EINDNOTA RELANCE BRV november 2014 – mei 2015
GEBIED ‘Kolenspoor’ Voorzitter: Véronique Claessens
Het Kolenspoor een wissel op de toekomst?
0.
INHOUDSTAFEL
1. BIJZONDERHEDEN IN DE PROCESVOERING 2. QUICK-WINS IN EEN REALISATIEGERICHT UITVOERINGSTRAJECT BRV 2.1. PROCES TOT SELECTIE QUICK-WINS 2.2. VIJF QUICK-WINS 2.2.1. Quick-win 1: ‘Het Kolenspoor op spoor’ 2.2.2. Quick-win 2: ‘Strategisch project Kolenspoor’ 2.2.3. Quick-win 3: ‘Platform innovatieve mobiliteit’ 2.2.4. Quick-win 4: ‘Mijnroute’ 2.2.5. Quick-win 5: ‘Regelluwe zones’ 3. INHOUDELIJKE AANBEVELINGEN VOOR HET BRV 3.1. BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘METROPOLITANE ALLURE’ 3.1.1. Breid de scope van topvoorzieningen uit 3.1.2. Geef ruimte om bottom-up aan metropolitane allure te werken 3.2. BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘STEDELIJKE KERNEN OP MENSENMAAT’ 3.2.1. Kijk ruimer dan het ‘openbaar vervoer’-model als criterium voor kernen in stedelijke regio’s 3.2.2. Zet ook in op de (collectieve) ontsluiting van kernen buiten de stedelijke regio’s 3.2.3. Zet kleine lokale ingrepen in als ruimtelijke en maatschappelijke katalysator voor mensenmaat 3.3. BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘RUIMTELIJK RENDEMENT’ 3.3.1. Maak een verbod op het aansnijden van greenfields afdwingbaar 3.3.2. Maak duidelijk waar verdicht kan worden en waar niet en ga daarbij uit van een geïntegreerd kader 3.4. BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘VEERKRACHTIGE RUIMTE’ 3.4.1. Breng economische en maatschappelijke veerkracht in beeld Sfeerbeelden aangebracht door de deelnemers 3.4.2. Belicht de sociaal-economische dimensie van het groenblauw netwerk 3.4.3. Bied garanties rond het multifunctioneel gebruik van de open ruimte 3.4.4. Geef meer aandacht aan en creëer duidelijkheid omtrent hernieuwbare energie 3.5. OVERIGE BELEIDSAANBEVELINGEN 3.5.1. Zet dynamische, realisatiegerichte gebiedsontwikkeling in om het sectorale denken te overstijgen in geselecteerde strategische ruimtes 4. SLOTBESCHOUWING 5. BIJLAGEN 5.1. KAART GEOGRAFISCHE AANDUIDING VAN HET GEBIED 5.2. KAART OVERZICHT PROJECTEN 5.3. TABEL OVERZICHT PROJECTEN 5.4. KAARTEN BRV-STRATEGIEEN
1.
BIJZONDERHEDEN IN DE PROCESVOERING
Op 20 november 2014 werd in Oostende door minister Joke Schauvliege het startschot gegeven van de BRV-relance. Voor het traject Kolenspoor vonden 3 grote werksessies plaats: 15 januari, 9 maart en 23 april. 21 januari werd het kolenspoor vanaf de Thorsite in Genk tot de Schacht in Heusden-Zolder met de fiets verkend. Het kolenspoor van Beringen tot Eisden werd volledig geïnventariseerd aan de hand van een veldonderzoek. Dit veldonderzoek leverde een ruime fotografische documentatie van het kolenspoor op. Voor de laatste werksessie op 23 april werd in 3 voorbereidende kleine werksessies met de werkgroepleden gewerkt aan aanbevelingen en quick-wins. De opkomst voor de werksessies was telkens groot. Er werd op een kritische en constructieve manier meegewerkt door de volledige werkgroep. De voorzitter Véronique Claessens (ondersteund door Jan Schreurs) heeft de werksessies, aanbevelingen en quick-wins zeer goed gestuurd en op een creatieve manier mee vorm gegeven.
De projecten- en kansenkaart, de quick-wins en aanbevelingen zijn in consensus tot stand gekomen op basis van interactieve technieken. Van meet af aan werd er op verschillende sporen gewerkt, met droombeelden en concrete, onmiddellijk uitvoerbare projecten.
In de werkgroepen is vertrokken van de volgende centrale vraag: ‘De regio is niet alleen op zoek naar een economische heroriëntering, maar eveneens naar het verstedelijkingsmodel dat daarbij past. Bij gebrek aan grote steden, stelt zich de vraag hoe de metropolitane conditie er moet uitzien in Limburg. Sterk inzetten op ‘netwerken’ moet een basis vormen voor een toekomstig model. Kan de Rasterstad Genk hier een pars pro toto vormen ? Een model met een sterke circulaire economie en goede connectiviteit tussen strategische zone, binnen het kader van een uniek landschap, kan Limburg een nieuw en uniek duurzaam welvaartsperspectief geven. Hoe kan het kolenspoor een rol spelen in dit verstedelijkingsmodel ?’
Het kolenspoor kan op vele verschillende manieren worden bekeken, gekaderd en gebruikt. Als object trouvé, als een stukje geschiedenis waarmee we vandaag naar best vermogen omgaan met het oog op een andere/betere toekomst. Als spoor naar het verleden, een spoor achtergelaten door visionaire industriëlen, die onzichtbare potentialiteiten hebben opgedolven en de nieuwste technologieën hebben ingezet om het ‘zwarte goud’ aan de samenleving te bezorgen. Als spoor dat het DNA van de toekomst in zich heeft, maar waarvan het huidige voorkomen niet laat vermoeden welk ingenieus en beeldend resultaat zal groeien uit het vandaag haast onzichtbare potentieel. In de werkgroep werd resoluut gekozen voor de laatste piste, voor een toekomst van innovatie en gedeelde winsten. Het historische plan d’ensemble, de kern van het kolenspoor, dat een samenhangend netwerk voorzag in de regio van de mijngemeenten, kan als model gehanteerd voor een intergemeentelijke aanpak en voor een herstel van gemeenteoverschrijdende initiatieven en projecten. Om de complexe opgave om te komen tot een toekomstvisie voor het netwerk ‘het kolenspoor’ te structureren is een indeling gemaakt in 3 thema’s die de ambities voor het kolenspoor verduidelijken: Slow track: Het kolenspoor als toeristisch recreatieve structuur en schakel tussen toeristische topattracties in Limburg. Het Kolenspoor is de connector tussen verschillende natuurlijke projecten/ groene troeven in centraal Limburg. Landschap is de drager ervan. - Kolenspoor als ontsnipperende infrastructuur / barrièrewerking opheffen / Kolenspoor vormgeven als verbindend element door koppeling aan ecosysteemdiensten. - Kolenspoor als groene sluis/drager die het Nationaal Park Hoge Kempen verbindt met potentieel nieuwe gebieden. - Strokenlandschap van Heusden-Zolder zichtbaar maken en vanuit toeristische invalshoek exploreren. - Economische functie geven aan natuur en landschap langsheen Kolenspoor (vrijetijdseconomie). - Interreg-project: projectonderdeel rond biodiversiteit. - Kolenspoor als verbindend element om toeristen meerdere dagen te boeien o De Wijers: alternatieve toegang voor langzaam verkeer
-
o Station As als toegangspoort tot het Nationaal Park Hoge Kempen Kolenspoor als recreatief monument en belevingsnetwerk.
Fast track: Het kolenspoor als onderdeel van een mobiliteitsnetwerk voor mens en goederen. - Openbaar vervoer: op zo’n manier vormgegeven dat er geen barrièrewerking ontstaat. Synergieën! - Collector voor duurzame verplaatsingen / uittesten van verschillende (innovatieve) duurzame verkeersmodi, elektrische mobiliteit, fietsostrades - Missing links op bepaalde stukken. Smart track: Stedelijke en economische ontwikkeling: het kolenspoor als stimulator van een nieuwe circulaire economie in Limburg, als netwerk en intelligente collector van energie, data en kennis - Eco-efficiëntie: energie-uitwisseling: kolenspoor als ruimtelijke drager die energievragers en -opwekkers met elkaar verbindt. - Kolenspoor als testlabo voor slimme uitwisseling van energie tussen strategische sites en grote energievragers. - Onderzoek naar locaties voor groene energieopwekking. - Metafoor voor verbinding van bedrijfseconomische sites, verweving van functies, tijdelijkheid. - Kolenspoor als tekenende infrastructuur, die verbindt en scheidt. Potentie om verschillende gebieden op elkaar te betrekken, verschillende mijnsites met eigen identiteit verbinden. - Kolenspoor als vehikel om samenwerking rond innovatie en energie te stimuleren.
2.
QUICK-WINS IN EEN REALISATIEGERICHT UITVOERINGSTRAJECT BRV
2.1. PROCES TOT SELECTIE VAN QUICK-WINS Aan de leden van de werkgroep werd gevraagd een oplijsting te maken van mogelijke quick-wins. Hierbij werden de criteria voor de selectie van quick-wins en de definitie van quick-wins duidelijk gemaakt. Deze bevraging resulteerde in een 35 tal quick-wins. De ontvangen quick-wins kunnen ondergebracht worden in de volgende 4 hoofdthema’s: samenwerking (1), energie (2), mobiliteit(3) en recreatie, landschap en ecologie (4). Deze thema’s komen overeen met het voorstel van de voorzitter om te werken rond 3 ‘tracks’. Deze lijst van een 35tal quick-wins werd door het trio RV samen met de voorzitter gescreend aan de hand van de selectiecriteria. Een ‘hotlist’ van quick-wins werd in 3 kleine werkgroepjes (7, 14 en 20 april), voorafgaand aan de grote werksessie op 23 april, telkens afgetoetst en bijgesteld. Na deze 3 werkgroepjes werd een nieuwe ‘hotlist’ voorgesteld op de laatste sessie waarbij uiteindelijk 5 quick-wins in consensus werden genoteerd.
5 quick-wins in consensus
2.2.
VIJF QUICK-WINS
2.2.1
QUICK WIN 1: ‘Het Kolenspoor op spoor’ Doelstelling: bekendheid - draagvlak - eerste stap Het kolenspoor van Beringen tot Eisden is grotendeels nog aanwezig, het was de ruggengraat van de ontwikkelingen in Midden-Limburg. Sommige stukken van het spoor worden nog benut, andere delen liggen er verlaten bij als overblijfsel van een rijk verleden. Het kolenspoor dat als rode draad door Midden-Limburg loopt is enkel nog op kaart duidelijk als één structuur terug te vinden. Op het terrein is deze grote infrastructuurlijn verleden tijd en letterlijk en figuurlijk naar de ‘achtergrond’ verschoven. Voorwaarde om enig onderzoek te starten of dit verlaten spoor opnieuw een centrale rol kan spelen in de herontwikkeling van de regio, is het kolenspoor onder de aandacht te brengen, terug betekenis te geven, zichtbaar en voelbaar te maken vooral voor degenen die er vlakbij wonen en werken. Het kolenspoor is in eerste instantie een gegeven voor de nabije omgeving. Uit het traject ‘relance BRV’ is gebleken dat het ‘netwerk kolenspoor’ nog te weinig leeft als een project waarin gedeelde winsten kunnen ontstaan. Deze quick-win wil een eerste stap zijn in het creëren van een gemeenschappelijke ‘sense of opportunities’, in het creëren van een globaal verhaal van het kolenspoor en is een manier om dit niet alleen top down maar ook tegelijkertijd bottom up te benaderen. Het doel is om op verschillende niveaus (burgers, overheden en ontwerpers/planners) aan draagvlak en bekendheid te werken. Het eerste initiatief in ‘het kolenspoor onder de aandacht brengen’ is de publicatie van een boekje Kolenspoor (door T.OP Limburg) volgend op het recente introductienummer T.OP Limburg. Hierin wordt het kolenspoor terug als één structuur in beeld gebracht en worden mogelijke potenties en kansverhalen (fast, slow, smart track) getoond die onderzoek en visieontwikkeling kunnen prikkelen. Een tweede stap in deze quick-win is de organisatie van een ‘call’ naar burgers en meer georganiseerde partners die het netwerk van het kolenspoor als experimenteerruimte ter beschikking krijgen. De exacte inhoud van deze call kan uitgewerkt worden in samenwerking met Z33. De call kan een oproep zijn om de omwonenden te doen nadenken over wat het kolenspoor in de toekomst kan betekenen. Het ‘nadenken over’ doet het kolenspoor terug leven. De resultaten van de call worden tentoongesteld in combinatie met een groot evenement van T.OP Limburg. Dit proces zal de bottom up werking nog versterken en kan de inzichten uit het proces ‘relance BRV’ testen. Een derde stap is de inschrijving van het kolenspoor voor deelname aan de IABR. De IABR is een architectuur biënnale die permanent onderzoek doet naar de toekomst van de stad. Het is een platform voor nieuwe ideeën. Belangrijk middel hierbij is het projectatelier; een langlopend onderzoekstraject waarbij ontwerpend onderzoek wordt ingezet om te komen tot ruimtelijke en economische ontwikkelmodellen, nieuwe allianties en uitgewerkte voorstellen voor pilot projects. De zevende editie van de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam – IABR The Next Economy opent in april 2016.
Deze quick-win heeft als doel het kolenspoor tot leven brengen in de hoofden van de burgers, overheden en ontwerpers, om zo aan te zetten tot nadenken over de toekomst van het kolenspoor. De verschillende onderdelen van de quick-win zoals publicaties, calls, evenementen, ontwerpateliers enz. kunnen betrekking hebben op het volledige kolenspoor en omgeving van Beringen tot Eisden of op slechts delen ervan. Door de combinatie van de 3 stappen in deze quick-win wordt zowel high level als heel operationeel gewerkt aan de totstandkoming van één gedeelde mindset van potenties in het netwerk kolenspoor.
Trekker(s) Ruimte Vlaanderen (T.OP Limburg) engageert zich om bij te dragen aan bekendheid en aanzet visievorming rond het kolenspoor.
Tijdspad en mijlpalen 1. T.OP Limburg publicatie boekje Kolenspoor > september 2015 2. Call > oktober 2015 3. Tentoonstelling resultaten call op groot evenement T.OP Limburg > maart-april 2016 4. Deelname aan IABR 2016-The next economy (Rotterdam) opening 2016 > inschrijving preselectie voor 5 juni inschrijving onder subthema ‘clean city’ met focus op energietransitie, circulaire maakindustrie en beleving
2.2.2. QUICK WIN 2: ‘Strategisch project Kolenspoor’ Doelstelling: samenwerking & afstemming - visievorming Het kolenspoor loopt van Beringen tot Eisden. Het doorkruist hiermee een groot gebied van Midden-Limburg en rijgt verschillende sites aan elkaar gaande van wonen, werken tot recreatie. De meest dynamische sites zijn de vroegere mijnzetels waar grote reconversieplannen invulling hebben gekregen. Een afstemming of samenwerkingsstructuur tussen de mijngemeentes aan het kolenspoor is er nooit geweest. Dit heeft tot gevolg dat iedereen zijn invulling aan het ‘eigen’ stukje kolenspoor en omgeving geeft. Indien we het kolenspoor in de toekomst terug willen laten functioneren als een ruggengraat en de potenties van het kolenspoor optimaal willen verkennen is een samenwerking en afstemming noodzakelijk. De vraag naar samenwerking en hierbij ook de vraag naar en aanbeveling om sectoroverschrijdend te werken is tijdens de werksessies verschillende keren aan bod gekomen. Door de werkgroep werd het strategisch project als geschikt instrument voorgesteld. De aanstelling van een onafhankelijke en dynamische projectcoördinator als trekker van het kolenspoor wordt als een belangrijke voorwaarde gezien. Een strategisch project is een passend instrument om alle partners rond tafel te krijgen en sectoroverschrijdend te werken. Het kolenspoor voldoet volgens de werkgroep aan de voorwaarden van een strategisch project, het heeft een administratief-institutionele complexiteit die de mogelijkheden van een lokaal bestuur voor de realisatie ervan overstijgt. Zonder een projectstructuur met meerdere betrokken actoren en zonder een projectcoördinator kan het kolenspoor moeilijk tot een goed einde worden gebracht. Het kolenspoor kan een duidelijke hefboom- en voorbeeldfunctie zijn voor het ruimtelijk beleid in Vlaanderen. Met de stad Genk en de provincie als trekkers van het strategisch project is een sectoroverschrijdende benadering gegarandeerd.
Trekker(s) De stad Genk en de provincie Limburg engageren zich om een strategisch project ‘Kolenspoor’ in te dienen.
Tijdspad en mijlpalen Het tijdspad is afhankelijk van het tijdstip van een nieuwe oproep voor strategische projecten. In afwachting hiervan zullen de stad Genk en de provincie nu al starten met de samenstelling van een dossier.
2.2.3. QUICK WIN 3: ‘Platform innovatieve mobiliteit’ – realisatie van de fast track Doelstelling: labo - samenwerking (1+1=3) Mobiliteit is een belangrijk onderwerp van discussie in Limburg. Het openbaar vervoerssysteem is immers onvoldoende performant en de huidige voorstellen tot verbetering van ontsluiting kennen een moeizame weg. Vanuit deze situatie en als antwoord op de aanbeveling om niet hard in te zetten op openbaar vervoersontsluiting maar om dit ook open te trekken naar innovatieve collectieve vervoerssystemen is de quick-win voor het creëren van een ‘platform innovatieve mobiliteit’ geformuleerd. Hierbij moet ruimer gekeken worden dan het gemotoriseerde vervoer, ook elektrische fietsen kunnen in Limburg een rol spelen in innovatieve mobiliteit. Door verschillende partijen wordt al ingezet op of zijn er intenties om in te zetten op innovatieve mobiliteit: Het Circuit Zolder ziet toekomst in groene mobiliteit en wenst uit te groeien tot een groene mobiliteitscampus; een strategisch onderzoekscentrum rond clean mobility. Op Terhills (in eigendom van de LRM) in Maasmechelen zal een functionele lus als verbinding tussen de verschillende activiteiten worden voorzien binnen het jaar. Driverless cars die verschillende toeristen kunnen vervoeren worden momenteel door de LRM als mogelijk vervoersmiddel verder onderzocht. De gemeente As ziet toekomst in een ‘zonnetrein’ en wijst op de meerwaarde van een functionele vlotte fietsverbinding tussen Eisden, As en Genk. Flanders Bike Valley en enkele bedrijven zijn de oprichter van Bikeville Incubator in Beringen. Flanders Bike Valley wordt een nieuw high-tech onderzoeks- en testcentrum voor ondernemingen, actief in de fietsindustrie. De stad Genk zet in haar meerjarenplan zwaar in op de ontwikkeling van een innovatieve aanpak én op het uitrollen van projecten met betrekking tot innovatie in mobiliteit. Acties rond openbaar vervoer en elektrisch vervoer komen aan bod maar ook vernieuwende vormen van individueel vervoer (driverless cars) staan op de agenda. Tevens werkt Genk via conceptsubsidie van de Vlaamse Overheid aan het project ‘multiproductief netwerk Kolenspoor’. Hierin zal worden nagaan of het kolenspoor (dat grotendeels als tracé nog aanwezig is) met de oude mijnsites die er langs liggen, de capaciteit heeft om te opereren als structurele drager voor toekomstige innovatieve ontwikkelingen inzake stedelijke mobiliteit, energie en dataverkeer. Een samenwerking tussen al deze partijen in de vorm van een platform of een labo ‘innovatieve mobiliteit’ heeft duidelijk een meerwaarde. Samenwerking om kennis te delen maar om ook de verschillende innovatieve mobiliteitsvormen in hun samenhang te bekijken. Limburg kan hiermee in Vlaanderen een voortrekkersrol spelen op vlak van mobiliteit maar ook tegelijkertijd een antwoord bieden op haar eigen mobiliteitsvraagstuk. Het tracé van het kolenspoor is een gebied dat grotendeels gevrijwaard is. Verschillende soorten mobiliteit worden door diverse partners op het kolenspoor geprojecteerd, gaande van fietspad tot goederentransport. Vanuit dit platform kan input worden geleverd worden voor verder onderzoek naar welke rol het kolenspoor op vlak van mobiliteit kan spelen. Onderbouwde visievorming met een hoog gehalte aan realisatierealisme is de uiteindelijke output.
Trekker(s) T.OP Limburg en de stad Genk engageren zich om een samenwerkingsplatform uit te bouwen met Circuit Zolder - As - LRM (Terhills) - Flanders Bike Valley & Bikeville Incubator - Genk. Indien nuttig kan deze partnerlijst uiteraard nog uitgebreid worden.
Tijdspad en mijlpalen Midden 2015 starten de eerste gesprekken.
2.2.4. QUICK WIN 4: ‘Mijnroute’ – realisatie van de slow track Doelstelling: verbinding mijnerfgoed (incl. UNESCO). De Mijnroute is een project van Toerisme Limburg en kadert binnen de Businesscase Vrijetijdseconomie van het SALK. Het SALK spreekt van een strategische versterking van de positionering van Limburg met focus op drie thema’s: mijnerfgoed, kindvriendelijk erfgoed en 50 tinten bronsgroen (landschapsbeleving). Er wordt ingezet op de toeristische ontsluiting, versterking en verbinding van de toeristische troeven en attracties. De Mijnroute is één van de 6 projecten binnen het projectplan dat werd opgemaakt door Toerisme Limburg en Toerisme Vlaanderen. De doelstelling van de Mijnroute is het sterker integreren van mijnerfgoed via gerichte kwalitatieve en innovatieve verbindingen, het toeristisch ontsluiten en valoriseren van kandidatuur/erkenning Unesco-werelderfgoed. Projectomschrijving Mijnroute: Realiseren van kwalitatieve en innovatieve verbindingen tussen hotspots mijnerfgoed en elementen UNESCO werelderfgoed. Selectie POI’s van mijnerfgoed die als geheel ontsloten en vermarkt worden met inschakeling van bestaande en lopende projecten. Globale visie en conceptontwikkeling voor toeristische positionering. beleefbare verbinding via het fietsroutenetwerk, als onderdeel van de Bronsgroenroute. Gezien de Mijnroute ook een fysieke realisatie zal inhouden (gelinkt met het FRNW) speelt het Kolenspoor als structuur die alle mijnsites met elkaar verbindt, vanzelfsprekend een belangrijke rol waarbij niet per definitie het volledige Kolenspoor moet ingeschakeld als route maar zeer zeker grote delen van het Kolenspoor deel zullen uitmaken van de route. De Mijnroute werd door de werkgroep als een belangrijke quick-win gezien die het Kolenspoor tot leven kan brengen en de mijnregio op toeristisch-recreatief vlak in de kijker kan zetten en versterken .
Trekker(s) Toerisme Limburg is trekker van de Mijnroute.
Tijdspad en mijlpalen Sinds het najaar 2014 is er overleg over invulling van project. Uitvoering door Toerisme Limburg volgens projectplan ‘MijnRoute’.
2.2.5. QUICK WIN 5: ‘Regelluwe zones’ – realisatie van de smart track Doelstelling: testen mogelijk maken In het gebied van het kolenspoor ontluiken en groeien er vernieuwende ideeën op vlak van energie, technologie, mobiliteit en water. Het kolenspoor doorkruist een gebied met zeer specifieke eigenschappen. De geografische ligging, gecombineerd met het mijnverleden, maakt dat er potenties zijn inzake energie en water. Energie in de vorm van geothermie is momenteel onderwerp van een haalbaarheidsstudie van VITO. Om voluit te kunnen inzetten op deze nieuwe ideeën is in eerste instantie verder onderzoek nodig, maar al snel hierop volgend en in sommige gevallen zelfs gelijklopend aan de onderzoeksfase is het uittesten een cruciaal gegeven vooraleer een idee zijn toepassing vindt. De huidige wetgeving laat dit uittesten niet altijd even gemakkelijk toe en dreigt dus een belemmering te worden. De afbakening van enkele gebieden waar de regelgeving heel specifiek wordt aangepast om het testen op terrein effectief mogelijk te maken kan een oplossing bieden. Deze quick-win heeft als doel in te staan voor een gebiedsgerichte aanpassing in wetgeving om nieuwe ideeën rond energie, technologie, water en mobiliteit te kunnen testen. Drie sites worden voorgesteld: Genk, Thor: energie en technologie: om energieopwekking en innovatie in energie uit te testen. EnergyVille op de Thorsite in Genk verenigt de onderzoeksinstellingen KU Leuven, VITO en Imec voor onderzoek naar duurzame energie en intelligente energiesystemen. Onderzoek, ontwikkeling, training en innovatieve industriële activiteiten worden er in nauwe samenwerking met lokale, regionale en internationale partners onder één naam verzameld. De focus van het onderzoek in EnergyVille concentreert zich rond vijf verschillende doelmarkten: open smart-gridmarkten, gedistribueerde energiediensten, hernieuwbare energiedistricten, geoptimaliseerde energiestromen voor de industrie en elektrische mobiliteit. Thor heeft ook potenties op vlak van geothermie en windenergie. Maasmechelen (specifieke locatie nog niet geselecteerd): testen inzake water Dagelijks worden in Limburg enorme hoeveelheden water opgepompt opdat de mijnverzakkingsgebieden niet onder water komen te staan. Limburg levert hiermee ook een zeer groot deel van het drinkwater van Vlaanderen. Niet al het opgepompte water wordt verbruikt als drinkwater, een aanzienlijke hoeveelheid wordt in het kanaal geloosd. Met een waterschaarste in het vooruitzicht beschikt Limburg over een enorme troef en stelt zich de vraag of het oppompen van water niet meer potenties heeft dan louter drinkwatervoorziening. Maasmechelen, Terhills: mobiliteit Innovatief zijn op vlak van mobiliteit stopt niet met ontwikkelen, er volgt een fase waarbij een test op het terrein noodzakelijk is. Op Terhills in Maasmechelen (in eigendom van de LRM) zal een functionele lus als verbinding tussen de verschillende activiteiten worden voorzien. De LRM is op zoek naar een innovatieve mobiliteitsvorm om het vervoer op deze lus te kunnen vervullen. Deze lus kan ingeschakeld worden als testgebied ook voor andere mobiliteitsvormen dan de uiteindelijk gekozen vervoerswijze op Terhills.
Trekker(s) Genk en Maasmechelen engageren zich om, ondersteund door de juridische dienst van Ruimte Vlaanderen, te werken aan de realisatie van 3 thematische regelluwe testzones (water, energie, mobiliteit).
Tijdspad en mijlpalen Opstart onderzoek > midden 2015 Benoeming belemmeringen in huidige wetgeving? > input Genk, Maasmechelen Welke aanpassingen zijn wenselijk? > input Genk, Maasmechelen Welke aanpassingen zijn haalbaar? > ondersteuning door juridische dienst RV ….. Selectie testzone ‘water’ in overleg met Maasmechelen, VLM, ANB, Watergroep…. > midden 2015
3.
INHOUDELIJKE AANBEVELINGEN VOOR HET BRV
In de oefening ‘Match-mismatch’ werden volgende BRV-gebiedskansen uitgetest in het gebied ‘Kolenspoor’. Connectiviteit in de open ruimte verbeteren De versnippering en fragmentatie van de open ruimte worden tegengegaan om de samenhang in de open ruimte te bewaren. Dit wil zeggen dat ontwikkelingen die aanleiding geven tot versnipperd ruimtebeslag worden vermeden en dat barrières worden weggewerkt. In het bijzonder aan stedelijke randen zal een actieve ontsnippering aan de orde zijn. Bebouwingspatronen zoals lintbebouwing of verspreide en afgelegen bebouwing worden vermeden. In de open ruimte wordt bijkomende verharding tot een minimum herleid.
Inzetten op gebieden met een veranderingsopgave voor biodiversiteit In een aantal openruimtegebieden zijn gebiedsgerichte investeringsprojecten nodig om de veerkracht ervan te verhogen. Het betreft een selectie van gebieden waar aanpassingen aan de inrichting en het landgebruik nodig zijn in functie van een veranderingsopgave. Deze veranderingsopgave kan het gevolg zijn van het stimuleren van economisch belangrijke landbouwactiviteiten, het verzekeren van de instandhouding van soorten, ingrepen op vlak van wateropslag – of beveiliging, of het voorzien in grootschalige hernieuwbare energie. Het impliceert geenszins dat het zou gaan over ‘exclusieve’ gebieden. Via een geïntegreerde aanpak kunnen win-winsituaties ontstaan tussen de verschillende thematische doelstellingen Afgelegen bestaande activiteiten remediëren Bestaande activiteiten met groot ruimtebeslag op een afgelegen locatie (zoals slecht ontsloten bedrijventerreinen, perifere campussen edm) worden niet ruimtelijk uitgebreid en niet geïntensiveerd. Voor zover de maatschappelijke kosten verhoudingsgewijs niet te hoog oplopen, kunnen de randvoorwaarden voor hun voortbestaan of herontwikkeling verbeterd worden.
Fijnmazig groenblauw dooraderen Groene verbindingen en waterlopen versterken elkaar in een fijnmazig netwerk dat de open en de bebouwde ruimte groenblauw dooradert. Ze verbinden ecologisch waardevolle gebieden met elkaar en verhogen de toegankelijkheid en bereikbaarheid van open water en groene massa binnen het stedelijk weefsel (van stedelijke regio’s, knooppuntsteden en verzorgende steden) en de open ruimte. Ook stadswijken en bedrijventerreinen kunnen ingeschakeld worden in het netwerk. Een groenblauwe dooradering draagt bij aan de omgevingskwaliteit en zorgt voor aantrekkelijke gehelen om in te verblijven, te wonen en te werken.
Energie-efficiënt inpassen van functies Een doordachte ruimtelijke organisatie moet de vraag naar energie structureel verminderen. Ten eerste zetten we in op het minimaliseren van de energievraag door een correct locatiebeleid van functies die het energieverbruik door verplaatsingen doet afnemen. Ook verdichting en het gericht bundelen van activiteiten op plaatsen met een goede ontsluiting binnen het stedelijk systeem leidt tot een vermindering van de energievraag. Ten tweede maximaliseren we de energie-efficiëntie door functies te verweven en kringlopen te sluiten. Zo kunnen energieoverschotten van de ene functie zinvol bijdragen aan de energievraag van een andere functie. Tenslotte organiseren we de ruimte zodanig dat we de energievraag in grote mate met hernieuwbare bronnen kunnen invullen. Waar mogelijk wordt deze hernieuwbare energie zo dicht mogelijk bij de gebruiker geproduceerd, zoals stadsverwarming of warmtekrachtkoppeling. Plaatsen kiezen voor topvoorzieningen en investeringen van internationale allure De troeven van een stedelijke regio worden gevormd door topvoorzieningen op het vlak van kennis, zorg, cultuur, sport en toerisme, de internationale connectiviteit en de beslissingskracht. Een stedelijke regio, of enkele stedelijke regio’s samen, kunnen een totaalpakket aan topvoorzieningen aanbieden op het vlak van én kennis én zorg én cultuur én sport én toerisme. Een totaalpakket vermijdt overtollige investeringen en laat verdere specialisatie toe (bijv. 2 stedelijke regio’s op korte afstand kunnen afspraken maken tot complementaire specialisatie van hun gelijksoortige topvoorzieningen). We situeren topvoorzieningen op plekken die goed zijn aangesloten op het metropolitaan vervoerssysteem. Performantie logistiek netwerk verhogen Een beperkt aantal internationale en regionale knooppunten zijn ten volle gereserveerd voor logistiek. De territoriale performantie van deze knooppunten willen we verdubbelen. De performantie wordt tevens verhoogd door het uitbouwen van een havennetwerk tussen Zeebrugge, Gent, Antwerpen en Rotterdam. Dit havennetwerk deelt een netwerk van (inter)continentale verbindingen. De verhoging van de performantie moet gepaard gaan met een verbeterde cohabitatie van de logistieke knooppunten met hun omgeving. Ruimtelijke rendement opdrijven in verdichtingsruimten In uit te kiezen verdichtingsruimten in stedelijke regio’s, knooppuntsteden en verzorgende steden wordt het ruimtelijk rendement het sterkst opgedreven. Dit gebeurt door het toepassen van vormen van zorgvuldig ruimtegebruik zoals intensiveren, hergebruik, verweving, tijdelijk en adaptief ruimtegebruik. Om de potenties van openbaar vervoer in een verdichtingsruimte ten volle te benutten, kan ruimtelijk uitbreiding ook aangewezen zijn. Aandacht is vereist voor diverse kwaliteitsaspecten: het voorkomen van een te hoge verhardingsgraad, een verantwoorde mix van functies edm.
Territoriale performantie opvoeren van economische intensiveringsruimten In uit te kiezen economische intensiveringsruimten in stedelijke regio’s, knooppuntsteden en verzorgende steden wordt het ruimtelijk rendement sterk opgedreven om de territoriale performantie op vlak van jobs, toegevoegde waarde of ondernemingen per hectare op te drijven. De klemtoon ligt op intensiveren en hergebruiken van het bestaande ruimtebeslag om zoveel mogelijk ruimtevolume voor ondernemingen te creëren. Parkeerplaats wordt zo ruimtezuinig mogelijk georganiseerd, waar mogelijk in lagen of op daken. Vermits ruimte wordt gecreëerd voor niet-verweefbare bedrijven, wordt rekening gehouden met eventuele veiligheidseisen. Synergie met andere functies (hernieuwbare energie, landbouw, sport, kinderopvang) is mogelijk, voor zover dit geen ongunstig effect heeft op het functioneren van de ondernemingen. Stedelijke regio’s versterken Stedelijke regio’s worden gevormd door een geheel van meerdere stedelijke kernen, die gezamenlijk een stedelijk ontwikkelingsprogramma opnemen. In stedelijke regio’s wordt de grootste opgave (bijv. 60%) opgevangen op vlak van wonen, werken, voorzieningen edm. De stedelijke regio is georganiseerd op mensenmaat, zoals het gemiddeld reistijdsbudget van een mens. De stedelijke kernen in een stedelijke regio zijn daarom verbonden met een performant openbaar vervoersysteem dat beperkte onderlinge reistijden garandeert. In de stedelijke kernen van de stedelijke regio vinden bewoners hun dagelijkse basisvoorzieningen in de nabijheid. Verplaatsingen worden gestimuleerd volgens het STOP-principe. Grootschalige voorzieningen op niveau van de gehele stedelijke regio zijn vlot bereikbaar vanuit alle kernen.
De gebiedskansen werden vertaald naar de regio rond het kolenspoor aan de hand van kansenkaart (zie bijlagen). De gebiedskansen werden op hoofdlijn bevestigd in de werkgroep. Er werd gewezen op het exemplarische karakter van de kansenkaart (vb. naast de Stiemerbeekvallei zijn ook de beekvalleien in De Wijers en het strokenlandschap in Heusden-Zolder onderdeel van de groenblauwe dooradering). Er wordt algemeen aanbevolen om heldere begrippen te gebruiken en om verwarring te vermijden die kan ontstaan door het door elkaar gebruiken van begrippen als strategie, krachtlijn, ambitie, doelstelling, … .
3.1. BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘METROPOLITANE ALLURE’ 3.1.1. BREID DE SCOPE VAN TOPVOORZIENINGEN UIT Vanuit het denken over de potenties van het Kolenspoor is de meerwaarde gebleken om niet enkel in te zetten op punctuele topvoorzieningen. Net door diverse sites en activiteiten te bundelen, kan een sterke topvoorziening met metropolitane allure ontstaan. Denk daarbij aan de verschillende natuurgehelen, culturele en erfgoedsites die in de onmiddellijke nabijheid van het Kolenspoor gelegen zijn. Individueel zullen ze misschien niet snel als topvoorziening bestempeld worden, maar net door ze gebundeld in beeld te brengen, ontstaat een toeristisch-recreatieve topvoorziening van hoog niveau. Daarbij aansluitend wordt het als een gemiste kans gezien wanneer natuur, landschap en erfgoed – mogelijk buiten een stedelijke regio – niet mee in beeld worden gebracht als potentiële topvoorzieningen. 3.1.2. GEEF RUIMTE OM BOTTOM-UP AAN METROPOLITANE ALLURE TE WERKEN Metropolitane allure kan verschillende gezichten hebben. Vermeden moet worden dat schaalgrootte de beslissende factor wordt voor metropolitane allure. Zo kunnen ook acties die bottom-up ondernomen worden, bijdragen aan de metropolitane allure van een gebied. We denken dan aan lokale initiatieven of initiatieven vanuit mensenmaat. Bijvoorbeeld: door de nieuwste vervoerssystemen te implementeren, versterk je je metropolitane allure, maar tegelijkertijd maak je de toegankelijkheid sterker, trek je kleine economische activiteiten aan, … die de mensenmaat versterken. Je kan inzetten op economie, metropolitaan en mensenmaat tegelijkertijd.
3.2. BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘STEDELIJKE KERNEN OP MENSENMAAT’ 3.2.1. KIJK RUIMER DAN HET ‘OPENBAAR VERVOER’-MODEL ALS CRITERIUM VOOR KERNEN IN STEDELIJKE REGIO’S Het uitgangspunt dat de kernen van een stedelijke regio op een vlotte, toegankelijke en duurzame manier met elkaar verbonden moeten zijn, wordt ondersteund door de werkgroep Kolenspoor. Vanuit de vaststelling dat in deze regio het openbaar vervoerssysteem niet voldoet aan deze vereisten, is dieper nagedacht over de vorm die de ontsluiting moet aannemen. Op dit moment wordt sterk ingezet op de ontwikkeling van innovatieve collectieve vervoerssystemen. De volledige draagwijdte hiervan kan op dit moment nog niet correct ingeschat worden, maar binnen enkele jaren zullen er zeker mogelijkheden zijn op vlak van collectief en duurzaam individueel vervoer die meer potenties bieden in streken die op dit moment te kampen hebben met een eerder moeizaam openbaar vervoerssysteem. De aanbeveling is dan ook om niet hard in te zetten op openbaar vervoersontsluiting maar om dit open te trekken naar innovatieve collectieve vervoerssystemen. Wanneer dergelijke systemen voldoende performant zijn en de vlotte ontsluiting tussen verschillende kernen kunnen garanderen, zullen andere stedelijke samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan. Aanvullend wordt geopperd dat er ruimer gekeken moet worden dan het gemotoriseerde vervoer, ook elektrische fietsen zullen meer en meer ingezet worden om zich te verplaatsen van de ene naar
de andere kern. Zeker in de Limburgse streek biedt dit veel potenties, gelet op het al erg goed uitgebouwde fietsroutenetwerk en de inspanningen die men wil doen op vlak van het conflictvrij maken van deze routes.
3.2.2. ZET OOK IN OP DE (COLLECTIEVE) ONTSLUITING VAN KERNEN BUITEN DE STEDELIJKE REGIO’S Zoals hierboven reeds aangegeven, wordt het principe van een duurzame en vlotte verbinding tussen de verschillende kernen van een stedelijke regio ten volle ondersteund. Aanvullend wordt evenwel aangegeven dat dit niet mag betekenen dat kernen die buiten de stedelijke regio’s liggen, geen goede collectieve verbinding meer zouden moeten hebben met de kernen uit de stedelijke regio. Om ook in die kernen een voldoende levenskwaliteit te garanderen en krimpscenario’s en braindrains te vermijden, blijft het essentieel om ook daar in te zetten op een goede ontsluiting.
3.2.3. ZET KLEINE LOKALE INGREPEN IN ALS RUIMTELIJKE EN MAATSCHAPPELIJKE KATALYSATOR VOOR MENSENMAAT Vanuit de werkgroep Kolenspoor wordt gewezen op de vele, kleine en informele plekken langs het Kolenspoor; het zijn net plekken als deze die bijdragen aan de mensenmaat van stedelijke regio’s en aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebieden. Lokale kleine ingrepen, zoals bijvoorbeeld volkstuintjes, zijn essentieel om het weefsel leefbaar te houden en interessant te maken. Dergelijke ingrepen kunnen worden gebruikt om een transformatie in te zetten op (lelijke) informeel toegeëigende plekken. Dit geldt des te meer wanneer de transformatie vanuit of in nauwe samenwerking met de gemeenschap wordt opgezet, wanneer participatieve processen of een partnerschapsmodel daartoe worden ingezet. Co-creatie, begeesteren in plaats van beheersen staan centraal hierin. De belevingswaarde van deze plekken verhogen, verhoogt bovendien de affiniteit en betrokkenheid die inwoners en gebruikers hebben met een wijk. Ook het op kleine schaal stimuleren van een mix van functies, van de mix van economie en stedelijkheid, kan hetzelfde resultaat hebben. Zo wordt gevraagd om in het stedelijk weefsel ruimte te creëren voor initiatieven van jonge ondernemers, experimenteerruimtes waar in samenwerking met andere ondernemers en met de omgeving tot een ruimtegebruik kan gekomen worden dat de leefbaarheid van het stedelijk weefsel verhoogt.
3.3. BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘RUIMTELIJK RENDEMENT’ 3.3.1. MAAK EEN VERBOD OP HET AANSNIJDEN VAN GREENFIELDS AFDWINGBAAR In de werkgroep is er een volledige consensus dat greenfields – open ruimte ongeacht de bestemming – in geen geval meer aangesneden zouden mogen worden. Er is een ruime vraag naar een hard verbod op het aansnijden ervan. Anderzijds wordt aangegeven dat de lokale besturen op dit moment ook reeds alle tools in handen hebben om te garanderen dat open ruimte niet meer ontwikkeld wordt (herbestemmen). De vaststelling is evenwel dat veel lokale besturen aarzelen om deze in te zetten.
De vraag is dan ook hoe het spontane gebruik van de instrumenten in functie van het niet langer aansnijden van greenfields, kan gestimuleerd worden. Elementen die in de discussie hieromtrent aan bod zijn gekomen, gaan onder meer over een eerlijkere verdeling en toebedeling van planschade en –baten, in combinatie met een systeem van herverkaveling. Men voelt dus nood aan een betere afstemming van de verschillende tools om het instrumentarium beter in te zetten vanuit het lokale beleidsniveau. Om de inzet ervan te stimuleren lijkt een gedeelde aanpak lokaal-bovenlokaal essentieel. Ook de gemeentefinanciering en/of subsidieregeling zou herbekeken moeten worden vanuit de principes van ecosysteemdiensten: gemeenten die inzetten op het vrijwaren en versterken van open ruimte zouden hiervoor beloond moeten worden vermits zij noodzakelijke ecosysteemdiensten leveren die de veerkracht van een regio verhogen.
3.3.2. MAAK DUIDELIJK WAAR VERDICHT KAN WORDEN EN WAAR NIET EN GA DAARBIJ UIT VAN EEN GEÏNTEGREERD KADER Er is een duidelijke nood gedetecteerd aan het verduidelijken van de principes van ruimtelijk rendement. In de regio rond het Kolenspoor zijn veel gemeenten en wijken die enerzijds een te lage dichtheid en voorzieningenniveau hebben om van een stedelijke omgeving te kunnen spreken, en anderzijds een te hoge dichtheid hebben om een echt landelijke wijk te zijn (denk aan de mijncités). Er is een sterke vraag naar duidelijkheid voor deze gebieden: verder verdichten (waarbij het RSVrichtcijfer van 15 woningen/ha niet langer als maximum wordt opgelegd) of net niet. Hoewel de principes van verdichting, intensivering en verweving duidelijk ondersteund worden, is duidelijk dat niet elke plek daarvoor in aanmerking komt. Aanbevolen wordt om potentiële ontwikkelingen steeds op een geïntegreerde manier te bekijken én maximaal op te laden vanuit elementen als potenties voor hernieuwbare energiesystemen, collectieve vervoersontsluiting, … (vb. verdichten waar openbaar vervoer is en de nieuwe inrichting zo vormgeven dat duurzame energiesystemen geïmplementeerd kunnen worden).
3.4. 3.4.1
BELEIDSAANBEVELINGEN STRATEGIE ‘VEERKRACHTIGE RUIMTE’ BRENG ECONOMISCHE EN MAATSCHAPPELIJKE VEERKRACHT IN BEELD
Met de sluiting van Ford Genk is de regio rond het Kolenspoor een goed voorbeeld dat veerkracht van een regio niet louter op ecologisch vlak bekeken moet worden, maar ook op economisch en maatschappelijk vlak. Vooral in de koppeling tussen de drie worden kansen gezien. De snelheid waarmee nieuwe hoogtechnologische ontwikkelingen zich voordoen is ongekend. Economie moet hier snel op inspelen en dient zich aan te passen. Het is dan ook belangrijk dat er ‘flexibele’ ruimte voorhanden is voor deze snel veranderende economie. Stringente wetgeving verhindert soms dat adequaat kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. De afbakening van experimenteerruimtes in een regelluwe omgeving, vormt een belangrijke schakel in het proactief inbouwen van een economische veerkracht. Daarnaast is differentiatie (qua aard en qua schaal) van economische activiteiten een belangrijke factor in het verhogen van veerkracht. Monoculturen zijn kwetsbaar. Slow track, fast track en smart track mengen en laten interageren is een aandachtspunt. Streven naar een soepele maar effectieve match tussen economische en sociale differentiatie is een
must in het kader van maatschappelijke veerkracht. Daarnaast is het stimuleren en ondersteunen van vele sociale netwerken een effectieve strategie om schokken te kunnen opvangen in het maatschappelijke weefsel. Permanente en pertinente zorg voor het innoveren van die netwerken is net even belangrijk. De maatschappelijke welvaart van een gemeenschap bepaalt ook in grote mate de veerkracht. Hiertoe is het in Vlaanderen essentieel om goede en geïntegreerde onderwijssystemen uit te werken, waarin opleiding en interesse in techniek en technologie uit de schemerzone van de laagopgeleiden wordt gehaald. Het uitwerken van optimale kansen tot herscholing, jobcoaching kan een gemeenschap meer ondernemend maken. De aangehaalde punten wijken erg af van de impact die vanuit de sector ruimte kan gerealiseerd worden. Toch beveelt de werkgroep aan om maximaal te zoeken naar synergieën tussen de initiatieven in het BRV en andere sectoren met het oog op het verhogen van de algemene veerkracht van Vlaanderen.
3.4.2. BELICHT DE SOCIAAL-ECONOMISCHE DIMENSIE VAN HET GROENBLAUW NETWERK Het belang van groenblauwe dooradering doorheen stedelijke gebieden, maar ook doorheen bijvoorbeeld de mijncités wordt erkend en ondersteund. De werkgroep wenst erop te wijzen dat de dooradering ook niet te onderschatten socio-economische dimensies heeft. Denk maar aan de economische betekenis van de grote natuurgehelen zoals het Nationaal Park Hoge Kempen door de toeristische aantrekkingskracht ervan en de vele initiatieven op toeristisch-recreatief vlak van kleine ondernemers die zich hierop geënt hebben. Het socio-economisch belang is evenwel ruimer dan louter toerisme en recreatie. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een aanzienlijke tewerkstelling van laaggeschoolden en sociale tewerkstellingsinitiatieven die zich richten op het onderhoud van het groenblauw netwerk – wat meer en meer cruciaal zal worden met het inperken van het gebruik van sproeistoffen. Het openruimtenetwerk draagt dus een grote potentie in zich naar een diversiteit van tewerkstelling, waarmee het belang van het netwerk extra onderstreept wordt.
3.4.3. BIED GARANTIES ROND HET MULTIFUNCTIONEEL GEBRUIK VAN DE OPEN RUIMTE Wat betreft het multifunctioneel gebruik van de open ruimte wijst de werkgroep erop dat het instrument van natuurverweving zoals opgenomen in het RSV een zeer goed instrument was dat in de praktijk evenwel zeer weinig ingezet is. Eén van de redenen daarvoor is wellicht de vrees dat een aanduiding als natuurverwevingsgebied een voorloper zou zijn van een definitieve aanduiding als natuurgebied. De potenties en mogelijkheden van een multifunctioneel gebruik van de open ruimte worden als zeer groot en essentieel gezien door de werkgroep; het is evenwel van belang om deze bekommernis mee te nemen en tijdig te ontkrachten.
3.4.4. GEEF MEER AANDACHT AAN EN CREEER DUIDELIJKHEID OMTRENT HERNIEUWBARE ENERGIE Omtrent hernieuwbare energie kunnen verschillende aanbevelingen geformuleerd worden. Alleszins is het duidelijk dat het essentieel is dat er voldoende aandacht aan dit thema wordt besteed in het BRV. Hierna wordt ingegaan op enkele aspecten omtrent dit thema die van belang zijn voor de regio rond het Kolenspoor. Wees voldoende flexibel voor het onderzoek naar / het uittesten van nieuwe vormen van hernieuwbare energie. Op dit moment gebeurt veel onderzoek naar geothermie, maar is nog onduidelijk wat de ruimtelijke impact ervan zal zijn. Er zijn evenwel nog verschillende andere vormen van hernieuwbare energie waar op dit moment misschien nog veel onduidelijkheid over heerst, maar die op relatief korte termijn – en alleszins binnen de planhorizon van het BRV – verder uitgewerkt en geïmplementeerd zullen worden. Denk maar aan de energie die gewonnen zou kunnen worden uit het oppompen van water uit de mijnverzakkingsgebieden of de kansen m.b.t. water die liggen in het hoogteverschil tussen het Kempisch plateau en de Maasvallei of in afvalwater, … Het is wenselijk dat het BRV een voldoende flexibel kader biedt om dergelijke nieuwe vormen van hernieuwbare energie op een ruimtelijk duurzame manier te implementeren, waarbij niet alleen aandacht gaat naar de grote energiesystemen maar ook naar de – op maatschappelijk vlak misschien wel meer aanvaardbare – kleinere systemen van hernieuwbare energie. De werkgroep wenst er wel op te wijzen dat daarnaast ook voldoende aandacht moet gaan naar de duurzaamheid, de veerkracht van de verschillende types van hernieuwbare energie: wat als de oorspronkelijke bron (vb. geothermie) uitgeput is? Het is cruciaal dat de regio op dat moment niet achter blijft met grootschalige ontwikkelingen op minder aangewezen plekken. Tot slot: op dit moment ontstaat er vaak onduidelijkheid rond wat mogelijk is, gecreëerd door sectorale versnippering en tegengestelde sectorale visies. Het is essentieel hierop in te zetten en een structuur of manier van werken te bedenken die daarop ingrijpt. (Zie ook verder: overige beleidsaanbevelingen)
Bekijk de lokalisatievoorwaarden voor de winning van hernieuwbare energie op een geïntegreerde wijze. Wanneer het om bijvoorbeeld geothermie gaat, komt geregeld het belang aan bod van energie- of warmteafnemers in de onmiddellijke omgeving van de bron. Het kan evenwel niet de bedoeling zijn om een nieuwe ontwikkeling te creëren of om een drastische verdichting te realiseren op een ruimtelijk daarvoor ongeschikte plek. In die zin is het essentieel om bij het uitwerken van een beleid rond geothermie (en bij uitbreiding andere hernieuwbare energievormen) een rechtstreekse link te voorzien met het beleid omtrent stedelijke kernen op mensenmaat en het verhogen van het ruimtelijk rendement. Een geïntegreerde blik op dergelijke ontwikkelingen is in de optiek van de werkgroep dus cruciaal.
Wanneer goed gelokaliseerd en op een duurzame manier ruimtelijk ontwikkeld, kan de winning van hernieuwbare energie een zekere aantrekkingsfactor zijn, zowel op economisch vlak naar bedrijven toe, als op vlak van wonen. Het is dan ook belangrijk dat het gebiedsversterkend wordt ingezet.
3.5. OVERIGE BELEIDSAANBEVELINGEN 3.5.1. ZET DYNAMISCHE, REALISATIEGERICHTE GEBIEDSONTWIKKELING IN OM HET SECTORALE DENKEN TE OVERSTIJGEN IN GESELECTEERDE STRATEGISCHE RUIMTES De laatste aanbeveling betreft het realisatiegerichte karakter van het BRV. Er is een sterke behoefte aan een beleidsplan dat, hoewel strategisch van aard, toch voldoende realisatiegericht is. Binnen de werkgroep Kolenspoor is daarom de aanbeveling geformuleerd om gebiedsontwikkeling meer in beeld te brengen. Naar sectoroverschrijdende samenwerking Eén van de knelpunten waar men in de huidige realisatieprocessen vaak tegenaan botst zijn sectorale tegenstellingen en tegenstellingen tussen de verschillende beleidsniveaus. Het is net die samenwerking die in het BRV zou gefaciliteerd én gestimuleerd moeten worden. Door in te zetten op gebiedsontwikkelingsprocessen in voor Vlaanderen strategische ruimtes en daar een goed platform voor op te zetten, door een goede organisatiestructuur te creëren die verweven is met de sectorale structuur, zouden die samenwerkingsproblemen aangepakt kunnen worden. De vraag is welke trigger zulke samenwerking kan stimuleren: volstaat het nastreven van gemeenschappelijke winsten? Kan het regelgevend kader herbekeken worden om te komen tot een systeem waar een samenwerkingsakkoord een juridisch vastgelegd bestemmingsplan op een flexibele, snelle manier kan aanpassen. Een andere piste die besproken is, is om een regelluwe zone te creëren voor die gebieden waar een samenwerkingsakkoord over is gesloten. De algemene consensus in de werkgroep is dat stimulerende instrumenten niet volstaan om tot een echte, sectoroverschrijdende werking te komen. Dit vergt een cultuuromslag, en net op dat vlak kan het BRV een belangrijke rol spelen. Realisatiegericht instrumentarium Aanvullend bij hetgeen hierboven staat over het instrumentarium en de wijze waarop dit kan ingezet worden in een gebiedsgericht samenwerkingsmodel, blijft de vraag omtrent het realisatiegerichte karakter van het het ruimtelijk beleid. Er wordt door de werkgroep aangedrongen op een beleid dat de feitelijke realisatie op het terrein faciliteert en stimuleert. Op vlak van instrumentarium, is het aanvoelen dat reeds heel wat mogelijk is door de instrumenten op flexibele manier in te zetten en op elkaar af te stemmen. Door met een creatieve blik naar het bestaande instrumentarium te kijken, kan men reeds ver geraken, zoals dag na dag bewezen wordt door verschillende lokale overheden. Een stimuleringsbeleid hieromtrent kan dus veel effect hebben op het terrein. Bovendien gaat het niet alleen om een uitvoeringsgericht instrumentarium – bestemmingswijzigingen flexibel doorvoeren – maar ook om de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de
bestemmingsvoorschriften en waarop deze meer op feitelijke realisatie worden afgestemd. Ook op dat vlak is sensibilisering nog steeds nodig. Desondanks blijft er een nood aan flexibeler instrumenten waarmee men kort op de bal kan spelen. Dit geldt zeker voor de ontwikkelingen in de strategische ruimtes, waar daadkracht in beleid essentieel is om tot de gewenste ontwikkelingen te komen. Ook blijft de nood bestaan om de bestaande bestemmingsplannen op een eenvoudige en snelle manier aan te passen aan nieuwe trends op vlak van duurzaamheid (denk aan hernieuwbare energie: het plaatsen van zonnepanelen dat soms niet mogelijk is door te strikte voorschriften in oude BPA’s).
4.
SLOTBESCHOUWING
Citaat Jan Schreurs:
‘In het gebied Kolenspoor gebeurt iets uniek. Hier wordt op drie wijzen ‘geschiedenis geschreven’.
voor het eerst in de geschiedenis wordt het breed middenveld zo intens (en tamelijk ‘vooraan’ in het proces [is niet gelijk aan vroeg!]) betrokken bij het uitwerken en formuleren van een nieuw ruimtelijk beleid; de kans is reëel dat er uitvoering wordt gegeven aan voorstellen van quick-wins, wat betekent dat we de toekomst gedeeltelijk reeds aan het maken zijn; in de tegenwoordige tijd – terwijl we samen bezig zijn – worden (sociale) netwerken geactiveerd, nieuwe netwerken aangezet, visies ‘geconfronteerd’ en (wellicht) geamendeerd en (hopelijk) gecombineerd...
Met andere woorden er wordt een ecologie van ideeën tot stand gebracht die misschien belangrijker is, en grotere invloed en impact zal hebben in Limburg dan het BRV en de quick-wins.’