Faculteit der Managementwetenschappen Leerstoelgroep Methoden December 2011
Eindrapport Denktank springplankwijk Het Oude Noorden Woonstad Rotterdam Drs. B. Fokkinga Drs.ing. B. van Nistelrooij
Contactgegevens:
Leerstoelgroep Methoden Bedrijfskunde Faculteit der Managementwetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen Postbus 9108 6500 HK Nijmegen Secretariaat:
[email protected] Tel: 024-3611835 Auteurs:
[email protected]
2
Vooraf
Dit is de eindrapportage van het project Denktank springplankwijk Het Oude Noorden. Dit rapport bevat een beschrijving van de werkwijze die is gevolgd en de resultaten van de drie bijeenkomsten van de denktank. In deze bijeenkomsten stond de vraag centraal welke barrières bewoners in de wijk ondervinden om zich te kunnen ontplooien. Met behulp van de methode Group Model Building hebben deelnemers die werken en/of wonen in de wijk met onze begeleiding een causaal model gemaakt van de problemen in de wijk. Dit causale model is in de laatste bijeenkomst toegepast op de praktijk. We willen alle deelnemers van harte bedanken voor hun deskundige en betrokken inbreng. Addie Bergwerff, onze contactpersoon bij Woonstad Rotterdam, bedanken we voor de prettige samenwerking in het project.
Brigit Fokkinga Bert van Nistelrooij
3
Inhoud
Vooraf
3
1. Aanleiding en probleemstelling
5
2. Methode Group Model Building
5
3. Deelnemers en begeleiding
7
4. Werkwijze
9
5. Het model
10
a. Invloeden op de jongere
11
b. Rol van de ouders
13
c. Doelgroepen
14
d. Rol van school
15
e. Invloed van de straat
16
f.
17
Wonen en de wijk
6. Toepassing van het model
18
a. Jongeren en bewoners
19
b. Ouderbegeleiding
19
c. Onderwijs
20
d. Overheid
20
e. Wonen
21
f.
Politie
22
7. Conclusies
23
8. Vervolg
25
9. Literatuur
25
Bijlage 1: Stappen in het proces van Group Model Building
26
Bijlage 2: Aanwezigheid deelnemers bij de bijeenkomsten van de denktank
27
4
1. Aanleiding en probleemstelling Woonstad Rotterdam streeft naar vitale wijken in een leefbare stad. In de wijkvisie voor het Oude Noorden wordt gesproken van de ontwikkeling van een springplankwijk. De springplankwijk heeft de functie om bewoners (kinderen, jongeren, volwassenen) aan te moedigen om verder vooruit te komen dan ze zelf hadden kunnen dromen, analoog aan de springplank van de gymnastiekles of de duikplank in het zwembad. De springplank helpt bewoners om verder en hoger te springen dan ze op eigen kracht kunnen. De startvraag in dit project is: Wat is nodig, welke barrières zijn er, en wat kunnen Woonstad Rotterdam, deelgemeente, ondernemers, instellingen, bewoners, en anderen doen? Hier zijn de volgende onderzoeksvragen uit af te leiden:
Welke barrières ondervinden bewoners om zich te ontwikkelen?
Wat kunnen de verschillende partijen doen om de ontwikkeling van bewoners te bevorderen?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden heeft Woonstad Rotterdam een denktank samengesteld. Deze bestaat uit verschillende mensen die het Oude Noorden goed kennen omdat zij er wonen of werken. Deze burgers en professionals brengen vanuit verschillende perspectieven kennis in. De bijeenkomsten van de denktank hebben tot doel om bij te dragen aan de ontwikkeling van goede plannen om een aantal problemen in de wijk aan te pakken. Deze problemen kunnen zich voordoen op het gebied van ontplooiing van kinderen, jongeren maar ook volwassenen in de wijk. Daarnaast is een doel van de bijeenkomsten om de samenwerking tussen de professionals te verbeteren.
2. Methode Group Model Building
Group Model Building is een vorm van participerend onderzoek gebaseerd op systeemdenken / systeem dynamica. Een groep deelnemers onderzoekt met elkaar de samenhang van een complex probleem en de redeneringen, respectievelijk aannames, die hier achter zitten. Het onderzoek vindt plaats onder begeleiding van twee facilitators die het proces begeleiden en zich hierbij neutraal opstellen1.
1
Zie voor meer informatie over de methode: Jac A.M. Vennix (1996) Group Model Building. Facilitating Team Learning Using System Dynamics.
5
Deze methode heeft bij complexe problemen een aantal voordelen ten opzichte van meer traditionele onderzoeksmethoden.
Integraal beeld in plaats van deelvisies:
Complexe vraagstukken zijn lastig aan te pakken. Er zijn meestal meerdere perspectieven op zo’n vraagstuk. Een bewoner zal er anders tegenaan kijken dan een welzijnswerker, die er weer anders tegenaan kijkt dan bijvoorbeeld de wijkagent. Iedereen ziet een ander stuk van de taart. Willen we inzicht krijgen in het geheel dan moeten we de hele taart zien. Pas dan kan een goede analyse van het vraagstuk worden gemaakt en plannen bedacht die ook gaan werken.
Oorzaken én gevolgen in kaart brengen
In een aantal bijeenkomsten worden de oorzaken én gevolgen van het probleem in kaart gebracht. Mensen hebben de neiging om veel aandacht te besteden aan oorzaken maar denken minder na over de gevolgen van een probleem. Vervolgens wordt gezamenlijk bepaald wat de relaties tussen oorzaken en gevolgen zijn. Deze factoren worden zo aan elkaar gekoppeld in een zogenaamd causaal model.
Feedbackmechanismes
Het causale model is een netwerkachtige structuur waarin alles met alles samenhangt. Hierbij worden feedbackmechanismes zichtbaar, factoren die naar zichzelf terugkoppelen en dynamiek geven aan het systeem. Het model is de taal waarin we onze bevindingen in de bijeenkomsten vastleggen. Dit model wordt ingevoerd in het programma Vensim, waarmee het model kan wordt gevisualiseerd.
6
Toetsen van redeneringen
Door het causale model te projecteren op een scherm ontstaat een groepsgeheugen. Alle causale redeneringen kunnen zo met elkaar worden getoetst: klopt het wat hier staat? En zijn we het daar met elkaar over eens? Ook kunnen er onverwachte effecten zichtbaar worden die van tevoren niet bekend waren. Hiermee wordt bijgedragen aan commitment in de groep.
Doel- en stuurvariabelen
Het aldus ontwikkelde causaal model wordt door de groep deelnemers geanalyseerd om doel- en stuurvariabelen op te sporen. Doelvariabelen geven aan wat men wil bereiken. Stuurvariabelen zijn variabelen die men kan beïnvloeden om een bepaald gewenst effect te bereiken. Hiermee kunnen effectieve interventies worden gekozen en wordt gewerkt aan draagvlak om ieders inspanningen optimaal op elkaar af te stemmen.
De modelbouw bestaat dus uit 3 fasen: 1. Deelnemers brengen met elkaar vanuit hun verschillende perspectieven de factoren in kaart die samenhangen met het centrale probleem. 2. Deze factoren of variabelen worden met elkaar in verband gebracht in een causaal model bestaande uit relaties tussen oorzaken en gevolgen. 3. Een causaal model laat zogenaamde feedbackloops zien: een keten van oorzaken en effecten die naar zichzelf terugkoppelen. Hiermee ontstaat zicht op sneeuwbaleffecten en op situaties die in evenwicht zijn.
In de bijlage staan deze stappen van Group Model Building in schema.
3. Deelnemers en begeleiding
De volgende personen hebben (in wisselende samenstelling, zie bijlage 2) deelgenomen aan de bijeenkomsten:
7
Jongerenwerk:
Fernando Fonseca, jongerenwerker
Jongeren:
Fadoua Bahioui, jongere, vrijwilligster Sara, jongere Chafik, jongere Salah, jongere
Bewoners:
Hans de Haan, bewoner, bestuurder vrienden van het Klooster Seyhan Demir, bewoonster, moeder kinderen Hildegardisschool Fatima Lamkharat, deelraadslid en bewoonster
Ouderbegeleiding:
Carolien Holst, Centrum voor Jeugd & Gezin Jan van Schie, Centrum voor Jeugd&Gezin Nadia el Hajeu, ouderconsulent Hildegardisschool
Onderwijs:
Simone van de Ploeg, directeur basisschool C’70 Annemet van Tricht, zorgcoördinator Zadkine Imke Zwarteveen, coach Wijkschool Noord Marianne Verboom, directeur basisschool de Fontein
Activering:
Nazha Chafia, trajectbegeleider Vak & Werk Ilona van Iersel , trajectbegeleider Vak & Werk
Lokale overheid:
Eva Reekers, deelgemeente Noord, Jeugd, Welzijn, Zorg Marijke de Vries, Procesmanager integrale gebiedsontwikkeling ON, Agniese
Politie:
Dave Boogerd, wijkagent
Wonen:
Mina Arab, projectleider Woonstad Emile Klep, directeur Regio Noord Woonstad Rotterdam Addie Bergwerff, Strategie en Beleid Woonstad Rotterdam
Facilitators Radboud Universiteit:
Brigit Fokkinga Bert van Nistelrooij
8
4. Werkwijze
De denktank is drie keer bijeen gekomen:
22 september, van 18 – 21.30uur in wijkgebouw Het Klooster in de Ruivenstraat
13 oktober, van 18- 21uur in Het Klooster
30 november, van 18 – 21uur bij Woonstad Noord
De laatste bijeenkomst is voorbereid door een klankbordgroep die op 10 november is samengekomen bij Woonstad Noord. Deze groep bestaat uit Emile Klep, Addie Bergwerff, Mina Arab, Eva Reekers en Marijke de Vries. Door het grote aantal deelnemers hebben we in de bijeenkomsten zowel plenair gewerkt als in wisselende kleine groepen. De resultaten van elke bijeenkomst zijn vastgelegd in een werkboek dat de deelnemers als input voor de volgende bijeenkomst kregen toegestuurd. In dit werkboek zijn ook vragen aan de deelnemers opgenomen om punten te verhelderen of om een voorzet te doen voor een volgende stap in het proces. De bijeenkomsten zijn, met instemming van de deelnemers, voor de verslaglegging en onderzoek naar de methode opgenomen op audio.
Tijdens de eerste bijeenkomst hebben de deelnemers het accent gelegd op jongeren. De centrale vraag was hierbij: wat zijn voor jongeren in de wijk Het Oude Noorden de barrières om van hun dromen een doel te maken? In termen van modelbouw is de centrale variabele geformuleerd als: realiseerbaarheid van de droom door jongeren’ Vanuit deze variabele is het model, dat op de volgende pagina staat, opgebouwd.
9
5. Het model2
Model Oude Noorden (NB alle relaties zijn positief tenzij er een bij staat)
-
norm uit sociale netwerk ouders (cultuur)
communicatie tussen ouders en jongere
-
(opvoed)capaciteiten ouders
taalbeheersing ouders
steun uit het sociale netwerk aan ouders -
verschil tussen norm en verwachtingen informatie over scholing bij jongeren en ouders
bijstellen verwachtingen door ouders verwachtingen van ouders voor de jongere
steun gegeven door ouders -
aanpassen droom door jongere
capaciteiten jongeren
verschil tussen droom en verwachting ouders
-
wonen in een mix
steun gegeven door een rolmodel
verschil tussen droom en invloed peergroep
ontplooiing capaciteiten
motivatie van jongere
realiseerbaarheid van de droom door jongeren
taalbeheersing kind
0-4
schoolkeuze vervolgonderwijs
schooladvies
beschikbaarheid vervolg onderwijs in de omgeving
12-17
4-12
17-23 -
VSV
VSV II
-
invloed peergroep
-
zelfvertrouwen
woonsituatie -
vluchtgedrag naar de straat (buiten)
kans op contact justitie
vinden van betaald werk
alternatief geld verdienen -
-
trots ouders financiele problemen
imago van de wijk
zelfredzaamheid
financiele hulp aan ouders
psychische en/of gezondheidsproblemen
-
schaamte (zelfbeeld)
-
-
armoede ouders
2
Voor de leesbaarheid van het model adviseren we om dit op A3 af te drukken.
10
Het model wordt hieronder besproken aan de hand van de volgende deelgebieden: a. Invloeden op de jongere b. Rol van de ouders c. Doelgroepen d. Rol van school e. Invloed van de straat f.
Wonen en de wijk
a. Invloeden op de jongere In het model staat de ‘realiseerbaarheid van de droom door jongeren’ centraal. -verwachtingen van ouders voor de jongere
-aanpassen droom door jongere
-verschil tussen droom en verwachting ouders
-
-realiseerbaarheid van de droom door jongeren
-verschil tussen droom en invloed peergroep
-invloed peergroep
Wat we hier zien is dat de jongere vanuit twee kanten beïnvloed wordt om zich aan te passen: door de ouders en door de peergroup. De redenering in de bovenste loop gaat als volgt: als er verschil is tussen de droom van de jongere en de verwachting van de ouders dan zal de jongere geneigd zijn de droom aan te passen (+, een positieve relatie). Hoe meer de jongere zich aanpast hoe meer de realiseerbaarheid van de droom afneemt (-, een negatieve relatie). Als de realiseerbaarheid van de 11
droom afneemt zal het verschil met de verwachting van de ouders ook afnemen (+) (dit is toch een positieve relatie omdat ze dezelfde kant op bewegen). Dit proces gaat door totdat de jongere zich helemaal heeft aangepast. Eenzelfde proces doet zich voor in de onderste loop: als er verschil is tussen de droom van de jongere en de invloed van de peergroup dan zal de jongere geneigd zijn om de droom aan te passen (+). Hoe meer aanpassing hoe meer de realiseerbaarheid van de droom zal afnemen (-). Hoe meer de realiseerbaarheid van de droom afneemt hoe kleiner het verschil wordt met de peergroup (+). Ook dit proces gaat door totdat de jongere zich heeft aangepast aan de peergroup. In de eerste bijeenkomst werd door de jongeren nadrukkelijk naar voren gebracht dat je door dit mechanisme van twee kanten onder druk staat om je aan te passen. Het volgende plaatje laat zien dat er ook positieve invloeden kunnen zijn die de jongere steunen om zich niet aan te passen maar vast te houden aan de eigen droom, namelijk door een rolmodel (-). Als de jongere zich daardoor niet aanpast zal de realiseerbaarheid van de droom toenemen (-). Hierdoor zal de motivatie toenemen en de capaciteiten worden ontplooid.
aanpassen droom door jongere-
verschil tussen droom en verwachting ouders-
realiseerbaarheid van de droom door jongeren-
steun gegeven door een rolmodel-
motivatie van jongere-
ontplooiing capaciteiten-
verschil tussen droom en invloed peergroep-
Als we de invloeden waar de jongeren aan bloot staan samenvatten dan zien we drie belangrijke factoren die de realiseerbaarheid van de droom bepalen, in schema3:
3
Het programma heeft geen mogelijkheden om in dit schema positieve of negatieve relaties te laten zien. Deze moet de lezer uit het model halen. Dus toename van steun gegeven door een rolmodel leidt er toe dat jongeren hun droom minder zullen aanpassen (-). Toename van het verschil tussen droom en invloed van peergroup leidt tot meer aanpassing van de droom (+).
12
b. Rol van de ouders Linksboven in het model komt de rol van de ouders aan de orde. Rol van de ouders -
norm uit sociale netwerk ouders (cultuur)
communicatie tussen ouders en jongere
-
(opvoed)capaciteiten ouders
taalbeheersing ouders
steun uit het sociale netwerk aan ouders -
verschil tussen norm en verwachtingen informatie over scholing bij jongeren en ouders
bijstellen verwachtingen door ouders verwachtingen van ouders voor de jongere
steun gegeven door ouders -
verschil tussen droom en verwachting ouders
-
armoede ouders
Aan de linkerkant zien we een negatieve loop die laat zien hoe de verwachtingen van de ouders voor de jongere tot stand komen. Hier speelt een vergelijkbaar proces van aanpassing als bij de jongeren. Als er verschil is tussen de verwachtingen van de ouders en de norm vanuit hun sociale netwerk (familie, geloofsgemeenschap, buurt) dan zal de steun van dat netwerk afnemen (-). Ouders zullen daardoor geneigd zijn om hun verwachtingen bij te stellen in de richting van de norm, en ook hier gaat dat door totdat de ouders zich hebben aangepast aan de norm. De norm bepaalt hierdoor het verschil tussen de droom van de jongere en de verwachting van de ouders. Het gevolg is dat ouders minder steun geven aan de jongere om de droom te realiseren (-). Daarnaast zien we dat opvoedcapaciteiten van ouders de communicatie met hun kinderen bevorderen waardoor de ouders meer steun geven. Maar dit werkt ook indirect (bovenlangs) doordat de communicatie met de kinderen een tegenwicht kan zijn voor het bijstellen van de verwachtingen naar de norm waardoor het verschil tussen ouders en jongere kleiner wordt en de steun toeneemt. Wat we ook zien is dat de normen uit het sociale netwerk een negatieve invloed hebben op taalbeheersing. Een voorbeeld dat in de groep is genoemd is dat vrouwen meer binnenshuis blijven. 13
Als de taalbeheersing laag is zal de informatie over scholing minder goed worden begrepen waardoor ouders hun kinderen hierin minder kunnen steunen. Tenslotte kan armoede van ouders leiden tot minder steun aan de kinderen.
c. Doelgroepen De keten die in het model is opgenomen geeft de verschillende doelgroepen in hun ontwikkeling weer. De balk loopt vanaf links de geboorte tot rechts een volwassene van 23 jaar. Hiertussen zijn in een keten vier doelgroepen onderscheiden: -
0-4 jarigen
-
4-12 jarigen
-
12-17 jarigen
-
17-23 jarigen
Doelgroepen
0-4-
4-12-
12-17VSV-
17-23VSV-II
De pijlen laten zien dat jongeren van de ene categorie (schooltype) naar de volgende stromen. Bij de categorie 12-17 jarigen zien we een aparte uitstroom van vroegtijdig schoolverlaters (VSV). Aparte uitstroom doet zich ook voor bij de volgende categorie van 17-23 jarigen (VSV-II).
14
d. Rol van school Als we de keten breder beschouwen dan gaat het hier over de rol van school in de ontplooiing van capaciteiten van kinderen en jongeren. Aan de bovenkant van de keten zien we dat ontplooiing van capaciteiten bijdraagt aan het ontwikkelen van de taalbeheersing van jonge kinderen en aan het schooladvies voor de middelbare school (overgang van 4-12 naar 12-17). Daarnaast is ontplooiing van capaciteiten van belang voor de schoolkeuze voor vervolgonderwijs. Bij de keuze voor vervolgonderwijs speelt de beschikbaarheid van vervolgonderwijs in de eigen omgeving een rol. ontplooiing capaciteiten-
taalbeheersing kind-
0-4.
schoolkeuze vervolgonderwijs-
schooladvies-
4-12.
12-17.
beschikbaarheid vervolg onderwijs in de omgeving -
17-23.
VSV.
VSV II. -
-
vinden van betaald werk-
Aan de onderkant van de keten zien we dat er vier momenten zijn waarop jongeren betaald werk kunnen vinden : -
na het behalen van het diploma van de middelbare school
-
na het behalen van een diploma voor vervolgonderwijs
-
na vroegtijdig schoolverlaten, hoewel dit zal minder makkelijk zal gaan en jongeren minder mogelijkheden zal bieden om de droom te realiseren (-).
-
Idem na VSV-II (-).
15
e. Invloed van de straat verschil tussen droom en invloed peergroep,
12-17 1
17-23 1
VSV..
-
VSV II..
-
invloed peergroep,
-
zelfvertrouwen, kans op contact justitie,
vluchtgedrag naar de straat (buiten)(buiten),
vinden van betaald werk,
alternatief geld verdienenverdienen, -
trots oudersouders, financiele problemen-
-
-
zelfredzaamheid,
financiele hulp aan oudersouders, -
schaamte (zelfbeeld),
psychische en/of gezondheidsproblemen,
Vroegtijdig schoolverlaten (VSV) kan leiden tot vluchtgedrag naar buiten (de straat) en tot een afname van de kans op betaald werk. Hier zien we een aantal feedbackloops. Door het vluchtgedrag naar de straat neemt de kans op alternatief geld verdienen toe waardoor de financiële problemen van de jongere afnemen. De jongere kan hierdoor financiële hulp bieden aan de ouders die daardoor weer trots zijn op de jongere. Dit kan een prikkel zijn voor de jongere om alternatief geld te blijven verdienen. Echter, alternatief geld verdienen vergroot de kans op contact met justitie waardoor de kans op betaald werk afneemt en de financiële problemen juist toenemen. Dit kan leiden tot gevoelens van schaamte, de positieve loop rechtsonder. Financiële problemen leiden tot gevoelens van schaamte (laag zelfbeeld). Dit kan psychische en/of gezondheidsproblemen geven waardoor de zelfredzaamheid afneemt waardoor er nog meer financiële problemen ontstaan. Dit is een spiraal naar beneden. Maar de spiraal kan ook naar boven gaan als de financiële problemen afnemen, waardoor de schaamte afneemt en de psychische en/of gezondheidsproblemen afnemen en de zelfredzaamheid toeneemt. 16
Verder zien we hier linksboven in het deelmodel dat vluchtgedrag naar buiten de invloed van de peergroup vergroot waardoor het verschil tussen droom van de jongere en de invloed van de peergroup toeneemt. Verder zien we nog dat zelfvertrouwen de kans op vroegtijdig schoolverlaten doet afnemen en ook de kans op invloed van de peergroup. In schema de oorzaken van financiële problemen van jongeren:
f.
Wonen en de wijk
Tenslotte zien we aan de rand van het model nog een aantal relaties die te maken hebben met wonen en de wijk. -ontplooiing capaciteiten
wonen in een mix-
-steun gegeven door een rolmodel
woonsituatie-
vluchtgedrag naar de straat (buiten)-
imago van de wijkfinanciele hulp aan ouders-
-
armoede ouders-
17
Wonen in een mix, van leeftijden, culturen etc., vergroot de kans op de aanwezigheid van rolmodellen voor jongeren en draagt ook in positieve zin bij aan het imago van de wijk. Vluchtgedrag naar de straat en armoede hebben een negatief effect op het imago van de wijk. Als jongeren financiële steun geven aan de ouders neemt de armoede af. Tenslotte is armoede bepalend voor de woonsituatie: hoe meer armoede hoe slechter de woonsituatie. Een slechte woonsituatie is door bijvoorbeeld ruimtegebrek niet bevorderlijk voor de ontplooiing van capaciteiten van kinderen en jongeren omdat zij geen plek hebben om rustig huiswerk te maken.
6. Toepassing van het model
In de laatste bijeenkomst hebben we het model toegepast op de praktijk. Hiervoor hebben we deelgroepen gemaakt die met de volgende vragen aan de slag zijn gegaan: 1. Welke stuurvariabelen leveren het meeste effect op? 2. Wat is hierbij nieuw en wat hebben we al in de wijk? 3. Neem de top 2 van succesvolle interventies uit je eigen werkveld en vergelijk die met het model. 4. Idem voor de top 2 van slechte of mislukte interventies. 5. Wat kan er verbeterd worden in de samenwerking tussen actoren? 6. Welk advies willen de deelnemers meegeven aan Woonstad?
De groepen zijn ingedeeld naar de volgende werkvelden:
Jongeren, jongerenwerk en bewoners
Ouderbegeleiding
Onderwijs
Overheid
Wonen
Politie (de wijkagent was niet aanwezig maar heeft per mail zijn antwoorden op de vragen doorgegeven). 18
a. Jongeren, jongerenwerk en bewoners Bij de discussie in deze groep stond de zelfredzaamheid van jongeren centraal. Het is van belang dat jongeren zelf dingen gaan organiseren in de wijk, in plaats van dat anderen dat voor hen doen. Het Klooster is hiervoor een goede locatie. Een voorbeeld van een geslaagde activiteit is de Iftar-maaltijd die door jongeren is georganiseerd voor de wijk. Maar je kunt ook denken aan het opzetten van sponsoractiviteiten, bv. een wasstraat, waardoor niet overal subsidie voor moet worden gevraagd. Het zelf opzetten van activiteiten geeft jongeren een gevoel van trots en een positief zelfbeeld. Ook doen ze hiermee ervaring op voor betaald werk zodat ze minder afhankelijk worden van alternatieve manieren om geld te verdienen. Hiermee kun je de manier waarop de wijk kijkt naar de jongeren positief beïnvloeden, en omgekeerd: het wij-gevoel in de wijk wordt versterkt en de wijk versterkt de capaciteiten van de jongeren.
b. Ouderbegeleiding Het is van belang om volwassenen te zien als ouders; als aandacht wordt besteed aan de zelfontplooiing en emancipatie van ouders ondersteun je hiermee de kinderen. Rolmodellen of sleutelfiguren uit het eigen netwerk van de ouders zijn belangrijk om op in te zetten. Daarnaast is inzet op taalbeheersing van belang. Het Centrum voor Jeugd en Gezin heeft een succesvol project gehad door op een open dag de organisatie ‘Kook met mij mee’ te laten koken met jongeren van de horecavakschool. Dit gaf de jongeren kansen, zelfontplooiing en zelfvertrouwen. Het is ook heel goed voor jongeren als hun ouders dit zien. Vanuit de ouderconsulenten is empowerment van ouders belangrijk omdat je hiermee de competenties van kinderen verhoogt. Ook het project buurtactivering is succesvol omdat de coaches hiermee een kijkje nemen achter de voordeur. Problemen worden zo vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt. Mislukt is een project van het CJG voor allochtone vrouwen omdat de middelen niet aansloten op de doelgroep. Als middel werd alleen informatie ingezet. CJG heeft daarvan geleerd dat je veel concreter moet laten zien wat je doet. Iets dergelijks speelde ook bij de ouderconsulenten in het trainen van vrijwilligers. Hier zijn veel meer tools nodig, informatie alleen is niet genoeg. In de samenwerking tussen actoren moet meer worden ingezet op de sleutelfiguren, zij kunnen een brug vormen naar het professionele netwerk. In het professionele circuit zou er meer aandacht moeten zijn voor kwaliteit dan voor kwantiteit, en meer tijd voor overleg. Zelfontplooiing begint bij 0 jaar, we moeten met zijn allen veel meer inzetten op de pedagogische relatie tussen ouder en kind. 19
Ook is er verbetering mogelijk in de reactie van de lokale overheid op rapportages van projecten; het komt voor dat er geen respons komt van de lokale overheid en er ook geen overleg over de rapportage plaatsvindt. Neem als Woonstad een kijkje achter de voordeur. Veel multi-problem gezinnen zijn te klein behuisd, dit is funest voor de zelfontplooiing van jongeren. Ze hebben geen ruimte om huiswerk te maken, hebben last van stress en worden zo de straat op gedreven.
c. Onderwijs Het is van belang om zo vroeg mogelijk te beginnen met opvoedingsondersteuning. Onderhoud contacten met ouders en het gezin bijvoorbeeld door huisbezoeken. Hoe zorg je ervoor dat ouders betrokken blijven bij hun kinderen? Eén op eén is belangrijk, kleinschaligheid en elkaar kennen. In het verleden was er een succesvolle pilot ‘Kansrijke kinderen’ (10-12 kinderen op 3 scholen). Een oudere mevrouw ging wekelijks op huisbezoek om kinderen te begeleiden met huiswerk en schoolgerelateerde zaken. Succesfactor in dit project was dat ook de ouders werden betrokken. Dit heeft heel veel opgeleverd voor ouders en kinderen. Alle factoren (onderwijs, opvoeding etc.) kwamen in dit project samen, het is gestopt omdat het geld op was maar zou zo opnieuw kunnen worden ingevoerd. Er zijn ook projecten coaching en mentoring voor leerlingen in groep 8 gedaan door studenten. Wellicht zijn er ook andere groepen vrijwilligers in te zetten voor bv. huiswerktoezicht. De link naar de thuissituatie moet er dan wel zijn.
d. Lokale overheid Als je inzet op de bovenkant van het model zit je meer op preventie van een grote groep, waarmee je de capaciteiten van de hele wijk omhoog kunt halen. Je stuurt via communicatie en informatie waarmee wordt beoogd om het beste te halen uit iedere ouder en ieder kind. Hier op inzetten geeft een groot bereik. Onderin het model gaat het meer over wijkoverlast en repressie van een kleine groep. Dit heeft een klein bereik maar een groot effect. Dit raakt ook het imago van de wijk omdat iedereen elkaar kent. Als er dan iets negatiefs gebeurt op straat heeft dat ook een negatieve invloed op de wijk. De stuurvariabele is hier het voortijdig schoolverlaten.
20
Succesvol is opvoedingsondersteuning via de Tupperware methodiek, je oefent dan invloed uit via het informele netwerk om mensen informatie aan elkaar over te laten brengen, ze nemen dan makkelijker de boodschap aan. Daarnaast was het project ‘Noord ‘s got Talent’ succesvol, gericht op de doelgroep van kinderen die dreigen te ontsporen. In dit project komen alle loops uit het model aan de orde, zowel contact met de ouders, het beste uit het kind halen, groepsactiviteiten met de peergroup, weerbaarheid, schoolcapaciteiten en talenten, schoolkeuzes. Wat hebben we nog niet: hoe bereik je ouders van de oudere jeugd? Dit wordt vaak vanuit school georganiseerd maar dat werkt niet. We moeten meer toe om dit te doen vanuit de wijk en vanuit sleutelfiguren met een Tupperware methodiek. Bij het tegengaan van overlast is er samenwerking met jongerenwerk, politie en aandacht voor preventie. Er is geen behoefte aan nieuwe interventies maar wel aan capaciteit voor nieuwe groepen jongeren bij bv. een project als ‘Noord ‘s got Talent’. Dit capaciteitsprobleem doet zich ook voor bij bv. de politie, die geen ruimte hebben om scholen te bezoeken. Eenmalige activiteiten zijn niet effectief, ze moeten ingebed zijn. Belangrijk dat ouders andere dingen van hun kinderen zien zodat ze trots kunnen zijn. Advies aan Woonstad: project achter de voordeur is heel goed, inzetten op communicatie en signalering. Daarnaast is zichtbaarheid in de buitenruimte belangrijk, dus bv spelen onder toezicht. Kinderen moeten worden aangesproken op gedrag. Geef bewoners ruimte en trots.
e. Wonen Met het project ‘Achter de voordeur’ worden mensen thuis bezocht om informatie te verzamelen. Er zijn nu 100 adressen bezocht, zowel huur als koop. Medewerking is vrijblijvend. Wat wil je als Woonstad weten van je bewoners? Kan Woonstad vragen van partners meenemen? Hoe signaleer je problemen en welke informatie is relevant? Dit speelt bij alle partijen die huisbezoeken afleggen (onderwijs, ouderconsulenten, huishoudelijke hulp). Maar ook de bewonersvereniging heeft mensen al eens gevraagd wat ze willen bijdragen aan de wijk. Mensen moeten wel het doel van het bezoek snappen. De sociale kaart van de wijk moet scherp zijn zodat je weet wie je moet bellen als er wat gesignaleerd wordt. Niet succesvol waren het project met jongeren wijkschool en de leefbaarheidsgroep jongeren. Met de stages voor de wijkschool werk je met jongeren die voortijdig schoolverlater zijn. Dan zit je al met een groep die slecht gemotiveerd is. In het model bevindt zich dat aan de meer repressieve kant. 21
Wellicht moeten we ons meer aan de bovenzijde van het model begeven: aan de preventieve kant. We moeten ons meer richten op (intrinsieke) motivatie van jongeren, verwachtingen van ouders en houding van de peergroup. Stuurvariabelen zijn: rolmodellen, kennismaken met ‘gewoon’ werk, ouders laten zien dat gewoon werk respectabel kan zijn, imago Woonstad onder peergroup, leeftijdsgroep voor schooluitval. Ideeën: -
Richt je met snuffelstages bv. op 14 jarigen. Laat ze kennismaken met gewoon werk en betrek de ouders erbij. Laat ouders zien dat er allerlei soorten banen zijn die gewoon respectabel zijn.
-
Organiseer vanuit Woonstad bv. één keer per jaar een excursie door de haven langs havenbedrijven. Maak het interessant om daarvoor uitgenodigd te worden. Het is stoer om mee te gaan: heeft ook invloed op de peergroup. Woonstad krijgt een positieve associatie waardoor jongeren die wel ‘zaken’ doen met Woonstad niet als watjes worden gezien.
-
Organiseer een tour door de wijk langs werkgevers en zorg dat daar interessant, bekende Rotterdammers onder zijn. Betrek daar ook de ouders bij. Werk samen met basisscholen hoogste groepen, scholen voor voortgezet onderwijs, ROC’s.
-
Werk je wel met ‘moeilijker’ groepen, zoals jongeren van de wijkschool, dan alleen met goede begeleiding.
f.
Politie
Het is belangrijk om in te zetten op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Hiermee staat of valt de toekomst van de jongeren. Een afgeronde opleiding betekent een grotere kans op een baan en dus op alle fronten een betere toekomst. Door vele instanties is al gepoogd om voortijdig schoolverlaters aan een opleiding te helpen. Helaas lukt het bijna nooit omdat de jongeren er gewoon geen zin in hebben en niet nadenken over hun toekomst. De verlokkingen van de straat zijn te groot. In het begin lijkt een interventie vaak succesvol maar na verloop van tijd blijkt het toch weer mis te gaan. Door de politie zijn de ouders en jongeren intensief bezocht om te proberen een stukje bewustwording in gang te zetten dat het gedrag van hun kind een goede toekomst in gevaar brengt. Je ziet dat de ouders vaak van goede wil zijn maar niet bij machte zijn hun kind te stimuleren. Bij een heel klein aantal zag je, vaak een tijdelijke, verbetering. Helaas bij het overgrote deel ging het weer mis. Keiharde repressieve aanpak voor criminele jongeren werkt niet. Je ziet dat bij een aantal jongeren die in de gevangenis hebben gezeten de ogen geopend zijn. Dit willen ze niet nog een keer. 22
Met goede begeleiding door bijvoorbeeld de reclassering kan er een positieve omwenteling in gang worden gezet. Je ziet helaas ook dat als de begeleiding wegvalt of de jongeren weer in aanraking komen met “verkeerde’ vrienden het meestal weer fout gaat. In de samenwerking moet er beter worden gecommuniceerd en informatie worden gedeeld. We moeten begrijpen dat we een gemeenschappelijk doel hebben en we hiervoor elkaar nodig hebben. Elkaar vertouwen en aanspreken als zaken niet goed gaan of afspraken niet worden nagekomen. Advies aan Woonstad: probeer grote “probleemgezinnen” in te kleine woningen te verhuizen naar ruimere woningen liefst buiten de wijk waar ze nu wonen. Regel stageplaatsen voor jongeren met uitzicht op een baan. Richt je pijlen op de kinderen van de basisscholen. Hier valt winst te behalen en deze kinderen zijn nog positief te beïnvloeden.
7. Conclusies
Dit project is gestart met de vraag wat het Oude Noorden nodig heeft om een springplankwijk te zijn. De denktank heeft zich gericht op twee onderzoeksvragen:
Welke barrières ondervinden bewoners om zich te ontwikkelen?
Wat kunnen de verschillende partijen doen om de ontwikkeling van bewoners te bevorderen?
In de bijeenkomsten heeft de denktank het accent gelegd bij barrières die jongeren ondervinden om hun droom te realiseren. Vanuit deze centrale variabele is een causaal model opgesteld. In het model gaat het over kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar. In de bovenkant van het model komt de kant van ontwikkeling en preventie naar voren. Onder in het model ligt het accent meer bij damage control. Om de barrières terug te dringen hebben de deelnemers in de derde bijeenkomst de volgende stuurvariabelen geïdentificeerd:
Bevorderen taalbeheersing
Inzetten opvoedingsondersteuning vanaf 0 jaar, hoe eerder je begint hoe meer invloed je kunt uitoefenen
Zelfontplooiing en emancipatie van ouders bevordert ontplooiing van kinderen
Huisbezoeken met coaching van ouders en kinderen 23
Communicatie en informatie
Bij interventies die op kinderen / jongeren zijn gericht ook altijd aandacht hebben voor communicatie met de ouders erover
Inzetten van rolmodellen en sleutelfiguren uit het informele netwerk
Voorkomen van voortijdig schoolverlaten
Bij interventies gericht op jongeren samenwerking met scholen voor voortgezet onderwijs en ROC's zoeken. (Deze zijn nu vrijwel buiten beeld omdat er geen VO-scholen in de wijk zijn kinderen naar veel scholen uitvliegen).
Ook aandacht besteden aan ouderbetrokkenheid op scholen voor voortgezet onderwijs en ROC's, hierbij rekening houdend met bevindingen uit het model (informatie op niveau ouders, sleutelfiguren, in eigen kring etc.)
Jongeren laten kennismaken met stageplaatsen en ‘gewoon’ werk
Jongeren zelf activiteiten in de wijk laten organiseren
Ouders laten zien dat gewoon werk respectabel kan zijn
Deze stuurvariabelen zijn niet zozeer nieuw maar de informatie ligt vaak bij een enkel werkveld en is niet bij iedereen bekend. De denktank vindt het daarom van belang om meer aandacht te besteden aan afstemming en samenwerking tussen de professionals. Projecten zijn succesvol als ze niet eenmalig zijn maar als er continuïteit is. Ook moet er voldoende capaciteit zijn. De middelen die hierbij worden ingezet moeten verder gaan dan alleen informatie en aansluiten bij de belevingswereld van de bewoners. Meerdere partijen in de wijk verzamelen informatie achter de voordeur. Hier kan meer afstemming en samenwerking in komen zodat een sociale kaart ontstaat. Ook is het van belang dat duidelijk is wie je moet bellen als er iets wordt gesignaleerd. De adviezen aan Woonstad gaan vooral over de huisvesting van grote probleemgezinnen. De kleine behuizing is funest voor de zelfontplooiing van jongeren. Ze hebben geen ruimte om huiswerk te maken, hebben last van stress en worden zo de straat op gedreven. Probeer de gezinnen te verhuizen naar grotere woningen, en eventueel buiten de wijk. Het project ‘Achter de voordeur’
24
wordt ondersteund door de deelnemers, omdat hiermee wordt ingezet op communicatie en signalering.
8. Vervolg Woonstad is van plan om een brainstormbijeenkomst te organiseren over ‘gekke’ interventies. Alle deelnemers zullen hiervoor worden uitgenodigd. Daarnaast zullen de resultaten van dit project worden gebruikt bij de herijking van de sociale strategie in januari 2012. Bij een enkele deelnemer blijft de vraag hangen of het Oude Noorden een specifiek probleem heeft? Wat is de ziel van de wijk? Sara is van plan om een stukje te schrijven in de Metro.
9. Literatuur
J. A.M. Vennix (1995) Building Consensus in Strategic Decision Making: System Dynamics as a Group Support System. Group Decision and Negotiation, 4, 335-355. Kluwer Academic Publishers.
J.A.M. Vennix (1996) Group Model Building. Facilitating Team Learning Using System Dynamics. Chichester: Wiley&Sons.
25
Bijlage 1: Stappen in het proces van Group Model Building
Oorzaken Stap 1 Identificatie probleem Stap 2 Voeg oorzaken toe
Probleem variabel
Gevolgen
X X
Stap 3 Voeg gevolgen toe X Stap 4 Identificeer feedback loops X
26
Bijlage 2: Aanwezigheid deelnemers bij de bijeenkomsten van de denktank
Bijeenkomsten
22 september 13 2011
2011
Fernando Fonseca
X
X
Fadoua Bahioui
X
Sara
X
Chafik
X
Salah
X
Hans de Haan
X
Seyhan Demir
X
X
Fatima Lamkharat
X
X
Carolien Holst
X
oktober 10 2011
november 30
november
2011
Deelnemers
Jan van Schie
X X
X
X
X X
X X
X
Nadia el Hajeu
X
Simone van de Ploeg
X
Annemet van Tricht
X
Imke Zwarteveen
X
Marianne Verboom
X
X
X
Nazha Chafia
X
X
X
X
X X
Ilona van Iersel
X
Eva Reekers
X
X
X
X
Marijke de Vries
X
X
X
X
Dave Boogerd
X
X X
X
X
Mina Arab Emile Klep
X
X
X
X
Addie Bergwerff
X
X
X
X
Brigit Fokkinga
X
X
X
X
Bert van Nistelrooij
X
X
X
X
27