Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Eindrapportage Pilot “Inburgeren? Kinderopvang met VVE!” in Amsterdam
Auteur: Documentdatum: Contactpersoon DWI:
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen, RVE Educatie & Inburgering februari 2011 Caroline ’t Hart,
[email protected] 1
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING ............................................................................................................ 3
1.1
Pilot “Inburgeren? Kinderopvang met VVE!” in Amsterdam................................................. 3
1.2
Aanleiding voor de pilot............................................................................................................. 3
1.3
Resultaatvoorwaarden aan de pilot.......................................................................................... 4
1.4
Toelichting op het document .................................................................................................... 4
2
STARTSITUATIE VVE EN INBURGERING IN AMSTERDAM ............................. 5
2.1
De Regeling VVE......................................................................................................................... 5
2.2
VVE in Amsterdam ..................................................................................................................... 5
2.3
Relevante ontwikkelingen in Amsterdam rond inburgering en VVE.................................... 6
3. KNELPUNTEN INBURGERING EN KINDEROPVANG MET VVE.......................... 8 3.1
Gemeentelijk beleid voor inburgeraars m.b.t. kinderopvang ................................................ 8
3.2
Inventarisatie knelpunten inburgering en kinderopvang met VVE ....................................... 8
4.
DOELSTELLINGEN PILOT INBURGERING EN KINDEROPVANG MET VVE . 11
5
UITVOERING PILOTPROJECT.......................................................................... 12
5.1
Miniconferenties ....................................................................................................................... 12
5.2 Uitvoering Pilots in de stadsdelen.......................................................................................... 13 5.2.1 Resultaten Pilots .................................................................................................................... 14 5.3
Communicatie en promotie ..................................................................................................... 15
5.4
Actualiseren van het werkproces ........................................................................................... 15
5.5
Plaatsingen op kinderopvang met VVE door kinderopvangintermediair .......................... 15
5.6
Netwerkbijeenkomst................................................................................................................. 17
6
CONCLUSIES, AANBEVELINGEN EN ACTIES ................................................ 19
6.1
Conclusies en aanbevelingen per doelstelling ..................................................................... 19
6.2
Algemene aanbevelingen ........................................................................................................ 22
6.3 Overige acties ........................................................................................................................... 23 Bijlagen:............................................................................................................................................... 27 Bijlage 1: Keten “kinderopvang met VVE” voor inburgeraars ............................................................. 27 Bijlage 2: Opbrengst mini-conferenties stadsdelen ............................................................................ 28 Bijlage 3: Beschrijving Pilots Stadsdeel Noord, West en Zuidoost ..................................................... 29 Bijlage 4: Plaatsingen kinderopvangintermediair op VVE-voorzieningen........................................... 35 2
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
1.
Inleiding
1.1
Pilot “Inburgeren? Kinderopvang met VVE!” in Amsterdam
Hierbij treft u de eindrapportage aan van het pilotproject “Inburgeren? Kinderopvang met VVE!1” die werd uitgevoerd in de periode van juni 2009 tot eind 2010 in de gemeente Amsterdam door de Dienst Werk en Inkomen, Educatie & Inburgering (E&I) met subsidie van het ministerie van BKZ (voorheen VROM).
1.2
Aanleiding voor de pilot
De gemeente Amsterdam, Educatie en Inburgering heeft sinds 2008 in toenemende mate te kampen met inburgeraars die niet konden starten met hun inburgeringstraject, omdat zij geen kinderopvang hadden voor hun kinderen dan wel niet in staat waren kinderopvang te regelen. Redenen daarvoor zijn: • wachtlijsten bij kinderdagverblijven; • inburgeraars kennen formele kinderopvang niet; • inburgeraars vinden de ouderbijdrage te hoog; • de 4 euro oppasregeling is gratis, dus dat heeft de voorkeur (zie punt 2 hieronder). De gemeente Amsterdam stimuleert het gebruik maken van formele kinderopvang door inburgeraars. Omdat het regelen van kinderopvang ingewikkeld is, zowel voor autochtonen maar zeker ook voor inburgeraars, heeft Amsterdam er voor gekozen de inburgeraars hierbij te ondersteunen. Hiervoor zijn de volgende stimulerende maatregelen genomen: 1) inschakeling van een professioneel kinderopvangintermediair die ouders helpt bij het vinden van formele passende kinderopvang en helpt bij het invullen van de aanvraagformulieren voor de Belastingdienst en de gemeentelijke bijdrage; en 2) een oppasregeling. Inburgeraars die op een wachtlijst staan voor reguliere kinderopvang of ’s avonds of in het weekend op les zitten kunnen onder bepaalde voorwaarden 4 euro per gevolgd lesuur krijgen voor oppas; 3) het vergoeden van de gemeentelijke bijdrage voor álle inburgeraars (ook vrijwillige) door middel van inschrijving bij het werkplein Ondanks bovengenoemde stimulerende maatregelen bleek dat veel inburgeraars op de wachtlijst bleven staan voor kinderopvang. Daarom is in de loop van 2009 in toenemende mate geprobeerd ouders te verwijzen naar peuterspeelzalen en VVE-plekken. In de praktijk bleek dat daar niet veel gebruik van gemaakt is: er bleek nauwelijks instroom van kinderen van inburgeraars plaats te vinden. Dat komt door een serie aan logistieke, praktische en inhoudelijke knelpunten: • de lestijden inburgering en de openingstijden van VVE-instellingen sluiten niet op elkaar aan; • inburgeraars kennen VVE niet en andersom; • VVE-instellingen willen vaak een doorloop van het VVE-programma op de basisschool. Deze constateringen leidden tot een gezamenlijke constatering van de afdeling Educatie & Inburgering en de afdeling Onderwijs (VVE-beleid) dat het gebruik van VVE door inburgeraars meer gestimuleerd moet worden. Aangezien juist de kinderen van inburgeraars bij uitstek de doelgroep voor VVE vormen heeft de gemeente Amsterdam de mogelijkheid om met subsidie van het ministerie van BKZ (voorheen VROM) hier een impuls aan te geven enthousiast aangegrepen. Waarom bereikt de gemeente niet alle inburgeraars? Welke aanpak is nodig om meer inburgeraars en meer kinderen te kunnen bereiken?
1 VVE = Voor en Vroegschoolse Educatie: een educatief programma, gebruikt door peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, gericht op het versterken van de taalontwikkeling en het vergroten van de taalvaardigheid van kinderen van 2½ tot 4 jaar met een (dreigende) taalachterstand
3
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
1.3
Resultaatvoorwaarden aan de pilot
Met het ministerie is afgesproken dat de pilot in ieder geval de volgende resultaten oplevert: (1) In 3 stadsdelen wordt een Voorschool opgezet, specifiek voor kinderen van inburgeraars. (2) Tussen taalaanbieder(s) en voorscholen die betrokken zijn bij dit project, vindt afstemming plaats ten aanzien van de lestijden en ten aanzien van de inhoudelijk programma’s van de voorschool en de inburgering. Tevens wordt een passend programma voor ouderbetrokkenheid ontwikkeld en uitgevoerd. (3) In het kader van het project zal promotiemateriaal worden gemaakt dat ingezet kan worden bij de toeleiding van kinderen van inburgeraars naar de VVE en andersom: ouders van VVEkinderen naar de inburgering. (4) Het project realiseert (3 x 12) extra VVE voorzieningen (5) Er komt een eindverslag van het project met een evaluatie van de resultaten om kennis te delen met alle betrokken partijen. Hieronder volgt een beschrijving van de uitwerking van voorwaarde 1 tot en met 4. Met deze eindrapportage voldoet de gemeente Amsterdam aan de vijfde resultaatvoorwaarde.
1.4
Toelichting op het document
Hieronder vindt u in hoofdstuk 2 eerst een beschrijving van de startsituatie in Amsterdam, vervolgens in hoofdstuk 3 de knelpunten inburgering en kinderopvang met VVE. In hoofdstuk 4 zijn de doelstellingen van de pilot geformuleerd, de uitwerking daarvan en de uitgevoerde activiteiten zijn in hoofdstuk 5 beschreven. Tot slot in hoofdstuk 6 zijn de conclusies, aanbevelingen en acties opgenomen. Regioplan heeft opdracht gekregen om de ervaringen in de pilot systematisch te onderzoeken. Dit onderzoek en de ervaringen van de projectleider vormen de basis van dit hoofdstuk
4
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
2
Startsituatie VVE en inburgering in Amsterdam
2.1
De Regeling VVE
Veel allochtone kinderen hebben een taalachterstand op het moment dat zij de basisschool op 4 jarige leeftijd voor het eerst bezoeken. Deze achterstand geldt ook voor sommige groepen autochtone kinderen, zij het in mindere mate. Uit onderzoek blijkt dat kinderen deze achterstand in het vervolg van het onderwijs niet of nauwelijks inlopen. Om deze problematiek het hoofd te bieden geldt vanaf 2000 de landelijke ‘Regeling Voor- en Vroegschoolse educatie’(VVE). De Regeling VVE biedt gemeenten de mogelijkheid om kinderen op jonge leeftijd (vanaf 2 ½ tot 6 jaar oud) mee te laten doen aan educatieve programma’s. Deze programma’s zijn gericht op het versterken van de taalontwikkeling en het vergroten van de taalvaardigheid van peuters en kleuters met een (dreigende) taalachterstand. In Amsterdam zijn geen aparte voorscholen, de voorschoolse programma’s worden aangeboden op de peuterspeelzalen voor kinderen van 2½ tot 4 jaar. Sinds enige jaren worden ook voorschoolprogramma’s aangeboden op kinderdagverblijven. De Vroegschool zet deze programma’s voort op de basisschool voor de kinderen van 4 tot 6 jaar oud. Er is een vijftal educatieve programma’s waaruit gekozen kan worden, de keuze hierin is vrij. Deze ‘Voorschool’ is dus een pedagogisch programma dat wordt uitgevoerd door speciaal getrainde en gekwalificeerde leidsters in kleine groepen. Pas als een peuterspeelzaal aan alle Voorschool-eisen voldoet, volgt een erkenning als voorschool. Eén van de eisen is bijvoorbeeld dat er een dubbele bezetting (= 2 pedagogisch leidsters) op een groep van 15 kinderen beschikbaar is. Ook de ouderbetrokkenheid is belangrijk. Ouders moeten voor een deel meedraaien in de klas. Daarnaast wordt voorlichting gegeven over opvoeding. Het programma wordt aangeboden in een groot aantal peuterspeelzalen en in een klein aantal kinderdagverblijven. Op een aantal basisscholen wordt in groep 1 en 2 het vervolg van de Voorschool aangeboden: de “Vroegschool”. In het kader van de doorlopende leerlijn stromen kinderen vanuit de peuterspeelzaal door naar de basisschool met VVE die aan deze peuterspeelzaal gelieerd is en het zelfde voorschoolprogramma volgt, maar dit is niet in alle gevallen mogelijk. Ook kinderdagverblijven hebben altijd een directe link met een basisschool.
2.2
VVE in Amsterdam
In Amsterdam heeft naar schatting de helft van de peuters een (dreigende) taalachterstand. Dat zijn zo’n 6.192 peuters2. Amsterdam zou het liefst alle doelgroep-peuters een voorschoolprogramma kunnen bieden, maar dat is gezien de hoge investerings- en exploitatiekosten niet binnen enkele jaren mogelijk. Daarom is gekozen voor een gefaseerde invoering waarbij jaarlijks 10% meer doelgroepkinderen bereikt moeten worden. Eind 2009 kon met een gerealiseerde capaciteit van tenminste 3.850 voorschoolplekken (= rijkstaakstelling) gemiddeld 70% van de doelgroep bereikt worden. Amsterdam ontving hiervoor een rijksbijdrage die niet kostendekkend is. Het merendeel van deze voorschoolplekken is gerealiseerd op de peuterspeelzalen (ca 90%). Er zijn inmiddels mondjesmaat kinderdagverblijven (ca 10%) die een VVE programma voor peuters bieden. Kinderopvang is in tegenstelling tot de peuterspeelzaal geen welzijns- maar een marktvoorziening. Niet het stadsdeel, maar de ondernemer zelf bepaalt, op basis van de vraag van de klant, welke soort opvang en welke soort extra’s aangeboden worden. Het aanbod van de kinderdagverblijven kent programma’s die alleen de leeftijdsgroep van 2 ½ tot 4 jaar bedienen, maar ook programma’s die de leeftijdsgroep van 0- 2 ½ jarigen daarin meeneemt, dat is het programma 2 Cijfers in deze tekst zijn afkomstig van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de Gemeente Amsterdam, gebaseerd op cijfers per 1 oktober 2010.
5
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
“Kaleidoscoop” dat geschikt is voor verticale groepen3. Uit onderzoek is echter gebleken dat de leeftijd van 2 ½ de meest effectieve leeftijd is om te starten met taalontwikkeling en het aanbieden van een VVE-programma, o.a. vanwege de lichamelijke, geestelijke en emotionele ontwikkeling die daar “rijp” voor moet zijn (een kind moet bijvoorbeeld in staat zijn om een periode op een stoeltje te zitten en zich te concentreren). Dit is de reden dat deze leeftijdsgrens gehanteerd wordt, ook bij de financiering. Het aantal kleuters dat voor VVE in aanmerking komt, is geraamd op 4.000 - 5.000. Stadsdeel en school zijn samen verantwoordelijk voor de onderlinge aansluiting, de z.g. ‘doorlopende leerlijn’. VVE is een verantwoordelijkheid van de stadsdelen. Wel zijn er de centrale stedelijke kaders en wordt vanuit de centrale stad ondersteuning geboden. Het Ouder en Kindcentrum (OKC) doet de indicatiestelling van de doelgroepkinderen. Dit zijn kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau, voor wie een risico op taalachterstand bestaat. De OKC’s hebben een taak in het doorverwijzen van kinderen met een taalachterstand naar een VVE-voorziening.
2.3
Relevante ontwikkelingen in Amsterdam rond inburgering en VVE
De pilot is gestart in een periode dat er verschillende ontwikkelingen gaande waren, die relevant zijn om te noemen. Dit zijn: Een nieuw werkproces inburgering: Per 1 maart 2010 is in Amsterdam, na een nieuwe aanbesteding voor de inkoop van inburgeringstrajecten een aantal wijzigingen ingevoerd die ook gevolgen hebben gehad voor het werkproces inburgering. Gevolgen van deze nieuwe werkwijze is (o.a.) geweest dat er per stadsdeel minder taalaanbieders voor inburgeraars zijn gekomen, wat de samenwerking in de inburgeringsketen overzichtelijker gemaakt heeft. Overleg en afstemming tussen de ketenpartners is hierdoor eenvoudiger. Per stadsdeel was een Taalwijzer actief, dit is vanaf 2007 de stadsdeelgebonden uitvoeringsorganisatie voor verplichte inburgeraars zonder uitkering. Sinds 1 maart 2010 zijn de vrijwillige inburgeraars zonder WWB-uitkering als doelgroep van Taalwijzer aan toegevoegd. Ook is in de nieuwe aanbesteding opgenomen dat de kinderopvang leidend is bij het plaatsen van een inburgeraar. Dat betekent dat een taalaanbieder taalles moet regelen op de dagen, dat er kinderopvang/VVE beschikbaar is. Gevolg van deze wijziging is dat de inburgeraars eerder een plek voor hun kinderen vinden omdat gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare dagen bij een kinderdagverblijf (bepaalde dagen zijn minder druk bezet), en op deze manier sneller kunnen starten met de inburgeringscursus. Tot slot is, ten gevolge van deze pilot, in het contract met de kinderopvangintermediair opgenomen dat deze met voorrang moet zoeken naar een kinderopvangplek met VVE voor de kinderen van inburgeraars. Bestuurlijke samenvoeging stadsdelen Per 1 mei 2010 is het aantal stadsdelen teruggebracht van veertien naar zeven. Dit heeft ook gevolgen gehad voor de samenwerking tussen inburgering en VVE. Inburgering heeft altijd nauw samengewerkt met de stadsdelen, door het bestuurlijk reorganisatieproces zijn veel betrokken beleidsmedewerkers in de stadsdelen van functie gewisseld en is ook het aantal beleidsmedewerkers afgenomen. In een aantal stadsdelen heeft dit een periode tot het ontbreken van een aanspreekpunt geleid en tot stagnatie in de samenwerking. Beleidsmedewerkers moesten opnieuw benoemd worden en ingewerkt op de 3
Een verticale groep houdt in dat kinderen van alle leeftijden tot vier jaar in één groep zijn opgenomen.
6
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
diverse dossiers, waaronder inburgering en VVE. De samengevoegde stadsdelen hebben ook tijd nodig gehad om de ketensamenwerking opnieuw vorm te geven. Dit heeft de pilot in een aantal stadsdelen dusdanig negatief beïnvloed dat hiermee geen samenwerking tot stand is gekomen. Een ander punt voor verdere afstemming is dat in de oorspronkelijke stadsdelen soms sprake is van verschillende welzijnsorganisaties die VVE aanbieden. Ook wordt in sommige stadsdelen de Taalwijzer door een externe partij vormgegeven. Het samenvoegen van dergelijke organisaties kost veel tijd en energie. Wanneer er geen specifiek beleid op wordt ontwikkeld, is het lastig om te komen tot meer afstemming. Verder is het nog niet duidelijk of in de nieuw gevormde stadsdelen het afstemmen van VVE en inburgering op de agenda blijft staan. Dit is mede afhankelijk van beleidskeuzes die worden gemaakt door de nieuwe besturen. Dit proces was nog volop in beweging. De centrale stad is hierbij geen betrokken partij, dit is de eigen verantwoordelijkheid van de stadsdelen. Inmiddels is duidelijk geworden dat de stadsdelen hierin hun eigen verantwoordelijkheid hebben en ook nemen. Invoering Wet OKE Per 1 augustus 2010 is de Wet OKE in werking getreden. De gemeente krijgt daarmee de wettelijke verantwoordelijkheid om te voorzien in een goed voorschoolaanbod aan alle jonge kinderen met een taalachterstand. In het kader van de Wet OKE worden tevens hogere kwaliteitseisen aan sociaal pedagogisch medewerkers gesteld. Daar de meeste kinderen van inburgeraars in de doelgroep van kinderen met een taalachterstand vallen, heeft de gemeente/stadsdelen hierin een taak. Het vergroten van de mogelijkheden om VVE te bieden aan kinderen van inburgeraars past helemaal in het kader van de wet. De Wet OKE is dus mogelijk een stimulans voor een vergroting van het aanbod van VVE aan kinderen van inburgeraars. Hoe dit precies ingevuld gaat worden is gedurende de looptijd van de pilot nog in ontwikkeling geweest, maar inmiddels wel duidelijk geworden. De stadsdelen hebben deze verantwoordelijkheid opgepakt door gezamenlijk te besluiten dat inburgering en VVE opgenomen wordt in het Meerjarenbeleidsplan VVE 2010 – 2014. Op basis van de Wet OKE heeft elk stadsdeel een eigen Meerjarenbeleidsplan opgesteld waar invulling wordt gegeven aan VVE en inburgering. Deze plannen zijn vastgesteld in het voorjaar 2011. Er is inmiddels een flinke uitbreiding van kindplekken gerealiseerd, m.n. in de kinderopvang. Het minimale aantal plekken dat bereikt moet worden in 2012 is 6192, maar de voorspelling aan de hand van de groei is dat naar verwachting een aantal van 6861 VVE-plekken bereikt kan gaan worden. Echter: het nieuwe rijksbeleid om de rijksbijdrage voor kinderopvang te verlagen betekent een risico voor deze doelstellingen. Dit vormt een flinke financiële drempel voor veel burgers, en dus ook voor inburgeraars, om hun kinderen te laten opvangen.
.
7
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
3. Knelpunten inburgering en kinderopvang met VVE 3.1
Gemeentelijk beleid voor inburgeraars m.b.t. kinderopvang
De gemeente Amsterdam wil belemmeringen voor inburgeraars om deel te nemen aan hun inburgeringstraject wegnemen en heeft hiertoe een aantal maatregelen genomen, zoals eerder genoemd (kinderopvangintermediair, 4 euro oppasregeling, vergoeding gemeentelijke bijdrage). Ondanks deze stimulerende maatregelen bleek de instroom van kinderen van inburgeraars in de VVE achter te blijven. Aangezien juist deze kinderen bij uitstek de doelgroep voor VVE vormen heeft de gemeente Amsterdam deze pilot als kans aangegrepen om hier een impuls aan te geven. Belangrijkste vragen om te beantwoorden waren: waarom bereikt de gemeente niet alle inburgeraars? Welke aanpak is nodig om meer inburgeraars en meer kinderen te kunnen bereiken?
3.2
Inventarisatie knelpunten inburgering en kinderopvang met VVE
De pilot is gestart met een verkenning. Daartoe zijn consulterende gesprekken geweest met de gemeentelijke afdeling die op dit terrein actief is, de VVE-Unit van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, en is er een beperkte kwantitatieve analyse gemaakt van de feitelijke knelpunten bij kinderopvang voor inburgeraars. Op basis van een gespreksronde langs de belangrijkste ketenpartners inburgering, kinderopvang en VVE, 4 is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste knelpunten 5 rondom inburgering en kinderopvang met VVE . Dit zijn:
1. Inburgeraars maken beperkt gebruik van kinderopvang en VVE Het is voor een groot deel van de inburgeraars met kleine kinderen niet gemakkelijk hun weg te vinden naar kinderopvang. Het lukt hen vaak niet zelfstandig financiering bij de gemeente en de belastingdienst aan te vragen, zij vinden de financiering rond kinderopvang te gecompliceerd en zijn vaak niet in staat de gemeentelijke en rijksbijdrage aan te vragen. Dit vereist ondersteuning van de klantmanager of van de kinderopvangintermediair. Daarnaast kennen zij de formele kinderopvang niet en vinden zij de ouderbijdrage te hoog. Zij hebben daarom ook vaak een voorkeur voor de 4euroregeling in plaats van een formele kinderopvangplaats, omdat deze voor hen gratis is (hiervoor wordt geen eigen bijdrage gevraagd). Bovendien kunnen zij hiervoor zelf een vertrouwd persoon inschakelen. Daarnaast bestaan er soms culturele belemmeringen om de zorg voor de kinderen over te laten aan anderen, m.n. buiten de eigen familie. Weinig kinderen van inburgeraars maken gebruik van de VVE als mogelijkheid bij de kinderopvang. De schatting is dat in Amsterdam per vijf inburgeraars één kinderopvangplaats nodig is. Dat betekent dat maximaal 1500 kinderen per jaar opgevangen moeten worden. In de huidige situatie wordt echter maar de helft van de kinderen bemiddeld voor reguliere opvang. De instroom van deze groep in VVE is nog veel lager. Zo is een groot deel van de doelgroepkinderen die door kinderopvang intermediair Chikuba is geplaatst niet op kinderopvang in samenhang met VVE geplaatst. Ook de Taalwijzers, een loket op stadsdeelniveau waar alle burgers terecht kunnen met vragen over Nederlandse taalles in inburgering, geven aan dat plaatsing op VVE een uitzondering is. Dit, terwijl de combinatie inburgeringsles voor de ouder en VVE voor het kind de ontwikkeling van beide versterkt: enerzijds kunnen kinderen van 4
Taalwijzers, taalaanbieders ,OKC-GGD, de kinderopvang intermediair van de gemeente, klantmanager DWI. Zie bijlage 1 voor de keten “Kinderopvang met VVE voor inburgeraars” 5 Met “kinderopvang met VVE” wordt voortaan in dit document zowel de opvang via de peuterspeelzalen met VVE als de opvang via kinderdagverblijven met VVE bedoeld.
8
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
inburgeraars door de VVE taalachterstanden inlopen opdat ze voldoende toegerust zijn voor het onderwijs op de basisschool. Anderzijds worden inburgeraars extra gemotiveerd voor hun inburgeringsles door het onderdeel ouderbetrokkenheid bij de VVE. Dit is des te schrijnender omdat er in Amsterdam inmiddels voldoende VVE-plaatsen zijn en er nauwelijks nog wachtlijsten zijn voor kinderen van potentiële inburgeraars die een inburgeringscursus willen volgen. Eigen bijdrage inburgeraar Bij de mogelijkheden voor inburgeraars om gebruik te maken van kinderopvang en VVE spelen ook de kosten een rol. Inburgeraars kunnen gebruikmaken van de Wet Kinderopvang wanneer zij inburgeren en kinderopvang nodig hebben. Wanneer zij een laag inkomen hebben, krijgen zij een groot deel terug van de belasting. DWI betaalt het werkgeversdeel (1/6 van de kosten). In principe vergoedt DWI alleen opvang voor de uren die een inburgeraar onderwijs volgt plus een uur voor reizen en ophalen. Dit zijn doorgaans drie dagdelen van vier uur. Kinderdagverblijven zijn over het algemeen echter weinig genegen om halvedagopvang aan te bieden. Dit heeft commerciële redenen (bezettingsgraad, moeilijk pedagogische medewerkers te werven), maar ook inhoudelijke: het brengen en ophalen van kinderen halverwege de dag brengt veel onrust met zich mee, daarom geven zij de voorkeur voor heledagopvang. Doordat er op veel kinderdagverblijven nog sprake is van wachtlijsten, hoeven zij ook niet over te gaan tot halvedagopvang. Dit betekent dat er heledagopvang ingekocht moet worden, dit betekent extra kosten voor de inburgeraar en ook voor de gemeente / DWI. Overigens is het gemeentelijk beleid van DWI voor inburgeraars als volgt vastgesteld: bij het bepalen van de omvang van de opvang wordt uitgegaan van de gewenste omvang die genoemde inburgeraars zelf aangeven. Naarmate zij meer opvang aanvragen, moeten ze zelf ook een hogere eigen bijdrage betalen. De veronderstelling is dat op die manier een natuurlijke “drempel” rond de omvang wordt ingebouwd. Eigen bijdrage peuterspeelzalen De extra kosten voor deelname aan een voorschool op een peuterspeelzaal zijn voor de inburgeraars in alle stadsdelen altijd vrij laag geweest, variërend van gratis tot een kleine bijdrage. Per 1 januari 2011 is centraal beleid vastgesteld, waardoor in alle stadsdelen van Amsterdam de voorschool op de peuterspeelzalen gratis is voor doelgroepkinderen. Concluderend: de financiële afhandeling rond de kinderopvang en VVE is te gecompliceerd en de eigen bijdrage voor de kinderopvang vormt een belemmering6. Deze drempel is nog hoger geworden door de verlaging van de rijksvergoeding per 1 januari 2011. Door de financiële bijdrage voor peuterspeelzalen te laten vervallen is wat betreft de voorschoolprogramma’s wel een belangrijke drempel weggenomen in Amsterdam.
2. Werving en toeleiding naar kinderopvang niet optimaal en niet op VVE gericht De ouders zijn onvoldoende op de hoogte over de gang van zaken rond kinderopvang en zien ook niet de toegevoegde waarde van de VVE voor hun kinderen. Er wordt weinig gedaan aan gerichte werving onder inburgeraars bij bijvoorbeeld DWI en de taalaanbieders. Ouders worden wel op de hoogte gesteld van de voordelen van VVE maar ze worden daarin onvoldoende begeleid of gestimuleerd. Er wordt wel geïnventariseerd of kinderopvang nodig is maar daarbij wordt niet specifiek op VVE gewezen. Er is maar een beperkt aantal kinderdagverblijven dat halvedagopvang biedt.
6
De eigen bijdrage van een inburgeraars is niet uit te drukken in een vast bedrag, want dit is afhankelijk van het inkomen van het gezin, de uurprijs van het kinderdagverblijf, het aantal kinderen dat opgevangen moet worden, het aantal uren dat afgenomen wordt en de hoogte van de gemeentelijke tegemoetkoming.
9
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
De processen en communicatie tussen de ketenpartners die betrokkene zijn bij toeleiding van kinderen van inburgeraars naar voorzieningen met VVE verlopen niet optimaal. Deze processen zijn er onvoldoende op gericht dat kinderen van inburgeraars tussen 2½ en 4 jaar naar de VVE worden geleid.
3. Aanbod van inburgeringlessen en VVE onvoldoende op elkaar afgestemd Het aanbod van inburgeringlessen en VVE is onvoldoende ingericht op de wensen en mogelijkheden van de inburgeraars: tijden en locaties van inburgeringlessen, kinderopvang en peuterspeelzalen met VVE worden door betrokken aanbieders onvoldoende op elkaar afgestemd. Ook inhoudelijk zijn de programma’s van de VVE en de inburgeringlessen niet op elkaar afgestemd. Concreet blijkt dit uit: De taalaanbieder en VVE-voorziening bevinden zich vaak niet in elkaars nabijheid, waardoor het lastig wordt voor ouders om de logistiek te regelen. De reistijd is dan te lang om op tijd op de inburgeringscursus te verschijnen. De openingstijden van de voorschool zijn vaak lastig te combineren met een inburgeringscursus. De peuterspeelzalen zijn open vanaf 9.00 uur tot 11.30 uur, de inburgeringslessen starten om 9.00 uur en zijn klaar om 12.00 uur, er ontbreekt tijd om het kind weg te brengen en op te halen. Dit logistieke probleem wordt nog nijpender als er ook nog een of meer kinderen zijn die naar de basisschool gebracht moeten worden. Deze begint weliswaar eerder, maar als deze zich niet in de nabijheid van de peuterspeelzaal bevindt betekent dit nog meer reistijd voor de ouder. De peuterspeelzalen zijn weinig flexibel in de aanvang- en eindtijden. Zo zouden zij iets eerder open moeten gaan en een kwartier tot een half uur later moeten sluiten, om ouders gelegenheid te geven om ook op tijd deel te nemen aan hun inburgeringscursus. De regels vanuit de inspectie staan ruimere openingstijden echter niet toe. De openingstijden verschillen tussen VVE-instellingen binnen en tussen de stadsdelen. Dit maakt het lastig voor taalaanbieders om de tijden van de inburgeringscursussen hierop af te stemmen. Taalaanbieders wijzigen nog al eens de tijden van de cursus, waardoor er aanpassingen gedaan moeten worden in de opvangdagen en tijden. Dit is niet altijd mogelijk. Er wordt door sommige taalaanbieders nauwelijks onderwijs gegeven op de woensdag en de vrijdag, terwijl er juist op die dagen wel opvang te vinden is. Aan de hand van deze knelpunten heeft Amsterdam een aantal doelstellingen voor de pilot geconcretiseerd. Deze vindt u in hoofdstuk 4.
10
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
4. Doelstellingen pilot inburgering en kinderopvang met VVE De hoofddoelstelling van de pilot is: - het aantal kinderen van inburgeraars dat gebruik maakt van de VVE te verhogen - tegelijkertijd meer ouders van VVE- kinderen te werven voor de inburgering. Het motto dat hierbij past is: “Moeder en kind samen naar school!” Op grond van bovenstaande knelpunten zijn vijf subdoelstellingen voor het project geformuleerd: Doelstelling 1: meer kinderen van inburgeraars naar kinderopvang met VVE! Primaire doelstelling van de pilot is helder: meer kinderen van inburgeraars naar kinderopvang met VVE. Amsterdam wil dat inburgeraar en kinderen samen op taalles gaan, waarbij de kinderen dit doen via kinderopvang met VVE, om te voorkomen dat deze kwetsbare doelgroep, ouder en kind, een taalachterstand oploopt. Als te bereiken resultaat is geformuleerd: in minimaal 3 stadsdelen maar bij voorkeur in alle (nieuwe7) stadsdelen worden 12 extra kinderen voor de VVE geworven. Doelstelling 2: een betere werving van ouders van kinderen op de VVE voor toeleiding naar inburgeringslessen Op de peuterspeelzalen en in kinderdagverblijven kan worden gesignaleerd dat de ouders van de kinderen wellicht (ook) behoefte aan taalles hebben en potentiële inburgeraars kunnen zijn. Vanuit deze ingang kunnen zij verwezen worden naar inburgeringslessen bij taalaanbieders in de wijk. Doelstelling 3: een betere voorlichting, werving en begeleiding van kinderen van inburgeraars naar kinderopvang met VVE Inburgeraars worden beter geïnformeerd over de mogelijkheden van kinderopvang en de voordelen van VVE voor hun kind. De processen en communicatie tussen ketenpartners die verantwoordelijk zijn voor de werving en toeleiding wordt verbeterd. Inburgeraars worden gestimuleerd en begeleid in hun keuze voor kinderopvang mèt VVE. Doelstelling 4: een betere afstemming van het aanbod tussen aanbieders van taal en VVE Het aanbod van inburgeringlessen, kinderopvang en VVE wordt beter op elkaar afgestemd, zowel wat betreft de inhoudelijke programma’s van de voorschool en de inburgering en als de lestijden en de locaties (logistiek). Doelstelling 5: beschikbaar stellen van leerervaringen aan andere stadsdelen en gemeenten De leerervaringen van het project worden reproduceerbaar gemaakt en beschikbaar gesteld. Ook in andere delen van het land kunnen dan acties worden ingezet om meer kinderen van inburgeraars te laten deelnemen aan kinderopvang en Voorschool. Deze eindrapportage is de invulling van deze doelstelling.
7
Amsterdam heeft in 2010 een bestuurlijk reorganisatieproces doorgemaakt waarin van 14 stadsdelen naar 7 stadsdelen werd gegaan. De nieuwe stadsdelen zijn: Centrum, Oost, Zuid, West, Nieuw West, Noord en Zuidoost.
11
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
5
Uitvoering pilotproject
5.1
Miniconferenties
In de opstartfase is aandacht besteed aan het bij elkaar brengen van de ketenpartners in miniconferenties. Deze hebben tussen november 2009 en maart 2010 in vier van de zeven stadsdelen plaatsgevonden (Noord, Oost, West en Nieuw West). Dit zijn de stadsdelen waar relatief veel inburgeraars wonen. Bij het combineren van VVE en inburgering hebben we in Amsterdam met twee ketens te maken: de VVE-keten en de inburgeringsketen, elk met elk hun eigen ketenpartners. Voor beide ketens geldt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij de stadsdelen ligt: voor VVE met ondersteuning van de centrale stad, voor de uitvoering van de Wet Inburgering is er in Amsterdam voor gekozen dat de gemeente (DWI) en stadsdelen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wet Inburgering. Omdat aansturing en afstemming binnen beide ketens op het niveau van de stadsdelen plaatsvindt is er voor gekozen om voor de miniconferenties de ketenpartners op stadsdeelniveau bij elkaar te brengen. Bij de VVE-keten waren de volgende organisaties betrokken: het OKC; de aanbieders van VVE, d.w.z. peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen; de beleidsmedewerker VVE van het stadsdeel. Bij de inburgeringsketen waren betrokken: de taalaanbieders waar de taallessen gegeven worden aan inburgeraars binnen het stadsdeel; de Taalwijzer, de loket binnen het stadsdeel waar de uitvoering van inburgering voor verplichte en vrijwillige inburgeraars zonder uitkering plaatsvindt; kinderopvangintermediair Chikuba, die de bemiddeling naar reguliere kinderopvang regelt voor inburgeraars in hun woonomgeving en tevens de oppasregeling uitvoert; de beleidsmedewerker inburgering van het stadsdeel; de beleidsmedewerker inburgering van de Dienst Werk en Inkomen, Educatie en Inburgering. Het doel van de miniconferenties was om de verschillende ketenpartners kennis te laten maken met elkaar en samenwerking tussen beide ketens te bevorderen. Er is aandacht besteed aan inhoudelijke informatie-uitwisseling op de onderwerpen VVE en inburgering en aan het uitwerken van ieders rol in het totale proces van inburgering met VVE. Opbrengst van de miniconferenties was: dat er per stadsdeel tussen de ketenpartners meer duidelijkheid was over ieders werkzaamheden en rol; dat per organisatie duidelijk was aan welke voorwaarden moet worden voldaan om het werk goed te kunnen doen en dat de ketenpartners hier onderling kennis van hadden; dat de werkzaamheden van de partners in de keten beter op elkaar afgestemd kon worden doordat duidelijke afspraken gemaakt konden worden ter verbetering van het proces van toeleiding van kinderen van inburgeraars naar VVE; dat er per stadsdeel een netwerk ontstond van alle betrokkenen in de keten VVE en de keten inburgering, waardoor de samenwerking en het enthousiasme voor het onderwerp een belangrijke impuls heeft gekregen. Zie bijlage 2 voor de opbrengsten van deze miniconferenties.
12
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Bij de miniconferenties kwamen de al eerder beschreven knelpunten naar voren, in het bijzonder de lastige afstemming in openingstijden en het matchen van dagdelen tussen de VVE en inburgering. Naast knelpunten zijn ook positieve elementen genoemd door de verschillende ketenpartners. Zo staan doelgroepouders, en waarschijnlijk inburgeraars ook, positiever tegenover VVE dan tegenover kinderopvang. VVE wordt als een vorm van school gezien en daarom belangrijk gevonden. Tegenover kinderopvang hebben ouders daarentegen vaak wantrouwen of er wel goed voor hun kinderen wordt gezorgd. Ook bestaat de indruk dat de bekendheid met VVE onder doelgroepouders groot is, al verschilt dit tussen de stadsdelen. De klantverantwoordelijken, maar ook de taalwijzers spelen een belangrijke rol in de voorlichting hierover. In de gesprekken met de klantverantwoordelijken komt in ieder geval het onderwerp kinderopvang aan de orde, maar vaak krijgen inburgeraars ook van elkaar informatie over VVE, vooral als daar goede ervaringen mee zijn opgedaan. De miniconferenties zijn goed bezocht door de betrokken partijen en zijn over het algemeen positief beoordeeld. Uit de interviews kwam echter naar voren dat vooral de ketenpartners uit de inburgering meer verwacht hadden van DWI in aansluiting op de conferenties. Ze hopen op concrete werkinstructies om de reguliere VVE en inburgering beter te laten aansluiten en verwachten daarbij meer sturing van de gemeente bij het uitwerken van het verdere beleid. Deze wens staat zo op het eerste gezicht wat haaks op de verantwoordelijkheid die bij de stadsdelen zelf ligt. Desondanks kan DWI hierin een rol vervullen.
5.2
Uitvoering Pilots in de stadsdelen
Om de doelen van de pilot en de specifiek geformuleerde doelen van de miniconferenties dichterbij te brengen is er voor gekozen de lijn voort te zetten om op stadsdeelniveau samen te gaan werken. De stadsdelen werd de mogelijkheid geboden om met financiële ondersteuning lokale pilots op te gaan zetten, gericht op de hoofddoelstelling: het aantal kinderen van inburgeraars dat gebruik maakt van een VVE-voorziening te verhogen en gelijktijdig ouders van VVE-kinderen te werven voor inburgering. In de stadsdelen Noord en West zijn deze pilots van de grond gekomen en voortvarend vorm gegeven. In de stadsdelen Oost en Nieuw West kwamen de pilots, ondanks aanvankelijk enthousiasme, niet goed van de grond. Ondanks diverse extra impulsen van de projectleider is het in Oost en Nieuw West uiteindelijk niet gelukt concrete pilots te starten in 2010. De redenen die hiervoor genoemd kunnen worden zijn: de bestuurlijke samenvoeging van de stadsdelen, het weglekken van kennis, het feit dat er minder medewerkers waren om het proces te begeleiden en het feit dat er binnen de stadsdelen andere prioriteiten gesteld werden. Dit wil echter niet zeggen dat er niets gebeurt op het terrein van inburgering en kinderopvang met VVE. Hoewel de andere stadsdelen niet deelnemen aan de pilots, zijn hier tevens initiatieven van kinderdagverblijven om VVE aan te bieden aan onder meer kinderen van inburgeraars. Het gaat in die gevallen ook om dagverblijven die al contacten hebben met een taalaanbieder met een leslocatie in de buurt. In Zuidoost heeft nooit een miniconferentie plaatsgevonden maar zijn er door de projectleider aparte afspraken gemaakt met het stadsdeel en de aanbieders van kinderopvang en inburgeringlessen en de peuterspeelplaatsen. Uiteindelijk is ook door stadsdeel Zuidoost eind 2010 een aanvraag ingediend om een pilot uit te voeren. In 2010 is een groot deel van de voorbereidingen getroffen, de pilot zal uitgevoerd worden in 2011. Het project zal in samenwerking met de beleidsmedewerker VVE van het stadsdeel gevolgd en geëvalueerd worden. Voor een beschrijving van de drie pilots: zie bijlage 3.
13
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
5.2.1 Resultaten Pilots Daar waar pilots zijn uitgevoerd in Amsterdam blijkt dat veel kan worden bereikt met inzet van betrokken medewerkers. Belangrijke basisvoorwaarde blijkt vaak te zijn dat de ouders worden betrokken bij de voorschool door middel van voorlichtings- en spelactiviteiten8, waardoor er veel vertrouwen tussen de organisatie en ouders ontstaat. Het bieden van voorschool voor de doelgroepkinderen wordt door de verschillende partijen gezien als een meerwaarde. Door de kinderen de mogelijkheid te bieden zich te ontwikkelen ondervinden zij minder problemen bij de instroom in het basisonderwijs. Door de aandacht voor ouderbetrokkenheid worden ook de ouders meer betrokken bij de ontwikkeling van het kind. Ook de nabijheid van de taalaanbieder is een belangrijke factor die bevordert dat inburgeraars zich zelf vaak melden voor de kinderopvang. De pilots betekenen voornamelijk een uitbreiding van het aantal plaatsen waar kinderen van inburgeraars VVE aangeboden krijgen. In alle gevallen is gekozen voor een kinderdagverblijf dat nu ook VVE aanbiedt. De samenwerking tussen ketenpartners is door de pilots vooral op uitvoerend niveau verbeterd. Er is echter nauwelijks sprake van structurele veranderingen. Hierbij is wel verschil tussen de pilots. De pilot in Noord heeft meer effect op de samenwerking tussen de ketenpartners dan de pilot in West, omdat de eerste een nieuwe locatie betreft. Hierdoor was het sowieso al noodzakelijk om samenwerking te zoeken met de verschillende ketenpartners, zoals de Taalwijzer, de taalaanbieders en de basisscholen. Een ander verschil tussen de pilots betreft de organisatie van de opvang. In Noord is halvedagopvang mogelijk, in West en Zuidoost niet. Voor zowel de inburgeraars als de gemeente is de gedwongen afname van heledagopvang een dure oplossing. De marktwerking heeft er tot nu toe helaas nauwelijks toe geleid dat kinderdagverblijven halvedagopvang bieden. Dat dit wel degelijk mogelijk is, mits er alternatieven gezocht worden om het kinderdagverblijf kostendekkend te maken, blijkt uit de pilot Noord. Een aantal kinderen zit in Noord in de hele dagopvang en een aantal in de halve dagopvang (kinderen van inburgeraars). Doordat deze kinderdagverblijven ook toegankelijk zijn voor “reguliere“ kinderen waarbij hele dagen worden afgenomen, is het goed mogelijk om deze voorzieningen kostendekkend te draaien. Wel blijft altijd subsidie van het stadsdeel nodig voor de extra VVE-kosten (bijscholing leidsters, vervanging leidsters tijdens bijscholing, extra coördinatietaken, afstemming met basisscholen, registratie). Met name het VVE-programma Kaleidoscoop is duur, omdat de opleiding langer duurt dan de andere opleidingen. De ketenpartners hebben op verschillende wijze inhoud gegeven aan de pilots. DWI en de stedelijke projectgroep richten zich vooral op het actualiseren van het werkproces inburgering en kinderopvang en het motiveren van stadsdelen om deel te nemen aan de pilot. Ook wordt er gewerkt aan een stedelijk kader VVE. In de eerste fase van de pilots is door DWI vooral ingezet op de organisatie van de miniconferenties om de ketenpartners in de stadsdelen kennis te laten maken en samen doelen te laten formuleren. In de stadsdelen zijn op beleidsniveau vooral de VVE-medewerkers betrokken bij de pilots. De beleidsmedewerkers inburgering hebben een meer afwachtende houding aangenomen. Zo staat het onderwerp VVE en inburgering niet standaard op de agenda bij het ketenoverleg. Beleidsmatig zijn er nog nauwelijks afspraken gemaakt tussen de verschillende ketens van inburgering en VVE om te komen tot een structurele verbetering van de instroom. Door de invoering van de Wet OKE is hieraan wel een impuls gegeven via de meerjarenbeleidsplannen en pakken de stadsdelen hierin hun verantwoordelijkheid op. 8
Hierbij kan gedacht worden aan themabijeenkomsten over opvoeding en zorg; leidsters en oudercontactpersonen worden ingezet om ouders te verwijzen naar OKC’s voor opvoedondersteuning; er worden activiteiten georganiseerd om ouders te leren hoe ze thuis met hun kind kunnen spelen en daarbij met taal kunnen spelen.
14
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Op uitvoerend niveau zijn daarentegen ketenpartners uit beide ketens actief betrokken. Voor de VVEketen gaat het om kinderopvangaanbieders met affiniteit met de doelgroep. In de inburgeringsketen zijn het vooral de taalaanbieders die samenwerken met een kinderdagverblijf. Daarnaast spelen de Taalwijzers en de kinderopvangintermediair een belangrijke rol voor de afstemming en doorverwijzing.
5.3
Communicatie en promotie
Verder is in het kader van deze pilot gewerkt aan communicatie en promotie: de website van DWI is aangepast: naast “gewone” kinderopvang wordt ook kinderopvang met VVE nadrukkelijk als mogelijkheid aangeboden voor inburgeraars met kinderen in de betreffende leeftijd. Daarnaast zijn er VVE posters ter beschikking gesteld ten behoeve van de inburgeringsketen
5.4
Actualiseren van het werkproces
Oorspronkelijk was het de bedoeling een aangepaste werkinstructie te maken m.b.t. het plaatsen van inburgeraars op een opvangvoorziening met VVE. Dit is bij nader inzien niet nodig gebleken, omdat de de plaatsing van inburgeraars in het overgrote deel van de gevallen gebeurt met behulp van bemiddeling door de kinderopvangintermediair, waarvoor deze opdracht om naar opvang met VVE te zoeken expliciet in het contract is vastgelegd. Voor de overige inburgeraars en de begeleidende klantmanagers / casemanagers is de informatie over VVE op de website beschikbaar. Deze informatie wordt periodiek extra onder de aandacht gebracht via de Nieuwsbrief Inburgering, die maandelijks onder alle betrokken ketenpartners bij inburgering verspreid wordt.
5.5
Plaatsingen op kinderopvang met VVE door kinderopvangintermediair
Een van de wijzigingen in het nieuwe werkproces inburgering was dat in het contract met de kinderopvangintermediair opgenomen is dat deze met voorrang moet zoeken naar een kinderopvangplek met VVE voor de kinderen van inburgeraars. De invulling van de taak wordt tijdens de halfjaarlijkse contractevaluaties besproken, deze heeft in november 2010 voor het eerst plaatsgevonden. Hieruit bleek dat de kinderopvangintermediair goed doordrongen is van het belang van het plaatsen van kinderen op voorzieningen met VVE en dit ook in de gesprekken met de inburgeraars bespreekt en sterk bepleit door hiervan de voordelen voor het kind te benadrukken. Bij het plaatsen probeert de intermediair altijd eerst of er een plek met VVE beschikbaar is. Van de plaatsingsresultaten van Chikuba op voorzieningen met VVE zijn gegevens beschikbaar, zie hiervoor de tabellen in bijlage 4. De resultaten laten zien dat gemiddeld 21% van de kinderen van inburgeraars op een opvangvoorziening met VVE geplaatst wordt (20% in oude proces, 22% in het nieuwe werkproces). Dat is weinig, gezien het feit dat het merendeel van de peuterspeelzalen een VVE voorziening is. Volgens de kinderopvangintermediair liggen de belangrijkste oorzaken in de volgende knelpunten: lang niet alle kinderdagverblijven bieden een VVE-programma. Dat is in het bijzonder erg jammer, omdat de openingstijden van kinderdagverblijven wel goed aansluiten op de lestijden van de inburgeringcursussen (in tegenstelling tot de openingstijden van de peuterspeelzalen); om het VVE-programma bij een peuterspeelzaal te volgen wordt vaak gevraagd om een kind 4 dagdelen te plaatsen, terwijl de inburgeringslessen vaak maar 3 dagdelen in beslag nemen; de dagdelen waarop het VVE-programma wordt aangeboden en de dagdelen waarop de
15
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
inburgeringslessen plaatsvinden zijn niet op elkaar afgestemd. Het VVE-aanbod varieert van ochtenden / middagen en lestijden per instelling en per stadsdeel, de taallessen variëren ook per aanbieder en per stadsdeel. Dit gegeven maakt dat de match op een voorziening met VVE niet voldoende kans van slagen heeft. Gezien de bezuinigingen op de kinderopvang en op de gemeentelijke budgetten is de gemeente genoodzaakt aan te dringen op goedkopere kinderopvang. Er zijn plannen om met de grotere kinderopvanginstellingen in gesprek te gaan hierover. De cijfers van de kinderopvangintermediair laten zien dat het lastig is kinderen van inburgeraars in grote getale op voorzieningen met VVE te plaatsen, bevestigen dus de eerder geconstateerde knelpunten (velen vinden de eigen bijdrage te hoog, zelfs van de peuterspeelzalen), met de kanttekening dat het werkelijke gebruik van VVE door inburgeraars hoger is dan uit de cijfers blijkt! Dit omdat er ook inburgeraars zijn die zelfstandig, dus zonder bemiddeling van de kinderopvangintermediair, een VVE-plek voor hun kinderen vinden en weten te regelen. Hoe hoog de deelname van inburgeraars aan VVE werkelijk is, is een andere vraag. Hiervoor blijkt geen registratie te bestaan. Wel bestaat er een gemeentelijk register van de onder de Wet Kinderopvang erkende instellingen. Kindercentra zoals kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderbureaus moeten zich laten registreren door de gemeente. Pas als de gemeente een positieve beschikking heeft opgesteld, wordt een kindercentrum of gastouderbureau in het register opgenomen. In Amsterdam houdt de GGD het register bij (Zie: www.ggd.amsterdam.nl en vervolgens “Register kinderopvang”). In dit register is wat betreft de kinderdagverblijven via deze website geen onderscheid te maken of deze wel of niet een VVE-programma aanbieden. Dit onderscheid is wel voor de peuterspeelzalen te maken: ook hiervan houdt in Amsterdam de GGD het register van peuterspeelzaalwerk bij en zij maakt daarbij een onderscheid tussen semi-professionele peuterspeelzalen, reguliere peuterspeelzalen en VVE peuterspeelzalen. Ingevolge de Wet OKE is vereist dat een landelijke registratie beschikbaar komt waarin opgenomen wordt welke kinderdagverblijven en peuterspeelzalen een VVE-programma aanbieden. Deze registratie is te vinden op http://www.landelijkregisterkinderopvang.nl/pp/StartPagina.jsf Hier staan echter de peuterspeelzalen met VVE niet in geregistreerd. Dit is reden voor de Gemeente Amsterdam, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, om tot die tijd zelf een website te onderhouden waar dit geregistreerd wordt. Dit is de website: www.voorschool.amsterdam.nl. Hier is, naast algemene informatie, per stadsdeel te vinden waar de voorscholen zich bevinden. Op deze manier is, met gebruikmaking van bovengenoemde websites, het voor zowel ouders als kinderopvangintermediair niet alleen snel na te gaan of het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal waar de ouder zijn kind onder wil brengen erkend is maar ook of deze een VVE-programma aanbiedt. Desondanks zou een centrale registratie de voorkeur genieten, zoals ingevolge de Wet OKE vereist is. Ook op andere terreinen ontbreekt een centrale registratie: de VVE-aanbieders registreren niet of de ouders van de kinderen inburgeren; de taalaanbieders registreren niet of de kinderen van de inburgeraars gebruik maken van een VVE-aanbod; voor DWI registreert de kinderopvangintermediair wel de plaatsingen op VVE-voorzieningen maar zij plaatst niet alle kinderen van inburgeraars dus dit is geen stadbreed dekkende registratie. Het verdient aanbeveling om een registratie op te zetten van het kinderopvangaanbod dat een VVEprogramma aanbiedt en tevens zou het een goede zaak zijn dat bij de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen geregistreerd wordt of de ouders inburgeren. Op deze manier is het mogelijk om hier inzicht in te krijgen en op te kunnen sturen. 16
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
5.6
Netwerkbijeenkomst
Op 22 april 2010 is en stadsbrede netwerkbijeenkomst gehouden voor iedereen die betrokken is bij inburgeren en kinderopvang met VVE. Dit waren m.n. de aanbieders kinderopvang / VVE, beleidsmedewerkers van de stadsdelen en Centrale stad op het terrein van VVE en inburgering. Zo’n 40 ketenpartners maakten gebruik van de uitnodiging en hebben enthousiast deelgenomen. Het doel van de bijeenkomst was drieledig: Het bespreken van de ervaringen, opgedaan na de vier miniconferenties over dit onderwerp in Noord, West, Oost en Nieuw West (tussen december 2009 en maart 2010), het opstarten van meer pilots en het afgeven van een gezamenlijk advies vanuit de praktijk aan de directeur van DWI en de nieuwe stadsdeelbesturen. Zie hieronder. Tijdens het programma werd door de projectleider aandacht besteed aan zijn bevindingen van het project tot dan toe. Een paar van zijn belangrijkste aanbevelingen: onderlinge communicatie is essentieel voor het slagen van de pilots; voor de doelgroep is het belangrijk hoe je de zaken noemt: naar (voor-)school gaan is beter dan kinderopvang; naar taalles gaan klinkt aantrekkelijker dan “u moet inburgeren”; de ketenpartners zijn veelal zeer betrokken en bevlogen mensen die boven procedures en regelgeving uit stijgen door hun houding “we regelen het gewoon”; het belangrijkste voor het slagen van inburgering en het opzetten van VVE is de intrinsieke motivatie van inburgeraars en ketenpartners, hun eigen “drive”; je doet het niet omdat het moet maar omdat je het zelf belangrijk vindt om te slagen; voorwaarde voor het slagen van een pilot is dat aan de randvoorwaarden (beleid, coördinatie, uitvoering) voldaan is. Van enkele pilots die al succesvol geweest waren werd een film vertoond, bij wijze van “best practices”. Gefilmd waren moeders, kinderen en VVE-deskundigen van kinderdagverblijven die met behulp van de pilot gestart waren met een VVE-programma. De film was bijzonder inspirerend, gaf een goed beeld van de kansen die er liggen als het gaat om het realiseren van meer kinderen van inburgeraars op de VVE (vertrouwen winnen, relatie opbouwen en overtuigen), maar ook van de zaken die gaandeweg belemmerend zijn gebleken (vooroordelen, informatieachterstand, ondersteuning bij formulieren) Tevens werd door onderzoeksbureau Regioplan een presentatie gegeven van het rapport waarin de pilots geëvalueerd zijn. Dit rapport was op 22 april nog concept, maar is later aangeboden aan de directeur DWI en aan de voorzitters van de stadsdelen om hier een vervolg aan te geven. Ook is tijd ingeruimd voor actieve deelname van de netwerkers: in groepjes gingen zij uiteen om te discussiëren over de acties en resultaten die geoogst zijn in de miniconferenties. Gevraagd was aan te geven welke acties zij prioriteit wilden geven. Er mochten ook nog nieuwe punten aangedragen worden. Na het uitbrengen van de stemmen waren de 5 actiepunten waaraan prioriteit gegeven moest worden volgens de deelnemers: 1. Aanbod: VVE leeftijd kinderen verlagen naar 0 jaar (NIEUW aangedragen punt) 2. Aanbod: Aanbieders VVE (Peuterspeelzalen met VVE en Kinderopvang met VVE): werving ouders voor inburgering 3. Beleid en coördinatie: Beleidsmedewerkers Stadsdeel (VVE en Inburgering): organiseren van meer pilots 4. Beleid en coördinatie: Beleidsmedewerkers Stadsdeel (VVE en Inburgering): verruiming openingstijden Peuterspeelzalen (incl. financiering) 5. Beleid en coördinatie: Beleidsmedewerkers Stadsdeel (VVE en Inburgering): zorgen voor regie op samenhang in de uitvoering van VVE-Inburgering
17
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Afgesproken werd dat de projectleider deze punten in de vorm van een advies aan de directeur DWI zou aanbieden, tezamen met het definitief vastgestelde rapport van Regioplan, met het verzoek deze punten te betrekken bij de besluitvorming over inburgering en VVE en tevens aan te bieden als prioriteiten bij de nieuwe stadsdeelbesturen, die sinds 1 mei 2010 zijn aangetreden. Dit heeft uiteindelijk (o.a. door ziekte en de zomervakantie) op 6 september 2010 plaatsgevonden, tezamen met een aanbiedingsnotitie en aanbevelingen over de voortzetting van de opgedane ervaringen en leerpunten na beëindiging van de pilot. Deze vindt u terug in het hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen. De deelnemers van de miniconferenties en de netwerkbijeenkomst konden terugkijken op een geslaagde bijeenkomst, waarbij duidelijk is geworden, hoezeer de afzonderlijke partners elkaar nodig hebben om gezamenlijke doelen en targets te realiseren. Alle betrokkenen beseffen goed hoe belangrijk een goede onderlinge afstemming van werkafspraken is. De hoop werd uitgesproken dat in de toekomst inhoud gegeven kon worden aan de gemaakte keuzes en afspraken en hopelijk nog een of meer extra pilots op te zetten.
18
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
6
Conclusies, aanbevelingen en acties
6.1
Conclusies en aanbevelingen per doelstelling
De doelstellingen voor het project worden hieronder beschreven met de daarbij behorende conclusies en aanbevelingen. Daarna komen nog enkele algemene aanbevelingen. Doelstelling 1: meer kinderen van inburgeraars naar kinderopvang met VVE! Als te bereiken resultaat is geformuleerd: in minimaal 3 stadsdelen maar bij voorkeur in alle (nieuwe) stadsdelen worden 12 extra kinderen voor de VVE geworven. In de pilots zijn successen geboekt: er is een (bescheiden) uitbreiding van 36 extra kindplekken van inburgeraars op de VVE. Met de uitvoering van de pilot in stadsdeel Zuidoost komen hier nog 12 kindplekken bij, wat het totaal op 48 plekken brengt; Extra kinderen van inburgeraars op de VVE is vooral te danken aan de persoonlijke inzet van zowel medewerkers van het stadsdeel als van medewerkers van ketenpartners die Inburgeringlessen en VVE aanbieden. Aanbevelingen om meer kinderen naar VVE voorzieningen te krijgen zijn: - Organiseer fysieke nabijheid van de taalaanbieder bij de VVE-voorziening. Dit is zowel voor ouders belangrijk i.v.m. het brengen en halen van de kinderen, als voor de ketenpartners i.v.m. de samenwerking en afstemming van het aanbod. Fysieke nabijheid is nodig omdat het een logistieke uitdaging is als je bv. meerdere (schoolgaande) kinderen hebt en zelf ook nog naar les moet. Meest ideale is als VVE, basisonderwijs en Inburgering in één (school-) gebouw plaatsvindt. Dat wil niet zeggen dat VVE en inburgering onder verantwoordelijkheid van de schoolleiding hoeft plaats te vinden: Taal- en VVE aanbieders kunnen hierover wel afspraken maken met de school. Ook hierin kan het stadsdeel een belangrijke coördinerende rol spelen. - Organiseer samenwerking en korte lijnen: indien ketenpartners elkaar kennen en weten te vinden bevordert dit dat ouders eerder gewezen worden op het VVE-aanbod, dat via VVEaanbieders potentiële inburgeraars eerder verwezen worden naar taallessen en dat knelpunten en vragen eerder opgelost worden. - Persoonlijk contact en betrokkenheid van de professionele uitvoerders, soms ook via een rolmodel, schept vertrouwen en betrokkenheid. Dit is niet goed door de gemeente te organiseren, in de succesvolle pilots is dit ingevuld door de directies van de betreffende kinderdagverblijven. Doelstelling 2: een betere werving van ouders van kinderen op de VVE voor toeleiding naar inburgeringslessen Op de peuterspeelzalen in kinderdagverblijven kan worden gesignaleerd dat de ouders van de kinderen wellicht (ook) behoefte aan taalles hebben en potentiële inburgeraars kunnen zijn. Vanuit deze ingang kunnen zij verwezen worden naar inburgeringslessen bij taalaanbieders in de wijk. Er is nog weinig terecht gekomen van werving van nieuwe inburgeraars onder ouders van VVEkinderen: ouders van kinderen op de VVE worden nog nauwelijks benaderd om te gaan inburgeren. Dat is mogelijk, mits er beter samen gewerkt wordt en er concrete initiatieven ontplooid worden op stadsdeelniveau. Blijkbaar vergt dit een intensievere regierol van de beleidsmedewerkers van het stadsdeel of van de beleidsmedewerker DWI. Het is niet goed gelukt de link te leggen met de Ouder Kind Centra (OKC`s, de indicerende instantie) en de peuterspeelzalen/kinderdagverblijven. Hier ligt veel potentie, omdat de OKC’s het belang van VVE onderschrijven en enthousiast hebben deelgenomen aan de mini-conferenties. Dit vergt meer tijd dan er tijdens de pilot beschikbaar was. Aanbevelingen om de werving van ouders te verbeteren zijn:
19
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
-
-
-
-
op stadsdeelniveau concrete initiatieven ontwikkelen om de VVE ouders heel gericht te gaan benaderen om te gaan inburgeren; welke initiatieven dat zijn kan elk stadsdeel zelf bepalen, het gaat er om dat deze aansluiten bij de ketenpartners en de doelgroep van dat stadsdeel; communicatie met de peuterspeelzalen met VVE en met de OKC’s om te komen tot besef van hun rol hierin en het maken van afspraken om te registreren en verwijzen. Dit wordt opgepakt door de beleidsmedewerker van DWI / E&I. de taalaanbieders hebben in het werkproces inburgering een verantwoordelijkheid gekregen voor het werven van inburgeraars. VVE-voorzieningen zijn voor de taalaanbieders een goede vindplaats van potentiële inburgeraars. Zij moeten hier wel op gewezen worden, deze taak ligt bij de beleidsmedewerker van Educatie en Inburgering van DWI. De taalwijzers en taalaanbieders kunnen met VVE –peuterspeelzalen en -kinderdagverblijven in de buurt van de leslocaties afspraken maken over de toeleiding van inburgeraars; deze afspraken kunnen ook inhouden dat de inburgeraars niet alleen gewezen worden op de mogelijkheid inburgeringslessen te gaan volgen maar ook aangemeld worden en geregistreerd.
Doelstelling 3: een betere voorlichting, werving en begeleiding van kinderen van inburgeraars naar kinderopvang met VVE Inburgeraars worden door alle partners in de keten beter geïnformeerd over de mogelijkheden van kinderopvang en de voordelen van VVE voor hun kind. De processen en communicatie tussen ketenpartners die verantwoordelijk zijn voor de werving en toeleiding wordt verbeterd. Inburgeraars worden gestimuleerd en begeleid in hun keuze voor kinderopvang mèt VVE. De beleidsmedewerker E&I zal dit stimuleren, samen met de beleidsmedewerkers van de stadsdelen. Via de pilots is duidelijk geworden dat het belangrijk is dat ouders bekend worden met VVE en vertrouwen krijgen hierin. Dit moet in de communicatie naar ouders uitgedragen worden door de ketenpartners. Aanbevelingen: - Maak gebruik van de goede naam van de VVE: Veel ouders vinden het belangrijk dat hun kind zonder taalachterstand naar de basisschool gaat en zijn daarom geïnteresseerd in VVE. Alle ouders willen het beste voor hun kind: “School=Goed”. De Voorschool als school heeft daarom een uitstekende naam bij de doelgroep. Dat zelfde geldt niet voor “kinderopvang”: kinderopvang stuit vaak op culturele of praktische bezwaren bij ouders. In de communicatie naar inburgeraars moet daarom minder nadruk worden gelegd op “kinderopvang” en meer op de meerwaarde van Voorschool. m.n. vrijwillige inburgeraars zullen sneller gemotiveerd zijn om deel te nemen aan inburgering. - Maak gebruik van intrinsieke motivatie inburgeraar: ouders zijn vaak wel gemotiveerd om naar “les” te gaan, zeker wanneer ze de verantwoordelijkheid voelen van begeleiding van hun kleine kinderen. Datzelfde kan niet altijd gezegd worden van “Inburgeren” dat vaak als een verplichting van de overheid wordt ervaren. In de communicatie aan ouders/ inburgeraars is het belangrijk (via bv de voor- of basisschool) ouders/inburgeraars er op te wijzen dat hun taalvaardigheden en inburgering in de Amsterdamse samenleving van belang is voor de ontwikkeling van hun kinderen. Dit is een gezamenlijke actie van beleidsmedewerker E&I en beleidsmedewerkers VVE en inburgering stadsdelen. Ook de OKC’s spelen hier een rol in. - communicatie met de taalwijzers en taalaanbieders om het belang van VVE voor hun kinderen aan de inburgeraars uit te kunnen leggen en de inburgeraars te kunnen motiveren om gebruik te maken van VVE-voorziening; dit is een actie van beleidsmedewerker E&I en beleidsmedewerkers VVE en inburgering stadsdelen. - tijdens de intake van een inburgeraar kunnen klantverantwoordelijken al aandacht besteden aan het belang van VVE voor de kinderen en de meerwaarde van de aandacht voor taal (in plaats van de nadruk te leggen op de vaak ongewenste kinderopvang). Hiervoor is het nodig dat er meer informatie en voorlichting gegeven wordt aan de klantverantwoordelijken over het 20
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
onderwerp VVE, zodat zij de benodigde informatie goed kunnen overdragen aan de inburgeraars. Dit is een actie van de beleidsmedewerker E&I.
Doelstelling 4: een betere afstemming van het aanbod tussen aanbieders van taal en VVE Het aanbod van inburgeringlessen, kinderopvang en VVE wordt beter op elkaar afgestemd, zowel wat betreft de inhoudelijke programma’s van de voorschool en de inburgering en als de lestijden en de locaties (logistiek). Het lijkt eenvoudiger om kinderen van inburgeraars op kinderopvang met VVE te krijgen dan op peuterspeelplaatsen, dit komt vooral omdat de openingstijden beter aansluiten bij de tijden van de taallessen van de inburgeraars; in de pilots is vooral uitbreiding van VVE plekken in de kinderopvang bereikt. In de pilots is nog niet veel aandacht besteed aan inhoudelijke afstemming, omdat de eerste aandacht uitging naar het leggen van contacten binnen de keten. Het is ook een belangrijke voorwaarde dàt er goede contacten zijn tussen kinderopvangaanbieder en taalaanbieder, voor praktische en inhoudelijke afstemming. Daarnaast moet dit gestimuleerd worden door de beleidsmedewerkers van het stadsdeel en de beleidsmedewerker van DWI / E&I om dit blijvend onder de aandacht te brengen. Aanbeveling: - onderzoek stadsbreed in hoeverre het mogelijk is stadsbreed tot aanpassing van de openingstijden van peuterspeelzalen te komen, dit in overleg met de VVE-unit van DMO. Maak gebruik van de ervaringen uit de pilots van peuterspeelzalen waar dit wel gelukt is en draag dit uit. - Uit de netwerkbijeenkomst is de wens naar voren gekomen om ook een VVE-programma voor zeer jonge kinderen te kunnen uitvoeren. De taalontwikkeling bij kinderen begint al bij de geboorte en het ontwikkelen van klanken met de mond, belangrijk voor het spreken van de Nederlandse taal, vooral in de eerste twee levensjaren. De gedachte is: hoe eerder kinderen gestimuleerd worden de Nederlandse taal te spreken en leren hoe beter het is, taalachterstand wordt dan voorkomen. In overleg met de VVE-unit van DMO moet onderzocht worden in 9 hoeverre deze wens uitgevoerd kan worden en reëel is . Doelstelling 5: beschikbaar stellen van leerervaringen aan andere stadsdelen en gemeenten De leerervaringen van het project worden reproduceerbaar gemaakt en beschikbaar gesteld. Ook in andere delen van het land kunnen dan acties worden ingezet om meer kinderen van inburgeraars te laten deelnemen aan kinderopvang en Voorschool. Deze eindrapportage is de invulling van deze doelstelling. De pilots zijn overdraagbaar naar andere stadsdelen of andere gemeenten. Zij kunnen kinderdagverblijven omvormen tot formele VVEvoorziening of bestaande kinderdagverblijven uitbreiden, gebruik maken van de opgebouwde expertise en gebruik maken van de opgedane ervaring dat ouders veel positiever staan tegenover “school” dan tegenover kinderopvang.
9
Inmiddels is uit overleg met de VVE-Unit gebleken dat dit niet effectief is: uit onderzoek is gebleken dat de leeftijd van 2 ½ de meest effectieve leeftijd is om te starten met taalontwikkeling en het aanbieden van een VVE-programma, o.a. vanwege de lichamelijke, geestelijke en emotionele ontwikkeling die daar “rijp” voor moet zijn (een kind moet bijvoorbeeld in staat zijn om op een stoeltje te zitten en zich te concentreren). Dit is de reden dat deze leeftijdsgrens gehanteerd wordt, ook bij de financiering.
21
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
6.2
Algemene aanbevelingen
1. Meer inzicht verwerven in het gebruik van VVE door kinderen van inburgeraars Er is nog te weinig zicht op het aantal kinderen van inburgeraars dat nu daadwerkelijk op de VVE zit. De VVE-aanbieders (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) registreren niet of de ouders van de kinderen inburgeren of een taalbehoefte hebben. Diverse stadsdelen beweren dat er geen extra inspanningen op de doelstelling nodig zijn omdat de VVE voldoende “stadsdeeldekkend” is: alle 2½ tot 5 jarigen gaan al naar de VVE. Dit is echter niet aan te tonen. Maar het tegendeel ook niet. Daarom moet er actie worden ondernomen om hier meer zicht op te krijgen. Onderzocht moet worden of en op welke manier inburgeraars als doelgroep geregistreerd kunnen worden bij VVE-instellingen. Dit is een actie waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij de beleidsmedewerker DWI / E&I, in samenwerking met de VVE-Unit van DMO. Gewenste registraties zijn: - via de VVE instellingen laten registreren of ouders deelnemen aan inburgeringscursussen of een taalbehoefte hebben en dus potentieel inburgeraar zijn; - via taalaanbieders nagaan of ouders een kind op een VVE-voorziening hebben; - bij de instroom van nieuwe inburgeraars direct registreren of het kind dat geplaatst is op kinderopvang geplaatst is op kinderopvang met VVE. Met deze mogelijkheden ontstaat meer grip op het gebruik van VVE en kunnen gerichte interventies gepleegd worden om de instroom op VVE te vergroten. Op het moment dat de registratie verricht wordt bij de kinderopvang en peuterspeelzalen biedt dit direct een kans om ook invulling te geven aan de verwijsfunctie van de VVE-instellingen: de mensen met taalachterstand kunnen als potentiële inburgeraars verwezen worden naar DWI / E&I indien zij willen inburgeren. Op deze manier bevordert het registreren de aandacht voor inburgering en kan de verwijsfunctie ingebed worden in het denken en de werkwijze van de VVE-aanbieders. . 2. Meer inzicht verwerven of erkende kinderopvanginstelling een VVE-programma aanbieden Om inzicht te krijgen in de beschikbare VVE-opvang is het noodzakelijk dat hiervoor een registratie plaatsvindt in het register van de GGD. Voor peuterspeelzalen is al geregeld dat een peuterspeelzaal met VVE-aanbod onderscheiden kan worden van overige peuterspeelzalen, dit zou ook voor kinderopvanginstellingen moeten worden aangevuld in het register. Op deze manier is het voor zowel ouders als kinderopvangintermediair snel na te gaan of de peuterspeelzaal waar de ouder zijn kind onder wil brengen een VVE-programma aanbiedt. Ook hier geldt: aandacht voor de registratie bevordert het maken van een bewuste keuze voor VVE door zowel de ouder als de kinderopvangintermediair. Tevens maakt registratie het mogelijk om te kunnen sturen op een toename van inburgeraars op VVE-aanbod. 3. Coördinatie DWI / E&I sterker richten op samenhang Inburgering en VVE Naast de verantwoordelijkheid voor de verplichte inburgeraars heeft E&I de stedelijke beleidscoördinatie bij het proces van vrijwillige inburgering dat wordt uitgevoerd door Taalwijzers en stadsdelen. Bij beide processen moet veel meer de nadruk komen te liggen op de samenhang tussen VVE en inburgering. Daarnaast moeten de ketens inburgering en de VVE-ketens bij elkaar gebracht worden. DWI / E&I moet meer wijzen op de inhoudelijke meerwaarde van “moeder en kind samen naar school” en zich sterk maken voor randvoorwaarden. DWI moet de samenwerking zoeken met zowel DMO als de stadsdelen, op zowel bestuurlijk als managementniveau. Zeker als het gaat over randvoorwaarden met betrekking tot de VVE. DWI heeft een belangrijke regierol om het onderwerp op de agenda te houden en “warm” te houden. De manier waarop hier invulling aan gegeven wordt is:
22
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
het bestuurlijk en ambtelijk een plek geven van “Inburgering en kinderopvang met VVE” in het Basisprogramma Burgerschap en Educatie; dit is een plan van Educatie en Inburgering, gericht op het ontwikkelen van een educatief- en ontwikkelingsaanbod voor de periode 2011-2014, hierover meer uitleg op bladzijde 25. nauwere samenwerking met de VVE-Unit van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO). Hoewel de VVE-Unit in opdracht van de stadsdelen werkt en geen formele verantwoordelijkheid draagt is de rol van deze unit wel bepalend door de deskundigheid die meegebracht wordt. De VVE-Unit heeft als belangrijke inbreng dat zij de stadsdelen blijvend kan stimuleren dat na afloop van de pilots de stadsdelen eigen middelen structureel vrijmaken voor uitbreiding van VVE-plekken; zorg dragen voor het agenderen van kinderopvang met VVE in de ketenoverleggen van de stadsdelen; stadsdelen voorleggen of zij nieuwe lokale initiatieven willen stimuleren; aansturen van de kinderopvangintermediair op plaatsingen op kinderopvang met VVE;
4. Coördinatie van uitvoering door stadsdelen sterker richten op samenhang Inburgering en VVE Naast DWI hebben ook de stadsdelen een belangrijke regierol om de doelstellingen te bereiken. De pilots tonen aan dat “actieve duo`s VVE en Inburgering” bij de stadsdelen vrij eenvoudig goede resultaten kunnen boeken. Wat nodig is zijn betrokken en bevlogen stadsdeelmedewerkers die boven procedures en regelgeving uitstijgen met een houding van: “We regelen het gewoon”. Onderling (VVE en Inburgering) moet goed worden gecommuniceerd en de aansturing van de ketenpartners uit beide disciplines moet worden afgestemd. Stadsdeelmedewerkers moeten hiervoor wel de ruimte krijgen van hun leidinggevenden. De manier waarop hier invulling aan gegeven wordt is: Aan stadsdelen wordt op managementniveau, via het Basisprogramma Burgerschap en Educatie, verzocht inzet te plegen voor de doelstellingen (meer kinderen van Inburgeraars op VVE en meer ouders van VVE-kinderen werven voor inburgering); Stadsdelen verzoeken om op Peuterspeelplaatsen, kinderopvang met VVE en OKC`s inburgeraars te werven. Stadsdelen verzoeken om hun eigen regierol op de uitvoering op te pakken: zij kunnen binnen hun stadsdeel ketenpartners stimuleren invulling te geven aan de combinatie van inburgering en VVE. Tevens kunnen zij het onderwerp regelmatig aan de orde stellen bij de ketenoverleggen.
6.3
Overige acties
Regierol DWI In het kader van de pilot zijn ook nog andere acties gepland, zoals het formuleren van gemeenschappelijke uitgangspunten en het afstemmen van de communicatie. Deze acties hebben een begin gekregen op de miniconferenties, en hebben een vervolg gekregen op de netwerkbijeenkomst van 22 april. De uitwerking van stedelijke kaders en het formuleren van gemeenschappelijke uitgangspunten is in eerste instantie beperkt geweest. Het opzetten van de pilots op stadsdeelniveau heeft in de eerste fase van de pilot veel aandacht en energie gekost. Het ondersteunen van stadsdelen om VVE binnen de inburgeringsketen meer structureel op de agenda en in het werkproces te krijgen, heeft nog weinig aandacht gekregen. De uitkomst van de netwerkbijeenkomst op 22 april gaf hierover aan dat de verantwoordelijkheid hiervoor wat betreft zowel beleid als coördinatie naar eigen zeggen van de ketenpartners voornamelijk bij de beleidsmedewerkers van het Stadsdeel ligt: de beleidsmedewerkers VVE en Inburgering van het stadsdeel zouden dit samen kunnen oppakken en uitvoeren. Dit geldt voor drie van de vijf aanbevolen prioriteiten:
23
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
het organiseren van meer pilots verruiming openingstijden Peuterspeelzalen zorgen voor regie op samenhang in de uitvoering van VVE-Inburgering
Deze uitkomst van de netwerkbijeenkomst lijkt wat anders dan de uitkomst van de miniconferenties. Daar kwam naar voren dat vooral de ketenpartners uit de inburgering (taalaanbieders en taalwijzers), meer verwacht hadden van DWI in aansluiting op de conferenties. Ze hopen op concrete werkinstructies om de reguliere VVE en inburgering beter te laten aansluiten en verwachten daarbij meer sturing van de gemeente bij het uitwerken van het verdere beleid. Deze wens is begrijpelijk als in ogenschouw wordt genomen dat DWI een opdrachtgeverrelatie heeft ten opzichte van de taalaanbieders (opdrachtnemers). Uiteindelijk ligt de essentie, zoals uit de bijeenkomsten duidelijk blijkt, niet in verantwoordelijkheden “voorschrijven” maar juist eerder in verantwoordelijkheden nemen en samenwerken: als ieder zijn aandeel neemt in het stukje van de keten waar hij vanuit zijn professie verantwoordelijk voor is komen er meer kinderen van inburgeraars op opvang met VVE terecht. Desondanks was het in de tweede fase van de pilot tijd voor het meer invulling geven aan de regierol van DWI / E&I. Bestuurlijke en ambtelijke impuls inburgering en VVE Na de zomer was het tijd voor het formuleren van stedelijke kaders en het geven van invulling aan de regierol van DWI. Vanaf september heeft DWI ideeën ontwikkeld om inburgering een structurele positionering te geven in de stadsdelen.. Hiervoor zijn een aantal impulsen gegeven: A. Leergang Wijkgerichte inburgering DWI / E&I heeft veel geïnvesteerd in het samenwerken op beleidsniveau, tussen de beleidsmedewerkers van de stadsdelen en de beleidsmedewerkers van DWI / E&I. Deze samenwerking heeft vorm bekregen via een gezamenlijk gevolgde leergang “Wijkgerichte inburgering”, gegeven door BKZ (voorheen VROM). Deze samenwerking is gericht op het op stadsdeelniveau invullen en verfijnen van plannen om inburgering vorm te geven voor de komende drie jaren. Deze leergang maakt deel uit van een bredere aanpak via het nieuw ontwikkelde beleidskader “Basisprogramma Burgerschap en Educatie” (zie onder C.). B. Ambtelijke en bestuurlijke afstemming en sturing Naast het samenwerken op beleidsniveau wordt door het management van DWI / E&I en door de stadsdelen aangesloten bij de werkwijze afgesproken binnen het Sociale Domein in Amsterdam. Beleidsoverleg Participatie en Inburgering Het overleg van Beleidsmedewerkers Participatie en Inburgering zorgt voor de inhoudelijke voorbereiding, afhankelijk van de agenda kunnen punten ter besluitvorming voorgedragen worden aan het Sectormanagers Overleg (van de Stadsdelen) en/of daarna aan het Portefeuillehoudersoverleg. Sinds oktober 2010 staan de bezuinigingsmaatregelen van het Rijk en de centrale stad hoog op de agenda. De opgave waarvoor Amsterdam staat is, samengevat: hoe kan de stad met minder middelen 10 dingen anders doen en welke keuzes worden hierin gemaakt. Een integrale analyse door de stad en stadsdelen heeft opgeleverd dat de bezuinigingen leiden tot een algemene afbreuk van het voorzieningenniveau en een stapeling van maatregelen voor de kwetsbare groepen. Inburgeraars worden genoemd als één van de vijf doelgroepen die in het bijzonder worden geraakt door de bezuinigingsmaatregelen. Ook worden de bezuinigingen in de kinderopvang genoemd: voor 12.000 burgers wordt de kinderopvang duurder. In het kader van Inburgering en VVE zijn de volgende zaken uit de analyse relevant: 10
Integrale analyse heroverwegingen sociaal domein’, O+S Amsterdam, januari 2011
24
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Inburgeraars Onder de groep Inburgeraars vraagt de doelgroep allochtone vrouwen die nu participeren en weer dreigen thuis te komen te zitten doordat voorzieningen om hen te activeren wegvallen om bijzondere aandacht. Het is zaak om de positieve ontwikkeling van de afgelopen jaren van emancipatie en toenemende (arbeids)participatie zoveel mogelijk door te trekken. Het wegvallen van gesubsidieerde arbeid, gestructureerde participatiemogelijkheden en/of inburgering zal tot een terugval leiden, omdat deze vrouwen door een gebrek aan economische zelfstandigheid, sociale vrijheid, organisatievermogen en kennis van de Nederlandse taal niet snel tot een duurzame zelfgestuurde maatschappelijke of arbeidsparticipatie zullen komen. Daarnaast is er nog duidelijk een beperkte groep die door de verschillende (beleids)initiatieven nog niet of nauwelijks bereikt is. Hoe groot beide groepen zijn is moeilijk te berekenen, maar er moet in Amsterdam eerder aan tienduizenden dan aan duizenden gedacht worden. Minima met kinderen en kinderopvang Zij krijgen minder vergoeding kinderopvang door de bezuinigingen op de Wet Kinderopvang, waardoor werken minder aantrekkelijk wordt. Dit treft zeker de minima met kinderen met (taal)problemen. De omvang van deze groep is nog nader te bepalen. C. Basisprogramma Burgerschap en Educatie Voor de jaren 2011 tot en met 2013 is vanuit het rijk een beperkter maar nog steeds substantieel financieel kader beschikbaar vanuit de Wet Inburgering. Omdat Amsterdam de inburgerings- en educatiecursussen steeds op basis van gestarte cursussen volledig heeft gefinancierd is het budget voor de jaren 2011 tot en met 2013 niet nodig om de lopende verplichtingen te financieren. Het college van B&W kiest er daarom voor, nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden (planning april 2011), met de beschikbare middelen actief de strijd aan te gaan met laaggeletterdheid en educatieve achterstanden van volwassenen in Amsterdam. Ook de resterende groep inburgeringsplichtigen wordt de mogelijkheid geboden met ondersteuning aan zijn/haar inburgeringsplicht te voldoen. Het Basisprogramma Burgerschap en Educatie sluit tevens aan bij de bestuurlijke doelen 2011-2014 op het gebied van participatie: de stad streeft naar meer Amsterdammers die voldoende de Nederlandse taal beheersen en ingeburgerd zijn. Dit Basisprogramma is gericht op het ontwikkelen van een nieuwe invulling van het begrip burgerschap, dat belangrijk is bij inburgering, participatie en zelfredzaamheid bij werk en inkomen. Het plan zet in op het ontwikkelen van een laagdrempelige educatief-en ontwikkelingsaanbod, met de nadruk op taal voor een brede groep Amsterdammers met een zeer laag taal-en scholingsniveau. Het Basisprogramma zal zich in eerste instantie richten op de verplichte inburgeraars en gemotiveerden. De doelgroep gemotiveerden bestaat zowel uit autochtone als allochtone Amsterdammers (waaronder vrijwillige inburgeraars) met een taal- en burgerschapsbehoefte. Het hanteren van het criterium gemotiveerd maakt het mogelijk om ook de komende drie jaar nog actief ons aanbod onder de aandacht te brengen en te werven (bijvoorbeeld binnen een wijkaanpak). Daarnaast richt het programma zich op de groep waarbij het hoogst maatschappelijk rendement te behalen is. Men denkt hierbij aan verminderen isolement, maatschappelijke participatie, verborgen arbeidsreserve, arbeidstoeleiding van werklozen en ondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen. Kortom: nadat in de pilot geconstateerd is dat inburgering en kinderopvang met VVE nog onvoldoende gestalte heeft gekregen op een gestructureerde wijze noch op beleidsmatige niveau, heeft “Inburgering en kinderopvang met VVE” een plek gekregen in het Basisprogramma Burgerschap en Educatie. 25
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Kinderopvang is een belangrijke ondersteunende voorziening voor burgers die werken of een inburgerings-of educatieaanbod volgen en het is enorm belangrijk voor de kinderen van inburgeraars dat via het VVE-aanbod van meet af aan ingestoken wordt op het voorkomen van taalachterstanden. Dit is een belangrijk speerpunt voor de komende drie jaar. Ook zal nadere samenwerking gezocht worden met de VVE-Unit van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling.
26
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Bijlagen: Bijlage 1: Keten “kinderopvang met VVE” voor inburgeraars
Rijk
Strategisch
OCW, VWS, Jeugd en Gezin, Financiën
Tactisch
Vraag
Gemeente DMO E&I Unit VVE DWI
Stadsdeel Kl. manager inburgering Mdw VVE
Werving en Toeleiding Kinderopvangintermediair
Operationeel
Taalwijzer
OKC/ GGD
stadsdeel
Klantmanager DWI
Aanbod Welzijnsinstelling (VVE)
Taalaanbieder
Scholen (VVE)
Kinderopvang
27
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Bijlage 2: Opbrengst mini-conferenties stadsdelen Wat moet jij als medewerker doen?
Wat heb jij als medewerker nodig?
Drie afspraken
intake, motiveren, aanmelden bij intermediair; plaatsen inburgeraar
Info tijden VVE, intermediair
Afspraken met intermediair Garantie dat aanbieder plaats heeft Flexibiliteit
VVE inloop tot max 4 uur i.v.m. halen/brengen Zelfde aanvangstijden VVE/KO bij alle organisaties in stadsdeel bepleiten Informeren, promoten VVE bij ketenpartners en ouders Kinderopvang zoeken Relatie met alle kinderopvanginstellingen incl. VVE Belasting/kindertoelage invullen voor de ouders; Extra capaciteit creëren in overleg met Stadsdeel
Beleidsaanpassingen geld voor personeel (tussentijds of NSO voor Basisschool kinderen) Afstemmen, gehoord worden, opendag en tijden standaard in en uitloop Overzicht voorschoolplekken (dit is leidend) Overzicht van alle opvang plekken van leeftijd 0-4 jaar Leslocaties voor de ouders/woonplek Goede samenwerking met TW/DWI;
Met VVE instelling vb openingstijden zelfde als Basisschool Met DMO over communicatie Met ketenpartners over organisatie personeel, tijd en geld
Lestijden aanpassen op tijden van KO; Geen roosterwijzigingen; Meer lessen in de ochtend;
Gemotiveerde inburgering/marketing VVE minimaal een kwartier langer open (flexibele toezicht) Strategische locatie t.o.v. VVE/basisschool Locatie op elkaar afstemmen
Duidelijke procedure Stadsdeelbreed afstemmen
Ouders van kinderen met indicatie (indien nodig) stimuleren naar taalles te gaan (OKC) Ouders die bij TW/DWI komen stimuleren om hun kinderen op de VVE te doen ( DWI/TW) VVE en taallessen op elkaar afstemmen logistiek: tijden en locatie
Geld/financiële ruimte Huidige statistieken doelen/targets Tijdspad Afstemming samenwerkingspartners zoals: DWI TW Taalaanbieder OKC Intermediair Welzijnsinstelling “Losse” kinderopvang
Tijden afstemmen Locaties afstemmen Werkproces afstemmen Inhoud afstemmen
1.Taalwijzer/klantmanager/OKC/klantbeheerder
2. Aanbieder Kinderopvang/VVE
3. KinderopvangIntermediair
Werkafspraken maken met TW/DWI over gegevens kind/ouder + wensen Werkafspraken maken met Taal-aanbieders over het overdragen van informatie van lestijden/opvangtijden)
4. Taalaanbieders
5. Beleidsmedewerker VVE en -inburgering
28
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Bijlage 3: Beschrijving Pilots Stadsdeel Noord, West en Zuidoost Pilot Stadsdeel Noord In Stadsdeel Noord had men al vóór de start van de pilot te maken met een wachtlijst van inburgeraars, die niet konden starten met de taallessen omdat er geen passende kinderopvang beschikbaar was. Ook had in Noord al in 2009 de gedachte postgevat om de instroom van inburgeraars in de VVE te vergroten. De pilot is daarom ingezet om juist de ouders die al lang op de wachtlijst stonden, te benaderen voor kinderopvang met VVE. Er stonden 22 kinderen op de wachtlijst. Het stadsdeel heeft contact gezocht met een aanbieder van kinderopvang en een voorstel voor de pilot ontwikkeld Er is op een nieuw vrijgekomen locatie gestart met uitbreiding van het aantal kinderopvangplaatsen met VVE, het betrof 12 kindplekken voor inburgeraars. Met de mogelijkheid tot uitbreiding met een extra groep voor opvang in de ochtend. Er is in hetzelfde gebouw een inburgeringsklas gestart, via de taalaanbieder die in Noord werkzaam is. Deze nabijheid is een belangrijke stimulans. Er is nauw overlegd met de ketenpartners, zoals kinderopvangaanbieder, de taalwijzer, kinderopvangintermediair en stadsdeel om dit tot stand te brengen. Er is veel aandacht besteed aan de informatie welke aan de ouders wordt gegeven, om hen te informeren over het belang van kinderopvang met VVE. Het merendeel van de kinderen die geplaatst zijn betreffen kinderen van inburgeraars. Zij maken op drie dagen vijf uur gebruik van de opvang, dus ieder kind komt zo aan 15 uur VVE-aanbod. Het gebruikte VVE-programma sluit aan op het programma dat op de basisscholen wordt gebruikt. Werving De pilot bood een goede gelegenheid om juist de ouders met kinderen op de wachtlijst te benaderen voor deze nieuwe plaatsen. In onderling overleg hebben de kinderopvangaanbieder, de Taalwijzer en de taalaanbieders besloten alle ouders op de wachtlijst uit te nodigen voor een bijeenkomst met de taalaanbieder, Taalwijzer, kinderopvang en kinderopvangintermediair. Vooraf is sterk ingezet op het bereiken van de ouders voor de bijeenkomst en ze te informeren over het nut van kinderopvang met VVE. Uiteindelijk heeft dit geleid tot zes inschrijvingen. Dat was voor de kinderopvangorganisatie voldoende om met de opvang te starten. Gestart is met 10 (van de 12) kinderen van inburgeraars, dit aantal is inmiddels opgelopen tot 30 à 35 kinderen van inburgeraars op twee locaties.. Inhoud en vormgeving De kinderopvang in Noord biedt halvedagopvang in verticale groepen.11 De halve dagopvang vindt ’s morgens plaats van 7:30 tot 13:00 uur en ’s middags van 13:00 tot 18:30 uur. Omdat de kinderen van inburgeraars doorgaans tenminste drie dagdelen naar de kinderopvang gaan, komen ze aan hun 15 uur per week12. De eis is wel dat de kinderen ’s morgens uiterlijk om 9:30 uur binnen moeten zijn. De slaaptijden van de jongste kinderen worden aangepast aan de opvangtijden. De taallessen voor de moeders vinden plaats op een locatie die op 300 meter afstand ligt van de opvanglocatie. Het dagverblijf heeft bewust gekozen voor het voorschoolprogramma Kaleidoscoop. Dit programma heeft volgens hen twee voordelen ten opzichte van andere programma’s. In de eerste plaats kunnen jongere kinderen spelenderwijs ook meedoen. Ten tweede sluit Kaleidoscoop goed aan bij andere vroegschoolprogramma’s die op de basisscholen worden gebruikt. Zoals gebruikelijk is bij de voorschoolprogramma’s, is er ook voorzien in themabijeenkomsten met de ouders. De afstemming tussen de inhoud van het voorschool- en inburgeringsprogramma heeft sinds 11
Een verticale groep houdt in dat kinderen van alle leeftijden tot vier jaar in één groep zijn opgenomen. Bij horizontale groepen is sprake van een leeftijdsindeling, bijvoorbeeld babygroepen tot anderhalf jaar en peutergroepen van anderhalf tot vier jaar. 12 De voorschool bij peuterspeelzalen bestaat uit vier dagdelen van drie uur.
29
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
januari 2010 meer vorm gekregen. Toen is op dezelfde locatie een inburgeringsklas gestart. Samenwerking ketenpartners Bij de opzet van de pilot en de verdere uitvoering wordt nauw samengewerkt door de kinderopvangaanbieder met de Taalwijzer en de taalaanbieders in het stadsdeel. Ook de kinderopvangintermediair is betrokken, omdat zij de inburgeraars bij de feitelijke plaatsing begeleiden. De kinderopvangaanbieder heeft vooral met één taalaanbieder goed contact. Er is sprake van korte lijnen en er vindt goed overleg plaats over de afstemming van de lestijden van de ouders en de plaatsing van de kinderen op de opvang. De samenwerking vindt daarmee vooral plaats op uitvoerend niveau. De afstemming met de taalaanbieder heeft blijvend aandacht nodig, omdat de afstemming van het inburgeringaanbod en het opvangaanbod noodzakelijk zijn om beide te kunnen laten slagen. Immers: zonder kinderopvang gaan de moeders niet naar cursus en zonder kinderen kan de kinderopvang niet kostendekkend draaien. De afstemming met de bemiddelaar van de kinderopvang loopt overigens wel goed. De samenwerking met het stadsdeel vond vooral plaats in de opzetfase van de pilot. Op dit moment is de samenwerking met het stadsdeel niet anders dan die van andere kinderopvangvoorzieningen met een VVE-programma. Er is sprake van een normaal VVE-aanbod voor een bijzondere populatie. De uitvoerende kinderopvanginstelling is vertegenwoordigd in de reguliere overleggen op uitvoerend niveau (Ketenpartneroverleg inburgering) en op directieniveau. Het onderwerp VVE en inburgering blijkt niet standaard op de agenda van het ketenpartneroverleg Inburgering te staan, waardoor er behalve de pilot weinig initiatieven zijn genomen om VVE en inburgering verder te combineren. De mogelijkheid om dit ter sprake te brengen is wel voorhanden en makkelijk in te passen. Voor het goed functioneren van het VVE-programma is het tevens van belang dat er goed contact is met basisscholen met vroegschoolprogramma´s. De ouders komen uit het hele stadsdeel en de kinderen zullen dan ook naar verschillende basisscholen gaan. Er is gekozen voor de VVE-methode Kaleidoscoop om bovenstaande redenen, maar ook omdat deze methode een goede voorbereiding is op vroegscholen met een andere VVE-methode. De kinderopvangorganisatie die de pilot verzorgt, heeft al goede contacten met basisscholen, daar zij al een andere kinderopvanglocatie met VVE hebben. De contacten met basisscholen worden in het kader van de pilot verder uitgebreid. Hierbij worden ook afspraken gemaakt over de uitstroom naar de reguliere VVE-voorzieningen. Zo is de afspraak gemaakt dat kinderen van het kinderdagverblijf met voorrang kunnen worden geplaatst op een VVE-voorziening bij een basisschool, wanneer de ouder klaar is met het inburgeringstraject en het kind geen gebruik meer kan maken van de kinderopvang. Ook wordt getracht om driejarige kinderen al te plaatsen op een reguliere VVE-plaats bij een peuterspeelzaal om de doorstroom naar de basisschool te vergemakkelijken. Kinderen die zijn aangemeld voor de nabijgelegen basisschool maken ook gebruik van de bijbehorende voorschool. In sommige gevallen zijn voorschool en kinderopvang aanvullend aan elkaar. In andere gevallen worden kinderen van de kinderopvang naar de voorschool gebracht en weer opgehaald. Dit verloopt in goede harmonie. In het elektronisch loket is bekend welke kinderen voor deze combinatie in aanmerking komen. De resultaten van deze werkwijze zijn goed. Financiering en borging voorziening De voorziening wordt gefinancierd vanuit de Wet kinderopvang. De pedagogisch medewerkers zijn vrijwel allemaal getraind als leidster voorschool en dus gekwalificeerd om Kaleidoscoop aan te bieden. Vanuit de pilot is door DWI eenmalig een bedrag beschikbaar gesteld van € 10.000,00. Deze middelen zijn ingezet om de ruimte geschikt te maken voor VVE en de pedagogisch medewerkers te trainen. Kaleidoscoop is één van de duurste trainingsprogramma’s VVE. Ook is vanuit de pilot een lokaal geschikt gemaakt voor een inburgeringsklas. 30
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Het kinderdagverblijf is een erkende voorziening, waardoor ouders in aanmerking komen voor een vergoeding van de belastingdienst. Voor de verdere borging van de voorziening is het van belang dat de Taalwijzer en de kinderopvangintermediair blijven doorverwijzen naar Wereldkind en dat dit is opgenomen in de werkinstructies van de Taalwijzer en DWI. De afspraken met de taalaanbieder gelden voor de duur van de aanbesteding (drie jaar), daarna zal dit opnieuw moeten worden bezien. Inmiddels wordt op twee locaties aan 30 à 35 kinderen van inburgeraars kinderopvang met een VVEprogramma aangeboden. Een aantal kinderen zit in de hele dagopvang en een aantal in de halve dagopvang (kinderen van inburgeraars). Doordat deze kinderdagverblijven ook toegankelijk zijn voor “reguliere“ kinderen waarbij hele dagen worden afgenomen, is het goed mogelijk om deze voorzieningen kostendekkend te draaien. Aanvankelijk heeft het stadsdeel met middelen van DWI bijgedragen aan de inrichting van de locatie. Voor het overige heeft het stadsdeel geen faciliterende rol. Gezien het feit dat de kinderopvang voor inburgeraars nu bijna anderhalf jaar loopt zonder overheidssubsidie aan de instelling, kan worden geconcludeerd dat er geen sprake meer is van en pilot maar dat invulling is gegeven aan kinderopvang voor een klein maar specifiek marktsegment.
Pilot Stadsdeel West In West is de pilot ingezet om een bestaand kinderdagverblijf, dat veel kinderen van inburgeraars opvangt, om te vormen tot een erkende VVE-instelling. De pilot is getrokken door de VVEbeleidsmedewerker van het stadsdeel in samenwerking met de uitvoerende organisaties in de kinderopvang en de inburgering. Er zijn 24 kindplekken gecreëerd. Het pilot in stadsdeel West concentreert zich in Bos en Lommer. De medewerkers van het stadsdeel gaven al bij aanvang aan dat veel inburgeringskinderen reeds deelnemen aan VVE. VVE is populair in het stadsdeel en bereikt 85 procent van de doelgroep, waaronder ook inburgeraars. De Taalwijzer krijgt verschillende klanten die al een kind op een voorschool hebben. Ze proberen dan een inburgeringscursus te regelen die te combineren is met de tijden van de voorschool, bijvoorbeeld door de inburgeraar op een dagdeel dat er geen voorschool is, zelf oppas te laten regelen. In de praktijk zijn peuterspeelzalen en onderwijsaanbieders volgens de medewerkers van de Taalwijzer vaak flexibeler dan wanneer geprobeerd wordt formeel afspraken te maken. Het gaat hierbij zowel om flexibiliteit rond de openingstijden als om het deelnemen aan activiteiten in het kader van ouderbetrokkenheid. Opzet pilot De Taalwijzer heeft zelf een voorkeur voor plaatsing van kinderen op een voorschool. Een dergelijke plaatsing kan namelijk vaak sneller dan plaatsing bij een kinderdagverblijf via de kinderopvangintermediair. Toch is het stadsdeel ook gestart met een aparte pilot om extra kinderopvang met VVE te creëren. Het uitgangspunt hierbij is dat ook kinderen die op kinderdagverblijven worden opgevangen, VVE krijgen aangeboden. Om dit te realiseren heeft het stadsdeel een bestaande kinderopvang die zich specifiek richt op inburgeraars en vrouwen die een re-integratietraject volgen, de mogelijkheid geboden een erkende VVE-voorziening te worden. Het betreft het kinderdagverblijf Parvaneh. Dit kinderdagverblijf is in 2007 begonnen als kinderopvang bij een taalaanbieder om de drempel voor vrouwen om deel te nemen aan inburgering of re-integratieactiviteiten te verlagen. Er zijn toen twee groepen gestart op de leslocatie van de taalaanbieder. De locatie voldeed echter niet aan de eisen van de inspectie. De organisatie is vervolgens op zoek gegaan naar een betere locatie en beschikt inmiddels over een nieuw pand waar twee groepen voor kinderen van anderhalf tot vier jaar zijn gestart. Er zijn daar 24 kindplaatsen gecreëerd die door 34 kinderen worden opgevuld. De locatie is in de buurt van de onderwijsaanbieders. Gezien de afkomst van de kinderen en hun lage taalvaardigheid, bood Parvaneh al voorschoolactiviteiten.
31
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Werving kinderen Parvaneh staat inmiddels goed bekend onder inburgeraars in Bos en Lommer. Het hoofd van het dagverblijf is zelf van allochtone afkomst en investeert veel in de vertrouwensrelatie met de ouders van de kinderen. Zij spreekt veel met ouders en belt soms zelfs ouders na en toont bijzondere doorzettingskracht als het gaat om ouders te overtuigen van het belang voor VVE voor hun kinderen. Hierdoor kan zij wantrouwen wegnemen bij de ouders. De uitbreiding met VVE in het kader van de pilot, maakt de werving van kinderen nog makkelijker. De meeste ouders vinden het namelijk positief dat de kinderen ook voorschool aangeboden krijgen. Inburgeraars melden zichzelf bij Parvaneh of geven zelf aan bij Chikuba dat ze graag hun kind willen onderbrengen bij Parvaneh. Chikuba checkt vervolgens of er plaats is en plaatst een kind. Omdat de aanmeldingen al goed liepen, is hierin weinig veranderd door de pilot. Inhoud en vormgeving Gezien de doelgroep van het dagverblijf werd er al veel aan taalverwerving gedaan. Kinderen spreken vaak weinig Nederlands als ze op het dagverblijf starten. Dit geldt met name voor de eerste kinderen uit een gezin. Omdat Parvaneh een formele VVE-voorziening wil worden, is zij overgestapt op Kaleidoscoop. Dit programma sluit namelijk beter aan bij andere voorschoolprogramma’s en biedt ook mogelijkheden voor de jongere kinderen. De meeste kinderen komen drie hele dagen naar het dagverblijf. Het aanbod van voorschool wordt gegeven op maandag, dinsdag en donderdag (hele dagen). Daar alle kinderen minstens twee van deze dagen op de opvang zijn, krijgen ze vier dagdelen voorschool. Er worden ook allerlei ouderactiviteiten georganiseerd (themamiddagen of -avonden over opvoeding, gezondheid, voeding, spelen etc.) om invulling te geven aan de ouderbetrokkenheid. Samenwerking met ketenpartners Het dagverblijf heeft vanaf zijn oprichting een goed contact met de taalaanbieders, omdat zij oorspronkelijk als specifieke kinderopvang voor een taalaanbieder zijn begonnen. Inmiddels zijn de contacten uitgebreid met andere taalaanbieders. Er is veel contact: zo geven de taalaanbieders en het dagverblijf aan elkaar door wanneer er sprake is van absentie. Er kan dan in een vroeg stadium worden ingegrepen. Ook met de kinderopvangintermediair en de Taalwijzer zijn goede contacten over het verwijzen van inburgeraars naar de kinderopvang. Als VVE-instelling zijn er ook contacten met de basisscholen gelegd. Doel is een netwerk met basisscholen te vormen, zodat er een goede overdracht van het kind kan plaatsvinden naar de basisschool. Als ouders klaar zijn met hun inburgeringstraject, voordat het kind vier jaar is geworden kan het kind kan dan niet langer gebruikmaken van de kinderopvang. In deze situatie is afgesproken dat deze kinderen met voorrang geplaatst kunnen worden op peuterspeelzalen en hierdoor het VVEprogramma kunnen voortzetten. Financiering en borging voorziening Parvaneh biedt alleen heledagopvang. De organisatie heeft slechte ervaringen met het aanbieden van halvedagopvang. Dit type dagopvang blijkt te onrustig voor de kinderen en het is dan lastig om voldoende pedagogisch medewerkers te vinden. De middelen van de pilot zijn ingezet voor het organiseren van een mini-conferentie. De overige kosten (aanpassen van de ruimte en het trainen van de pedagogisch medewerkers) zijn gedragen door de VVE-unit van DMO. Doordat Parvaneh inmiddels een erkende kinderopvang met VVE is, is de voorziening structureel en krijgt zij een bijdrage van het rijk en van het stadsdeel voor de extra VVE-kosten. (zoals bijscholing van de leidsters, vervanging gedurende de scholing, extra coördinatietaken voor overleg met basisscholen, registratie). 32
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Beantwoording van de pilot aan de gestelde doelen De pilot voorziet vooral in het zorgen voor een groter bereik van kinderen die VVE aangeboden krijgen. De ouders zijn hierover voorgelicht en zijn betrokken bij de opvang. Er hebben weinig veranderingen plaatsgevonden in het kader van de werving en toeleiding door de pilot. Het dagverblijf was al bekend bij de doelgroep. De belangrijkste verandering die de pilot in gang heeft gezet, is dat het bieden van VVE in de organisatie geprofessionaliseerd is. Verder wordt de samenwerking met de taalaanbieders verder uitgebreid en is contact gezocht met basisscholen om te komen tot een goede doorgeleiding van de kinderen.
Pilot Stadsdeel Zuidoost Zoals eerder vermeld heeft in Zuidoost nooit een miniconferentie plaatsgevonden maar is er in het laatste kwartaal 2010 uiteindelijk ook door stadsdeel Zuidoost nog een aanvraag ingediend om een pilot uit te voeren. In 2010 is een groot deel van de voorbereidingen getroffen, de pilot zal uitgevoerd worden in 2011. Hoewel dus nog niet veel gezegd kan worden over de resultaten van de pilot, zijn er wel enkele zaken over de te starten pilot te vermelden. De pilot betreft kinderdagverblijf De Jeugdkampioen, dit is gevestigd in hartje Bijlmermeer. Kinderdagverblijf De Jeugdkampioen heeft 1 peutergroep van 12 kinderen, die tussen de 2½ en 4 jaar oud zijn. Het kinderdagverblijf wil in 2011 een VVE-programma aan gaan bieden. Doelgroep Meer dan 80% van deze kinderen zijn doelgroepkinderen met een taalachterstand. Het merendeel van de kinderen die daar geplaatst worden heeft allochtone ouders. In de meeste gevallen wordt er thuis niet of nauwelijks Nederlands gesproken en hebben de kinderen geen vrijetijdsbesteding met Nederlanders sprekenden. Dit betekent dat het jonge kind de basisbegrippen van de Nederlandse taal niet of nauwelijks meekrijgt van de ouders. De meeste ouders die hun kind hebben ingeschreven zijn ouders, die het inburgeringstraject doorlopen. Het kinderdagverblijf is in hetzelfde gebouw gevestigd waar ook twee taalaanbieder gevestigd zijn, het CEC-gebouw. Deze nabijheid biedt belangrijke voordelen voor de ouders: voor en na de inburgeringscursus kunnen zij hun kind(eren) naar De Jeugdkampioen brengen en halen. VVE-programma De Jeugdkampioen heeft gekozen om te gaan werken met het VVE-programma: Ko-Totaal. (= Puk & Ko en Ik & Ko). De cursus voor het VVE-programma zal in 2011 door twee leidsters worden gevolgd. Doorgaande lijn Op de omringende scholen wordt met Piramide of Puk en Ko gewerkt, waardoor de kinderen nadat ze met het programma Ko-Totaal hebben gewerkt, moeiteloos instappen op de diverse basisscholen in Zuidoost, die eveneens met dit programma werken. Hiervoor wordt al tijdens het cursustraject extra aandacht besteed aan de samenwerking met de verschillende basisscholen in de omgeving. Intensiviteit van de deelname Alle kinderen doen mee met het VVE-programma en moeten daarvoor voldoen aan een aanwezigheid van minimaal 15 uren per week bij De Jeugdkampioen. Het is nog niet bekend op welke dagen het VVE-programma aangeboden zal worden, maar de meeste kinderen van inburgeraars zijn drie hele dagen op De Jeugdkampioen en zullen dan kunnen voldoen aan de deelname-eis. Ouderbetrokkenheid De oudercomponent is een belangrijk onderdeel van de Voorschool. De oudercommissie van De Jeugdkampioen heeft met enthousiasme ingestemd met het plan om met een VVE-programma te gaan
33
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
werken. De ouderpopulatie bestaat voor een groot deel uit ouders met een Surinaams/Antilliaanse of Ghanese afkomst en zijn in heel veel gevallen een één-oudergezin. De ouders worden door De Jeugdkampioen betrokken en geïnformeerd d.m.v. gesprekjes tijdens het dagelijks halen en brengen, via (nieuws)brieven, prikbord, oudergesprekken en ouderavonden. Ook wordt ouders regelmatig gevraagd mee te doen bij activiteiten. Samenwerking met ketenpartners De Jeugdkampioen werkt nauw samen met de taalaanbieders die zich in het zelfde gebouw bevinden. Dit zijn twee van de drie taalaanbieder die in Zuidoost actief zijn. In het oude werkproces werden de ouders die daar voor taallessen kwamen op kinderopvang bij De Jeugdkampioen gewezen. In het nieuwe werkproces zal De Jeugdkampioen zich mede gaan richten op samenwerking met de kinderopvangintermediair, die de kindgegevens van ouders die gaan inburgeren via de gemeente doorkrijgt.
34
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Bijlage 4: Plaatsingen kinderopvangintermediair op VVE-voorzieningen Opmerking vooraf: bij de hierna volgende tabellen moet de aantekening gemaakt worden dat kinderen waarvan de ouders zelf al een plek bij de peuterspeelzalen (allen met VVE) hebben gevonden, niet bij Chikuba aangemeld worden. Deze aantallen zijn helaas niet bekend en ook niet eenvoudig te achterhalen, omdat er niet standaard een registratie wordt bijgehouden van het feit of de ouders van de kinderen op de peuterspeelzalen behoren tot de doelgroep inburgeraars. Het werkelijke gebruik van VVE door inburgeraars is dus hoger dan uit deze tabel blijkt! In absolute cijfers uitgedrukt laten de tabellen met de plaatsingsresultaten van de kinderopvangintermediair het volgende beeld zien:
Stadsdelen totaal
Dec-10
totaal aanmeldin totaal gen gepl.
regulier geplaatst
totaal niet in geen geen gepl. bemidde- opvang opvang €4 VVE ling gewenst mogelijk regeling
totaal nog in bemiddeling
SD Centrum
43
23
21
2
17
11
6
0
3
SD Nw-West
555
237
172
65
272
212
53
7
46
SD Noord
242
128
94
34
96
65
28
3
18
SD Oost
305
137
133
4
146
119
14
13
22
SD West
236
114
100
14
95
71
12
12
27
SD Zuid
57
28
26
2
23
19
4
0
6
192
103
68
35
80
64
16
0
9
1630
770
614
156
729
561
133
35
131
SD Zuidoost Totaal
Plaatsingen 2010 oude werkproces inburgering (voor 1 augustus 2010)
Stadsdelen totaal
Dec-10
totaal aan- totaal meldingen gepl.
regulier geplaatst
aanbod gepl. mondeling VVE geaccepteerd
€4 regeling
totaal nog in bemiddeling
totaal bemiddeling gestaakt
SD Centrum
16
8
8
0
0
0
1
7
SD Nw-West
29
11
8
3
0
0
3
15
SD Noord
26
17
9
6
2
0
1
8
SD Oost
21
8
8
0
0
0
0
13
SD West
31
9
7
2
0
0
1
21
SD Zuid
11
2
2
0
0
0
1
8
SD Zuidoost
25
8
2
3
3
0
0
17
159
63
44
14
5
0
7
89
Totaal
Plaatsingen 2010 nieuwe werkproces inburgering (na 1 augustus 2010)
35
Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen Februari 2011
Interessant om te zien is dat voor een groot deel van de aangemelde inburgeraars de bemiddeling gestaakt wordt. Onder het oude werkproces betrof het 35% van de aanmeldingen waarvan inburgeraars te kennen gaven dat opvang niet gewenst was, onder het nieuwe werkproces is dit aantal opgelopen tot 53%. De reden waarom opvang niet gewenst was had volgens de kinderopvangintermediair in het merendeel van de gevallen te maken met het kostenaspect: veel inburgeraars vinden de eigen bijdrage voor reguliere kinderopvang erg hoog. Veel inburgeraars zullen vermoedelijk na concrete informatie over de eigen bijdrage door de kinderopvangintermediair opvang gezocht hebben in familiesfeer of op een andere manier zelf voor opvang gezorgd hebben. Dit is een ontwikkeling die helaas contra staat op het uitgangspunt om meer kinderen van inburgeraars op VVE-voorzieningen te krijgen. Deze kinderen krijgen geen taalstimuleringsprogramma en hebben mogelijk een taalachterstand op gelopen op het moment dat zij starten op de basisschool. Onder het nieuwe werkproces zijn de redenen waarom de bemiddeling gestaakt is wat meer uitgesplitst. Dit nauwkeuriger registreren is ingezet om hier meer inzicht in en grip op te krijgen. Hieronder zijn deze redenen, uit de meest rechtse kolom van bovenstaande tabel, uitgesplitst weergegeven.
Redenen bemiddeling gestaakt Dossier onvolledig / totaal geen contact gelegd Cliënt valt bemiddeling met cliënt - actie niet onder gestaakt klantverantwoordelijke Wet KO 89
10
13
Cliënt heeft zelf Cliënt Cliënt heeft KOV weigert passend aanbod Overige geregeld medewerking afgeslagen redenen 9
7
21
29
Vervolg plaatsingen 2010 nieuwe werkproces inburgering – redenen bemiddeling gestaakt Ook hier zien we dat de inburgeraars zelf kinderopvang geregeld hebben (in 10% van de gevallen). Vaak heeft dit te maken met de eigen bijdrage die inburgeraars te hoog vinden. Een kleine 9% weigert medewerking aan de kinderopvangintermediair en 24% van de inburgeraars slaat een passend aanbod af. Onder deze laatste twee redenen vallen inburgeraars die op deze manier blijk geven van hun ongenoegen over de plicht om in te burgeren of bezwaren hebben omdat ze de eigen bijdrage te hoog vinden (indien het verplichte inburgeraars betreft wordt een handhavingstraject ingezet). Dan is er nog een laatste categorie: 33% van de inburgeraars weigert kinderopvang om overige redenen. Navraag wijst uit dat hieronder inburgeraars geregistreerd worden die bv. wel willen inburgeren maar willen wachten tot hun kind 2½ jaar oud wordt, zodat het kind naar de peuterspeelzaal kan en de ouder een lagere of geen eigen bijdrage hoeft te betalen; inburgeraars die ziek zijn; inburgeraars die terug gaan naar het geboorteland; zwangerschap.
36