© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Elobase Detailhandel Ondernemingsbeleid
Antwoordenboek bij het opgavenboek voor het theorie-examen kerntaak 1
Recht Ondernemer Dit antwoordboek is van de docent: ____________________________ Telefoonnummer:
_______________________________
1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Examen – Recht __________________________________________________ Kerntaak 1 Recht Antwoorden opgaven Recht
Soorten verzekeringen Opgave 1 Een verzekering is een overeenkomst tussen verzekeraar en verzekerde, waarbij de verzekeraar zich verplicht tegen het genot van een premie, de verzekerde schadeloos te stellen bij verlies, schade of gemis aan verwacht voordeel als gevolg van een gedekt onzeker voorval.
Opgave 2 Om te bekijken welke risico’s een ondernemer in zijn bedrijf loopt en hoe groot die risico’s zijn voert hij een risico-inventarisatie uit. Zo bekijkt hij waartegen hij zich zou kunnen verzekeren en voor welk bedrag.
Opgave 3 a. De ondernemer moet weten bij wie hij informatie kan opvragen over verzekeringen. Hij vraagt offertes aan om uit te zoeken bij welke maatschappij hij het beste een verzekering kan afsluiten. Bij het afsluiten van een verzekering ontvangt de ondernemer van de verzekeraar een polis waarin de voorwaarden van de desbetreffende verzekering staan. b. De ondernemer kan niet zomaar een verzekering opzeggen. Een verzekering loopt af als de periode voorbij is waarvoor de verzekering is afgesloten. De ondernemer moet daarom op de hoogte zijn van de lopende termijnen waarover een verzekering geldig is. De voorwaarden om een verzekering te beëindigen staan in de polis.
Opgave 4 Schadeverzekeringen Sommenverzekeringen Risicoverzekering
X
Brandverzekering
X
Rechtsbijstandverzekering
X
Lijfrenteverzekering
X
Glasverzekering
X
Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven
X
Verkeersverzekeringen (motorrijtuigen-, casco-, all-risk- en verkeersrechtsbijstand verzekering)
X
Geldverzekering
X
Gemengde verzekering
X
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 5 Bij oververzekering is in de verzekeringspolis de verzekerde som hoger dan de werkelijke waarde van het verzekerde voorwerp. Bij onderverzekering is de verzekerde som juist lager.
Opgave 6 Met het indemniteitsbeginsel wordt bedoeld dat de verzekeraar niet meer uitkeert dan de werkelijke schade. In dit geval is dat € 13.000.
Opgave 7 Hierbij kan gedacht worden aan een ziektekostenverzekering, een aansprakelijkheidsverzekering (WA), een bromfietsverzekering.
Opgave 8 Voorbeelden van onzekere gebeurtenissen zijn:
overlijden (dat het gaat gebeuren is duidelijk, maar niet wanneer) brand inbraak ongeluk ziekte overstroming.
Opgave 9 a. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende voorbeelden: Je weet nooit van tevoren of je ziek wordt en opgenomen moet worden in het ziekenhuis Je weet nooit van tevoren of er ingebroken zal worden. b. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende voorbeelden: bij overlijden en bij invalide worden als gevolg van een ongeluk.
Opgave 10 Bij de risicoverzekering ontvangen de nabestaanden een uitkering op het moment dat de verzekerde (voor een bepaalde leeftijd) overlijdt. Bij een gemengde verzekering keert de verzekering altijd het verzekerde bedrag uit, ook als de verzekerde nog in leven is.
Opgave 11 Een voorbeeld hierbij is: ik kies voor een compagnonsverzekering omdat de compagnon met wie ik de zaak run, een uitkering krijgt als ik kom te overlijden voor een bepaalde leeftijd. Op deze manier kan de compagnon de nabestaanden mijn aandeel in de zaak uitbetalen en behoeft hij het bedrijf niet te verkopen.
Opgave 12 Ondernemer De Graaff zal de volgende verzekeringen afsluiten:
aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (verplicht); transportverzekering in verband met het bezorgen van de boodschappen; verkeersverzekering voor het voertuig waarmee de boodschappen worden bezorgd; brandverzekering; alleen voor de inboedel, niet voor het pand. De Graaff is immers geen eigenaar van het pand; bedrijfsschadeverzekering;
3
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
geldverzekering voor het geld dat dagelijks naar de bank wordt gebracht; in een supermarkt komt immers veel contant geld binnen; compagnonsverzekering, om het zijn compagnon mogelijk te maken de zaak voort te zetten in geval van overlijden; de Graaff kan daarnaast kiezen voor een risicoverzekering, een gemengde verzekering of een lijfrenteverzekering voor zijn eigen toekomst dan wel voor de toekomst van zijn gezin, mocht hij overlijden.
Opgave 13 Hij zal niet het totale schadebedrag krijgen uitgekeerd.
Opgave 14 Je betaalt minder premie en daar bespaar je op. Het is wel een risico maar bij weinig schade kun je goedkoper uit zijn.
Lenen, verzekeren en sparen Opgave 15 Bijna iedereen heeft de volgende verzekeringen: ziektekostenverzekering, aansprakelijkheidsverzekering en inboedelverzekering.
Consumentenrecht Opgave 16
Bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument. Bescherming van de economische belangen van de consument. Beschikking over betrouwbare informatie. Rechtsbescherming. Vertegenwoordiging van belangen.
Opgave 17 Recht op betrouwbare informatie.
Opgave 18 Terugroepactie of recall.
Opgave 19 Nee, volgens de wet mag een winkelier maximaal vragen om 50% van het aankoopbedrag aan te betalen.
Opgave 20 Voeg de kopie toe aan je lesmateriaal.
Opgave 21 Er is niet één juist antwoord, dit is afhankelijk van de regels van jouw stagebedrijf.
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 22 Alleen als het in de algemene voorwaarden of op de kassabon staat, is een winkel verplicht om een artikel terug te nemen. Anders is een winkel nooit verplicht om een artikel terug te nemen.
Opgave 23 Bij winkelgarantie staat de winkel in voor de deugdelijkheid van een product of artikel. De klant kan voor klachten of reparaties naar de winkel komen. Bij fabrieksgarantie staat de fabriek/de maker in voor de deugdelijkheid van een product. Fouten van het artikel worden door de fabriek opgelost.
Opgave 24 Nee, de garantie geldt alleen als je op de kassabon kunt zien dat de mixer in jouw winkel is gekocht. Bij winkels met meerdere filialen geldt vaak wel de garantie in alle filialen.
Opgave 25 Zo bouwt de verhuurder een verplichting in naar de klant zodat die ook moet controleren en rapporteren. De klant kan dan niet terugkomen en zeggen: het materiaal is beschadigd, maar dat was het ook al toen ik het huurde.
Opgave 26 Hij kan eventuele schade verrekenen. Hij kan een extra huurperiode makkelijk doorberekenen. En hij heeft een grote stimulans om de klanten het huurmateriaal terug te brengen.
Opgave 27 Dit is logisch omdat zij aanhangwagens verhuren die je achter je auto hangt. Zonder rijbewijs mag je niet rijden. En dus willen ze een rijbewijs om je identiteit mee te controleren.
Opgave 28 Bij koop op afstand ziet de klant alleen maar een plaatje van het artikel. Daarom is er extra bescherming voor de klant ingesteld door een zichttermijn van zeven dagen te geven.
Opgave 29 Een geschillencommissie lost meningsverschillen, problemen en conflicten tussen klanten en winkeliers op. Geschillencommissies werken per branche.
Opgave 30
Uitvoeren van producttesten. Geven van persoonlijk advies aan leden.
Overeenkomst en verbintenis Opgave 31 Een vernietigbare overeenkomst kan door de rechter worden vernietigd op verzoek van een van de partijen. Redenen hiervoor zijn geestelijke stoornis, handelingsonbekwaamheid en wilsgebreken.
Opgave 32 Door de docent te beoordelen.
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 33 Antwoord door de docent te beoordelen. Denk aan zaken als huurovereenkomst en arbeidsovereenkomst.
Opgave 34 Criteria voor een geldige overeenkomst:
De partijen die de overeenkomst afsluiten, zijn het volledig eens: er is sprake van wilsovereenstemming. De partijen zijn handelingsbekwaam. De overeenkomst is duidelijk. De overeenkomst is wettelijk toegestaan.
Opgave 35 Een verbintenis is vaak het gevolg van een overeenkomst.
Opgave 36 a. Dwaling wil zeggen dat je per ongeluk een verkeerde voorstelling van zaken hebt. b. Antwoord door de docent te beoordelen.
Overeenkomsten juridisch Opgave 37 A is goed.
Opgave 38 1. 2. 3. 4.
Hij kan de overeenkomst vernietigen. Hij kan de overeenkomst ontbinden. Hij kan de partijen (of een van de partijen) dwingen om zijn verplichtingen na te komen. Hij kan de overeenkomst nietig verklaren wanneer de overeenkomst niet wettelijk is toegestaan of wanneer het onderwerp van de overeenkomst niet duidelijk is.
Opgave 39 Er is dan sprake dwaling, bedrog, bedreiging of misbruik van omstandigheden. Ook wanneer een van de partijen niet handelingsbekwaam is, kan de rechter de overeenkomst vernietigen.
Opgave 40 De huurovereenkomst is (net als een koopovereenkomst) in principe vormvrij. Ook is het een wederkerige overeenkomst. De verhuurder moet de ruimte beschikbaar stellen. De huurder mag de ruimte in gebruik nemen. De huurder moet de huursom betalen. De heeft verhuurder recht op de huursom.
Opgave 41 Je moet afspreken:
om welke ruimte het gaat; wat de ingangsdatum is van de huurtermijn; wat de huurperiode is; hoe hoog de huursom is; wat inbegrepen is in de huursom (elektriciteit, water, belastingen enzovoort);
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
wie verantwoordelijk is (en dus moet betalen) voor het klein onderhoud, zoals het schilderwerk binnen of een verstopping van een toilet.
Opgave 42 De huurtermijn is in principe vijf jaar (eerste termijn) en daarna (als de huur dan niet is opgezegd) gaat automatisch een volgende termijn van vijf jaar in.
Opgave 43 Deze geldt niet als de afgesproken huurtermijn twee jaar of korter is:
Als de huur na die twee jaar niet is opgezegd, wordt de huurovereenkomst automatisch verlengd tot vijf jaar. Daarna geldt hetzelfde als bij de termijnbescherming van vijf jaar.
Opgave 44 a. Eén jaar. b. Nee. Huurder en verhuurder mogen er best van afwijken.
Opgave 45 Bij koop op afbetaling ben je onmiddellijk eigenaar, maar je betaalt de koopsom in termijnen.
Opgave 46 Koop op afbetaling
Huurkoop
Je bent meteen eigenaar
ja
nee
Je betaalt de koopsom in termijnen
ja
ja
Je betaalt meer dan de koopsom
ja
ja
Je moet de afspraken in oen akte vastleggen
nee
ja
Het terugnemingsbeding kan gelden voor de verkoper
nee
ja
Verschillen tussen koop op afbetaling en huurkoop
Opgave 47 a. Dit betekent dat de verkoper de verkochte zaak mag terughalen als de koper niet aan zijn verplichtingen voldoet. Hij moet dan het verkochte laten taxeren, zodat de dagwaarde bekend is. b. Bij de akte van huurkoop.
Opgave 48 Bij operational lease.
Opgave 49 Een koopovereenkomst is een overeenkomst tussen een koper en een verkoper. De overeenkomst is pas gesloten als de ene partij iets aanbiedt en de andere partij dit aanbod accepteert.
Opgave 50 Opschortingsrecht.
7
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 51 De verkoper heeft het recht om het verkochte artikel terug te eisen als de koper niet betaalt. Dit moet hij schriftelijk doen. Dit is het recht van reclame.
Opgave 52 Bij de Kamer van Koophandel.
Opgave 53
De consument (= de koper). De wet beschrijft de consument als volgt: ‘natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van een bedrijf of beroep’. De leverancier (= de verkoper). De wet omschrijft de leverancier als volgt: ‘de leverancier handelt in de uitoefening van een bedrijf of beroep’
Opgave 54 De koper kan eisen dat:
de verkoper de ontbrekende (onder)delen levert; de verkoper het product herstelt of, als dat redelijkerwijs gesproken mogelijk is, het product vervangt; de koopovereenkomst wordt ontbonden; de verkoper schadevergoeding betaalt.
Opgave 55 Antwoord door de docent te beoordelen.
Opgave 56 Door de docent te beoordelen. Maar de rechter zal dit vermoedelijk niet doen. Tenzij hij vindt dat de aantasting van de privacy heel zwaar weegt.
Opgave 57 a. Lease b. Koop op afbetaling c. Huurkoop
Opgave 58 a. b. c. d. e. f.
ja nee nee nee ja nee
Opgave 59 Hij kan eisen dat de verkoper hem een nieuw boek levert of dat de koopovereenkomst wordt ontbonden.
Opgave 60 Beide zaken hadden in de advertentie genoemd moeten zijn. Je mag van een tent verwachten dat hij afsluitbaar is en dat hij waterdicht is. Ze kan dus de tent inleveren en het geld terugeisen.
8
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 61
Productschade; dit is de schade (als gevolg van het gebrek) aan personen of zaken. Transactieschade; dit is schade aan het product zelf.
Criteria contract Opgave 62 Een mondelinge overeenkomst is ook een overeenkomst. De wet maakt hierin geen onderscheid.
Opgave 63 Koper
Verkoper
Wanneer levert de verkoper?
Wanneer betaalt de koper?
Wie zijn partijen?
Wie zijn partijen?
Welk product of welke dienst biedt de verkoper?
Welke prijs betaalt de koper?
Wat gebeurt er als de verkoper niet levert?
Wat gebeurt er als de koper niet betaalt?
Waar vindt de aflevering plaats? Welke garantie geeft de verkoper? Welke onderhoudsafspraken zijn er? Wat moet er in een contract?
Opgave 64 Een overeenkomst is altijd rechtsgeldig, of hij nu op papier staat of niet. Het is een misverstand dat iemand niet gebonden is aan een afspraak zolang er niet getekend is.
Opgave 65 a. Nee, in een koopcontract staan bepaalde ontsnappingsclausules; ontbindende voorwaarden. b. Voorbeelden clausules: Als ik voor dit pand geen hypotheek kan krijgen, gaat de koop niet door. Als ik in dit pand geen dierenwinkel mag vestigen, gaat de koop niet door. Als de bouwkundige keuring gebreken aan het licht brengt waarvan het herstel duurder is dan € 5.000, dan gaat de koop niet door.
Rechten en plichten Opgave 66 De consument heeft vijf fundamentele rechten: 1. 2. 3. 4. 5.
bescherming van zijn gezondheid en veiligheid; bescherming van zijn economische belangen; beschikking over betrouwbare informatie; rechtsbescherming; vertegenwoordiging.
Opgave 67 De klant moet het bedrag dat de winkelier voor het artikel vraagt, betalen.
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 68 a. Algemene voorwaarden zijn door de verkoper vastgestelde en zwart op wit vastgelegde voorwaarden, die aanvullende of afwijkende rechten en plichten van de koper en de verkoper inhouden. b. Op de verkoopbon, bij de Kamer van Koophandel of de Arrondissementsrechtbank.
Opgave 69 Mevrouw Veenhuizen is verplicht de genoemde prijs te betalen, oftewel twee euro vijftig! Er hing geen prijskaartje aan de jurk. De verkoopster noemde de prijs en mevrouw Veenhuizen is verplicht die prijs te betalen, en meer ook niet.
Opgave 70 a. De klant heeft recht op een volledig product. Daarom dient hij de kussentjes alsnog te krijgen. Zijn deze niet meer voorradig, dan is het reëel om deze klant een vervangend product te leveren. b. Als de afwijkende voorwaarden niet op de bon vermeld stonden, en er ook geen verwijzing naar geregistreerde Algemene voorwaarden op de bon staat, heeft de klant recht op een nieuw badpak of teruggave van geld.
Opgave 71 a. Het meisje kan de bekeuring vergoed krijgen. Ze moet daarmee naar de verkoper van de uitlaat. De uitlaat had aan de wettelijke eisen moeten voldoen. b. Omdat de uitlaat niet voldoet, heeft het meisje recht op een nieuwe uitlaat, of op het ongedaan maken van de koop. Ze kan dan het geld terugkrijgen.
Algemene voorwaarden Opgave 72 Overeenkomsten in de detailhandel kunnen worden gesloten:
tussen ondernemer en leverancier tussen ondernemers onderling tussen ondernemer en consument.
Opgave 73 Dit kan bij de Kamer van Koophandel of bij de arrondissementsrechtbank.
Opgave 74 Dan kan de klant vragen om ontbinding van de koopovereenkomst.
Opgave 75 Op de zwarte lijst staan voorwaarden die voor de consument ‘onredelijk bezwarend’ zijn en op de grijze lijst staan voorwaarden die voor de consument ‘vermoedelijk onredelijk bezwarend’ zijn.
Opgave 76 a. De consument kan bij de rechter vernietiging van zo’n beding aanvragen. De verkoper kan zich hiertegen verweren. b. De consument kan bij de rechter vernietiging van zo’n beding aanvragen en de verkoper kan zich hiertegen niet verweren. Hij is zonder meer fout.
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 77 De beoordeling is aan de docent.
Opgave 78 Onderwerpen in leveringsvoorwaarden kunnen zijn:
de afleveringsplaats en de leveringstermijn; op welk moment de eigendom en de aansprakelijkheid van verkoper naar de koper overgaan; de kwaliteitsgarantie en de hoeveelheidseenheden van de producten; klachtenprocedures en schadegevallen; op welke wijze ontbinding van de overeenkomst mogelijk is.
Opgave 79 Onderwerpen in betalingsvoorwaarden kunnen zijn:
de prijs die betaald moet worden, wat inclusief en wat exclusief is, en de valuta waarin betaald moet worden; de betalingstermijn en de wijze van betaling, bijvoorbeeld 50% moet vooraf contant betaald worden; een eventuele boeteregeling bij niet op tijd betalen; regels met betrekking tot incassomaatregelen.
Arbeidsovereenkomst Opgave 80 Een arbeidsovereenkomst is een contract waarbij de werknemer in dienst treedt van de werkgever. De werknemer verplicht zich gedurende een zekere tijd arbeid voor de werkgever te verrichten. De werkgever is vervolgens verplicht de werknemer te belonen voor de verrichte arbeid.
Opgave 81 Bij freelance werk is geen sprake van een arbeidsovereenkomst omdat de freelancer niet in dienst is van de opdrachtgever.
Opgave 82 Er is sprake van een natuurlijk persoon wanneer de werkgever een persoon is, een echt mens dus. Met een rechtspersoon wordt een organisatie bedoeld, bijvoorbeeld een besloten vennootschap (bv).
Opgave 83 a. Gedurende de proeftijd kan de werkgever het functioneren van de nieuwe werknemer beoordelen. Als de werknemer niet goed functioneert, kan hij op een gemakkelijke manier ontslagen worden. b. Gedurende de proeftijd kan de nieuwe werknemer bekijken of hij past in de organisatie en of de functie hem voldoende ligt.
Opgave 84 Op deze manier kan een werkgever voorkomen dat de werknemer zomaar overstapt naar een concurrent.
11
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 85 a. Bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd maak je geen afspraken over de duur van het dienstverband. Zo’n dienstverband wordt ook wel een vast dienstverband genoemd. b. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt afgesproken wanneer het contract afloopt. De overeenkomst bevat dus een duidelijke einddatum.
Opgave 86 Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn: B computer van de zaak, C kinderopvang en D reiskostenvergoeding.
Opgave 87 Een individuele arbeidsovereenkomst geldt voor één werknemer. Een collectieve arbeidsovereenkomst geldt voor alle werknemers in de bedrijven waarvoor die CAO geldt.
Opgave 88 Een CAO komt tot stand via onderhandelingen tussen werkgeversorganisaties en vakbonden. De vakbonden spreken namens de werknemers.
Opgave 89 Als een CAO verbindend is verklaard, is de gehele branche verplicht deze CAO te volgen.
Opgave 90 In een CAO worden zaken geregeld als: loon, arbeidstijden, ontslagprocedure, proeftijd, arbeidsomstandigheden, pensioen, toeslagen, vakantieregeling, zwangerschapsverlof, ziekteregeling.
Einde arbeidsovereenkomst Opgave 91 Naast pensioen en overlijden kan een arbeidsovereenkomst beëindigd worden via:
opzegging beëindigingsovereenkomst arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontbinding door de kantonrechter ontslag op staande voet collectief ontslag.
Opgave 92 Bij opzegging wil één van de partijen ontslag. Bij een beëindigingsovereenkomst willen beide partijen dat.
Opgave 93 Wanneer een werknemer instemt met een beëindigingsovereenkomst zonder dat hij uitzicht heeft op een nieuwe baan, is hij ‘verwijtbaar werkloos’. Hij heeft dan meestal geen recht op een werkloosheidsuitkering.
Opgave 94 Het gaat hier om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Bij dergelijke contracten heeft de werkgever geen ontslagvergunning nodig. De werkgever hoeft het contract niet te verlengen.
12
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 95 Dringende redenen voor een bedrijf om iemand op staande voet te ontslaan zijn bijvoorbeeld:
De medewerker verschijnt regelmatig dronken op het werk. De medewerker is betrapt op diefstal of fraude. De medewerker heeft iemand binnen het bedrijf mishandeld of grof beledigd. De medewerker weigert bij herhaling om redelijke bevelen of opdrachten uit te voeren.
Opgave 96 Waarschijnlijk kreeg hij gelijk omdat er in de periode van 24 jaar dat hij bij dit bedrijf heeft gewerkt, nog nooit klachten zijn geweest over zijn functioneren.
Opgave 97 Er is sprake van een collectief ontslag wanneer een bedrijf twintig of meer mensen in één keer wil ontslaan.
Ontslagprocedures Opgave 98 Bij een ontslagprocedure moet je ook nog rekening houden met de bijzondere ontslagverboden en de schriftelijke aanzegging.
Opgave 99 In de brief deel je allereerst mee dat je hem wilt ontslaan. Daarnaast noem je de reden en de datum van het ontslag.
Opgave 100 Het CWI zal een ontslagvergunning afgeven als er sprake is van een redelijk ontslag.
Opgave 101 Ja, hier is sprake van een redelijk ontslag. Een werkgever mag een medewerker ontslaan als die onvoldoende functioneert en er binnen de organisatie geen ander geschikt werk is voor hem.
Opgave 102 In dit geval zal de vergunning niet verleend worden omdat het wettelijk verboden is om iemand te ontslaan tijdens en wegens ziekte.
Opgave 103 a. De bijzondere ontslagverboden bepalen dat je in een aantal situaties een medewerker niet mag ontslaan. Deze regels hebben te maken met de persoonlijke situatie van de werknemer. b. Je mag een medewerker niet ontslaan wanneer: de medewerker ziek is (in dit geval geldt het ontslagverbod maximaal twee jaar); de medewerker zwanger is; de medewerker lid is van de ondernemingsraad.
Opgave 104 De juiste antwoorden zijn: C en D.
13
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 105 In een getuigschrift noem je hoe lang de werknemer bij je in dienst is geweest en welke werkzaamheden hij heeft uitgevoerd. Daarnaast kun je ook de kwaliteiten van je werknemer vermelden.
Opgave 106 a. Dringende redenen zijn bijvoorbeeld: De werknemer is ongeschikt voor de functie. De werknemer heeft diefstal gepleegd. De werknemer heeft bedrijfsgeheimen onthuld. b. Gewijzigde omstandigheden zijn bijvoorbeeld: bedrijfseconomische veranderingen die personeelsinkrimping noodzakelijk maken (gedwongen bedrijfsinkrimping, reorganisatie, faillissement); een verstoorde arbeidsrelatie: de werkgever en de werknemer hebben een ernstig, onoplosbaar meningsverschil.
Opgave 107 a. Dringende redenen voor de werkgever zijn bijvoorbeeld: De werknemer verschijnt regelmatig dronken op het werk. De werknemer heeft diefstal of fraude gepleegd. De werknemer heeft een collega of de werkgever mishandeld of grof beledigd. De werknemer heeft een aantal keren geweigerd om redelijke bevelen of opdrachten uit te voeren. b. Dringende redenen voor een medewerker zijn bijvoorbeeld: het niet op tijd ontvangen van loon; mishandeling of ernstige belediging door de werkgever; het overhalen tot het uitvoeren van onwettige daden.
Opgave 108 Bij een ontslag op staande voet onderneem je de volgende acties:
Je roept de medewerker bij je en deelt hem mee dat hij op staande voet ontslagen is. Je noemt de dringende reden van het ontslag. Je stuurt je medewerker een schriftelijke, aangetekende bevestiging van het ontslag. Je vertelt je medewerker dat hij het ontslag bij de rechter kan aanvechten.
Opgave 109 Het volgende hoort bij elkaar:
14
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 110 Bij het voorbereiden van een ontslaggesprek let je op de volgende zaken:
Je verzamelt informatie waarmee je de beslissing om te ontslaan kunt onderbouwen. Je trekt voldoende tijd uit voor het gesprek. Je regelt een rustige omgeving om het gesprek te voeren.
Opgave 111 De structuur van het slechtnieuwsgesprek is:
klap uitdelen reacties ontvangen wat nu?
Juridische aspecten Opgave 112 a. Mensen zijn natuurlijke personen. Rechtspersonen zijn bedrijven en de overheid. b. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de overheid: het Rijk, de provincies, de gemeenten, waterschappen, openbare nutsbedrijven en bedrijven die bepaalde (economische) belangen voor het publiek regelen, zoals de Kamer van Koophandel. Privaatrechtelijke rechtspersonen zijn ondernemingen.
Opgave 113 Dit heeft bijvoorbeeld gevolgen op juridisch of economisch gebied. Voorbeelden van deze gevolgen zijn: de aansprakelijkheid voor schulden, de winstverdeling en de zeggenschap.
Opgave 114 Je moet bij inschrijving de volgende gegevens doorgeven:
de handelsnaam de rechtsvorm de NAW-gegevens de datum van vestiging een bedrijfsomschrijving het aantal werkzame personen wie aansprakelijk is voor het bedrijf.
Opgave 115 Het belangrijkste verschil is dat een vof twee of meer eigenaren heeft. Bij beide zijn de eigenaren hoofdelijk aansprakelijk voor schulden en delen ze in de winst.
Opgave 116 a. Niets bijzonders, hij is en blijft gewoon beherend vennoot. b. Een stille vennoot mag zich niet met de leiding bemoeien. Doet hij dat wel, dan wordt hij commanditair vennoot.
Opgave 117 De hoogte van het benodigde startkapitaal hangt af van het soort bedrijf dat je wilt opstarten.
15
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Begrippen familierecht Opgave 118
Beide kunnen zelfstandig handelen. Beide zijn daarmee ook verantwoordelijk voor hun daden. Beide kunnen schulden hebben. Beide kunnen iets bezitten.
Opgave 119 Iemand die ouder is dan 18 jaar is handelingsbekwaam en mag dus in principe transacties aangaan. Hij is daarvoor zelf verantwoordelijk en heeft geen toestemming van zijn ouders nodig. Als je handelingsbekwaam bent, betekent dit dus ook dat je een onderneming kunt starten of een beroep kunt uitoefenen.
Opgave 120 D is het juiste antwoord.
Opgave 121 Na adoptie krijgt dit kind familierechtelijke banden met zijn adoptieouder(s). De familierechtelijke banden tussen het kind en zijn biologische ouders worden door deze adoptie verbroken.
Opgave 122 a. Trouwen, geregistreerd partnerschap en samenwonen. b. De vader heeft automatisch een familierechtelijke band met het kind als de partners getrouwd zijn. Bij de beide andere vormen moet hiervoor iets extra’s worden geregeld.
Opgave 123 Bij trouwen in gemeenschap van goederen hebben beide partners geen eigen stukje vermogen of bezitting. Als een van beide partners een bedrijf heeft (als natuurlijk persoon) en er zijn financiële problemen, is het gezamenlijk vermogen automatisch beschikbaar voor het aflossen van eventuele schulden. Bij trouwen op huwelijkse voorwaarden heeft elke partner een eigen stuk vermogen.
Opgave 124 Bespreek je antwoord met je docent.
Opgave 125 a. Het wordt evenredig tussen Heleen en Johnny verdeeld. b. Nee, dat is niet eerlijk, omdat Johnny niets heeft bijgedragen aan het verkrijgen van dit vermogen. c. Ze had beter kunnen trouwen onder huwelijkse voorwaarden.
Opgave 126 a. Alle drie samenlevingsvormen zijn mogelijk. b. Ze kunnen dan het beste trouwen op huwelijkse voorwaarden. c. Als ze trouwen, hoeven ze niets te regelen. Bij een partnerschapsregistratie moeten ze de gezamenlijke ouderlijke macht over het kind aanvragen. Over de positie, erkenning, verzorging en opvoeding van de kinderen kan in een samenlevingscontract weinig worden geregeld. Als de ouder de ouderlijke macht samen wil uitoefenen met iemand anders, kan deze persoon een verzoek indienen bij de kantonrechter. d. Bespreek je advies en argumentatie met je docent. e. Bespreek je uitwerking met je docent.
16
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Erfrecht Opgave 127 Bloedverwantschap: ontstaat door je geboorte. Het is de relatie tussen personen die van dezelfde persoon afstammen (een gemeenschappelijke stamvader of stammoeder hebben). Aanverwantschap is de betrekking die ontstaat tussen de bloedverwanten van twee mensen die met elkaar trouwen. Aanverwantschap blijft ook na echtscheiding bestaan.
Opgave 128 Erfdeel: het deel van de erfenis dat voor de erfgenaam is. Erfenis (of nalatenschap): het totaal aan bezittingen en schulden van iemand op het tijdstip van zijn overlijden. Erfgenaam: de persoon die van een overledene iets erft. Erflater: degene die overlijdt en een erfenis nalaat.
Opgave 129 Greta leeft nog, dus: de helft van de bezittingen min de schulden is van haar. De andere helft is de nalatenschap. Deze wordt verdeeld tussen Greta en Pieter. Ze krijgen elk de helft. Omdat Pieter niet meer leeft, nemen zijn beide kinderen zijn plaats in: zij krijgen elk de helft van zijn deel.
Opgave 130 Het wettelijk erfrecht of versterferfrecht is dat deel van het erfrecht dat vastligt in de wet. Als er een overledene geen testament heeft laten opmaken, wordt zijn nalatenschap verdeeld volgens het versterferfrecht. Als iemand een testament maakt en zo afwijkt van het versterferfrecht, is er sprake van testamentair erfrecht.
Opgave 131 Volgens de nieuwe wet krijgt de echtgenoot de erfenis als eerste. Deze persoon kan dus in het huis blijven wonen en alle bezittingen blijven gebruiken (of verkopen). De kinderen krijgen hun geld pas als de overgebleven ouder ook is overleden. Als de overgebleven ouder gaat hertrouwen en eerder overlijdt dan de nieuwe echtgenoot, erft deze alle bezittingen. Dan grijpen de kinderen dus mis! De wet gaat ervan uit dat de overgebleven ouder op de oude voet moet kunnen doorleven.
Opgave 132 Bespreek je antwoord met je docent.
Opgave 133 Zaken die in een testament kunnen worden geregeld:
legaten wie de erfenis krijgen de bedrijfsopvolging
17
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
de executeur-testamentair de voogdij over je kinderen.
Opgave 134 Ze moeten bij de notaris zowel een samenlevingscontract als een testament laten opmaken.
Opgave 135 a. Je kunt de erfenis aanvaarden, de erfenis verwerpen of de erfenis beneficiair aanvaarden. b. Je zou het beste de erfenis beneficiair kunnen verwerpen. Dat betekent dat je de erfenis alleen accepteert als er een positief saldo overblijft na aftrek van de schulden.
Faillissement Opgave 136 a. De schuldenaar zelf of één of meer van zijn schuldeisers. b. De OvJ kan dit doen om het algemeen belang te beschermen. Dit betekent dat de officier bang is dat de schuldenaar andere mensen in de problemen brengt als hij niet failliet wordt verklaard. c. Door de docent te beoordelen.
Opgave 137 Eigenaar eenpersoonszaak, vennoten bij een vof, de beherend vennoot van de cv.
Opgave 138 a. De schuldenaar mag niet meer zijn eigen zaken afhandelen . b. De rechtbank benoemt een curator en een rechter-commissaris . c. Het faillissement wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in enkele regionale bladen .
Opgave 139 Soort vordering
Uitleg
Boedelvorderingen
Boedel vorderingen zijn schulden die tijdens het faillissement zijn ontstaan De wet bepaalt wanneer er sprake is van een boedelschuld. Boedelschulden zijn bijvoorbeeld het salaris van de curator of de huur vanaf de datum van het faillissement. Deze schulden worden als eerste betaald.
Preferente vorderingen
De wet zegt dat bepaalde schuldeisers voorrang hebben boven andere. Preferente schuldeisers zijn onder andere de Belastingdienst. Er is binnen deze groep wel een bepaalde rangorde. Hypotheek- en pandschulden gaan voor.
Concurrente vorderingen
Schuldeisers met concurrente vorderingen hebben geen voorrang boven andere schuldeisers.
Opgave 140 a. Door vernietiging, als de schuldenaar weet aan te tonen dat er geen gegronde reden voor een faillissement is.
18
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
b. Door gebrek aan vermogen. Dan kunnen meestal niet eens de kosten van het faillissement worden betaald (zoals het salaris van de curator). c. Door een door de rechtbank goedgekeurd akkoord met de schuldeisers. Dan wordt een deel van de schulden afgelost tegen volledige kwijtschelding. d. Door het intreden van de staat van insolventie. Dan wordt de boedel verkocht en de opbrengst verdeeld onder de schuldeisers.
Opgave 141 Een bedrijf dat erg afhankelijk is van een bepaalde leverancier of afnemer, kan - als dit bedrijf failliet gaat - zelf ook failliet gaan.
Opgave 142 Oorzaken van een faillissement zijn:
onvoldoende kennis van het ondernemerschap onvoldoende voorbereiding op het ondernemerschap verouderde bedrijfsvoering hogere kosten dan begroot tegenvallende omzet tegenvallende winst grote afhankelijkheid van één (failliete) onderneming fraude of diefstal binnen de onderneming economische oorzaken, zoals verminderde koopkracht privé-omstandigheden, zoals een ongeluk, ziekte, echtscheiding of overlijden.
Opgave 143 In dat geval kan bijvoorbeeld het huis en de inboedel op naam van de partner staan. Als er dan iets met het bedrijf gebeurt, blijven die zaken buiten het faillissement.
Opgave 144 Door de docent te beoordelen.
Opgave 145 Ter beoordeling van de docent
Surseance van betaling Opgave 146 Een faillissement is het einde van een bedrijf en vaak zit de ondernemer nog jarenlang met de schulden opgezadeld. Bij een surseance van betaling blijft het bedrijf bestaan, kan de ondernemer verdergaan met zakendoen en is er een kans op voortzetting van het bedrijf.
Opgave 147 Maximaal 1,5 jaar, met eventuele verlenging met nog eens 1,5 jaar.
Opgave 148 De rechter benoemt een curator bij een faillissement en een bewindvoerder bij een surseance van betaling.
19
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 149
De schuldenaar doet zaken zonder toestemming van de bewindvoerder. De schuldenaar benadeelt de schuldeisers. Er ziet er niet meer naar uit dat de schulden kunnen worden betaald. De tijdsduur is verstreken zonder dat een akkoord is bereikt. De terugbetaling van de schulden kan worden hervat. Er is een akkoord tussen schuldenaar en schuldeisers.
Opgave 150 a. Boedelvorderingen. b. Concurrente vorderingen. c. Preferente vorderingen.
Wet schuldsanering Opgave 151 Privé-personen en eigenaren van eenmanszaken.
Opgave 152
Uit een verklaring van de gemeente, van een kredietbank of een andere door de gemeente erkende schuldhulporganisatie moet blijken dat een minnelijke regeling niet is gelukt. De schuldenaar mag de wettelijke regeling niet eerder hebben gebruikt, mag niet eerder failliet zijn gegaan of zich hebben schuldig gemaakt aan fraude of onverantwoord koopgedrag.
Opgave 153 a. De rechter. b. De bewindvoerder moet verslag uitbrengen bij de rechtbank en onderhoudt contacten met de schuldeisers. Hij ziet erop toe dat de schuldenaar zich voldoende inspant om af te lossen. Hij neemt ook een aantal verantwoordelijkheden van de schuldenaar over. Zo mag hij bezittingen (niet alle) van de schuldenaar verkopen en heeft hij ook inzage in de post van de schuldenaar.
Opgave 154 De sanering wordt gepubliceerd in: de Staatscourant regionale dagbladen op (een afgeschermd register op) internet bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). De publicatie roept eventuele schuldeisers op zich te melden. Als ze dat niet op tijd doen, kunnen ze meestal niet meer rekenen op afbetaling. Bij het BKR kunnen bijvoorbeeld banken informatie over je inwinnen als je een lening aanvraagt. Deze registratie wordt nog enkele jaren na afloop van de sanering gehandhaafd. Dit betekent dat je niet zo gemakkelijk een lening kunt krijgen of een creditcard kunt aanvragen.
Opgave 155 Een integrale aanpak kenmerkt zich door afspraken en samenwerking tussen alle betrokken partijen waarbij de gemeente de schuldenaar de weg wijst naar betrokken andere instanties.
20
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 156
de sociale dienst de gemeentelijke kredietbank particuliere kredietbanken budgetconsulenten maatschappelijk werk gemeentelijke woningbedrijf woningcorporaties de rechtbank advocaten
Opgave 157 Van iemand die failliet is verklaard, worden vaak ook alle bezittingen verkocht om aan geld te komen voor de schuldeisers. Het grote verschil is dat een failliet zijn leven lang verantwoordelijk blijft voor de afbetaling van zijn schulden. Iemand die in de Wsnp-regeling is gevallen, kan na drie of vijf jaar met een schone lei beginnen.
Belastingen en heffingen Opgave 158 a. Loonbelasting, inkomstenbelasting, dividendbelasting, motorrijtuigenbelasting, omzetbelasting en accijnzen. b. Inkomstenbelasting, motorrijtuigenbelasting.
Opgave 159 De definitieve aanslag en de voorlopige aanslag. In de definitieve aanslag staat hoeveel belasting hij over het afgelopen jaar moet betalen en in de voorlopige aanslag staat hoeveel belasting hij over het lopende jaar als voorschot moet betalen.
Opgave 160 Directe belastingen moet je zelf betalen en kun je niet doorberekenen aan iemand anders. Voorbeelden zijn vermogensbelasting en loonbelasting. Indirecte belastingen verhogen de kostprijs. Voorbeelden zijn omzetbelasting en accijns.
Opgave 161 Bijvoorbeeld de administrateur van de onderneming, de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel, een accountant, de bank, belastingdeskundigen of -consulenten, het IMK (Instituut voor het Middenen Kleinbedrijf) en de Stichting Ondernemersklankbord.
Opgave 162
Bij de Belastingdienst zelf dien je een bezwaarschrift in. Als je het met een afwijzing niet eens bent, kun je een beroepschrift indienen bij de belastingkamer van het gerechtshof. Nog een stapje hoger is in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Dit moet steeds binnen zes weken na de uitspraak worden gedaan.
Opgave 163 Gemeenten, provincies en waterschappen zijn lagere overheden.
21
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 164 Reinigingsrechten gelden voor bedrijven. Als zij hun afval aan de gemeentelijke milieudienst aanbieden, moeten zij hiervoor ook belasting betalen. Het bedrag hangt af van de hoeveelheid aangeboden afval. Afvalstoffenheffing is voor alle huishoudens; ze betalen voor het ophalen en verwerken van afval een bepaald bedrag per pand.
Opgave 165 Gemeentelijke heffingen
Voor ondernemingen
Voor burgers
OZB
X
X
Reinigingsrechten
X
Afvalstoffenheffing
X
Rioolrechten
X
Precariorechten
X
X
Opgave 166 C is goed.
Opgave 167 De verontreinigingsheffing is een vergoeding die particulieren en bedrijven betalen voor de zuivering van het afvalwater.
Ondernemingen fiscaal Opgave 168 De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies voor werknemersverzekeringen en volksverzekeingen.
Opgave 169 a. De Belastingdienst heeft inkomsten verdeeld in het boxenstelsel. Voor de inkomstenbelasting zijn er drie soorten belastbaar inkomen. b. Er zijn drie boxen: box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning; box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang; box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.
22
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer
Kerntaak 1 Antwoorden Opgavenboek (Recht)
Opgave 170 a. Een heffingskorting is een bedrag of percentage dat je mag aftrekken van het te betalen belastingbedrag. Keuze uit: algemene heffingskorting arbeidskorting ouderenkorting jonggehandicaptenkorting kinderkorting combinatiekorting alleenstaande-ouderkorting korting voor maatschappelijke beleggingen korting voor beleggingen in durfkapitaal toetrederskorting. b. Van je persoonlijke situatie.
Opgave 171 Zelfstandigenaftrek: een aftrek voor zelfstandig ondernemers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
Je drijft de onderneming zelf. Je bent op 1 januari nog geen 65 jaar. Je steekt ten minste 1.225 uren per jaar aan je bedrijf en je besteedt meer dan 50% van de tijd die je werkt aan je onderneming. Startersaftrek: verhoging van de zelfstandigenaftrek. Dit mag als je voldoet aan de volgende voorwaarden:
Je had recht op zelfstandigenaftrek. Je hebt in de vijf voorgaande jaren niet vaker dan tweemaal de zelfstandigenaftrek toegepast. Je hebt in de vijf voorgaande jaren ten minste één jaar geen onderneming gehad.
Opgave 172 Vennootschapsbelasting en dividendbelasting.
Opgave 173 a. De vennootschapsbelasting wordt geheven van alle ondernemingen: die het maken van winst als doel hebben en die een privaatrechtelijk rechtspersoon zijn, zoals bv’s, nv’s, coöperatieve verenigingen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen. b. De eigenaar van een eenpersoonszaak hoeft geen vennootschapsbelasting te betalen omdat zijn bedrijf geen rechtspersoonlijkheid heeft. De winst van zijn bedrijf is privé-inkomen.
Opgave 174
23