier gaat het dus (altijd!) om hoeveelheden. Op het moment dat we de afzet vermenigvuldigen met de verkoopprijs per stuk dan krijgen we de omzet. De omzet is dus het totale geldbedrag dat een bedrijf in een bepaalde periode ontvangt. In de winkel noemt men omzet ook wel opbrengst verkopen. Dat is logisch omdat dit het totaal aan verkopen is in een bepaalde periode. De omzet bereken je met de volgende formule: Omzet = afzet × verkoopprijs per stuk of Omzet = P × Q (= Prijs × afzet) Bij bakker worden 30 broden van € 1,25 verkocht. Bereken de omzet. Uitwerking: 30 broden × € 1,25 = € 37,50
De winstopslag bepaalt hoeveel er overblijft voor de winkelier.
De producten die een winkel verkoopt, worden eerst ingekocht. De prijs die het bedrijf voor zijn producten betaalt, is de inkoopprijs. In de winkel hebben we het ook wel over de inkoopwaarde, dat is de waarde van alle ingekochte artikelen.
96
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De inkoopwaarde bereken je met de volgende formule: Inkoopwaarde = aantal ingekochte goederen × inkoopprijs per stuk Cadeaushop Evi heeft 100 trendy bloempotjes ingekocht. De inkoopprijs per stuk is € 4,25. In één week zijn er 52 verkocht. De verkoopprijs per stuk is € 7,95. a. Bereken de inkoopwaarde van de bloempotjes. b. Bereken de omzet in de eerste week. Uitwerking a. Inkoopwaarde = aantal ingekochte goederen x inkoopprijs per stuk Dus: 100 × € 4,25 = € 425 De inkoopwaarde van de bloempotjes is € 425. b. Omzet = afzet × verkoopprijs per stuk Dus: 52 × € 7,95 = € 413,40 De omzet van de bloempotjes is in de eerste week € 413,40
Winstopslag Een winkelier wil voor zijn inspanningen beloond worden en daarom verhoogt hij zijn inkoopwaarde met een winstopslag. De inkoopprijs en de winstopslag vormen samen de verkoopprijs. De winstopslag is een bedrag in euro’s. Je berekent het door een percentage te nemen van de inkoopprijs. Voor het berekenen van de verkoopprijs kun je gebruik maken van de volgende opstelling: Inkoopprijs + ..% winstopslag = verkoopprijs Een winkel heeft meestal een breed assortiment met veel verschillende artikelen. Denk maar aan het assortiment van COOLCAT. Als men daar voor ieder artikel afzonderlijk een opslagpercentage moet bepalen om de verkoopprijs te berekenen, dan zou dat heel veel tijd kosten. Om dit te vergemakkelijken kun je als winkelier uitgaan van een gemiddelde winstopslag, voor alle artikelen. Dit is een tussenvorm wanneer een winkelier werkt met verschillende opslagen voor de productgroepen. Als COOLCAT bijvoorbeeld werkt met een vaste winstopslag voor alle artikelen, dan zal men de inkoopwaarde van elk product altijd met het zelfde (gemiddelde) percentage verhogen om de consumentenprijs te bepalen. Als men verschillende opslagpercentages voor artikelgroepen gebruikt, dan kan de winstopslag voor bijvoorbeeld spijkerbroeken anders zijn dan die voor jassen. Brutowinst De brutowinst is het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs. Stel dat de inkoopprijs van een jeans € 20 is en de verkoopprijs is € 35. Bereken de bruto winst. Uitwerking: € 35 – € 20 = € 15
Het brutowinstpercentage kan op twee manieren worden berekend.
Winstopslag: in dat geval wordt de inkoopprijs als basis genomen (100%). Brutowinst van de verkoopprijs: In dat geval wordt de verkoopprijs als basis genomen (100%).
97
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Winstopslag Stel dat de inkoopprijs van een jeans € 20 = 100% is. Bereken de winstopslag. Uitwerking:
= 75% Of Inkoopprijs
Winstopslag
€
20
15
%
100
75
Brutowinst van de verkoopprijs Stel dat de verkoopprijs van een jeans € 35 = 100% is. Bereken de winstopslag. Uitwerking:
= 42,9% Of Verkoopprijs
Brutowinst
€
35
15
%
100
42,9
De brutowinst is een geldbedrag. De brutowinst wordt vaak uitgedrukt in een percentage van de inkoopprijs en is dan gelijk aan de winstopslag. De winstopslag is altijd een percentage. De brutowinst wordt ook wel eens als een percentage van de verkoopprijs berekend. Dat laatste speelt een rol als een winkelier veel rekening moet houden met wat mensen bereid zijn om te betalen voor een bepaald product. Bijvoorbeeld een geschenkartikel als een vaas moet niet duurder dan € 10 zijn. Winkels berekenen altijd de winstopslag ofwel de brutowinst in procenten van de inkoopprijs ter bepaling van hun verkoopprijs. De berekening gaat als volgt:
De brutowinst in procenten van de verkoopprijs is leuk om te weten. Dit gegeven is niet noodzakelijk bij het bepalen van de verkoopprijs. De berekening gaat als volgt:
98
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voorbeeld 1: Wanneer de winkel Bikesports een fiets verkoopt, wil het bedrijf er natuurlijk wel winst op maken. De winstopslag voor het model Atlas bedraagt 20% van de inkoopprijs. De inkoopprijs bedraagt € 1.495. Bereken de verkoopprijs van de fiets voor Bikesports. We laten de btw hier buiten beschouwing. Uitwerking Bij de uitwerking van dit voorbeeld maken we gebruik van de volgende opstelling: Inkoopprijs
€ 1.495
100%
Winstopslag 20% +
€ 299 +
20% +
Verkoopprijs
€ 1.794
120%
De verkoopprijs van de fiets model Atlas is dus € 1.794. Voorbeeld 2: Arif is sinds kort in dienst bij autobedrijf Hoogeboom. Vandaag heeft hij zijn eerste auto verkocht, een Volkswagen Golf van vijf jaar oud. De auto is verkocht voor € 9.900. Autobedrijf Hoogeboom heeft hierop een brutowinst van € 1.100. Ook hier laten we de btw buiten beschouwing. Bereken de brutowinst in procenten van de verkooprijs. Uitwerking
De brutowinst in procenten van de verkoopprijs is 11%.
Exploitatiekosten en nettowinst Naast de inkoopkosten hebben winkeliers ook nog met andere kosten te maken. Deze kosten noemen we de exploitatiekosten. Exploitatiekosten zijn de kosten die een ondernemer maakt voor zijn bedrijfsvoering. Onder de exploitatiekosten vallen alle kosten voor een bedrijf, behalve de inkoopwaarde van de omzet. Voorbeelden van exploitatiekosten zijn:
loonkosten huisvestingskosten afschrijvingskosten vervoerskosten reclamekosten.
Het verschil tussen de brutowinst en de exploitatiekosten is de nettowinst. De nettowinst is de winst die de ondernemer overhoudt als alle kosten zijn afgetrokken van de omzet. Bij deze kosten moet je denken aan bijvoorbeeld; loonkosten, rentekosten, huisvestingskosten en reclamekosten. Deze kosten heten exploitatiekosten! De nettowinst is het bedrag dat overblijft voor de winkelier. Hij kan het geld als loon aan zichzelf betalen, of weer in zijn winkel investeren om bijvoorbeeld uit te breiden.
99
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voor het berekenen van de bruto- en nettowinst maken we gebruik van de volgende opstelling: omzet - inkoopwaarde = brutowinst brutowinst - exploitatiekosten = bedrijfsresultaat (positief / negatief) Stel een ondernemer heeft een omzet van € 750.000. De inkoopwaarde van de omzet is € 550.000. Verder heeft personeelskosten van € 50.000, een huur van € 25.000 en € 10.000 aan overige kosten. Bereken de bruto winst en de netto winst. Uitwerking: € 750.000
Omzet € 550.000
Inkoopwaarde
€ 200.000
Bruto winst Personeelskosten
€ 50.000
Huur
€ 25.000
Overige kosten
€ 10.000 € 85.000 € 115.000
Netto winst
Samengevat Consumentenprijs Btw
Netto winst –
Verkoopprijs Inkoopprijs
Netto winst
+
Bruto winst –
Bruto winst Exploitatiekosten
Exploitatiekosten
Inkoopprijs
+
Verkoopprijs –
Btw
+
Consumenten prijs
Het bedrijfsresultaat betekent hetzelfde als de nettowinst. Het bedrijfsresultaat kan positief of negatief zijn. Hoe het precies zit, geeft het voorbeeld aan. Voorbeeld: Niek is startende ondernemer en hij heeft een winkel in mobiele telefonie. Sinds januari heeft hij zijn deuren geopend en het gaat goed. De omzet van de maand januari was € 5.200. De inkoopwaarde van de omzet was in januari € 3.400. De exploitatiekosten hebben een totale waarde van € 975. Bereken voor Niek de nettowinst voor de maand januari. Uitwerking Bij de uitwerking van deze opgave maken we gebruik van de volgende opstelling: omzet € 5.200 - inkoopwaarde € 3.400 = brutowinst € 1.800 brutowinst € 1.800 - exploitatiekosten € 975 = positief bedrijfsresultaat € 825
100
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Ofwel: omzet – inkoopwaarde = brutowinst brutowinst – exploitatiekosten = nettowinst Niek heeft in januari een behaalde nettowinst van € 825.
In het voorbeeld van Niek is er sprake van een positief bedrijfsresultaat, namelijk winst. Het kan voorkomen dat de kosten hoger zijn dan de brutowinst en dan is er een negatief bedrijfsresultaat, verlies of nettoverlies. Het bedrijfsresultaat is dus een cijfer waaraan je kunt zien of een bedrijf het goed heeft gedaan of niet. Voorbeeld: Henk-Jan heeft al zeven jaar een groentespeciaalzaak. Het ondernemerschap valt hem zwaar sinds de concurrentiestrijd tussen de grote supermarkten. Henk-Jan kan hier als kleine zelfstandige niet in meegaan. De jaaromzet van 2009 was € 450.000. De inkoopwaarde van de omzet was € 265.500. De totale exploitatiekosten bedroegen € 187.000.
a. Bereken de brutowinst voor Henk-Jan. b. Bereken het bedrijfsresultaat voor Henk-Jan. Uitwerking Bij de uitwerking van deze opgave maken we gebruik van de volgende opstelling: omzet € 450.000 - inkoopwaarde € 265.500 = brutowinst € 184.500 brutowinst € 184.500 - exploitatiekosten € 187.000 = negatief bedrijfsresultaat (nettoverlies) € 2.500 a. Henk-Jan heeft in 2009 een brutowinst van € 184.500. b. Henk-Jan heeft een negatief bedrijfsresultaat (nettoverlies) van € 2.500.
Btw berekenen Je leerde al de Btw te berekenen. Nu ga je ermee werken als ondernemer. Belasting toegevoegde waarde ( btw) heet ook wel omzetbelasting. Btw is de belasting over de omzet van verkochte goederen. De consument betaalt de btw aan de ondernemer. Deze ondernemer verdient daar helemaal niets aan want hij moet dat bedrag afdragen aan de belastingdienst.
De winkelier fungeert als tussenpersoon voor het innen van belasting.
101
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De btw-berekening lijkt nogal omslachtig. Dat komt omdat het de bedoeling is dat bedrijven belasting betalen over de toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde is het verschil tussen de inkoopwaarde en de omzet van goederen. De verkoopprijs inclusief btw is de consumentenverkoopprijs, dit is de prijs die de klant moet betalen. Btw-tarieven Het btw-tarief is niet altijd hetzelfde. Het tarief is afhankelijk van de soort goederen die er verkocht wordt. Er zijn drie btw-tarieven, Deze tarieven zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst. 1. Het 0-tarief: dit tarief wordt voor overheidsdiensten en internationale handel gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn medicijnen, doktersdiensten en onderwijs. 2. Het lage 6%-tarief: dit tarief wordt gebruikt voor de eerste levensbehoeften zoals eten/drinken, boeken, agrarische producten, herstellen van kleding, herstellen van schoenen en herstellen van fietsen. Ook culturele en sportieve evenementen vallen hieronder. 3. Het hoge 21%-tarief: dit tarief wordt voor de meeste luxe goederen gebruikt. Bij de berekening van de consumentenprijs en/of verkoopprijs moet je er rekening mee houden dat de btw voor de ondernemer geen waarde heeft. Nooria is verkoopster bij Groovy Sounds. Zij verkoopt een dvd voor € 17,99. Het btw-tarief voor dvd’s is 21%. a. Bereken de verkoopprijs exclusief btw. b. Bereken het bedrag aan btw dat Groovy Sounds moet afdragen aan de fiscus. Uitwerking a. De dvd wordt verkocht voor € 17,99 en dat is de consumentenprijs. Deze bestaat uit twee delen: de verkoopprijs exclusief btw + de 21% btw. Om de btw te berekenen maken we gebruik van de volgende opstelling: verkoopprijs exclusief btw 100%, dus € 17,99 / 121 x 100 = 14,87 + btw 21%, dus € 17,99 / 121 x 21 = € 3,12 = verkoopprijs inclusief btw € 17,99 (121%) b. De verkoopprijs exclusief btw is € 14,87. Dit is de omzet van Groovy Sounds. Voor deze dvd moet Groovy Sounds € 3,12 btw afdragen aan de fiscus.
Bij de verschillende btw-tarieven verandert alleen het tarief in de manier van berekenen.
Maartje heeft lunchpauze maar ze is haar brood vergeten. Ze besluit een broodje te kopen bij bakkerij de Molenaar. Haar oog is gevallen op een zakje meergranen broodjes van € 2,69. Het btw-tarief voor brood is 6%. a. Bereken de verkoopprijs exclusief btw. b. Bereken het bedrag aan btw dat de bakkerij moet afdragen aan de fiscus. Uitwerking a. De zak broodjes wordt verkocht voor € 2,69 dat is de verkoopprijs exclusief btw + 6% btw. Verkoopprijs exclusief btw
€ 2,54
100%
Btw
€ 0,15
6%
Verkoopprijs inclusief btw
€ 2,69
106%
+
102
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
b. De verkoopprijs exclusief btw is € 2,54 dit is de omzet van bakkerij de Molenaar. Voor deze broodjes moet de bakkerij € 0,15 btw afdragen aan de fiscus.
Netto- en brutoverkoopprijzen Een winkelier heeft met twee verschillende soorten verkoopprijzen te maken:
brutoverkoopprijs/consumentenprijs nettoverkoopprijs/verkoopprijs.
De verkoopprijs inclusief btw heet ook wel de brutoverkoopprijs of consumentenprijs of winkelprijs. De klanten betalen altijd de prijs inclusief btw, dus de consumentenprijs of winkelprijs is altijd inclusief btw. Het woord ‘bruto’ wordt gebruikt omdat niet het hele bedrag als omzet voor de winkelier mag worden gerekend. Er zit namelijk een bedrag aan btw in dat aan de fiscus afgedragen moet worden. De verkoopprijs exclusief btw heet nettoverkoopprijs. Als we het hebben over de omzet van een winkelier, gaat het dus altijd om de omzet exclusief btw. Voor het berekenen van de bruto- en nettoverkoopprijs bestaat de volgende opstelling: inkoopprijs + winstopslag = nettoverkoopprijs nettoverkoopprijs + btw = brutoverkoopprijs Boetiek 22 koopt een broek in voor € 25. De kosten en winstopslag zijn 40%, de btw voor kleding is 21%.
a. Bereken de nettoverkoopprijs. b. Bereken de brutoverkoopprijs. Uitwerking Bij de uitwerking van deze opgave maken we gebruik van de volgende opstelling: inkoopprijs € 25,00 + winstopslag € 10,00 = nettoverkoopprijs € 35,00 nettoverkoopprijs € 35,00 + btw € 6,65 = brutoverkoopprijs € 41,65
a. De winstopslag is berekend uit de inkoopprijs en de winstopslag. Dus:
De nettoverkoopprijs is € 25 + € 10 = € 35.
b. De brutoverkoopprijs bereken je uit nettoverkoopprijs plus de btw. Dus:
De brutoverkoopprijs is € 35 + € 6,65 = € 41,65 De brutoverkoopprijs is de consumentenprijs.
103
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 104 Fotozaak Peter Snel heeft over januari de volgende gegevens verzameld. Bereken voor Fotozaak Peter Snel de totale omzet over de maand januari. Gebruik daarbij het volgende schema. Artikelgroep
Aantal stuks
Prijs
Fotorolletjes
349
€ 6,95
Fotoalbums
213
€ 12,99
Fotolijstjes
135
€ 11,76
Digitale fotocamera’s
63
€ 399
Compact camera’s
78
€ 249
Omzet
Totale omzet Berekeningen:
Opgave 105 De volgende gegevens zijn beschikbaar: Brutowinst
Inkoopwaarde brutowinst in %
Televisie model Luce
€
€ 1.000,-
Auto type Ranger
€ 10.450
€ 55.000
Telefoontoestel Bali
€
€
Bestelbus Kloppy
€ 7.500
470,-
35
250
€ 75.000
Bereken voor elk artikel de brutowinst in procenten van de inkoopprijs. Zet de uitkomsten hierboven in de tabel. Berekeningen: Televisie model Luce
Auto type Ranger
Telefoontoestel Bali
Bestelbus Kloppy
104
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 106 De volgende gegevens zijn beschikbaar: Artikelgroep A
Brutowinst € 55
Omzet € 550
Artikelgroep B
€ 5.250
€ 35.000
Artikelgroep C
€ 234.000
€ 780.000
Artikelgroep D
€ 30
€ 75
Brutowinst
Bereken de brutowinst in procenten van de verkoopprijs. Zet de antwoorden in de tabel hierboven. Berekeningen: Artikelgroep A
Artikelgroep B
Artikelgroep C
Artikelgroep D
Opgave 107 De inkoopwaarde bij Jeansstore is 60% van de verkoopopbrengst. De inkoopwaarde van de omzet was € 135.000. Bereken de omzet.
Bereken de brutowinst.
Opgave 108 De winstopslag bij de Jeansconcurrent 30%. De inkoopwaarde van de omzet was € 135.000. Bereken de bruto winst.
105
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bereken de verkoopwaarde.
Opgave 109 De omzet van parfumeriezaak Exclusive in de maand december is € 45.750. De btw is 21%. De inkoopwaarde van de verkochte artikelen is € 28.000 en de exploitatiekosten zijn € 9.000. Bereken voor parfumeriezaak Exclusive het bedrijfsresultaat dat over de maand december behaald is. maand december
Opgave 110 Gegeven is de consumentenprijs en btw-tarief van de volgende artikelen. Bereken de verschuldigde btw en de verkoopprijs. Btw-tarief
Consumentenprijs
Mobiele telefoon
€ 399,00
Kilo bananen
€
Pinkpop festival
€ 85,00
MP3-speler
€ 59,95
Btw
Verkoopprijs
1,95
a. Noteer eerst het btw-tarief dat je hebt gebruikt. b. Bereken de verkoopprijs exclusief btw. c. Bereken de btw. Berekeningen:
106
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 111 Btw-tarief
Verkoopprijs
Dvd-speler
€ 425,00
Bioscoopkaartje
€
Computer
€ 1.000,00
Peren 500 gram
€
Consumentenprijs
Btw
10,00
1,65
a. Noteer eerst het btw-tarief. b. Bereken de consumentenprijs en de verschuldigde btw. Berekeningen:
Opgave 112 Gegeven is de verkoopprijs exclusief btw en de btw van de volgende artikelen. Bereken de consumentenprijs en de verschuldigde btw. € 425 Dvd-speler. Toen Btw 21%.
€ 10 Bioscoopkaartje. Btw 6%.
€ 1.000 Computer. Toen Btw 21%.
107
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
€ 1,65 500 gram peren. Btw 6%.
Opgave 113 Aniek is bedrijfsleidster bij Blues en koopt een broek in voor € 35. De kosten en winstopslag zijn 25%. De btw was toen 21%. Bereken de brutoverkoopprijs van de broek.
Opgave 114 Voor een openlucht popfestival is de kaartverkoop begonnen. De consumentenprijs van een concertkaartje is € 67,50. De btw is 6%. De winstopslag is 20%. Bereken de nettoverkoopprijs van het concertkaartje.
Opgave 115 Verkoopprijs Winstopslag Exploitatiekosten
€ 1.200 45% € 300
Over het artikel wordt hoog btw-tarief berekend. Bereken alle bedragen die kunnen worden uitgerekend.
108
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 116 Nettowinst Winstopslag Exploitatiekosten
€ 1.200 25% € 300
Over het artikel wordt laag btw-tarief berekend. Bereken alle bedragen die kunnen worden uitgerekend.
Opgave 117 Inkoopwaarde Brutowinst Btw-tarief
€ 45.000 € 12.000 21%
Bereken de omzet.
Bereken de consumentenomzet.
Opgave 118 Omzet volgens de kassa: € 12.000. De artikelen werden inclusief 21% btw verkocht. De inkoopwaarde van de omzet is € 5.100. Bereken de brutowinst
109
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 119 Omzet volgens de kassa: € 43.000. De artikelen worden inclusief 6% btw verkocht. De inkoopwaarde van de omzet is € 24.750. De exploitatiekosten zijn € 2.800. Bereken de brutowinst
Bereken de nettowinst
Opgave 120 Omzet: € 135.000 Btw-tarief: 6% Bereken de consumentenomzet
Opgave 121 Consumentenomzet: € 200.000 Btw: 21% Bereken de omzet
110
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 122 Gegeven: Inkoopprijs van een artikel: € 25 Brutowinst: € 15 Wat was de verkoopprijs?
Bereken het brutowinstpercentage over de verkoopprijs.
Bereken het brutowinstpercentage over de inkoopprijs.
Opgave 123 Gemiddelde inkoopprijs van sweatshirts: € 25 Ingekocht: 15.000 stuks Eigen gebruik: 15 sweatshirts Afschrijvingen door diefstal: 35 sweatshirts. Bereken de inkoopwaarde van de omzet
111
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 124 Een speciaalzaak in tennisbenodigdheden Sportivo had het tennisracket ‘Flash’ in de aanbieding. De exploitatiekosten zijn € 30. De inkoopwaarde van het racket is € 195. De brutowinst voor Sportivo is € 105. De btw is 21%. Bereken de brutoverkoopprijs.
Bereken het bedrijfsresultaat.
Bereken de brutowinst in procenten van de verkoopprijs.
Opgave 125 Jan is eigenaar van een bloemenzaak. Jan berekent de verkoopprijzen door de inkoopprijzen met een bedrag aan brutowinst te verhogen. Jan maakt hierbij verschil tussen de volgende productgroepen. Artikelgroep Bloemen
Winstopslag 100%
Inkoopprijs € 1,20
Planten
150%
€ 0,80
Plastic potten
200%
€ 0,40
Potgrond
75%
€ 0,60
Bruto winst
Verkoopprijs
Bereken voor Jan de brutowinst en de verkoopprijzen. Berekeningen:
112
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 126 Damir heeft voor verschillende producten de brutowinst in procenten van de omzet uitgedrukt. Producten A
Brutowinst 40%
Verkoop € 25
B
75%
€ 33
C
80%
€ 7,50
D
50%
€ 120
Bruto winst
Inkoopprijs
Bereken voor Damir het brutowinstbedrag en de inkoopprijs van de vier producten. Vul ze in. Berekeningen:
Opgave 127 Damir heeft voor verschillende producten de brutowinst in procenten van de omzet uitgedrukt. Producten A B C D
Brutowinst 40% 75% 80% 50%
Verkoop € 25 € 33 € 7,50 € 120
Bereken voor Damir het brutowinstbedrag en de inkoopprijs van de vier producten. Berekeningen:
A
B
C
D
Opgave 128 Damir heeft de brutowinst in procenten van de omzet uitgedrukt. De brutowinst van product A bedraagt 40% van de verkoopprijs. Bereken de inkoopprijs in procenten van de verkoopprijs.
113
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 129 Uit de boekhouding van Damir zijn de volgende gegevens ontleend: Kosten afschrijving Kosten algemeen Lonen Inkoopwaarde van de omzet Omzet
€ 6.000 € 26.456 € 72.282 € 298.359 € 498.421
Bereken voor Damir de brutowinst.
Bereken voor Damir de nettowinst.
Opgave 130 Uit de boekhouding van Anouschka zijn de volgende gegevens ontleend: Kosten afschrijving Kosten algemeen Lonen Inkoopwaarde omzet Omzet
€ 4.000 € 18.664 € 46.376 € 145.359 € 272.925
Bereken voor Anouschka de brutowinst.
Bereken voor Anouschka de nettowinst.
Bereken de consumentenomzet.
114
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 131 Toulai bezit een cadeaushop. De boekhouder heeft voor Toulai over het jaar 2005 de volgende gegevens verzameld: Omzet Inkoopwaarde omzet Brutowinst Kosten Kosten afschrijving Kosten algemeen Lonen Totale kosten Nettowinst
€ 408.658 € 217.149 – € 191.509 € 6.000 € 27.963 € 69.456 + € 103.419 – € 88.090
Druk voor Toulai de gegevens uit in procenten van de omzet (afgerond op 1 decimaal nauwkeurig) Incl. berekeningen Inkoopwaarde omzet
Brutowinst Kosten Kosten afschrijving Kosten algemeen Lonen Totale kosten Nettowinst
Opgave 132 Veel eigenaren die een cadeaushop bezitten, hebben zich aangesloten bij de vereniging ‘Vergelijk Cadeaus’. Deze vereniging ordent bedrijfsgegevens die de leden aanleveren. Toulai krijgt het volgende overzicht toegezonden: Overzicht gemiddelde resultaten in procenten over het jaar 2005 Omzet Inkoopwaarde omzet Brutowinst Kosten Kosten afschrijving 1,5% Kosten algemeen 7,5% Lonen 11% + Totale kosten Nettowinst
100% 55% – 45%
20% – 25%
Stel met behulp van de bij vraag 24 berekende gegevens een vergelijkbaar schema voor Toulai op. Overzicht gemiddelde resultaten in procenten over het jaar 2005 Omzet Inkoopwaarde omzet Brutowinst Kosten
115
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Overzicht gemiddelde resultaten in procenten over het jaar 2005 Kosten afschrijving Kosten algemeen Lonen Totale kosten Nettowinst
Vul in: meer of minder of gelijke:
Toulai heeft in vergelijking met haar collega’s
……. brutowinst behaald.
Toulai heeft in vergelijking met haar collega’s
……. afschrijvingskosten gemaakt.
Toulai heeft in vergelijking met haar collega’s
……. algemene kosten gemaakt.
Toulai heeft in vergelijking met haar collega’s
……. loonkosten gemaakt.
Toulai heeft in vergelijking met haar collega’s
……. totale kosten gemaakt.
Toulai heeft in vergelijking met haar collega’s
……. nettowinst behaald.
Berekeningen:
116
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Hoe wordt de verkoopprijs bepaald? Je gaat steeds meer rekenen als een ondernemer! De waardebepaling van de voorraad is nodig om een goede verkoopprijs te bepalen, maar ook om aan het einde van het boekjaar de winst van een bedrijf te kunnen vaststellen. Inkoopprijzen van artikelen blijven bijna nooit gelijk, ze wijzigen in de loop van een jaar. Maar de winkelier moet wel één bepaalde prijs aanhouden voor zijn voorraadadministratie. Als de winkelier in de administratie iedere keer de prijzen zou moeten gaan wijzigen, zou de administratie veel te complex worden. Een vaste gekozen prijs bepaalt dus de administratieve waarde van de voorraad. Er bestaan verschillende systemen voor het vaststellen van de prijs voor de administratie:
vaste verrekenprijs; historische kostprijs; vervangingskostprijs; verkoopprijs.
Vaste verrekenprijs (VVP) De vaste verrekenprijs (VVP) is niet de werkelijke inkoopprijs. Het is de verwachtte gemiddelde inkoopprijs tijdens een bepaalde periode. Voor het bepalen van de VVP is veel kennis van het product en inzicht in de economische ontwikkelingen nodig.
De verwachting voor 2013 is dat een grondstof gemiddeld € 45 per 100 kg gaat kosten. Deze waarde wordt als VVP gebruikt!
Inkoop
Gewicht
A 12-01
15.000 kg
B 18-03 C 22-05
Prijs per 100 kg
Verkoop
Gewicht
Prijs per 100 kg
€ 43
18-01
11.000 kg
€ 49
13.000 kg
€ 47
23-03
12.000 kg
€ 51
17.000 kg
€ 48
23-05
10.000 kg
€ 51
Bereken de voorraad op 01-06-13. Uitwerking: Stap 1: Bereken hoeveel kilo op 01-06-09 aanwezig is. 15.000 + 13.000 + 17.000 – 11.000 – 12.000 – 10.000 = 12.000 kg. Stap 2: Bereken de waarde. (Hiervoor gebruik je de VVP) 12.000 / 100 x € 45 = € 5.400
Het berekenen van de voorraad volgens een vaste verrekenprijs (VVP) betekent dat een winkelier aan het begin van een periode een vaste prijs bepaalt voor een artikel. Dit is vaak een geschatte gemiddelde inkoopprijs voor een bepaalde periode, meestal een jaar. Tegen deze prijs berekent hij de voorraadadministratie.
117
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Inkoop
Verkoop
Datum
Stuks
Prijs per stuk
Datum
Stuks
Prijs per stuk
2 april
10
€ 23
14 april
9
€ 30
16 april
10
€ 25
20 april
7
€ 30
23 april
10
€ 25
De vaste verrekenprijs is vastgesteld op € 24 per stuk. De waarde van de voorraad wordt bepaald volgens de volgende rekenmethode:
2 april
Inkoop
10 x € 24 = € 240
14 april
Verkoop
9 x € 24 = € 216
Voorraadwaarde
1 x € 24 = € 24
Inkoop
10 x € 24 = € 240
Voorraadwaarde
11 x € 24 = € 264
Verkoop
7 x € 24 € 168
Voorraadwaarde
4 x € 24 = € 240
Inkoop
10 x € 24 = € 240
Voorraadwaarde
14 x € 24 = € 336
16 april
20 april
23 april
De voorraadwaarde op 23 april is € 336. Door het berekenen van de voorraad waarde volgens een vaste verrekenprijs ontstaat er een verschil tussen de voorraadwaardering en de werkelijke inkoopwaarde van de voorraad. Dit noemen we prijsverschil bij inkoop. Dit prijsverschil bereken je als volgt: Datum
Werkelijke inkoopwaarde
Verschil
2 april
10 x € 23 = € 230
10 x (24-23) = + € 10
16 april
10 x € 25 = € 250
10 x (24-25) = – € 10
23 april
10 x € 25 = € 250
10 x (24-25) = – € 10
Een hogere inkoopprijs dan de VVP betekent een nadeel! Je betaalt meer dan je geschat had! Hier blijkt dat de werkelijke inkoopwaarde € 10 hoger is dan de inkoopwaarde berekend met behulp van de vaste verrekenprijs (+10 - 10 - 10 = + 10).
Historische kostprijs De historische kostprijs is de oorspronkelijke inkoopprijs. Bij de voorraadberekening volgens de historische waarde wordt de waarde bepaald door de oorspronkelijke inkoopwaarde. De historische waardebepaling kan in twee systemen worden opgedeeld: het fifo-systeem; het lifo-systeem.
118
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Fifo-systeem Fifo staat voor first-in first-out. Bij dit systeem worden de goederen die als eerste worden ingekocht, ook weer als eerste afgeboekt. De waarde wordt dus bepaald door de inkoopwaarde van de laatst ingekochte goederen. Inkoop
Verkoop
Datum
Stuks
Prijs per stuk
Datum
Stuks
Prijs per stuk
2 april
10
€ 23
14 april
9
€ 30
16 april
10
€ 25
20 april
7
€ 30
23 april
10
€ 25
De waarde van de voorraad wordt met behulp van het fifo-systeem bepaald volgens de volgende rekenmethode:
2 april
Inkoop
10 x € 23 = € 230
14 april
Verkoop
9 x € 23 = € 207
Voorraadwaarde
1 x € 23 = € 23
Inkoop
10 x € 25 = € 250
Voorraadwaarde
1 x € 23 = € 273
16 april
10 x € 25 = € 250 20 april
1 x € 23 = € 23
Verkoop
6 x € 25 = € 150
23 april
Voorraadwaarde
4 x € 25 = € 100
Inkoop
10 x € 25 = € 250
Voorraadwaarde
14 x € 25 = € 350
De voorraadwaarde op 23 april is € 350. 14 x € 25. Vier stuks uit partij 16 april en tien stuks uit partij 23 april. Lifo-systeem Lifo staat voor last-in first-out. Bij dit systeem worden de goederen die als laatst worden ingekocht als eerste afgeboekt. De waarde wordt dus bepaald door de inkoopwaarde van de eerst ingekochte goederen. Inkoop
Verkoop
Datum
Stuks
Prijs per stuk
Datum
Stuks
Prijs per stuk
2 april
10
€ 23
14 april
9
€ 30
16 april
10
€ 25
20 april
7
€ 30
23 april
10
€ 25
119
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De waarde van de voorraad wordt met behulp van het lifo-systeem bepaald volgens de volgende rekenmethode:
2 april
Inkoop
10 x € 23 = € 230
14 april
Verkoop
9 x € 23 = € 207
Voorraadwaarde
1 x € 23 = € 23
Inkoop
10 x 25 € = € 250
Voorraadwaarde
1 x € 23 = € 273
16 april
10 x € 25 20 april
Verkoop
7 x € 25 = € 175
Voorraadwaarde
1 x € 23 = € 98 3 x € 25
23 april
Inkoop
10 x € 25 = € 250
Voorraadwaarde
1 x € 23 = € 348 13 x € 25
De voorraadwaarde op 23 april is € 348. 1 stuk x € 23 uit partij 14 april en 3 stuks uit partij 16 april en 10 stuks uit partij 23 april à € 25: 1 x € 23 + 3 x € 25 + 10 x € 25 = € 348. Inkoop
Gewicht
Prijs per 100 kg
Verkoop
Gewicht
Prijs per 100 kg
A 12-01
15.000 kg
€ 43
18-01
11.000 kg
€ 49
B 18-03
13.000 kg
€ 47
23-03
12.000 kg
€ 51
C 22-05
17.000 kg
€ 48
23-05
10.000 kg
€ 51
Bepaal de voorraadwaarde op basis van het Fifo-systeem Uitwerking: Stap 1 Inkoop partij A
12-01
15.000 kg
Verkoop
18-01
11.000 kg partij A
Inkoop partij B
18-03
13.000 kg
Verkoop
23-03
4.000 kg partij A 8.000 kg partij B
Inkoop partij C
22-05
17.000 kg
Verkoop
23-05
5.000 kg partij B 5.000 kg partij C
rest partij A 4.000 kg
rest partij B 5.000 kg
rest partij C 12.000 kg
120
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Stap 2 12.000 / 100 x € 48 = € 5.760 Bepaal de voorraadwaarde op basis van het Lifo-systeem Uitwerking: Stap 1 Inkoop partij A
12-01
15.000 kg
Verkoop
18-01
11.000 kg partij A
Inkoop partij B
18-03
13.000 kg
Verkoop
23-03
12.000 kg partij B
Inkoop partij C
22-05
17.000 kg
Verkoop
23-05
10.000 kg partij C
rest partij A 4.000 kg
rest partij B 1.000 kg
rest partij C 7.000 kg
Stap 2 4.000 / 100 x € 43 =
1.720
1.000 / 100 x € 47 =
470
7.000 / 100 x € 48 =
3.360
Totaal:
€ 5.550
Vervangingskostprijs of vervangingswaarde Wanneer de vervangingswaarde als basis wordt genomen voor de voorraadberekening, wordt er gebruik gemaakt van de meest actuele waarde van een product. Winkeliers kiezen voor deze methode als artikelsoorten met grote prijsschommelingen in inkoopprijs te maken hebben. Elke keer als de actuele inkoopprijs van een artikel wijzigt, verander je de waardering van de artikelen in de administratie. Inkoop
Gewicht
Prijs per 100 kg
Verkoop
Gewicht
Prijs per 100 kg
A 12-01
15.000 kg
€ 43
18-01
11.000 kg
€ 49
B 18-03
13.000 kg
€ 47
23-03
12.000 kg
€ 51
C 22-05
17.000 kg
€ 48
23-05
10.000 kg
€ 51
Wanneer op 01-06-09 nieuwe voorraad zou worden ingekocht zou de inkoopprijs per 100 kg € 49 bedragen. Bereken de voorraadwaarde op 01-06-09. Uitwerking: De voorraad op 01-06-09 is 12.000 kg. 12.000 / 100 x € 49 = € 5.880
121
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Verkoopprijs Wanneer de verkoopprijs als basis wordt genomen voor de voorraadberekening, wordt er gebruikgemaakt van de meest actuele verkoopprijs van een product. Houd er rekening mee dat de verkoopprijs exclusief btw is. Als er goederen binnenkomen, dan wordt deze voorraad volgens de volgende formule berekend: Waarde nieuwe voorraad = aantal ontvangen artikelen x verkoopprijs (excl. btw) Inkoop
Gewicht
Prijs per 100 kg
Verkoop
Gewicht
Prijs per 100 kg
A 12-01
15.000 kg
€ 43
18-01
11.000 kg
€ 49
B 18-03
13.000 kg
€ 47
23-03
12.000 kg
€ 51
C 22-05
17.000 kg
€ 48
23-05
10.000 kg
€ 51
Bereken de voorraadwaarde op 01-06-09 op basis van de verkoopprijs. Uitwerking: De voorraad op 01-06-09 is 12.000 kg. 12.000 / 100 x € 51 = € 6.120
Belangrijk om te weten is dat bij deze berekeningsmethode een addertje onder het gras zit. In deze berekening zit namelijk een stuk brutowinst die nog niet is gerealiseerd. Met andere woorden: er zit een stuk nog niet gerealiseerde winst in de voorraadadministratie en die moet verantwoord worden. Als de betreffende voorraad is verkocht, verandert de post ‘nog niet gerealiseerde winst’ in ‘gerealiseerde winst’ in de boekhouding. Het verschil in beide posten zit in de nog niet verkochte voorraad. Inkoop
Verkoop
Datum
Stuks
Prijs per stuk
Datum
Stuks
Prijs per stuk
2 april
10
€ 23
14 april
9
€ 30
16 april
10
€ 25
20 april
7
€ 30
23 april
10
€ 25
De waarde van de voorraad wordt met behulp van het vervangingswaardesysteem bepaald volgens de volgende rekenmethode: 2 april
Inkoop
14 april
Verkoop
10 x € 23 = € 230
(dit is actuele prijs op 14 april)
9 x € 23 = € 207
Voorraadwaarde
1 x € = € 23
16 april
Herwaardering
1 x (€ 25 - € 23) = € 2
16 april
Inkoop
10 x € 25 = € 250
Voorraadwaarde
10 x € 25 = € 275
122
© Noordhoff Uitgevers
20 april
23 april
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Verkoop (dit is actuele prijs op 20 april)
7 x € 25 = € 175
Voorraadwaarde
4 x € 25 = € 100
Inkoop
10 x € 25 = € 250
Voorraadwaarde
11 x € 25 = € 350
De voorraadwaarde op 23 april is € 350: 11 x € 25 (actuele prijs). Verkoopprijs bepalen
Opgave 133 Een schoenenwinkel beschikt over de volgende in- en verkoopgegevens voor een bepaald type schoen. Inkoop Datum 2 april 16 april 23 april
Stuks 10 10 10
Inkoop per stuk € 70 € 74 € 75
Verkoop Datum 14 april 20 april
Stuks 9 7
Verkoopprijs per stuk € 90 € 92
Bereken de voorraadwaarde op 1 mei. Bij gebruik van de vaste verrekenprijs als deze is vastgesteld op € 72.
Bij gebruik van het Fifo-systeem.
Bij gebruik van het Lifo-systeem.
123
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Op basis van de actuele waarde als de inkoopprijs op 1 mei € 76 is.
Op basis van de verkoopprijs.
Opgave 134 Een kledingwinkel beschikt over de volgende in- en verkoopgegevens voor een bepaald type T-shirt. Inkoop Datum 3 januari 16 januari 25 januari
Stuks 30 20 40
Inkoop per stuk € 6,00 € 6,40 € 6,10
Verkoop Datum 7 januari 14 januari 21 januari 27 januari
Stuks 15 13 18 25
Verkoopprijs per stuk € 15,00 € 15,25 € 15,22 € 15,22
Bereken de voorraadwaarde op 1 februari Bij gebruik van de vaste verrekenprijs als deze is vastgesteld op € 6,15.
Bij gebruik van het Fifo-systeem.
124
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Bij gebruik van het Lifo-systeem.
Op basis actuele waarde als de prijs op 1 mei € 6,20 is.
Op basis van de verkoopprijs.
125
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Casus: Zomaar een winkeltje
Mandy Hoekstra heeft een kousenwinkel in Emmen: Mandy's kousenwinkel genaamd. Voor haar winkel koopt ze kousen, sokken en leggings in en alles wat daar mee te maken heeft. Mandy is zzp‘er en het winkelpand heeft ze gehuurd. Verder heeft ze een toonbank en een kassa op afbetaling gekocht. Ze heeft een tweedehands autootje, waarin ze dan zelf haar artikelen vervoert. Af en toe maakt ze reclame in het huis-aan-huis-blaadje. Mandy houdt haar inkoopadministratie goed bij. Wat ze allemaal heeft ingekocht kun je lezen in de tabellen die staan in de opdrachten. Daar staat gelijk ook bij voor welke prijzen ze de producten inkoopt en weer verkoopt. De maten en merken zijn er niet bij vermeld, dat is voor het berekenen nu niet relevant Afzet en omzet In deze opgave ga je rekenen met afzet- en omzetcijfers. Je leert wat het verschil is tussen de afzet en de omzet, vervolgens ga je er mee rekenen. Daarna ga je rekenen met de inkoopprijs, verkoopprijs en de inkoopwaarde. We werken nog niet met de btw, dat komt in de volgende opdrachten aan de orde. Rekenen met procenten komt ook aan de orde.
a. Mandy heeft een aantal producten ingekocht. Ze heeft ze netjes in tabellen ondergebracht. Bereken de inkoopwaarde van die producten samen. Producten die zijn ingekocht en de bijbehorende prijzen (p = paar): Kinderen soort
inkoopprijs per paar in €
Dames
Heren
soort
inkoopprijs per paar in €
soort
inkoopprijs per paar in €
50 p teensok
2
60 p enkelsok
3
50 p footie
3
40 p korte sok
4
40 p babysok
2
90 p kindersok
1,50
50 p sneakers
2
60 p enkelsok
2
40 p lange sok
4,50
100p kniesok
2,50
80 p sneaker
3
100 p sneaker
3
80 p legging
3
40 p kniesok
3
80 p sportsok
4
50 p sportsok
2,50
100 p panty
4
50 p netkousen
4,50
20 p naadpanty
4,50
40 p capripanty
4,50
Noteer ook steeds je berekening 40 p babysok
90 p kindersok
126
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
50 p sneakers
100p kniesok
80 p legging
50 p sportsok
b. Mandy heeft in een andere tabel aangegeven hoeveel van elk soort product verkocht is (afzet). In een bepaalde week heeft ze de volgende producten verkocht met vermelding van de verkoopprijzen Kinderen soort
Dames
Heren
(p = paar)
vkprijs per p in €
(omzet in €)
soort
Vkprijs per p in €
(omzet in €)
soort
vkprijs per p in €
(omzet in €)
20 p babysok
6
...
40 p teensok
4
...
30 p enkelsok
6.-
...
30 p kindersok
3
...
40 p footie
6
...
30 p korte sok
7
...
20p sneakers
4
...
50 p enkelsok
4
...
42p lange sok
8
...
60 p kniesok
5
...
40 p sneaker
6
...
60 p sneaker
6
...
40 p legging
6
...
30 p kniesok
6,50
...
20 p sportsok
7,50
...
30 p sportsok
5
...
70 p panty
8
...
25 p netkousen
9
...
10 p naadpanty
9
...
30 p capripanty
9
...
Bereken de afzet en omzet van Mandy's producten van die bepaalde week. Hierbij hoef je nog geen rekening te houden met de btw. Vul je antwoorden in op de stippeltjes.
127
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Berekeningen b
c. Nu ga je de afzet berekenen in procenten. Hoeveel procent is er van elk soort product in die bepaalde week verkocht? Vul je antwoorden in op de stippeltjes. Voorbeeld: Babysokken ingekocht 40 paar; verkocht 20 paar, dat is dus (20:40)×100% = 50% ingekocht
verkocht
procenten verkocht
40 p babysok
20
...
90 p kindersok
30
...
50 p sneakers
20
...
100p kniesok
60
...
80 p legging
40
...
50 p sportsok
30
...
50 p teensok
40
...
50 p footie
40
...
60 p enkelsok
50
...
80 p sneaker
40
...
40 p kniesok
30
...
100 p panty
70
...
50 p net-kousen
25
...
20 p naad-panty
10
...
40 p capri-panty
30
...
60 p enkelsok
30
...
40 p korte sok
30
...
40 p lange sok
20
...
100 p sneaker
60
...
80 p sportsok
20
...
128
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Berekeningen c
d. Winstopslag Nu ga je de winst berekenen, men noemt het ook wel de winstopslag. Je neemt een percentage van de inkoopprijs en dat wil je als winst verdienen: Inkoopprijs Winstopslag + Verkoopprijs
Kinderen soort
Dames
Heren
inkoop prijs per p in €
Vkprijs per p in €
soort
Inkoop prijs per p in €
vkprijs per p in €
soort
Inkoop prijs per p in €
verkoopprijs per p in €
40 p babysok
2
6
50 p teensok
2
4
60 p enkelsok
3
6
90 p kindersok
1,50
3
50 p footie
3
6
40 p korte sok
4
7
50 p sneakers
2
4
60 p enkelsok
2
4
40 p lange sok
4,50
8
100p kniesok
2,50
5
80 p sneaker
3
6
100 p sneaker
3
6
80 p legging
3
6
40 p kniesok
3
6,50
80 p sportsok
4
7,50
50 p sportsok
2,50
5
100 p panty
4
8
129
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Kinderen
Dames
Heren
50 p netkousen
4,50
9
20 p naadpanty
4,50
9
40 p capripanty
4,50
9
Je berekeningen in stap 1 gingen uit van deze basisgegevens
Bereken hoeveel winst(opslag) de babysokken, de netkousen en de heren sportsokken hebben opgebracht. Bereken de winst over het totaal aantal verkochte sokken. Deze totaalberekeningen maakte je al in de vorige stap, daar kan je dus nu op doorgaan. Berekeningen d
e. Bereken de winst over het totaal aantal verkochte sokken. Kinderen
Dames
Heren
(winst in €)
Soort(afzet)
(winst in €)
Soort(afzet)
(winst in €)
20 p babysok
...
40 p teensok
...
30 p enkelsok
...
30 p kindersok
...
40 p footie
...
30 p korte sok
...
20 p sneakers
...
50 p enkelsok
...
20 p lange sok
...
60 p kniesok
...
40 p sneaker
...
60 p sneaker
...
40 p legging
...
30 p kniesok
...
20 p sportsok
...
30 p sportsok
...
70 p panty
...
25 p netkousen
...
10 p naadpanty
...
30 p capripanty
...
subtotaal
...
subtotaal
...
Soort(afzet)
subtotaal
...
130
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Berekeningen e
f. Kijk nog eens naar de in- en verkoopprijzen van Mandy’s winkel (in de tabel bij a). Zoek nu uit van welk artikel Mandy per stuk de meeste winst denkt te halen en druk dit uit in een percentage van de inkoopprijs. Doe dit ook voor de soort kousen waarvan ze per stuk de minste winst denkt te maken. Druk ook deze winst uit in een percentage van de inkoopprijs. Zet de berekening erbij. Meeste winst: Artikelnaam: winstbedrag:
in percentage:
g. Minste winst: Artikelnaam: winstbedrag:
in percentage:
Exploitatiekosten en nettowinst De exploitatiekosten zijn de kosten die een winkelier voor zijn winkel moet maken. De nettowinst is de brutowinst minus de exploitatiekosten, dus het bedrag dat de winkelier overhoudt als hij alle kosten van de brutowinst heeft afgetrokken.
131
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
h. Schrijf op wat er onder exploitatiekosten wordt verstaan. Welke soort exploitatiekosten zou Mandy maken voor haar kousenwinkeltje?
i. Noteer wat onder nettowinst wordt verstaan?
j. Mandy heeft in de maand januari 2009 een omzet gehaald van € 7050. De inkoopwaarde van de omzet was € 5800. De exploitatiekosten waren totaal € 750. Heeft Mandy een nettowinst behaald en zo ja hoeveel dan? Maak een overzichtelijke berekening.
En als ze verlies heeft, hoeveel is dat dan? Maak weer een overzichtelijke berekening.
k. Een maand later haalde ze een omzet van € 9000. De inkoopwaarde van de omzet was € 6960. De exploitatiekosten waren gelijk gebleven. Hoeveel is de nettowinst van de maand februari?
132
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
l. De concurrent van Mandy, die ook zzp’er is, heeft in januari 2009 een omzet gehaald van € 8080. De inkoopwaarde van de omzet was € 6500. De exploitatiekosten waren € 850. Hoeveel is de nettowinst van de concurrent?
Noteer ook steeds je berekening Btw berekenen Je hebt al veel gerekend met de producten uit de kousenwinkel van Mandy. Je hebt toen nog geen rekening gehouden met de btw. Je hebt dus nog niet gewerkt met zuivere consumentenprijzen, maar alleen verkoopprijzen uitgerekend. Dat komt goed uit, want ondernemers rekenen ook zonder btw. Immers ze mogen de btw toch niet zelf houden. Die moeten ze afdragen aan de Belastingdienst. Daarom worden de verkoopprijzen door ondernemers, wanneer zij aan het rekenen zijn, altijd op 100% gesteld. De ondernemer gaat er dus vanuit dat zijn eigen aandeel 100% is en wat daar bovenop als btw in de kassa komt, doorgegeven wordt aan de Belastingdienst. Dus onthoud goed: de consumentenprijs is altijd inclusief de btw en bijgevolg dus 119/121% of 106%. Verkoopprijs =
100%
Btw =
21/19 of 6%
Consumentenprijs =
121/119% of 106%
m. Bereken de consumentenprijs van 1 paar heren enkelsokken; 1 paar heren sneakersokken, 1 paar footie en 1 paar kindersokken uit Mandy's winkel. Het btw-tarief over deze producten was toen 19%. Soort artikel
verkoopprijs
btw
consumentenprijs
heren enkelsokken
6
...
...
heren sneakersokken
6
...
...
footie
6
...
...
kindersokken
3
...
...
133
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Berekeningen: heren enkelsokken
heren sneakersokken
Footie
Kindersokken
n. Mandy heeft bij de concurrent een paar heren enkelsokken gezien die zij ook verkoopt, alleen waren ze veel goedkoper. De concurrent heeft een lagere winstopslag berekend of goedkoper kunnen inkopen. De heren enkelsokken waren bij de concurrent verkocht voor € 6,50. Bereken de btw (toen 19%) en de verkoopprijs. Lever de manier van berekenen er ook steeds bij.
De concurrent had ook lagere prijzen voor kindersokken € 2 en voor footies € 4. Bereken ook van deze artikelen de btw en de verkoopprijs. Soort artikel
verkoopprijs
btw
consumentenprijs
heren enkelsokken
...
...
6,50
kindersokken
...
...
2
footies
...
...
4
134
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
o. Bereken in onderstaande tabel de ontbrekende gegevens. A = 19% B = 6% btw consumentenprijs
Btw-tarief
verkoopprijs
Btw-bedrag
...
A
43,50
...
...
B
4
...
390,68
...
...
62,38
166,37
A
139,82
...
59,74
...
50,20
...
11,96
...
11,28
...
...
...
31,80
6,05
...
B
1,56
...
...
A
...
7,88
15,90
B
...
0,90
p. Nu ga je met de inkoopfactuur(prijs) en inkoopprijs rekenen.
Inkoopfactuur 119% als een cijfervoorbeeld:
€ 30,00
Btw 19%
€ 5,70 -
Inkoopprijs 100%
€ 24,30
Ook hier stel je de verkoopprijs altijd op 100%. Stel dat de brutowinst 25% is, dan is de inkoopwaarde dus 75%.
Inkoopwaarde 75%
€ 24,30
Brutowinst 25%
€ 8,10 +
Verkoopprijs 100%
€ 32,40
Btw 19%
€ 6,16 +
Consumentenprijs 119%
€ 38,56
Van Mandy's kousenwinkel ga je aan de slag op basis van de volgende gegevens:
inkoopprijs van 10 paar heren enkelsokken € 30 inkoopprijs van 10 paar panty's € 40 inkoopprijs van 10 paar kindersportsokken € 15
135
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voor bovenstaande artikelen geldt een brutowinst van 50% en de hoogste btw-tarief. Bereken van deze artikelen:
de inkoopwaarde; de inkoopfactuurprijs; de verkoopprijs; de consumentenprijs.
Plaats de antwoorden in een tabel. Soort artikel
inkoopprijs
inkoopwaarde inkoopfactuur verkoopprijs
consumentenprijs
heren enkelsokken
30 per 10 stuks
...
...
...
...
panty’s
40 per 10 stuks
...
...
...
...
kindersportsokken
15 per 10 paar
...
...
...
...
Berekeningen: heren enkelsokken
de inkoopwaarde; de inkoopfactuurprijs; de verkoopprijs; de consumentenprijs.
heren sneakersokken
de inkoopwaarde; de inkoopfactuurprijs; de verkoopprijs; de consumentenprijs.
Footie
de inkoopwaarde; de inkoopfactuurprijs; de verkoopprijs; de consumentenprijs.
Kindersokken
de inkoopwaarde; de inkoopfactuurprijs; de verkoopprijs; de consumentenprijs.
136
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Netto en bruto verkoopprijzen Om te kunnen bestaan heeft een bedrijf winst nodig. Vanuit de winst worden de kosten en het inkomen van de ondernemer betaald. Daarbovenop komt de btw. De consumentenprijs heeft dus twee maal een opslag. Dat betekent dat je bij het afprijzen van artikelen daar ook rekening mee moet houden. Inkoopprijs (netto-netto) Brutowinst + Verkoopprijs (netto) btw + Consumentenprijs (bruto)
Giel, de man van Mandy, heeft een klassieke herenmodezaak. Voor het berekenen van de consumentenprijs van herenpantalons van een bepaald merk, hanteert hij een brutowinst van 175% van de inkoopprijs. Voor de btw geldt het hoge tarief.
q. Bereken de consumentenprijs van een herenpantalon met een inkoopfactuurprijs van € 210,99. Bereken de brutowinst. Gebruik de tabel die in de volgende opdracht staat. Berekeningen
r. Bereken ook de consumentenprijs en de brutowinst van de andere twee artikelen die in onderstaande tabel staan ook met een winstopslag van 175%. De Btw was toen 19%. Soort artikel
Inkoopprijs op factuur
btw op factuur
Inkoopprijs
Winstopslag
Verkoopprijs
btw
Consumentenprijs
herenpantalon
210,99
...
...
...
...
...
...
overhemd
101,15
...
...
...
...
...
...
gilet
69,99
...
...
...
...
...
...
137
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Statistieken en tabellen lezen Een winkelier verkoopt producten om er winst mee te maken. Daarom moet hij of zij weten hoeveel er van ieder product verkocht wordt en wat er aan winst over blijft. Moderne kassasystemen en boekhoudpakketten bieden de mogelijkheid om omzet- en winstcijfers te bekijken. Daarnaast zijn er gegevens beschikbaar over de omzet en winst van concurrenten, op de Nederlandse markt en van vergelijkbare producten. Door deze gegevens te verzamelen, kom je als ondernemer veel te weten. Je kunt efficiënter werken en betere beslissingen nemen over je bedrijf. Een stapel gegevens op papier, in de computer of in een map kan voor onszelf heel nuttig zijn. Als we met anderen gaan overleggen, is het echter een rommelig geheel dat niet overtuigend overkomt. Daarom moet je als winkelier een verkooprapportage kunnen opstellen. In zo’n rapportage zet je de verschillende feiten en cijfers netjes bij elkaar. Je gebruikt daarbij grafieken en tabellen. Zo is je informatie helder en duidelijk voor de mensen waarmee je te maken krijgt. Je eigen medewerkers, je aandeelhouders of geldschieters zullen er blij mee zijn. En daar doe je als ondernemer weer je voordeel mee.
Cijfers kun je overzichtelijk afbeelden in een grafiek.
Rapporteren Als je de verkoopresultaten van je winkel wilt bekijken en begrijpen, heb je een rapport nodig. Een rapport is een verslag. Een rapportage van verkoopresultaten is een evaluatie van wat de winkel in een bepaalde periode bereikt heeft. Hier staat niet alleen het verkoopresultaat in, maar ook de manier waarop het is behaald. In de rapportage kunnen ook aanbevelingen staan voor toekomstig beleid. Functies Rapportage kan een aantal functies vervullen:
Een informatiemiddel voor de leiding en andere afdelingen binnen het bedrijf. De andere afdelingen kunnen er hun voordeel mee doen. Een beoordelingsmiddel voor districtleiders. Zij kunnen filiaalbeheerders en afdelingschefs beoordelen op hun prestaties (behaalde omzet) en vaststellen waar eventuele problemen zijn. Een voorbereidingsmiddel voor filiaalbeheerders of afdelingschefs. Zij kunnen het rapport van bijvoorbeeld een verkoopactie gebruiken voor de voorbereiding van een volgende actie. Hierdoor kunnen zij hun werk beter plannen en efficiënter werken.
138
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Gegevens Welke gegevens in het rapport staan, hangt af van het doel van de rapportage. Je kunt de gegevens van het hele bedrijf evalueren. Of je kunt slechts een deel van de resultaten evalueren. Daarnaast zijn de gegevens die je vermeldt afhankelijk van:
wie de rapportage opstelt; voor wie of waarvoor de rapportage wordt gebruikt; de grootte van de winkel (klein-, midden- of grootwinkel/filiaalbedrijf).
Hoe uitgebreid een rapport is, hangt mede af van de grootte van het bedrijf.
Gegevens in een rapportage van de verkoopresultaten kunnen zijn:
het verkoopresultaat van het gehele bedrijf; de verkoopresultaten van de afzonderlijke afdelingen; de verkoopresultaten per artikelgroep; de verkoopresultaten van afzonderlijke artikelen; periodiek overzicht van de verkoopresultaten: per week, per maand, per kwartaal, per half jaar of per jaar; de verkoopresultaten per verkoopmedewerker.
Soorten verkoopresultaten Er zijn verschillende verkoopresultaten die je kunt vermelden:
De afzet: het aantal verkochte producten. De consumentenomzet: het bedrag dat de consumenten bij elkaar hebben betaald voor die producten. De brutowinst: de consumentenomzet met aftrek van BTW en inkoopprijs. De nettowinst: de brutowinst met aftrek van exploitatiekosten.
Kenmerken Een rapportage moet duidelijk en goed leesbaar zijn. Zo weet je zeker dat belangrijke informatie begrepen wordt. Een goed rapport heeft de volgende kenmerken:
Het is beknopt. Houd je aan de probleemstelling en vermeld alleen de hoofdzaken. Het is duidelijk. Het doel van het rapport moet voor de lezer onmiddellijk helder zijn. Rapporteer je over feiten of geef je een mening? Aanbevelingen of ervaringen moet je altijd motiveren. Het heeft een heldere structuur. Denk eerst na over wat je wilt gaan schrijven. Verzamel alle gegevens en rangschik deze voordat je gaat schrijven. Het is objectief. Feiten zijn objectief, meningen niet. Maak hiertussen duidelijk verschil. Feiten zijn controleerbare gegevens. Meningen verwerk je in de aanbevelingen. Niet: De winst van het afgelopen jaar valt ons erg tegen. Waarschijnlijk komt het door het slechte weer van afgelopen zomer.
139
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Maar: De tegenvallende winst wordt met name veroorzaakt doordat de kosten hoger zijn uitgevallen dan begroot was. Het is aan te bevelen de oorzaak van deze hogere kosten goed te onderzoeken. Verzorgd taalgebruik. Ga uit van de positie van de lezer. Gebruik gangbare woorden en zo min mogelijk afkortingen. Zorg dat de taal grammaticaal goed is. Goede presentatie. Houd het rapport eenvoudig en kort. Langere en complexere rapporten kun je beter (laten) inbinden.
Eisen In de rapportage van de verkoopresultaten moet je de volgende punten verwerken:
De omzetdoelstelling: hoeveel omzet wilde je in de afgelopen periode realiseren? De seizoensinvloeden: welke zijn dat en (hoe) hebben ze het resultaat beïnvloed? Een statistische verwerking van de juiste gegevens. De verschillende soorten verkoopresultaten. Een duidelijk, grafisch overzicht van de omzetcijfers. Conclusies over het bereiken van de omzetdoelstellingen. Voorstellen voor toekomstig verkoopbeleid. Voorstellen voor het promotieplan.
Grote rapporten worden meestal uitbesteed bij een drukker. Op deze manier krijg je een verzorgd resultaat.
Gegevens verzamelen Een winkelbedrijf heeft te maken met een grote hoeveelheid cijfermatige gegevens. Om deze op een rijtje te krijgen en te begrijpen, moeten de winkel ze statistisch verwerken. Statistieken kunnen grote hoeveelheden cijfermateriaal inzichtelijk maken. Cijfers kunnen informatiever zijn dan woorden als je er inzicht in hebt.
Met woorden: ‘Het bedrijf heeft een goed jaar gehad.’ Met cijfers: ‘De winst is afgelopen jaar met 36% gestegen.’
Soorten gegevens Een winkelbedrijf kan gebruikmaken van verschillende soorten gegevens. Je kunt onderscheid maken in:
Primaire gegevens. Dit zijn gegevens die het bedrijf zelf verzamelt. Bijvoorbeeld gegevens uit de eigen administratie of over klanten die de winkel bezoeken. Secundaire gegevens. Dit zijn gegevens die anderen verzamelen, bijvoorbeeld: het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS); het EIM/Centrum voor Retail Research.
Deze instellingen beschikken over veel algemene gegevens van de detailhandel.
140
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Methoden Voor het verzamelen van gegevens kan een bedrijf gebruikmaken van verschillende methoden:
Alle gegevens onderzoeken. Bij het uitrekenen van de totale omzet moeten de gegevens van alle artikelen bekeken worden. De prijzen van alle artikelen moeten bij elkaar opgeteld worden. Een steekproef nemen. Soms is het mogelijk om op basis van een deel van de artikelen uitspraken te doen over alle artikelen. Een bedrijf maakt in zo’n geval gebruik van een steekproef.
Steekproef Een steekproef is een representatieve selectie uit een totale hoeveelheid verschijnselen. Representatief wil zeggen dat het deel dat je onderzoekt, dezelfde kenmerken heeft als het geheel. Alleen dan kun je met de steekproef, op grond van informatie over een deel, eerlijke uitspraken doen over een geheel van verschijnselen. Als je de totale groep onderzoekt, weet je zeker dat de uitspraken over die groep juist zijn. Als je maar drie mensen ondervraagt van een totale groep van tien miljoen, dan is de kans zeer groot dat de uitspraken niet juist zullen zijn.
Is mijn selectie representatief?
In het algemeen geldt: hoe groter de steekproef, hoe zekerder de uitspraak zal zijn. Dit noem je de wet van de grote getallen. Deze wet zegt dat bij een voldoende grote steekproef elke afwijking naar boven wordt opgeheven door een afwijking naar beneden. Ofwel: als je voldoende mensen ondervraagt, dan wordt een afwijkende mening wel door een andere mening opgeheven. Je moet dus duidelijk bepalen welke steekproef je gaat nemen. Deze gegevens uit de steekproef kun je vervolgens verder onderzoeken, zodat je er conclusies uit kunt trekken.
Tabellen Cijfermatige informatie heb je nodig voor een juist inzicht in problemen en voor het nemen van beslissingen. Door cijfers te presenteren in een tabel, maak je cijfermateriaal:
overzichtelijk; makkelijker te lezen; beter te begrijpen.
De tabel Een tabel bestaat altijd uit een aantal onderdelen:
Een opschrift. Dit geeft aan waarover de tabel informatie geeft. Kolommen. Deze lopen verticaal (van boven naar beneden). In de kolomkop geef je aan wat er in de kolom staat vermeld. Regels. Deze lopen horizontaal. Aan het begin van elke regel wordt de betekenis van die regel aangegeven.
141
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
De kruisingen van kolommen en regels vormen de veld en waarin het cijfermateriaal wordt vermeld.
Een cel is de kruising van een kolom en een rij.
Rangschikking Tabellen kunnen naar één of meer gezichtspunten worden gerangschikt. We onderscheiden:
enkelvoudige tabellen meervoudige tabellen.
Enkelvoudige tabellen Bij enkelvoudige tabellen wordt er slechts één verschijnsel weergegeven, bijvoorbeeld de omzet van filiaal A. Jaar
2003
2004
2005
2006 (prognose)
Verkoop wasmachines
€ 124.000
€ 136.000
€ 128.000
€ 133.000
Witgoedland - onderdeel wasmachines
In deze tabel zie je de verkopen van wasmachines bij de winkelketen Witgoedland. De verkoopcijfers laten zien dat er in 2003 voor € 124.000 aan wasmachines verkocht werd. De omzet steeg in 2004 naar € 136.000 en daalde in 2005 naar € 128.000. Voor 2006 verwacht men een omzetstijging tot € 133.000. Meervoudige tabellen In meervoudige tabellen worden er meerdere verschijnselen weergegeven. Wanneer je de ontwikkeling van de omzet, in volume en in prijs laat zien, dan gebruik je daarvoor een meervoudige tabel. In deze tabel kun je meerdere dingen aflezen. Je kiest eerst het jaar waar je meer over wilt weten. Vervolgens kun je aflezen: de omzet van wasmachines, de ontwikkeling van de omzet van wasmachines ten opzichte van 2003 (indexcijfer) en de winstbijdrage van de productgroep wasmachines binnen de keten Witgoedland
142
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Witgoedland Jaar
2003
2004
2005
2006 (prognose)
Wamachines
€ 124.000
€ 136.000
€ 128.000
€ 133.000
Index (2003 = 100)
100
110
103
107
Winstbijdrage
14%
16%
13%
15%
Witgoedland wasmachines verkoop, indexcijfer verkoop en winstbijdrage
Grafieken Gegevens worden ook vaak in een grafiek afgebeeld. Een grafiek is een grafische presentatie van gegevens.
Voordeel: de snelle afleesbaarheid. Nadeel: geeft slechts een globaal beeld.
Grafieken en tabellen worden vaak samen gebruikt. De grafiek geeft de ontwikkeling aan en in de tabel zie je de gedetailleerde informatie.
Een lijndiagram, met de ontwikkeling van de omzet van een elektronicawinkel.
Er zijn verschillende soorten grafieken. De meest voorkomende grafieken zijn:
lijndiagram staafdiagram kolommendiagram (waaronder histogram) vlakdiagram (waaronder cirkeldiagram) beeldstatistiek blokdiagram frequentiepolygoon spreidingsdiagram.
Lijndiagram Een lijndiagram bestaat altijd uit twee assen waarop de gegevens staan. Deze gegevens worden tegen elkaar afgezet: Op de horizontale as, de x-as, staat vaak de tijd: in bijvoorbeeld uren, dagen of jaren. Op de verticale as, de y-as, staan de hoeveelheden aangegeven.
143
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voorwaarden om de duidelijkheid te vergroten:
Het diagram moet een duidelijke titel hebben. Een aanduiding op de x-as en de y-as: het moet duidelijk zijn wat de vermelde cijfers betekenen. Bijvoorbeeld euro’s, kilogram of hoeveelheden van 1.000, maanden, jaren of minuten. Een legenda: de verschillende lijnen moet je kunnen onderscheiden. In de legenda geef je de betekenis van de lijnen aan. Een consistente schaalverdeling: elke afstand tussen twee waarden op de x-as en de y-as moet gelijk zijn. De afstanden moeten duidelijk aangegeven zijn door bijvoorbeeld punten of streepjes.
Met een lijndiagram kun je goed belangrijke perioden laten zien, of een verwachte ontwikkeling. Op basis hiervan kun je bijvoorbeeld een trend doortrekken naar een toekomstig tijdstip. Dit heet extrapoleren. Extrapoleren is van belang voor het prognosticeren en het budgetteren.
Trendlijn van de werkelijkheid door extrapoleren.
Staafdiagram Bij een staafdiagram geef je de grootte van het onderwerp aan door losstaande staven. De lengte van de staven maakt vergelijking mogelijk. Hoe groter het verschijnsel, hoe groter de staaf. De staven kunnen horizontaal of verticaal lopen. Meestal wordt de grootte langs de y-as afgezet. De voorwaarden zijn dezelfde als bij het lijndiagram. Let er ook op dat:
iedere staaf even breed is; tussen de staven evenveel open ruimte is, behalve als de gegevens over een bepaalde periode ontbreken.
Staafdiagram.
144
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Je ziet in het diagram een redelijk gelijkmatige omzetontwikkeling binnen het jaar. De minimumbijdrage van een maand aan de jaaromzet is ongeveer 6,9 procent en de maximale bijdrage ongeveer 9,4 procent. Je kunt ook een samengesteld staafdiagram maken. De staven kunnen boven op elkaar of naast elkaar staan. In de legenda wordt de betekenis van de verschillende staven aangegeven.
Samengestelde staafdiagrammen.
Kolommendiagram Een kolommendiagram is een soort staafdiagram waarbij de kolommen tegen elkaar geplaatst worden. Een voorbeeld hiervan is het histogram. Een histogram is een kolommendiagram van een frequentieverdeling. De hoogte van de kolom geeft de frequentie per klasse weer. Als de klassen niet even groot zijn, moet eerst de frequentiedichtheid per klasse berekend worden. Je kiest daarvoor een standaardklassenbreedte. Op basis daarvan bereken je de frequentiedichtheid.
De gegevens uit de kolom ‘frequentiedichtheid’ kun je vervolgens in het histogram tekenen.
Histogram.
145
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Vlakdiagram Een vlakdiagram is een grafiek waarin de onderwerpen waarover gegevens zijn, door een vlak worden voorgesteld. De vlakken worden soms in een vierkant, maar meestal in een cirkel getekend. Het cirkeldiagram is een vlakdiagram in de vorm van een cirkel. Het laat de verschillende grootheden zien als segmenten in een vlakke schijf. De grootte van het segment geeft een bepaald percentage weer. Voor het tekenen van de segmenten maak je gebruik van een geodriehoek. Ook kun je gebruik maken van de tekenfunctie in Excel en sommige andere rekenbladen om een cirkeldiagram op te stellen. Kenmerken:
Het gaat altijd om percentages. De cirkel is altijd volledig gevuld. In de segmenten is het percentage altijd aangegeven in verband met de leesbaarheid.
Cirkeldiagram.
Beeldstatistiek Deze vorm zie je vaak in kranten en tijdschriften. Er worden symbolen of figuren gebruikt. Ieder symbool geeft een bepaalde eenheid weer. Bijvoorbeeld:
Een poppetje als afbeelding van mensen. Munten als afbeelding van bedragen.
Beeldstatistiek.
146
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Blokdiagram In een blokdiagram worden de gegevens verbeeld door kubussen. Het is een driedimensionale presentatievorm. De inhouden van de kubussen geven de waarden weer.
Blokdiagram.
Frequentiepolygoon In een frequentiepolygoon worden de klassenmiddens door punten aangegeven. De punten worden door rechte lijnen met elkaar verbonden. Bij het weergeven van cumulatieve frequenties worden de punten met elkaar door een vloeiende lijn verbonden. Een frequentiepolygoon kan ook in een histogram getekend worden.
Histogram en frequentiepolygoon
Spreidingsdiagram Een spreidingsdiagram is een grafische weergave van de gemiddelde samenhang tussen twee onderwerpen. Relatie tussen temperatuur en ijsomzet Datum (juni)
Temperatuur in °C
IJsomzet x € 100
1
18
16
2
25
24
3
15
15
147
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Relatie tussen temperatuur en ijsomzet 4
16
16
5
26
25
6
24
23
7
22
21
8
17
16
9
21
20
10
20
20
11
19
17
12
23
22
13
19
18
14
21
20
15
18
18
In de tabel staan de gegevens van een banketbakker die het verband onderzocht tussen de hoogte van de buitentemperatuur en zijn ijsverkoop. Deze gegevens heeft de banketbakker in een grafiek gezet.
Op de y-as staat de ijsomzet aangegeven, op de x-as de buitentemperatuur. Elke meting krijgt een punt in het veld. De punten vormen samen een bepaald patroon. Als de samenhang tussen twee onderwerpen heel sterk is, vormen de punten een lange, min of meer rechte, lijn. Als de samenhang minder sterk is, dan vormen de punten een ronde schijf.
148
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 135 Lees de volgende twee stukjes rapportage. Gedurende de eerste helft van 2011 heeft ons bedrijf het niet zo goed gedaan. We hebben een omzet gehaald van € 250.000, maar de winst viel lager uit dan we gehoopt hadden. De winst bedroeg slechts € 20.000. Dat de winst tegenvalt, komt waarschijnlijk doordat er niet hard en zorgvuldig genoeg gewerkt is door de medewerkers van het bedrijf. Over de eerste helft van 2011 zijn de volgende resultaten behaald. De omzet bedroeg € 250.000. De totale kosten bedroegen € 230.000. Dit leidde dus tot een winst van € 20.000. De omzet lag iets onder de vooraf begrote omzet van € 260.000. De totale kosten waren echter € 50.000 hoger dan begroot. Hierdoor komt de winst lager uit dan was begroot. Het is van belang dat uitgezocht wordt hoe het komt dat de werkelijke kosten hoger liggen dan de begrote kosten. Geef aan wat het verschil is tussen deze twee stukjes rapportage.
Welk stukje vind jij beter? Licht je antwoord toe.
Opgave 136 Een ondernemer wil weten waar zijn klanten de voorkeur aan geven: kant-en-klaarmaaltijden of verse groente. Hij ondervraagt daarvoor 25 klanten op de koopavond en 25 klanten op zaterdagmorgen. Uit het onderzoek blijkt dat 75% van de klanten liever kant-en-klaarmaaltijden heeft. Is deze steekproef representatief? Licht je antwoord toe.
149
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 137 Actie tegen marktverzadiging prijs-/kortingsacties verbeterde service meer reclame meer kwaliteit opleiden personeel klantenrelaties scherpere inkoop schaalvergroting nieuwe markten kosten verlagen
Kleinbedrijf 32 12 39 5 1 6 30 1 4 2
Middenbedrijf 45 20 32 4 1 6 30 0 0 0
Grootbedrijf 43 21 29 0 7 7 18 0 0 0
Totaal Commerciële organisaties 33 44 12 11 38 33 5 11 1 11 6 0 30 33 1 0 4 0 2 0
Reactie detailhandel op marktverzadiging
Waar gaat de tabel over?
Welke acties worden hoofdzakelijk ondernomen?
Van welke middelen wordt weinig gebruikgemaakt?
150
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 138
Wat kun je uit dit diagram aflezen?
Opgave 139
Hoe groot is het aandeel van de verkoopkosten ten opzichte van de totale kosten?
151
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 140 Een grootwinkelbedrijf heeft onderzocht of er een verband bestaat tussen de omzet van een bepaald product per hoofd van de bevolking en de bevolkingsdichtheid (het aantal inwoners per km2). Het onderzoek heeft de volgende gegevens opgeleverd: Gemeente 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Omzet per hoofd van de bevolking in euro’s 4,3 4,7 5,7 0,4 1,1 3,3 3,3 3,4 6,2 4,7 1,1 1,8
Bevolkingsdichtheid x 1.000 6,8 5,8 8,3 0,7 2,2 3.6 4,4 5,7 8,8 6,6 1,3 3,2
Welke conclusie kun je trekken uit de samenhang tussen de omzet van het product per hoofd van de bevolking en de bevolkingsdichtheid? Verklaar je antwoord.
Opgave 141 Bereken op basis van de gegevens: Week 42 maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag
Klanten 70 89 129 85 187 166
Omzet € 10.500 € 15.130 € 16.770 € 12.325 € 28.985 € 29.050
de gemiddelde dagomzet
de gemiddelde besteding per klant op woensdag
152
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
de gemiddelde besteding per klant per dag.
Noteer ook steeds je berekening
Opgave 142 De eigenaar van een kledingzaak wil berekenen hoeveel geld de gemiddelde consument besteedt in zijn winkel. De eigenaar kent de gemiddelde bestedingscijfers van de verschillende afdelingen:
damesafdeling: € 750 herenafdeling: € 450 kinderafdeling: € 250
Jaarlijks bezoeken 12.000 klanten de winkel. Deze klanten zijn als volgt verdeeld over de afdelingen:
damesafdeling: 7.000 herenafdeling: 3.000 kinderafdeling: 2.000 Bereken de gemiddelde besteding per klant.
damesafdeling
herenafdeling
kinderafdeling
gehele winkel
153
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 143 Boekhandel Nieuwenhuis heeft een vestiging in Almere. De accountant van boekhandel Nieuwenhuis heeft per productgroep de brutowinst bepaald. Deze staat in de volgende tabel. Boeken volwassenen Boeken kinderen Tijdschriften Kantoorartikelen Speelgoed Diversen Totaal
Omzet in mln euro 0,68 0,45 0,81 0,74 0,55 0,31 3,54
Winst in procenten 37% 73% 44% 55% 38% 49%
Winstgegevens boekhandel Nieuwenhuis - Almere, eerste halfjaar
Bereken het gemiddelde winstpercentage over het eerste halfjaar.
154
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Hoofdstuk 9 Rekenen met Indexcijfers Indexcijfers Cijfers moet je zo verwerken en vastleggen dat ze informatief en bruikbaar zijn. Dit kan in tabellen en grafieken. Een andere manier is het gebruik van indexcijfers. Indexcijfers worden gebruikt om historische gegevens te vergelijken en om vervolgens tot een goede prognose te komen. Met behulp van indexcijfers maak je elementen van een verschijnsel overzichtelijk. Bijvoorbeeld: de omzet; de ontwikkeling; verloop in de tijd. Bekende voorbeelden waarbij indexcijfers worden gebruikt, zijn de beurskoersen en de consumentenprijzen. Consumentenprijzen; prijsindex 2006 = 100 Onderwerpen
CPI
Jaarmutatie CPI = de procentuele verandering met het voorgaande jaar
2006
100,00
1,2
2007
101,61
1,6
2008
104,14
2,5
2009 januari
104,08
1,9
2009 februari
104,81
2,0
2009 maart
105,86
2,0
2009 april
106,10
1,8
2009 mei
106,24
1,6
2009 juni
105,87
1,4
2009 juli
104,74
0,2
2009 augustus
105,03
0,3
2009 september*
105,59
0,4
Perioden
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 12-10-2009
In deze tabel vind je gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waarin de consumentenprijzen zijn weergegeven met indexcijfers. Om de indexcijfers te berekenen worden elke maand de prijswijzigingen van een aantal vaste artikelen, die ieder huishouden nodig heeft, bekeken. Dit ‘boodschappenmandje’ bevat bijvoorbeeld melk en benzine. Indexcijfers kunnen ook gebruikt worden bij berekeningen. Net als in elke verhoudingstabel zijn er drie gegevens nodig om de vierde uit te kunnen rekenen.
155
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Stel dat de prijs van een ‘boodschappenmandje’ in 2006 € 75 kostte. Bereken de prijs in 2007.
Index €
2006
2007
100
101,61
75
Uitwerking:
Zoek de indexcijfers van 2006 en 2007 op in de tabel. Plaats het gegeven bedrag in de juiste cel. Bereken de prijs van 2007.
Basis Indexcijfers zijn verhoudingsgetallen die een vergelijking gemakkelijker maken. Om vergelijking gemakkelijker te maken, kies je eerst een basis. Met dit basisgegeven vergelijk je nieuwe gegevens. Voor het basisjaar neem je een zo ‘normaal’ mogelijk jaar dat niet al te ver terug ligt. De basis geef je het cijfer 100. De nieuwe gegevens geef je weer in procenten, die punten worden genoemd. Overzicht maandomzet eerste helft 2012 Maand
Omzet in euro's
Indexcijfer
januari
150.000
97
februari
138.000
89
maart
155.000
100
april
156.000
101
mei
159.000
103
juni
159.000
103
Een ondernemer heeft van zijn accountant dit overzicht ontvangen. De gemiddelde maandomzet van 2011 was € 155.000. Dit gegeven heeft hij als basis gebruikt. De omzet heeft de accountant per maand uitgedrukt in een indexcijfer. Je ziet nu direct:
dat de omzet in januari 3% lager is dan de gemiddelde maandomzet in 2011; dat de omzet in maart precies gelijk ligt aan het gemiddelde in 2011.
Berekenen Voor de berekening van het indexcijfer per maand wordt de maandomzet gedeeld door de basis en vermenigvuldigd met 100. In formule:
156
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Als je werkt met indexcijfers dan gelden de volgende regels:
Rond de cijfers af in verband met de leesbaarheid. Verwijs altijd naar het basisjaar (bijvoorbeeld: 2010 = 100 of B = 2010). Kies een basisperiode zo, dat er niet te hoge of lage indexcijfers voorkomen.
Enkelvoudig en samengesteld Indexcijfers kun je verdelen in:
enkelvoudige indexcijfers; het indexcijfer heeft betrekking op één verschijnsel, bijvoorbeeld op één artikel; samengestelde indexcijfers; deze hebben betrekking op meerdere verschijnselen, bijvoorbeeld een artikelgroep.
Zowel enkelvoudige als samengestelde indexcijfers kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten:
Prijsindexcijfers gaan over de prijzen van producten. Ze geven de ondernemer inzicht in de stijging of daling van de prijzen. Hoeveelheidindexcijfers gaan over de hoeveelheid goederen en diensten. Ze geven de ondernemer inzicht in de afzet van zijn producten. Waarde-indexcijfers gaan over de waarde van goederen of diensten. Ze geven de ondernemer inzicht in de omzet van de verschillende producten.
Prijsindexcijfer Een prijsindexcijfer geeft de verhouding (in procenten) aan tussen de prijs in een bepaalde periode en de prijs in de basisperiode. Je berekent het prijsindexcijfer als volgt:hoeveelheid
Hoeveelheidindexcijfer Het hoeveelheidindexcijfer geeft inzicht in de verhouding tussen de hoeveelheid (bijvoorbeeld het aantal verkochte artikelen) in een bepaalde periode en de basisperiode. Je berekent het als volgt:
Waarde-indexcijfer Het waarde-indexcijfer geeft de verhouding weer tussen de waarde in een bepaalde periode en de basisperiode. Het waarde-indexcijfer noem je ook wel omzetindexcijfer. Je berekent het waardeindexcijfer als volgt:
Als de prijs en hoeveelheid bekend is, is het mogelijk om de waarde index uit te rekenen.
157
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Stel dat de volgende gegevens bekend zijn van een artikel: Prijsindex
2006
2007
2008
Index
100
101,61
104,14
Prijs €
125
hoeveelheidindex
2006
2007
2008
Index
100
101,3
103,6
Aantal
3000
Waarde-index
2006
2007
2008
Index Waarde €
a. Bereken de ontbrekende gegevens Uitwerking: Stap 1: Bereken de ontberekende waarden van de prijsindex en de hoeveelheidindex. Prijsindex
2006
2007
2008
Index
100
101,61
104,14
Prijs €
125,00
127,01
130,18
hoeveelheidindex
2006
2007
2008
Index
100
101,3
103,6
Aantal
3000
3039
3108
Stap 2: Bereken de waarde in de waarde-index tabel. Hierbij moet je rekening houden dat omzet wordt berekend door de prijs (P) te vermenigvuldigen met de hoeveelheid (Q)! In 2006 is dat € 125 x 3.000 = € 375.000
Stap 3: Plaats het juiste indexcijfer in het basisjaar
Stap 4: Bereken de overige twee indexcijfers
Waarde-index
2006
2007
2008
Index
100
102,93
107,89
Waarde €
375.000
385.983
404.599
158
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
b. Kijk naar de indexcijfers in een grafiek
In de tabel van het CBS zie je in de rechter kolom de procentuele verandering ten opzichte het voorgaande jaar. Dat betekent dat er een toename (of afname) is berekend. Bij die berekening moet je er van uitgaan dat het voorgaande jaar op 100% gesteld moet worden. Consumentenprijzen; prijsindex 2006 = 100 Onderwerpen
CPI
Jaarmutatie CPI = de procentuele verandering met het voorgaande jaar
2006
100,00
1,2
2007
101,61
1,6
2008
104,14
2,5
2009 januari
104,08
1,9
2009 februari
104,81
2,0
2009 maart
105,86
2,0
2009 april
106,10
1,8
2009 mei
106,24
1,6
2009 juni
105,87
1,4
2009 juli
104,74
0,2
2009 augustus
105,03
0,3
2009 september*
105,59
0,4
Perioden
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 12-10-2009
In de tabel zie je dat de stijging in 2008 ten opzichtte van 2007 2,5% was. Controleer maar eens of dat klopt! 2006
100,00
1,2
2007
101,61
1,6
2008
104,14
2,5
159
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Vergelijking van de indexcijfers Een ondernemer beschikt over de volgende gegevens. Jaar
Artikel X
Artikel Y
Prijs in euro
Hoeveelheid x 1.000
Omzet x 1.000
Prijs in euro
Hoeveelheid x 1.000
Omzet x 1.000
2001
1,10
90
99
2,38
380
904,40
2002
1,15
92
105,80
2,70
415
1.120,50
2003
1,23
96
118,08
3
390
1.170
2004
1,35
97
130,95
3,10
435
1.348,50
2005
1,60
105
168
3,30
450
1.485
Omzetgegevens voor de artikelen X en Y in de jaren 2001 t/m 2005
Om de ontwikkelingen van prijzen, hoeveelheden en omzetten makkelijker te volgen, berekent hij de indexcijfers voor beide artikelen. Hij neemt het jaar 2001 als basis. De indexcijfers voor artikel X voor 2002 zijn: Uit de indexcijfers kan de ondernemer concluderen:
De omzet van artikel X is in 1997 7% hoger dan in 1996. Dit wordt veroorzaakt door een prijsstijging van 5% en een stijging van de afzet van 2%.
Consumentenprijsindexcijfer (CPI) Het consumentenprijsindexcijfer is een samengesteld indexcijfer, van het CBS. Dit indexcijfer geeft de stijging of daling van de kosten van levensonderhoud voor consumenten weer. De berekening van dit indexcijfer richt zich op goederen en diensten, die het CBS ingedeeld heeft in dertien hoofdgroepen. Het CPI geeft aan in welke mate prijzen veranderen. De algemene economische situatie heeft invloed op branches en winkelorganisaties. Daarom is het belangrijk dat een leidinggevende van deze ontwikkelingen op de hoogte is.
160
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 144 Bij een index wordt altijd een basisjaar aangegeven. In dat jaar wordt de index op 100 gesteld. Consumentenprijzen; prijsindex 2006 = 100 Onderwerpen
Perioden 2006 2007 2008 2009 januari 2009 februari 2009 maart 2009 april 2009 mei 2009 juni 2009 juli 2009 augustus 2009 september* © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 12-10-2009
CPI
Jaarmutatie CPI = de procentuele verandering met het voorgaande jaar
100,00 101,61 104,14 104,08 104,81 105,86 106,10 106,24 105,87 104,74 105,03 105,59
1,2 1,6 2,5 1,9 2,0 2,0 1,8 1,6 1,4 0,2 0,3 0,4
Wat is het basis jaar in de tabel?
Wat is het indexcijfer van 2007?
Bereken de prijs in 2008 als het ‘boodschappenmandje’ in 2007 € 80 kostte.
Bereken het indexcijfer van 2005.
161
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 145 Prijsindex Index Prijs € hoeveelheidindex Index Aantal Waarde-index Index Waarde €
2006 100 2006 100 2006
2007 103 125 2007 99 3255 2007
2008 104,1 2008 101 2008
Bereken de ontbrekende gegevens. Rond de indexcijfers af op 1 decimaal!
Opgave 146 De omzetcijfers van de heer Pieterse hebben zich als volgt ontwikkeld: Jaar 2003 2004 2005
Omzet € 2.400.000 € 2.352.000 € 2.544.000
Bereken de indexcijfers als 2003 als basisjaar genomen wordt.
Opgave 147 De omzetcijfers van de heer Jansen hebben zich als volgt ontwikkeld. Van het basisjaar is bekend dat de omzet € 4.120 bedroeg. Welke omzet is er in de andere jaren gerealiseerd? Jaar 2003
Index 100
Omzet ..
2004
98
..
2005
106
..
Berekening
162
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 148 De omzetcijfers van de heer Pieterse hebben zich als volgt ontwikkeld. Er is bekend dat er in 2005 een omzet werd behaald van € 2.544.000. Jaar
Index
Omzet
2003
100
..
2004
98
..
2005
106
..
Welke omzet is er in 2003 en 2004 gerealiseerd?
Met hoeveel procent is de omzet in 2005 ten opzichte van 2004 veranderd?
Noteer ook steeds je berekening
Opgave 149 De waarde-index van de heer Sahin ziet er als volgt uit: Jaar 1910 1915 1920 1925 1930 1935 1940 1945 1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005
Afzetindex 100 233 466 789 512 588 248 223 689 1.269 3.455 4.781 7.890 5.789 5.984 6.750 8.990 9.764 9.843 9.902
Afzetindex
163
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Maak van 1985 het nieuwe basisjaar en pas de indexcijfers na 1985 aan.
Opgave 150 De omzetcijfers van de heer Pieterse hebben zich als volgt ontwikkeld: Jaar 2003 2004 2005
Omzetindex 100 98 106
Maak van 1985 het nieuwe basisjaar en pas de indexcijfers na 1985 aan.
Opgave 151 Met hoeveel procent is de omzet van de heer Pieterse in 2005 ten opzichte van 2004 veranderd?
164
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Verkoopprognoses
Opgave 152 Dit zijn de indexcijfers voor 1996 tot en met 2000 voor twee artikelen. Het basisjaar is 1995. Jaar 1996 1997 1998 1999 2000
Indexcijfers artikel X Prijs Hoeveelheid x € 1.000 105 102 112 107 123 108 146 117 105 102
Omzet x € 1.000 107 119 132 170 107
Indexcijfers artikel Y Prijs Hoeveelheid x € 1.000 113 109 126 103 130 114 139 118 113 109
Omzet x € 1.000 124 129 149 164 124
Omzetgegevens voor de artikelen X en Y. Jaar 1995 = 100.
Wat zeggen de indexcijfers over artikel X in 1999?
Wat zeggen de indexcijfers over artikel Y in 2000?
Opgave 153 Jaar
Artikel X Prijs €
2005 2006 2007 2008 2009
1,10 1,15 1,23 1,35 1,60
Hoeveelheid x 1.000 90 92 96 97 105
Omzet x € 1.000
Artikel Y Prijs € 2,38 2,70 3,00 3,10 3,30
Hoeveelheid x 1.000 380 415 390 435 450
Omzet x € 1.000
Bereken de omzetcijfers van artikel X en artikel Y.
165
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Opgave 154 Bereken de prijs-, hoeveelheid- en waarde-indexcijfers voor artikel Y voor 2006 tot en met 2009. Het basisjaar is 2005.
Opgave 155 De eigenaar van een kledingzaak wil berekenen hoeveel geld de gemiddelde consument besteedt in zijn winkel. De eigenaar kent de gemiddelde bestedingscijfers van de verschillende afdelingen:
damesafdeling: € 750 herenafdeling: € 450 kinderafdeling: € 250
Jaarlijks bezoeken 12.000 klanten de winkel. Deze klanten zijn als volgt verdeeld over de afdelingen:
damesafdeling: 7.000 herenafdeling: 3.000 kinderafdeling: 2.000 Bereken de gemiddelde besteding per klant, waarbij je rekening houdt met de wegingcoëfficiënt
Opgave 156 Boekhandel Nieuwenhuis heeft een vestiging in Almere. De accountant van boekhandel Nieuwenhuis heeft per productgroep de brutowinst bepaald. Deze staat in de volgende tabel. Boeken volwassenen Boeken kinderen Tijdschriften Kantoorartikelen Speelgoed Diversen Totaal
Omzet in mln euro 0,68 0,45 0,81 0,74 0,55 0,31 3,54
Winst in procenten 37% 73% 44% 55% 38% 49%
Winstgegevens boekhandel Nieuwenhuis - Almere, eerste halfjaar
Bereken het gemiddelde winstpercentage over het eerste halfjaar met behulp van het gewogen gemiddelde.
166
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Oefenkatern Examen Verkoopspecialist, Eerste verkoper Examen Kerntaak 5: Optimaliseert verkoop en assortiment
Onderwerpen: Voorraadbeheer en bestellen / rekenvaardigheid (oefenexamenvraag 1 – 19) Hulpmiddelen: rekenmachine
Examenonderwerpen: berekenen van soorten voorraden, zoals technische en economische voorraad berekenen van voorraadkengetallen: omzetduur, omzetsnelheid berekenen van servicegraad berekenen inkoopwaarde omzet (beginvoorraad, eindvoorraad en inkopen) berekenen van bestelpunt, bestelgrootte, besteleenheden en bestelfrequentie berekenen van de veiligheidsvoorraad
Onderwerp: Verkoopcijfers (oefenexamenvraag 20 – 40) Hulpmiddelen: rekenmachine
Examenonderwerpen: berekenen van consumentenomzet, inkoopwaarde, nettowinst, brutowinst en btw berekenen consumentenomzet naar omzet berekenen omzet met gegevens over de inkoopwaarde en brutowinst inzicht in de opbouw van consumentenprijs inzicht in verschil tussen bruto- en nettowinst het lezen van grafische presentatievormen (lijn-, staaf-, en cirkeldiagram) over marktinformatie het lezen van tabellen over marktinformatie Maak deze opgaven niet in je boek, maar op apart papier. Lever ze in bij je docent. Hij kan dan zien of je klaar bent voor het examen. Vergeet niet je naam er op te zetten! Er is ruimte onder elke vraag voor aantekeningen, zodat je later nog weet wat je ingeleverd hebt.
167
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
1) De heer Bergsma beschikt over de volgende gegevens over een artikel in zijn fietsenwinkel: voorraad magazijn
€ 5.000,-
voorraad winkel
€ 24.000,-
ingekocht maar nog niet ontvangen
€ 1.500,-
verkocht maar nog niet afgeleverd
€ 3.300,-
a. Bereken de technische voorraad. b. Bereken de economische voorraad. Berekeningen
2) Van Winkel van Dinkel zijn de volgende voorraadgegevens bekend: economische voorraad: € 96.000. voorraad ingekocht, nog niet ontvangen: € 4.500. voorraad verkocht, niet afgeleverd: € 2.100. a.
Bereken met deze gegevens de technische voorraad.
b.
Wat is de waarde (in euro’s) van de voorraad waarover de winkel prijsrisico loopt?
Berekeningen
3) Een boerenlandwinkel heeft een economische voorraad van 2.000 kg uien. Er is 1.000 kg bijbesteld, maar die voorraad is nog niet binnen. Daarnaast is 600 kg voorraad al wel verkocht, maar nog niet afgeleverd. Bereken de technische voorraad uien. Berekeningen
168
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
4) Tom rekent zijn omzetcijfers na met kengetallen van de branche. Zijn keukenspeciaalzaak om had in 2009 een omzet van € 658.100,-. Tom maakt gebruik van de volgende gegevens:
Kengetallen van de omzet in 2009 (exclusief btw) bij keukenspeciaalzaken: omzet per kracht
€ 283.000,-
omzet per verkoopkracht
€ 445.000,-
omzet per m² wvo
€ 2.470,-
omzetsnelheid
7,0
IWO
55%
Bron: CBW Mitex
a. Bereken de gemiddelde voorraad van Toms zaak op basis van zijn omzet en de branchegegevens. Rond af op hele euro’s. b. Bereken de omzetduur in de branche. Reken voor een jaar 360 dagen en rond af op hele dagen naar boven. c. Toms zaak heeft een wvo van 300 m². Bereken welke omzet de zaak in 2009 had moeten hebben op basis van de branchecijfers. d. Geef een mogelijke verklaring voor het verschil tussen de omzet van Toms zaak en het branchegemiddelde bij antwoord c.
Berekeningen
169
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
5) Modezaak Mayflower verkoopt zowel kleding via de eigen winkel als via het internet. De winkel beschikt over de volgende voorraadgegevens:
Voorraad gegevens damesjeans maat 38 Meting 30 juni 2011
Benzin
Liva
Turba
Twinny
inkoopprijs
€ 54,00
€ 78,50
€ 109,00
€ 22,50
voorraad magazijn
30
48
55
68
voorraad winkel
3
2
6
6
besteld, nog niet ontvangen
0
15
22
24
verkocht via internet*
15
4
23
31
* nog niet verzonden/ afgeleverd. a. Bereken de technische voorraad van alle merken damesjeans op 30 juni in euro’s. b. Bereken de economische voorraad van alle Twinny jeans in euro’s. Benzin damesjeans maat 38: De beginvoorraad op 1 januari 2011 was 35 stuks. Tussen 1 januari en 30 juni zijn er 40 exemplaren verkocht. c. Bereken de inkopen (tegen inkoopprijs) van het merk Benzin. d. Laat met een berekening zien dat het merk Benzin in de eerste helft van 2011 een gemiddelde omzetduur heeft van ongeveer 150 dagen. Ga uit van 360 dagen per jaar. Berekeningen
170
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
6) De omzetsnelheid van een horlogemerk is 2,4.De gemiddelde voorraad is € 29.370. De juwelier wil deze omzetomzetsnelheid verhogen naar 3,0 terwijl de gemiddelde voorraad hetzelfde blijft. a. Bereken hoeveel dagen de omzetduur langer of korter wordt (ga uit van 360 dagen per jaar).
b. Welke inkoopwaarde van de omzet is nodig om de nieuwe omzetsnelheid van 3.0 te behalen? Berekeningen
a
b
7) Bereken de omzetsnelheid bij een omzetduur van 150 dagen. Reken voor een jaar 360 dagen. Berekeningen
8) Bereken de omzetduur in hele dagen bij een omzetsnelheid van 8,2. Reken voor een jaar 360 dagen en rond af naar boven. Berekeningen
171
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
9) Van slagerijen zijn de volgende gegevens over 2010 bekend (excl. btw): Gemiddelde omzet: € 467.000, Bij bedrijven met een omzet tot € 500.000,- is de gemiddelde brutowinst 50%. Bij bedrijven met een omzet van € 500.000,- of meer is de gemiddelde brutowinst 53%. Slagerij Meerman beschikt over 2010 de volgende cijfers: 2010 Omzet
€ 467.000,-.
Voorraden 1 januari
€ 13.680,-
1 juli
€ 17.220,-
31 december
€ 10.630,-
a. Bereken voor slagerij Meerman de inkoopwaarde van de omzet (IWO). b. Bereken de gemiddelde voorraad. c.
Bereken voor welk bedrag de slagerij inkopen deed in 2010
Berekeningen
10) Een elektrotechnische zaak heeft een omzet van € 759.220,- en een servicegraad van 97%. Hoeveel bedraagt de mogelijke omzet? Rond af op € 100,-. Berekeningen
172
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
11) Van een bloemenwinkel zijn de volgende gegevens bekend: De gemiddelde omzet is € 145.000,-. De omzet zou € 4.000,- hoger zijn bij een servicegraad van 100%. Bereken de servicegraad. Rond af op hele procenten. Berekeningen
12) Een supermarkt verkoopt in een week tijd 134 flessen zonnebloemolie. De servicegraad is 95%. Hoeveel had de winkel er kunnen verkopen bij een servicegraad van 98%? Rond af op hele flessen. Berekeningen
13) Een schoenenzaak had over 2010 de volgende gegevens: De omzet was € 473.000,-. De brutowinst was € 198.000,-. Er werd voor € 285.000,- ingekocht. Bereken de inkoopwaarde van de omzet. Berekeningen
173
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
14) De voorraad in een winkel is op 1 januari € 21.500,-. Op 31 december is de voorraad € 23.000,-. Er werd dat jaar voor € 78.000,- ingekocht. a. Hoeveel bedraagt de inkoopwaarde van de omzet? b. Bereken de gemiddelde voorraad. c. Bereken de omzetsnelheid. Berekeningen
15) Een warenhuis neemt jaarlijks in totaal 3.200 artikelen af. 8 keer per jaar worden er 400 stuks besteld. De bestelkosten per keer zijn € 6,20. De voorraadkosten zijn € 0,14 per stuk over de gemiddelde voorraad. De gemiddelde voorraad is bepaald op 80% van de bestelgrootte. a. Bereken de voorraadkosten per jaar. b. Het warenhuis overweegt om voortaan vijf keer per jaar te gaan bestellen. Bereken het verschil tussen de totale bestel- en voorraadkosten bij 5 keer bestellen. Berekeningen
174
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
16) Een drogist bestelt jaarlijks 440 artikelen bij een groothandel. De besteleenheid van het artikel is 8 stuks. De drogist bestelt 5 keer per jaar. a. Bereken het aantal besteleenheden per bestelling. b. Bereken het aantal besteleenheden per bestelling wanneer de groothandel een nieuwe besteleenheid gaat hanteren van 10. Berekeningen
17) Carolien rekent voor een houdbaar yoghurtdessert twee dagen levertijd en 72 stuks afzet per dag. De voorraad die zij in huis wil hebben op het moment dat de nieuwe desserts geleverd worden is 28. Bereken voor Carolien het bestelpunt. Berekeningen
175
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
18) Over een aardewerken bloempot en een blauwe kunststof bloempot zijn bij een tuincentrum de volgende gegevens bekend: bloempot aardw. 26 cm levertijd
4 weken
weekomzet
16 stuks
bestelpunt
110 stuks
bloempot pl. blauw 22 cm levertijd
3 weken
veiligheidsvoorraad
20 stuks
bestelpunt
80 stuks
a. Bereken de veiligheidsvoorraad die het tuincentrum hanteert voor de aardewerken bloempot. b. Bereken de wekelijkse afzet van de kunststof bloempot.
Berekeningen
19) In een kantoorboekhandel zijn de gegevens over setjes met gekleurde Post-it’s: jaarafzet
208 stuks
levertijd
3 weken
weekomzet
4 stuks
bestelpunt
20 stuks
Bereken de veiligheidsvoorraad. Berekeningen
176
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Onderwerp: Verkoopcijfers 20) Doe het zelf groothandel Factuur voor Klussen & Co aantal omschrijving 12 Tristan verf okergeel 1 ltr 18 Tristan verf zwart 1 ltr 10 Tristan verf savannerood 1 ltr 8 Tristan verf woestijngeel 1 ltr 10 Tristan verf flamingowit 1 ltr Totaal exclusief btw btw Totaal inclusief btw
stuksprijs € 21,50 € 19,50 € 22,50 € 17,75 € 12,50
21%
Totaal € € € € €
258,00 351,00 225,00 142,00 125,00
€ 1.101,00 € 231,21 € 1.332,21
Een doe-het-zelfwinkel ontvangt een levering met blikken verf. Bij ontvangstcontrole blijkt er één blik okergele verf beschadigd te zijn. Bereken de bedragen voor de creditnota: de inkoopprijs, de btw en het totaal. Berekeningen
21) Steven koopt een computer in - met toetsenbord en muis - tegen een inkoopprijs van € 1.179,-. De consumentenprijzen, waarvoor hij ze later aan een klant verkoopt, zijn: computer:
€ 1.298,000
toetsenbord:
€
298,00
muis:
€
49,50
Het btw-tarief is hoog. c.
Bereken de inkoopfactuurprijs.
d.
Bereken de brutowinst in % van de verkoopprijs.
Berekeningen
177
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
22) Marleen ontvangt de volgende inkoopfactuur. Factuur voor “Het Kaaspakhuis” aantal omschrijving 7 Mandje luxe kaassnacks 1 Woerden hele kaas belegen 1 Zeeuwse nagelkaas 12 Brie bourgogne 5 Fromage blanc 2 Zwingli Schweiz
stuksprijs € 55,50 € 321,50 € 71,50 € 1,50 € 14,95 € 30,20
Totaal exclusief btw btw Totaal inclusief btw
Totaal € 388,50 € 321,50 € 71,50 € 18,00 € 74,75 € 60,40 € 934,65
6%
€ €
“Het Kaaspakhuis” rekent over alle artikelen een winstopslag van 36% op de inkoopprijs.
a. Bereken de btw en het totaal in de rechterkolom. b. Wat is de inkoopfactuurprijs van 1 Zeeuwse nagelkaas? c. Wat is de verkoopprijs van een Brie? d. Wat is de consumentenprijs van een halve Woerden kaas belegen? e. Bereken de totale brutowinst wanneer alle artikelen, die op de factuur staan, zijn verkocht. f.
Als Marleen ingaat op een actie van de leverancier, krijgt ze 3% korting. Wat wordt dan de nieuwe totaalprijs van de factuur?
Berekeningen
178
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
23) Marc is verkoopspecialist in een warenhuis. Hij beschikt over de volgende gegevens van een koelkast van het merk Fridge Eco: inkoopprijs: € 459,30 brutowinstpercentage van de verkoopprijs: 27% btw-tarief: hoog a. Hoeveel bedraagt de brutowinst? b. Hoeveel bedraagt de consumentenprijs? (afronden op 5 eurocent naar boven) Berekeningen
24) Berend krijgt van zijn manager het verzoek om de brutowinst te berekenen over een Italiaanse zitbank bij een winstpercentage van de inkoopprijs van 23%. Hij beschikt over de volgende gegevens: Consumentenprijs: € 2.465,00 Het btw-tarief is hoog. Hoeveel bedraagt de brutowinst in euro’s? Berekeningen
25) In reactie op een concurrent, verlaagt een boekhandel de consumentenprijs van een boek van € 19,95 naar € 15,-. De afzet per week is 30. De inkoopprijs is steeds € 10,25. Bereken hoeveel exemplaren van het boek de winkel extra per week moet verkopen om dezelfde brutowinst te halen. Voor boeken geldt het lage btw-tarief. Berekeningen
179
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
26) Deze tabel geeft in percentages het exploitatiebeeld weer van verlichtingszaken in 2002 en 2010.
Exploitatiebeeld verlichtingszaken:
2002
2010
netto-omzet
100%
100%
inkoopwaarde brutowinst
57% 45%
kosten:
37%
- personeelskosten
13%
17%
- huisvestingskosten
11%
- verkoopkosten
2%
3%
- overige kosten
9%
7%
bedrijfsresultaat Exploitatiebeeld (in % van de netto-omzet, exclusief btw) Bron: raming EIM, o.b.v. CBS-gegevens
Vul de ontbrekende getallen in de tabel in. Berekeningen
27) Sjoerd bepaalt de consumentenprijs van een nieuw televisietoestel op 799 euro. De inkoopprijs was 630 euro. Het hoge btw-tarief geldt. Hoeveel btw draagt hij uiteindelijk - per saldo - aan omzetbelasting af? Berekeningen
180
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
28) Wat is voor de omzetbelasting de toegevoegde waarde bij verkoop van een artikel? Kies het juiste antwoord.
a. b. c. d. e.
Het verschil tussen de consumentenprijs en de inkoopprijs. Het verschil tussen de consumentenprijs en de verkoopprijs. Het verschil tussen de inkoopprijs en de inkoopfactuurprijs. Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopfactuurprijs. Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs.
29) Gerda koopt een mixer in voor € 34,50. Het hoge btw-tarief geldt. Ze verkoopt de mixer in haar winkel voor € 49,90.
a) Hoeveel btw betaalt Gerda over de mixer bij inkoop? b) Hoeveel btw ontvangt Gerda over de mixer bij verkoop? c) Hoeveel btw draagt Gerda uiteindelijk over de mixer af aan de omzetbelasting? Laat twee manieren zien waarop je dit kunt berekenen. Rond af op eurocenten. Berekeningen
30) a) Noem drie factoren die een rol spelen bij het bepalen van de prijs van een artikel. b) Wat zijn exploitatiekosten?
Berekeningen
181
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
31) Een cadeauwinkel had in het jaar 2010 een netto-omzet van € 459.000. De inkoopwaarde van de omzet was 66%. De kosten kwamen uit op 24%.
a. Hoeveel procent bedraagt de brutowinst? b. Bereken het bedrijfsresultaat in euro’s. Berekeningen
32) Een winkel voor huishoudelijke artikelen had in een maand een omzet van € 105.000. De inkoopwaarde van de omzet is 68%. a. Bereken de brutowinst. b. De winkel heeft een nettoverlies van € 1.280. Bereken de exploitatiekosten. Berekeningen
182
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
33) Deze tabel geeft in percentages het exploitatiebeeld weer van computershops in 2002 en 2010. Vul de ontbrekende getallen in de tabel in. Exploitatiebeeld computershops
2002
2010
netto-omzet
100%
100%
inkoopwaarde
76%
68%
brutowinst kosten:
18%
- personeelskosten
8%
14%
- huisvestingskosten
2%
5%
- verkoopkosten
3%
2%
- overige kosten
7%
bedrijfsresultaat Exploitatiebeeld (in % van de netto-omzet, exclusief btw) Bron: raming EIM, o.b.v. CBS-gegevens Berekeningen
34) Wat is de btw bij inkoop van een artikel? Kies het juiste antwoord. a. Het verschil tussen de consumentenprijs en de inkoopprijs. b. Het verschil tussen de consumentenprijs en de verkoopprijs. c.
Het verschil tussen de inkoopprijs en de inkoopfactuurprijs.
d. Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopfactuurprijs. e. Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs.
183
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
35) Frits koopt een grasmaaier in voor € 219,00. Het hoge btw-tarief geldt. Hij verkoopt de grasmaaier in de winkel voor € 293,00. a) Hoeveel btw betaalt Frits over de grasmaaier bij inkoop? b) Hoeveel btw ontvangt Frits over de grasmaaier bij verkoop? c) Hoeveel btw draagt Frits uiteindelijk over de grasmaaier af aan de omzetbelasting? Laat twee manieren zien waarop je dit kunt berekenen. Rond af op eurocenten.
Berekeningen
36) De winkel van Annika had in 2011 een netto-omzet van € 166.000. De inkoopwaarde van de omzet was 70%. De kosten kwamen uit op 22%. Bereken het bedrijfsresultaat in euro’s.
Berekeningen
184
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
37) Een herenmodezaak had in december een omzet van € 92.800. De inkoopwaarde van de omzet is 73%. a) Bereken de brutowinst. De winkel heeft een nettowinst van € 3.778. b) Bereken de exploitatiekosten.
Berekeningen
185
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
38) Bekijk de onderstaande grafiek over de omzetontwikkeling van bloemenwinkels en van de totale detailhandel en beantwoord de vraag over de conclusies. Omzetontwikkeling branche t.o.v. totale detailhandel (2004 = 100) Bron: raming EIM, o.b.v. CBS-gegevens
Het peiljaar is 2004. De omzet in dat jaar is gelijk aan 100.
Kloppen de onderstaande conclusies over 2007? Schrijf op waarom je vindt van wel of niet. In 2007 zette de bloemenbranche 10% meer om dan in het jaar ervoor. In 2007 zette de bloemenbranche 20% meer om dan de totale detailhandel. Berekeningen
186
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
39) De grafiek geeft de omzetontwikkeling weer van supermarkten en foodspeciaalzaken over de afgelopen jaren ten opzichte van de totale detailhandel.
Omzetontwikkeling branche t.o.v. totale detailhandel en foodspeciaalzaken (2003 = 100) Bron: CBS
a) Wat zeggen de cijfers in 2008 over de omzetontwikkeling van supermarkten en foodspeciaalzaken ten opzichte van 2003? b) Welke globale conclusie kun je trekken over de blauwe en de gele lijnen tussen 2008 en 2010? Berekeningen
187
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
40) De grafiek geeft de omzet van de supermarkten per maand weer. Omzet Supermarkten: omzet per maand 2011
Omzet-, prijs- en volume-ontwikkeling (in % t.o.v. dezelfde maand een jaar eerder) Bron: CBS
Wat kun je aflezen over de omzet en het volume in de maand juli? Berekeningen
188
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Personeelsplanning, alleen Eerste Verkoper (5.3) Voor het examen kerntaakoverstijgend moet je als Eerste Verkoper ook leren rekenen met productiviteitskengetallen, omzet per m , omzet per fte en omzet per gewerkt uur.
Kengetallen Bij de kwantitatieve personeelsplanning wil je weten hoeveel mensen je nodig hebt. Die hoeveelheid hangt onder meer af van de omzet die je in de komende tijd verwacht. Daarbij moet je ook weten hoeveel de gemiddelde omzet van één werknemer is. Om goede berekeningen te kunnen maken, ga je uit van de kengetallen van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). Het HBD publiceert elk jaar de gemiddelde omzet per werknemer uit de diverse detailhandelsbranches. Het HBD-kengetal geeft bijvoorbeeld aan dat in het afgelopen jaar de gemiddelde omzet per werknemer in de schoenenbranche € 115.000 was. Met dit kengetal kan een winkel in die branche inschatten hoeveel medewerkers er nodig zijn om een bepaalde omzet in de toekomst te halen. Met deze formule reken je het aantal benodigde medewerkers uit.
De filiaalchef van een schoenenwinkel verwacht volgend jaar een omzet te kunnen draaien van € 540.000. Maar hoeveel uren zijn per week nodig om die omzet te kunnen realiseren?
Arbeidsproductiviteit Voor een leidinggevende is het belangrijk om te weten wat de opbrengst van het werk is. Dit noemen we de arbeidsproductiviteit. Hij kan daartoe berekenen:
hoeveel er per uur omgezet wordt; de omzet per euro loon; hoeveel orderregels er zijn per arbeidskracht; de omzet per werknemer.
Formules voor het berekenen van de arbeidsproductiviteit
189
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Voorbeeldberekening Bij Speedsun, een zonnecentrum, werken 10 medewerkers: 3 fulltimers (40 uur) en 7 parttimers, waarvan er 2 80% (32 uur) en 3 50% (20 uur) werken. In juli was de omzet € 40.500, alle 10 medewerkers werkten en de loonkosten waren € 12.000. Om de arbeidsproductiviteit te kunnen berekenen, reken je eerst de parttimers om naar fulltime: 2 x 0,8 = 1,6 en 3 x 0,5 = 1,5 Totaal fulltimers: 3 + 1,6 + 1,5 = 6,1
De uitkomsten van deze berekeningen noemen we kengetallen. Kengetallen maken gegevens concreet en meetbaar. De leidinggevende kan de kengetallen van de ene maand vergelijken met die van een andere maand. Zo kan hij zien of de gestelde doelen bereikt zijn per maand. Het kengetal is een gegeven dat op zichzelf geen betekenis heeft. Deze krijgt het pas als je verschillende kengetallen met elkaar vergelijkt. Als je het kengetal ‘Omzet fruit € 3 mln.’ leest, dan weet je nog niet veel. Je moet dan bijvoorbeeld ook weten hoe groot de onderneming is, voor hoeveel er aan fruit wordt ingekocht en wat de omzetdoelen zijn. Als er gewoonlijk voor zo'n 2,8 mln. aan fruit in de onderneming wordt omgezet, dan weet je door het vergelijken van deze kengetallen dat de omzet gestegen is.
190
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Casus Druktepatroon en inzet van uren Germaine vertelt: ‘In de maanden februari en maart hebben we voor het kassadraaien niet veel uren nodig. In mei wordt het wat drukker want dan komt voor veel mensen het vakantiegeld binnen… mensen hebben dan weer een (extra) bedrag te besteden. In november en december wordt het drukker door sinterklaas en kerst. Bekijk het kassabezettingsplan van de Grote Elektronicazaak van week 51.
In de eerste kolom zie je alle kassamedewerkers die bij de Grote Elektronicazaak werken. Achter de namen zie je het soort contract dat ze hebben. Germaine heeft een contract van 32 uur, Allert heeft een contract van 3/12. Dit betekent dat Allert minimaal 3 uur per week werkt en maximaal 12 uur. Hij kan dus in drukke perioden opgeroepen worden. Je ziet dat in deze maand veel oproepkrachten aan het werk zijn. a. Geef de reden dat er veel oproepkrachten (parttimers) ingeroosterd staan.
191
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
b. Hoeveel kassa’s zijn er op vrijdagavond geopend zijn, in week 51.
c. Hoeveel kassa’s zijn er deze hele week geopend? Sla de zondag over
d. Maak nu een voorbereiding voor een kassabezettingsplan voor de laatste week van mei. In week 51 waren er totaal
......
kassa’s open.
In week 7 zijn er per dagdeel gemiddeld twee kassa’s minder nodig. Elke week telt 17 dagdelen. Hoeveel kassa’s (en dus kassadiensten) plan je in week 7 minder in?
Kijk naar het verschil in kassabezetting in week 51 en week 7. Wat betekent dit voor de inzet van oproepkrachten?
192
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Leg uit waarom je voor het maken van de planning van eind mei, de voorbeeld-planning aanhoudt van week 51 of van week 7.
Casus Werkplanning 1 Bestudeer de onderstaande gegevens om de werkplanning te kunnen maken. Van maandag t/m vrijdag:
van 8.30 tot 10.00 uur zijn twee caissières ingedeeld; van 10.00 tot 16.00 uur werken vier caissières; van 16.00 tot 17.30 uur moeten er vijf caissières werken; van 17.30 tot 20.00 uur werken er drie caissières; tot 20.15 uur moeten twee caissières het werk afmaken.
Op zaterdag is de indeling:
van 8.00 tot 20.15 uur vijf caissières.
Let op de arbeidsvoorwaarden:
iemand die 8 uur werkt, heeft recht op 1 uur pauze; als je 6.45 uur (of meer) per dag werkt, heb je recht op 45 minuten pauze; als je van 16.00 tot 20.00 uur werkt, heb je recht op 30 minuten pauze; als je van 17.30 tot 20.15 uur werkt, heb je recht op 15 minuten pauze.
Werktijden van de caissières:
H. Andel werkt 40 uur per week en is op zaterdag vrij. Zij begint om 8.30 uur. P. Berends werkt 40 uur per week en is op vrijdag vrij. Zij begint door de week om 8.30 en op zaterdag om 8.00 uur. A. Dijkstra werkt 5x 6.45 uur van maandag t/m vrijdag. Zij begint elke ochtend om 10.00 uur. K. Keesman werkt 5x 6.45 uur van maandag t/m vrijdag. Zij begint elke ochtend om 10.00 uur. P. Landman werkt 5x 3.5 uur van maandag t/m vrijdag. E. v.d.Meer werkt 4x 2.5 uur + 3 uur. Dinsdag vrij! Maandag-vrijdag: begint ze om 17.30 en op zaterdag om 17.00 uur. P.Otter werkt 3x 2.5 + 3 uur. Maandag en woensdag vrij! Dinsdag-vrijdag begint ze om 17.30 en op zaterdag om 17.00 uur. L. Pereboom werkt 3x 2.5 uur op maandag, dinsdag en woensdag. Ze begint altijd om 17.30 uur. H. Potter werkt op zaterdag 3 uur en begint om 17.00 uur. T. Roelfsema werkt 16 uur op vrijdag en zaterdag. Vrijdag begint ze om 8.30 uur en zaterdag om 08.00 uur. P. Schipper werkt 8 uur op zaterdag en begint om 08.00 uur. B. Wildeveld werkt 8 uur op zaterdag en begint om 08.00 uur. S. Visser werkt 3 uur op zaterdag en begint om 17.00 uur. J. Zandstra werkt 3 uur op zaterdag en begint om 17.00 uur. P. van Zetten werkt 8 uur op zaterdag en begint om 08.00 uur.
193
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Medewerker
B
E
U r e n
B
E
U r e n
B
E
U r e n
B
E
U r e n
B
E
U r e n
H. Andel
8 9 0 0
.
..
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Zaterdag
.
Totaal
B
E
U r e n
.
.
.
.
P. Berends A. Dijkstra K. Keesman P. Landman E. v.d. Meer P. Otter L. Pereboom H. Potter T. Roelfsema P. Schipper B. Wildeveld S. Visser J. Zandstra P. van Zetten Totaal B = Begin E = Einde
194
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
Maak het jezelf gemakkelijker door Excel te gebruiken. a. Ga de caissières indelen in de werkplanning. Houdt rekening met hun werktijden en de arbeidsvoorwaarden! Met de bovenstaande gegevens maak je een werkplanning voor de caissières. b. Na het maken van je werkplanning krijg je het bericht dat Linda Pereboom erg ziek is en er bijgevolg volgende week niet kan zijn. Hoe pas je de planning aan zonder de bezetting tekort te doen?
c. Vervolgens hoor je mededeling dat Petra Otten donderdag naar een begrafenis moet. Hoe los je dit op?
Casus Werkplanning 2 Je chef loopt langs de afdeling slagerij en jij wordt meteen gevraagd ook voor deze afdeling een werkplanning te maken! Bestudeer de onderstaande gegevens om de tweede werkplanning te kunnen maken. Let op de arbeidsvoorwaarden:
In de slagerij moet altijd een bezetting zijn van drie mensen. Het personeel heeft één uur pauze per dag. Na 17.00 uur is het rustiger, dan zijn twee personeelsleden genoeg. De werktijden zijn van 08.00 uur - 21.00 uur. Zaterdag is de winkel open tot 17.00 uur.
Werktijden van de werknemers: B. van den Akker werkt 40 uur en heeft zaterdag vrij. K. Groot werkt 40 uur en heeft zaterdag vrij. H. van der laan werkt 32 uur en heeft maandag en zaterdag vrij. G. Hofstede werkt 16 uur. F. Korver werkt 21 uur. J. Jansen werkt 21 uur. H. Kamminga is oproepkracht.
195
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Verkoopspecialist / Eerste Verkoper Kerntaak 5 Theorie- en rekenboek (2)
a. Maak de werkplanning voor de slagerij. Houdt rekening met hun werktijden en de arbeidsvoorwaarden! Maak het jezelf gemakkelijker door Excel te gebruiken. Met de onderstaande gegevens moet je een werkplanning maken voor de caissières. Medewerker
B. van den Akker
Maandag B
E
U r e n
.
.
..
Dinsdag
0
B
E
U r e n
.
.
..
0
Woensdag
Donderdag
B
E
U r e n
B
E
U r e n
.
.
..
.
.
.
0
0
Vrijdag B
E
U r e n
.
.
.
Zaterdag
Totaal
0
K. Groot H. van der Laan G. Hofstede F. Korver J. Jansen Totaal B = Begin E = Einde
196
B
E
U r e n
. . .
. . .
.. .
0