Eindrapportage Excellentieproject 5e Montessorischool Amsterdam 1. Situatieschets van de school (website of schoolplan) De school staat in het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer en bestaat uit twee vestigingen. De hoofdvestiging is de locatie aan de Herschelstraat. De nevenvestiging is gelegen aan de Zaaiersweg aan de rand van Betondorp. De missie van de school wordt omschreven als 'Bouwen aan relaties'. De school ziet zichzelf als een werkgemeenschap van kinderen en volwassenen, waarin wordt gewerkt vanuit vier gemeenschappelijke morele waarden: vertrouwen, vrijheid, verantwoordelijkheid en verbondenheid. De school is de afgelopen jaren sterk gegroeid en heeft nu de volgende samenstelling: Groep 1/2: 7 klassen; groep 3/4: idem; groep 5/6: 6 klassen; groep 7/8: 5 klassen. Het totaal aantal leerlingen bedraagt momenteel ongeveer 650. Er zijn 50 personeelsleden waarvan 40 leerkrachten.
2. Didactisch concept van de school (website of schoolplan?), o.a. hoe gaat de school om met verschillen tussen leerlingen Citaat uit de schoolgids: "In onze leefgemeenschap van kinderen, personeel en ouders heeft ieder zijn verantwoordelijkheid. Als je samen werkt en met elkaar leeft is het belangrijk elkaar vrij te laten. Om goed te kunnen samenwerken heb je echter ook duidelijke afspraken en een goede communicatie nodig. Gelijkwaardigheid en wederzijds respect zijn onmisbaar voor een goede samenwerking tussen kinderen en volwassenen onderling en naar elkaar. In de praktijk betekent dit voor ons dat ieders rol wordt gerespecteerd. (...) De ideeën van de Italiaanse pedagoog Maria Montessori vormen het uitgangspunt voor onze werkwijze. (...) Elk kind werkt in zijn eigen tempo, met zijn eigen mogelijkheden en meestal zelfstandig. Hierbij gelden wel grenzen die doorgaans te maken hebben met gedragsregels en met afspraken die in de klas gelden. Kinderen ontwikkelen hun eigen verantwoordelijkheid, daarbij gesteund door de leerkracht en groepsgenoten. Net als in een gezin leren de jongste kinderen van de oudsten en helpen de oudere kinderen de jongeren. Dit draagt bij aan een positief pedagogisch klimaat, begrip en respect voor elkaar. Als kinderen leren zelfstandig keuzes te maken en ervaren dat verschillen in aanleg en tempo gerespecteerd worden en niet genegeerd, bouwen zij een basis om op te groeien tot een gelukkig mens. (...) Een kind heeft behoefte aan veiligheid en liefde, maar ook aan interessante bezigheden, ervaringen en materialen waarmee het de wereld kan ontdekken. Alle ontwikkelingen die een kind de eerste levensjaren doormaakt, vinden plaats in wisselwerking met de omgeving waarin hij of zij opgroeit. Ouders, broertjes, zusjes, andere familieleden, maar ook de cultuur en tradities, maken deel uit van die omgeving. Allerlei indrukken prikkelen een kind om zich te ontwikkelen. Het is belangrijk dat deze prikkels een positief karakter hebben en tegemoetkomen aan de basisbehoeften van een kind. De samenwerking tussen school en de ouders is daarbij belangrijk. Als de thuissituatie en de school goed op elkaar aansluiten, komt dat de ontwikkeling van het kind ten goede. (...) De zin ‘leer mij het zelf te doen’ bevat de kern van het montessorionderwijs en de montessoriopvoeding. Een kind kan het proces van volwassen worden alleen zelf volbrengen. Daarom is het belangrijk dat kinderen de vrijheid krijgen en worden gestimuleerd om hun omgeving te ontdekken en zelf te doen wat ze zelf kunnen. Zo wordt een kind zelfverzekerd, ontwikkelt het zelfstandigheid en leert het verantwoordelijkheid dragen.
3. Doelstelling excellentieprogramma De 5e Montessorischool Watergraafsmeer (verder te noemen: 5mw) heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld op het gebied van Wetenschap, Techniek en Science. In het curriculum van de school is enige jaren geleden een op het Montessori-onderwijs toegespitst en geïntegreerd zaakvakkenprogramma geïmplementeerd voor alle klassen en bouwen onder de programmanaam Da Vinci. Dit extern ontwikkelde materiaal is inmiddels volledig geïntegreerd in het zaakvakonderwijs en kent tal van verdiepings- en verrijkingsonderdelen met door de leerkrachten zelf (verder) ontwikkelde materialen. De school heeft daarnaast jarenlange ervaring opgebouwd met het plusprogramma Somplextra, bedoeld voor getalenteerde kinderen met interesse in wiskunde. Hierin opgenomen zijn tal van uitstapjes naar andere wetenschapsterreinen. Tot slot zijn we drie jaar geleden gestart met de opzet van een Science Lab, een verrijkings-programma voor getalenteerde kinderen met interesse voor natuurwetenschappen. In dit Science Lab verrichten leerlingen uit de groepen 6, 7 en 8 gericht onderzoek. Samen met een actieve groep leerkrachten, betrokken ouders, pabo-studenten (het afgelopen schooljaar voor het eerst met UPvAstudenten van de minor W+T) worden leerlingen begeleid op hun eerste schreden in de boeiende wereld van de exacte vakken en natuurwetenschappen. Doelen van het Science lab zijn o.a.: - Deelnemers worden uitgedaagd. Moeten op hun tenen lopen. Zodoende komen we tegemoet aan hun behoefte. - Er wordt een Bèta-zaadje geplant dat op de middelbare school (en wellicht nog later) verder ontkiemt en gaat groeien. Fascinatie voor de wetenschap moet overgebracht worden. - De kinderen leren zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten. - Er wordt gedurende het jaar een grote hoeveelheid kennis overgebracht. - De kinderen leren hun resultaten te presenteren m.b.v. moderne media. - Naast de deelnemers van het Science Lab zal ook de rest van de school profiteren. - Het Science Lab mag de ouders van school niet ontgaan. Er komen zo nu en dan stukjes in de nieuwsbrief, er worden presentaties voor ouders georganiseerd en er wordt materiaal tentoongesteld. Ook zal ik, indien gewenst, summier iets aan de verslagen toevoegen en sta ik open voor oudergesprekken. 4. Gebruikte definitie van begaafdheid en manier van selecteren van kinderen voor het excellentieprogramma. De kinderen die aan het Science Lab deelnemen voldoen aan een aantal criteria: - Geïnteresseerde houding. Willen heel graag deelnemen aan het Science Lab. - Hoge Cito-scores (A’s, misschien B’s). - Methodegebonden werk is altijd snel af. - Hongerig naar extra uitdaging. Gedurende het jaar wordt geëvalueerd en vervolgens bepaald of er wordt doorgegaan met dezelfde kinderen, of dat er bijvoorbeeld na de kerstvakantie andere groepen worden samengesteld. 5. Groepsniveaus waarop excellentie wordt aangeboden Er worden nu buiten de klassen W en T lessen gegeven aan de geselecteerde kinderen van groepen 5, 6, 7 en 8. Later in het schooljaar wordt dit uitgebreid naar groepen 1 t/m 4. Ook worden er leskisten gemaakt voor de lagere groepen. 6. Verantwoording waarom het didactisch concept “onderzoekend en ontwerpend leren” en de leeromgeving W&T bij uitstek geschikt zijn hoog-begaafde kinderen uit te dagen: hier moet een koppeling
komen met de didactiek van de hoogbegaafdheid, de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren en de Montessori-didactiek Onderzoekend en ontwerpend leren sluit prima aan bij de behoefte van kinderen die graag uitgedaagd willen worden omdat het werk dat in de klas gemaakt moet worden ze niet voldoende op hun tenen laat lopen. Het is een werkvorm die oproept tot het autonoom bedenken van manieren om tot wetenschappelijke inzichten te komen. Het is juist die zelfstandigheid waar hoogbegaafde kinderen vaak naar hunkeren en deze wordt dus op een presenteerblaadje aangediend. Ondertussen komen we tegemoet aan de honger naar wetenschappelijke kennis. Maria Montessori was in haar didactische aanpak vanaf het begin doordrongen van het belang van het onderzoekend en ontwerpend leren. Niet voor niets noemde zij de leeftijdsperiode van kinderen van 6 tot 12 jaar ‘de periode van de jonge onderzoeker’. Wij ervaren dat deze aanduiding nog niets aan juistheid heeft ingeboet. Misschien dat alleen het onderdeel 'ontwerpend' leren iets teveel het domein van de leerkracht is geworden. De leerkracht die steeds maar weer op zoek is naar nieuwe werkjes met de voor Montessori kenmerkende 'controle van de fout' in het door haar ontworpen materiaal. In het Science Lab ontdekken we steeds meer dat het loont om kinderen voorafgaand aan ieder proefje en werkje zich te laten afvragen wat er zou kunnen gebeuren. Dit geeft het kind een extra aansporing om met nog meer interesse te onderzoeken en dat wat hij onderzocht heeft nog weer eens op een andere wijze uit te proberen. Montessori als vernieuwingsbeweging staat ook bekend om het belang dat ze hecht aan een goed voorbereide omgeving. Dat geldt voor de klas, maar ook voor de school- en leeromgeving van de leerlingen. Inclusief het inzetten van materialen en leermiddelen die een bepaalde eigenschap uitlichten zodat de leerlingen hiermee zelfstandig aan de slag kunnen en waarbij ze zoveel mogelijk reflecteren op het eigen werk (Montessori sprak daarbij over 'de controle van de fout' die erbij inbegrepen diende te zijn). Onze ervaring van de afgelopen paar jaar is dat het Science Lab vooral in de twee hoogste bouwen (7-8 en 5-6) een nieuwe impuls geeft aan het ontwikkelen van leermiddelen, die het kind aanspreken op interesses en mogelijke talenten. Regelmatig merken we dat niet alleen bij de deelnemers, maar ook in hun groep en klas de interesses overslaan naar andere kinderen. De vrije werkkeuze in een Montessoriaanse klas maakt het meer dan in andere onderwijstypen mogelijk om hierop in te spelen. Vijfdegroepers zien zesdegroepers bezig met de uitwerking van hun proefjes in de klas en komen bij de klassenleerkracht vragen of ze deze werkjes ook mogen doen. Bij de presentaties in de klassen is een grote betrokkenheid te zien en wordt de leerlingen van Science Lab dikwijls de hemd van het lijf gevraagd. Door met de onderzoeksthema's aan te sluiten bij onderwerpen uit het Da Vinci-programma maken we het de leerkrachten mogelijk om proefjes, uitgevoerd door de deelnemende kinderen, aan de hele klas te presenteren en te betrekken bij het klassenwerk.
7. Beschrijving van het rijke leerarrangement: Instapeis voor deelname (zie 4)/bewust gekozen leermiddelen/materialen/bewust gekozen didactische instrumenten om kinderen te stimuleren te leren, te volgen en te beoordelen/eigenaarschap van de kinderen/betrokkenheid van teamleden en ouders/de verbinding met externe vindplaatsen en: a. Inhoud van programma’s b. Begrippen/onderwerpen/thema’s c. Onderzoeks/ontwerpvaardigheden d. Rol van OOL (de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren) e. Opbouw van programma’s over een leerjaar Betrokkenheid teamleden: de teamleden worden bij het Science Lab betrokken omdat de leerlingen zo nu en dan presentaties moeten geven in hun klassen. In de klassen moet ook veel werk verricht worden dat op maandag in het Science Lab is opgegeven, hierdoor blijven de leerkrachten ook op de hoogte van wat er gebeurt in het lab. Bovendien mailt de coördinator van het Science Lab zo nu en dan een korte uitleg over wat er behandeld is. Tevens krijgen de kinderen een paar keer per jaar de opdracht om ook in de middenbouwklassen les te geven, zodat deze klassen ook hun graantje meepikken. Betrokkenheid ouders: Op de jaarlijkse ouderavond (zie www.5mw.nl, direct op de homepage) stond als inhoudelijk thema het Science Lab centraal. Een powerpoint-presentatie is gegeven voorafgegaan door een klein proefje, dat inzicht gaf in de werkwijze op het Science Lab. Op een videoverslagje is terug te zien hoe de ouders het ervan af brachten. In de pauze werden materialen uit het Science Lab gedemonstreerd en konden ouders zich opgeven als Science- of Somplextra-ouder. De praktijk van werken met Science konden alle ouders op het schoolplein zien toen een Egyptische shaduf werd gebouwd op het schoolplein. Regelmatig verschijnen filmpjes en foto's op de website van de school. Er bestaat een aparte Science-pagina. Het lokaal van het Science Lab krijgt een steeds prominenter plaats binnen de school. Ouders kunnen er niet omheen, mede omdat er dit jaar veel aandacht aan het uiterlijk van de leeromgeving is geschonken. Het Science Lab wordt steevast meegenomen bij rondleidingen tijdens informatiebijeenkomsten voor nieuwe ouders die zich laten informeren over onze school. Via de tweewekelijkse Nieuwsbrief krijgen de ouders ook regelmatig mededelingen vanuit het Science Lab, al dan niet geschreven door de kinderen zelf. In de centrale hal worden in glazen vitrines werkstukjes en proefopstellingen van de kinderen tentoongesteld. In de klassen kunnen ouders kennis nemen van proefopstellingen waaraan aan de deelnemende kinderen in de eigen klas werken. Kinderen worden aangespoord de behandelde experimenten ook thuis uit te voeren en aan hun ouders te laten zien. Actieve oudergroep Science en Somplextra: een groep ouders met een achtergrond of baan in de natuurwetenschappen heeft zich opgegeven om het Science Lab met raad en daad terzijde te staan. De doelstelling is om ze in de tweede periode van dit schooljaar ook actief te betrekken bij de ondersteuning van de lopende onderzoeksgroepen. Hieraan voorafgaand vinden een of meer briefings plaats. Welke onderwerpen worden er besproken? Aan het begin van het jaar inventariseer ik waar de kinderen het meest geïnteresseerd in zijn als het gaat om wetenschap. Zo mogelijk behandel ik deze onderwerpen en waarschijnlijk zal ik zelf nog wat onderwerpen toevoegen. Een aantal mogelijke te behandelen gebieden: - Energie - Het heelal - Flora en fauna - Scheikunde - Robotica
- Het menselijk lichaam - Natuurkrachten - Wetenschapsgeschiedenis - Evolutieleer - Geologie - Dynamica Een aantal lessen beginnen met een zogenaamde Concept Cartoon om de kinderen aan het denken te zetten over een bepaald onderwerp. Door middel van zelf ontworpen experimenten komen de leerlingen tot ontdekkingen. Gekozen materiaal: Naast een uitgebreide verzameling van W+T materiaal die al beschikbaar was is er nog veel extra materiaal aangeschaft: Vijf 10’’ notebooks. Met deze computertjes laten we de kinderen surfen op het internet, presentaties voorbereiden en documenten opstellen. Bovendien kunnen ze gebruikt worden om onze USBmicroscopen op aan te sluiten en om zelf gebouwde robots te programmeren. Inclusief mappen, muizen en software. Randapparatuur PC’s. Draadloos toetsenbord, muis. Tablet. Om te experimenteren met het geven van onderwijs m.b.v. een tablet is een Samsung Galaxy Tab aangeschaft. Microscopen. Er zijn verschillende soorten microscopen aangeschaft. Een aantal handmicroscoopjes met USB-aansluiting om de kinderen zelfstandig mee te laten werken, maar ook een professionele stereomicroscoop. Mindstorms. Bouwdozen om robots mee te ontwerpen die vervolgens via de computer geprogrammeerd kunnen worden. Sciencebibliotheek. Er is een breed scala aan wetenschappelijke jeugdliteratuur aangeschaft, zodat we een bescheiden bibliotheek hebben kunnen opbouwen. Sciencevideotheek. Ook om aan collega’s uit te lenen staat er nu een mooie collectie wetenschappelijke DVD’s in de kast. Mappen. Elk kind heeft een eigen Science map gekregen. Materiaal menselijk lichaam. Een torso staat tentoongesteld, waar de organen uitgenomen kunnen worden. Tevens staat er sinds kort een levensgroot skelet in het Science Lab. Werktuigbouwdozen. Om het techniekonderwijs een impuls te geven zijn bouwdozen besteld om de leerlingen werktuigen mee te laten bouwen, maar ook op zonlicht werkende karretjes kunnen gemaakt worden. Opitec. Dit bedrijf heeft veel materiaal geleverd om lessen mee te geven op het gebied van elektriciteit en magnetisme. Prikkels. Het Science Lab staat vol met schitterende spullen waardoor de kinderen enthousiast worden én blijven. Denk aan een Galileïthermometer, een mobiel van de planeten, een Teslabol, posters, 3D kaarten, Newton’s cradle, e.d.
Robots: Voor het vak robotica is er een aantal verschillende soorten robots besteld. Kantoorartikelen: Nietmachines, schrijfmateriaal, perforator, plakbanddispencer, etc. Boodschappen: Grote hoeveelheden boodschappen worden gedaan bij de supermarkt. Azijn, lucifers, knijpers, cola, filters. Dit materiaal is nodig voor veel experimenten. 8. Beginervaringen Op grond van de toegekende subsidieaanvrage is er een werkplan gemaakt en dit is doorgesproken met de directie. Uit de groepen 5 t/m 8 werden via het leerlingenvolgsysteem kinderen met een A-score geselecteerd, waarbij erop gelet werd dat deze leerleingen een bovenmatige interesse in natuurwetenschappelijke onderwerpen hadden (dit waren leerlingen die bijvoorbeeld doorvroegen over bèta-onderwerpen tijdens de les). Ook kinderen die onder de A-score zaten, maar wel een grote bètainteresse aan de dag legden, werden uitgenodigd om mee te doen. De eerste activiteiten bestonden uit het doen van experimenten en kleine onderzoekjes met behulp van de Eurosense, een computergestuurd sensorsysteem, speciaal ontwikkeld voor basisschoolleerlingen door het AMSTEL-instituut van de Universiteit van Amsterdam, en middels zelf ontwikkelde leerling-werkbladen voor het bijhouden van een logboek. Na deze beginfase werden de leerlingen middels een daartoe ontwikkelde vragenlijst onderzocht op hun interesses, waaruit een lijst met mogelijke onderzoeksonderwerpen voortkwam, die als basis diende voor verdere onderzoeks- en ontwerpactiviteiten. Dit waren onderwerpen zoals Lego-mindstorms, bodemonderzoek, muizenethologie en chemie met koken. Het resultaat van deze activiteiten was dat er bij deze leerlingen een toename van hun interesse naar bèta-onderwerpen ontstond. Ze gingen harder werken en waren gemotiveerder dan in het begin. Hoewel de introductie van het Science-lab in de school aanvankelijk moeizaam verliep (bijvoorbeeld door een wisselend enthousiame van collega-leerkrachten, organisatorische problemen en de indruk dat bepaalde leerlingen door het project werden voorgetrokken), bleek later toch duidelijk de meerwaarde van het project, bijvoorbeeld via toegenomen kennis en (onderzoeks)vaardigheden van leerlingen en kwam er uiteindelijk veel positieve feedback. 9. Aanpassingen Zoals hierboven is te lezen is er veel aangepast. 10. Eindervaringen Hopelijk blijven we dit niveau vasthouden. 11. Producten van kinderen, opbrengstmeting
Groep
2009-2010
2010-2011
2011-2012
6 7 8 Totaal
9 9 9 27
9 9 9 27
28 15 15 58
12. Documentatie papier, foto, film, bv. 4 casus-beschrijvingen/video-fragmenten/ ? die alle bovenstaande aspecten in zich hebben en zichtbaar maken.
13. Richting verdere ontwikkelingen
Eerst bieden we degelijk aan wat er nu voor plannen liggen. De leerlingen moeten eigen worden met deze manier van werken en de leerkrachten moeten deze manier van werken integreren in de klas. Aan de hand van jaarlijkse evaluaties en op grond van nieuwe inzichten wordt de werkwijze en het plan bijgesteld. 14. Wat ik van de andere programma’s wil leren Er wordt veel kennis en expertise uitgewisseld met 4e Montessorischool De Pinksterbloem en de 8e Montessorischool. 15. Verantwoording van de toerusting van de leerkracht; welke leerkrachtvaardigheden /attitudes moeten expliciet aanwezig zijn? - Een gepassioneerde eigen interesse in de wetenschap, zodat je je eigen enthousiasme over kunt brengen en een leergierige houding kan stimuleren. Het kunnen inspireren is vereist. - Voldoende parate kennis. - Inzicht in wat er beschikbaar is qua materiaal, ook op het internet. - Kennis van verschillende didactieken.