Inburgeren in anderhalf uur De constructie van nationale identiteit in televisie‐entertainment
Masterscriptie communicatiewetenschap Tim Toornvliet (5840686) Begeleider: drs. P.J.C. van Romondt Vis 16 juli 2009
Voorwoord Deze scriptie is de afsluiting van mijn studie communicatiewetenschap. Een studie die is begonnen in Nijmegen en nu eindigt in Amsterdam. Tegelijkertijd is dit ook de definitieve afsluiting van mijn studententijd. Een periode die met mijn vertrek uit Nijmegen eigenlijk al voor een deel voorbij was, maar die ik het afgelopen jaar in Amsterdam gelukkig nog even heb kunnen verlengen. Toch voelt het ook goed om straks eindelijk mijn studietijd af te kunnen sluiten en aan iets nieuws te kunnen beginnen Het onderwerp van deze scriptie is nationale identiteit. Het is een begrip waar ik voor dat ik begon aan mijn scriptie nooit echt over na had gedacht, en dat geldt denk ik voor de meeste mensen. Het vreemde aan nationale identiteit is dat het in eerste instantie vrij vanzelfsprekend is, maar hoe langer je er over nadenkt, hoe minder vanzelfsprekend het wordt. Dat maakt het tegelijkertijd een interessant, maar ook ingewikkeld onderwerp voor een onderzoek. Door de complexiteit van het begrip kon ik alle kanten op, maar waar moest ik stoppen? Bij de analyse was het omgekeerd: ik had een ongeschreven blad voor me, maar waar moest ik beginnen? Gelukkig had ik aan Pauline een begeleider die me alle vrijheid gaf, maar die me ook elke keer weer op het juiste spoor zette. Pauline: ik wil jou dan ook bedanken voor het zorgen dat ik de rode draad niet uit het oog verloren ben, en voor je enthousiasme waardoor ik altijd met vertrouwen aan mijn scriptie heb doorgewerkt. Ik wil mijn vrienden bedanken voor de hoognodige afleiding in de vorm van snowboardtrips,etentjes, bier drinken in de zon en hersenspoelende surfsessies. Laten we dat vooral blijven doen! Verder wil ik mijn ouders bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun tijdens mijn hele studie. Het duurde soms wat langer dan de bedoeling was, maar ik heb nooit het idee gehad dat jullie er geen vertrouwen meer in hadden dat het allemaal goed zou komen. Dat is altijd een geruststellende gedachte geweest, waarvoor dank! Tot slot wil ik Judith bedanken. Om te beginnen voor je steun en advies bij het schrijven van mijn scriptie. Maar ook voor het geduldig aanhoren van mijn scriptieperikelen en de manier waarop je me regelmatig hebt weten te motiveren om door te gaan. Zonder jou was ik nu waarschijnlijk nog bezig!
Samenvatting
Het uitgangspunt van dit onderzoek is de constatering dat het begrip nationale identiteit een centrale rol speelt in een aantal actuele maatschappelijke discussies. Ondanks de maatschappelijke en politieke lading van het begrip blijkt het echter – ook in wetenschappelijke termen ‐ moeilijk te zijn een bevredigende definitie van nationale identiteit te vinden. In dit onderzoek wordt nationale identiteit beschouwd als een sociale constructie. De hoofdvraag is hoe deze constructie van nationale identiteit dan precies plaatsvindt, en dan met name binnen het televisiegenre entertainment. Om een antwoord op deze vraag te vinden is er een analyse van de programma’s Ik Hou van Holland en Raymann is Laat gemaakt. De theoretische achtergrond van dit onderzoek begint bij het belang van het proces van representatie voor de constructie van identiteit in het algemeen. Een andere belangrijke rol is weggelegd voor verschil, en dan met name het contrast met ‘de ander’. Vervolgens wordt er besproken hoe de natie gezien kan worden als een ingebeelde politieke gemeenschap. Een drijvende kracht achter deze ingebeelde gemeenschap is de ideologie van het nationalisme. Ook wordt er ingegaan op de historische wortels van de natie. Centraal staat hoe verschillende etnische gemeenschappen zich door toedoen van politieke of intellectuele elites hebben ontwikkeld tot moderne naties. Uit deze ontwikkeling komen de kenmerken van de moderne nationale identiteit voort. Hierna wordt de term ‘banaal nationalisme’ geïntroduceerd om de alledaagse representatie van nationale identiteit in gevestigde natiestaten omschrijven. Een belangrijke rol is hierin weggelegd voor de massamedia, die hun publiek dagelijks herinneren aan hun nationaliteit, ook in alledaagse televisiegenres als entertainment. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is er een kwalitatieve analyse uitgevoerd van de programma’s Ik Hou van Holland en Raymann is Laat. Het doel van deze analyse was het achterhalen van het belangrijkste ‘discours’, de manier waarop binnen het programma betekenissen worden geproduceerd. In Ik Hou van Holland blijkt dit kennis over Nederland te zijn. De geproduceerde kennis biedt aan de hand van verschillende kenmerken van nationale identiteit een gedetailleerd beeld van alles dat Nederlands is. In Raymann is Laat is het juist het verschil met andere culturen dat de constructie van een Nederlandse identiteit mogelijk maakt. Door het contrast met ‘de andere’ tekent zich de Nederlandse identiteit af. Het programma laat echter ook zien dat in een multiculturele samenleving een strikte afbakening tussen nationaliteit soms niet mogelijk is en de constructie van identiteit soms afhangt van de culturele achtergrond van de kijker. Beide programma’s kunnen worden gezien als een voorbeeld van hoe de natie vertegenwoordigd is in de massamedia en hoe alledaagse televisieprogramma’s op verschillende manieren de constructie van de nationale identiteit van kijkers mogelijk maken.
Inhoud 1. Achtergrond......................................................................................................................................... 7 1.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 7 1.2 Probleemstelling............................................................................................................................ 9 1.3 Maatschappelijke relevantie ......................................................................................................... 9 1.4 Wetenschappelijke relevantie..................................................................................................... 10 2. Theoretisch kader.............................................................................................................................. 13 2.1 De sociale constructie van identiteit ........................................................................................... 13 2.2 Identiteit en verschil.................................................................................................................... 14 2.3 De natie en nationale identiteiten .............................................................................................. 15 2.4 De historische wortels en kenmerken van nationale identiteit .................................................. 17 2.5 Massamedia en nationale identiteit............................................................................................ 19 3. Methode van onderzoek ................................................................................................................... 23 3.1 De programma’s .......................................................................................................................... 23 3.2 Dataverzameling.......................................................................................................................... 24 3.3 De analyse ................................................................................................................................... 24 3.4 De onderzoeker ........................................................................................................................... 26 4. Resultaten.......................................................................................................................................... 27 4.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 27 4.2 Resultaten voor Ik Hou van Holland............................................................................................ 27 4.1.2 De leerzaamheid van IHvH ................................................................................................... 28 4.1.3 Nederland en de Nederlanders ............................................................................................ 30 4.1.4 Het publiek en de gasten...................................................................................................... 33 4.1.5 Het Nederlandse landschap ................................................................................................. 36 4.2 Resultaten voor Raymann is Laat ................................................................................................ 39 4.2.1 Nederland en het buitenland ............................................................................................... 40
4.2.2 Taal, afkomst en familie ....................................................................................................... 44 4.2.3 Publiek en decor................................................................................................................... 46 5. Conclusie en discussie ....................................................................................................................... 49 5.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 49 5.2 Samenvatting resultaten ............................................................................................................. 49 5.2.1 Ik Hou van Holland ............................................................................................................... 49 5.2.2 Raymann is Laat.................................................................................................................... 50 5.3 Conclusie Ik Hou van Holland ...................................................................................................... 51 5.4 Conclusie Raymann is Laat .......................................................................................................... 53 5.5 Verschillen tussen de programma’s ............................................................................................ 55 5.6 Algemene conclusie..................................................................................................................... 56 5.7 Discussie ...................................................................................................................................... 57 Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 59 Bijlage 1: transcript afleveringen Ik Hou van Holland ........................................................................... 63 Bijlage 2: transcript afleveringen Raymann is Laat ............................................................................... 87
1. Achtergrond
1. Achtergrond
1.1 Inleiding In september 2007 verklaarde prinses Máxima tijdens de presentatie van het rapport Identificatie met Nederland van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) dat er volgens haar niet zoiets bestaat als ‘De Nederlander’. In haar eigen zoektocht van zeven jaar had ze niet ‘de’ Nederlandse identiteit kunnen vinden (“Toespraak van Prinses Máxima”, 2007). Deze uitspraak veroorzaakte een storm van verontwaardiging. Het merendeel van de Nederlanders (66%) bleek het niet met haar eens te zijn (Giesen, 2008). PVV‐frontman Wilders noemde de uitspraak “goedbedoelde politiek correcte prietpraat” en CDA‐kamerlid Sterk verklaarde: “De nationale identiteit bestaat wel degelijk”. Het Koningshuis is daar zelf een goed voorbeeld van. Natuurlijk is er pluriformiteit, maar we hebben een collectieve historie en nationale symbolen die Nederlanders binden” (NRC Handelsblad, 2007). Al even omstreden als de uitspraken van Máxima zelf waren de conclusies van het rapport dat zij namens de WRR presenteerde. In het rapport staat onder andere dat er de laatste jaren te enkelvoudig is omgegaan met het begrip nationale identiteit, dat dubbele nationaliteiten niet langer als een probleem moeten worden gezien en dat de termen ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ verouderd zijn (WRR, 2007). Ook deze uitspraken waren aanleiding tot politieke verontwaardiging en discussie in de media. De Nederlandse identiteit ligt blijkbaar nogal gevoelig, zowel politiek als in de samenleving. Het grootste deel van de Nederlanders is het er in ieder geval over eens dat zij een Nederlandse identiteit bezit, maar waaruit die identiteit dan precies bestaat, is lastig af te bakenen. Prinses Máxima noemde “grote ramen zonder gordijnen, zodat iedereen goed naar binnen kan kijken. Maar ook: hechten aan privacy en gezelligheid. (…) één koekje bij de thee. Maar ook: enorme gastvrijheid en warmte…” (“Toespraak van Prinses Máxima”, 2007). De Nederlandse identiteit is volgens haar niet in eenduidige trefwoorden te vangen. Kamerlid Sterk noemde de collectieve historie, maar uit een onderzoek van de Geschiedenismonitor blijkt dat een groot deel van de Nederlanders bar weinig kennis heeft van de eigen geschiedenis (Giessen, 2008). Weinig Nederlanders zullen regelmatig klompen dragen en eten van Delfts Blauw servies, en lang niet elke Nederlander houdt van tulpen en kaas. Toch zijn dit allemaal dingen die als typisch Nederlands kunnen worden beschouwd. Het lijkt nogal moeilijk te zijn de Nederlandse identiteit strikt af te bakenen; wat nou precies Nederlands is valt niet in een simpele definitie te omvatten. Dat de Nederlandse zo moeilijk af te bakenen is, past binnen huidige ontwikkelingen in de wereld. Grenzen vervagen, de wereld wordt steeds kleiner en mensen worden steeds meer individualistisch. De soevereine natiestaat en de bijbehorende stabiele nationale identiteit staan onder zware druk 7
Inburgeren in anderhalf uur
van de krachten van globalisatie en postmoderne cultuurvormen (Van den Bulck & Sinardet, 2006; Anderson, 1991; Billig, 1995; Smith, 1991). Staten integreren steeds meer in grotere regionale machtsblokken (een bekend voorbeeld is de EU) waardoor overheden autonomie inleveren, de grenzen tussen staten vervagen en een vrijere stroom van mensen, verkeer en informatie mogelijk is. Transnationale corporaties op zoek naar nieuwe markten negeren in toenemende mate culturele verschillen en creëren een internationale arbeidsdivisie. Massale migratie introduceert nieuwe minderheden van immigranten in landen, resulterend in meer multiculturele staten, maar ook toenemende culturele conflicten. En globale telecommunicatie brengt de zelfde informatie en beelden naar verschillende culturen in alle hoeken van de wereld (Hamelink, 2000). Vooral deze globalisering van de media wordt vaak genoemd als grote dreiging voor nationale identiteiten (Van den Bulck & Sinardet, 2006, p. 3). De import van vooral Anglo‐Amerikaanse films en televisie leidt volgens critici van globalisatie tot een ‘Disneyficatie’ van nationale culturen (Hamelink, 2000, p. 19). Bij de wereld als ‘Global Village’ hoort volgens hen een globale cultuur van Hollywoodheroïek en Amerikaanse popmuziek. Naast het opgaan van de natie in een globale mediacultuur, worden ook toenemende diversiteit en groeiend individualisme genoemd als dreiging voor sterke nationale identiteiten. In de postmoderne cultuur is de eigen identiteit steeds meer het product van individuele keuzes uit een bijna oneindig aanbod van stijlen en motieven dan het product van de samenleving waarin men opgroeit (Smith, 1991, p. 157). Consumenten kunnen dagelijks kiezen uit een enorme hoeveelheid producten uit alle hoeken van de wereld. In de supermarkt liggen maaltijden uit allerlei ‘exotische’ keukens en de kledingindustrie is een mengelmoes van verschillende etnische stijlen (Billig, 1995, p. 132). Marketing richt zich op niches van verschillende grensoverschrijdende subculturen en lifestyles, in plaats van nationale markten. De identiteit van mensen wordt in toenemende mate bepaald door deze lifestyles en door het lidmaatschap van subculturen, niet door de nationaliteit (p. 132). Deze dreigende afbreuk van nationale identiteit kan echter voor een groot deel worden genuanceerd. Zo gaan er ook stemmen op dat de angst voor de globalisatie van media en de bijbehorende ‘Disneyficatie’ nergens voor nodig is. Als elementen van westerse en Amerikaanse cultuur al niet door andere naties worden afgewezen, dan blijkt wel dat ze worden aangepast aan de nationale cultuur en niet doordringen tot de kern van de natie (Hamelink, 2000, p. 21). Bovendien is de verdeling van de wereld in naties zo vanzelfsprekend geworden dat nationale identiteit niet zomaar kan verdwijnen. Het alternatief voor nationale identiteiten zou één gemeenschappelijke, globale cultuur zijn. Dit houdt echter een mate van integratie en homogenisering in die onmogelijk is zonder het ontstaan van een globale staat (Featherstone, 1990, p. 5). Ook de invloed van samengestelde identiteiten op basis van verschillende subculturen en lifestyles moet worden genuanceerd. Deze subculturen lenen elementen uit allerlei bestaande culturen en zullen daardoor 8
1. Achtergrond onvermijdelijk ook elementen van de nationale cultuur in zich dragen (Smith, 1991, p. 159). De nationale identiteit lijkt te diep geworteld te zijn in de huidige samenleving om simpelweg opzij gezet te kunnen worden.
1.2 Probleemstelling De meningen over de veronderstelde afbreuk van nationale identiteiten lopen dus nogal uiteen, net als de meningen over het wel of niet bestaan van de Nederlandse identiteit. Er kan in ieder geval geconcludeerd worden dat het begrip nationale identiteit de afgelopen jaren voer voor discussie is geweest. In al deze recente maatschappelijke aandacht en discussie blijft één belangrijke vraag echter onbeantwoord: wat is nationale identiteit eigenlijk? Met als achterliggende vragen: Waar komt nationale identiteit vandaan? En kan het eigenlijk wel verdwijnen? In dit onderzoek zal de constructie van de Nederlandse nationale identiteit in de media worden onderzocht. Er zal hierbij specifiek worden gekeken naar entertainment als voorbeeld van een alledaags televisiegenre. De hoofdvraag is daarbij: Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in televisie‐entertainment? Om een antwoord op deze vraag te vinden zal er een analyse worden gemaakt van twee populaire entertainmentprogramma’s op de Nederlandse televisie: Ik Hou van Holland en Raymann is Laat. Daarbij zal er ook worden gekeken naar hoe beide programma’s in hun constructie van nationale identiteit van elkaar verschillen. Dit laat zich vertalen in drie deelvragen: 1) Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in Ik Hou van Holland? 2) Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in Raymann is Laat? 3) Hoe verschillen beide programma’s in hun constructie van de Nederlandse nationale identiteit?
1.3 Maatschappelijke relevantie Het voorbeeld van de controverse rond Máxima en het WRR‐rapport staat niet op zichzelf. De Nederlandse identiteit is de afgelopen jaren op verschillende manieren onderwerp geweest van maatschappelijke discussie. Zo is er de ‘Canon van Nederland’ die in 2007 gepresenteerd is door de Commissie‐Van Oostrom, omdat er door de Onderwijsraad was geconstateerd dat er in het onderwijs een tekort was aan “aandacht voor de ‘canon’ als uiting van onze culturele identiteit…” (“Veelgestelde vragen…”, n.d.). Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ronald Plasterk
9
Inburgeren in anderhalf uur
heeft de canon per schooljaar 2009/2010 verplicht onderdeel gemaakt van het lespakket op Nederlandse scholen (“Canon opgenomen…”, 2008). De canon bevat vijftig zogenaamde ‘vensters’ die de belangrijkste punten uit de Nederlandse geschiedenis weergeven. Deze hernieuwde aandacht voor de vaderlandse geschiedenis kan gezien worden als een poging om de nationale identiteit te versterken. Zoals de website van de canon zelf schrijft: omdat “…er vandaag de dag juist behoefte is aan onderhoud van het collectief geheugen” (“Veelgestelde vragen…”, n.d.). In de aanloop naar de Europese verkiezingen van juni 2009 stond bij meerdere partijen het nationaal belang voorop (Lanting, 2009a). Na de verkiezingen bleken door heel Europa nationalistische en Eurosceptische partijen winst te hebben geboekt (Lanting, 2009b). In Nederland staat de PVV van Geert Wilders, met een boodschap van nationalisme en het terugdringen van immigratie en de Islam, hoger in de peilingen dan ooit (“Politieke barometer…”, 2009). Het zijn sterke aanwijzingen dat de nationale identiteit zowel in de politiek als onder de bevolking sterk leeft. De overheersende boodschap lijkt te zijn dat de Nederlandse identiteit beschermd moet worden tegen diverse invloeden, of dat nu immigratie, Europese integratie of een gebrekkige kennis van Nederlanders van de eigen historie is.
1.4 Wetenschappelijke relevantie Er is onder academici reeds veel aandacht besteed aan de betekenis van het begrip nationale identiteit. Politieke discussies over nationale identiteit hebben echter hun weerslag gehad op wetenschappelijke studies naar dit onderwerp. De vermenging van politieke en academische interpretaties heeft geleid tot een jarenlange strijd over de juiste definitie van nationale identiteit en een wildgroei aan theorieën. Tot op heden bestaat er nog weinig consensus over de juiste academische benadering van het begrip (Teszelsky, 2006). De Vlaamse historicus Tom de Meester (1997) onderscheidt grofweg drie stromingen binnen wetenschappelijk onderzoek naar nationalisme en nationale identiteit. De dominante stroming is de ‘modernistische’, waarvan de kern bestaat uit de aanname dat nationalisme en nationale identiteit onlosmakelijk zijn verbonden met de opkomst van de moderne staat. Deze aanname wordt tegengesproken door de ‘primordialisten’, die beweren dat nationale identiteit terug te voeren is tot premoderne tijden of zelfs altijd al aanwezig is geweest. Tot slot zijn er de ‘constructivisten’ die de nadruk leggen op het gemeenschappelijke karakter van nationale identiteit en naties vooral beschouwen als een massale sociale constructie (De Meester, 1997). Binnen elk van deze stromingen, maar met name binnen het constructivisme, zijn er wetenschappers die het belang van (massa)communicatie binnen naties en nationale identiteit benadrukken (o.a. Anderson, 1991; Smith, 1991; Billig, 1995). Empirisch onderzoek naar de rol van communicatie in het ontstaan en in het in stand houden van nationale identiteit is echter schaars. Het onderzoek dat wordt gedaan richt zich bovendien op een actieve en bewuste rol van 10
1. Achtergrond massamedia in de constructie of emancipatie van naties. Hierin is altijd een rol weggelegd voor politieke of intellectuele elites. Er is echter nauwelijks aandacht voor een meer alledaagse en culturele constructie van nationale identiteit. Onderzoek naar nationale identiteit vanuit een communicatiewetenschappelijk perspectief zou een interessante bijdrage kunnen leveren aan de algemene theorievorming rond nationale identiteit.
11
Inburgeren in anderhalf uur
12
2. Theoretisch kader
2. Theoretisch kader
2.1 De sociale constructie van identiteit Voor er verder wordt ingegaan op nationale identiteit is het nuttig om wat uitgebreider stil te staan bij het begrip identiteit in het algemeen. Wat houdt identiteit precies in, waar komt het vandaan en hoe komt het tot stand? De psycholoog William James wordt beschouwd als een klassieke denker over identiteit. James spreekt over identiteit als een verzameling van verschillende ‘Me’s’, die worden geconstrueerd door de ‘I’ ‐ de Ik ‐ de centrale denker (James, 1999). De identiteit als ‘Me’ bestaat uit verschillende aspecten en is onder te verdelen in materiële, sociale en spirituele Me’s. De materiële identiteit bestaat uit alle zaken die iemand bezit: lichaam, psyche, reputatie, voorouders, maar ook een huis, kleding, land en een bankrekening (p. 70). De sociale identiteit is de persoonlijke erkenning die iemand krijgt van zijn sociale omgeving. James zegt dat een persoon net zo veel sociale ‘selves’ heeft als er personen zijn die hem herkennen en een mentaal beeld van hem hebben (ibid.). Ten slotte is er de spirituele identiteit: de complete verzameling van staten van bewustzijn, de psychische kaders van een persoon, de manier waarop iemand zichzelf beschouwd als een denker (p. 71). Al deze kenmerken kunnen op verschillende momenten, al naargelang de context, deel uitmaken van iemands identiteit. Volgens James is de identiteit die de ‘I’ vindt in zijn ‘Me’ een losjes samengesteld iets, een opsomming van feiten zoals die ook door een observant van buiten gemaakt kan worden (p. 73). Als identiteit beschouwd kan worden als iets niet vaststaands, iets dat samengesteld wordt uit een verzameling van ideeën over ‘Me’, hoe komt deze constructie van identiteit dan tot stand? Om te beginnen moet er vastgesteld worden dat de productie van identiteit plaatsvindt binnen een cultuur (Woodward, 1997). Hierbij speelt de productie van verschillende betekenissen door een systeem van representatie een grote rol (Hall, 1997a). Representatie gaat uit van het principe dat cultuur bestaat uit gedeelde betekenissen. Deze betekenissen kunnen we met elkaar delen door het gebruik van taal. Taal opereert als systeem van representatie, dat wil zeggen dat taal gebruik maakt van tekens en symbolen om ideeën, concepten en dingen te representeren. Door interactie tussen mensen en het delen van betekenissen ontstaat er een bepaalde cultuur, een geheel van gedeelde betekenissen (p. 1). Door het proces van representatie en het produceren van betekenissen krijgen wij een idee van wie wij zijn en waar wij staan. Met andere woorden: door representatie worden er collectieve en individuele identiteiten geproduceerd (Woodward, 1997, p. 2). Het werkt echter twee kanten op: door de beperkte variëteit aan symbolische representaties, creëert cultuur ook een beperkt scala aan mogelijkheden voor de constructie van identiteit (p. 15). De constructie van identiteit is gebonden 13
Inburgeren in anderhalf uur aan de voorwaarden die er binnen een cultuur bestaan. Bovendien is representatie een continu proces: als sociale, economische en politieke verhoudingen verschuiven, veranderen betekenissen mee. Identiteiten kunnen in twijfel worden getrokken. Culturele veranderingen kunnen leiden tot een persoonlijke identiteitscrisis of zelfs een afwijzing van een collectieve identiteit (p. 19).
2.2 Identiteit en verschil Identiteiten komen dus tot stand door de productie van betekenissen. Essentieel voor deze productie van betekenissen is verschil (Hall, 1997b). De Franse linguïst De Saussure argumenteert dat betekenis voortkomt uit het verschil tussen dingen: zwart op zich betekent niets maar krijgt zijn betekenis pas in contrast met wit. Het is de tegenstelling, het verschil, dat volgens De Saussure betekenis geeft (p. 32). Dit principe geldt ook voor bredere concepten als identiteit. We weten wat het is om Nederlands te zijn, niet alleen vanwege bepaalde overeenkomende kenmerken, maar ook vanwege het contrast met anderen: Nederlanders zijn ‘niet‐Belgen’, ‘niet‐Duitsers’, ‘niet‐Chinezen’ enzovoort (p. 235). Volgens Woodward (1997) worden identiteiten zelfs “gesmeed door het markeren van verschil” (p. 29). Ze verwijst daarbij naar zogenaamde classificatory systems –classificatiesystemen. In lijn met De Saussure zegt de socioloog Durkheim dat door het organiseren en rangschikken van dingen in deze classificatiesystemen betekenis wordt geproduceerd. Deze systemen vinden hun weerslag in taal en rituelen en bieden zo een bepaalde sociale orde (p. 29). Een classificatiesysteem dat toegepast wordt op een populatie maakt het mogelijk om op basis van verschillende kenmerken een onderscheid te maken tussen Wij/Zij en Zelf/Andere. Dit soort tegenstellingen blijft echter zelden neutraal. Hall (1997b) argumenteert dat, hoewel ze noodzakelijk blijken te zijn om dingen betekenis te geven, deze ‘binaire opposities’ nogal simplificerend en reductionistisch zijn (p. 235). Hij gebruikt daarbij het argument van de filosoof Jacques Derrida dat er altijd een machtsrelatie bestaat tussen de twee polen van een binaire oppositie. In deze machtsrelatie is er bovendien altijd een pool dominant over de andere (idem). Deze scheve machtsrelatie heeft vaak haar oorsprong in traditionele verdeling van macht, bijvoorbeeld de historische dominantie van mannen over vrouwen. De constructie van een identiteit gebeurt dus in relatie tot een andere identiteit, een ‘andere’, dat wil zeggen: dat wat jij niet bent (Woodward, 1997, p. 35). Daar komt bij dat betekenis nooit vaststaat, omdat de constructie van een identiteit plaatsvindt in een “dialoog” met de ander (Hall, 1997b). Het feit dat verschil –en dus de ‘ander’‐ essentieel is voor het afbakenen van de eigen identiteit betekent dat een groep nooit de volledige controle heeft over de eigen identiteit. Wat het betekent om Nederlands te zijn wordt dus nooit volledig bepaald door de Nederlanders, het komt tot stand in een dialoog met ‘anderen’, zij die niet Nederlands zijn (p. 236).
14
2. Theoretisch kader
2.3 De natie en nationale identiteiten Identiteit kan dus beschouwd worden als een sociale constructie door het proces van representatie, op basis van bepaalde kenmerken en voortkomend uit verschillen en de relatie tot een ander. Hoe vindt deze constructie dan plaats voor nationale identiteiten? Hoe ontstaat de collectieve identiteit van een natie? Benedict Anderson omschrijft een natie als een ingebeelde politieke gemeenschap (Anderson, 1991). De natie is denkbeeldig (‘imagined’) omdat het onmogelijk is voor haar leden om elkaar allemaal te kennen. De verwantschap als leden van de zelfde natie bestaat alleen in hun hoofd (p. 6). De natie als denkbeeldige gemeenschap is daardoor een constructie, een creatie van haar eigen leden. Anderson noemt drie kenmerken van een natie die verder van belang zijn. Ten eerste is de denkbeeldige voorstelling van een natie beperkt. Dat wil zeggen: het idee van een natie vereist concrete grenzen waarbuiten andere naties liggen. Geen enkele ingebeelde natie omvat de gehele mensheid (p.7). Ten tweede is de natie soeverein. Het idee van een natie houdt een idee van vrijheid en zelfbeschikking in. Deze vrijheid vindt een natie in een eigen soevereine staat (ibid.). Ten slotte is elke natie een gemeenschap. Ondanks ongelijkheden en machtsverhoudingen tussen leden is het uiteindelijke idee van de natie er een waarin de relatie tussen leden horizontaal is, een broederschap van landgenoten (ibid.). De identiteit van een natie moet dus gezien worden als de identiteit van een ingebeelde gemeenschap van beperkte omvang en met een streven naar soevereiniteit. Een belangrijk principe hierbij is de ideologie van het nationalisme. Volgens de Engelse socioloog Anthony Smith (1991) wordt nationale identiteit gecreëerd door nationalisme. Nationalisme moet niet gezien worden als het ontwaken van het zelfbewustzijn van een natie, maar als het uitvinden van naties waar zij niet bestaan. Smith definieert nationalisme als een ‘ideologische beweging die streeft naar het krijgen en behouden van autonomie, eenheid en identiteit voor een populatie die volgens sommige van haar leden een bestaande of potentiële ‘natie’ vormt’ (p. 73). Ook hier komen de soevereiniteit (autonomie) en eenheid van Andersons ingebeelde gemeenschap naar voren. Nationalisme is een belangrijke kracht achter de totstandkoming van nationale identiteit. Smith noemt nationalisme naast een ideologie ook een taal en een symboliek. Deze taal van het nationalisme put uit de enorme verzameling representaties van de natie. Net als de constructie van een individuele identiteit kan de constructie van nationale identiteit gezien worden als het resultaat van het proces van representatie. Om de definitie van Hall te herhalen: representatie gaat uit van het principe dat cultuur bestaat uit gedeelde betekenissen. Door interactie tussen mensen en het delen van betekenissen ontstaat er een bepaalde cultuur, een geheel van gedeelde betekenissen (Hall, 1997a). Binnen deze cultuur bestaan er ook talloze representaties van de natie. Zo is de natie is onder
andere
vertegenwoordigd
in:
vlaggen,
munten,
volksliederen,
hoofdsteden,
oorlogsmonumenten, musea, klederdracht, folklore, herdenkingsceremonies, paspoorten, grenzen, 15
Inburgeren in anderhalf uur volkshelden, sprookjes, etiquette, architectuur, kunst en onderwijs (Smith, 1991, p. 77). Het zijn deze representaties van de natie die dienen als voedingsbodem voor nationalisme. Ze vormen samen met de elementen van het nationalisme –autonomie, eenheid, broederschap‐ een soort van ´nationaal discours´, een manier van spreken over de natie. De symbolen, rituelen en ceremonies van dit discours zijn zo onderdeel van een nationale cultuur dat ze meestal niet eens meer opvallen (Smith, 1991). Het is deze cultuur van gedeelde betekenissen die de basis vormt voor een nationale identiteit. Er is echter al opgemerkt dat representatie een continu proces is: als sociale, economische en politieke verhoudingen verschuiven, veranderen betekenissen mee (Woodward, 1997). Nationalisme als ideologie gaat echter uit van een essentialistisch perspectief op identiteit: de natie wordt afgebakend door een groep kenmerken die al haar leden bezitten en die bovendien niet verandert gedurende de tijd (Smith, 1991). Bovendien wordt nationaliteit gezien als een natuurlijk gegeven dat altijd al aanwezig is geweest. Vanuit een nationalistisch oogpunt is nationale identiteit dus aangeboren en onveranderlijk. Een van de kenmerken van Andersons natie als ingebeelde gemeenschap is dat de natie beperkt is, dat ze duidelijk afgebakende grenzen heeft. Deze grenzen kunnen zowel letterlijk als symbolisch worden opgevat (bijvoorbeeld nummerborden op auto’s die per land verschillend zijn). Howard (1998) ziet het idee van een volk als een sociale constructie. Groepsidentiteiten worden volgens haar uitgevonden en aangepast en als een gevolg hiervan moet er worden besloten wie er bij hoort en wie niet. Een zelfde soort redenering is die van de antropoloog Arjun Appadurai. Hij ziet cultuur als “groepsidentiteit gebaseerd op verschil” (Appadurai, 1996, p. 15). Appadurai benadrukt dat cultuur niet alleen het bezit van materiële, linguïstische of territoriale attributen is, maar ook het “bewustzijn van deze attributen en hun naturalisatie als essentieel voor de groepsidentiteit” (p. 13). Deze definities onderstrepen het eerder genoemde belang van verschil in het creëren van betekenissen. Nationale identiteiten worden geconstrueerd in relatie tot ‘anderen’. Leden van een natie kleden zich hetzelfde, eten hetzelfde en spreken de zelfde taal en in al deze opzichten verschillen ze van andere naties die zich anders kleden, anders eten en een andere taal spreken (Smith, 1991, p. 75). De natie bestaat alleen in contrast met andere naties, want – zoals Anderson al opmerkte ‐ geen enkele natie kan de gehele mensheid omvatten. Dit betekent dat nationale identiteiten tot stand komen in de eerder genoemde voortdurende ‘dialoog’ met anderen. Dit betekent ook dat de grenzen van een natie ‐ symbolisch en concreet ‐ scherp afgebakend moeten zijn. Zoals gezegd is cultuur afhankelijk van de symbolische orde die voortkomt uit classificatiesystemen. Voortbouwend op deze symbolische orde argumenteert Mary Douglas dat het tot culturele onrust leidt wanneer dingen buiten hun categorie vallen (Hall, 1997b, p. 258). Het reductionistische karakter 16
2. Theoretisch kader van de binaire opposities die de basis vormen van betekenis vereist dat dingen ofwel in de ene categorie ofwel in de andere vallen. De introductie van iets van ‘buiten’ kan dus de orde verstoren waarop een nationale identiteit gebaseerd is. Het bezit van een buitenlands paspoort (bijvoorbeeld Marokkaans) leidt dan tot een conflict over de nationale identiteit, is het niet bij de persoon zelf dan wel bij andere leden van de natie.
2.4 De historische wortels en kenmerken van nationale identiteit In het voorgaande wordt nationale identiteit gezien als een constructie op basis van de taal en symbolen van het nationalisme en het contrast met ‘anderen’ buiten de natie. Deze constructie is historisch gezien een vrij recente ontwikkeling, hoe vanzelfsprekend nationale identiteit in de huidige (westerse) samenleving ook lijkt. Zoals gezegd definieert Arjun Appadurai (1996) cultuur als groepsidentiteit gebaseerd op verschil. Hij voegt daar aan toe dat cultuur in de eerste plaats een uitgebreid archief van verschillen is, en dat vervolgens een selectie van deze verschillen gemobiliseerd kan worden om groepsidentiteit te vormen (p. 15). Dit roept de vraag op wie er dan achter deze mobilisatie zit. En waarop is de selectie uit het ‘uitgebreide archief’ van verschillen gebaseerd? Het antwoord op die vragen ligt in de historie van naties en nationale identiteiten. In tegenstelling tot wat nationalisten claimen, zijn de meeste historici het er over eens dat naties een modern verschijnsel zijn (Anderson, 1991). De oorsprong van de moderne natiestaat ligt in de Verlichting en de Franse Revolutie (Smith, 1991, p. 18). De historie van naties voert volgens Smith echter terug naar premoderne etnische gemeenschappen. Deze gemeenschappen kenden een grote diversiteit en wisselende mate van invloed over elkaar. De dominante etnische cultuur overleefde meestal even lang als de heersende klasse waar zij deel van uitmaakte. Dit veranderde toen in sommige – vooral West‐Europese ‐ landen door processen van bureaucratische incorporatie lagere klassen en buitenliggende gebieden in de dominante etnische cultuur werden opgenomen. De sterke bureaucratische staten die opkwamen in Europa creëerden in feite hun naties rond de etnische kern van de heersende klasse door massa‐educatie, socialisatie, burgerlijke cultuur en burgerlijke en wettelijke rechten (Smith, 1991). Andere – vaak postkoloniale ‐ naties kennen een andere oorsprong. Zij komen voort uit etnische gemeenschappen die veel meer ‘volks’ en hecht waren dan de gemeenschappen van het premoderne Europa. Hun culturele afkomst draaide om geloof en de bijbehorende mythen en tradities. In tegenstelling tot de rationele, seculiere, bureaucratische staten die naties vormden vanuit een etnisch dominante kern, hadden deze etnische culturen veel meer moeite om hun gemeenschappen te transformeren in naties. De krachtige, doordringende structuur van deze volkse gemeenschapen vereiste intelligentsia om de gemeenschap te mobiliseren. Voortbouwend op een
17
Inburgeren in anderhalf uur verondersteld verleden, een gouden tijdperk, hoopte de intellectuele elite de traditionele etnische gemeenschappen in dynamische politieke naties te veranderen (Smith, 1991, p. 69). Deze ontstaansgeschiedenis van de eerste naties laat zien waar oorsprong van de constructie van nationale identiteit gevonden kan worden. Het zijn historisch gezien de heersende klassen of de intellectuele elites die actief zijn in wat Appadurai de ‘mobilisatie van verschillen’ noemt. Zij produceerden de eerste representaties van de natie die de constructie van een overkoepelende nationale identiteit bij etnische gemeenschappen mogelijk maakte. Op basis van de verschillende ontstaanswijze van naties zijn volgens Smith (1991) twee typen nationale identiteit te onderscheiden: het ‘standaard’ westerse type en het ‘alternatieve’ etnische type. Het westerse idee van nationale identiteit is gebaseerd op enkele componenten: historisch territorium, een politiek‐wettelijke gemeenschap, een politieke en wettelijke gelijkheid van leden en een gemeenschappelijke burgerlijke cultuur en ideologie. Het niet‐westerse idee van nationale identiteit vindt zijn oorsprong in Oost‐Europa en het Midden‐Oosten en bestaat uit andere componenten: afstamming en familiebanden, lokale dialecten en gebruiken en tradities. Hoewel de twee typen historisch verschillend zijn, bevatten de meeste huidige nationale identiteiten elementen van beiden. In sommige naties domineren burgerlijke en territoriale aspecten terwijl in andere naties de nadruk meer op tradities en afstamming ligt. Smith onderscheid vijf fundamentele kenmerken van een moderne nationale identiteit: 1. Historisch territorium van het thuisland 2. Gedeelde mythen en historische herinneringen 3. Gedeelde, massale publieke cultuur 4. Gedeelde rechten en plichten voor alle leden 5. Gedeelde economie met territoriale mobiliteit voor alle leden.
(Smith, 1991, p. 14)
De geschiedenis en kenmerken van nationale identiteit zijn in de huidige nationale identiteiten terug te vinden. In Nederland is het de opkomende bureaucratische staat geweest die door massa‐ educatie, socialisatie, burgerlijke cultuur, en burgerlijke en wettelijke rechten de Nederlandse natie heeft vormgegeven. Van de vijf kenmerken van de moderne nationale identiteit die Smith geeft zijn de eerste drie hier het meeste van belang. Het historisch territorium van het thuisland bepaalt de grenzen van Nederland als ingebeelde gemeenschap. Het Nederlands territorium bakent letterlijk af wat Nederland is en wat niet. Bovendien is het Nederlandse land en landschap een bron voor symbolen die de Nederlandse identiteit vorm geven: dijken, polders, meren, rivieren, maar ook steden, gebouwen en snelwegen. De gedeelde mythen en historische herinneringen bieden een verdere symboliek en stof voor een 18
2. Theoretisch kader nationalistisch discours. Rituelen en ceremonies, maar ook folklore, volkshelden en klederdracht zijn sterke symbolen van de Nederlandse identiteit. Een gedeelde massale publieke cultuur ten slotte kan gezien worden als het podium waarop de constructie van de nationale identiteit plaatsvindt, de geboortegrond van de ingebeelde gemeenschap. In deze publieke cultuur worden landschap, symbolen, mythen, geschiedenis en rituelen toegankelijk gemaakt en gedeeld door de leden van de natie. Volgens de sociaal‐wetenschapper Michael Billig (1995) is er echter een probleem met het begrip nationalisme en nationale identiteit zoals het tot nu toe is besproken. De ‘uitvinding’ van een natie, het mobiliseren van etnische groepen en het creëren van nationale identiteit hebben als ultiem doel de soevereine natiestaat. Als deze staat er eenmaal is, lijkt nationalisme op te lossen in het niets. Nationalisme wordt genoemd in combinatie met separatisten, fascisten en guerrilla’s. In de oude, gevestigde natiestaten van het ‘Westen’ is de ideologie zo goed als onzichtbaar (p. 6). Dat is onterecht, zegt Billig. Nationalisme lost niet op in gevestigde natiestaten, het wordt onderdeel van de dagelijkse routine, een altijd aanwezige herinnering aan de nationale identiteit van haar inwoners (ibid.). Billig noemt dit banaal nationalisme: de ideologische gewoontes die het voor de gevestigde naties van het Westen mogelijk maken om zich te reproduceren (p. 6). Als voorbeeld noemt hij de nationale vlag: bij bijzondere gelegenheden wordt er naar de vlag gesalueerd, maar in de alledaagse routine wordt bijvoorbeeld een vlag aan de gevel van het gemeentehuis nauwelijks opgemerkt. Dit soort onbewuste herinneringen aan de natie zorgen er echter voor dat mensen hun nationale identiteit niet vergeten. Een belangrijke rol is hierin weggelegd voor de nationale media.
2.5 Massamedia en nationale identiteit Massamedia zijn vanaf het ontstaan van de eerste naties al betrokken bij het creëren van een nationale identiteit. Tijdens de opkomst van de eerste bureaucratische staten in West‐Europa speelden de printmedia een grote rol in het verenigen van de vele verschillende etnische gemeenschappen (Anderson, 1991). Met de opkomst van wat Anderson ‘print capitalism’ noemt, ontstond er een vertegenwoordiger van de verbeelde natie die er voor zorgde dat mensen zichzelf en anderen voor het eerst in nationale termen gingen zien. Vooral op het gebied van taal speelden gedrukte media een grote rol. Door afnemende dominantie van het Latijn als ‘lingua franca’ werden de lokale talen populairder. Op den duur vervingen dominante gedrukte media binnen een staat de grote verscheidenheid aan lokale talen en dialecten door één taal en creëerden zo een gemeenschappelijk ´veld´ waarin informatie kon worden uitgewisseld (p. 44). Bovendien zorgden de gedrukte media voor meer stabiliteit en vastigheid van een taal door het tempo van linguïstische
19
Inburgeren in anderhalf uur veranderingen te verlagen. De media brachten ook een ‘language of power’: de officiële taal waarin er over of tegen de natie werd gesproken (p. 45). De rol van de gedrukte media als belangrijkste uitdrager van nationale identiteit werd in Europa in de loop van de 20ste eeuw overgenomen door de (publieke) televisie (Van den Bulck, 2001). De door de staat gecontroleerde publieke omroepen werden de nieuwe ‘audiovisuele ruimte’ van de natie: ze zorgden tegelijkertijd voor interne integratie, maar ook voor een denkbeeldige lijn tussen ‘zij’ en ‘wij’ (zij die wel of niet aangesproken werden door de programma’s) (p. 4). De kracht van de publieke televisie was groot, ze creëerde letterlijk een nationaal publiek. In de woorden van Stuart Hall: “The BBC produced the nation which it addressed: it constituted its audience by the ways in which it represented them” (1993, in: Van den Bulck & Sinardet, 2006, p. 4). Om de rol van de televisie in de constructie van nationale identiteit verder toe te lichten, is het belangrijk om het proces van representatie terug te halen en dan met name de rol die communicatie daarin speelt. James Carey onderscheidt twee benaderingen van communicatie: communicatie als transmissie en communicatie als ritueel (Carey, 1989). De eerste vorm is het meest gangbaar in onze cultuur. Communicatie als transmissie komt voort uit het industriële beeld van iets zenden van punt A naar punt B. In dit communicatiemodel draait het om zender, boodschap en ontvanger, de transmissie van informatie. De rituele vorm is veel minder gangbaar en draait meer om dingen delen, participatie, associatie en gemeenschap (p. 18). Het is geen toeval dat in het Engels het woord “communication” verwant is aan woorden als “community” (gemeenschap) en “common” (gedeeld). De rituele benadering van communicatie richt zich niet op het verzenden en ontvangen van boodschappen door de ruimte, maar op het onderhouden van gemeenschappen in de tijd. Carey definieert communicatie als volgt: communicatie is een symbolisch proces waarbij de realiteit wordt geproduceerd, onderhouden, gerepareerd en getransformeerd (p. 23). Communicatie produceert de werkelijkheid door het gebruik van symbolen. Deze symbolen zijn volgens Carey zowel een representatie voor als een representatie van de werkelijkheid. Als voorbeeld geeft hij de blauwdruk van een huis: als representatie voor de werkelijkheid fungeert de blauwdruk als een verzameling symbolen die als begeleiding dienen om het daadwerkelijke huis te bouwen. Maar wanneer men spreekt over dat huis kan men ook naar de blauwdruk wijzen en zeggen: “Dát huis bedoel ik” (p. 29). Massacommunicatie gezien vanuit dit rituele perspectief op communicatie is dus communicatie die een bepaalde realiteit produceert, onderhoudt, repareert en transformeert. Dit geldt ook voor nationale identiteit: het bestaan van de natie is een realiteit die mede door massamedia wordt geproduceerd en onderhouden. Nationalisme speelt hier een grote rol, niet als ideologie, maar meer als taal en symboliek (Smith, 1991, p. 76). Anderson (1991) noemt nationalisme meer een culturele uiting dan een ideologie, meer verwant aan religie en broederschap dan aan politieke doctrines als liberalisme en fascisme (p. 5). Het is het banale nationalisme, het ‘nationaal 20
2. Theoretisch kader discours’ van vlaggen, munten, volkshelden en hoofdsteden dat de nationale identiteit in stand houdt. De moderne publieke cultuur die tegelijk is opgekomen met de eerste naties is vanaf het begin gevuld met representaties van de natie en nationale identiteit (Smith, 1991, p. 76). Een voorbeeld van de invloed van televisie op nationale identiteit zijn de zogenaamde media events (media‐evenementen): live televisie‐uitzendingen van belangrijke, historische ceremonieën (Reijnders, 2006, p. 25). Voorbeelden van media‐evenementen zijn het huwelijk van kroonprins Willem‐Alexander en Máxima, Prinsjesdag, sportevenementen als de Olympische Spelen en het WK voetbal, maar ook de begrafenis van Pim Fortuyn. Dergelijke media‐evenementen trekken een massaal televisiepubliek, ze onderbreken de dagelijkse routine en dragen bij aan de solidariteit van de maatschappij. “Door naar media‐evenementen op televisie te kijken voelen mensen zich betrokken bij een collectief (…) en worden er bepaalde gemeenschappelijke waarden gevierd” (Reijnders, 2006, p. 25). Maar ook meer alledaagse televisieprogramma’s als het Journaal kunnen bijdragen aan een gevoel van nationale identiteit. Alleen al door de indeling van nieuws in binnenland en buitenland – ‘wij’ en ‘zij’ ‐ worden de grenzen van de natie afgebakend (p. 30). Ook entertainment als drama, quizzen en shows bieden een representatie van nationale identiteit (Van den Bulck & Sinardet, 2006). Shows laten de natie kennismaken met het arsenaal aan sterren dat een land rijk is, terwijl quiz‐ en spelprogramma’s burgers gelegenheid geven om via het scherm andere burgers te ‘ontmoeten’ (p. 5). In quizzen wordt de kennis over het eigen land en de eigen cultuur getoetst en herhaald. Bovendien wordt er door de formulering van quizvragen afgebakend ‘wat nationaal is’ en wat niet. In een analyse van de Vlaamse en Engelse versie van de quiz The Weakest Link (‘De Zwakste Schakel’ in het Nederlands) hebben Van den Bulck en Sinardet een onderscheid gemaakt tussen vragen die verwijzen naar binnenland, buitenland en globaal/universeel. Hoewel The Weakest Link onmiskenbaar een voorbeeld is van westerse (of zelfs globale) mediacultuur, bleek een groot deel van de vragen toch te refereren aan het nationale. Op het eerste gezicht viel een groot deel van de vragen in de categorie universeel/globaal, maar door de formulering van de vraag of een referentie naar specifieke nationale kennis werden deze vragen toch ‘thuis gebracht’ (p. 12). Ook voor vragen die verwezen naar het buitenland kan geargumenteerd worden dat deze eerder verwijzen naar een ‘wereld van naties’ dan naar een universele wereld (p. 13). Deze alledaagse aanwezigheid van de natie in de media roept opnieuw de vraag op of de dreigende afbreuk van nationale identiteiten zoals die in hoofdstuk 1 is besproken wel zo groot is als wordt beweerd. In dit onderzoek zal het voorkomen van (banaal) nationalisme in de Nederlandse media nader worden bekeken door de constructie van nationale identiteit in televisie‐entertainment te onderzoeken. Zoals gezegd zal hiervoor een analyse worden gemaakt van de programma’s Ik Hou van Holland en Raymann is Laat.
21
3. Methode van onderzoek
3. Methode van onderzoek
3.1 De programma’s Er is voor beide programma’s gekozen vanwege de relatie met Nederland en de Nederlandse – of niet‐Nederlandse ‐ cultuur. Er wordt verwacht dat Nederland en ‘Nederlands zijn’ in beide programma’s sterk naar voren komt. Bovendien lijken de programma’s genoeg overeenkomsten en verschillen te hebben om een interessante vergelijking op te leveren. In tabel 1 zijn een aantal kenmerken van Ik Hou van Holland (IHvH) en Raymann is Laat (RiL) naast elkaar gezet. Beide programma’s kunnen in de eerste plaats worden gezien als entertainment en ze bevatten allebei in bepaalde mate humor, bekende Nederlanders, quizvragen en muziek. Beide programma’s worden ook goed bekeken op de zaterdagavond (IHvH beter dan RiL). Het belangrijkste verschil is dat in Ik Hou van Holland alles wat Nederlands is centraal staat en in Raymann is Laat juist aandacht is voor andere culturen. Verder is IHvH van het commerciële RTL4 en RiL van de publieke NPS. Dit betekent dat het voornaamste doel van IHvH waarschijnlijk zal zijn om een zo groot mogelijk aantal kijkers van een bepaalde doelgroep te trekken, terwijl er van RiL naast entertainment ook nog een meer maatschappelijke inhoud van het programma verwacht mag worden. Er zal rekening worden gehouden met deze verschillen in doelstelling om eventuele verschillen tussen de programma’s mogelijk te kunnen verklaren. Tabel 1, Kenmerken van de geanalyseerde programma’s.
Ik Hou van Holland
Raymann is Laat
Genre
Entertainment
Entertainment
Format
Quiz met panels van bekende Late night talkshow/comedy met Nederlanders
gasten, sketches en optredens
Zender
RTL4 (commercieel)
Ned1 (NPS, publiek)
Tijdstip van uitzending
Zaterdagavond 20:30 uur*
Zaterdagavond 22:00 uur*
Kijkcijfers
Gemiddeld ongeveer 1,6 miljoen Gemiddeld ongeveer 625.000 in
Presentatie
in februari/maart 2009**
februari/maart 2009**
Linda de Mol
Jörgen Raymann
*Uitzendtijden in november en december 2008 (geanalyseerde uitzendingen) **Bron: www.kijkenluisteronderzoek.nl (afgerond gemiddelde berekend aan de hand van kijkcijfers van 4 uitzendingen)
23
Inburgeren in anderhalf uur Ik Hou van Holland is opgezet als quiz waarin twee panels met vaste ‘captains’ en wisselende bekende gasten worden getoetst op hun kennis van Nederland. Het programma wordt gepresenteerd door Linda de Mol en vaste teamcaptains zijn Beau van Erven Dorens en Jeroen van Koningsbrugge. Het winnende team en de bijbehorende tribune met publiek gaat aan het eind van het programma naar huis met een – vaak ludieke ‐ ‘typisch Nederlandse’ prijs. Raymann is Laat is een combinatie tussen comedy en interviews met bekende gasten. Het programma wordt gepresenteerd door de cabaretier Jörgen Raymann die ook de stand‐up comedy en sketches met een aantal terugkerende typetjes voor zijn rekening neemt. Centraal in het programma staat het multiculturele karakter van de Nederlandse samenleving. Elke aflevering wordt afgesloten met een optreden van een bekende artiest.
3.2 Dataverzameling Voor de analyse zijn van elk programma in totaal zes afleveringen gebruikt. De gebruikte afleveringen zijn uitgezonden van 8 november 2008 tot 13 december 2008. De afleveringen zijn gedownload van de websites www.rtlgemist.nl voor Ik Hou van Holland en www.uitzendinggemist.nl en www.raymannislaat.nl voor Raymann is Laat. Van Raymann is Laat waren er van de laatste twee weken van november geen uitzendingen beschikbaar, dus zijn er aanvullend een uitzending van 20 december 2008 en 14 februari 2009 gedownload. Om de programma’s zo goed mogelijk te kunnen vergelijken zijn voor de analyse in eerste instantie voor beide programma’s de uitzendingen van 6 en 13 december en 8 november gebruikt. Op deze manier is er voor gezorgd dat eventuele verwijzingen naar de actualiteit (de uitzendingen van 6 december vallen bijvoorbeeld een dag na Sinterklaas) voor beide programma’s gelijk zullen zijn. Er is zo ook geprobeerd te voorkomen dat eventuele verschillen tussen de programma’s te maken hebben met verschillende data van uitzending. De overige uitzendingen zijn vervolgens gebruikt als vergelijkingsmateriaal voor de resultaten na de eerste analyse.
3.3 De analyse De analyse van de uitzendingen is uitgevoerd in twee delen. Deze tweedeling is gebaseerd op twee fases in kwalitatief onderzoek die Blumer (1969) onderscheidt: exploratie en inspectie. Het doel van de eerste fase was een verkenning om beide programma’s in kaart te brengen en bekend te raken met het onderzoeksmateriaal. Hierbij zijn de gedownloade afleveringen een aantal keer bekeken waarbij er is gelet op de inhoud, maar vooral op de structuur van de programma’s. Dit leverde een inventarisatie op van terugkerende elementen in de programma’s. Ook is er gelet op aanknopingspunten voor verdere analyse. Voor beide programma’s is vervolgens van drie
24
3. Methode van onderzoek uitzendingen een transcript gemaakt. Dit transcript betrof met name gesproken tekst, maar voor enkele onderdelen zijn ook de beelden getranscribeerd (zie Bijlage 1 en 2). De exploratie diende als basis voor de tweede fase, de inspectie. Hierin is op de afleveringen een kwalitatieve analyse uitgevoerd. Het doel van deze analyse was het achterhalen van hoe in de programma’s verschillende betekenissen geproduceerd worden, “de reconstructie van de betekenisstructuur in het materiaal” (Wester & Peters, 2004, p. 67). De belangrijkste analysemethode die hiervoor is gebruikt, is de discoursanalyse. Met discours wordt een specifieke soort wereldkennis bedoeld die bepaalt hoe de wereld begrepen wordt en hoe dingen in deze wereld worden gedaan (Rose, 2007, p. 142). Met andere woorden: discoursanalyse wordt gebruikt om te onderzoeken hoe de geproduceerde betekenissen in de programma’s een bepaalde kijk op de wereld construeren (p. 146). Deze vorm van analyse richt zich met name op tekst (Mason, 2002, p. 57), in dit onderzoek is dat vooral gesproken tekst. Gillian Rose (2007) onderscheidt een aantal onderdelen van discoursanalyse waar tijdens de analyse extra aandacht aan is besteed. Allereerst zijn dat de zogenaamde “key themes” (p. 157), belangrijke terugkerende thema’s in de afleveringen. Ook is er gelet op de manier waarop de programma’s uitspraken doen over de waarheid, zogenaamde “claims to truth” (p. 161). Bij deze claims is er ook op gelet op de manier waarop ze gepresenteerd werden, als vanzelfsprekende waarheid of onderbouwd met (wetenschappelijke) argumenten. Verder is er extra aandacht besteed aan het onzichtbare, welke keuzes er wel of juist niet gemaakt zijn en welke aannames en implicaties er achter bepaalde teksten of beelden schuilgaan (p. 165). Tot slot is er op basis van de theorie extra aandacht besteed aan het gebruik van de termen ‘wij’ en ‘zij’ en ‘hun’ en ‘ons’. Daarbij is gelet op de nationaliteit of groep waar met deze termen naar werd verwezen. Op basis van de exploratie zijn er een aantal onderwerpen geselecteerd die als relevant werden geacht voor de beeldanalyse: het decor, het publiek, andere mensen in beeld en voor Ik Hou van Holland de leader. Van deze onderwerpen is tijdens de analyse een transcript gemaakt op het moment dat ze voor het eerst in beeld kwamen. Vervolgens zijn alleen nog beelden opgenomen in de analyse wanneer die opvallend afweken van het aanvankelijke transcript. Dit om te voorkomen dat er keer op keer de zelfde dingen zouden worden getranscribeerd. Ook zijn er voor IHvH fragmenten van andere televisieprogramma’s of sportwedstrijden weggelaten uit het transcript omdat die niet relevant werden geacht voor de beeldanalyse. Het beeldmateriaal is bekeken aan de hand van een zogenaamde semiotische analyse. Daarbij is vooral gelet op symbolen, beelden die een bepaalde betekenis met zich meebrengen (Rose, 2007, p. 83). Er is per shot nauwkeurig opgeschreven wat er in beeld te zien is, zonder daarbij meteen al waarden en betekenissen aan dingen toe te kennen. Vervolgens is van elk van de symbolen de connotatie opgeschreven (p. 87). Op die manier ontstond er een overzicht van symbolen en hun betekenissen dat aanwijzingen gaf over het bredere discours dat in de beelden zit opgesloten. 25
Inburgeren in anderhalf uur De analyse is uitgevoerd met behulp van het kwalitatieve analyseprogramma MaxQDA. De transcripties zijn in het programma ingeladen waarna er aan bepaalde zinnen of zinsdelen codes zijn toegekend. Deze codes zijn vervolgens ondergebracht in een hiërarchie van meer en minder abstracte categorieën. Hierdoor kwamen vanzelf terugkerende thema’s in de programma’s naar voren. Er is ook gekeken naar verbanden tussen verschillende codes en categorieën en het voorkomen van bepaalde thema’s in relatie tot andere thema’s. Met behulp van memo’s is bijgehouden welk discours er in de tekst aangetroffen werd. De analyse had een cyclisch karakter. Er is op basis van de analyse van de tekst een aantal keer teruggekeerd naar de uitzendingen, waarna de analyse bijgeschaafd kon worden. Ook zijn er aanvullende afleveringen gebruikt om te zien of gevonden resultaten daar eveneens van toepassing waren. Uiteindelijk ontstond er zo een steeds helderder beeld van het belangrijkste discours en dominante thema’s in beide programma’s.
3.4 De onderzoeker De analyse is uitgevoerd door mij persoonlijk en daardoor onvermijdelijk beïnvloed door mijn persoonlijke achtergrond en interpretaties. Daarom is het belangrijk om kort wat persoonlijke achtergrond te geven zodat de resultaten op de juiste manier gelezen kunnen worden. De programma´s zijn bekeken vanuit het perspectief van een geboren Nederlander, van wie voorgaande generaties ook geboren Nederlanders zijn. Dat zorgt voor een ´autochtoon´ gezichtspunt, zeker wat Raymann is Laat betreft, een programma waarin culturele minderheden in Nederland centraal staan. Bij de interpretatie van sommige teksten in RiL zorgde dit voor een gebrek aan kennis van een taal of cultuur waardoor sommige conclusies misschien kort door de bocht of bevooroordeeld zijn. Woorden die ik niet kende heb ik opgezocht of gevraagd aan kennissen en buren van Surinaamse, Antilliaanse of Marokkaanse afkomst. Verder was ik voorafgaand aan het onderzoek bekend met beide programma’s, maar geen vaste kijker. De uitzendingen die gebruikt zijn voor de analyse had ik daarvoor nog nooit gezien. Wat dat betreft had ik aan het begin van de analyse nog geen gedetailleerd beeld van wat de programma´s inhielden. Dit zorgde ervoor dat ik vrij onbevangen kon beginnen aan de analyse en niet bang hoefde te zijn dat de analyse gestuurd zou worden door te veel kennis over de programma’s. Wel had ik vooraf ideeën over de inhoud en toon van beide programma’s. Ik heb geprobeerd deze ideeën zo veel mogelijk buiten beschouwing te laten. In latere fases van de analyse heb ik regelmatig kritisch gekeken naar de resultaten om te zien of die wellicht beïnvloed waren door mijn mening over beide programma’s.
26
4. Resultaten
4. Resultaten 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen per programma de belangrijkste resultaten van de analyse worden besproken. Om te beginnen wordt er kort een overzicht gegeven van de verschillende onderdelen waaruit een aflevering van het betreffende programma bestaat. Vervolgens wordt ingegaan op het belangrijkste discours: het kader waarbinnen betekenis in de programma’s wordt geproduceerd. Dit discours wordt nader uitgewerkt aan de hand van enkele belangrijke thema’s ‐ key themes – in beide programma’s. Daarbij wordt aandacht besteed aan verschillende claims to truth die worden gedaan.
4.2 Resultaten voor Ik Hou van Holland Elke aflevering van IHvH bestaat uit de volgende onderdelen: 1. De leader: een kort animatiefilmpje dat eindigt met het logo van het programma. 2. Mensen op straat: fragmenten van mensen op straat die vertellen waarom ze “van Holland houden”. 3. Openingstune: het nummer “Ik hou van Holland” en shots van de studio. 4. Introductie: een openingspraatje door presentatrice Linda de Mol en het voorstellen van de band en de teams. 5. De eerste ronde: vragen over Nederlandse films en televisieprogramma’s aan de hand van fragmenten. 6. Tussenrondes: de band speelt een Nederlands nummer dat geraden moet worden (deze ronde komt na elke vragenronde). 7. De tweede ronde: “Ons kent ons”, vragen over de gemiddelde Nederlander. 8. De derde ronde: het spellen van woorden. 9. De vierde ronde: de betekenis van een Nederlands woord raden. 10.De vijfde ronde: het raden van namen van bekende Nederlanders aan de hand van een omschrijving. 11.De zesde ronde: “Hollandse basiskennis”, kennisvragen over Nederland. 12.De zevende ronde: het opnoemen van zo veel mogelijk dingen uit een rij. 13.De achtste ronde: vragen over sport. 14.Negende ronde: inschattingsvragen en draaien aan een rad voor punten. 15.Afsluiting Linda de Mol. 16.Eindmuziek, aftiteling. 27
Inburgeren in anderhalf uur Het grootste gedeelte van het programma bestaat dus uit vragenrondes. Het belangrijkste discours in IHvH is dan ook dat van kennis over Nederland. Met de vragen die worden gesteld produceert IHvH een overzicht van alles dat Nederlands is. Deze kennis wordt echter niet op een neutrale manier gepresenteerd, het programma ziet hier voor zichzelf een duidelijke rol in. Deze rol wordt in de volgende paragraaf verder uitgewerkt. 4.1.2 De leerzaamheid van IHvH In Ik Hou van Holland worden een aantal claims gemaakt over het programma zelf. Zo zegt presentatrice Linda de Mol na een reclameblok: “U kijkt nog steeds naar Ik Hou van Holland, oftewel: hoe burger ik in in anderhalf uur. Nou gewoon hier op RTL4 op de zaterdagavond.” Het programma wordt hier vergeleken met de inburgeringscursus voor immigranten. De suggestie wordt gewekt dat IHvH de kijker alles leert wat hij of zij moet weten over Nederland. Hier schuilt bovendien de aanname achter dat kennis over Nederland een voorwaarde is voor het ‘Nederlanderschap’. Nederlander zijn is kennis hebben over Nederland. IHvH veronderstelt dus dat er in de vragen die worden gesteld een bepaalde leerzaamheid zit. Zo is er de ronde ‘Hollandse basiskennis’ waarover De Mol zegt: “Hollandse basiskennis, het woord doet vermoeden dat al die informatie tot de basis hoort en dat iedereen het dus allemaal weet, maar niets is minder waar. De basiskennis is vaak bedroevend diep weggezakt, vandaar deze opfriscursus.” Iets soortgelijks wordt er gezegd over de spellingsronde: “Wij gaan spellen en dat klinkt makkelijker dan het is. Sinds wij elkaar zijn gaan sms’en is de klad er behoorlijk ingekomen. Wij doen hier één laatste poging om onze taal te beschermen tegen het huidige onderwijs.” En: “Alledaagse woorden spellen zonder computer of woordenboek, gewoon uit het hoofd, dat is een zeldzaam goed geworden in Nederland.”
28
4. Resultaten De leerzaamheid van IHvH heeft dus een functie: het “opfrissen” van kennis over Nederland en de Nederlandse taal. Deze kennis is blijkbaar weggezakt of nooit aanwezig geweest en dat wordt als erg negatief beschouwd. Wederom blijkt hier het belang dat het programma hecht aan kennis over Nederland. IHvH neemt hier de taak op zich om Nederlanders opnieuw in te burgeren in hun eigen cultuur. Dit geldt ook voor sommige gasten. Bij het voorstellen van model Frederique van der Wal zegt teamcaptain Jeroen van Koningsbrugge het volgende: “Voor deze dame, het is voor mij ook heel spannend dat ze er is, want ze is 20 jaar niet in Nederland geweest…” (Van der Wal:) “Maar ik hou van Holland” (Van Koningsbrugge:) “Tuurlijk, want anders ben je hier niet natuurlijk. En het is een soort geschiedenisles voor jou hè, vanavond?” (Van der Wal:) “Ja ik denk dat... euh ja ik ben heel benieuwd.” (Van Koningsbrugge:) “…een beetje opvijzelen, en we gaan haar allemaal helpen toch?” En tegen oud‐bokser Lucia Rijker zegt Linda de Mol: “Lucia, heel lang in Amerika gezeten, hoe is je Nederlandse spelling?” Er wordt verwacht dat wie langere tijd in het buitenland zit, kennis over de Nederlandse taal en cultuur verliest. Door mee te doen aan IHvH kan deze kennis weer worden opgefrist. Verder is het opvallend dat Van der Wal zegt wel van “Holland te houden”, ondanks het feit dat ze er al twintig jaar niet woont. Hier zit de aanname achter dat wie in het buitenland woont niet van Nederland zou houden. Het feit dat ze mee doet aan IHvH bewijst echter dat ze nog wel van Holland houdt. De leerzaamheid van IHvH zit hem vooral in de vragenrondes ‘Hollandse basiskennis’ en spelling. Ten opzichte van andere rondes worden deze rondes als moeilijker beschouwd, en als belangrijker, gezien de eerder genoemde noodzaak om deze kennis op te frissen. De vragen in deze ronde worden ten opzichte van andere rondes dan ook extra serieus genomen: (De Mol:) “Even serieus nu, terug naar de schoolbanken, we draaien de duimschroeven aan, een hele serieuze ronde: de Hollandse basiskennis.” Tot de ‘Hollandse basiskennis’ behoren vragen uit categorieën als politiek, geschiedenis, topografie, kunst, literatuur en actualiteit. De kwalificatie ‘basiskennis’ suggereert dat de vragen in deze ronde
29
Inburgeren in anderhalf uur verwijzen naar een soort kennis die elke Nederlander zou moeten hebben. Het gaat dan om kennis als:
“Wie is de voorzitter van de Tweede Kamer?” “Hoeveel gulden was een daalder?” “In welke provincie ligt de stad Deventer?” En: “Hoe heet het boek van Gerard Reve dat de 10 laatste dagen van 1946 beschrijft vanuit de beleving van de kantoorklerk Frits van Egters?”
Binnen het discours van kennis over Nederland valt er dus een onderscheid te maken tussen verschillende soorten kennis. Om te beginnen zijn dat de ‘Hollandse basiskennis’ en kennis van de Nederlandse taal en spelling. IHvH presenteert zichzelf als een soort inburgeringscursus en binnen die cursus wordt er extra belang gehecht aan kennis die volgens het programma weinig aanwezig is onder de Nederlanders. 4.1.3 Nederland en de Nederlanders Behalve claims die te maken hebben met het programma zelf, gaat een groot deel van de claims direct over Nederland en de Nederlanders. Er worden hier bepaalde kenmerken en eigenschappen toebedeeld aan Nederland, vaak aan de hand van bekende vooroordelen. Zo zegt Linda de Mol over het woord ‘leesportefeuille’:
“…het is een typisch Nederlands verschijnsel, we zijn zuinig.”
Of naar aanleiding van een vraag over Nederlandse achternamen: “Dat is in Volendam een hele makkelijke vraag want daar hebben ze maar vier achternamen volgens mij, toch?” Dit soort claims is nauw verweven met het gebruik van ‘wij’ en ‘zij’. Als er in IHvH werd gesproken over een “wij” buiten de context van het programma dan werd daar altijd het Nederlandse volk mee bedoeld. Een aantal uitspraken ging direct over ‘ons’ in relatie tot het land Nederland. Het gaat dan om zinnen als:
“De finale bestaat uit een aantal inschattingsvragen over ons landje.”
30
4. Resultaten De bijna liefkozende term “ons landje” wijst erop dat het hier niet zomaar om kennis gaat, maar om kennis over Nederland die ‘ons’ allemaal aangaat. Ook als het over sport ging, werd er een aantal keer gesproken over ‘ons’: “…Europees kampioen zijn we ook al niet geworden.” En: “Beijing heeft ons een enorme stapel medailles opgeleverd.” Met “we” en “ons” wordt hier de hele Nederlandse natie bedoeld en niet de individuele sporters. Het (thuis)publiek wordt hier aangesproken als zijnde de Nederlandse natie en de sporters waarnaar er wordt gerefereerd worden gezien als vertegenwoordigers van die natie. Verder werd er gerefereerd aan gedrag of kenmerken die blijkbaar bij Nederlanders horen. Bijvoorbeeld (over de Olympische Spelen in Beijing): “daar zie je hoe ongelooflijk saamhorig wij Nederlanders worden als we een gek oranje petje opzetten en voor onze sporters gaan juichen.” Maar ook: “De meeste van ons Nederlanders vinden het heerlijk om met een bord op schoot naar het voetbal te kijken…” En: “Wij Nederlanders zijn gek op rijtjes, behalve in de supermarkt bij de kassa.” Ook waren er uitspraken te onderscheiden over wat ‘van ons’ is, bijvoorbeeld “onze sporters” of “ons gevoel voor de medemens”. Door dit gebruik van ‘wij’ schetst IHvH een beeld van wie ‘wij’ als Nederlanders zijn en wat er allemaal van ‘ons’ is. Het programma creëert zo een publiek van Nederlanders met gemeenschappelijke kenmerken. Tegelijkertijd wordt hiermee afgebakend wie er bij de ‘wij’ horen en wie niet. Wie bijvoorbeeld niet gek is op rijtjes kan blijkbaar geen Nederlander zijn. Opvallend is dat er geen enkele keer wordt gesproken over een expliciete ‘zij’. Een groot deel van claims over Nederland en de Nederlanders zit verwerkt in de vragen. Het gaat dan vooral om vragen die draaien om kennis over de ‘doorsnee Nederlander’. Dit zijn om te beginnen vragen waar statistieken moeten worden aangevuld, bijvoorbeeld: 31
Inburgeren in anderhalf uur “35% van de Nederlandse vrouwen denkt gelukkiger te zijn met…” (een beter figuur) En: “9% van de Nederlandse mannen houdt meer van zijn vrouw nadat zij…” (… een cosmetische ingreep heeft ondergaan) Andere vragen gaan om het opnoemen van rijtjes, bijvoorbeeld:
“We zoeken de 20 meest voorkomende Nederlandse achternamen…”
Hier wordt kennis geproduceerd over wat typisch Nederlandse namen zijn. Het leert de kijker dat de doorsnee Nederlander bijvoorbeeld waarschijnlijk Jansen of De Vries zal heten. Er zijn tot slot behalve statistieken en rijtjes ook inschattingsvragen als:
“…hoeveel eieren eet de Nederlander per jaar?” En: “Hoe oud is de gemiddelde Nederlander als hij of zij zijn of haar maagdelijkheid verliest?”
Ook hier wordt er regelmatig gesproken van ‘wij’: “Wat zetten wij op tafel op Eerste Kerstdag?” “Hoeveel euro stonden wij Nederlanders per huishouden rood?” En: “Hoeveel kilo drop eten wij Nederlanders?” Door middel van deze vragen produceert IHvH een grote hoeveelheid kennis over de ‘doorsnee Nederlander’. Het programma leert de kijker over kenmerken, gedrag en voorkeuren van deze ‘doorsnee Nederlander’: hoe veel eieren hij eet, op welke leeftijd hij zijn maagdelijkheid verliest, hoe veel hij rood staat en wat hij op tafel zet met Kerst. Van de kandidaten wordt bovendien verwacht dat zij voldoende kennis over de gemiddelde Nederlander hebben om hier inschattingen en voorspellingen over te maken.
32
4. Resultaten De claims die worden gemaakt berusten regelmatig op bepaalde cijfers en statistieken. De bron van deze cijfers – en daarmee de betrouwbaarheid ‐ blijft vaak onduidelijk. Soms gaat het om cijfers van het programma zelf: “Wat eten we het liefst met kerst, is het geworden. We hebben een enquête gehouden en een top 20 is daar uit voorgekomen en hoeveel van die 20 weten jullie op te noemen. Wat eten Nederlanders het liefst met kerst?” De enquête is gehouden onder het eigen publiek voorafgaand aan de uitzending. Het publiek wordt hier gezien als een representatie van de ‘doorsnee Nederlander’. Een andere keer wordt de bron wel vermeld, als Linda de Mol zegt: “Ik heb hier het getal staan, dit komt van het Centraal Bureau voor de Statistiek dus het klopt exact.” Het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt hier gebruikt als betrouwbare bron om de cijfers extra geloofwaardigheid te geven. 4.1.4 Het publiek en de gasten Als onderdeel van de beeldanalyse is er gekeken naar het publiek. Het publiek van IHvH is verdeeld over twee tribunes. Op de ene tribune is iedereen gekleed in het oranje, op de andere in de kleuren rood, wit en blauw. Deze kleuren komen overeen met het team dat de betreffende tribune ondersteunt. De mensen in het publiek dragen verder een verzameling van hoeden, pruiken, brillen, sjaals en pompons, allemaal in de kleuren van hun tribune (zie figuur 1). De sjaals en pompons doen denken aan voetbalsupporters of cheerleaders en een belangrijke taak van het publiek is inderdaad het toejuichen en aanmoedigen van ‘hun’ team. De rest van de uitdossing van het publiek roept ook associaties op met supporters bij Nederlandse sportwedstrijden of mensen op Koninginnedag. Door die kleding in de nationale kleuren lijkt het alsof het publiek behalve de teams ook Nederland zelf toejuicht. Zoals voetbalsupporters het shirt van hun club dragen, kleed het publiek zich in de nationale kleuren om hun liefde voor Nederland te uiten. De algemene uitstraling van het publiek is homogeen: naast het feit dat iedereen gekleed gaat in dezelfde kleur kleding zijn de mensen in het publiek in alle geanalyseerde uitzendingen blank. De twee tribunes vormen zo twee uniforme massa’s van supporters.
33
Inburgeren in anderhalf uur Figuur 1, Beau van Erven Dorens met op de achtergrond publiek, compleet met oranje bril en hoed
De rol van het publiek als supporters van de twee teams blijkt ook uit de tekstanalyse. Het publiek wordt meer behandeld als fans en supporters dan als een doorsnee publiek. Zo zegt Linda de Mol: “…twee vakken uitzinnige fans – we hebben nooit moeite de studio te vullen…” En: “Het Hollandlegioen zit ook vanavond weer verdeeld over twee tribunes…” De liefde van het publiek voor Nederland wordt ook duidelijk als Linda de Mol zich tot het publiek richt en zegt: “…maar Gód wat houden we van Holland toch? Met z’n allen?” Waarop het publiek reageert met een instemmend gejuich. De rol van het publiek als supporters van beide teams blijkt uit andere reacties: na een goed beantwoorde vraag van een team begint het bijbehorende publiek met het spreekkoor “Het is stil aan de overkant” of “Olé olé olé”. Als rapper Ali B een vraag goed beantwoordt reageert het publiek met “Ali! Ali! Ali!” en als Beau van Erven Dorens uit zijn broek scheurt, zingt zijn tribune “zulke goeie hebben wij nog nooit gehad.” Het publiek draagt ook bij aan de informele sfeer van het programma. Het programma heeft gezelligheid hoog in het vaandel staan. Zoals Linda de Mol zegt: 34
4. Resultaten
“Welkom bij Ik Hou van Holland, ofwel: Nederland op zijn allergezelligst.” En:
“Nou dat moet een gezellige zaterdagavond worden…” Bij het beantwoorden van bepaalde vragen wordt het publiek ook ingeschakeld door beide teamcaptains om advies in te winnen. Vooral bij inschattingsvragen wordt het publiek regelmatig gevraagd, “hoe zit dat bij jullie?”. Het publiek fungeert in die gevallen als afspiegeling van de ´doorsnee Nederlander´. Dit wellicht in tegenstelling tot de ´bekende Nederlanders´ in de twee teams, getuige de volgende opmerking van Linda de Mol: “…hoe goed denken jullie, als alles behalve gemiddelde Nederlanders, de gemiddelde doorsnee landgenoot te kennen?” De bekende Nederlanders in IHvH zijn vooral acteurs, artiesten, modellen, presentatoren en sporters. Opvallend is dat in de aankondiging van deze gasten er sterk vanuit wordt gegaan dat het publiek en de kijker weet wie ze zijn. Dit blijkt uit uitspraken als: “Beau, ik zie het natuurlijk in één oogopslag maar stel je team toch maar even voor, wie zijn het?” “Ja, deze man hoeft niet eens meer voorgesteld te worden, wel even leuk…” “Naast me staat de dame die we allemaal kennen van Can’t Buy Me Love…” En: “Voor de zekerheid, maar hoe moet je deze man nou ooit gemist hebben, dit is onze bekendste Nederrapper, dit is Ali B!” Behalve de aanwezigheid van bekende gasten wordt er in de vragenrondes een overvloed aan bekende Nederlanders opgevoerd in IHvH. In de eerste ronde moeten er vragen over Nederlandse films en televisieprogramma’s worden beantwoord, in de vijfde ronde moeten er namen van bekende Nederlanders worden geraden aan de hand van een omschrijving. Verder zitten er in de ronde over sport vragen over bekende sporthelden en moeten er in de tussenrondes liedjes van bekende artiesten worden geraden. IHvH verwacht dus dat de gasten, het publiek en de kijkers
35
Inburgeren in anderhalf uur bekend zijn met een grote hoeveelheid presentatoren, acteurs, artiesten, sporters, schilders, schrijvers en modellen. Deze worden soms zelfs alleen bij de voornaam genoemd. Behalve de ‘basiskennis’ en kennis over de gemiddelde Nederlander produceert IHvH dus ook kennis over de Nederlandse (populaire) cultuur. Opvallend is dat, in tegenstelling tot bij de taal en de ‘basiskennis’, deze vragen niet als moeilijk worden beschouwd. Kennis over film, televisie en het scala aan Nederlandse sterren wordt bij het publiek als vanzelfsprekend geacht. 4.1.5 Het Nederlandse landschap In de beeldanalyse zijn behalve het publiek ook de leader en het decor van Ik Hou van Holland bekeken. Het decor van IHvH bestaat op eerste gezicht uit een verzameling symbolen die allemaal naar Nederland verwijzen: koeien, tulpen, kaas, molens, Delfts Blauw en de kleuren van de Nederlandse vlag. Het zijn symbolen die veel te maken hebben met wat wordt gezien als het typisch Nederlandse landschap. Bij nadere inspectie lijkt het alsof het decor als geheel ook opgebouwd is als een soort landschap op zich. De studiovloer valt in eerste instantie op door de enorme cirkel in Delfts Blauw met “Ik Hou van Holland” in het midden en de Nederlandse vlag in een baan eronder. Daar achter is de vloer groen, alsof het een weiland of grasveld is. De ruimte van de studio wordt afgebakend door stellages met meerdere verdiepingen die bekleed zijn met kunstgras, waarop levensechte koeien zijn neergezet. Wederom roept dit de associatie op met weilanden en akkers. Op één van de stellages staat een groot draaiorgel. Achter de stellages is een achtergrond te zien van blauw licht, alsof het de blauwe lucht boven het land is. Centraal in de studio staat de desk van Linda de Mol met aan weerszijden de desks van de twee teams en daar achter de bijbehorende tribunes (zie figuur 2). Achter De Mol staat een muur van hele kazen, met daar achter een veld van rode, gele en oranje tulpen. Daar weer achter is een verzameling molens te zien die afsteken tegen de horizon met daarboven weer de blauwe lucht (zie figuur 3). Het decor plaatst het programma dus letterlijk in een typisch Nederlands landschap.
36
4. Resultaten Figuur 2, het decor van Ik Hou van Holland
Figuur 3, de desk van Linda De Mol met daar achter het decor
Door voorwerpen als kazen, molens en een draaiorgel krijgt het programma een wat folkloristisch, Oudhollands karakter. Dit blijkt ook uit de prijzen die er elke aflevering zijn te winnen: een poffertjespakket, een hele kaas of een Delfts Blauw dekbedovertrek.
37
Inburgeren in anderhalf uur De leader van IHvH bestaat uit een animatie die begint met een close‐up van een verzameling tulpen in een grasveld. Boven de horizon is een blauwe lucht te zien. Terwijl de camera over het landschap vliegt wordt er steeds verder uitgezoomd. Er verschijnen diverse silhouetten tegen de horizon: een fiets, een molen, schaatsende mensen, een kerk, de Euromast, koeien en kaasdragers (zie figuur 4). Er verschijnt water in beeld en als de camera verder uitzoomt, blijkt het landschap een grote bol te zijn met in het midden water in de vorm van Nederland. De silhouetten bewegen nog steeds langs de horizon en voor de bol hangt een grote oranje sjaal met de tekst “Ik Hou van Holland” (zie figuur 5). Figuur 4 en 5, screenshots uit de leader van Ik Hou van Holland
38
4. Resultaten Ook hier zijn in eerste instantie een aantal symbolen te zien die te maken hebben met Nederland: de tulpen, molens, fiets, schaatsers en kaasdragers. Het feit dat ze in de animatie verschijnen als silhouetten aan de horizon zegt veel over de symbolische waarde. Deze symbolen worden dermate bekend geacht dat ze slechts als zwart silhouet afgebeeld hoeven te worden. Net als in het decor is ook het ‘typisch’ Nederlandse landschap hier uitgebeeld. Het grasveld en de blauwe lucht vormen een polderlandschap waarin vooral de kerk en de Euromast afsteken als Nederlandse skyline. Als de camera uitzoomt, blijkt het polderlandschap de hele wereldbol te beslaan, met in het midden een zee in de vorm van Nederland. Dit roept een associatie op met Nederland als ‘waterland’ bij uitstek: een land dat deels onder de zeespiegel ligt en deels zelfs gewonnen is uit de zee. De oranje sjaal ten slotte is dezelfde als de sjaal die de mensen in het publiek dragen. De sjaal is een middel om uit te drukken dat je iets steunt, in dit geval het land Nederland, wat nog eens extra duidelijk wordt door de tekst “Ik Hou van Holland”. Het Nederlandse landschap wordt verder genoemd door mensen op straat in het begin van het programma:
“Ik houd van Holland omdat het zo lekker plat is.” En: “Ik houd van Holland omdat het ook aan de zee grenst.”
In de vragen wordt het Nederlandse landschap ook op verschillende manieren gerepresenteerd. Zo wordt er gevraagd naar hoofdsteden en inwonersaantallen van provincies, rivieren en meren, maar ook ‘landmarks’ als voetbalstadions, dierentuinen, hunebedden en de Afsluitdijk. Ik Hou van Holland produceert, tot slot, dus ook kennis over het Nederlandse landschap. Het programma geeft een verzameling van topografische en geografische feiten over Nederland, van Artis en het IJsselmeer tot aan de hunebedden in Drenthe.
4.2 Resultaten voor Raymann is Laat De analyse van Raymann is Laat leverde om te beginnen een overzicht op van de verschillende onderdelen van het programma. Elke uitzending van RiL bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Introductie: een korte inleiding achter de schermen door de hoofdgast. 2. Intromuziek: muziek van een dj, de opkomst van Raymann, shots van het publiek. 3. Een stuk stand‐up comedy van Jörgen Raymann. 4. Een ‘interview’: Raymann interviewt via een beeldscherm een typetje (ook gespeeld door Raymann). 39
Inburgeren in anderhalf uur 5. “Altijd prijs met Achmed”: een sketch met Achmed, een Islamitische slager (gespeeld door Raymann) en een quiz met een ‘kandidaat slager’. 6. “Twee culturen op 1 kussen, daar slaapt Raymann tussen”: een interview/quiz met een bekende Nederlander en zijn of haar partner van niet‐Nederlandse origine. 7. “Groeten uit Marokko”: een reportage van verslaggever Rachid vanuit Marokko. 8. “Tante Es”: een interview met bekende gast door typetje ‘Tante Es’, gespeeld door Raymann. 9. Een muzikaal optreden. 10.Afsluiting en aftiteling. Wat direct opvalt, is de grote diversiteit aan onderdelen in het programma: stand‐up comedy, interviews, reportages, muziek en quizzes. Deze diversiteit aan onderdelen is een afspiegeling van de diversiteit die in het gehele programma terug is te vinden. Het belangrijkste discours in Raymann is Laat is dan ook dat van verschil. Het programma toont de verscheidenheid aan culturen die Nederland rijk is, met de nadruk op de grootste minderheidsgroepen: de Surinamers en Marokkanen. De Nederlandse identiteit ontstaat in contrast met deze verschillende culturen. Er wordt in RiL vaak een vergelijking gemaakt tussen Nederland en andere culturen. Op deze manier ontstaat een beeld van wat Nederlands is, maar vooral ook van wat niet. 4.2.1 Nederland en het buitenland De nadruk op verschil in Raymann is Laat blijkt om te beginnen uit het feit dat in het programma veel aandacht is voor andere landen dan Nederland. Vooral Suriname en Marokko worden vaak genoemd, maar ook Amerika, Italië, Spanje, Polen, Indonesië, Kameroen, Rusland en Irak komen aan bod. Toch is Nederland impliciet sterk in het programma aanwezig. Zo wordt er opvallend vaak de vergelijking gemaakt tussen Nederland en andere landen. Zeker in het onderdeel Twee culturen op één kussen… waarin iemand uit Nederland vertelt hoe het is om kennis te maken met de cultuur van zijn of haar partner. Bijvoorbeeld Martijn, de man van theatermaakster Anouscha Nzume, over Kameroen: “…dat is een beetje de deal die je daar sluit: als je trouwt, trouw je met de hele familie en dat doe je ook voor altijd.” Of Privé‐hoofdredacteur Evert Santegoeds over Indonesië: “Als je daar een cola bestelt en de cola is op dan krijg je twee Fanta, één om het goed te maken. En dat vind ik wel grappig op zich.” 40
4. Resultaten Ook in andere onderdelen wordt er een vergelijking gemaakt tussen Nederland en andere landen. Bijvoorbeeld in Groeten uit Marokko, waar Rachid langs gaat bij een Marokkaanse kapper:
“In Marokko vrouwen knippen vrouwen, maar mannen knippen mannen én vrouwen.”
Het referentiekader is hier Nederlands: er wordt gesproken over “daar” of “in Marokko”. Door te laten zien hoe dingen in andere landen gebeuren is de impliciete boodschap dat dit niet is hoe het in Nederland gaat. Bijvoorbeeld als Evert Santegoeds vertelt over zijn kennismaking met de Indonesische familie van zijn man: “Maar het is een grote familie, en veel begrafenissen zijn er dan hè, een trieste bijkomstigheid is dat dan, maar het aardige daarvan is dan dat er gegeten wordt en euh… heel veel gegeten en geproost. (…) … toen werd de broer van Robberts moeder begraven en toen liepen we drie meter achter de kist en toen ging het weer over eten want toen riep zijn moeder ‘Robbert, we zijn de saus vergeten!’ En daar was de kist en daar liepen wij en het ging weer… dus dat was wel opvallend vond ik.” Het is blijkbaar opvallend als er op een begrafenis in de directe nabijheid van de kist wordt gesproken over eten. Dit zegt ook iets over de Nederlandse cultuur: het wordt in Nederland als oneerbiedig beschouwd om te praten over eten tijdens een begrafenis. Raymann zelf verwijst ook vaak impliciet naar de Nederlandse cultuur. In het onderdeel `Altijd prijs met Achmed´ bijvoorbeeld, geeft de islamitische slager Achmed (Raymann) een jongen van Irakese afkomst een varken: (Jongen:) “Whoo, varken!” (Achmed:) “Maar varken, varken is niet haram want is marsepein. Is varken van marsepein, heb ik gekregen van de buren.” Het gaat hier over het feit dat in het geloof van Achmed en de jongen een varken wordt beschouwd als iets dat onrein (haram) is. Het is echter een marsepeinen varken dat Achmed van zijn buren heeft gehad. De betreffende uitzending is van 6 december, een dag na het Sinterklaasfeest, een feest waarop traditiegetrouw dieren van marsepein worden gegeten in Nederland. De jongen moet als laatste opdracht het varken in kleine stukken snijden en uitdelen aan het publiek. Op deze manier verbindt Raymann een Nederlandse traditie met iets ‘on‐Nederlands’ als de islam. Ook bij andere 41
Inburgeren in anderhalf uur typetjes van Raymann wordt dit contrast opgezocht. Zoals de Antilliaanse stadswacht Edsel die het heeft over de muziek die hij in zijn auto draait: “Witte muziek man, je weet: ik luister alleen Frans Bauer. Het is witte muziek.” Naast het contrast met andere culturen wordt er een enkele keer ook een expliciete claim gemaakt over Nederland. De bekende Nederlandse zuinigheid wordt bijvoorbeeld genoemd: op de vraag of Evert Santegoeds een beetje zuinig is antwoordt zijn partner Robbert Halewijn:
“Euh… Ja Nederlands! Natuurlijk, gierig. Ja hoor!”
Raymann refereert zelf ook aan de nadruk op diversiteit in het programma als hij zegt: “Ja, dames en heren, in Nederland hebben we natuurlijk verschillende relaties tussen mensen van twee verschillende culturen.” De grote culturele diversiteit van RiL is verder duidelijk te zien aan het gebruik van ‘wij’ en ‘zij’ in het programma. RiL toont een gevarieerd en zelfs ambigue gebruik van ‘wij’ en ‘zij’. In de geanalyseerde uitzendingen wordt er met ‘wij’ verwezen naar Nederlanders, maar ook naar “Surinamers”, “zwarte mensen” en “Marokkanen”. Het opvallende is dat dezelfde personen regelmatig wisselen tussen verschillende ‘wij’s’, soms zelfs direct achter elkaar. Zo zegt Rachid in het onderdeel De Groeten uit Marokko: “In Nederland willen we graag dat onze kinderen meerdere talen leren op school…” En twee zinnen verder: “Al sinds het begin van het Arabische rijk zijn Marokkanen grote woordkunstenaars. Ondanks onze grote woordenschat hebben we toch onze handen en voeten nodig.” Hij lijkt binnen enkele zinnen te wisselen van een Nederlandse nationaliteit naar een Marokkaanse. Maar niet alleen nationaliteit, ook etniciteit bakent groepen af. Zo zegt Raymann:
42
4. Resultaten “…wij zwarte mensen hebben zo veel leuke dingen die we meemaken.” Maar twee zinnen verder zegt hij: “Want 30% is maar monogaam van de Italianen, 70% gaat vreemd. Zeventig procent. Surinamers: laatste onderzoek, 69%. Dus die Italianen zijn erger dan wij zijn, dat is duidelijk, veel erger dan wij zijn.” Hij vergelijkt hier een ‘zij’ –de Italianen‐ met een ‘wij’ –de Surinamers. Soms blijft het zelfs onduidelijk wie er wordt bedoeld met ‘wij’. Zo zegt Raymann over het Sinterklaasfeest: “En daarom, ik vier geen Sinterklaas, maar iedereen die het wil vieren: vier het gerust, en dan gaan we volgend jaar weer vechten erover, hè? Hij is weg.” Wie hij bedoelt met ‘we’ blijft onduidelijk. Ten tijde van de uitzending was er discussie over het Sinterklaasfeest vanwege de racistische associaties die sommige mensen hebben bij Zwarte Piet. Hier wordt echter in de voorafgaande tekst door Raymann niet over gesproken. Het is goed mogelijk dat hij hier aan refereert, maar dan nog blijft het onduidelijk wie ‘we’ precies zijn. Hij zou voor‐ en tegenstanders van het Sinterklaasfeest kunnen bedoelen, maar ook autochtone en allochtone Nederlanders in het algemeen. In dat laatste geval is de achterliggende gedachte dat het Sinterklaasfeest vooral een feest is van de ‘blanke’ Nederlander en niet van Nederlanders van andere etnische afkomst. Ook blijft onduidelijk welke positie Raymann inneemt als hij het heeft over “ik”. De reden dat hij geen Sinterklaasfeest viert geeft hij eerder, namelijk dat zijn Surinaamse vader in zijn jeugd altijd slechte zelfgemaakte cadeaus gaf: “Enne, het waren nooit echte cadeautjes die de Sint uit Spanje bracht, je zag dat ze in Suriname waren gemaakt weet je. En als we geen cadeautje hadden zei hij ’Ja Sint had geen visum dit jaar’. Dus bij mij is het echt nooit goed gegaan.” Hij neemt hiermee de positie in van iemand van Surinaamse afkomst. De reden die hij noemt is echter persoonlijk en verklaart niet waarom ´we´ hier over zouden vechten. Bovendien blijft het in het midden welke positie Raymann zelf inneemt in deze ´we´. De positie van Raymann en anderen in het programma is dus niet per se die van een Nederlander. Er moet echter worden opgepast om die positie dan als ‘buitenlands’ te beschouwen. Wanneer er wordt gesproken over ‘Surinamers’ of ‘Marokkanen’, kan dat ook verwijzen naar Nederlanders van 43
Inburgeren in anderhalf uur Surinaamse of Marokkaanse afkomst. Het zegt iets over de dubbelzinnige positie van culturele minderheden. Iemand kan zich tegelijk als Nederlander en als Surinamer beschouwen en het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Vandaar dat de precieze betekenis van ‘we’ soms onduidelijk blijft, misschien ook wel voor de persoon zelf. Er valt wel iets te zeggen over de positie die níet wordt ingenomen, namelijk die van ‘autochtone Nederlander’, De termen autochtoon en allochtoon zijn echter open zijn voor verschillende interpretaties. Bij gebrek aan een betere term zal ‘autochtoon’ in deze context het beste gedefinieerd kunnen worden als ‘iemand wiens identiteit geen elementen bevat van een andere nationaliteit dan de Nederlandse’. 4.2.2 Taal, afkomst en familie De diversiteit van RiL blijkt ook uit de verschillende talen die worden gesproken. De voertaal van het programma is Nederlands, maar de Nederlandse zinnen zijn doorspekt met woorden uit andere talen. Er worden woorden en/of zinsneden gebruikt uit het Engels, Surinaams (Sranang), Marokkaans (Berbers en Arabisch), Italiaans en Spaans. Opvallend is ook het gebruik van woorden uit de zogenaamde straattaal: een mengeling van Nederlands en onder andere Surinaams, Papiamento en Arabisch die vooral door jongeren in grote steden wordt gesproken. Er worden regelmatig woorden gebruikt als “fawaka” (hoe gaat het?), “swa” (vriend) en “wallah” (ik zweer het, in Godsnaam). Kennis van de Nederlandse taal komt ook terug in een aantal vragen die gesteld worden in de quiz bij “Altijd prijs met Achmed”. Bijvoorbeeld: “…wat betekent Nederlandse uitdrukking: de appel valt niet ver van de boom? Wil dat zeggen A) doordat Nederland is plat, die appel rolt niet ver van de boom. Is dat B) meeste Nederlanders hebben kleine tuin, dus appel kan niet ver rollen. Of is dat C) zonen lijken meestal op hun vader?” En: “Wat is de betekenis van de uitdrukking: Hij is het zwarte schaap van de familie? Is dat: A) Hij werkt bij Tele2? Is dat B: Hij is de enige Surinamer in de familie? Of is dat C: mijn zoon Rachid?” Verder vallen de titels van verschillende programmaonderdelen op: het zijn allemaal variaties op bekende Nederlandse spreekwoorden of gezegdes: “Altijd prijs met Achmed”, “Twee culturen op één kussen, daar ligt Raymann tussen” en “De groeten uit Marokko”. Er wordt verder opvallend vaak gesproken over familie. Raymann spreekt over zijn vader tijdens zijn inleidende praatje, in Twee culturen op één kussen… wordt er uitgebreid gesproken over de rol van 44
4. Resultaten familie in de relaties en Achmed refereert meerdere malen aan zijn teleurstellende zoon. Bovendien wordt er een aantal keer over anderen gesproken in termen van familie. Het typetje professor Kwakoe Kadongo noemt Raymann “broeder koendoe” en sluit af met “Stay black my brother”. Raymann noemt zichzelf in de huid van Tante Es iedereens tante en refereert bovendien meerdere malen naar vrouwen in dezelfde klederdracht als “mijn zusters”. Ook in de interviews met bekende gasten in het programma draait het vaak om afkomst en familie. Er zijn twee onderdelen waar bekende gasten in voorkomen: Twee culturen op één kussen… en Tante Es. In beide onderdelen gaat de interesse uit naar de achtergrond van de gasten. In Twee culturen op één kussen… draait het om de relatie van de gast met iemand met een andere culturele achtergrond. In Tante Es staat de afkomst van de gast centraal, zoals blijkt uit de standaard eerste vraag van ‘Tante Es:
“vertel je tante: wie is je vader en wie is je moeder?”
Jörgen Raymann, in de huid van Tante Es, lijkt bewust te zoeken naar elementen die afwijken van de ‘standaard’ Nederlandse cultuur in de herkomst van zijn gasten. Bij presentator Sipke‐Jan Bousema draait het om zijn Friese wortels en het feit dat hij homoseksueel is, bij zanger Enrique Iglesias wordt er ingegaan op zijn Spaanse herkomst en zijn verhuizing naar de Verenigde Staten en bij politicus/burgermeester Achmed Aboutaleb gaat het over zijn jeugd in Marokko. Tot slot is de nadruk op de seksuele geaardheid van sommige gasten noemenswaardig. Er werd in de geanalyseerde afleveringen een aantal keer uitgebreid ingegaan op de geaardheid van enkele gasten. Bij de introductie van Evert Santegoeds en zijn partner staan ze in een decorstuk dat een groot bed voorstelt: (Raymann:) “Hallo, goedenavond, ligt het een beetje comfortabel?” (Santegoeds:) “Ik lig aan de verkeerde kant.” (Raymann:) “De verkeerde kant? Nou je bent sowieso van de verkeerde kant, dus het maakt niet zo veel uit waar je ligt. Goeie binnenkomer Evert, dank je wel, goeie binnenkomer.” Later in het item wordt er in de straatvraag aan verschillende mensen de vraag gesteld hoe er wordt omgegaan met homoseksualiteit in Indonesië. De reacties lopen uiteen van:
“Het zal niet zo vrij zijn als hier.” En: “Ik ben er ooit een keer geweest in Indonesië, en dan in Atjeh, en daar was het nog niet echt geaccepteerd.” Tot: 45
Inburgeren in anderhalf uur “Ik houd zelf ook niet van die dingen dus… nee ik denk niet goed. Maar… je weet toch, homo, da’s niet goed toch.” De partner van Santegoeds, Robbert Halewijn zegt zelf over homoseksualiteit in Indonesië: “Tolerant, tolerant, het is verboden! Ondertussen gaat elke nicht verkleed als Celine Dion of Donna… hoe… haha.” Ook bij presentator Sipke‐Jan Bousema, te gast bij Tante Es wordt er ingegaan op zijn seksuele geaardheid. Tante Es ziet de reactie van een vrouw uit het publiek en reageert met: “Kijk hoe zij kijkt: Oh God hij is homo. Jaaa! Ze wil het niet geloven. Het gebeurt vaker!” Waarop Bousema reageert met:
“En dat uit Friesland…”
Deze aandacht voor de seksuele geaardheid van de gasten is niet vanzelfsprekend, het had ook onbenoemd kunnen blijven. Door het een gespreksonderwerp te maken, wordt opnieuw de nadruk gelegd op verschil. Ook zegt het iets over de Nederlandse cultuur. De vanzelfsprekendheid waarmee homoseksualiteit in Nederland over het algemeen wordt geaccepteerd geldt niet voor sommige andere landen. 4.2.3 Publiek en decor De diversiteit van RiL blijkt tot slot uit de beeldanalyse van het decor en het publiek. Het decor van RiL kenmerkt zich in eerste instantie door verschillende delen die allemaal op een andere manier zijn ingericht. Deze delen vormen elk op zich het toneel en decor voor de verschillende onderdelen van het programma. Het publiek zit als in een theater centraal op de studiovloer, gericht naar het toneel. De algemene sfeer van het decor is divers en kleurrijk, met houten en bakstenen muren, planten en verschillende kleuren licht. Eén deel bestaat uit een simpele houten achtergrond met houten lamellen. Een ander deel lijkt op een bakstenen muur met schilderingen of graffiti en een etalage in het midden. In de etalage staat een grote flatscreen tv en diverse andere (oude) televisies met prijsstickers en een lichtkrant. Boven de etalage hangt een bord met “Elektro/Skyshop simlock 46
4. Resultaten service – belhuis – gsm – fax – tv”. Het lijkt het typische soort telecom‐ en elektronicazaken te zijn die je vooral in grote steden ziet (zie figuur 6). Een derde onderdeel van het decor is ingericht als een Islamitische slagerij, met een koelvitrine, een anti‐vliegenlamp, een weegschaal, posters over vlees en een krijtbord (zie figuur 7). Ook dit soort slagerijen is meestal te vinden in grote steden en wordt vaak gerund door moslims van Turkse of Marokkaanse afkomst. Het laatste onderdeel van het decor lijkt op een balkon of veranda, met veel hout, een tafel en stoelen, een vogelkooi en een grote lijst aan de muur met een tv‐scherm erin. Op de tv is in eerste instantie een foto te zien van wat lijkt op een straat in een tropisch land met typisch koloniale huizen. De veranda zelf roept ook de sfeer op van een tropisch land en een oude plantage of ander oud‐koloniaal gebouw. Figuur 6 en 7, onderdelen van het decor van Raymann is laat
47
Inburgeren in anderhalf uur Het decor van RiL kenmerkt zich dus vooral door de diversiteit van de verschillende onderdelen. Het decor roept verder associaties op met een grotere stad. Dit plaatst het programma in een ‘urban’ setting, waarbij het in midden blijft of dit in Nederland is of niet. In het geval van de veranda is de setting wel in het buitenland. Gezien de context van het programma ‐ het is de veranda waar het Surinaamse typetje Tante Es haar interview houdt ‐ is dit waarschijnlijk Suriname. Het publiek van RiL kenmerkt zich ook door een grote diversiteit. De mensen die in beeld worden gebracht, verschillen sterk in huidskleur en kleding. Opvallend zijn de vrouwen in de typisch Surinaamse klederdracht en vrouwen met een hoofddoek (zie figuur 8). Het publiek is duidelijk multicultureel en weerspiegelt de verschillende culturele minderheden die in Nederland leven. Figuur 8, een deel van het publiek van Raymann is Laat
Er is veel interactie tussen Raymann en zijn publiek. Aan het begin van RiL komt hij op over een pad tussen het publiek door en groet daarbij links en recht mensen. Vervolgens begint hij zijn show met het Surinaamse “Fawaka?” (hoe gaat het?) waarop het publiek reageert met “Goed!”. Als het typetje Achmed roept Raymann “Altijd prijs…” waarop het publiek reageert “…met Achmed!”. Bij een onderdeel met vragen laat hij drie mensen uit het publiek voor jury spelen. Als Tante Es komt Raymann opnieuw op tussen het publiek en groet hij daarbij weer verschillende mensen. Tegen vrouwen in dezelfde Surinaamse klederdracht als hij zegt hij “Hallo zusters.” Door deze interactie ontstaat er een band tussen Raymann en het publiek. Er ontstaat ook een sfeer van saamhorigheid in het programma: ondanks de ogenschijnlijke verschillen lacht iedereen om dezelfde grappen en roept iedereen dezelfde kreten mee. Die sfeer zit door het hele programma. Ondanks de verschillen die worden getoond lijkt het doel van het programma uiteindelijk meer om deze verschillen te overbruggen dan om ze te benadrukken. 48
5. Conclusie en discussie
5. Conclusie en discussie 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt allereerst een korte samenvatting gegeven van het onderzoek tot nu toe, waarbij van elk hoofdstuk de belangrijkste punten worden aangehaald. Vervolgens zal worden aangeven wat er op basis van de hierboven besproken resultaten geconcludeerd kan worden en zal er een antwoord worden gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek: Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in televisie‐entertainment? Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van de drie deelvragen: 1) Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in Ik Hou van Holland? 2) Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in Raymann is Laat? 3) Hoe verschillen beide programma’s in hun constructie van de Nederlandse nationale identiteit? Tot slot zal er in de discussie worden gereflecteerd op het onderzoek en de conclusies en zullen er aanbevelingen worden gegeven voor eventueel vervolgonderzoek.
5.2 Samenvatting resultaten 5.2.1 Ik Hou van Holland De Nederlandse identiteit wordt in Ik Hou van Holland geconstrueerd binnen een discours van kennis over Nederland. Het programma presenteert zichzelf als een inburgeringscursus voor Nederlanders over Nederland. De kennis wordt geproduceerd door de vragen die worden gesteld. IHvH toetst de kandidaten op hun kennis over Nederland. De achterliggende gedachte is dat Nederlander zijn, of zelfs van Nederland houden, betekent dat je kennis hebt over Nederland. Er zijn verschillende soorten kennis te onderscheiden die in het programma aan bod komen. Deze verschillende soorten kennis vertegenwoordigen verschillende aspecten van de nationale identiteit. Allereerst is er wat IHvH ‘Hollandse basiskennis’ noemt. Het gaat hier om kennis over Nederlandse politiek, geschiedenis, topografie, kunst, literatuur en actualiteit die elke Nederlander volgens het programma zou moeten bezitten. IHvH constateert echter dat de basiskennis bij een aanzienlijk deel van de Nederlanders is “weggezakt” en ziet voor zichzelf de taak deze kennis weer “op te frissen”.
49
Inburgeren in anderhalf uur Het programma gaat hier dus verder dan alleen kennis over Nederland produceren, het wil actief een deel van de nationale identiteit repareren of versterken. Een tweede soort kennis die aan bod komt, is kennis over de ‘doorsnee Nederlander’. Door verschillende soorten vragen ontstaat er een beeld van wie de doorsnee Nederlander is, wat hij eet, waar hij woont, hoe hij heet en wat zijn hobby’s zijn. Verder wordt er kennis geproduceerd over sport, entertainment en bekende Nederlanders. Van de kandidaten en de kijkers wordt verwacht dat zij bekend zijn met een grote hoeveelheid namen van onder andere Nederlandse acteurs, schrijvers, presentatoren, artiesten en sporthelden. Tot slot is er kennis over het Nederlandse landschap. In de vragenrondes wordt er topografische en geografische kennis over Nederland geproduceerd. Het Nederlandse landschap wordt ook gerepresenteerd in het decor en in de leader. Er wordt een beeld gecreëerd van een ‘typisch’ Hollands landschap met polders, water, koeien, molens en blauwe luchten met grote wolkpartijen. Het ontwerp van het decor plaatst het programma letterlijk in dit landschap, aangevuld met tulpen, Delfts Blauw en kaas: Nederlandse symbolen die vooral onder toeristen populair zijn. Hierdoor krijgt het programma een wat folkloristisch, Oudhollands karakter. Binnen het discours van kennis spelen het publiek en de bekende gasten hun eigen rol in het programma. De gasten worden getoetst op hun kennis over Nederland in de hoedanigheid van “alles behalve gemiddelde Nederlander”, terwijl het publiek juist als afspiegeling van de doorsnee Nederlander de teams aanmoedigt en advies geeft. Het publiek lijkt bovendien behalve de kandidaten ook het land Nederland zelf aan te moedigen. Beide tribunes zijn als een homogene massa supporters uitgedost in de nationale kleuren en worden ook aangeduid als “legioen” of “fans”. De rol van het publiek gaat hier verder dan bij een standaard publiek: het zijn doorsnee Nederlanders die hun liefde voor het land komen betuigen. De sfeer is hierdoor vergelijkbaar met een nationale sportwedstrijd. Er wordt gemeenschappelijk gejuicht namens de natie. 5.2.2 Raymann is Laat De Nederlandse identiteit wordt in Raymann is Laat geconstrueerd binnen een discours van verschil. In RiL komt een grote diversiteit aan culturen aan bod. De Nederlandse identiteit ontstaat in contrast met deze verschillende culturen. Dit contrast wordt door Raymann zelf bewust opgezocht. Er wordt in RiL vaak een vergelijking gemaakt tussen Nederland en andere culturen. Geboren Nederlanders wordt gevraagd wat zij van een andere cultuur vinden, of andersom: mensen uit een andere cultuur vertellen over hun relatie met Nederland. Op deze manier ontstaat er een beeld van wat Nederlands is, maar vooral ook van wat niet. Raymann en zijn gasten lijken in hun gebruik van ‘wij’ en ‘zij’ regelmatig te wisselen van nationaliteit. Behalve Nederlanders beschouwen zij zichzelf ook als Surinamer, Marokkaan of als “zwarte mensen”
50
5. Conclusie en discussie en soms blijft het zelfs onduidelijk wie er met ‘wij’ wordt bedoeld. Wel kan er geconstateerd worden dat niet de positie van een ‘autochtone’ Nederlander wordt ingenomen. De diversiteit blijkt verder uit het taalgebruik. Er worden veel termen en woorden gebruikt uit de zogenaamde straattaal: een mengeling van Nederlands en onder andere Surinaams, Papiamento en Arabisch die vooral door jongeren in grote steden wordt gesproken. Het Nederlands in RiL is sowieso doorspekt met woorden en zinsdelen uit andere talen. Maar er komen ook typisch Nederlandse uitdrukkingen in het programma voor: als quizvragen in ‘Altijd prijs met Achmed’ en in de namen van verschillende onderdelen. Er ligt in RiL een grote nadruk op afkomst en familie. Raymann heeft het als zichzelf of als typetje regelmatig over zijn familie. Ook in interviews met zijn gasten wordt er uitgebreid ingegaan op familierelaties. Ook lijkt Raymann in de afkomst en jeugd van zijn gasten op zoek naar elementen die afwijken van het ‘normale’, vaak doorsnee Nederlandse, beeld. Tot slot is de culturele diversiteit in RiL goed te zien in het publiek, dat bestaat uit mensen van allerlei verschillende etnische achtergronden. De diversiteit blijkt ook uit het decor, dat uit allerlei verschillende onderdelen bestaat. Het decor geeft het programma verder een stedelijke uitstraling.
5.3 Conclusie Ik Hou van Holland De analyse van Ik Hou van Holland leidt tot de beantwoording van deelvraag 1: Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in Ik Hou van Holland?. De Nederlandse identiteit wordt in IHvH geconstrueerd binnen een discours van kennis over Nederland. Het programma leert de kijker alles dat nodig is om Nederlander te zijn of zelfs om van Nederland te houden. IHvH presenteert zichzelf als een inburgeringscursus: door middel van vragen en antwoorden wordt er tegelijkertijd kennis over Nederland getoetst en geproduceerd. Het programma vindt het bovendien belangrijk dat deze kennis aanwezig is onder Nederlanders en ziet zelfs een rol voor zichzelf om bepaalde kennis op te frissen of aan te vullen. Door deze focus op het produceren van kennis over Nederland neemt IHvH in feite een rol aan die historisch gezien bij de staat ligt: de massa‐educatie van het volk. Tijdens de opkomst van de eerste, West‐Europese, natiestaten moest er aan de leden van de nieuwe natie geleerd worden wat hun gezamenlijke geschiedenis was, welke wetten en normen er golden en wat de gedeelde cultuur en tradities van de natie waren (Smith, 1991). IHvH doet iets soortgelijks: het programma produceert kennis over de Nederlandse politiek, geschiedenis, topografie, cultuur en actualiteit. De achterliggende gedachte is dat dit noodzakelijke, zo niet essentiële, kennis is voor het lidmaatschap van de natie. Dit geldt met name voor de ronde ‘Hollandse basiskennis’, waarvan meerdere keren het belang wordt benadrukt.
51
Inburgeren in anderhalf uur Deze actieve massa‐educatie van het volk past echter vooral bij jonge, opkomende naties (Smith, 1991). In Nederland, als volwassen ‘westerse’ natiestaat, is de natie zo vanzelfsprekend geworden dat ze een bijna onzichtbaar onderdeel is van de dagelijkse routine (Billig, 1995, p. 6). Wat rest is een onbewuste herinnering aan de natie door wat Billig ‘banaal nationalisme’ noemt. In IHvH staat de natie echter zo centraal dat van een onbewuste herinnering geen sprake meer is. Alleen al in de titel van het programma wordt de liefde voor Holland benadrukt. Het is dan ook de vraag of het nationalisme in IHvH wel banaal genoemd kan worden. Om een metafoor van Billig te gebruiken: het programma haalt de onopvallende vlag van de gevel van het gemeentehuis en zwaait ermee voor de ogen van de kijkers. In plaats van een onbewuste herinnering wil IHvH de kijkers actief weer bewust maken van wat allemaal onderdeel uitmaakt van hun nationale identiteit. Het gaat echter te ver om IHvH als nationalistisch te beschouwen. Het programma is in de eerste plaats bedoeld als entertainment en wordt uitgezonden door een commerciële zender. Het doel van IHvH is daarom waarschijnlijk vooral het trekken van kijkers en niet het overbrengen van een politieke of ideologische boodschap. Het programma lijkt meer in te haken op het huidige gevoel van een dreigend verlies van nationale identiteit zoals dat in hoofdstuk 1 is besproken. In een tijd waarin vaak wordt beweerd dat de Nederlandse identiteit onder druk staat van allerlei invloeden, grijpt IHvH terug op wat als authentiek Hollands kan worden beschouwd. Het programma herinnert de kijkers aan wat allemaal Nederlands is en versterkt zo het collectieve gevoel van nationale identiteit. De natie als ingebeelde gemeenschap bestaat immers alleen in de hoofden van haar leden en is daardoor in haar voortbestaan afhankelijk van communicatie tussen deze leden (Anderson, 1991). Zonder communicatie zou er geen sprake zijn van een gemeenschappelijke natie. Dit blijkt ook uit de rol van communicatie zoals Carey (1989) die beschrijft vanuit de ‘ritual view’. Communicatie richt zich in dit perspectief op het onderhouden van gemeenschappen. Door het proces van communicatie wordt een bepaalde realiteit geproduceerd, onderhouden, gerepareerd en getransformeerd (p. 23). Door een expliciete reconstructie van alles dat Nederlands is, lijkt IHvH de realiteit van de Nederlandse identiteit niet alleen te onderhouden, maar ook te repareren. Dit moet echter niet gezien worden als een doel van het programma zelf, maar als een automatisch proces dat inherent is aan het rituele karakter van massamedia. Binnen de kennis over Nederland die door IHvH wordt geproduceerd, valt er een onderscheid te maken tussen verschillende soorten kennis. Deze verschillende soorten kennis vertonen overeenkomsten met verschillende kenmerken van de (westerse) nationale identiteit. Smith (1991, p. 14) noemt als kenmerken van deze nationaliteit om te beginnen gedeelde mythen en historische herinneringen. In verschillende vragenrondes in IHvH wordt hier kennis over geproduceerd. Bijvoorbeeld in de geschiedenisvragen in de ronde ‘Hollandse Basiskennis’, maar ook in historische fragmenten in de rondes over film, televisie en sport. 52
5. Conclusie en discussie Ook noemt Smith een gedeelde massale publieke cultuur. Kennis over de Nederlandse (pop)cultuur is sterk vertegenwoordigd in IHvH. Bijvoorbeeld in de tussenrondes waarin Nederlandse artiesten en nummers moeten worden geraden, maar ook in de vragen in diverse rondes waarin een groot scala aan presentatoren, acteurs, artiesten, sporters, schilders, schrijvers en modellen voorbij komt. Dit soort kennis geeft de kijker de gelegenheid om bekend te raken met alle (sport)helden en sterren die Nederland rijk is (Van den Bulck & Sinardet, 2006, p. 5). Een derde kenmerk van de nationale identiteit is een historisch territorium van het thuisland. Dit is terug te vinden in kennis over het Nederlandse landschap. Er wordt in de vragenrondes gevraagd naar hoofdsteden en inwonersaantallen van provincies, namen van rivieren en meren, maar ook naar ‘landmarks’ als voetbalstadions, dierentuinen, hunebedden en de Afsluitdijk. Het Nederlandse landschap is ook sterk aanwezig in het decor en in de leader. De geproduceerde kennis bakent dit historisch territorium af en geeft er invulling aan, het herinnert de kijker aan wat er allemaal in Nederland ligt en hoe het Nederlandse landschap eruit ziet. Tot slot is er kennis over de ‘doorsnee Nederlander’. In verschillende vragenrondes wordt er een grote hoeveelheid feitjes en statistieken over de gemiddelde Nederlander opgediend. Ook het publiek kan gezien worden als een representatie van de ‘doorsnee Nederlander’. Deze kennis over en aanwezigheid van de gemiddelde Nederlander geeft de kijker de gelegenheid om landgenoten te ‘ontmoeten’ (Van den Bulck & Sinardet, 2006, p. 5). Het helpt de kijker er aan te herinneren wie ‘wij’ zijn, wat ‘wij’ doen en wat er van ‘ons’ is. Hierdoor creëert het programma een bepaalde samenhang, een gevoel van gemeenschap. Dit gevoel van gemeenschap, een broederschap van landgenoten, is een belangrijk aspect van de (denkbeeldige) natie (Anderson, 1991, p. 7). Een ander belangrijk aspect, de beperktheid van de ingebeelde natie, blijft in IHvH veel meer in het midden. Het programma geeft uitgebreid invulling aan wat er allemaal Nederlands is, maar laat onvermeld in hoeverre die kenmerken ook voor andere landen gelden. Volgens Woodward (1997: p. 35) gebeurt de constructie van een identiteit in relatie tot een andere identiteit, een ‘andere’. Deze ‘andere’ is in IHvH slechts impliciet aanwezig. In tegenstelling tot een herhaaldelijk gebruik van de term ‘wij’, wordt er nauwelijks gesproken over een expliciete ‘zij’. De nadruk ligt in IHvH meer op samenhang dan op verschil, waardoor er een gedetailleerd beeld ontstaat van de kern van de Nederlandse identiteit, maar de grenzen vaag blijven.
5.4 Conclusie Raymann is Laat Op basis van de resultaten van de analyse van Raymann is Laat kan er een antwoord worden gegeven op deelvraag 2: Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in Raymann is Laat? De Nederlandse identiteit wordt in Raymann is Laat geconstrueerd binnen een discours van verschil. Dit verschil ontstaat door de constante vergelijking tussen diverse culturen die in het programma 53
Inburgeren in anderhalf uur wordt gemaakt. Hierdoor wordt de kijker in RiL voortdurend geconfronteerd met de ‘andere’, dat wat hij of zij niet is (Woodward, 1997, p. 35). De Nederlandse identiteit wordt hier dus geconstrueerd in dialoog met die ‘ander’, met alles dat niet Nederlands is (Hall, 1997b, p. 236). De kijker kan op basis van de getoonde verschillen een onderscheid maken tussen wij/zij en zelf/ander (Woodward, 1997, p. 29). De natie als ingebeelde gemeenschap heeft als belangrijk kenmerk dat zij beperkt is (Anderson, 1991, p. 7). Dit betekent dat de natie altijd bestaat in contrast met andere naties. RiL is constant op zoek naar de verschillen tussen deze naties. De relatie tussen ‘wij’ en ‘zij’ is echter nooit neutraal: er is altijd sprake van een machtsrelatie waarbij één pool dominant is (Hall, 1997b, p. 235). RiL balanceert echter op de grenzen tussen verschillende groepen en voorkomt zo dat er een dominante nationale positie wordt ingenomen. Dat blijkt het duidelijkst uit het gebruik van ‘wij’ en ‘zij’ in het programma. Door telkens te wisselen van positie verandert de relatie tussen ‘wij’ en ‘zij’ voortdurend in RiL. Raymann spreekt de ene keer als Surinamer over Italianen en de volgende keer als Nederlander over Polen. Een enkele keer blijft het zelfs in het midden welke nationaliteit er wordt bedoeld. Dit ambigue gebruik van ‘wij’ en ‘zij’ wijst op een tekortkoming van het denken in nationale termen. Ondanks de nadruk op verschillende culturen is RiL uiteindelijk een programma over Nederland en de etnische minderheden die in Nederland leven. Deze culturen zijn onderdeel van de Nederlandse samenleving en bestaan ook uit Nederlanders. Uiteindelijk zijn de verschillen die in het programma getoond worden dus meestal verschillen tussen Nederlanders onderling. Migranten, of nakomelingen van migranten, voelen zich vaak verwant met twee culturen tegelijk. Het afbakenen van de natie vereist scherpe grenzen, maar de realiteit laat zien dat sommige mensen moeilijk in één categorie te plaatsen zijn. Hier blijkt ook het verschil tussen een essentialistische en niet‐ essentialistische benadering van nationale identiteit. Representatie is een continu proces: als sociale, economische en politieke verhoudingen verschuiven, veranderen betekenissen mee (Woodward, 1997). De natie vanuit een essentialistisch perspectief wordt echter afgebakend door een groep kenmerken die al haar leden bezitten en die bovendien niet verandert gedurende de tijd (Smith, 1991). Dit betekent dat vanuit dit perspectief migranten, bijvoorbeeld, per definitie nooit een onderdeel zouden kunnen worden van de natie. Het is echter onmogelijk om betekenis te produceren zonder het contrast met iets dat verschillend is (Hall, 1997b). RiL ontkomt er dus niet aan dat, in het contrast met de getoonde verschillen, zich toch een nationale identiteit aftekent. Deze identiteit zal echter per kijker verschillen, afhankelijk van de culturele achtergrond van de kijker. Een kijker van Surinaamse afkomst, bijvoorbeeld, zal verwijzingen naar Suriname herkennen als onderdeel van zijn of haar Surinaamse identiteit, terwijl een andere kijker dit zal zien als ‘niet‐Nederlands’. Wanneer er hier wordt gesproken over de Nederlandse nationale identiteit zal die dus vooral geconstrueerd worden vanuit de positie van een 54
5. Conclusie en discussie ‘autochtone’ Nederlander: iemand wiens identiteit geen elementen bevat van een andere nationaliteit dan de Nederlandse. De nadruk op taal en vooral familiebanden in RiL, tot slot, kan verklaard worden door de rol die etnische minderheden binnen Nederland spelen in het programma. Deze minderheden zijn over het algemeen afkomstig uit postkoloniale landen, zoals Suriname en Indonesië. In deze postkoloniale landen hebben naties een andere ontstaansgeschiedenis dan in landen in met name West‐Europa (Smith, 1991). Hierdoor ligt de nadruk in de nationale identiteit van deze landen op andere aspecten dan bijvoorbeeld in de Nederlandse: met name taal, traditie en afstamming (p. 69). Op het moment dat in RiL het verschil tussen Nederland en andere landen wordt opgezocht, is het dus te verwachten dat juist deze aspecten zullen opvallen.
5.5 Verschillen tussen de programma’s Op basis van deelvragen 1 en 2 kan deelvraag 3 worden beantwoord: Hoe verschillen beide programma’s in hun constructie van de Nederlandse nationale identiteit? Beide programma’s laten zien dat de constructie van de Nederlandse identiteit op verschillende manieren kan plaatsvinden. Waar IHvH een overzicht geeft van alles dat Nederlands is, laat RiL zien wat er allemaal juist niet Nederlands is. Hierdoor ligt in elk programma de nadruk op andere aspecten van de nationale identiteit. In IHvH ligt de nadruk op de invulling van alle aspecten van de Nederlandse nationale identiteit. Het programma herinnert de kijker eraan wat er allemaal Nederlands is en geeft zo invulling aan het ‘nationaal discours’: de verzameling van representaties van de natie die in de Nederlandse cultuur aanwezig zijn (Smith, 1991). Dit ‘nationaal discours’ is in RiL bijna geheel afwezig. In de plaats daarvan plaatst het programma de Nederlandse nationale identiteit in contrast met alles dat niet Nederlands is. De nadruk ligt daardoor niet op Nederlandse cultuur zelf, maar op het verschil met andere culturen. Verder zijn in IHvH zijn een aantal kenmerken van de moderne (westerse) nationale identiteit duidelijk aanwezig, terwijl in RiL juist de kenmerken van niet‐westerse nationale identiteit opvallen. Deze verschillende benaderingen van nationale identiteit hebben misschien te maken met de achtergrond van de programma’s. Zoals gezegd wordt IHvH uitgezonden door het commerciële RTL4 en valt er te verwachten dat het voornaamste doel het trekken van een bepaald publiek zal zijn. Daardoor is het goed mogelijk dat het programma inhaakt op een gevoel van verlies van nationale identiteit in de samenleving door het publiek de mogelijkheid te geven de nationale identiteit te versterken of zelfs repareren. De nationale identiteit die geconstrueerd wordt in IHvH is daardoor meer historisch geworteld en collectief, het gaat vooral uit van alles dat Nederlanders gemeen
55
Inburgeren in anderhalf uur hebben. Dit zorgt voor een meer essentialistische benadering van nationale identiteit (Woodward, 1997). RiL wordt daarentegen door de NPS uitgezonden op de publieke zender Nederland1. Vanwege de publieke functie van de NPS kan er een zekere maatschappelijke relevantie van de programma’s van deze omroep verwacht worden. Op de website van de NPS (www.nps.nl) valt te lezen dat één van de hoofdthema’s van de omroep ‘diversiteit’ is. Dit verklaart de nadruk die er in RiL op verschil en diversiteit wordt gelegd. Het programma benadert nationale identiteit meer als iets persoonlijks en veranderlijks en is daardoor meer niet‐essentialistisch van karakter (Woodward, 1997). Deze tegenstelling is in veel aspecten van de programma’s terug te vinden, bijvoorbeeld in de aankleding van de programma’s. IHvH roept de sfeer op van het Oudhollandse, gemeenschappelijke van het Nederlandse platteland terwijl RiL veel meer doet denken aan de individualiteit en diversiteit van de grote stad.
5.6 Algemene conclusie De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe wordt de Nederlandse nationale identiteit geconstrueerd in televisie‐entertainment? Een analyse van slechts twee programma’s uit het totale Nederlandse programma‐aanbod is te weinig om zinnige uitspraken te doen over televisie‐entertainment in het algemeen. Wat de analyse echter wel biedt, is twee voorbeelden van hoe binnen het genre entertainment de Nederlandse identiteit geconstrueerd wordt. De verschillende manieren waarop in beide programma’s de constructie van de Nederlandse identiteit plaatsvindt, zegt iets over de vele manieren waarop de natie in de Nederlandse samenleving is vertegenwoordigd. De kennis die in IHvH wordt geproduceerd is afkomstig uit een breder nationaal discours van vlaggen, munten, volksliederen, hoofdsteden, oorlogsmonumenten, musea, klederdracht, folklore, herdenkingsceremonies, paspoorten, grenzen, volkshelden, sprookjes, etiquette, architectuur, kunst en onderwijs (Smith, 1991, p. 77). Deze symbolen en representaties van de natie zijn in de loop van eeuwen onderdeel geworden van de dagelijkse Nederlandse cultuur. Uit dit enorme archief biedt IHvH de kijker een selectie van specifieke kennis over Nederland. RiL is een voorbeeld van hoe verankerd het denken in termen van nationaliteit zit in de Nederlandse samenleving. Ook al blijkt de nationaliteit van Raymann en anderen in het programma wisselend en soms zelfs ambigue, het programma ontsnapt niet aan het feit dat door het markeren van verschil er een ‘autochtone’ Nederlandse identiteit ontstaat. De kijker ontkomt niet aan denken in termen van ‘wij’ en ‘zij’. Door de verschillen tussen allerlei culturen te tonen, tast RiL per definitie de grenzen van de Nederlandse nationale identiteit af. Of die grenzen worden verlegd of juist verscherpt is waarschijnlijk per persoon verschillend. 56
5. Conclusie en discussie Beide programma’s zijn dus op hun eigen manier voorbeelden van hoe banaal nationalisme het nationaal bewustzijn van de natie levend houdt (Billig, 1995). De rol van massamedia, in dit geval televisie, hierin is het delen van betekenissen waardoor de realiteit van de natie wordt geproduceerd, onderhouden en waar nodig gerepareerd (Carey, 1989). Vanuit een constructivistisch perspectief op de natie zal de Nederlandse nationale identiteit dus niet zo makkelijk verdwijnen als soms wordt beweerd. Het is waarschijnlijker dat de nationale identiteit zich vanzelf aanpast aan de veranderende samenleving. Wat dat betreft heeft prinses Máxima deels gelijk: dé Nederlander bestaat niet, maar hij kan wel op elk moment worden geconstrueerd.
5.7 Discussie Beide programma’s zijn in hun opzet en inhoud misschien wel extreme voorbeelden van hoe nationale identiteit in televisie‐entertainment geconstrueerd wordt. Er zijn een hoop programma’s binnen het genre van entertainment waar de natie en nationaliteit veel minder nadrukkelijk aanwezig zijn dan in IHvH en RiL. De resultaten van dit onderzoek kunnen dan ook moeilijk gegeneraliseerd worden naar televisie‐entertainment in het algemeen. Verder onderzoek zou kunnen bekijken hoe de natie vertegenwoordigd is in programma’s die minder expliciet over Nederland of andere culturen gaan. De analyse is een momentopname, een aantal afleveringen binnen een relatief korte periode. Bovendien is het aantal uitzendingen dat voor de analyse gebruikt is relatief klein. Verder onderzoek zou een groter aantal uitzendingen, bijvoorbeeld een heel seizoen, kunnen analyseren om te kijken of de zelfde resultaten worden gevonden. Verder is de analyse uitgevoerd vanuit het perspectief van één onderzoeker en daarmee resultaat van de interpretaties en culturele achtergrond van één persoon. In dit geval is het perspectief van de onderzoeker ook ‘autochtoon’. Het roept de vraag op of bijvoorbeeld bij RiL voor een kijker van Surinaamse afkomst een andere constructie van de Nederlandse identiteit op zal treden. Wellicht is dit een aanknopingspunt voor verder onderzoek. Het doel van dit onderzoek was echter het achterhalen van de mechanismen van representatie in twee programma’s als voorbeeld van hoe nationale identiteit wordt geconstrueerd in televisie‐ entertainment. Wat dat betreft is de gekozen methode juist geweest. Verder onderzoek volgens deze opzet zou kunnen bijdragen aan een gedetailleerder beeld van de rol die media spelen in de sociale constructie van nationale identiteit.
57
Literatuurlijst
Literatuurlijst Anderson, B. (1991). Imagined communities; reflections on the origin and spread of nationalism. London: Verso. Appadurai, A. (1996). Modernity at large; cultural dimensions of globalization. Minneapolis: University of Minnesota Press. Billig, M. (1995). Banal nationalism. London: Sage Publications. Blumer, H. (1969). Symbolic interactionism; perspective and method. Englewood Cliffs, N.J.: Prentice Hall. Bulck, H. van den (2001). Public service television and national identity as a project of modernity: the example of Flemish television. Media, Culture & Society, 23, 53‐69. Bulck, H. van den & Sinardet, D. (2006). The nation: not yet the weakest link?; the articulation of national identity in a globalized television format. In H. Sondergaard (ed.). European Film and Media Culture. (pp. 137‐159). Kopenhagen: Museum Tusculanum Press. Canon opgenomen in kerndoelen onderwijs (2008, 3 oktober). Opgehaald 22 juni, 2009 van http://www.regering.nl/Actueel/Pers_en_nieuwsberichten/2008/oktober/03/ Canon_opgenomen_in_kerndoelen_onderwijs Carey, J.W. (1989). Communication as culture; essays on media and society. London: Unwin Hyman. Featherstone, M. (1990). Global culture: an introduction. In M. Featherstone (Ed.). Global Culture; Nationalism, Globalization and Modernity. (pp. 1‐15). London: Sage Publications. Giesen, P. (2008, 26 maart). Nederlander heeft weinig kaas gegeten van historie. De Volkskrant, Opgehaald 9 december, 2008 van http://www.volkskrant.nl/binnenland/article519246.ece/ Nederlander_heeft_weinig_kaas_gegeten_van_historie Hamelink, C. J. (2000). The ethics of cyberspace. London: Sage Publications. 59
Inburgeren in anderhalf uur Howard, R.E. (1998). ‘History stalks before it strikes’: Tightened identity and the right to self‐ determination. In M. Castermans‐Holleman, F. van Hoof & J. Smith (Eds.). The Role of the Nation‐ State in the 21st Century; Human Rights, International Organisations and Foreign Policy. (pp. 61‐78). Den Haag: Kluwer Law International. Hall, S. (1997a). The work of representation. In S. Hall (Ed.). Representation; Cultural Representations and Signifying Practices. (pp. 13‐74). Londen: Sage publications.
Hall, S. (1997b). The spectacle of het ‘other’. In S. Hall (Ed.). Representation; Cultural Representations and Signifying Practices. (pp. 223‐290). Londen: Sage publications. James, W. (1999). The self. In R.F. Baumeister (Ed.). The Self in Social Psychology. (pp. 69‐77). Philadelphia, PA: Psychology Press. Lanting, B. (2009a, 22 mei). Nationaal belang in soorten en maten. De Volkskrant. Opgehaald 22 juni, 2009 van http://www.volkskrant.nl/binnenland/ article1202841.ece/Nationaal_belang_in_soorten_en_maten Lanting, B. (2009b, 7 juni). Sociaal democraten grote verliezers. De Volkskrant. Opgehaald 22 juni, 2009 van http://www.volkskrant.nl/buitenland/article1210620.ece/ Sociaal‐democraten_grote_verliezers Mason, J. (2002). Qualitative researching. London: Sage. Meester, T. de. (1997). De exclusieve natiestaat; pleidooi voor een constructivistische benadering van nationalisme en nationale identiteit. Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 27, 473 – 547. Máxima: ‘Nederlandse identiteit nog niet ontdekt’ (2007, 25 september). NRC Handelsblad. Opgehaald 9 december, 2008 van http://www.nrc.nl/binnenland/article1846825.ece/ Maxima__Nederlandse_identiteit_nog_niet_ontdekt Politieke barometer Week 25 (2009, 18 juni). Opgehaald op 24 juni, 2009 van: http://www.politiekebarometer.nl/home.cfm 60
Literatuurlijst Reijnders, S. (2006). Holland op de helling, televisieamusement, volkscultuur en ritueel vermaak. Veerhuis: Alphen aan de Maas. Rose, G. (2007). Visual methodologies; an introduction to the interpretation of visual materials. London: Sage. Smith, A.D. (1991). National identity. London: Penguin Books. Teszelsky, R.C.E. (2006), De sacra corona regnei hungariae; de kroon van Hongarije en de ontwikkeling van vroegmoderne nationale identiteit. Groningen: Drukkerij Rijksuniversiteit Groningen. Toespraak van Prinses Máxima (2007, 24 september). Opgehaald 31 maart, 2009 van http://www.koninklijkhuis.nl/content.jsp?objectid=20871 Veelgestelde vragen: 3. Waarom is er een canon samengesteld? (n.d.). Opgehaald 22 juni, 2009 van http://www.entoen.nu/informatie.aspx?id=2 Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse; uitgangspunten en procedures. Bussum: Coutinho. Woodward, K. (1997). Concepts of identity and difference. In K. Woodward (Ed.). Identity and difference. (pp. 7‐63). Londen: Sage publications. WRR (2007). Identificatie met Nederland. Den Haag: WRR.
61
Inburgeren in anderhalf uur
62
Bijlage 1: transcript afleveringen Ik Hou van Holland Legenda: []= beeld met aanvullende kennis (van codeur) {}= camerawerk, montage ()= aanvullende informatie schuingedrukt = gesproken tekst of tekst in beeld in het blauw = quizvragen
1) 8‐11‐‘08 Leader: Beeld: Grasveld, tulpen, zwarte fiets [omafiets], blauwe lucht, wolken, [Hollandse lucht], zwarte windmolen, schaatsende mensen, Sinterklaas, een toren [Euromast], een kerk, een koe, mensen die iets tillen [Edammer kaasdragers] (allemaal als silhouet), {camera zoomt uit}, wereldbol bedekt met gras; [de vorm van Nederland als] oceaan in het midden, oranje sjaal met tekst: “Ik hou van Holland”. Geluid: Muziek, fietsbel, gejuich, applaus (studiopubliek?), loeiende koe, [muziek is een intro op het thema van het nummer “Ik hou van Holland”, gespeeld door liveband] Mensen op straat:
Beeld: Boven en onder in beeld balken in de kleuren rood wit en blauw, linksonder een
oranje sjaal met de tekst “Ik hou van Holland”, een meisje met donkere krullen [buitenlandse afkomst?], op de achtergrond een straat [winkelstraat], een Etos, mensen [winkelend publiek], twee jongens, bruin haar, 1 met pet en rugzak [scholier?], achtergrond straat [winkelstraat], meisje met blond haar en blauwe ogen, [winkelstraat, passage], grijze man met zonnebril, achtergrond water [gracht of kanaal], twee blonde meisjes, achtergrond bomen en water [park]
Geluid: Meisje 1: “Nou mensen, Ik hou van Holland omdat het een multiculturele
samenleving is! Peace!” (onderstreept met veel nadruk), gelach en gejuich op achtergrond [vrienden buiten beeld die instemmend juichen], Jongens: “Ik hou van Holland, want ze kunnen echt goed voetballen” (onderstreept in koor), Meisje 2: “Ik hou van Holland omdat ik Willem Alexander leuk vind”, Man: “Ik hou van Holland omdat we heel veel vrijheid hebbenen en we heel fijn in ons blootje kunnen rondlopen waar we dat eigenlijk ook willen.”, Twee meisjes: 1:“ Ik hou van Holland omdat het zo lekker plat is” en 2: “En Ik hou van Holland omdat ik de taal spreek”. 63
Intromuziekje:
Beeld: Boven en onder in beeld balken in de kleuren rood wit en blauw, oranje sjaal met de
tekst: “Ik hou van Holland”, {sjaal zweeft midden in beeld, vliegt op de camera af en verdwijnt}, stellage met twee koeien, een tribune met mensen [publiek], de vloer is groen met een cirkel met decoratieve tekening [Delfts blauw] en in het midden de tekst “Ik hou van Holland”, rood wit blauwe banen daar onder, een orgel [draaiorgel], grote tv‐schermen met rood wit blauwe kleuren erop, blauw licht, twee desks met mensen erachter in de kleuren rood en wit, {camera zwaait door studio}, een tweede tribune, mensen op de eerste tribune dragen oranje kleding, sjaals en pompons, mensen op de tweede tribune dragen kleding, sjaals en pompons in rood wit en blauw, het publiek staat en klapt enthousiast, zingt of danst mee met de muziek, een podium met band, {medium shot} vrouw [presentatrice, Linda de Mol] met op de achtergrond windmolens, tulpen en een muur van kazen, {camera pant door studio} publiek, meisjes in wit‐blauwe jurken [Delfts blauw] met oranje banden om middel, lachen en klappen ook mee, shot van band, shots van twee desks met vier mensen erachter [bekende Nederlanders, de teams], mensen achter desk staan en klappen enthousiast en zingen of dansen mee met de muziek. Onder in beeld een blauw‐wit kader [Delfts blauw] met de oranje sjaal met tekst rechtsboven en tekst erin [de tekst van het lied “Ik Hou van Holland”]: “Ik hou van Holland, ’t landje aan de Zuiderzee. Een stukje Holland, draag ik in mijn hart steeds mee. Op heel deez grote aard, al ben ik van huis en haard, is ’t kleine Holland mij het meeste waard.”
Geluid: Muziek [het lied “Ik Hou van Holland”], geklap, een zanger en zangeressen, zingende
mensen [publiek], gejuich en geklap. Introductie Linda de Mol:
Beeld: Vrouw [presentatrice Linda de Mol], achter glazen desk met kaartje in haar handen,
enthousiast schreeuwende man [Beau van Erven Dorens], man die glimlachend wenkt met zijn wenkbrauwen [Jeroen van Koningsbrugge], shots van publiek en band, mensen achter desks [gasten, bekende Nederlanders], ze dragen oranje of rood‐wit‐blauwe strikjes op hun kleren. (introductie van de prijs:) meisje in wit‐blauwe jurk [Delfts blauw], met daar over een rood‐wit geblokte schort, draagt een pan [poffertjespan], een pot [Delfts blauw] en een pak [poffertjesbeslagmix].
Geluid: Linda de Mol: “Goeieavond allemaal! Nou dat moet een gezellige zaterdagavond
worden! Welkom bij Ik Hou van Holland, de eerste van een heel nieuw seizoen.
64
“Het fileprobleem is nog steeds niet opgelost, het rookverbod in de horeca wordt massaal genegeerd, de ov‐chip is zo lek als een mandje, en de Amsterdamse Noord‐Zuidlijn ook, en Europees kampioen zijn we ook al niet geworden, maar Gód wat houden we van Holland, toch? Met z’n allen?” gejuich en geklap van publiek en gasten. (De Mol:) “Gelukkig is de kredietcrisis bij RTL4 nog net te overzien en wordt de muzikale omlijsting als vanouds verzorgd door onze eigen I Luv Holland band onder leiding van…” (Van Erven Dorens:) “…dit is Danielle de Bruin, ik wil jullie even herinneren, ze heeft een gouden plak gewonnen met waterpolo tegen de Amerikanen, ze scoorde 7 keer in de finale, ze werd topscoorder, dit is ongeveer de beste vrouw op aarde tijdens de Olympische Spelen…” (Van Koningsbrugge over de nieuwe cd van Danny de Munk:) “…alleen maar het levenslied, dat gaan we vanavond waarschijnlijk ook meemaken…” (De Mol:) “dat gaan we langs zien komen, jazeker” (De Munk:) “Lekker brullen.” (Van Koningsbrugge over Frederique van der Wal): “Voor deze dame, het is voor mij ook heel spannend dat ze er is, want ze is 20 jaar niet in Nederland geweest…” (Van der Wal:) “Maar ik hou van Holland” (Van Koningsbrugge:) “Tuurlijk, want anders ben je hier niet natuurlijk. En het is een soort geschiedenisles voor jou hè, vanavond?” (Van der Wal:) “Ja ik denk dat.. euh ja ik ben heel benieuwd.” (Van Koningsbrugge:) “…een beetje opvijzelen, en we gaan haar allemaal helpen toch?” gejuich van publiek. (De Mol, over prijs:) “…vanavond hebben we echt uitgepakt. Het winnende vak, gaat naar huis met…” tromgeroffel “…een poffertjespakket!!” (met veel understatement) gejuich en geklap publiek “Jahaa! Een poffertjespan, een poffertjespak, poedersuiker, alles zit er bij.” Eerste ronde (Nederlandse films en televisieprogramma’s):
Beeld: Fragment 1: Twee verkleedde mensen op een tandem, [Irene Moors en Carlo Boshart
als resp. Máxima en Willem‐Alexander], zelfde mensen aan tafel met bloemstuk [persconferentie waarin huwelijk werd aangekondigd], verslaggever [Peter van der Vorst]… Fragment 2: Vrouw die man interviewt [Wendy van Dijk verkleed als alter ego Ushi interviewt Amerikaanse artiest Donny Osmond]… Fragment 3: Mensen in studio [talkshow], vrouw [Sonja Barend], interviewt jongetje [Danny de Munk]… Fragment 4: Twee mensen [Margharita en Edwin de Roy van Zuidewijn] op bank…
Geluid: (De Mol:) “We gaan naar de eerste ronde en die gaat over Nederlandse films en
televisieprogramma’s.”
65
Fragment 1: (De Mol:) “In Life & Cooking kropen Carlo en Irene in de huid van Willem‐Alexander en Maxima babbelden gezellig op de persconferentie over hun voorgenomen huwelijk…” (Irene Moors als Màxima:) “Ik hou van Holland” (meerdere keren) (Carlo Boshard als Willem‐Alexander:) “Ik hou van mijn moeder.” “…19 januari, lieve mensen, was voor ons een bijzondere dag. Het was de dag van het natuurijs.” (Moors:) “Ik had veel koud.” (De Mol:) “De vraag die bij dit fragment hoort luidt: Hoe heette de persiflage die Carlo en Irene ooit maakten op Goede Tijden Slechte Tijden?” (Pittige Tijden) Fragment 2: (De Mol:) “Als Japanse interviewster wist Wendy van Dijk steeds mensen op het verkeerde been te zetten, dat overkwam zélfs de wereldberoemde Donny Osmond.” “De vraag (…) is: Hoe heette dit programma?” (Ushi en Van Dijk) Fragment 3: (De Mol:) “Danny de Munk is ondanks zijn jeugdige voorkomen nu al een oldtimer eigenlijk. Danny, alias Ciske, was te gast bij Sonja Barend en we zien Sonja in gesprek met iemand van de arbeidsinspectie over het feit dat Danny te jong was om op te treden…” … “Hoe sloot Sonja Barend haar programma altijd af? Met welke tekst?” (Morgen gezond weer op) Fragment 4: (De Mol:) “Op25 juni (…) kopte de Telegraaf in het jaar 2003 dat Margharita en Edwin de Roy van Zuidewijn zouden gaan scheiden. Op diezelfde dag geven Margharita en Edwin een exclusief interview dat bij RTL4 werd uitgezonden…” … “Op wiens bank vond dit knuffeltje plaats?” (Frits Barend) Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Beeld: Kader [Delfts blauw, met tekst]: “Er is één wereld, één wereld, één wereld en die
hebben we te leen. Er is maar één wereld, één wereld, één wereld, dus jij en ik zijn één.” Iedereen zingt/klapt/danst mee.
Geluid: Muziek (nummer “1 wereld” van Jeroen van der Boom).
Tweede ronde (“Hoe goed ken je je gemiddelde landgenoot?”):
Beeld: Kader: “40% van de Nederlandse vrouwen kijkt regelmatig naar…?” (pornosites en
pornofilms)
Geluid: (De Mol:) “We hebben een nieuwe rond in Ik Hou van Holland en die heet ‘Ons Kent
Ons’, hoe goed denken jullie, als alles behalve gemiddelde Nederlanders, de gemiddelde doorsnee landgenoot te kennen?” (Van Koningsbrugge:) “Sport” gelach vanuit publiek (De Mol:) “Nou, dat zou een verassende uitkomst zijn!” (Van Erven Dorens:) “Andere vrouwen.” Gejoel vanuit publiek. (De Mol:) “En dan bedoel je op een manier van hoe ziet ze eruit? Is het concurrentie?” (Van Erven Dorens: ) “Precies!” 66
Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Beeld: Kader met tekst: “Zie gingen oe, oehoe oehoe, oehoe, oehoe, oehoerend hard. Zie
gingen oe, oehoe oehoe, oehoe, oehoe, oehoerend hard. En wie gaat oe, oehoe oehoe, oehoe, oehoe, oehoerend hard.” Publiek en gasten zingt/klapt/danst mee.
Geluid: (Muziek, “Oerend Hard” van Normaal)
Derde ronde (taal en spelling):
Beeld: Man [Beau van Erven Dorens] knielt na fout beantwoorden vraag en scheurt uit broek.
Geluid: (De Mol:) “Taal en spelling zijn ook dit seizoen weer vast terugkomende onderdelen”
“Alledaagse woorden spellen zonder computer of woordenboek, gewoon uit het hoofd, dat is een zeldzaam goed geworden in Nederland.” (de Mol:) “Hier is het eerste woord voor Simon: Barbecue” (fout) “Danielle, voor jou het woord: Tutoyeren.” (goed) “Tineke, voor jou het woord, een lastig woord, Vicieuze, van een vicieuze cirkel weet je wel.” (goed) “Het laatste woord is voor jou Beau en dat luidt: Aluminiumfolie.” (fout) (Publiek, nadat Beau uit zijn broek scheurt, zingt:) “Zulke goeie hebben wij nog nooit gehad…” (De Mol:) “Nick (…) jouw woord is: Apelazarus.” (fout) “Danny, ik heb voor jou het woord: Idyllisch.” (fout) (De Munk:) “Idealistisch? (…) Ik weet niet eens wat het betekent.”) (De Mol:) “We hebben voor Frederique een beetje internationaal woord genomen, maar we zoeken wel de Nederlandse spellingswijze. En jouw woord is Frederique: Cappuccino.” (fout) “Oeuvreprijs.” (fout) “…een toetje: Chipolatapudding.” (goed) (Van Koningsbrugge:)“Ook een toetje hoop ik? Yoghurt, vla…” “…het is een typisch Nederlands verschijnsel, we zijn zuinig: Leesportefeuille” (fout) Vierde ronde (betekenis van Nederlands woord raden):
Beeld: Kader: “Jakkepoes.” (antwoord twee), kader: “Labradoriseren.” (antwoord drie)
Geluid: (De Mol:) “de vraag aan Beau is: Welk origineel Nederlands woord hebben jullie
uitgekozen vandaag?” (Simon:) “Jakkepoes is een hele wilde kat, die vooral ’s nachts actief is, het is een kat met lange haren en grote oren, beetje als de Lynx en het is een poes wat eigenlijk niet te temmen valt.”
67
(Danielle de Bruin:) “Een jakkepoes, tja, volgens mij is het, ja ik weet niet aan wie ik moet denken, maar een beetje een smeerlap, een viezerik. (…) Iemand die bijvoorbeeld met z’n eten knoeit.” (juiste antwoord) (Tineke Schouten:) “Eigenlijk een beetje zijn verhaal zou ik zeggen: oud, veel gebruikt, de vagina van een prostituee eigenlijk. Een niet zo’n frisse vrouw van lichte zeden, en daar dus de vagina van.” (Nick, over Labradoriseren:) “Dat is een woord dat eigenlijk van de laatste tijd is, mensen besteden steeds meer geld aan hun hond. En mensen gaan ook steeds meer uiterlijke kenmerken overnemen van hun hond. En dat is labradoriseren.” (De Munk:) “Labradoriseren is eigenlijk een Gooise taalgebruik, Gooise slang dus Gooische vrouwen weten waar ik het over heb, maar dat is dat je geblondeerd wordt bij de kapper, maar dan in de kleur van een labrador.” (Frederique van der Wal:) “Ja labradoriseren is, laboriet is van een steen, dat is eigenlijk een steen, en die verandert eigenlijk in kleuren, die heeft verschillende kleuren, dus labradoriseren is van kleur veranderen.” (juiste antwoord) Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Beeld: Kader: “Maar ik wou juist dat ik jou was, gewoon een dag niet mezelf was, dat ik alles
was wat jij was, en jij dan was wie ik was, en wij dan nog steeds wij was, en jij dan nog steeds, jij dan nog steeds…”
Geluid: (De Mol:) “Heb je de hele dag de Nederlandstalige zenders aanstaan dan is deze
ronde een makkie…” muziek, (“Ik wou dat ik jou was” van Veldhuis en Kemper) Vijfde ronde (raden van namen van bekende Nederlanders):
Beeld: Kaders met tekst (namen).
Geluid: (Beau:) “Klassieke muziek uit Maastricht, dat is die vent die de hele wereld afreist…”
(André Rieu) “En deze man heeft allemaal films zoals Flodder gemaakt en zijn achternaam is een rivier maar dan niet de Rijn het is een andere…” (Dick Maas) “En deze man is een oude minister van justitie en z’n achternaam is euh, je gaat een beetje met z’n allen… (…) hij is heel serieus, serieus gezicht” (Hirsch‐Balin) “Deze man zit altijd bij de Wereld Draait Door, hij zit er altijd naast als euh… hij praat een beetje zo…” (hoog stemmetje) (Marc‐Marie Huybrechts) “En deze man is een oud vliegtuig van de KLM, daar vloog hij altijd mee, z’n voornaam moet je ook hebben…” (Anthony Fokker) “En deze man is eigenlijk een reserveprins, hij doet het fantastisch, hij is overal en voorzitter van van alles en nog wat, hij is eigenlijk de leukste man van Nederland van het koningshuis, hij heet van z’n voornaam niet Jan, maar… Hij heeft een hele mooie vrouw…Hij golft hij duikt.” (Pieter van Vollenhove) “Deze man z’n achternaam is geen peer en hij is een schilder, hij heet:” (Karel Appel) “En 68
deze is heel goed, hij heeft een beetje Surinaams haar, ze heeft het met Johnnie de Mol gedaan volgens mij en ze is een model en ze doet het nu… en ze is helemaal fantastisch in Amerika…” (Doutzen Kroes) (De Mol:) “Oh, heeft die het met mijn neef gedaan?” (Beau:) “En dit is een hele bekende affaire met Juliana in de hoofdrol en met Bernhard erin en toen moest Juliana afgezet worden want die vrouw was hngl, zesde zintuig, ze heeft tegenwoordig… niet Rietje, niet Keetje, maar… de achternaam, Dustin en z’n achternaam is:” (Greet Hofmans) “En deze, z’n achternaam, je kan erop smeren en het is een zanger, van de Wild Romance en z’n voornaam is…” (Herman Brood) “En dit is een actrice en ze trekt altijd haar kleren uit en ze heeft blond haar en hele grote… ogen, hele grote blonde haren, soort Kim Holland maar dan anders (…) nee ze is veel safer dan dat, ze gebruikt gewoon een condoom…” (Monique Sluijter). (Van Koningsbrugge:) “Hij zat in Schatjes, acteur, man…” (Peter Faber), “Schrijver, z’n achternaam suggereert dat ie veel op de camping staat…” (Remco Campert) “Zo’n paars gewaad, ze komt uit Tiel en ze zegt altijd…” (Jomanda) “Hij heeft een shop waar ze in het Engels mice verkopen, dus niet mais, maar in het Engels betekent het mice, míce, piep piep piep, die geluiden, zo’n beestje maar dan met kaas en hij heeft een shop…” (Erik van Muiswinkel) “De moordenaar van Willem van Oranje.” (Balthasar Gerards) “Ze heeft heel lang Prinsjesdag gedaan, de tekst, zo van Hallo, daar komt de gouden koets…” (Maartje van Weegen) “een donkere dame die presenteert…” (Silvana Simons) “Nederlands model…” (Karen Mulder) (Linda de Mol:) “Die heeft het niet met m’n neef gedaan hoor!” (Van Koningsbrugge:) “Zanger die dit doet…” (Lee Towers) “Pfoe, geen idee, iemand die allerlei vliegende beesten om zich heen heeft enne, hoe heet zo’n ding dat door de lucht doet en piep piep piep, en dan het achterste gedeelte rijmt op dit, en dan dit, wat is dit…” (Ella Vogelaar) “Niet Harry Vermeegen, maar:” (Henk Spaan) “Hockeyen, blond haar…” (Fatima Moreiro de Melo). Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Beeld: Kader: “Upside down and dizzy does it make me…”
Geluid: (De Mol:) “U kijkt nog steeds naar Ik Hou van Holland, oftewel: hoe burger ik in in
anderhalf uur. Nou gewoon hier op RTL4 op de zaterdagavond.” Muziek (“Upside down” van Vanessa). Zesde ronde (Hollandse basiskennis, woord raden):
Beeld:
Geluid: (De Mol) “Even serieus nu, terug naar de schoolbanken, we draaien de
duimschroeven aan, een hele serieuze ronde: de Hollandse basiskennis.” “In welke dierentuin woont Bokito?” Blijdorp “Wat is de geboortestad van Máxima?” Buenos Aires 69
“Uit welk slot ontsnapte Hugo de Groot in 1621 in een boekenkist?” Loevestijn “Onder welke minister‐president vond de wederopbouw na de tweede wereldoorlog plaats?” Drees “Hoe heten de grafmonumenten in Drenthe?” Hunebedden “Hoeveel dagen blijven een gast en een vis volgens een Nederlands spreekwoord fris?” Drie “Wat was de artiestennaam van Rudolf Wijbrand Kesselaar die met name in Duitsland furore maakte?” Rudi Carell “Wie is de schrijver van het boek Stille Kracht?” Louis Couperus (Het te raden woord is:) Negerzoenen, (De Mol:) “Een Nederlandse lekkernij….” “Wat betekent ANWB?” Algemene Nederlandse Wielrijders Bond “Hoe heette het IJsselmeer voordat de afsluitdijk werd aangelegd?” De Zuiderzee “Wat is het traditionele gerecht dat gegeten wordt bij de viering van het Leids ontzet?” Hutspot “Wie is de voorzitter van de Tweede Kamer?” Verbeet “Welke dag is Vaderdag in Nederland? “ De derde zondag in juni “Waar staat dit symbool uit de kijkwijzer voor?” Discriminatie “Welke twee provincies worden aan elkaar verbonden door de afsluitdijk?” Friesland en Noord‐ Holland “In het jaar 2000 werd de uitzending van het Eurovisie Songfestival onderbroken door de NOS, wat was de reden?” De vuurwerkramp in Enschede (Het te raden woord is:) Aardappelen Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Geluid: muziek, (Venus, van Shocking Blue),
Zevende ronde (opnoemen van rijtjes): Geluid: (De Mol:) “Nederlanders zijn gek op rijtjes en we hebben er twee opgesteld met typisch Hollandse zaken…” (De Mol:) “We zoeken de 20 meest voorkomende Nederlandse achternamen…” (…) “Dat is in Volendam een hele makkelijke vraag want daar hebben ze maar vier achternamen volgens mij, toch? Schilder, Keizer, Smit, Tuyp, Tol… Oh dat zijn er al vijf, oh ja, valt toch mee.” Antwoord: De Jong, Jansen, De Vries, Van den Berg, Van Dijk, Bakker, Janssen, Visser, Smit, Meijer, De Boer, Mulder, De Groot, Bos, Vos, Peters, Hendriks, Van Leeuwen, Dekker, Brouwer. “We zoeken de nummer 1 hits van Marco Borsato, solo en duet…” Antwoord: Dromen Zijn Bedrog, Waarom Nou Jij?, De Bestemming, Binnen, Lopen Over Water, Afscheid Nemen Bestaat Niet, Voorbij, Wat Zou Je Doen?, Because We Believe, Rood, Everytime I Think of You, Wit Licht, Stop de Tijd. 70
Tussenronde (raden van Nederlands liedje):
Geluid: muziek, (Rood, Marco Borsato)
Achtste ronde (vragen over sport):
Beeld: Fragment 1: (Judo, Deborah Gravenstijn wint zilver op de Olympische Spelen)
Fragment 2: (Ronald De Boer geëmotioneerd na een overwinning van Ajax in de Champions League) Fragment 3: (Wim van Es valt in ravijn tijdens Tour de France, {zwart wit}) Fragment 4: (Waterpolodames halen goud op de Olympische Spelen in Beijing) Daniëlle de Bruin laat haar gouden medaille zien, het publiek klapt.
Geluid: (de Mol:) “Het voetbal was deze zomer best wel een hoogtepunt, hoewel het op het
laatst een beetje misging. En de Spelen in Beijing waren zeker een hoogtepunt, ik ben er geweest, in Peking, en daar zie je hoe ongelooflijk saamhorig wij Nederlanders worden als we een gek oranje petje opzetten en voor onze sporters gaan juichen.” (…) “Vragen over onze rijke sporthistorie…” 1: “Beijing heeft ons een enorme stapel medailles opgeleverd, Deborah Gravenstijn pakte er ook eentje en we zien haar hier tegen de Spaanse Isabel Fernandez…” (…) “Welke medaille won zij…” (Zilver) 2: “We gaan naar het jaar 1995, de reeks successen van Ajax kon niet op, maar 1 seizoen later liep alles bijzonder moeizaam, om in de race te blijven voor de Champions League moest Ajax in Zürich winnen van de Grasshoppers…” (…) “…zagen wij hier Frank of Ronald De Boer?” (Ronald) 3: “In 1951 pakt Wim van Es na een etappe door de Pyreneeën de Gele Trui, maar een dag later zit het hem een stuk minder mee en fietst hij een ravijn in. Zeventig meter valt de goede man naar beneden en daar kijken we even naar…” (…) “…na zijn val kwam zijn val kwam een van zijn sponsors met de volgende slogan: ‘zeventig meter viel ik diep, mijn hart stond stil, maar mijn puntje puntje liep’ en wat was dat puntje puntje?” (Zijn horloge) “We gaan nog even naar Beijing waar onze sporters, maar eigenlijk vooral de vrouwen, zo waanzinnig hebben gepresteerd. Onder leiding van coach Robin van Galen behalen de Nederlandse waterpolodames het Olympisch goud…” (…) “Daar zit ze hoor, want aan haar was het toch wel te danken, de topscoorster; zeven keer gescoord in die belangrijke finale. Dat is dus ook de vraag niet voor Jeroen en Beau, dat is een algemene waterpolovraag.” (…) “Hoe veel waterpolospelers van één team liggen tijdens een wedstrijd in het bad?” (Zeven) Tussenronde (raden van Nederlands liedje):
Geluid: muziek, (Johnnie Hoes, Oh was ik maar bij moeder thuisgebleven) 71
Negende ronde (inschattingsvragen + draaien aan rad):
Beeld: Een rad in de kleuren rood, wit en blauw.
Geluid: (De Mol:) “De eerste vraag luidt: Hoe veel kilo drop eten wij Nederlanders per persoon
gemiddeld per jaar?” (1,9 kilo), (Van der Wal:) “Veel, veel” Muziek [draaiorgelmuziek] (terwijl er aan het rad wordt gedraaid) (De Mol:) “Hoe veel betaalt een Nederlands huishouden gemiddeld aan energie en gas per maand?” (€ 155,75) “De meeste van ons Nederlanders vinden het heerlijk om met een bord op schoot naar het voetbal te kijken, maar hoe veel Nederlanders lopen er zelf achter een balletje aan? De vraag is: Hoe veel Nederlanders voetballen in clubverband?” (1.155.469). “Het is misschien niet iets dat je meteen met je nieuwe vriendin bespreekt, maar vanavond gaan wij met de billen bloot (…) de vraag is: Hoe veel procent van de Nederlandse mannen van 18 jaar en ouder heeft wel eens betaald voor seks?” (25%) Afsluiting Linda de Mol:
Beeld: meisje in blauw‐witte jurk [Delfts Blauw] met dienblad met spullen [poffertjespakket],
poffertjes worden uitgedeeld aan publiek na de uitzending,
Geluid: muziek, (Het is tijd, de hoogste tijd)
2) 06‐12‐‘08 Leader: Idem Mensen op straat (“Ik hou van Holland omdat…”):
Beeld: Oudere vrouw, grijs haar, op de achtergrond water [gracht?]; man, blond haar,
achtergrond winkelgalerij, meisje, donker haar, achtergrond winkels; groep meisjes, vooral blond, winkelstraat,
Geluid: Vrouw1: “Ik hou van Holland, omdat het ook aan de zee grenst.” Man1: “Ik hou van
Holland vanwege dat zompige witte kadetje frikadel speciaal.” Meisje1: “Ik hou van Holland omdat je daar altijd je mening kan zeggen.” Meisjes: “Wij houden van Holland omdat je op vakantie kan gaan naar het buitenland.” 1 meisje van de groep: “en hoe was ie?” Intromuziekje (“Ik hou van Holland”) shots van studio: 72
Idem Introductie Linda de Mol (band en teams en prijs):
Beeld: idem, man [Van erven Dorens] toont gescheurde broek, scheurt even later hele linker
broekspijp af. Prijs: een donker meisje in een jurk [Delfts Blauw]toont: een dekbedovertrek [Delfts blauw] sloffen in de vorm van klompen en twee dvd’s [van Nederlandse films]
Geluid: (De Mol:) “Goedenavond allemaal, hartelijk welkom bij: Ik Hou van Holland. Ik weet
niet euh…” (Van erven‐dorens:) “Linda, mag ik eerst heel even aandacht voor mezelf, (…) nou ik heb weer hier een klein probleem met m’n broek gekregen.” (de Mol:) “Het is niet waar! Ben je er al uitgescheurd voordat we begonnen zijn?” (Van Ervan Dorens:) “Dat is de tweede keer al!” (Van Koningsbrugge:) “En hoe veel centimeter ontsluiting is het?” (De Mol:) “Het zijn al die chocoladeletters natuurlijk, ik ben nog echt…” (Van erven dorens:) “Ik heb gisteren zitten vreten jongen.” (De Mol:) “Straalmisselijk van al die banketstaven en chocoladeletters. En de drank van vannacht, nou… (…) Waar was ik? Ik was aan het vertellen over Sinterklaas en dat ik weer een vrachtlading nutteloze cadeaus rijker ben, maar God wat hou ik toch van Nederland op 5 december. Het is toch een te leuke traditie dat Sinterklaasfeest. Of wij vandaag –de day after zeg maar‐ nog zo van Holland houden weten we over 1,5 uur, we gaan met 8 leuke bekende Nederlanders ons land ontleden en er is muziek, Nederlandse muziek van het Metrokóólorkest onder leiding van Ronald Kool daar zit ie.” (De Mol: ) “Beau, ik zie het natuurlijk in 1 oogopslag maar stel je team toch maar even voor, wie zijn het?” (van erven Dorens:) “Voor de zekerheid, maar hoe moet je deze man nou ooit gemist hebben, dit is onze bekendste Nederrapper, dit is Ali B! En hier, deze vrouw voerde ons land aan, zij is eigenlijk voor de meeste sportvragen, Annemarie Thomas! Chris Tates, echt de hunk uit vele series en hij zit nu in een musical. Moet je eigenlijk ook dansen in Dirty Dancing? Waarschijnlijk wel een beetje he?...” (Van Koningsbrugge:) “Nou wij hebben speciaal voor de sport hebben wij een gouden‐ medaillewinnares, kijk eens even wat hier hangt, Maartje Paumen! Hockey, hockey staat er, hockey. En natuurlijk voor muziek euh… wat doe je nog meer eigenlijk? Liefde. Voor niks, Xander de Buisonjé! En, ik vind het wel jammer dat ze aan deze kant staat want ik had haar eigenlijk wel wat dichterbij willen hebben, onze eigen… dat kan? Ah te gek, ik ben ineens kwijt wat ik allemaal wilde zeggen. Daphne, ja Daphne. Daphne Dekkers!” (De Mol:) “Goed, het Hollandlegioen zit ook vanavond weer verdeeld over twee tribunes in ons eigen Hollandhouse en die zitten hier natuurlijk allemaal omdat de prijzen hier geweldig zijn en vanavond pakken we nog meer uit dan normaal gesproken, het hele winnende vak krijgt namelijk een:
73
slaappakket, ja, een Hollands slaappakket, bestaande uit: een Delfts Blauw dekbedovertrek, originele klompsloffen en twee DVD’s.” Eerste ronde (Nederlandse films en televisieprogramma’s):
Beeld: Fragment1: Jongetje met kippen [in Villa Achterwerk]
Fragment 2: Miljonair kiest zijn bruid uit [Ja ik Wil een Miljonair] Fragment 3: Youp van ’t Hek over Buckler in oudejaarsconference. Fragment 4: Man kamt haren van zichzelf en buren met wc‐borstel voor 1000,‐ [Over de Roooie]
Geluid: Fragment1: (de Mol:) “Hoe heette dit kinderprogramma? Waar komt dit uit?” (Villa
Achterwerk) (Paumen:) “Knoop in je zakdoek” (Ali B:) “Er gaan er gaan… is het Praatjesmakers, nee die is het niet, ik heb ook Wordt Vervolgd maar dat is het ook niet, ik zit te kijken naar die villa hiero, die mooie witte villa van zijn achterwerk… Ja? Villa Achterwerk?” Publiek: “Ali, Ali…” Fragment2: (De Mol:) “Voor Xander en Annemarie: Ja ik wil een Miljonair, het was een wedstrijd waarin een miljonair zijn bruid ging kiezen…. Nou heel, heel even dachten we: zou het werken, zo’n gearrangeerd huwelijk, maar al snel bleek de bruidegom toch meer op mannen te vallen. De keuze viel op de 29‐jarige Coby Bos, de vraag aan Annemarie en Xander is: Weten jullie de voornaam van de bruidegom nog?” (Stefan) Fragment3: (De Mol:) “…tijdens de oudejaarsconference van Youp van ’t Hek in 1989 kreeg een alcoholvrij biertje er van langs…” (Buckler) (Tates:) “Buckler!” Fragment4: (De Mol:) “In Over de Roooie werden mensen op straat gevraagd nogal ongebruikelijke opdrachten uit te voeren met als beloning –toen nog‐ 1000 gulden... De vraagvoor Beau en Jeroen, jullie zagen presentatrice Wendy van Dijk in Over de Rooie, maar wie was haar medepresentator?” (Matthias Scholten). Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Geluid: Muziek: Leef van Han van Eik
Tweede ronde (“Hoe goed ken je je gemiddelde landgenoot?”):
Beeld: Idem
Geluid: (De Mol:) “9% van de Nederlandse mannen houdt meer van zijn vrouw nadat zij…” (…
een cosmetische ingreep heeft ondergaan) (Jeroen:) “… nadat zij heeft gekookt.” (Beau:) “… nadat zij is vreemdgegaan.” Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Geluid: Muziek: Father and Friend, Alain Clark 74
Derde ronde (taal en spelling):
Beeld: idem
Geluid: (De mol:) “Wij gaan spellen en dat klinkt makkelijker dan het is. Sinds wij elkaar zijn
gaan sms’en is de klad er behoorlijk ingekomen. Wij doen hier 1 laatste poging om onze taal te beschermen tegen het huidige onderwijs. Woorden: Graffiti (fout) Camouflage (goed) Applaudisseren (fout) Catastrofe (fout) Prestigieus (fout) Promiscue (fout) Jacquet (fout) Gonorroe (fout) Treiterijen (fout) Agressieveling (goed) Vierde ronde (betekenis van Nederlands woord raden)
Beeld: idem
Geluid: (De Mol:) “Beau, welk woord hebben jullie meegenomen deze week?”
(Beau:) “wij hebben meegenomen: bevergeil…” (Ali B) “Nou je hebt als het ware een soort bruine spul, en dat wordt gebruikt in parfum. En ze halen het eigenlijk van een bever, maar dan heb je een soort het euh… poepertje, het vogeltje, het poesje weet je wel, ligt eraan of het een beverin is (…) daar zit in… ja bruin spul, dat wordt gebruikt in parfums.” (Juiste antwoord) (Annemarie Thomas:) “Het is een beetje een plat wordt natuurlijk, maar het is een Haagse uitdrukking voor een vrouwelijke ovulatie. “ (De Mol:) “Dus als je ovuleert, je eisprong hebt, het is inderdaad een soort biologie, dan ben je…” (Thomas:) “Ja, bevergeil.” (Chris Tates:) “Het is Bargoens, plat Hollands, het is eigenlijk gewoon beregeil, supergeil, zo geil als een otter, als een bever. Maar bevergeil, inderdaad, volgens mij komt het uit Den Haag.” (Jeroen:) “Sapajou. Een sapajou.” (Maartje Paumen:) “Nou een sapajou is een niet zo bekende vrucht, maar dat is een vrucht die uit Suriname komt. Daar heel bekend, hier iets minder bekend. Hij lijkt een beetje op een meloen, hij is iets zoeter en iets sappiger.” 75
(Xander:) “Heel simpelweg is het gewoon een plurk, een vlerk.” (Ali B) “Ja ik weet nog steeds niet wat je bedoelt.” (Xander:) “Nee echt niet? Je weet niet wat een vlerk is?” (Beau:) “Een schelm, een belhamel.” (Xander) “een belhamel, een lapzwans…” (De Mol:) “Een onbeschoft persoon, zeg ik dat goed?” (Xander:) “Ja een onbeschoft persoon, een belhamel een…” (Jeroen: ) “…een prikaloe… allemaal dezelfde betekenis voor het zelfde woord.” (Daphne:) “Nou je hebt bonobo’s en chimpansees en je hebt ook sapajou’s. Het zijn kleine aapjes met euhm… wit haar om de lipjes en wit haar om de oogjes. Het is een aap, een sapajou.” (Juiste antwoord). (Beau:) “Ja we gaan unaniem…” (Ali B:) “Unaniem? Hey weet je. Ik begin zo langzamerhand te merken dat ik niet zo serieus wordt genomen hier. Is er daar nog een plekje vrij?” (Beau:) “Zo zeg je dat in jury’s, wij hebben het op Xander voorzien, maar wat zeg jij?” Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Geluid: Muziek: Nick en Simon – Rosanne
Vijfde ronde (raden van namen van bekende Nederlanders):
Beeld: idem
Geluid: (Beau:) “De schrijver van Een vlucht Regenwulpen, de achternaam is niet de lever
maar het zit, niet de longen maar…” Maarten ’t Hart, “Dit is de grootste –de neus wordt ie ook wel genoemd‐ zit in de bak op dit moment…” Willem Holleeder, “Deze vrouw stond hier onlangs –maakt niet uit‐ het is de best verkopende cabaretière, haar achternaam is niet bij nacht op een boot… nee ga door, 1 2 3 4 5 6 7 8 9 …” Tineke Schouten, “En dit is een vent hij zat in 2Unlimited” Ray Slijngaard, “Dit is een hele moeilijke en de voornaam is een film van Maarten euh.. van God dit wordt heel ingewikkeld ik vond het een hele goeie, nee een ontdekkingsreiziger dan heb je Australië en Nieuw Zeeland en dan heb je ook nog een ander eiland… Ja en dat heeft hij ontdekt en z’n voornaam is de film van Alex van Warmerdam en die ene jongen… nee ga door, het is de toren van:… ja en dan de B eraf.” Abel Tasman, “En dit is een prins en hij traint zich echt helemaal af, hij zit in het koninklijk huis en hij is getrouwd met Marilène, hij heet:” Prins Maurits, “Dit is een schilder, z’n voornaam is euh… z’n achternaam is, stel je voor dat ik… euh, nee die andere, die andere nee, z’n voornaam is wel de zelfde als Appel, nee ik euh, aaah, het Engelse woord voor inkt is:… dat is het tweede gedeelte van zijn achternaam het eerste gedeelte is ik zou zo graag…” Carel Willink, “Dit is een mevrouw en ze is getrouwd met een topkok op dit moment, en ze heeft het ongeveer met heel Hilversum gedaan, wat zeg ik nu weer.” Ellemieke Vermolen. (Jeroen:) “Ok, ze is getrouwd met Thijs, ze is actrice… en dan de hele naam zoals ze nu heet.” Katja Römer‐Schuurman, “Schrijver, het boek Ik… Zo heet het boek ook, z’n naam: Ik…” Jan Cremer, “euh, Nederlandse onderwereld, is geliquideerd, je hebt van die eters, van die dingen die eten met zo’n
76
lange neus…” John Mieremet, “Cabaretier, achternaam, is half Spaans, voornaam is als je het leest denk je het is Duits klavier, maar zo spreek je het niet uit.” Javier Guzman, “Voetballer, in Duitsland, bekend, hij zat ook in het Nederlands elftal, inmiddels niet meer, voornaam is euh, voornaam is de achternaam van Brian… nee dus de achternaam van Brian… is de voornaam van:” Roy Makaay, “koninklijk huis, ze is niet een prins maar een… en ze heet van achteren alsof je iets van iemand wil – heel even‐ kan ik iets lenen van je,” Prinses Marilène, “dan een Nederlandstalige zanger, het is niet noord, niet zuid, niet oost, maar:… precies” Albert West, “oud politicus die achter het centraal station met hoertjes iets deed” Rob Oudkerk, “Z’n voornaam is ook de naam die bij Lady Di in de auto zat, weet je wel die is verongelukt…” Dodi Apeldoorn. (de Mol:) “…ik moet geloof ik aan iedereen excuses aanbieden, sorry Rob, sorry Ellemiek, sorry allemaal.” Tussenronde (raden van een Nederlands liedje):
Geluid: (De Mol:) “U kijkt naar Ik Hou van Holland, ofwel: Nederlands op zijn allergezelligst.
We beginnen meteen weer met sfeerverhogende muziek…” Muziek: (If I had Words van Yvonne Keeley) (De Mol:) “Yvonne Keeley, de zus van Patricia Paay met Scott Fitzgerald…” Zesde ronde (Hollandse basiskennis, woord raden):
Beeld: idem
Geluid: (de Mol:) “Hollandse basiskennis, van het woord alleen al wordt iedereen stil want dit
is de ronde waar je dochter van acht je thuis op de bank keihard voorbijstreeft omdat bij haar die informatie nog vers in het geheugen ligt en ik kan je vertellen dat voelt niet goed, ik moest laatst nadenken of de hoofdstad van Zeeland nou ook al weer Middelburg of Vlissingen was, sommige dingen zakken weg.” (…) (De Mol:) “De eerste vraag is voor Ali en voor Ali alleen: op welke dag is de vrouw die jij zo spontaan kuste, Beatrix, echt jarig?” (31 januari) “Hoe heten de vier weken die voorafgaan aan kerstmis?” (De adventsweken) “Chris: welk universiteitsgebouw werd in 1969 5 dagen bezet door studenten?” (Het Maagdenhuis) “Beau: vanaf welke leeftijd moet je je kunnen identificeren in Nederland?” (14) “Ali: welke provincie heeft de minste inwoners?” (Flevoland) “Hoe het stadion waar Ajax speelde voor ze naar de Arena verhuisden?” (De Meern) “Hoe het boek van Gerard Reve dat de 10 laatste dagen van 1946 beschrijft vanuit de beleving van de kantoorklerk Frits van Egters?” (De Avonden)
77
“Beau, een lekkere studentenvraag Beau, wat studeerde kroonprins Willem‐Alexander in Leiden eigenlijk?” (Geschiedenis) Woord: Kerstpakket “Maak het volgende spreekwoord af: zuinigheid met vlijt bouwt…” (huizen als kastelen) “Xander: waar staat de letter T voor in de DTP‐prik die je krijgt als kind?” (Tetanus) “Daphne, kijk even naar de kaart van Nederland en de vraag is: welke stad zie je hier?” (Assen) “Jeroen: wie staat bekend als de Vader des Vaderlands?” (Willem van Oranje) “Welke topsport bedreef Erika Terpstra, de voorzitster van het NOC‐NSF, vroeger zelf?” (zwemmen) “Xander, in welke provincie ligt de stad Deventer?” (Overijssel) “Daphne: wie schreef het boek Erik of het Klein Insectenboek?” (Godfried Bomans) “Jeroen: hoe veel leden heeft de Eerste Kamer?” (75) Woord: Prinsjesdag Tussenronde (raden van een Nederlands liedje) Geluid: (Muziek:) René Froger met Are You ready for loving me) Zevende ronde (opnoemen van rijtjes) Geluid: (De Mol:) “We zijn in Nederland gek op rijtjes, behalve in de supermarkt bij de kassa. We gaan kijken welk team de boel het best óp een rijtje heeft…” “We hebben een onderzoek gedaan en vroegen het publiek: welke bekende Nederlandse Jannen kent u allemaal? Toen noemde ze allemaal Jan‐Peter Balkenende, maar die telt niet mee, die heet gewoon Jan‐Peter. En ik zeg erbij: het kan ook figuurlijk zijn.” “We zoeken de elf steden van de Friese elstedentocht, maar het hoeft niet in de goede volgorde.” (…) Publiek: “ ’t is stil aan de overkant” (zingend) Tussenronde (raden van Nederlands liedje) Geluid: Muziek: Brainpower met Dansplaat Achtste ronde (vragen over sport) Beeld: Fragment 1: voetbal: Feyenoord tegen Borussia Dortmund Fragment 2: Hennie Kuipers met een lekke band Fragment 3: boksen, Bep van Klaveren in de kwartfinale van de Olympische Spelen 1928 Fragment 4: voetbal: van Breukelen stopt een penalty tijdens finale EK ’88.
78
Geluid: (De Mol:) “Het sportarchief is weer eens leeggeschud, we hebben 4 fragmenten geselecteerd die per generatie worden gespeeld….” (…) (De Mol:) “Rotterdam, De Kuip, 8 mei 2002, Feyenoord speelt de UEFA‐cupfinale tegen Borussia Dortmund en wint. Alle spelers dragen tijdens deze wedstrijd een rouwband omdat Pim Fortuyn een paar dagen daarvoor is doodgeschoten.” (De Mol: ) “De vraag is, onder leiding van welke trainer wint Feyenoord hier de UEFA‐cup?” (Bert van Marwijk) (De Mol:) “Iedere Nederlandse sport liefhebber herinnert zich nog de paniekerige blik in de ogen van Hennie Kuiper die onder een dikke laag modder stond te zwaaien om hulp. Hij had een dikke minuut voorsprong op zijn achtervolgers maar staat ineens heel zielig langs de de weg met een lekke band.” (de Mol:) …en dat is de vraag: Wat zijn de gevolgen? Als hoeveelste eindigt Hennie Kuiper nadat zijn band gerepareerd is?” (eerste) (De Mol:) “Goed, we gaan kijken naar een wedstrijd, in zwart wit nog, van The Dutch Windmill tijdens de Olympische Spelen in Amsterdam in 1928 –niet dat we denken dat jullie zó oud zijn hoor. Maar de enige Nederlandse bokser die ooit Olympisch goud heeft gewonnen zien we hier aan het werk, we zien hem hier de Argentijn Victor Peralta in de finale verslaan. En onze Olympische winnaar speelt inde donkere broek.” “De vraag… zijn bijnaam was de Dutch Windmill, maar…” (Bep van Klaveren) (de Mol:) “Keeper Hans van Breukelen was in 1988 één van de drijvende krachten achter Oranje. In de finale bewees hij zijn klasse door een penalty te stoppen. Welk gebaar maakte Van Breukelen in…” (gebaar: wijzen naar oog). Tussenronde (raden van Nederlands liedje) Geluid: Muziek: Anneke Grönloh met Brandend Zand Negende ronde (inschattingsvragen + draaien aan rad) Geluid: De Mol: “De finale bestaat uit een aantal inschattingsvragen over ons landje…” (De Mol:) “Uit onderzoek blijkt dat vrouwen in hun leven 665 dagen oftewel 2 jaar lang besteden aan het klaarmaken van eten, maar hoe zit het eigenlijk met de man? De vraag is: hoe veel uur per week staat de Nederlandse man gemiddeld achter het aanrecht om te koken en af te wassen?” (3,3 uur) (de Mol:) “Het is bijna kerst en dan begint gelukkig ons gevoel voor de medemens weer op te spelen, de vraag is: Hoe veel geld geeft een gemiddeld Nederlands huishouden per jaar uit aan goede doelen?” (257,50 euro)
79
(De Mol:) “Hoeveel Nederlandse mannen boven de 40 woonden nog bij hun moeder thuis in het jaar 2007? Ik heb hier het getal staan, dit komt van het Centraal Bureau voor de Statistiek dus het klopt exact:” (42.869) (Beau van Erven Dorens klimt in het decor, duikt op een bed en dreigt van het decor naar beneden te springen. De Mol: “Nee nee, niet springen, straks scheur je weer twee enkelbanden of uit je broek…”) (De Mol:) “Ok, het gaat over condooms. Hoe veel condooms werden er het afgelopen jaar in Nederland verkocht in drogisterijen en supermarkten?” (20,2 miljoen) Eindmuziek, aftiteling. Geluid: Muziek: “Het is tijd, de hoogste tijd”
3) 13‐12‐2008 Mensen op straat (“Ik hou van Holland omdat…”) Beeld: Meisje (zwart haar, Aziatisch/Latijns uiterlijk), Man (kaal, bril), Vrouw (blond), Man (grijs haar), Geluid: Meisje 1: “Ik hou van Holland omdat Brabant zo gezellig is. Da is!” Man 1: “Ik hou van Holland omdat ik dol ben op hagelslag en dol ben op halfvolle melk en dat mis ik altijd als ik niet in Holland ben.” Vrouw 1: “Ik hou van Holland omdat mijn grote blonde familie hier woont en die zou ik niet kunnen missen.” Man 2: “Ik hou van Holland voor die Nederlandse vrouw, ik hou van Nederlandse vrouw” (buitenlands accent) (…) Introductie Linda de Mol (band en teams en prijs) Geluid: (De Mol:) “… welkom bij de voorlaatste Ik Hou van Holland, er komt er nog eentje op woensdag 31 december, met oud en nieuw, een soort jaaroverzicht maar dan gezellig, zonder dood en verderf. “ (Beau:) “Ik heb hier… dit is de man die misschien wel op de meeste meisjeskamers hangt, en misschien wel op die van jou Jeroen, dit is onze TMF‐VJ Sasha Visser.” “Deze vrouw hangt ook op een heleboel kamers, dit is topmodel en tegenwoordig panellid bij RTL‐ Boulevard Anouk Smulders.” “En deze man, als een raket gaat ie omhoog, hij presenteerde natuurlijk Jozef en nu In de Hoofdrol, Frits Sissing.” (Jeroen:) “Naast me staat de dame die we allemaal kennen van Can’t Buy Me Love, op dit moment As you… als we dit aan het opnemen sind –dat is Duits en Engels‐ Ms en Mr Perfect. Nikki Plessen!” 80
“Ja deze man hoeft niet eens meer voorgesteld te worden, wel even leuk: Hans van der Togt, leuk dat je er weer bent, ongelooflijk je jasje past ook nog... Jeroen van der Boom!” “En de vrouw waarvan ik jaloers ben van hoeveel films ze al heeft gespeeld in Amerika. En ze slaat je zo naar die kant van het podium, dus Beau pas op: Lucia Rijker!” Prijs: een hele Hollandse kaas (Maaslander) (…) Tussenronde (raden van een Nederlands liedje) Geluid: Muziek: Bloem – Even aan m’n moeder vragen Tweede ronde (“Hoe goed ken je je gemiddelde landgenoot?”) Geluid: (de Mol:) “35% van de Nederlandse vrouwen denkt gelukkiger te zijn met…” (een beter figuur) Tussenronde (raden van een Nederlands liedje) Geluid: Muziek: Johnny Jordaan – Geef mij maar Amsterdam Derde ronde (taal en spelling) Geluid: De Mol: “Lucia, heel lang in Amerika gezeten, hoe is je Nederlandse spelling?” (…) Tussenronde (raden van een Nederlands liedje)
Geluid: Muziek: Gordon – Ik bel je zo zomaar even op
Vijfde ronde (raden van namen van bekende Nederlanders)
Geluid: (De Mol:) “… de bedoeling zo snel mogelijk de bekende landgenoot te beschrijven…”
(…) (Beau:) “Dit is euh, ze heeft ene eigen broodjeszaak, althans haar ouders hebben dat, nee, de naam is euh, je hebt het monument op de … en dan de voornaam is, nee,” Nicolette van Dam, “dit is die zwartkijker bij Studio Sport, zijn achternaam is zeg maar twee grote…” Hugo Borst, “Dit is een man met een hoed op, echt spuugvervelend, de langste kwijldraad van Hilversum, ok, hij heeft een eigen talkshow dan zit ie altijd op een stoel, iedereen zegt altijd hé wat ben jij intelligent, hij gaat het hele land door, met een boot en een huis…” Rik Felderhof, “Zij is weggegaan bij de Lama’s omdat ze 81
gewoon niet geestig genoeg was”, Sara Kroos, “Dit is die man die heeft de Rijksdag in Berlijn aangestoken, weet je nog wel, z’n achternaam is die vent van De Dijk weet je wel, en z’n voornaam is, nee, het is als je werkt bij de… Hey ik zit bij de…, ja, en dan” Marinus van der Lubbe, “dit is iemand van het koninklijk huis, de voornaam is niet Mohammed maar, nee, nee, ja en dan Hey ik ben koninklijk.” Prinses Christina, “Dit is die man die schildert met een pennetje, nee, dan heb je een hele grote, op een kerstboom staat ie ook…” Anton Pieck, “dit is die man die zit al eeuwen lang bij Studio Sport te praten” Mart Smeets, “dit is die vrouw die je geeft aan je hond” Corrie Brokken, “dit is die vrouw die zit in de Tweede Kamer en haar is naam is als die van die actrice haar zus, nee, je hebt Carice en dan haar zus is, ja” Jeltje van Nieuwenhuizen. (Jeroen:) “Met Johnny Kraaykamp deed ie een C&A reclame vroeger…” Rijk de Gooyer, “schrijver. Z’n eerste naam is niet Allah, maar in het Nederlands is Allah… ja en in België eten ze… precies en dan die twee achter elkaar,” Godfried Bomans, “ok, ontbijt lukt me niet, avondeten ook niet, maar … wel, juist en z’n voornaam is: Op zoek naar…” Jozef Luns, “voornaam is die Abdul, hoe heet ze van voren, juist, achternaam begint niet met jij maar met… ja en de laatste drie letter van haar achternaam is op een schip heb je geen grond maar dan hoe heet dat dan, nee, euh, en daar tussenin dan nog de afkorting van, je hebt maandag, dinsdag, woensdag en dan… juist en dan de afkorting, nee, de u heb je en dan, ja en dan en dan,” Paula Udondek, “1988 coach van Oranje,nee, nee, nee?” Rinus Michels, “niet Koningin Wilhelmina, niet Koninging Beatrix, maar daarvoor, nee, in Nederland! In Nederland, daarvoor dus, lijkt op de a,b,c,d,e,f,g,h,i,j,k,l… nee je zegt het bijna,” Koninging Emma. Tussenronde (raden van een Nederlands liedje)
Geluid: Muziek: Boudewijn de Groot – Land van Maas en Waal
Zesde ronde (Hollandse basiskennis, woord raden) Geluid: (De Mol:) “Hollandse basiskennis, het woord doet vermoeden dat het tot de basis behoort en dat dus iedereen het weet, maar niets is minder waar, de basiskennis is vaak bedroevend diep weggezakt, vandaar deze opfriscursus.” (…) Wat is het symbool van de stichting tegen zinloos geweld? (lieveheersbeestje) Welk prinselijk paar past in 2007 hun eigen wikipedia‐pagina aan? (mabel en Friso) Welke columnist had als pseudoniem Kronkel? (Simon Carmiggelt) Waarom werd het Paarse kabinet Paars genoemd? (De combinatie rood en blauw) Hoe heet de vrouw van Jan‐Peter Balkenende, onze First Lady? (Bianca) Maak dit spreekwoord af: wie het onderste uit de kan wil hebben? (Krijgt het lid op de neus) In welk land werd Anne Frank geboren? (Duitsland) Welke drank werd er vroeger traditioneel geschonken bij de geboorte van een baby? (kandeel) Woord: sjoelbakken Hoe heet het Nederlandse dierenpark waar apen vrij tussen het publiek ronddartelen? (de Apenheul) 82
Welk type woningen uit de jaren ’70 werd gebruikt als naam van een stripfamilie? (Doorzon) In welke stad staat het Gelredome? (Arnhem) Hoe heet de belasting die je over een nalatenschap moet betalen? (successierechten) De minister van LNV, hoe heet ie? (Gerda Verburg) Hoe veel gulden was een daalder? (1,50) Mak het volgende spreekwoord af: zachte heelmeesters maken:? (stinkende wonden) Welke prinses woonde er voor Maxima en Willem‐Alexander in villa Eikenhorst? (Irene) Woord: Rijtjeshuis Tussenronde (raden van een Nederlands liedje)
Geluid: Muziek: Marco Borsato & Ali B – Wat zou je doen?
Zevende ronde (opnoemen van rijtjes) Geluid: (de Mol:) “ …het zijn er 22, we zoeken naoorlogse Nederlandse dichters. (…) maar dat was een grapje hoor, want ik dacht: dat weten ze niet. We doen gewoon iets makkelijks Ik wilde even kijken hoe jullie zouden reageren als er iets intellectueels naar boven kwam (…) Wat eten we het liefst met kerst is het geworden. We hebben een enquête gehouden en een top 20 is daar uit voorgekomen en hoe veel van die 20 weten jullie op te noemen. Wat eten Nederlanders het liefst met kerst. (…) Wat zetten wij op tafel op Eerste Kerstdag?” “We zijn op zoek naar zo veel mogelijk leden van het Koninklijk huis der Nederlanden, dat zijn er 14 in totaal. Er is een verschil tussen het Koninklijk Huis en de Koninklijke Familie.” Tussenronde (raden van Nederlands liedje)
Geluid: Muziek: Wolter Kroes – Viva Hollandia
(…) Tussenronde (raden van Nederlands liedje)
Geluid: Muziek: Golden Earring – Radar Love
Negende ronde (inschattingsvragen + draaien aan rad)
83
Geluid: (De Mol:) “We gaan naar de finale en daarin gaat het om de gemiddelde Nederlander: wat doet ie, wat vind ie, wat eet ie, hoe veel geeft ie uit, hoe vaak doet ie het, dat zijn de vragen waarom het allemaal draait in de finale.” (De Mol:) “Hoe veel euro stonden wij Nederlanders per huishouden rood in januari 2008? We hebben het hier niet over hypotheken of schulden, gewoon: hoe veel stonden wij gemiddeld rood op onze bankrekening.” (1208,33) “De vraag is: hoe veel eieren eet de Nederlander per jaar?” (182) “Hoe veel Nederlanders zijn er in het jaar 2007 geëmigreerd?” (56.303) Publiek: “Olé, olé, olé” “Hoe oud is de gemiddelde Nederlander als hij of zij, zijn of haar maagdelijkheid verliest?” (16,35)
84
85
Bijlage 2: transcript afleveringen Raymann is Laat Legenda: []= beeld met aanvullende kennis (van codeur) {}= camerawerk, montage ()= aanvullende informatie schuingedrukt = gesproken tekst of tekst in beeld in het blauw = quizvragen
1) 06‐12‐‘08 Introductie door gast:
Beeld: Persoon [presentator Sipke‐Jan Bousema] op kale vloer, op de achtergrond een
doorgang met vaag mensen te zien [publiek] en stellages [decor/tribune] [backstage], praat tegen de camera {camera zoomt langzaam in op hoofd}
Geluid: Praat [Fries], onverstaanbaar (Ik denk iets van: “Goedenavond, ik ben Sipke Jan, het
wordt een leuke show, welkom bij Raymann is Laat), daarna: “…oftewel: Welkom bij Raymann is Laat!” Intromuziek, opkomst Raymann, shots van publiek:
Beeld: Persoon [Jörgen Raymann] loopt op pad tussen publiek door naar voren {camera pant
van vloer omhoog}, geeft mensen links en recht handen, schudt handen, zoent vrouw drie keer, zwarte vrouw, schudt jongen de hand, blanke jongen, publiek is 50/50 blank/donker, mensen in klederdracht [Surinaams] en met hoofddoeken, {snelle camerabewegingen}, man met rood t‐shirt en rode baseballcap achter apperatuur [draaitafel = dj], Raymann loopt op en neer over podium, zwaait naar publiek {shots van publiek}, doet dansje. Decor: Veel verschillende hoeken, licht in kleuren [kleurrijk], planten, houten en bakstenen muren, in houten muur rechthoeken met houten lamellen/luxaflex, projecties met de tekst “Raymann is Laat”, schilderingen/graffiti op muur, tv‐schermen met de tekst “Raymann is Laat”,
Geluid: muziek (blaasinstrumenten, klinkt als jazz), applaus, (Raymann:) “Welkom …
hallo…welkom, welkom, hallóó welkom, people! Yeah, alles goed daar? Goed zo! Whoeee! Hallo dames, alles goed met jullie? Ok, ga maar zitten ga maar zitten ga maar zitten.”
87
Muziek: “Raymann is…” gescratch, muziekje “lalalalalalaláát” (blij), (Raymann:) “Dank je wel, Get Hyper dames en heren, give the man a big hand! Yeah?” (niet Nederlands, klinkt als Surinaams:) “falakka?” (onderstreepte fonetisch) (publiek:) “Goed!” (Raymann:) “Ja met mij gaat het ook goed, met mij gaat het ook goed.” Stuk standup comedy van Raymann:
Beeld: Jörgen Raymann op podium, overhemd [motief Surinaams/Indonesisch?], jasje met
rode button met de tekst: “Groet Mij!”, {korte shots van publiek} lachende mensen opvallend van verschillende etnische afkomst, hoofddoeken, klederdracht.
Geluid: (Raymann:) “Wie heeft er gister Sinterklaas gevierd?” (stilte en gelach) “Niemand?”
(met Surinaams accent:) “‘Nee ik was alleen Zwarte Piet maar verder heb ik niks gedaan…’ Niet? Nee ik vier geen Sinterklaas, maar dat heeft te maken met een jeugdtrauma. Echt waar. Als kind maakte mijn vader zelf mijn Sinterklaascadeautjes namelijk. Enne, het waren nooit echte cadeautjes die de Sint uit Spanje bracht, je zag dat ze in Suriname waren gemaakt weet je. En als we geen cadeautje hadden zei hij ’Ja Sint had geen visum dit jaar’. Dus bij is het echt nooit goed gegaan. Eén keer had ik om een walkman gevraagd en de Sint had me echt een walkman gegeven: het oude cassettedeck van m’n vader, met een gitaarband eromheen en zo een headphone weet je, met van die grote krullen erin weet je. En dan stond ik in de hoek zo,” (met Surinaams accent) “‘Is geen walkman! Het is een standman’ En dan m’n vader” (met Surinaams accent) “‘Ja lul niet jongen kijk naar het andere cadeautje’ en dan had hij een verlengsnoer van 12 meter gekocht weet je. En daarom, ik vier geen Sinterklaas, maar iedereen die het wil vieren: vier het gerust, en dan gaan we volgend jaar weer vechten erover, hè? Hij is weg.” “In Amerika hoorde ik, in Amerika, is Obama, een zwarte man, die heeft 1 miljard dollar opgehaald voor z’n campagne. Eén miljard dollar! Ik denk ‘Yeah! Black people can!’ Weet je. En het was geen uitkering, nee gewoon vrijwillige bijdrage weet je. En dat doet mij deugd als ik dat lees, maar het waren voornamelijk zwarte mensen die geld voor hem gingen collecteren. En die waren heel enthousiast weet je. Dat was gewoon van die grote zwarte mannen die om 3 uur in de nacht aanbelden in een witte wijk weet je, ‘Excuse me, do you have some money for Obama?’ ‘Yes but I can’t give you none.’ ‘Yes you can! Yes you can!’ Weet je, het is zo easy, dat kan iedereen makkelijk doen en dat vind ik wel aardig, wij zwarte mensen hebben zo veel leuke dingen die we meemaken. Bijvoorbeeld in Italië zijn ze ook zwart, wist u dat? Want 30% is maar monogaam van de Italianen, 70% gaat vreemd. Zeventig procent. Surinamers: laatste onderzoek, 69%. Dus die Italianen zijn erger dan wij zijn, dat is duidelijk, veel erger dan wij zijn. En en ja… die mannen hebben ook altijd, weet je, die onderzoekers zeggen ‘ja die mannen doen het even snel tijdens de lunchbreak, even snel whoeha, weet je, grazie, prego, klaar is Kees. En dan noemen ze het ook overspel light, want het is om het 88
huwelijk spannend te houden. Overspel light, en dan denk ik zo van: ‘overspel light, die term moet je niet gebruiken, overspel light. Want daarop zitten die vrouwen hier in Holland te wachten, overspel light.” (met Surinaams accent:) “’Ja poppetje is ben vreemd gegaan, ik weet het, maar het was voor mijn lijn.’ Ja toch? En dan zeg ik ‘En nu ga ik je in elkaar slaan en dat is voor mijn conditie. Dat ga je krijgen. Maar het allerleukste dat mij deze week is overkomen daar bullshit ik niet over dames en heren, ik heb dus euh… ik zocht naar mijn vriend Edsel, Edsel was al een paar dagen kwijt. Ik kan Edsel niet vinden dus ik bel Edsel: ‘Edsel, waar ben je?’ Hij zegt:” (met Surinaams accent) “’Swa, ik zit in Bangkok.’ Dus ik zeg ‘Bangkok?’ ‘Ja, en ik kan er niet uit! Ik kan er niet uit!’ Ik zeg ‘Maar wanneer ben je naar Thailand gegaan?’ Hij zegt: ‘Nee niet in Thailand swa, die restaurant op de Kruiskade, maar het is zo duur.’” “Jongens welkom! Bij Raymann is laaaaaaat!” muziek (zelfde als in intro). “Interview” van Raymann met typetje (ook gespeeld door Raymann):
Beeld: Decor: muur met graffiti/schildering: vredesteken, teksten, posters, kader omrand
met feestverlichting [etalage?], grote flatscreen tv aan wand en kleinere oudere tv’s eronder met stickers [prijs], bordjes met “50%” en “20%”, lichtkrant, ventilator, boven kader blauw bord met “Elektro/Skyshop, simlock service – belhuis – gsm – fax – tv” Op flatscreen: man (Raymann als typetje), in camouflagepak met camouflagepet en zonnebril op, sigaar in zijn hand, zittend in leren fauteuil, op achtergrond camouflagenetten, planten [varen, klimop], een schilderij van een Afrikaanse man die een mand vlecht, een kastje met fotolijstjes met portretten [Obama, Martin Luther King?] en een beeld [van wat?].
Geluid: (Raymann:) “Er is weer een onderzoek geweest dames en heren, dit keer van het
Sociaal Cultureel Planbureau en daaruit blijkt dat de mensen op het platteland het minder op hebben met allochtonen dan de mensen in de stad. Met andere woorden: plattelandsbewoners willen niets van allochtonen weten. Dat is het onderzoek. Maar ik wil er graag over praten met iemand die er meer van weet en dat is onze sociaal gedragswetenschapper, professor Kwakoe Kadongo. Professor, goedenavond.” (onderstreept fonetisch) (professor:) “Goedenavond broeder Koendoe.” (Raymann:) “Vind u het een verassende uitslag?” (professor:) “In het geheel niet broeder Koendoe, ik denk zelfs dat deze radicale verandering in opvatting heel makkelijk te verklaren is.” (Raymann:) “Verandering? Hoe bedoelt u verandering?” (professor:) “Nou ik wil geen oude koeien uit de sloot halen, maar nog e… werden per boot, als sardienen in een blik geketend als dieren vanuit Afrika gehaald om ons 100% in te zetten op verschillende plattelanden overal ter wereld.” (Raymann:) “Nee maar daar gaat het nu even niet om, ik bedoel, het is nu…” (professor:) “Daar gaat het wel degelijk om. Kijk door de omwenteling in de economische machtsverhoudingen zijn wij nu niet meer welkom op het platteland.” (Raymann:) “Hoezo? Dat begrijp ik niet.” (professor:) “Nou, sinds ze ons moeten betalen 89
is de lol er een beetje vanaf natuurlijk.” (Raymann:) “Nee u haalt weer de slavernij erbij, dit heeft niets met de slavernij te maken, dit gaat gewoon over de allochtonen nu en plattelandsbewoners nu hier in Nederland.” (professor:) “Kijk u als huisneger begrijpt dat niet, maar als zwarte man heb je de morele plicht om ten allen tijden het slavernijverleden onder de neus van de witte man te wrijven. Bovendien, het feit dat allochtonen nu niet welkom zijn op het platteland heeft vooral te maken met de Spanjaarden en de Italianen.” (Raymann:) “Hoe komt u daar nou weer bij?” (professor:) “Nou heel simpel: zij waren de eerste die als gastarbeider te werk werden gesteld op het platteland en deze heetgebakerde zuiderlingen deden niets anders dan proberen de boerendochters het hooi in te krijgen om ze vervolgens tot hun vrouw te maken. U en ik weten beiden dat de hedendaagse allochtoon zijn bruid liever uit het buitenland importeert.” (Raymann:) “Nou ok, dat is duidelijk. Bedankt voor uw bijdrage weer professor en tot de volgende…” (professor:) “Dank u wel broeder Koendoe, en als ik één waarschuwing uit moet gaan naar de mensen van het platteland is dat ze vooral uit moeten kijken met de Polen.” (Raymann:) “Met de Polen? Hoezo?” (professor:) “Nou de Polen die zijn net als bladluis, het begint met 1 of 2 op je erf en voor je het door hebt is je hele akker ermee bezaait, of niet dan?” (Raymann:) “Nou dat zijn uw woorden.” (professor:) “Stay black my brother.” (Raymann:) “I will stay black, dank u wel. Tot ziens.” Muziek, applaus, “Altijd prijs met Achmed” (sketch van Islamitische slager en quiz met “kandidaat slager”):
Beeld: Decor: slagerij, bord met de tekst: “Islamitische slagerij”, lichtbord met “Achmed”,
krijtbord met de tekst “Slagerszoon gezocht”, daar bovenop een bord met “Altijd prijs met Achmed”, een vlag [Marokkaanse vlag?], een weegschaal, posters met vlees, een koelvitrine met vlees, een blauwe lamp [anti‐vliegenlamp?] Raymann verkleed als slager, met snor, witte glimmende jas en pet met goud borduursel, vleesmes in zijn hand. Jongen in zelfde soort jas en pet als Raymann. Mogelijk allochtone afkomst. Drie meisjes [jury], één met hoofddoek, getinte huid, klapbord en bordjes met cijfers in hun handen.
Geluid: Stem met Marokkaans/Islamitisch accent (Raymann): “Het is zaterdagavond, zeven
over tien, tijd voor Altijd Prijs met Achmed! En hier is hij dan, uw sympathieke gastheer en keurslager: Achmed El Kashal” (onderstreept fonetisch), applaus en gejuich van publiek, (Achmed:) “Goedenavond en Salaam Aleikum en welkom bij Altijd Prijs…” (publiek:) “Met Achmed!” (Achmed:) “Met Achmed. Zoals u weet mijn zoon Rachid zit nu in Marokko, hij is… (onverstaanbaar), tfoe” (spuugt op grond), “En daarom ik ben op zoek naar nieuwe zoon, man vrouw dochter, voor met hulp in slagerij. En vandaag ik heb weer kandidaat voor sollicitatiegesprek, mag ik alstublieft applaus voor Zermat Al Doreimie.” (onderstreept fonetisch), [Arabische] muziek, (Achmed:) “Goed zo. Niet te veel 90
zwaaien, zo is genoeg. Zermat, je weet nieuwe slagerszoon hij moet zijn slimmer dan mijn zoon Rachid, hij moet hebben gevoel voor humor…” (Zermat:) “Heb ik wel.” (Achmed:) “Heb jij wel? Heb jij gevoel voor humor?” (…) (Achmed:) “Ok, wij gaan naar vraag 1: waar kom jij vandaan?” (Zermat:) “Uit Groningen.” (Achmed:) “Uit Groningen? Jij ziet er heel Gronings uit… kom jij altijd al uit Groningen?” (Zermat:) “Papa en mama of ik?” (Achmed:) “Papa en mama, waar komen papa en mama vandaan?” (Zermat:) “Irak.” (Achmed:) “Jij ook van Irak? Hoe ben jij hier gekomen?” (Zermat:) “AIVD kijkt mee hè… vliegtuig.” (Achmed:) “Vliegtuig. Logisch. Ja zwemmen is een beetje moeilijk natuurlijk, in Irak. Ok begrijp het. Wat voor opleiding doe jij nu?” (Zermat:) “Farmacie.” (Achmed:) “Farmacie? Jij komt uit Irak en doet… Ali Chemicali.” Gelach, (Achmed:) “Ah kon het niet laten, sorry, sorry. Heb jij ooit bij slagerij gewerkt?” (Zermat:) “Ja, ja.” (Achmed:) “Werk jij nu nog bij slagerij?” (Zermat:) “Nee.” (Achmed:) “Waarom niet?” (Zermat:) “Loon is te laag, is vier euro bruto.” (Achmed:) “Vier euro is te laag? Wat denk jij gaat verdienen hierzo?” (Zermat:) “Veertig euro?” (Achmed:) “Veertig euro, (onverstaanbaar, afkeurend gemompel), veertig euro… Dat is veel. Nee maar is goed, wij gaan kijken, als ik hier klaar ben ik ga solliciteren bij jouw oude slager. Verdien ik ook wat een keer, hè. Wij gaan naar vraag 1. Nu pas puntje geven hè! Ok goed zo, wij gaan naar vraag 1.” “Sinterseklaas, tfoe (spuugt op grond), is net geweest en kerst staat weer voor de deur, maar wat is in Nederland de bekendste traditie tussen Sinterklaas en kerst? Is dat: A)Het optuigen van de kerstboom? B)Het aftuigen van de kerstman? C)Het Groot Dictee der Nederlandse Taal?” (Zermat:) “C?” (Achmed:) “Is helemaal goed! Goed zo. Helemaal goed. Is binnenkort op televisie, wij gaan samen dictee schrijven. Inshallah. Ok wij gaan naar vraag 2: “Wat is de betekenis van de uitdrukking: Hij is het zwarte schaap van de familie? Is dat: A)Hij werkt bij Tele2?Is dat B): Hij is de enige Surinamer in de familie? Of is dat C): mijn zoon Rachid? (Zermat:) “B!” (Achmed:) “Is niet goed! Is C, mijn zoon Rachid, hij is zwarte schaap van familie. Wallah. Dan gaan wij nu naar doe‐vraag. Leg mes weg. Zo deze is beter. Pas op! Irakees met mes! Kijk mijn slagerij altijd helemaal halal, maar vandaag we hebben varken…” (Zermat:) “Whoo, varken!” (Achmed:) “Maar varken, varken is niet haram want is marsepein. Is varken van marsepein, heb ik gekregen van de boeren. Niet de boeren van het platteland want zij houden niet van allochtonen, maar mijn boerman en boervrouw. Ja? Mijn boerman is Sinterklaas. Maar wat ik van jou wil vragen: Snij deze varken van marsepein –want jij kan goed wegen en selecteren‐ in … 310 gelijke stukjes.” (…) [Arabische] muziek. (…) (Achmed:) “Maar, jij krijgt wel oorkonde van mij…” (…) Muziek [Caribisch]. “Twee culturen op 1 kussen, daar ligt Raymann tussen” (interview/quiz met bekende Nederlander en partner van andere cultuur): 91
Beeld: Bed, rechtop tegen de muur. Twee personen in het bed [Evert Santegoeds en partner],
naast bed twee nachtkastjes met lampen, licht is gedimd, dekbedovertrek heeft blauw‐wit patroon [Delfts Blauw] met tekeningen van een molen, twee kussende figuren [boer en boerin] en een vaas met bloemen, hoofdkussens ook, tussen twee hoofdkussens een derde kussen met een tekening erop van een rood figuurtje [Raymann als duivel], tv‐scherm met achtergrond van zelfde blauw‐witte tegeltjes [Delfts Blauw] en een tekening ervoor [Raymann als duivel]. Een foto uit een tijdschrift van twee mensen [Klaas‐Jan Huntelaar en vriendin] en de zelfde tekening als op het tv‐scherm, Fragment: Een straat [winkelstraat], man [Quintus], vrouw, blond haar en muts, achtergrond winkelstraat/winkelcentrum, man, donkere huidskleur, vrouw, Aziatisch uiterlijk, man, donkere huidskleur, vrouw, oudere blanke huid, grijs haar, meisje, getinte huid [Noord‐Afrikaans/Arabisch], jongen, lang, blond haar, man, blanke huidskleur, vrouw, donkere huidskleur. Twee pyjama’s, lichtblauw met tekening [Raymann als duivel] op de borst.
Geluid: (Raymann:) “Ja, dames en heren, in Nederland hebben we natuurlijk verschillende
relaties tussen mensen van twee verschillende culturen. En dat verschil in cultuur, maakt dat nou de relatie extra moeilijk, of juist extra spannend? Dat gaan we vandaag testen in: Twee culturen op één kussen, daar ligt Raymann tussen!” Wekker, (Raymann:) “Haa! Mijn gasten van vandaag: Evert Santegoeds en Robbert Halewijn.” Applaus, (Raymann:) “Halloo, goedenavond, ligt het een beetje comfortabel?” (Santegoeds:) “Ik lig aan de verkeerde kant.” (Raymann:) “De verkeerde kant? Nou je bent sowieso van de verkeerde kant, dus het maakt niet zo veel uit waar je ligt. Goeie binnenkomer Evert, dank je wel, goeie binnenkomer. Laten we bij jou beginnen, jij bent hoofdredacteur van de Privé (..) En jij bent professioneel, euh… je bent zanger geweest, je bent gastheer bij Sotheby’s, en je bent vrijwilliger bij het Rode Kruis. Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?” (…) (Halewijn:) “… ik kende Evert van naam, hij schreef hele gemene verhalen over mijn nichtje, Patty Brard (…) dat is mijn nichtje, daar woonde ik, maar hij schreef zúlke gemene verhalen, met zoiets van ‘nog 1 ring erbij en ze heeft er meer dan de Olympische Spelen, maar stiekem waren wij thuis allemaal aan het lachen en zij was natuurlijk ziedend van woede. En toen ontmoette ik Evert op een maandagavond en ik dacht ‘wat een leuke man eigenlijk’ (…) dus de volgende dag bij het ontbijt zei ik tegen Patty: ‘Ik ben verliefd’, ze zegt ‘Godverdomme op wie nu weer?’, ik zeg ‘Op Evert Santegoeds’, ‘Als je dat maar uit je hoofd laat, die hondenkop!’” (Santegoeds:) “Robbert was geen proefkonijn, ik had daarvoor ook al eens een vriend gehad…” (Raymann:) “Ja maar ook Indo? Of van Indonesische bloed?” (Santegoeds:) “Nee dat niet, maar hij was wel heel erg welkom in de familie, mijn vader was in een tijd in Indonesië geweest dat de Nederlanders daar niet zo heel welkom waren, en die had ooit een beeldje meegenomen en ik mocht met alles spelen in huis behalve dat beeldje want dat was heilig... “(Raymann:) “Javaans beeldje was dat? Dus jij dacht: ik neem mijn eigen Javaanse speeltje maar…” (Santegoeds:) “Mijn Wajangpopje.” 92
(…)(Raymann:) “We gaan naar een beeldvraag en die is voor jou (…) laten we even kijken naar dit beeldfragment. Dat is voor jou Robbert. Uit welk blad is deze foto genomen?” (Halewijn:) “Ik denk de Privé.” (Raymann:) “Oh goed zo, dus je leest het ook.” (Halewijn:) “Ik zie het aan het lettertype” (Raymann:) “Je ziet het aan het lettertype, ok. Maar nou komt de echte vraag: wie staan er op deze foto, wie zijn dat?” (Halewijn:) “Mijn favoriete voetballer: Klaas‐Jan/Jan‐Klaas Huntelaar. (…) En sorry ik weet niet wie zij is, of wie de gelukkige is, dat weet ik niet.” (Raymann:) “…Klaas‐Jan wordt vader. Ja ik zag het ook en ik dacht: Klaas‐Jan neukt… (…) Nu begrijp ik ook waarom hij zo slecht presteert de laatste tijd.” (Raymann:) “Waaraan merk je eigenlijk dat Robbert een andere culturele achtergrond heeft?” (Santegoeds:) “Nou aan hem niet zo maar aan zijn familie, en dan vooral de hoeveelheid familie. Dan komt de familie en heeft ie een tante, alles is tante en nichtje, en tante neemt ook weer een tante van zichzelf mee en voordat je het weet zit de huiskamer vol. En dan heb je nog eigenlijk een klein feestje. Maar het is een grote familie, en veel begrafenissen zijn er dan he, een trieste bijkomstigheid is dat dan, maar het aardige daarvan is dan dat er gegeten wordt en euh… heel veel gegeten en geproost. (…) … toen werd de broer van Robberts moeder begraven en toen liepen we drie meter achter de kist en toen ging het weer over eten want toen riep zijn moeder (met Indonesisch accent:) ‘Robbert, we zijn de saus vergeten!’ En daar was de kist en daar liepen wij en het ging weer… dus dat was wel opvallend vond ik.” (Raymann:) “Het zou ook Surinaams kunnen zijn dus, dat is duidelijk ja…” (…) (Raymann:) “Wat heb jij van Robbert zijn cultuur overgenomen?” (Santegoeds:) “De liefde voor het land in ieder geval en ik ga wel eens een tandje lager, vroeger was ik heel…” (Raymann –tegen Halewijn met een koptelefoon op:) “ Versta je wat? Duidelijk niet.” (Santegoeds:) “Oostindisch doof.” (Raymann:) “Evert, ik heb een gewetensvraag voor je, we weten hij is vrijwillig chauffeur bij het Rode Kruis en nu heeft hij een aanrijding gemaakt, 8000 euro schade en hij moet het betalen want hij is fout. En als hij het niet betaald raakt hij zijn positie kwijt als hooggewaardeerd vrijwilliger. Hij komt dus bij jou en zegt ‘Alsjeblieft lieverd, ik heb 8000 euro nodig, 8500 euro nodig voor het Rode Kruis om die auto te betalen, wat doe je?” (Santegoeds:) “Ik zou zeggen: ze collecteren toch elk jaar? (…) Ik vind het wel een hoop geld…” (…) (Halewijn –over de vraag:) “Euh… ik denk het wel. Ja, zeker.” (Raymann:) “Nou volgens Evert zou hij zeggen ‘ze collecteren toch elk jaar, waarom moet ik het betalen? Is hij een beetje zuinig?” (Halewijn:) “Euh… Ja Nederlands! Natuurlijk, gierig! Ja hoor.” (Raymann:) “Wat verbaast jou van zijn culturele achtergrond? Wat kan jou echt verbazen? Je bent in Indonesië geweest, wat verbaast jou echt?” (Santegoeds:) “Als je daar twee cola bestelt en de cola is op dan krijg je twee Fanta, één om het goed te maken. En dat vind ik wel grappig op zich.” (Raymann:) “En ik had ook gelezen, die flessen water vindt je heel raar, die overal op het toilet staan.” (Santegoeds:) “Ja dat as in het begin heel erg, als ik dan bij die tantes over de vloer kwam dan stond 93
daar altijd een fles water en ik durfde nooit te vragen wat ze daar nou eigenlijk mee deden.” (Raymann:) “Je hebt nooit een slokje genomen hoop ik?” (Halewijn:) “Dat heet bota tsjembot, in Europa hebben we een bidet en bij Indonesische mensen staat een fles… ik weet eigenlijk niet hoe dat bij Surinamers is.” (Raymann:) “Nee. Wij hebben gewoon toiletpapier. Dan nog een straatfragment, we stuurden Quintus de straat op en ik ben benieuwd tot welke vraag Quintus is gekomen deze keer, even kijken naar Quintus…” Fragment: (Quintus:) “Jörgen: Indonesië is het grootste moslimland ter wereld, maar hoe gaan ze eigenlijk met homoseksualiteit om?” (Vrouw1:) “Niet. Volgens mij wordt dat een beetje verzwegen…” (Man1:) “Ik denk dat het niet geaccepteerd is.” (Vrouw2:) “De jongere generatie is denk ik wat meer tolerant dan de oudere generatie.” (Man2:) “Ik hou zelf ook niet van die dingen dus… nee ik denk niet goed. Maar… je weet toch, homo, das niet goed toch.” (Vrouw3:) “Dat moeten ze allemaal zelf weten. Ja, het legt aan hoe je geboren ben.” (Meisje1:) “Ik denk dat ze er tegen zijn want het is een Islamitisch land.” (Jongen1:) “Het zal niet zo vrij zijn als hier.” (Man3:) “Ik ben er ooit een keer geweest in Indonesië, en dan in Atjeh, en daar was het nog niet echt geaccepteerd.” (Quintus:) “Hoe denk je dat ze met homoseksualiteit omgaan in Indonesië?” (Vrouw4:) lacht “Dat zou ik echt niet weten.” (Raymann:) “Ja de eindvraag was wat denkt u? En hoe denkt ze dat ze er mee omgaan? Zegt ze:
A) Dat verschilt per eiland B) Heel goed waarschijnlijk, want van VOC naar COC is maar een kleine stap C) Ze pakken ze van achteren, no? (Vrouw4:) “Dat zou ik echt niet weten (…) ze pakken ze van achteren no?” lacht hard. (Raymann:) “Die is voor jullie, voor het eerst dat we matching his and his pyjama’s hebben bij Raymann is Laat. Maar even eerlijk: als je het vergelijkt met Nederland: hoe tolerant is men op Indonesië?” (Halewijn:) “Tolerant, tolerant, het is verboden! Ondertussen gaat elke nicht verkleed als Celine Dion of Donna… hoe… haha. En dan zijn er dus, op een vakantie‐eiland á la Bali zijn er natuurlijk wel –ik kijk naar jou‐ dan zijn er nichten genoeg, maar wel allemaal met security.” (Raymann:) “Met security dus. Maar het is in principe verboden ja? Maar jullie gaan er toch met plezier naartoe. (…) Waar voel je je veiliger? Indonesië of Amsterdam om hand in hand te lopen?” (Santegoeds:) “Nou ik voel me sowieso wel veilig. Zelfbewuste homo’s…” (Raymann:) “Ja toch. Blijf vooral zelfbewust. Dank je wel…”
94
“Groeten uit Marokko” (reportage van verslaggever van Marokkaanse afkomst vanuit Marokko):
Beeld: Fragment: Man [Rachid], getint uiterlijk [Noord‐Afrikaans], op straat, gepleisterde
huizen, kinderen, luifels, versierde deur [Marokko], jongens met capuchons en petjes, praten naar de camera [videoclip met rapmuziek], man [Rachid] op drukke markt, kinderen, vrouwen met hoofddoek, hij gebaart druk, Rachid in een muziekwinkel, aan het rappen achter een microfoon, in kamer met verschillende andere mannen, eentje zit achter beeldscherm met keyboard (piano), mannen komen 1 voor 1 in beeld met naam in Arabisch eronder, de mannen rappen allemaal een stukje, Rachid schud ze allemaal de hand {fragment is snel gemonteerd met afwisselend kleur en zwart‐wit (als in videoclip)}
Geluid: (Raymann:) “Maar we hebben deze week nog de Groeten uit Marokko en Rachid ging
naar Marokko en kwam erachter dat er in Marokko ook een echte hiphopcultuur is. Ik zweer(onverstaanbaar) echt waar.” Rachid: “In Nederland willen we graag dat onze kinderen meerdere talen leren op school. In Marokko krijg je dat van je geboorte al mee: Berbers en Arabisch.” Rapmuziek [in Arabisch en/of Berbers] (Rachid:) “Taal is erg belangrijk in Marokko. Het Arabisch kent 1 miljoen woorden, het Nederlands… 15.000, ongeveer.” (…) “Al sinds het begin van het Arabische rijk zijn Marokkanen grote woordkunstenaars. Ondanks onze grote woordenschat hebben we toch onze handen en voeten nodig.” (…) “Hiphopscene in Marokko is heel groot. Het is echt mijn ding.” (Rachid aan het rappen voor microfoon:) “We kunnen allemaal met de taal aan de haal, de kracht is oraal, voor een Marokkaan heel normaal, altijd verbaal, geen geweld raar verhaal, doe praat en zing maak die swing van jouw ding, bling bling bling, vreemde taal een verschil slechts mentaal praat geen bil…” (Rachid:) “Ik heb wel vandaag geluk dat ik bij nummer 1 hiphop van Marokko thuis mag komen. Ai, willie willie willie, nu ga ik jullie voorstellen aan nummer 1 hiphop van Marokko, ze zijn hier allemaal.” Praat Arabisch/Berbers (Rachid:) “Dit is nummer 1 hiphop van Marokko, ik ben echt blij om hier te zijn. Wanneer komt volgende album?” Praat Berbers/Arabisch, “Ah kijk kijk kijk kijk, dit is album nummer 1, dit is tweede album, ik heb ze allebei, ik heb ze allebei gedownload.” (…) (Rachid rapt Freestyle:) “Deze man is een komediant, je ziet hem elke dag op tv en elke dag in de krant, doe niet zo arrogant, we zijn in deze shit beland, ahba brbr (onverstaanbaar, misschien Berbers of Arabisch)” Rappende Marokkanen, Applaus van publiek. “Tante Es” (interview met bekende gast door typetje “Tante Es” gespeeld door Raymann):
Beeld: Persoon komt aangelopen tussen publiek door [Raymann verkleed als Tante Es],
gekleed in jurk met motief en doek om het hoofd geknoopt [Surinaamse klederdracht], parelketting 95
om en grote oorbellen in, heeft zakdoek in hand, omhelst en zoent links en rechts mensen uit het publiek, gaat zitten aan tafel met man [Sipke‐Jan Bousema] Decor: Houten hek met daarachter tafel en stoelen [veranda], grote lijst met tv‐scherm aan de muur erachter, gekleurde handdoek over het hek, op tafel glazen en een kan met drank, een rode en een gele fles [saus?], schilderijen aan de muur, een houten luik met lamellen, planten, een houten vogelkooi, een vlag [Surinaamse vlag?] Een groep vrouwen in het publiek in Surinaamse kleding, een foto op het scherm van twee mensen [vader en moeder van Bousema],
Geluid: Muziek [Ala Presie, Surinaams liedje], (Tante Es:) “Hallo… Welkom… Dank u wel…
Hallo zusters!...” “Dames en heren, de gast van vandaag, de presentator van opsporing verzocht –elke week foto’s van m’n familie‐ geef hem een applaus: Sipke‐Jan Bousema! … Hallo m’n schat, hoe is het? Zeg je bent groot in het echt!” (kijkt naar kruis), “Behoorlijk groot!” Gegil en gelach uit publiek. (Tante Es:) “Ga zitten hoe is het met je?” (Sipke‐Jan:) “Met mij is het goed. Wat zie je er weer schitterend uit.” (Tante Es:) “Dank je wel, je weet me toch. ” (…) “Zo dan gaan we bij het begin beginnen, vertel je tante: Wa is dien heit en wa is dien mem?” (onderstreept fonetisch [Fries]) “Is Fries voor Wie is je vader wie is je moeder, ik ben erin getraind.” (…) “Dus jullie zijn van Dokkum, want daar zijn jullie geboren, Friesland, naar Hilversum gezakt. Waarom dan? Was Friesland niet leuk genoeg?” (Sipke‐Jan:) “Ik wilde heel graag weg uit Friesland ja. Maar niet… Friesland is mooi, maar ik wilde naar Hilversum. Ik was 16 en toen ging ik het huis al uit.” (Tante Es:) “16? (…) Mijn kind zou dat niet doen. Over my dead body. Bij mij gaan ze uit huis als ze 24 zijn en niet eerder. Toch?” (tegen [Surinaamse] vrouw in publiek) “Kijk zo gaat het ook toe –je kan je mond weer dichtmaken het is echt waar. Zestien jaar.” …”Welk programma was het dat je keek en dacht van: dat wil ik ook zijn?” (Sipke‐Jan:) “Nou er was 1 programma en dat vond ik heel erg leuk en dat was De Uitdaging, met Angela Groothuizen, dat was heel actief. Maar wat ik altijd wel heel erg magisch vond –niet dat ik dat wilde presenteren ofzo‐ dat was het Televizierringgala. Dan kwamen alle sterren bij elkaar en dan gebeurde ohoh, dat vond ik wel bijzonder altijd.” (Tante Es:) “…want je bent getrouwd met Willem. Hij komt uit Limbabwe en jij uit Friesland. Hoe hebben jullie elkaar ontmoet dan? Op het Pieterpad? De een uit het zuiden en de… Kijk hoe zij kijkt: Oh God hij is homo. Jaaa! (onverstaanbaar, Surinaams) Ze wil het niet geloven. Het gebeurt vaker!” (Sipke‐Jan:) “En dat uit Friesland…” (Tante Es:) “Dat komt in elke familie voor. Bij jou zelfs dubbel heb ik begrepen…” (Sipke‐Jan:) “Oh ja? Oh bij mij? Ja m’n broer is het ook ja.” (Tante Es:) “Zijn je ouders trots op je?” (gelach uit publiek, en een paar mensen die oooh roepen), (Sipke‐Jan:) “Ja hahaha, nou m’n moeder heeft altijd gezegd: ik vind het altijd gezellig: mannen om me heen. Nou: die heeft ze
96
gekregen!” (gelach), (Tante Es:) “Ik vroeg me af hoe jullie Sinterklaas eruit zag. Vroeg je wel autootjes of gewoon Barbie? Even eerlijk zeggen. … “Want jullie zijn getrouwd op Vlieland? Ik heb hier een trouwfoto van jullie…. Aaaah, met jullie voeten in het zand. Mooi mooi, dure pakken en dan met je voeten in het zand. Had je geen schoenen? Na die pakken kon je geen schoenen meer betalen…” (Sipke‐Jan:) “Mijn oma –mijn beppe‐ zei precies hetzelfde.” (Tante Es:) “Je oma heeft gelijk, dat kan je toch niet maken! (…) En wie heeft de achternaam van wie aangenomen?” (Sipke‐Jan:) “Nou we hadden op een gegeven moment een geintje bedacht, we dachten van ja we kunnen wel aankruisen bij het gemeentehuis van ja, welke achternaam wil je, en toen zeiden we weet je wat we gaan doen, dan gaan we onze familieleden helemaal laten schrikken, dan heet ik Sipke‐Jan Bousema van Leunen en hij heet Willem van Leunen Bousema. Maar wat blijkt nou: op die hele trouwdag komt in het trouwboekje alleen maar de namen te staan en niet je hele achternaam. Dus helemaal vergeten, dus nu zien we alleen maar belastingaanslagen met hele lange namen. Dus dat was een leuke verrassing voor ons.” (Tante Es:) “Ja heel goed ja. Dikke bult eigen schuld. Hebben jullie ook een kinderwens? Want tegenwoordig is het in toch? Ik bedoel: Paul de Leeuw heeft twee kinderen… Peter van der Vorst is bezig met kinderen…” (Sipke‐Jan:) “Tja wij zijn allebei nog twee grote kinderen. Dus of het verstandig is om kinderen te nemen. (…) ik sluit het niet uit. En ik denk ook wel dat wij een kind heel gelukkig kunnen opvoeden, maar ja…” (Tante Es:) “Ik heb een nummer in België voor je als je wil.” (Sipke‐Jan:) “Hahaha… Maar we zoeken nog een draagmoeder…” (gelach) (Tante Es:) “Geen probleem ik doe het zo. Ik doe het zo.” (Sipke‐Jan:) “Maar hoe doen we het dan?” (Tante Es:) “Maak je geen zorgen. Breng die eitjes we gaan het dadelijk regelen. Ik moet je wel zeggen: m’n kippenhok is een beetje verroest, dus het zou best kunnen dat het eitje niet snel groeit. Maar dan krijg je een mini‐me.” (Sipke‐Jan:) “Maar het Friese zaad is heel sterk.” (Tante Es:) “Sterk, dat is goed ja. En wij Surinamers hebben altijd een warme omgeving, dus dat komt wel goed. Je bent ook UNICEF special representative. Als je dan op je reizen bent voor UNICEF en je ziet die kinderen, heb je dan niet zo iets van: ik neem er eentje mee naar huis?” (Sipke‐Jan:) “Nou ik moet wel zeggen dat ik snel hecht aan die kinderen ja en het is echt tranen met tuiten als je weer moet vertrekken. (…) Wat zou Tante Es in één keer zeggen als mensen lid moeten worden van UNICEF?” (Tante Es:) “Ik zou zeggen: Dames en heren, ik praat nu 8 minuten met Sipke‐Jan Bousema. In die 8 minuten zijn er ‐3 maal 8 is‐ 24 kinderen overleden door ongezond water. Jij kan ze helpen door lid te worden van UNICEF. Dus wordt lid en stort wat. En de volgende keer dat we praten blijven er meer kinderen leven.” (applaus) Muzikaal optreden:
Beeld: Band, oudere zwarte man in pak [Mighty Sparrow, artiest]
97
Geluid: (Raymann:) “zo, dan gaan we naar muzíek! En m’n zusters zijn niet zomaar voor een
reden hier, nee dames en heren we hebben oud goud hebben we bij ons vandaag, echt oud goud. Z’n eerste gouden plaat in Holland kreeg hij in 1965 voor het nummer dat hij vandaag zal zingen, hij is zelf al ver over de 70, maar hij is nog still going strong en hij is de king of calypso wereldwijd, ik ben zo trots dat hij hier is –kijk maar m’n stoel wordt helemaal nat‐“ (gelach en gegil uit publiek) “mag ik alsjeblieft een applaus voor the one and only Mighty Sparrow!” Muziek, Mighty Sparrow. Afsluiting en aftiteling:
Beeld: Jorgen Raymann op podium naast Mighty Sparrow.
Geluid: (Raymann:) “Wij zijn er volgende week weer en dan is special guest Enrique Iglesias.
Tot volgende week want dan is Raymann weer Laat!”
2) 13‐12‐08 Introductie door gast
Beeld: man [zanger Enrique Iglesias] op kale vloer, op de achtergrond een doorgang met vaag
mensen te zien [publiek] en stellages [decor/tribune] [backstage], praat tegen de camera {camera zoomt langzaam in op hoofd}, ondertitels: “Ik ben Enrique Iglesias. Ik ben altijd laat. Maar Raymann is echt heel erg laat.”
Geluid: (Iglesias)(Engels) “Hi, I’m Enrique Iglesias and I’m always late, but Raymann is really,
really late.” Intromuziek, opkomst Raymann, shots van publiek idem Stuk standup comedy van Raymann
Geluid: (Raymann:) “Barrack Obama, hij is de shit. Maar hij doet van die dingen soms
waarvan ik denk: kom op man [Engels], ben je zwart of niet? De man heeft nu beloofd dat als hij in het Witte Huis komt –af en toe rookt hij een sigaret‐ hij heeft nu beloofd dat hij niet in het Witte Huis zal roken. Fuck! Je bent de machtigste man op aarde, we hebben jarenlang gevochten om je daar te krijgen, dan ga je zeggen ik ga niet roken daar? Er zijn 117 kamer daar in het Witte Huis –Barrack kijk me aan als ik tegen je praat‐ 117 kamers en jij gaat buiten staan roken als een of andere huisneger? Fok it! Fok it, nee, jij gaat in die Oval Office en dan met zo’n jonko…” “Interview” van Raymann met typetje (ook gespeeld door Raymann)
98
Beeld: Te zien op beeldscherm: een zwarte man [Raymann als typetje Edsel], draagt
bouwhelm achterstevoren, zwart bomberjack [stadswacht], veel kettingen om zijn nek met sieraden, waaronder groot dollarteken [‘bling bling’], op de achtergrond een stadion [De Kuip] Geluid: (Raymann:) “Enrique Iglesias zou optreden in de Kuip maar dat kan niet helaas, want in de Kuip is gebleken dat bij concerten soms het volume naar beneden moet omdat er anders gevaar is op instorting. Echt waar! En daarover ga ik praten met de enige man die het echt kan weten, dat is onze stadswacht die af en toe ook suppoost is in de Kuip en dan heb ik het natuurlijk over Edsel. Goedenavond Edsel.” (Edsel:) “Bonatsjie Jorgen (…) Swa die ding is 1000 procent waar. Zie wanneer ik met mijn kleine Twingo het terrein kom oprijden met mijn normale 7000 watt speakers, ik moet mijn volume al zachter zetten want voor je weet die hele eerste rij valt direct op de middenstip.” (Raymann:) “Maar wat voor muziek is dat dan?” (Edsel:) “Witte muziek man, je weet: ik luister alleen Frans Bauer. Het is witte muziek. En zodra die witte muziek gaat beginnen te spelen, gaan al die alarmen gaan rinkelen over volume en decibelregelaar (…) Ken je die muziek van Marco Borsato, De Meeste Dromen Zijn Bedrog?” (Raymann, zingend:) “De meeste dromen zijn bedrog/maar als ik wakker wordt…” (Edsel:) “Niet zo hard zingen man! Zie je wat er gebeurt? Dat komt want direct, al die Hollandse mensen gaan mee hosselen met die muziek en dan krijg je deze problemen no?” (Raymann:) “Mee hóssen.” (Edsel:) “Dat zeg ik: mee hosselen, dan gaan ze stampen en zo…” “Altijd prijs met Achmed” (sketch van Islamitische slager en quiz met “kandidaat slager”)
Geluid: (…) Achmed: “Salaam aleikum.” ( Freek: ) “Salaam aleikum” (Achmed:) “Nee jij zegt:
Aleikum salaam. Snap je? Dat was inburgeringcursus gratis. (…) Waar kom jij vandaan?” (Freek:) “Uit Nederland. Rotterdam.” (Achmed:) “Oh, goed zo, Rotterdam, goed zo.” (…) (Achmed): “Wij gaan beginnen met eerste vraag. Is Nederlandse kennis. Uit welke Nederlandse boek, film of musical komt de zin: De vis wordt duur betaald? Is dat A) Uit ‘Op Hoop van Zegen, B) uit ‘Suske de Vis’ of is dat C) ‘De Kleine Zeemeermin’” (A) (…) “Wij gaan naar vraag 2. Wat is Oz? Is dat A)plaatsje waar de tovenaar woont? Is dat B) een stad in de provincie Noord‐Brabant? Of is dat C): een gecastreerde stier?” (Alle drie, afhankelijk van uitspraak Achmed) “Twee culturen op 1 kussen, daar slaapt Raymann tussen”
Beeld: decor: idem, mensen op straat: blanke grijze man, blond meisje, vrouw met
bruin/rood haar, zwarte jongen, man blank, jongen blank
Geluid: (Raymann:) “Mijn gasten van vandaag: Anouscha Nzume en Martijn Vigee
(fonetisch)” (…) “Anouscha, je bent Kamaroens/Russisch? Hoe komt zo’n combinatie tot stand?” (Anouscha:) “Ja nou mijn vader heeft daar gestudeerd, in de voormalige –toen het nog Sovjetunie was. Heel veel Afrikanen studeerden daar omdat dat in hun eigen land niet kon…” (…) (Raymann:) 99
“Hoe zijn jullie in godsnaam in Nederland gekomen? Ik bedoel, ik vind het mooi, Rusland, maar…” (Anouscha:) “Ja in die tijd was er eigenlijk veel vraag naar hoog opgeleide mensen in Nederland, je kan het bijna niet geloven, we zijn met open armen binnengehaald. Mijn moeder kon meteen een baan krijgen aan de Universiteit van Amsterdam, mijn vader kon meteen stage lopen in een ziekenhuis, echt…” (Raymann:) “Pfoe, een Afrikaan en een Russin en die werden met open (…) en kijk wat er van gekomen is.” (Raymann:) “Martijn, hoe heb jij kennis gemaakt met de Kameroense cultuur?” (Martijn:) “… en toen moesten we ook naar Kameroen om daar de huwelijksplechtigheid te vieren en dat werd onverwachts een gigantisch feest…” (Raymann:) “Ja en moest jij ook nog bepaalde handelingen verrichten? In een mierenbed gaan liggen ofzo?” (Martijn:) “Nee ik moest wel voortdurend nootjes op de grond gooien voor de voorvaderen (…) en ik moest heel veel drinken en ik moest iedereen beloven dat ik altijd bij ze zou blijven, ook als Anouscha een ander pad zou kiezen, dat is een beetje de deal die je daar sluit, als je trouwt dan trouw je met de hele familie en dan trouw je ook voor altijd .” (Anouscha:) “Dus hij mag gewoon een andere vrouw erbij nemen hé, volgens de Kameroense wet.” (Raymann:) “In Afrika daar praat je vaak niet over nationaliteit, daar praat je over stammen, welke stam behoor jij toe?” (Anouscha:) “Bakossi.” (Raymann:) “Hoe maakte je kennis met de Russische kant?” (Martijn:) “Ik moest bij Anouscha’s moeder op de thee en dat bleek neer te komen op een wedstrijdje wodka drinken met twee familieleden. En dat was ook nog eens een keertje zelfgestookte wodka waarbij ze me om beurten probeerden te overtuigen van de kwaliteiten van hún wodka. Dus dat kwam er op neer dat ik binnen mum van tijd ladderzat was, maar niet zo zat als zij. (…) Zij vielen letterlijk om.” (Raymann:) “Ja dan ben je echt volbloed Rus.” (Raymann:) “We hebben ook altijd een straat vraag en daarvoor hebben we Quintis Ristie op pad gestuurd en ik ben benieuwd wat Quintis vandaag weer heeft bedacht voor jullie.” (Quintis:) “Jörgen, een mengeling tussen Russisch en Kameroens bloed is er een die je niet dagelijks ziet. Hoe zou zo’n mengeling er eigenlijk uitzien?” (…) (Raymann:) “Dan heb ik nog één vraag. Jullie hebben kinderen uit jullie eigen huwelijk, euh twee kinderen, en dan hebben jullie ook nog een Surinaamse pleegzoon erbij, ik bedoel: Russisch, Kameroens, Nederlands, Surinaams, had je niet genoeg culturen op een kussen?” (Anouscha:) “Altijd ruimte voor meer.” (Raymann:) “Jullie hebben echt het ideale Moksi‐gezin, en daar ben ik trots op.” “Groeten uit Marokko” (reportage van verslaggever van Marokkaanse afkomst vanuit Marokko)
Beeld: Man [Rachid] loopt over straat [in Marokko], gaat kapsalon binnen, wordt weggejaagd
door vrouw, gaat andere kapsalon binnen, omhelst en kust andere man. Beelden uit kapsalon, mannen worden geknipt, lachende mannen op een bank, een dienblad met thee en frisdrank. Twee 100
mannen rijden weg op een scooter. Rachid gaat buiten zitten op een stoel en een man [kapper] giet water over zijn hoofd uit een koperen ketel. Man knipt en scheert Rachid. Rachid loopt weg zonder te betalen.
Geluid: (Rachid:) “In Marokko, vrouwen knippen vrouwen, maar mannen knippen vrouwen en
mannen.” (…) “Ja hier wordt gewoon je haar gewassen gewoon buiten.” “Tante Es” (interview met bekende gast door typetje “Tante Es” gespeeld door Raymann)
Beeld: decor: idem, man [Enrique Iglesias], ondertitels.
Geluid: (…) (Tante Es:) “But what was it like as a kid, I mean moving from Spain to America,
was it very different?” (Iglesias:) “It was difficult, I mean, look, when I was a kid, in a way for me it was like a big adventure. It was difficult leaving my mom for an eight‐year‐old, and my friends. But I got used to living in America, I like living in America, I love America.” (Tante Es:) “Are you an American?” (Iglesias:) “No I’m still Spanish.” (...) (Tante Es:) “When you were a kid, did you already know you were going to be a singer?” (Iglesias:) “I knew I loved music, I knew, like, music was my biggest passion.” (Tante Es:) “Did you get it from your dad?” (Iglesias:) “You know, obviously there’s the genetic thing. I would like to think if my father wasn’t in music I would still be involved in music, but you never know.” Muzikaal optreden
Beeld: [Enrique Iglesias] zingt nummer, gillende fans.
3) 20‐12‐08 Introductie door gast
Beeld: man [Achmed Aboutaleb] op kale vloer, op de achtergrond een doorgang met vaag
mensen te zien [publiek] en stellages [decor/tribune] [backstage], praat tegen de camera {camera zoomt langzaam in op hoofd}.
Geluid: (Aboutaleb:) “Als bijna burgermeester van Rotterdam zijn er een paar dingen waar je
trots op kunt zijn: de Coolsingel, Erasmusbrug, de Euromast… en natuurlijk: Raymann is láát.” Intromuziek, opkomst Raymann, shots van publiek
Beeld: Decor: idem, maar bedekt met witte laag [kunstsneeuw], een dennenboom versierd
met slingers en ballen [kerstboom] en een band [The New Cool Collective]. 101
Stuk standup comedy van Raymann
Beeld: idem
Geluid: (Raymann:) “… en je weet: met kerst hebben we altijd één regel: ik heb drie tantes uit
Suriname en die zijn helderziend, die weten wat gaat gebeuren komend jaar, en die sturen dan kaartjes met wat we mogen verwachten het komend jaar. Dus, zet je schrap, voor het nieuws van 2009. Het zijn m’n tantes hé, onthoud het zijn m’n tantes, ik weet niet wat ze gaan roken of drinken voordat ze gaan schrijven, hou daar rekening mee. Maar we gaan naar de eerste gebeurtenis (…) In Groeten uit de Rimboe wordt een Hollands stel van kop tot teen opgegeten, uit blijk van respect. ” “interview” van Raymann met typetje (ook gespeeld door Raymann)
Beeld: op beeldscherm: drie mannen [Edsel, Kwakoe Kadongo en Oom Ignatius] (typetjes
van Raymann), [Kwakoe Kadongo] draagt kerstmuts.
Geluid: (Raymann:) “Edsel, wat doe jij met je moeder met de feestdagen?” (Edsel:) “Ik ga d’r
bellen swa.” (Raymann:) “Je gaat niet even bij je moeder langs?” (Edsel:) “Ik wil wel langsgaan, ga jij die tickets voor me kopen naar Curacao? Dan ga ik zo bij d’r langs. Nee deze jaar, ik heb mami, ik heb d’r op de post gezet naar Curacao voor m’n zuster. Want dan ik uitgaan en dan kan m’n zuster mooi thuis op mami passen. Mami blij vanwege die warmte, ik blij vanwege m’n vrijheid en m’n zus blij… ft thuis.” (Raymann:) “Ok dan, euh professor, gaat u wel met uw ouders de kerst doorbrengen?” (Professor:) “Absoluut niet broeder koendoe, mijn ouders gaan ook naar hun geboorteland.” (Raymann:) “Die gaan ook naar Suriname.” (professor:) “Nee naar Duitsland.” (Raymann:) “Duitsland? Hoezo?” (Professor:) “Ja het is een beetje pijnlijk om toe te moeten geven, maar ik heb namelijk Duitse adoptie‐ouders en ik heb ook jarenlang kerst in lederhosen moeten vieren. Tot ik mijn Afrikaanse identiteit ontdekte en vanaf dien vier ik kerst niet meer, maar alleen nog maar het Afrikaanse kwanzaa.” “Altijd prijs met Achmed” (sketch van Islamitische slager en quiz met “kandidaat slager”)
Beeld: idem
Geluid: (Achmed:) “Vraag 1, jury klaar? Goed zo, wat betekent Nederlandse uitdrukking: de
appel valt niet ver van de boom? Wil dat zeggen A) doordat Nederland is plat, die appel rolt niet ver van de boom. Is dat B) meeste Nederlanders hebben kleine tuin, dus appel kan niet ver rollen. Of is dat C) zonen lijken meestal op hun vader.” (Rachid:) “Ik denk C, maar ik zeg B.” (Achmed:) “Is niet goed, wij gaan naar vraag 2. Mijn zoon Rachid, is hij de zoon van mijn eerste vrouw, mijn mooiste vrouw, of C) mijn lelijkste vrouw?” (Rachid:) “Mooiste vrouw.” (Achmed:) “Is niet waar. Nog een keer.” (Rachid:) “Eerste vrouw dan.” (Achmed:) “Is ook niet goed, is lelijkste vrouw.” (…) (Achmed:) 102
“Na hoe veel dagen mag jij lamsvlees níet meer verkopen, níet meer.” (Rachid:) “Ah deze ken ik: 3 dagen voor Moslims, en drie weken voor Hollanders.” (Achmed:) “Dat is helemaal goed!” (Muzikaal intermezzo van New Cool Collective, Quintis verkleed als kerstman met twee mooie vrouwen in kerstpakje lopen door publiek en delen dingen uit) “Twee culturen op 1 kussen, daar slaapt Raymann tussen” (interview/quiz met bekende Nederlander en partner van andere cultuur)
Beeld: idem
Geluid: “Mijn gasten van vandaag: Remi Bonjaski en zijn vriendin Stephanie van der Sluis.”
(…) “We gaan naar een beeldvraag voor jou, want hij komt uit Suriname en jij bent Nederlandse, ik wou je iets typisch Surinaams laten zien.” (fragment) “Zie je, dat is Suriname, dit is ons Zandvoort zo’n beetje daar. De Coropinakreek is dat wat hier langsloopt, maar hoe noemen de Surinamers dat?” (Stephanie:) “De colakreek.” (Raymann:) “De colakreek, ben je er wel eens geweest?” (Stephanie:) “Nee nog nooit, ik ben nog nooit in Suriname geweest.” (Raymann:) “Maar hoe weet je dat dan?” (Stephanie:) “Van het nieuws. Die verslaggever die altijd in Suriname –iedere zomer heeft ze zo’n bepaalde special en dat was van de zomer op de colakreek.” (Raymann:) “De colakreek. Ok, dus dat volg je ook het Surinaamse…” (Stephanie:) “Ja ja ja ja, het was in het Nederlandse nieuws gewoon, het zat niet eens in 10 minuten, dus ik weet het.” (Raymann:) “Oh 10 minuten kijk je ook?” (…) (Raymann:) “Waaraan merk je dat ie andere cultuur heeft? Dat ie echt Surinaams is?” (Stephanie:) “Nou hij is wel heel gastvrij. Nou ben ik ook wel gastvrij, maar als je op zondagavond een lekker avondje met z’n tweeën hebt gepland en de hele buurt kan gewoon binnenkomen en iedereen kan mee eten en iedereen kan zelfs het hele weekend blijven slapen, net hotel Bonjaski, dan heb ik af en toe zoiets van… euh.” (Raymann:) “Pleur effe op met z’n allen.” (Stephanie:) “Ja dat vind ie helemaal niet erg en op zich vind ik dat ook wel mooi aan jullie cultuur zeg maar… ja is ook gezellig, maar vijf minuten van tevoren dat er vier man ineens binnen zitten denk ik ja, he.” (Raymann:) “Wat vind je niet prettig aan haar Nederlandse opvoeding?” (Remi:) “Nou, ze eten van alles, ze eten echt van alles. Ja echt. Kijk, ik ben heel moeilijk met eten, ik ben ontzettend moeilijk met eten…” (Raymann: ) “Is dat vanwege je sport of gewoon dat je nukkig bent?” (Remi:) “Nou ik denk de Surinaamse cultuur. Als je bij iemand thuis komt en die heeft bijvoorbeeld een hond ofzo, dan eten wij niet mee. Dan eten we absoluut niet mee. Maar in de Nederlandse cultuur vaak wel. (…) de hond krijgt gewoon eten, daar schrok ik af en toe van.” (Raymann:) “Ok, dat zijn dingen waar je niet goed tegen kan. Hij zegt ook dat je wel eens van die typisch Jordanese uitspraken hebt… je woont in Amsterdam, wat voor uitspraken zijn dat?” (Stephanie:) “Ja bijvoorbeeld dan staat ie voor z’n kast, hij heeft zo’n hele grote kast, dan zegt ie weet je dit is een tot kleine kast en dan zeg ik je hebt een kast 103
van hier tot heb ik jou daar. Nou dat kent hij dan niet, is het zo van hier tot Tokio of het is zo groot (…) Of dan eet ie iets en dan zeg ik: is het te haggelen? Nou daar heeft ie dan nog nooit van gehoord.” (Raymann:) “Inburgeren Bonkaski!” (Quintis:) “Hey Jörgen, fawaka, broodje pom, soko soko, dat kent iedereen in Nederland, maar wat is volgens de man op straat nou de invloed van de Surinaamse cultuur op de Nederlandse samenleving?” (…) (Raymann:) “Ik heb nog één vraag: wat eten jullie met de kerst, Surinaams of Nederlands?” (Stephanie:) “Nou ik heb net z’n zus gevraagd of ze wil komen koken.” (Raymann:) “Ja? Dus dat Surinaams vind je wel lekker?” (Stephanie:) “Ja ik vind het heerlijk.” “tante Es” (interview met bekende gast door typetje “Tante Es” gespeeld door Raymann)
Beeld: idem
Geluid: (tante Es:) “…maar vertel tante Es: wie is je vader, wie is je moeder?” (Aboutaleb:)
“Mijn vader heet Mohammed Ben Mimoun en mijn moeder heet Mihmoud Bin Mahmed (fonetisch)” (tante Es:) “Omgekeerd van elkaar.” (Aboutaleb:) “Zo goed als.” (tante Es:) “Ok, en je ouders leven nog?” (Aboutaleb:) “Mijn ouders leven nog en op dit moment zitten ze op een vliegveld in Madrid op weg naar Marokko.” (…) (tante Es:) “Wat voor werk deed je vader?” (Aboutaleb:) “Mijn vader was langere tijd hulp in de huishouding bij een ziekenhuis hier in Nederland en mijn moeder heeft langere tijd gewerkt op een school in Voorburg.” (tante Es:) “Oh allebei aan het werk.” (Aboutaleb:) “Mijn vader heeft gewerkt tot z’n 68ste en mijn moeder is nu 68 en werkt nog steeds.” (tante Es:) “En wie lette op jou?” (Aboutaleb:) “Dat deed ik zelf (…) je kan wel zeggen eigenlijk dat ik vanaf mijn twaalfde gedwongen werd door omstandigheden om volwassen te zijn.” (tante Es:) “Wat voor omstandigheden?” (Aboutaleb:) “Mijn vader was in Nederland. Toen ik twaalf was, was ik in Marokko en echt de grote baas thuis, dat was mijn grootvader, kwam te overlijden, dat was in 1973, ja en dan moet je een beetje het huishouden runnen want in zo’n samenleving mag een man niet ontbreken want dan ben je echt nergens. Dus dan werd ik naar voren geschoven en mocht ik bijvoorbeeld 1 keer per jaar de grote oogst inkopen met granen en hooi voor de beesten, dat soort dingen, dat deed ik als kind van twaalf.” (tante Es:) “Van twaalf, toen was je al man of the house. Toen had je al een beetje dat burgermeesterige… En studeren, want ik bedoel, je studeerde je ging wel gewoon naar school.” (Aboutaleb:) “Ja. Ik ging naar school. ’s Ochtends stond ik op en dan aten we bijna oud brood, van de dag daarvoor, dat kan je bijna niet eten als je het niet opgewarmd hebt. En m’n oma stond altijd vroeg op, ik ben veel dank aan haar verschuldigd, die ging het altijd opwarmen, dan had ze zo’n stuk brood en dan maakte ze een gat in het midden en dan giet ze er olijfolie doorheen en wat suiker erbij en dan kreeg ik een glas zoete thee en dat was mijn ontbijt, dan ging ik naar school.” (tante Es:) “Dus je hebt het niet makkelijk gehad.” (Aboutaleb:) “Nee in die jaren eerlijk gezegd niet.” (…) 104
(tante Es:) “Want hoe oud was je toen je naar…” (Aboutaleb:) “Toen was ik vijftien, ja, zeventien oktober 1976.” (tante Es:) “Dat Nederlands, hoe heb je dat geleerd? Op je vijftiende Nederlands leren is niet makkelijk. Hoe klonk het toen je kwam?” (Aboutaleb:) “Oef, dat was vrij lastig. De enige klank die ik goed kon onderscheiden dat was de G. Gezellig, grappig, gegoochel, dat zo. Die harde G dat klonk overal, voor mijn gevoel dan he.” (tante Es:) “En als voetbal keek je alleen naar AZ.” (Aboutaleb, lacht:) “Nee het was een moeilijke tijd. Ik leerde het Nederlands eigenlijk van vrijwilligers die lesgaven aan migranten, die kwamen het verschil uitleggen tussen kunnen en kennen en tonen en aantonen en waarom als je zegt ik zit op school dat dat niet betekent dat je op het dak van de school zit, maar in die school zit. Moeilijke dingen hoor, om te begrijpen als je het Nederlands moet leren.” (…) (tante Es:) “…ik vind het ook leuk dat we nu kunnen zeggen: we hebben een Marokkaan als burgemeester!” (Aboutaleb:) “Dat zegt u verkeerd.” (tante Es:) “Nee ok een Nederlander van Marokkaanse afkomst als burgemeester, maar om Wilders te pesten zeg ik het zo.” (…) (tante Es:) “en dan heb ik nog één ding wat ik wil weten: vier je ook kerst, want je bent moslim, vier je ook kerst?” (Aboutaleb:) “Ik vier alle geweldige prachtige feestdagen, want daar kan ik altijd van genieten. Ik heb altijd veel moslims gepest in Nederland met de meest ingewikkelde vragen: leg me nou eens even uit waarom Christenen kerst vieren over twee dagen terwijl Jezus maar op één dag geboren kan zijn.” (tante Es:) “Nou, het was een moeilijke bevalling, dames en heren Ahmed Aboutaleb, dank u wel.” Muzikaal optreden
Beeld: Man [Raymann] zingt nummer, zingt nummer met band [New Cool Collective] en
twee zangeressen [Sabrina Stark en Natalee].
105