cultureel magazine voor de toekomst van het olympisch gebied
o UITNODIGING
Bewoners, bedrijven, scholen, bezoekers en passanten: Velen maken gebruik van het Stadionplein en omgeving. Hoe dat gebruik er in de toekomst uitziet, hangt af van veel factoren. Op en rond het Stadionplein zal gebouwd gaan worden, maar alleen mooie gebouwen zijn niet voldoende om een aantrekkelijke woon- en werkplek te creëren. Daarom nodigen wij u uit om mee te denken over de ontwikkeling van dit bijzondere stukje Amsterdam, dat niet alleen een rijke historie heeft, maar ook een prachtige toekomst tegemoet gaat. De verhalende en beeldende bijdragen in dit magazine zijn bedoeld als inspiratiebron voor die toekomst. Ze belichten verschillende benaderingen van de ontwikkeling van deze unieke plek, geschreven, bedacht of vormgegeven door kunstenaars en kenners, wetenschappers en wijkbewoners, beleidsmakers en andere betrokkenen. Wij wensen u veel leesplezier en een levendige uitwisseling van plannen en ideeën. Bas van Schelven, ontwikkelmanager BPF Bouwinvest
Het ging ons niet om de vraag hoe het er straks uit zal zien in het gebied rondom het Olympisch Stadion. Nee, de vraag die ons inspireerde tot het maken van dit magazine is: waarover gaat het straks in het Olympisch Stadiongebied? Onze wegwijzers daarbij waren de verhalen uit het verleden en alle ontwikkelingen die nu spelen. Maar de dromen van mensen die zich betrokken voelen bij de buurt bieden eveneens doorkijkjes naar de toekomst. Daarom droegen vele verschillende mensen hun steentje bij aan o: buurtbewoners, (oud)studenten van de Rietveld Academie, kinderen van de British School, sporters die gebruik maken van het Olympisch Stadion, ondernemers die op zoek zijn naar verbindingen tussen organisaties en mensen, liefhebbers van de nacht, van uitgaan, van goed eten. Na een aantal brainstorms en enkele uitvoerige gesprekken met betrokkenen ontdekten we dat een aantal belangrijke verschuivingen in onze samenleving van invloed zijn op de toekomstige invulling van het Olympisch gebied. De ‘medialisering’ van ons leven, bijvoorbeeld, en het verlangen naar een duurzame samenleving. Maar ook de nieuwe kijk op het publieke domein als plek om te spelen en de wens te genieten van wat onze leefomgeving te bieden heeft. Samen vormen deze maatschappelijke bewegingen een waardevol kompas om de toekomst van deze buurt te verkennen. De beelden en verhalen in o geven niet alleen richting aan, maar nodigen ook uit om van de gebaande paden af te wijken en zelf op zoek te gaan naar nieuwe ‘uitzichten’, inspirerende ontmoetingen en bijzondere uitwisselingen. Wie weet ontstaan zo nieuwe samenwerkingen en mooie plannen die zullen bijdragen aan een betekenisvol Olympisch gebied. De redactie van o wenst u een avontuurlijke verkenning van de toekomst van een bijzonder en waardevol stukje Amsterdam. Diana Krabbendam
2 o
Inhoud
4 Verkenningen: van aanstekelijke ontwerpersplannen tot verhalen over het olympisch vuur
Special Het Nieuwe Spelen
92 Buurten in de buurt: de verhalen liggen op straat
52 56 62 63 66 70 72
Speelplaatsen in stadsarchitectuur Urban Fashion: Come out and play! De visie van Hans Lubberding Olympische Spelen 2028 Winnen of verliezen? Een puzzel Topsporters in de stad De Olympische Droom
Special Het Nieuwe Genieten
76 78 79 83 88
De kracht van stedelijke landbouw Recepten voor de verstrooide kok Food in the Hood: eetbaar stadslandschap Eat local, grow FEBO De Nachtwacht op patrouille
COLOFON o is een eenmalige uitgave van BPF Bouwinvest. Amsterdam, september 2008 CONCEPT The Beach (Diana Krabbendam, Michiel Schwarz) ism Luna Maurer, Roel Wouters, Berci Florian (De Vrbldng), Bas van Schelven (BPF Bouwinvest) HOOFDREDACTIE Diana Krabbendam EINDREDACTIE Vincent Weggemans REDACTIE Berci Florian Luna Maurer Camiel Overgaauw Michiel Schwarz Roel Wouters MET BIJDRAGEN VAN …and beyond: Brigitte Hendrix & Jolanda van den Broek Denny Backhaus Eric Borra BoyPlayGirl: Robin Ekemark & Brita Lindvall Roy van Dalm Régine Debatty Flip van Doorn Uta Eisenreich Marc Faasse Diana Krabbendam Anne Hemker Timo Hoffmeijer Dick Koopman Ingrid Koorn Karst-Janneke Rogaar Debra Solomon Jane Szita Tunc Topcuoglu Lucas Verweij Marc Vlemmings Simon Wald-Lasowski Vincent Weggemans DANK AAN 3F Factory: Freek Dech Rein Jansma (Zwarts & Jansma) René van Engelenburg Jesse Faber Ursula Lavrencis Kees Koolmees Van Dooren Advies: Lot Jens, Camiel Overgaauw Stadsarchief Amsterdam: Erik Schmitz en Loek de Haan Olympisch Stadion: Hans Lubberding Michelle Westra Nederlandse Publieke Omroep: Michel Mol Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam: Martin Melchers, Dick Wetzels Sporttop: Alexandra Verbeek Gerritjan Eggenkamp Loreanne Kuhurima Charles Landry De Baak: Harry Starren Erik Hobijn Nederlands Architectuurinstituut: Saskia van Stein BPF Bouwinvest: Bas van Schelven, Marc Lendfers
ART DIRECTION & ONTWERP Luna Maurer Roel Wouters DRUK Flevodruk, Harderwijk OPLAGE 4.000 exemplaren Copyright © 2008, BPF Bouwinvest, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Reacties kunt u sturen naar : Bas van Schelven BPF Bouwinvest Postbus 56045 1040 AA Amsterdam
[email protected]
OMSLAG Fotografisch kunstenaar Marc Faasse (1977) studeerde fotografische vormgeving aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Met zijn interesse voor techniek kwam hij tot een bijzondere manier om mensen in hun omgeving vast te leggen. Met een op afstand bedienbare camera aan een hengel van bijna vijf meter fotografeert hij pleinen en drukke kruispunten van boven en plakt de afzonderlijke foto’s later aan elkaar. Faasse: “Daardoor ontstaat een enorme ruimtebeleving en een grotere afstand tot het onderwerp. De beelden zijn over een periode gefotografeerd; soms zit er wel drie maanden tussen de eerste en de laatste foto. De licht- en donkervlakken komen dan ook door de veranderingen in het weer. Uiteindelijk krijg je een beeld dat weinig meer met de realiteit zelf te maken heeft. Ik streef naar een objectieve weergave van dat plein, maar tegelijkertijd is het geënsceneerd. Dat maakt het spannend.”
8 De stad als collectieve onderneming: een interview met citymaker Charles Landry 12 Amsterdam-Zuid: het oorspronkelijke plan van Berlage 15 WiMBY! Een succesvol project in Rotterdam Hoogvliet 16 Het Stadionplein door internationale kinderogen: Cheese Mountain 24 Rust, ruimte en rumoer: managementcentrum De Baak in Amsterdam
BINNENZIJDE BoyPlayGirl, Grafisch ontwerpers Robin Ekemark en Brita Lindvall studeerden in 2007 af aan de Rietveld Academie. Binnen hun ontwerpstudio BoyPlayGirl spelen ze graag met bestaande verwachtingen rondom grafisch ontwerp; wat het is en wat het zou moeten zijn. Hun werk lijkt vaak een eigen, onvoorspelbaar leven te leiden, de ontwerpers verwelkomen het onverwachte dan ook met open armen. Hun werk beweegt zich zowel op commercieel als op cultureel terrein. www.boyplaygirl.com
Oplossing puzzel On Winning and Losing van pagina 68 Afbeelding 1 CITIUS, afbeelding 2 ALTIUS, afbeelding 3 FORTIUS.
REDACTIONEEL
Special De Nieuwe Ecologie
30 Duurzaamheid en technologie 34 De digitale wolk van het Stadionplein 42 Ecologische verkenning: ringslangen bij het stadion! 46 Toegangspoort en stadshart tegelijk: Gloop! 49 De visie van Michel Mol
o 3
Verkenning en
Ursula Lavrencis bedacht Pimp-up mijn markt: De zaterdagse markt gaat zich meer richten op gezonde voeding en sportartikelen.
verhalen over heden, verleden en ToEKoMST Of het vroeger gebeurde of actuele plannen zijn, of gebeurtenissen in de buurt plaatsvinden of ver weg, we ontdekten veel sporen die betekenisvol kunnen zijn voor het Olympisch gebied. Dit magazine staat er vol mee. Op deze pagina’s alvast een voorproefje.
olympisch vuur illustraties: Ursula Lavrencis, gepubliceerd in een boekje over het Olympisch gebied (Young Designers & Industry, 2007).
Een levendige toekomst door collectieve creativiteiT Het stedelijk leven op gang brengen in het gebied rond het Stadionplein, dat is wat het Stadsdeel Oud-Zuid wil. Jonge ontwerpers denken mee over hoe dit kan en vooral over hoe de buurt hierbij kan worden betrokken. Hun inspirerende plannen en de verantwoording van waarom cultuur en sport zo belangrijk zijn voor de toekomst van het gebied, zijn als een creatieve verkenning samengevat in een aanbevelenswaardig boekje. In het project Programma voor het Olympisch Gebied (2007) werkten bewoners, bedrijven en instellingen gezamenlijk aan het tastbaar maken van de potentie van het gebied. Geïnspireerd en aangemoedigd door ontwerpers onder leiding van Young Designers & Industry werden door een kernploeg van zeven teams aanstekelijke plannen aangedragen. De bedoeling van het project is dat belanghebbenden in de buurt het estafettestokje gaan overnemen. Samenwerking is hierbij essentieel, volgens projectleider Hans Karssenberg van het stadsdeel. Het Programma voor het Olympisch Gebied is een handreiking voor een toekomst waarin plek
4 o
is voor jong talent, waar sporters van allerlei nationaliteiten elkaar ontmoeten en waar sport en cultuur samengaan. In Pimp-up Mijn Markt van Ursula Lavrencic wordt de zaterdagse markt een ontmoetingsplaats voor de hele buurt. De ontwerpster wil met de Stichting Mijn Stadion ook meer bewoners betrekken bij de activiteiten van het Olympisch Stadion. Speciaal ontworpen blokhutten zijn snel inzetbare ‘voorposten’ van partijen die activiteiten in het gebied willen ontplooien. Ze zijn bijvoorbeeld beschikbaar voor activiteiten op het gebied van gezondheid, fair trade en sport. Erg handig voor startende ondernemers die overtuigd zijn van de vitaliteit van het gebied in de nabije toekomst. De Schinkeleilanden, nu nog een echte ‘rafelrand’ van de stad, worden door ontwerper Woes van Haaften als Beeldenpark gedroomd; een park waar scholieren en kunstenaars van internationale allure de ingrediënten gaan leveren voor ontmoetingen van Amsterdammers met bezoekers uit binnen- en buitenland. o www.ydi.nl
Voor het eerst in de geschiedenis werd tijdens de Olympische Spelen van Amsterdam, in 1928, een vlam ontstoken. Het was een idee van architect Jan Wils, die tekende voor het ontwerp van het olympisch stadion. Voor de ingang van het stadion had hij een mooie toren, de Marathontoren, bedacht, met bovenop een schaal voor een vlam, die zou branden zolang de Spelen aan de gang waren. Deze eerste olympische vlam werd niet ontstoken door een sportende beroemdheid, maar gewoon door een medewerker van het Amsterdamse gasbedrijf. Pas voor de Spelen van Berlijn in 1936 werd de vlam ontstoken in het Griekse Olympia, de bakermat van de mo-
derne Olympische Spelen, door met spiegels het zonlicht te weerkaatsen op een fakkel. De eerste drager van de olympische vlam werd de Griek Konstantinos Kondylis en via een estafette werd de vlam naar de openingsceremonie in Berlijn gebracht. Daar was de Duitse 1500 meter-kampioen Fritz Schilgen de eerste sporter die het vuur mocht ontsteken. Een olympische traditie was geboren – met dank aan Jan Wils. o Zijn er nog buurtgenoten die zich kunnen herinneren dat de vlam in Amsterdam brandde, toen in 1928? En wat vertellen zij over hun olympisch gebied? [beitske bouwman]
VUURKUNSTEnaar Nog steeds is de traditie van het olympisch vuur springlevend. Al maanden voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Peking ging de vlam op wereldtournee en werd opnieuw wereldnieuws. Dit keer echter omdat betogers de komst van de vlam gebruikten om te protesteren tegen de Chinese bezetting van Tibet. Vaak probeerden ze daarbij de vlam te doven: de symboliek van het olympisch vuur is onverminderd sterk. De afgelopen jaren werd tijdens de Olympische Spelen ook het vuur in Amsterdam weer aangewakkerd. Letterlijk zelfs: tijdens de twee vorige zomerspelen zorgde vuurkunstenaar Erik Hobijn voor een vlam op de Marathontoren, al moest hij voorzichtig omspringen met de oude, betonnen vuurschaal van de Marathontoren. Hobijn: “In 1928 brandde het olympische vuur op veengas, wat we tegenwoordig biogas zouden noemen: gas verkregen door gisting van plantaardig restmateriaal. Dat roette meer dan dat het brandde, de temperatuur werd nooit heel hoog. Dat is nu anders. Wil je nu de hele schaal in lichterlaaie
zetten, dan moet er eerst een beschermingslaag tussen. We hebben in 2004 in de gasvlam een vlammenwerper gebouwd die een steekvlam van vijftien meter hoog maakte.” Helaas bleek het voor de Spelen in Peking niet haalbaar om de toren weer te laten vlammen. o
Vuur op de Marathontoren door kunstenaar Eric Hobijn, 2004
o 5
Verkenningen
Verkenningen
Gouden medaille voor Wils en Israëls
‘Ruiter in rode rok’ van Isaac Israëls. De ruiter is J.P. Leeuwenburgh, op zijn paard Tristan.
Het Olympisch Stadion geldt nog steeds als een hoogtepunt in de architectuur van de Amsterdamse School. Het gebouw bracht de architect Jan Wils niet alleen roem en aanzien onder vakgenoten, ook de olympische beweging had oog voor zijn uitzonderlijke creatie. Op 2 augustus 1928 werd Wils voor zijn ontwerp geëerd met een gouden medaille van het olympisch kunsttoernooi, in de categorie architectuur. Het was altijd de droom geweest van Baron Pierre de Coubertin, de bedenker van de moderne Olympische Spelen, om kunst en sport bij elkaar te brengen. Daarom werd op alle Spelen tussen 1912 en 1948 naast sportwedstrijden ook een kunstconcours georganiseerd, waarin medailles te verdienen waren op het gebied van architectuur, literatuur, schilderkunst, muziek en beeldhouwkunst. In de categorie schilderijen won ‘Ruiter in rode rok’ van Isaac Israëls, zoon van Jozef, de gouden medaille. Met zijn 63 jaar ten tijde van de Spelen werd Israëls Neerlands oudste olympisch kampioen ooit - een record dat wel nooit meer verbeterd zal worden. o
De ‘p’ van Parkeren Het is misschien wel het beroemdste verkeersbord ter wereld: het blauwe bord met de grote witte letter P. Het werd in 1928 speciaal ontworpen om de verkeersstromen tijdens de Olympische Spelen van Amsterdam in goede banen te leiden. Van over de hele wereld zou volk naar Amsterdam stromen, met allemaal eigen talen en symbolen. Men moest dus op een simpele manier duidelijk kunnen maken waar al die mensen hun auto’s kwijt konden. Het ontwerp voor het parkeerbord was even simpel als elegant – en het werd onmiddellijk begrepen door de bezoekers. Achter het Olympisch Stadion had gelegenheidsexploitant Koninklijke Olie een stuk land gereed gemaakt voor 3500 auto’s en 2000 fietsen. Het bleek een forse
6 o
ier kan een link gelegd worden met de “esthetische organisatie” van De H Baak. Laat de buurt continu een olympische sfeer ademen, in de vorm van hoogwaardig programma en architectuur. [Sander Mirck]
Wat de boer niet kent, dat eet jij niet Het verkleinen van de ‘footprint’ van ons dagelijks voedsel is een belangrijke stap om de kwaliteit van onze leefomgeving in veel opzichten te verbeteren. Denk aan het terugdringen van het verkeer met bijbehorende nadelen en het aanbod van producten die gezond en smaakvol zijn. Boeren uit de wijde omtrek van Amsterdam kunnen nu, onder het motto ‘Wat de boer niet kent eet jij niet’, hun producten verkopen via een nieuw soort supermarkt. ‘Marktplaats’ Marqt was de eerste in Amsterdam. In een winkel – de eerste vestiging van Marqt opende in het voorjaar van 2008 op de Overtoom – die de uitstraling heeft van de kruising tussen een boerderijwinkel en een New Yorkse deli wordt een goede stap gezet naar het bereikbaar maken van duurzaam geproduceerde streekproducten. Voor wethouder Marijke Vos zijn dit soort nieuwe winkelconcepten een ‘cadeautje’ dat gaat helpen om de doelstellingen van het programma vastgelegd in de nota Proeftuin 2012 te realiseren. Het programma beoogt in navolging van het in 2006 in Londen
door voormalig burgemeester Ken Livingstone geïnitieerde Food Strategy, het terugdringen van ver weg geproduceerd voedsel door de keten te innoveren, voorlichting via het onderwijs te verbeteren en kennisuitwisseling te stimuleren. De gemeente Amsterdam ontwikkelt beleid en Marqt is alvast begonnen het uit te voeren, met als voordeel dat Amsterdammers nu al kennis kunnen nemen van de rijkdom van wat hun achtertuin te bieden heeft en kunnen wennen aan hoe eten eigenlijk hoort te smaken. Zo’n supermarkt wens je iedere buurt die het beste met zijn bewoners voor heeft. En anders kan bestellen via internet ook nog. o www.marqt.com www.proeftuin.amsterdam.nl www.londonfoodstrategy.org.uk www.goedewaar.nl www.odin.nl
Marktplaats Marqt aan de Overtoom foto: Marqt, 2008
overschatting van de hoeveelheid auto’s die naar Amsterdam zou komen: na de Spelen werd bekend dat er 450 buitenlandse auto’s in Amsterdam waren geweest. Maar die stonden wel allemaal keurig geparkeerd! o Tot op de dag van vandaag is parkeren een van de belangrijkste functies van het Stadionplein. Stadionplein, 1956 foto: Dienst Publieke Werken, afdeling Stadsontwikkeling Stadsarchief Amsterdam
o 7
Charles Landry (1948) studeerde in Engeland, Duitsland en Italië. Hij is oprichter van Comedia, een organisatie die sinds al 1978 adviseert op het gebied van creativiteit, cultuur en stedelijke vernieuwing. Landry geeft daarnaast lezingen over de hele wereld en schreef verscheidene boeken, waaronder The Art of City Making (2006); The Intercultural City: Planning for Diversity Advantage (2007) met Phil Wood; The Creative City: A toolkit for Urban Innovators (2000); Riding the Rapids: Urban Life in an Age of Complexity (2004). www.charleslandry.com
Roy van Dalm
Interview Charles Landry
“De stad is een collectieve onderneming” Het denken over creativiteit, cultuur en de stad leidt vaak tot modieuze tunnelvisies, waarbij creatieven vooral hun economische licht moeten laten schijnen. Dat is jammer, aldus Charles Landry, want cultuur is meer dan economische waarde of de opkomst van de creatieve industrie. Landry pleit ervoor dat een stad de creativiteit van velen inzet om “de meest fantasierijke stad voor de wereld te worden, niet van de wereld.”
8 o
Interview Charles Landry
Ere wie ere toekomt: het was de Engelsman Charles Landry die de term creatieve stad introduceerde en niet, zoals velen denken, Richard Florida. Landry’s befaamde boek The Creative City: a toolkit for urban innovators verscheen in 2000, twee jaar voordat Richard Florida’s Rise of the Creative Class uitkwam. Maar waar Florida de nadruk legt op de economische waarde van menselijke creativiteit, daar gaat Landry uit van de noodzaak van een nieuw, cultureel denken en de inzet van de creativiteit van velen om de grote vraagstukken van de stad op te lossen. Geen economisch verhaal, derhalve, maar een oproep tot een bredere culturele visie. Wat Florida en Landry echter gemeen hebben, is hun visie op de stad als een complexe biotoop die eerder appelleert aan biologische principes dan aan economische wetmatigheden. En in een samenleving die draait om kennis en creativiteit is dat ook logisch, omdat hij draait om mensen. Simpelweg aan beleidsknoppen draaien om een stad bij te sturen wordt dan steeds moeilijker. Causale verbanden zijn lastig te leggen in een complex, levend systeem. Wie weet of er nog wel B gebeurt als je A doet? Landry heeft de afgelopen twee jaar twee nieuwe boeken gepubliceerd: The Art of City Making en nog geen jaar later The Intercultural City, dat hij samen met Phil Wood schreef. In beide boeken probeert hij de complexiteit van het leven in de stad weer te geven. “ere wie ere”: in 1996 werd de eerste conferentie rond dat onderwerp gehouden in helsinki “the creative city conference” (Sprekers sennet, hall, landry, mulder, williams en attali) en ik denk dat het (nu overleden) jan verwijnen was die de titel voorstelde. ;-) [bert mulder]
De stad als kunstwerk
“Ik praat over stedelijke ontwikkeling als een kunst en geen kunde, juist vanwege die complexiteit van een stad. Citymaking – naar ik begrepen heb, bestaat daar geen goed Nederlands woord voor – is balanceren tussen orde en chaos. Een stad heeft geen beginpunt en een eindpunt. Citymaking is derhalve een proces, geen eindresultaat. Van een stad bestaat geen eindproduct. De opgave
Charles Landry in Yokohama, Japan
voor een stad is de onderlinge verbindingen te versterken en daarmee het geheel sterker te maken. De cultuur van een stad heeft zoveel aspecten, dat beleidsmakers die nog denken in puur causale verbanden tegen problemen aanlopen. Innoveren in een
louter economische opgave. “Creativiteit is de afgelopen jaren veel te veel beperkt tot economische creativiteit. In dat geval wordt het alleen maar een concurrentiestrijd tussen steden met de creatieve industrie als inzet. Kijk, die creatieve industrie weet zichzelf
DE CULTUUR VAN EEN STAD HEEFT ZOVEEL ASPECTEN, DAT BELEIDSMAKERS DIE NOG DENKEN IN PUUR CAUSALE VERBANDEN TEGEN PROBLEMEN AANLOPEN
dergelijke omgeving vraagt om een andere benadering.” Landry wil dat innovatie in de stad niet langer wordt gezien als een
natuurlijk goed te projecteren en verkopen, maar het is een modeverschijnsel geworden.” De ware vorm van creativiteit is naar mijn idee meer een
>>
o 9
Interview Charles Landry vorm waarin er veel communicatie tussen verschillende groepen in de samenleving mogelijk is en dit leidt door de verscheidenheid tot veel inspiratie voor creatieve ideeen. [Bas van Schelven]
Voor de wereld
Landry stelt dat steden niet langer moeten proberen de meest creatieve stad van de wereld te zijn, maar de meest fantasierijke stad voor de wereld. Charles Landry: “Het gaat erom dat je de verschillende vormen van creativiteit in een stad op één lijn krijgt, gericht op een bepaald doel. Een hoger doel. Noem het een vorm van duurzame, maatschappelijk verantwoorde stedenmakerij. In de kern van de zaak gaat innovatie en creativiteit in steden om ethische vragen, over wie je wilt zijn voor de wereld of voor je eigen gemeenschap. En ik merk dat de tijd daar rijp voor is. Zo heb ik drie maanden een project gedaan in het Australische Perth en ik merk dat iedereen die daar onder de veertig jaar is een diep verlangen heeft om deel uit te maken van een groter geheel, verbonden te zijn met de stad. Het wordt tijd dat we de stad gaan zien als een collectieve onderneming. Mensen willen zich verbonden voelen met een plek; zet dan ook hun energie in voor de stad.” In The Art of City Making spreekt Landry over het belang van ‘cultural literacy’, culturele geletterdheid. In The Intercultural City, een boek dat CULTURELE DIVERSITEIT IN EEN STAD IS VOOR LANDRY EEN VERTREKPUNT EN NIET HET EINDDOEL: “CULTUUR IS EEN TWEEZIJDIG ZWAARD.”
gaat over het samenleven van verschillende culturen in een stad, komt hij daar in detail op terug. Landry: “Het gaat om cultureel denken en dan om cultuur in de brede zin des woords, dus de manier waarop wij hier de dingen doen. Elke stad heeft daarin zijn eigen persoonlijkheid en het is van belang die te behouden. Maar die persoonlijkheid is complex, want een stad bestaat uit veel culturen. Culturele geletterdheid betekent dat je je kunt verplaatsen in die andere culturen.”
10 o
Interview Charles Landry
Daarnaast vindt Landry het van belang dat mensen een gevoel ontwikkelen voor wat hun stad anders maakt. “Het gaat om het gevoel van gebouwen, van de omgeving. Steden in de wereld hebben ieder een andere look and feel. Wanneer je daar gevoelig voor bent, kun je dat versterken. Je moet ervoor waken dat jouw stad in de globalisering teveel op een andere stad gaat lijken. Overal ter wereld is een spanning tussen dat wat hetzelfde is en dat wat anders is in steden. Iedere stad streeft naar een bepaald cultureel voorzieningenniveau, maar bij een bepaald niveau van aanbod gaan steden teveel op elkaar lijken. Onderscheidend is dan alleen nog maar het verschil en dat is die eigen persoonlijkheid. Dat is wat Amsterdam ook Amsterdam maakt.”
om. Je bereikt het dus niet in het privédomein, maar in de openbare ruimte.” Landry noemt in The Intercultural City diverse voorbeelden van Nederlandse projecten die interculturaliteit bevorderen. Enthousiast is hij ook over het langetermijn cultuurbeleid van Amsterdam. “Dat is echt anders, in heel andere termen gedefinieerd dan wat je vaak ziet als cultuurbeleid. Het is open, het heet welkom en richt zich op wat het betekent om Amsterdammer te zijn. Dan kom je bij de stad als gezamenlijke inspanning, als collectieve onderneming. En dat is de kern.” o Denken en spreken over diversiteit als na- of voordeel doet eigenlijk geen recht aan de huidige tijd. Diversiteit in Amsterdam is een feit. De vreemde ander staat voor je, en de vreemde ander ben jezelf. [beitske bouwman]
“It’s the most exciting job in the world, because I get to invent and to fight for good causes every day. Being the mayor of Tirana is the highest form of conceptual art. It’s art in a pure state.” Edi Rama, kunstenaar en burgemeester van Tirana (Albanië)
Maar wat is zo onderscheidend in Amsterdam? en waardoor zou het nog onderscheidender kunnen worden. Kan het Olympisch gebied daar een rol in spelen? [Bas van Schelven] De suggestie wordt gewekt dat Amsterdam alleen goed door Amsterdammers ontworpen kan worden. Wie zijn dat eigenlijk? Frisse blikken van buitenaf zijn ook wat waard. Dat is nog lang geen globaliseren, maar relativeren. [Sander Mirck]
Diversiteitsdividend
Diversiteit levert voordelen op. Teams die diverser zijn samengesteld, leveren betere innovatieprestaties dan homogene groepen. Dit diversiteitsvoordeel geldt ook voor steden, want een gesloten systeem dat weinig diversiteit van buiten toestaat zal op enig moment zijn vermogen verliezen om te vernieuwen. Zo ook een gesloten stad. Echter, culturele diversiteit in een stad is voor Landry een vertrekpunt en niet het einddoel. “Cultuur is een tweezijdig zwaard. Als je er niks aan doet, levert het net zo goed spanningen op. Je mag ook toegeven dat het best lastig is om totaal andere mensen om je heen te hebben. Samenleven gaat niet vanzelf.” Culturele diversiteit is als een aanrecht met mooie ingrediënten, maar er moet wel mee gekookt worden. Landry: “Als je als stad dividend wilt halen uit je culturele diversiteit, dan zul je er actief iets mee moeten doen. Interculturaliteit vindt daar plaats waar we de ander tegenkomen in een open ruimte. Daar draait het allemaal
Kunstenaar als burgemeester Een van de projecten die Charles Landry in The Art of City Making beschreef speelt zich af in Albanië. De non-conformistische kunstenaar Edi Rama werd in het jaar 2000 burgemeester van Tirana, hoofdstad van het voormalig communistische land. Hij begon met een grote schoonmaak van de straten en parken en plantte 4000 bomen. Maar een echte metamorfose van de stad werd veroorzaakt door zijn opdracht aan jonge Albanese kunstenaars de naargeestige flats te beschilderen. Door de kleurig geverfde boulevards oogt de Albanese hoofdstad nu als een openluchtmuseum voor moderne kunst. De straten trokken vervolgens betere winkels en de veiligheid op straat nam toe en zelfs toeristen bezoeken nu de stad. >>
o 11
foto: davduf, flickr.com foto: davduf, flickr.com foto: davduf, flickr.com
foto: davduf, flickr.com foto: immu, flickr.com
foto: tpierce, flickr.com
foto: immu, flickr.com
foto: davduf, flickr.com
foto: tpierce, flickr.com foto: davduf, flickr.com
12 o
o 13 foto: immu, flickr.com
foto: immu, flickr.com
foto: tpierce, flickr.com
foto: immu, flickr.com
Plan Zuid: een geschiedenis
Ingrid Koorn
Plan Zuid van kronkelstraatjes tot Parijse allure “In Zuid groeit een stad, die zoo mooi kan worden als misschien nergens bestaat.” Aldus de voorzitter van de Commissie Zuid in 1927, toen de uitbreiding van Amsterdam-Zuid in volle gang was. En hij kreeg gelijk. Plan Zuid staat nu bekend als een van de meest geslaagde stadsuitbreidingen aan het begin van de 20ste eeuw.
Plan Zuid zoals Berlage het in eerste instantie had ontworpen H. P. Berlage, Plan van uitbreiding zuidzijde der gemeente, 1904 Collectie Gemeentearchief Amsterdam
14 o
Alle lof daarvoor gaat naar Hendrik Petrus Berlage, de architect die eind negentiende eeuw van de Amsterdamse gemeenteraad de opdracht kreeg om Plan Zuid te ontwerpen. Reden hiervoor was de in 1901 geïmplementeerde Woningwet. Eind negentiende eeuw trokken steeds meer mensen van het platteland naar de stad, wat ertoe leidde dat veel te veel mensen op te weinig grond moesten samenleven in vaak erbarmelijke omstandigheden. De Woningwet schreef voor dat elke stad met meer dan 10.000 inwoners, die de afgelopen vijf jaar een groei van minimaal 20% doormaakte, een zogeheten uitbreidingsplan moest opstellen. En zo toog ook Amsterdam aan het werk. Het Ontwerp leek te veel op dat van de pijp, de meest bekritiseerde nieuwbouwwijk in die periode
Door een wijziging van de gemeentegrens in 1896 ontstond er tussen de rivieren Amstel en Schinkel ruimte voor nieuwe bebouwing. Dat leidde veertig jaar later tot de statige, monumentale wijken met brede lanen en sierlijk gebouwde huizen die we nu kennen als Amsterdam NieuwZuid, bestaande uit de Stadionbuurt en de Apollobuurt in het stadsdeel Oud-Zuid en de Rivierenbuurt in het stadsdeel Zuideramstel. Ook een groot deel van de Nieuwe Pijp in het stadsdeel Oud-Zuid behoort tot het Plan Zuid. Kronkelende straatjes
Wat weinigen weten is dat Berlage oorspronkelijk heel andere plannen had met Nieuw-Zuid. Zijn eerste ontwerp kwam in 1900 tot stand en was min of meer gebaseerd op het uitbreidingsplan dat eerder door de Dienst Publieke Werken was gemaakt. Dit ontwerp werd door de gemeente afgewezen, omdat het te veel leek op dat van de Pijp, de meest bekritiseerde nieuwbouwwijk in die periode. Die buurt was erg slecht gebouwd, omdat de bouwers hun geld tegen hoge rente moesten lenen. Ze bouw-
Het in 1917 goedgekeurde zuidelijk uitbredingsplan Collectie Gemeentearchief Amsterdam
den dus snel en bezuinigden waar ze konden op de kwaliteit; sommige huizen stortten al tijdens de bouw in. Die ontwikkeling wilden alle betrokkenen graag vermijden. Berlage nam het uitbreidingsplan niettemin op hoofdlijnen over, maar verving de monotone bebouwingswijze door een veel gevarieerder stratenpatroon. Kronkelende straatjes, open bebouwing, veel pleintjes en groen: dit ontwerp leek in niets op het Plan Zuid zoals we dat nu kennen. BErlage werd uiteindelijk teruggestuurd naar de tekentafel
De gemeenteraad stemde in eerste instantie in met Berlages voorstel, maar al snel kwam er kritiek. Met name de architect J.H.W. Leliman wees op een aantal dubieuze punten. Vooral de verdeling van de woningbouw vond hij onevenwichtig – met veel dure villa’s op dure grond aan de ene kant en drukke, krampachtig aan-
doende sociale woningbouw aan de andere kant. Bovendien vond hij het pittoreske, middeleeuwse karakter van het straatbeeld niet meer passen bij de tijdsgeest, die op dat moment in het teken stond van stedenbouwkundige vernieuwing: massale, monumentale woningbouw. Monumentaal
Berlage werd uiteindelijk teruggestuurd naar de tekentafel. Hij trok zich de kritiek behoorlijk aan, zeker omdat hij zelf een groot bewonderaar was van de Haussmann-stijl in Parijs – met de grandeur van chique boulevards en monumentale gebouwen. Hoewel Berlage in eerste instantie nog ter verweer aanvoerde dat een dergelijke monumentale oplossing zijn voorkeur ook had, maar dat die in Amsterdam om praktische redenen uitgesloten was, toont Berlage in zijn tweede definitieve ontwerp uit 1915 dat hij van gedachten is veranderd.
In de tussenliggende jaren heeft zijn stedenbouwkundige visie definitief vorm gekregen en nu baseert hij zich op de stedenbouw ten tijde van de barok – de voorgeschiedenis van het negentiende-eeuwse Parijs: grote openbare ruimten in een “fraai architectonisch kader dat wordt gevormd door zorgvuldig ontworpen straat- en pleingevels”. De architectonische eenheid van straat, plein en stadsgedeelte is voor hem onverbrekelijk verbonden met bebouwing op uitgebreidere schaal. Expressieve vormen
Zijn nieuwe uitbreidingsplan tapt dan ook uit een heel ander vaatje. De opbouw bestaat nu uit smalle kaarsrechte straten met langwerpige bouwblokken, doorsneden door enkele brede hoofdassen. In 1917 verleende de Amsterdamse gemeenteraad goedkeuring aan het plan en kon met bouwen worden begonnen. Een >> o 15
Plan Zuid: een geschiedenis
WiMBY! in Hoogvliet
saillant detail hierbij is dat het stedenbouwkundig ontwerp van Berlage werd ingevuld door architecten van de Amsterdamse School, een stroming die in feite ontstond als reactie op het werk van Berlage. Tegenover zijn rationele benadering van stedenbouw stelde de Amsterdamse School expressieve en fantasierijke vormen, verwant aan het Expressionisme. Harmonie
Deze verschillen in opvatting stonden samenwerking evenwel niet in de weg; Berlage had grote waardering voor het vermogen van Michiel de Klerk – voorman van de Amsterdamse School – en zijn collega’s om woonblokken te ontwerpen die massaal waren, maar door hun sierlijke detaillering niet zo oogden. Daarmee kwam zijn visie op Amsterdam-Zuid op het niveau van zijn grote voorbeeld: Parijs, “de mooiste moderne stad van het moment.” Later werden ook architecten van de Nieuwe Zakelijkheid betrokken bij Plan Zuid; het is de verdienste van Berlages ontwerp dat de verschillende stromingen elkaar niet in de weg staan, maar letterlijk de ruimte krijgen. In 1927 wees Berlage nog eens op de betekenis van Plan Zuid en de Amsterdamse School voor de geschiedenis van de stedenbouw. Nergens in de wereld, stelde hij toen, is de harmonie tussen architectuur, stedenbouwkundig plan en overheidsbeleid zo perfect georganiseerd als in Amsterdam. o Bron: Berlage en Amsterdam Zuid. Onder redactie van Karin Gaillard en Betsy Dokter. Stichting Berlage Jaar 1992. Gemeentearchief Amsterdam. Uitgeverij 010 Rotterdam, Amsterdam/Rotterdam 1992.
SchoolParasite De Lampion van ontwerper Christoph Seyferth is bedoeld om in te koken en te eten. foto’s: Jeroen Musch
Samen-werken aan nieuw Hoogvliet
Welcome into my backyarD Hoe maken we van het Rotterdamse Hoogvliet weer een aantrekkelijke woon- en werkplaats? Dat was de vraag waarop Wouter Vanstiphout en Michelle Provoost van Crimson Architectural Historians samen met Felix Rottenberg een antwoord vonden in de vorm van het project WiMBY!, oftewel: ‘Welcome into my backyard!’ Vincent Weggemans
16 o
Hoogvliet, een naoorlogse en op modernistische leest geschoeide stadswijk, is de afgelopen zes jaar flink aangepakt. Onder de naam WiMBY! werd er een serie cultureel geïnspireerde projecten uitgevoerd, waaronder een groots recreatiepark, een culturele feestzaal, een caférestaurant en een bioscoop. Vanuit de gedachte dat het versterken, vernieuwen en benutten van de bestaande karakteristieken en kwaliteiten van Hoogvliet de beste basis biedt voor een nieuwe toekomst, is er een buurt ontwikkeld die door de bewoners zelf in elkaar wordt gezet, samen met architecten. Zo ontstond een reeks experimentele gebouwen, kleinschalige projecten en sociaal-culturele samenwerkingsverbanden op het gebied van architectuur, stedenbouw en beeldende kunst. En daar zitten uiterst fraaie voorbeelden bij. Een voorbeeld: ook in Hoogvliet brengen veel kinderen een groot deel van hun schooltijd door in te kleine schoolgebouwen en benauwde noodlokalen, die er vaak als containers uitzien. Met SchoolParasites is er nu een serie architectonische paviljoentjes
verrezen, bedoeld als opvallende en hoogwaardige schoolhuisvesting. De eerste SchoolParasites werden in mei 2004 in Hoogvliet gebouwd, nu kunnen scholen uit heel Nederland ze bestellen. Een van de gebouwen is Het Beest van architectenbureau Onix. De naam slaat op het eigenzinnige karakter van het gebouw: het is een volstrekt onaangepaste creatie, die net zo goed op een dak kan staan als op een speelterrein. Binnen is er plek voor muziekonderwijs, want de buik van Het Beest is een fraaie akoestische ruimte. Culturele programmering Richt de focus op mensen, niet op gebouwen
Het bijzondere aan het WiMBY!project is dat de herstructurering van de wijk nadrukkelijk is ontwikkeld als culturele opgave, niet als project van ruimtelijke ordening. Daarom zijn er allerlei coalities gevormd; niet alleen met lokale partijen, woning- en bouwcorporaties en de lokale overheid, maar juist ook met bewoners, ondernemers en belangengroepen. Door
de projecten vanuit de architectuur te benaderen werd een diversiteit, kleinschaligheid en flexibiliteit bereikt die binnen bureaucratische beleidsstructuren vrijwel onmogelijk is. Door in elke fase van de ontwikkeling context en content hand-in-hand te laten gaan, waarbij het collectieve proces met ontwerpers en gebruikers annex bewoners steeds vooropstond, ontstonden allerlei succesvolle nieuwe combinaties en cross-overs. De ervaringen in Hoogvliet tonen dat het goed kan zijn om kunstenaars, ontwerpers en/of architecten een leidende rol te geven bij grote herstructureringsprocessen. Juist zij kunnen nieuwe mogelijkheden verzinnen en originele oplossingen bieden, waarmee de herstructurering verderkomt dan de conventionele stedelijke planning. Culturele programmering als integraal onderdeel van een ontwerpproces richt de focus op mensen, niet op gebouwen. Creatieve input wordt daarmee even waardevol als functioneel herontwerpen: er worden nieuwe betekenissen gegenereerd voor de stad én haar inwoners. o www.wimby.nl
o 17
Uta Eisenreich (Friedberg, 1971) werkt als beeldend kunstenaar. Haar werk ontstaat meestal vanuit spelstructuren, waarbij de tegenstelling van roes en regel, die ieder spel kenmerkt, haar blijvend fascineert. Uta werkt voornamelijk met fotografie, maar maakt ook performances en installaties. Haar werk werd in diverse groep- en solo-exhibities tentoongesteld en is in magazines en kunstboeken gepubliceerd. Verschillende performances – geproduceerd in wisselende collaboraties – zijn internationaal vertoond in theaters en galerieën. Uta Eisenreich leeft en werkt in Amsterdam, waar zij lesgeeft aan de Rietveld Academie. www.hier-eisenreich.org
Het zijn altijd volwassenen van nu die beslissen over de publieke ruimte, terwijl ook kinderen er gebruik van maken. Uta Eisenreich vroeg deze volwassenen van morgen hoe het ideale, utopische Stadionplein eruit moest zien. Kinderen van de nabij gelegen British School of Amsterdam gingen als antwoord op deze vraag een model bouwen. Eisenreich: “Ik heb me gefocust op de ‘next generation’ van Amsterdamse burgers: kinderen van expats, die aus aller herren Länder in Amsterdam-Zuid terecht zijn gekomen. Gevraagd naar hun visie op het toekomstige Stadionplein hebben de kinderen met fingerspitzengefühl afgewogen waarin Nederlandte kort schiet en wat het in overvloede heeft, en ze zijn uitgekomen bij een berg van kaas.” Op een ochtend in februari hebben twee vijfde klassen van de British School of Amsterdam een intocht gehouden op het Stadionplein. Met behulp van bouwmateriaal van de omliggende bouwplaatsen, hebben zij hun visie vormgegeven.
J: When I first saw it I didn’t think it was big but it was humongous. We can build a very good cheese there.
Cheese Mountain DANK H. Linford, G. Hookings en de kinderen uit hun klas van de British School of Amsterdam voor hun enthousiaste medewerking, ook R. DoveyLaytham en Patricia Hermelijn. Jan Franssen, Hillen & Roosen voor het ter beschikking stellen van het bouwmateriaal, Sarito Balbuena voor het transport ervan. Florian Göttke, Edwin Meijer, Roel Wouters voor het begeleiden van de modelbouw en Niels Schumm voor het fotograferen.
18 o
SH: Maybe you wouldn’t be charged to enter, but there would be a lot of workers and they would need their money, so you’d have to pay for at least one thing, or they’d just get paid, the workers, from the taxes that you pay, so eventually you would be paying for all of this. 'Cause all of this would be paid for by your taxes. SH: And because it is utopian, there wouldn’t be long lines.
o 19
J: It could be really good if you had the cheese as a surface, so you could hide in holes, and you could jump out when someone came and you could shoot them with the paintball from behind. UG: But is it going to be made? U: Maybe not, but it is anyway good to make a proposal. K: Yeah.
the tunnels, sometimes out and sometimes inside.
SH: I don’t think real cheese, because it would rot off, maybe something fake that looks like cheese and has the same texture. Like real cheese would stink and rot. It wouldn’t be really good. It wouldn’t attract any tourists. U: You could eat from it though... But I agree. Something like rubber you mean? SH: Something like rubber.
U: How would one move through these holes? Would one have to walk or is it sliding? SH: If you go downhill you slide and if you go uphill you walk steps, or walk long passage ways and maybe we could build a ride in which you could ride around on the cheese mountain. U: Yes, I see, that would be good. SH: Like, the cart would be like a mouse and you’d sit on there and the mouse would be going around.
U: How many tunnels do you think should be in a mountain like that? SH: Enough tunnels. When I thought about the cheese mountain first I thought it should be a roller coaster, so you go inside through
UG: For the whole total, I think the mountain should be like eeehhh, fortysomething m2. UG: If it was in reality I think it should be like 15-20 meters high and the cheese mountain could be made of, like, you know, at
20 o
McDonald’s they have this kind of really hard plastics they put for this playing places and we could have the same materials put in it, in yellow. U: Like foam. UG: Yeah, like kind of…? And make a round shape that it looks more like a cheese mountain. U: The boys thought the mountain must be 40 meters high. All: (shocked) 40 meters! U: That would be twice as high as the buildings. SH: The cheese mountain land-
scape would be quite good for paintball. As long as no one fell inside in one of the holes. U: Doesn’t the area have to be separated, so visitors don’t... SH: ...By accident walk right through? U: Exactly. That would be kind of nasty. SH: It could hurt them a lot. U: It would be easy to mark the area though… SH:.. Fence it off, put an entrance..? U:.. Exactly.
J: We put like about 10, 5 to 10, 7, small different passages to go through... U: ...Only in the paintball area. J: Yes. Because you have to find a good place to hide. If you find one good place and don’t tell anyone, you can go there and stay there as long as you like and that can be your place to hide. SH: The holes could be a hiding spot, were you could find a paintball gun and you’d shoot from there. K: And maybe in some part of the cheese mountain there should be yellow grass. U: Why yellow? K: Because it’s the cheese mountain. Painted grass. UG: Where you can do whatever you want. You can play, you can sleep...
K: For people - their houses are maybe far away and they want to sleep or something. Or just look at the sky. U: Someone of the mountain team said, the grass should be artificial and yellow. Do you agree with that?
All: Noooo! H: Uta, who said that the grass should be yellow? U: The cheese mountain guys. E: Who were they? Were they Kevin and Hugo? U: But you are the garden team, so you pretty much decide how it’s
going to happen. H: Yellow grass is much more in winter. U: Yes and they want artificial grass also, and you want real grass, right? E: Yes, we don’t want fake yellow. They have taken over really with the cheese mountain.
o 21
U: It is just an idea, you know? And you’re the ones who have a say in it. SH: Some of the aqua-land that we build, like the rivers and stuff that was all outdoors. So it might all freeze in winter. Ya. I was thinking of some of it being indoors, you could actually swim and that stuff. U: Like a swimming pool inside? SH: It could be an aquarium. And the garden would be really good. We should concentrate on the garden and then on the paintball field as the main parts.. L: A very calm garden, with like a lake going through and then: flowers. J: Trees, green trees, everything nice and sunny. U: Should the trees be from different countries? J: A normal garden just to sit down and to watch. Relaxing. There should be benches a lot. And a mini-bar or a café. L: Just normal trees, maybe orange trees. E: It should be covered really with flowers but we didn’t have time to do that. Our plan was that it would be filled with flowers, and it was going to be more detailed. U: What kind of flowers? All: Wild flowers, we wanted wild flowers.
22 o
H: It should be very natural so you can take a photo with all the family. H: The restaurant should be on the cheese mountain, and moving a bit. Not very fast but very slowly. R: If it moves very fast, everybody is going to be falling, and it’s going to be not impressive...
H: The windows are the cheese holes and there are tiny glass windows in it so you can see through it, to the Olympic stadion. U: You have a nice overview because the mountain is so high, right? All: Yeah! U: It sticks out far above the houses.
UG: Could be a restaurant of the world, other parts of the world. K: I would really like if the restaurant was on top of the cheese mountain and it could spin slowly... UG: ... Really slow otherwise people.. K: ... get sick... UG: ... No, no that’s not it. It has happened that the thing turns a bit too fast ... goes away and crashes, that’s what happened before. K: ... It’s like spinning... U: ... It should turn softly... K: ... As fast as a snail, kind of. R: In the restaurant there they would have each food from each country, Korean, Kenyan, Indian,
Pakistanian, and things like that. They could eat their own food. H: Sometimes they have a cooking competition, too U: And how does it work, do they have all the food at all times? Or is it changing menus? All: Well, maybe timings, like the morning is Korean from 10-12, like from hours. Or maybe per day, as you say. U: What is your favourite kitchen? H: (laughs): Mine is Korean. R: And mine is Indian. R: And mine is Kenyan! Because I am from Korea and she’s from India, and she’s from Kenya! H: And maybe if you have a
chance, if you have a long time to stay there you can have a look through a telescope kind of thingy, it’s upwards, and... U: ... to look at the stars. H: ... It pops up out of the roof of the restaurant, and you can turn it around and you can see people going, and sometimes you can see
high famous buildings, of other countries. If it is very tall. R: The only thing like, the long telescopes cost very much. They are so expensive. If you want to see the next country... U: ... Then that’s got to be a very powerful telescope.
o 23
Chapeau - soort tekst
24 o Categorie
Chapeau - soort tekst
Categorie o 25
De Baak naar Amsterdam
Managementcentrum De Baak als nieuwe buur
Rust, ruimte én
rumoer Niet dat de training in bos of aan zee voor Harry Starren heeft afgedaan, maar hij wil gewoon dat De Baak ook in de stad zit. Daarom heeft het managementcentrum van VNO-NCW een derde vestiging geopend in Amsterdam. Op de grens van de oude en de nieuwe stad, dichtbij cultuur, horeca en natuur volgen managers en professionals trainingen in een zeer dynamische leeromgeving: de stad Amsterdam.
De Baak vestigde zich in 2008 in het voormalige Burgerweeshuis, ontworpen door architect Aldo van Eyck. Het Nieuw Burgerweeshuis in aanbouw. foto: J.M. Arsath Ro’is, 1959 Stadsarchief Amsterdam
Marc Vlemmings
Het Burgerweeshuis verbeeldt in een zomerzegel door R.J. Draijer, 1969 Museum voor Communicatie, Den Haag
26 o
De Baak zit al in Noordwijk en Driebergen. In Noordwijk moeten de vergezichten over de zee de diepere inzichten opleveren, in Driebergen, waar De Baak het landgoed De Horst bezit, moet de rust van de bossen dit doen. Met een derde vestiging in Amsterdam is volgens Harry Starren het DNA van De Baak compleet. Starren, ruim tien jaar directeur van De Baak, presenteert ook televisieprogramma’s en is auteur van diverse boeken over leiderschap en management. “We spreken nu over De Baak DNA: Driebergen, Noordwijk, Amsterdam. We zijn ooit in Noordwijk begonnen met traditionele opleidingen aan zee”, vertelt Starren. “Toen dat zich uitbreidde, zijn we in Driebergen begonnen, waar De Baak met andere organisaties een campus heeft gemaakt. Al deze organisaties zijn bezig met de ontwikkeling van mensen of met innovatie. Zo hebben we een context gecreëerd voor onze activiteiten.” Iets dergelijks heeft
Starren ook voor ogen met de nieuwe Amsterdamse vestiging in het voormalige Burgerweeshuis, ten zuiden van het Olympisch Stadion. “Er zitten daar veel kenniswerkers, er is horeca, er wonen mensen en er zit veel creativiteit. Het is een kleine creative city.”
Breukvlak
Voor De Baak zijn er drie redenen om zich in het Olympisch Stadiongebied te vestigen. “We willen dichtbij de Amsterdamse Zuidas zitten, omdat veel van onze klanten zich daar bevinden. Als tweede reden noem ik de stedelijke ontwikkeling. De grote steden in Europa zijn hechter verbonden met elkaar dan met de geografische gebieden waarvan zij deel uitmaken. Er is een netwerk aan het ontstaan van mensen die werken in Londen en Amsterdam. Het Olympisch Stadiongebied ligt op het breukvlak van de oude en de nieuwe stad. De Baak ziet
deze stedelijke ontwikkeling als een interessante toevoeging voor de klanten. Onze cursisten konden al naar de zee en naar het bos, nu kunnen ze ook naar de stad. Daar gebeuren interessante dingen op multicultureel gebied.” De vele expats in Amsterdam zijn volgens Starren potentiële cursisten voor De Baak. “Zij brengen het buitenland naar Nederland. Amsterdam heeft
De Baak Amsterdam zit in het voormalige Burgerweeshuis, een gebouw uit de jaren zestig van architect Aldo van Eyck. Het lage gebouw, dat gerekend wordt tot een van de belangrijkste naoorlogse gebouwen in Nederland, heeft vele units en diverse patio’s, waardoor het goed te gebruiken is als kantoor. Zo zit ook New Venture, de jaarlijkse wedstrijd voor aankomende ondernemers, met
We hopen zelf ook te gaan bijdragen aan de buurt, want wij willen voor anderen een reden zijn om zich in onze nabijheid te vestigen.
voor hen iets magisch en is daarom een goede merknaam voor ons. Wij willen primair de partner zijn van het Nederlandse bedrijfsleven en van het buitenlandse bedrijfsleven dat in Nederland is gevestigd. Wat dat betreft is Amsterdam de beste uitvalsbasis. Onze klanten internationaliseren en wij moeten met hen meegaan in deze ontwikkeling.”
zijn kantoor in het Burgerweeshuis. Starren: “We hebben goed gekeken wie onze buren zouden worden. We hopen zelf ook te gaan bijdragen aan de buurt, want wij willen voor anderen een reden zijn om zich in onze nabijheid te vestigen. Zo kan er een klimaat ontstaan van partijen die iets aan elkaar hebben. Het is voor ons van belang soortgelijke bedrijven als >> o 27
De Baak naar Amsterdam
De Baak naar Amsterdam
Opening van het Nieuw Burgerweeshuis door burgemeester Mr. G. Van Hall, 1961 foto: ANP
Interieur speelzaal Nieuw Burgerweeshuis foto: G.L.W. Oppenheim, 1968 Stadsarchief, fotoarchief G.L.W. Oppenheim
Ingang Nieuw Burgerweeshuis foto: J.M. Arsath Ro’is, 1967 Stadsarchief Amsterdam
het onze in de buurt te hebben, maar dan moeten ze verschillend genoeg zijn om zaken te kunnen doen.” Het gaat inderdaad om een omgeving te creeren van bedrijven die elkaar aanvullen i.p.v. met elkaar concurreren. Zou de Zuidas daarom niet heel succesvol zijn; in het hart zitten veel gelijke bedrijven zoals advocatenkantoren? [Bas van Schelven]
Culturele context
Met de Gerrit Rietveld Academie en het Olympisch Stadion in de directe omgeving is de connectie met de kunst- en sportwereld snel gelegd. De horeca in de omgeving is volgens Starren van groot belang als het gaat om het maken van die verbindingen. Hij ziet ook mogelijkheden in de richting van de wetenschap. “Zowel de Open Universiteit als de Vrije Universiteit, waarmee we al banden hebben, zitten in de buurt. Als je zin hebt, kun je naar het Amsterdamse Bos of het Vondelpark lopen, er is genoeg groen in de buurt. Voor ons is ook belangrijk dat er een metrostation in de nabij-
28 o
heid ligt.” Hij heeft al plannen met de Gerrit Rietveld Academie. “De inrichting van ons kantoor zou ik heel graag met de Rietveld willen doen. De academie is zelf trouwens al bezig om de banden met de samenleving te versterken.” De Baak biedt in Amsterdam dezelfde trainingen aan als op de twee andere locaties. Het verschil is dat de stad gebruikt wordt als leeromgeving. “We zien de stad als een learning facility; ze
locaties vooral in de culturele faciliteiten, niet in de traditionele hotels. Maar we willen ook de openbare ruimte gebruiken, zoals het Amsterdamse Bos of het water. Het idee dat je binnen meer kunt leren dan buiten lijkt me een misvatting. Je moet een reden hebben voor elke keer dat je naar binnen gaat, want we willen de mensen niet opsluiten in lokalen. Een schone omgeving is dus van belang. Ik maak me daarom bezorgd over de
We zien de stad als Learning facility; een culturele context voor onze cursisten
biedt een culturele context voor onze cursisten. De Baak heeft weinig eigen lokalen in de Amsterdamse vestiging en maakt dus vaak gebruik van wat de stad te bieden heeft. We doen al dingen in De Rode Hoed en in De Bazel. We werken samen met FOAM, het fotomuseum, en we gaan iets doen in een zaal van Carré. We zoeken de
hoeveelheid fijnstof in de stad.” Naast het culturele is ook het lichamelijke belangrijk, vindt Starren. Sporten, gezond eten, yoga en meditatie maken deel uit van de programma’s van De Baak. “Managen en leiding geven zijn ook fysieke activiteiten. Ze vereisen dat je fit en gezond bent. Wij besteden aandacht
aan wellness en vitaliteit, want leidinggevenden moeten ook hierin het voorbeeld geven.” De esthetische organisatie
Het verbinden van de wereld van het bedrijfsleven met de werelden van cultuur, wetenschap en sport ziet Harry Starren als de manier om een innovatieve cultuur op te bouwen. “Het Nederlandse bedrijfsleven kan zich alleen onderscheiden van China of India door zich snel te vernieuwen en te veranderen. Daarvoor is een innovatieve cultuur nodig. Wij willen bruggen slaan. We organiseren dit jaar bijvoorbeeld het evenement Art and Leadership, waarin we naar ontwikkeling in de kunst kijken. Onze cursisten zijn analytisch goed geschoold; denken en redeneren kunnen ze wel. Soms zit er zelfs te veel in hun hoofden. Zij kunnen veel hebben aan het kijken naar kunst en naar hoe kunst tot stand
komt.” Professor Mathieu Weggeman, De Baaks chef Innovatie, pleit voor de esthetische organisatie, waarin aandacht is voor schoonheid en die ruimte biedt aan de spelende mens. Weggeman stelt dat de menselijke soort zijn hoogste potentieel bereikt als mensen aandachtig en samen schoonheid produceren en een collectieve ambitie realiseren die anderen ontroert. Voor kunstenaars, musici en acteurs is dit een vanzelfsprekende ambitie, maar ze zou door alle leidinggevenden en professionals moeten worden nagestreefd. Mede daarom zijn vormgeving en omgeving voor De Baak belangrijke aspecten geworden in de trainingen. Het managementcentrum is zestig jaar geleden opgericht als kennisinstituut, maar de aandacht ligt nu op de menskant, vertelt Starren. “Wij gaan ervan uit dat de cursisten een goede scholing achter de rug hebben. We willen nu dat mensen gevoel ontwikke-
len voor cultuur en esthetiek, want dat geeft inzicht in wat mensen motiveert en passioneert.” Hij vindt dat De Baak dit ook op de eigen organisatie moet betrekken. Onder auspiciën van beeldend kunstenaar Jan van der Veer zal de vestiging van De Baak worden ingericht door kunstenaars. Starren: “We beschouwen onze plek in Amsterdam vooral als een hub, waar je arriveert om vervolgens de stad in te gaan.” o Wat een prachtige laatste alinea van het stuk! Dit is naar mijn idee ook de vernieuwende kijk op organisaties. [Bas van Schelven]
o 29
Media en duurzaamheid als ons leefmilieu
De ecologie bestudeert als wetenschap hoe organismen, waaronder mensen, zich verhouden tot hun biologische en niet-biologische leefwereld. In wat wij de ‘nieuwe ecologie’ noemen, zijn de media een steeds belangrijkere factor geworden; de ‘gemedialiseerde’ omgeving is een minstens zo belangrijk onderdeel van ons leefmilieu als het fysieke milieu. Maar dat is niet de enige verandering in onze ecologie. We zien ook een verschuiving van ‘groen’ naar ‘duurzaam’: duurzaam leven wordt steeds meer een cultureel-maatschappelijke factor van belang en is niet meer alleen een manier om het milieu te redden. In de komende pagina’s, gewijd aan onze nieuwe ecologie, zijn ontwerpers, kunstenaars en een stadsecoloog onze gidsen.
De nieuwe ecologie 30 o
o 31
Fusion van duurzaamheid en technologie
Régine Debatty
Ter herinnering aan de sperwer
Fusion van duurzaamheid en technologie
De alomtegenwoordige communicatietechnologie zorgt met name in stedelijke omgevingen voor extra elektromagnetische velden. Onderzoek heeft aangetoond dat sperwerpopulaties juist in die stedelijke gebieden in rap tempo verdwijnen. Vooruitlopend op het geheel verdwijnen van de sperwer uit de stad, heeft Cathrine Kramer, student aan het Royal College in Londen, een ‘gedenkteken voor de sperwer’ ontworpen. Haar inspiratiebron vormden de simpele radio’s die soldaten in WO II gebruikten; eenvoudige apparaten, die hun benodigde energie haalden uit elektromagnetische golven. Inderdaad, dezelfde golven die nu de sperwers wegjagen. De radio van Cathrine vervormt deze golven in subtiele vogelgeluiden die de passant niet alleen aan de verdwenen sperwers doet denken, maar ook herinnert aan het feit dat juist die elektromagnetische golven vogels verjaagt.
Nieuwe perspectieven op duurzaamheid en op de medialisering van onze samenleving zijn de fascinatie van Régine Debatty. Op haar weblog www.we-make-money-not-art.com schrijft zij over de nieuwste ontwikkelingen op dit gebied. Op verzoek van o maakte ze een selectie van projecten die gaan over de schijnbare tegenpolen duurzaamheid en technologie: samen de kern van de ‘nieuwe ecologie’.
De radiogolven zie je niet, maar hoor je wel. Een verlaten vogelhuisje voorzien van een apparaat dat electromagnetische golven uitzendt, doet je alleen nog denken aan vogels.
www.interaction.rca.ac.uk
foto’s: Cathrine Kramer
Het is de bedoeling dat de cocon’s goedkoop, maar comfortabel en makkelijk te maken zijn. Dan is een gezonde nachtrust in de openbare ruimte, zoals bijvoorbeeld hangend onder een brug, een geweldige ervaring. Field Notes: Forays in Cocoons, juli 2007 Terrein van de Wereldtentoonstelling van 1964 in Flushing Meadows, Queens, NY
Het redden van bomen met protheses Bogotá in Colombia is een van de meest vervuilde steden ter wereld. De situatie waarin de stad verkeert, is niet alleen slecht voor de ruim zeven miljoen inwoners, maar bedreigt ook het leven van het toch al kleine aandeel bomen in de stad: voor elke vier inwoners is er één boom. Protésis para áboles en peligro (Protheses voor bedreigde bomen), een project van Juan Mojica en Alberto Sánchez, confronteert bezoekers van de stad met bomen die zichzelf water geven en de vervuiling die hun bladeren bedekt afschudden. Een tweedehands Xbox-bediening is door de kunstenaars gekraakt en geprogrammeerd om de takken te kunnen laten schudden. Een 12-volts aquariumpomp en enkele flessen water maken het mogelijk dat de boom zichzelf water geeft. www.thepopshop.org
32 o De nieuwe ecologie
Low-tech verblijfplaatsen
Bomen in Bogotà worden uitgeschud en afgespoeld, om er vervolgens weer fris bij te staan. foto’s: Alejandro Tamayo, 2006
Adam Bobette en Geraldine Juaréz van de kunstenaarsgroep Forays (New York/Montreal) zijn er trots op met de goedkoopste materialen (lees: afval) kleine en voor iedereen toegankelijke gebouwtjes en andere aanpassingen van en oplossingen voor het alledaagse leven te maken. Hun ‘cocon’, bijvoorbeeld, verandert de (infra) structuren van een stad in mogelijkheden en bevestigingspunten voor allerlei experimenten. Je bevestigt de cocon aan een steiger, een boom of een brandtrap en eigent je zo een stukje ongebruikt gebied toe. Soms duiken Adam en Geraldine op in het holst van de nacht en maken voor passanten een constructie onder een brug, van waaruit je heerlijk van de zonsopkomst kunt genieten. http://forays.org
De nieuwe ecologie o 33
Fusion van duurzaamheid en technologie
Fusion van duurzaamheid en technologie
Mijn stad = Mijn lijf
Nuage Vert
In sommige landen voegen watermaatschappijen fluoride toe aan het drinkwater om het tandbederf tegen te gaan. Het verhaal gaat ook dat in de laatste wereldoorlog door het leger bromide aan het water werd toegevoegd om ervoor te zorgen dat soldaten seksueel opgewonden werden. En in sommige gebieden veranderen mannetjesvissen van geslacht, doordat het oestrogeen van de geboortepil zich in het oppervlaktewater bevindt. Mijn stad = Mijn lijf is onderdeel van een onderzoeksproject van Tuur van Balen, die kijkt naar hoe de ontwikkeling van de biotechnologie de interactie tussen mensen onderling en de verhouding van de mens tot de stedelijke omgeving verandert. De designstudent van het Royal College of Art vroeg aan inwoners van Londen om kraanwater te drinken en later een urinemonster, voorzien van hun postcode, af te staan. Hij verwerkte de gegevens in een plattegrond van de stad waarin die biologische informatie zichtbaar werd. Deze ‘bio-kaart’ is, aldus Van Balen, een poging om mensen zich bewust te laten worden van hun biologisch afval: urineren in het openbaar is alsof je digitale informatie op straat achterlaat. “Spugen op straat is eigenlijk niet anders dan je computer onbeschermd met internet verbinden.”
Urinemonsters gesorteerd op postcode leveren een nieuwe kaart van Londen op: een kaart met biologische informatie van de stad. Design Interactions ‘work-inprogress’ show. Londen, 2008
Hoe maak je mensen ervan bewust hoeveel energie hun stad verbruikt? Helen Evans en Heiko Hansen, ook bekend onder de naam HeHe, stellen voor de uitstoot van een energiecentrale te gebruiken als filmdoek voor een projectie. Hun project Nuage Vert stelt op een poëtische en ironische manier het actuele elektriciteitsverbruik door lokale consumenten vast. De installatie bestaat uit het uitrekenen, uittekenen en het door een laserstraal projecteren van de contouren van de rook die uit de schoorsteen van een energiecentrale komt, zich continu aanpassend aan de vorm en de maat van de actuele staat van verbruik. Nuage Vert won diverse prijzen waaronder in 2008 Ars Electronica Golden Nica Award. http://hehe.org.free.fr
www.tuurvanbalen.com www.londonbiotopes.com Laserprojectie van de gemeten contouren van de rook van de lokale energiecentrale tijdens een performance in februari 2008 in Helsinki, Finland.
The Power Cart, Mouna Andraos, 2008 Installatie: Feedback exhibition, Eyebeam, 2008 foto: David Malosh, Eyebeam
De energiewagen De energiewagen van kunstenaar Mouna Andraos rijdt door de stad als oplossing voor het vervelendste probleem van elektronische apparatuur: je hebt nog steeds snoer en stekker nodig om telefoon en laptop te laten werken. Andraos’ mobiele voorziening komt naar je toe en levert, met behulp van een zonnepaneel op het dak van het voertuig, elektriciteit daar waar je het nodig hebt. www.electroniccrafts.org Courtesy Mouna Andraos
34 o De nieuwe ecologie
De nieuwe ecologie o 35
Timo Hofmeijer studeerde in 2006 af aan de Gerrit Rietveld Academie en werkt als zelfstandig grafisch ontwerper. Erik Borra werkt als ICT- en conceptontwikkelaar bij de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast is hij freelance programmeur en webresearcher. www.newfolder.nl www.erikborra.net
Erik Borra en Timo Hofmeijer doorzochten een archief met krantenartikelen van de laatste 20 jaar op de zoekterm ‘Stadionplein’. Van de woorden in de koppen van al deze artikelen creëerden zij een ‘tag-cloud’, een op internet gebruikte indexeringsmethode waarbij woorden die vaker voorkomen proportioneel groter worden weergegeven. Borra: “De tag-cloud schetst een beeld van het gebied zoals dat wordt gezien door de ogen van ‘het nieuws’. Op basis van de kernwoorden uit de tag-cloud hebben we voor drie perioden uit de afgelopen eeuw een beeldvertaling gemaakt met behulp van beeldmateriaal uit het Amsterdams stadsarchief. Net als in de tekstuele tag-cloud zijn de beelden die verwijzen naar de vaker voorkomende kernwoorden proportioneel groter weergegeven.”
ST ADION
AMSTERDAM STADIONPLEIN OLYMPISCH
PORTIERSHUISJE MARATHON ZUID WIL AJAX TEGEN POLITIE
PLAN FEYENOORD NEDERLAND TRAM JAAR VEEL VOETBAL SLOOP STADSDEEL
LIJN STAD GROOT CITROEN AUTO PLEIN OUDE MORGEN NIEUW GESLOOPT PLANNEN
BUURTBEWONERS OPEN CITROEN-GARAGE GELD KERMIS GOED GERED JAREN BEHOUD FANS ZONDAG MAN FEEST AMSTERDAMSE BUS CIRCUS HUIZEN AUTO’S NIEUWE WONEN ZOEK MILJOEN STAAT OUD NOSTALGIE KRIJGT VRIJDAG MAKEN REUZENRAD PORTIERSWONING VAST RELLEN RAAD HIER WONINGBOUW TWEEDE VRAAGTEKEN CIRQUE DU SOLEIL UEFA VERVOER BINNENSTAD DENKT OPENBAAR LAAT FOTO VONDELPARK ARRESTATIES SUPPORTERS KORTE BERICHTEN BRIEVEN AF STRIJD ONVEILIG ALLEEN LISCH KOMENDE HUIS ZEGT WEEK BLIJVEN ACTIE EUML ISRA IS WORDEN ‘T NOOIT SPORT STRAKS ONTWERP TERUG LAATSTE FARCE VVD VRIJHEID KUIP LEKKER VOETBAL-VANDALISME BEPAALT GEVEN BOS SECTION WERELD OUDEREN LIJDT ZELF NATIONALE RENZ VOELEN DODE ALLIANTIE OPLOSSEN HANS VANAF MAAKT VERKEERSCHAOS IMAGO INVASIE DEEL SEPTEMBER WERK TEN LIGT BEHOUDEN MASSALE DECEMBER VERPLAATSEN LIQUIDATIES VERKEER LEVEN CLUB NEER VALT FINALE AJAX-FEYENOORD KLASSIEKER OVERVALLEN NIETS JUNI ED EIS AJAX-FANS SPEELT QUIDAM TRAMLIJNEN GEMEENTEBESTUUR NR HUIZENVEILING GARAGE VERKEERDE STUKJE PRATEN BUURT ANNA BEDEVAART KEER VEILIG STERK TOESCHOUWERS ZO’N RECHTS SERIE GOGH GEEN PROBLEEM ROUTE INSPRAAK GEDING AMSTERDAMS VOORLOPIG BESLUIT MONUMENT OPZICHTERSWONING AUTOVRIJ CITROENGARAGE BEZOEKERS OOST MINDER DRIE VU EERSTE WINT OPMARS POLITIEK PROCEDURE VALLEN MOORD POGING AUTOLOZE OUD-ZUID DOOD TAXI GROEN BLIJFT KANTEN WILLEN ZOALS KORT AUTOVRIJE ARCHITECTEN KINDEREN BLEEF HEEL CORSO LATEN FIETS KIJK SCHETS HARTJE SURINAAMSE ARCHITECT WILS ALLES DAG
36 o De nieuwe ecologie
De nieuwe ecologie o 37
1900 - 1935
PORTIERSHUISje
STADIONPLEIN
STADION
1922
1926 OLYMPISCH
ajax
1928
tegen
1927
1932
politie
wil ZUID
marathon
1917
1928
veel tram
plan
feyenoord
nederland
sloop
plein
stadsdeel
1929
1914
38 o De nieuwe ecologie
voetbal
jaar
1929
oude
1928
1909
groot
lijn
morgen
1908
stad
nieuw
1926
citroën
1929
auto
1929
1927
1929
De nieuwe ecologie o 39
1929
1929
1936 - 1972
portiershuisje stadionplein
stadion
1936
olympisch
1957
politie marathon zuid
1972
1956
1962
wil
1948
tegen
1940
ajax 1969
feyenoord
plan
1968
nederland 1945 veel tram
sloop
lijn
stadsdeel
1971
groot
stad plein
voetbal
jaar
1940
citroën
1954
auto
1957
1959
1955
oude
40 o De nieuwe ecologie
nieuw
1950 morgen
1937
1968
De nieuwe ecologie o 41
1969
1973 - 2008
portiershuisje
stadionplein
1992
olympisch
stadion
2005
1991
1999
ajax
1995
wil
zuid marathon
1977
politie
1981
tegen
jaar
plan feyenoord
1984
nederland
tram
2006
1975
1977
veel
voetbal
1989
1973
groot auto
lijn
sloop
2002
1991 stadsdeel
2004 citroën stad
2000
1984
morgen plein
1997
42 o De nieuwe ecologie
oude
2001 nieuw
De nieuwe ecologie o 43
Martin Melchers (1944) werd in zijn jeugd al gegrepen door de wonderen der natuur. Hij besloot werk en hobby gescheiden te houden en werd geen bioloog, maar werkte 35 jaar als fysiotherapeut, terwijl hij in zijn vrije tijd door de stedelijke natuur struinde. Het boek waarin hij zijn kennis en ervaringen neerlegde – Haring in het IJ, de verborgen dierenwereld van Amsterdam – leverde hem een deeltijdbetrekking op als stadsecoloog van Amsterdam. Hij schreef nog meer boeken over de natuur in Amsterdam, waarmee de hoofdstad zich kan beroepen op de best onderzochte stedelijke natuur ter wereld. Sinds enige jaren is hij als stadsecoloog voltijds in dienst van de Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam.
Stadsecoloog Martin Melchers
kunnen zien winnen. Mooie herinneringen, maar de natuurwaarde van het stadion zelf is te verwaarlozen. “Zo’n grasmat, daar kun je verder weinig mee. Groen asfalt noemen wij dat. Soms komt er een vogel foerageren, dat is het wel zo’n beetje. Ik heb eens op het Stadionplein rondgekeken, maar ook daar gebeurt niet veel. Een paar nesten van zwarte kraaien, eksters of houtduiven, dan heb je het wel gehad.” Een plein met een groen randje is het Stadionplein op dit moment niet, verre van dat zelfs. Melchers ziet wel kansen, al legt hij de lat niet hoog. “Het plein is nu een desolate vlakte. Het kan er eigenlijk alleen maar beter op worden. Maar je moet je wel realiseren dat het een nadrukkelijke pleinfunctie heeft. Het is een opstapplaats voor buspassagiers, het ligt dicht bij de Ring, er is een markt, de kermis strijkt er neer. Die functies moet je niet weg willen halen. Noem het misvorming van mijn idealisme, maar ik pas mijn ambities aan.”
De ambities van stadsecoloog Martin Melchers
ringslangen achter het olympisch stadion Het Stadionplein kan er bij een herinrichting alleen maar op vooruitgaan, vindt stadsecoloog Martin Melchers. Maar zijn ambities met het plein zijn bescheiden. Meer kansen ziet hij langs de Sport-as, waar de mogelijkheid bestaat wilde natuur tot vlak achter het Olympisch Stadion te laten doorwoekeren. Flip van Doorn
44 o De nieuwe ecologie
dat echt als een soort stadsmuur. Eigenlijk moet je op de punt van zo’n scheg een sportveldje aanleggen, of op een andere manier dieren uit het buitengebied ontmoedigen de stad in te gaan. Voorbij dat punt hebben ze niets te zoeken.” Aan de andere kant van het Olympisch Stadion opent de stad zich iets meer. In de bomen langs de Van Tuyll Van Serooskerkenweg leven stadsvogels. “Maar ook daar moet je geen al te hoge natuurambities hebben”, vindt de stadsecoloog. “Wel is het heel jammer dat het gebied achter het stadion iets te enthousiast heringericht is. Ze hebben aan de oever van de Stadiongracht een geweldige rij iepen gekapt en er treurwilgen neergezet. Dat is letterlijk te treurig voor woorden. Als je daar weer iepen neerzet, kunnen grote vogels als de bonte specht de sprong naar de overkant van het Stadionplein wagen. Maar het duurt een generatie voor die iepen groot genoeg zijn.” Ondergronds
Ebo-grens
stadsecoloog Martin Melchers
“Kijk nou, een scholekster op de middenstip!” Zelfs in het Olympisch Stadion ontgaat stadsecoloog Martin Melchers vrijwel niets, en zeker niet als het om flora en fauna gaat. Hij mijmert even over de wedstrijd die hij hier ooit speelde met het jeugdelftal van Blauw-Wit, over hoe hij als jongetje tussen de hekken door glipte om Ajax met 5-1 van Feyenoord te
Het Olympisch Stadion ligt op het punt waar stad en buitengebied tegen elkaar aan schuren. Het Amsterdamse Bos en het Nieuwe Meer vormen samen de habitat van een indrukwekkende lijst dier- en plantensoorten. Langs de oevers van de Schinkel drijft dat gebied een ‘groene scheg’ tussen de stedelijke bebouwing, onder de ringweg A10 door. “In de driehoek rond het Jaagpad en de Schinkeleilanden, met als meest oostelijke punt de oude begraafplaats Huis te Vraag, daar krioelt van alles”, aldus Melchers. “Ook de spoordijk van de museumtramlijn is heel interessant. Die loopt vlak achter het stadion langs. Maar bij de Rijnsburgstraat ligt de ‘ebo-grens.’ Dat is een term die ik zelf heb bedacht; de egel-bosmuisgrens. Groengebonden diersoorten als de egel en de bosmuis komen niet verder dan daar. Ze stuiten op gesloten bouwblokken, vinden geen beschutting meer. Dergelijke soorten ervaren
Het Stadionplein zelf biedt weinig mogelijkheden. Ietwat weifelend schetst Melchers een plattegrondje. “Ik zou aan de rand van het plein wat bebouwing neerzetten die aansluit op het Plan Berlage en het stadion. Het belangrijkste is een fatsoenlijke wachtruimte voor buspassagiers, met wat horeca. Ondergronds kan dan een parkeergarage komen van drie verdiepingen. Een soort Transferium dat gebruik maakt van dezelfde
De nieuwe ecologie o 45
>>
Stadsecoloog Martin Melchers
Stadsecoloog Martin Melchers
Flora & Founa Amsterdam 1. Bonte specht 2. Vleermuis 3. Merel 4. Bruin zandoogje 5. Roodborst 6. Scholekster 7.Buddleja 8. Zwarte kraai 9. Meerkoet 10. Kaspische vlokreeft 11. Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft 12. Chinese wolhandkrab 13. Snoek 14. Zwartbekgrondel 15. Rivierdonderpad 16. Bosmuis 17. Ringslang 18. Kleine vuurvlinder 19. Spitsmuis 20. Konijn 21. Bunzing 22. Egel 23. Wezel 24. Vos 25. Bruin-blauwtje 26. Icarusblauwtje 27. Slipbladige Ooievaarsbek 28. Gele lis 29. Rietorchis 30. Dotter 31. Gewone pad 32. Gele plomp 33. Kleine watersalamander 34. Bruine kikker 35. Voorn 36. Snoekbaars 37. Jonge Snoek 38. Baars 39. Karper 40. Kleine groene kikker
ingang als de parkeergarage onder het stadion; die ingang is mooi onopvallend weggewerkt. Misschien kunnen zelfs de busperrons wel ondergronds, net als onder het Museumplein. Als je zo’n garage diep genoeg aanlegt en de grond erboven verbetert, kunnen 46 o De nieuwe ecologie
op het plein een paar mooie bomen komen te staan. Dan denk ik aan rode beuken, iepen, eiken, soorten die zomaar ouder dan honderd jaar worden en een flinke omvang bereiken.” Hij schetst een mooie zicht-as over het plein, van de Marathontoren naar de
Van Tuyl Van Serooskerkenweg, krabbelt in het midden wat sportveldjes, en legt zijn pen neer. “Maar het moet in de eerste plaats functioneel zijn. Het plein nodigt niet uit, dat verandert heus niet als er een plantsoentje ligt. Niemand gaat eens even lekker op het
Stadionplein zitten omdat het uitzicht op de Citroën-garages zo prachtig is.” Inkijkje
De meeste kansen ziet Melchers langs de zogeheten Sport-as naar Amstel-
veen. “Eigenlijk is dat tramlijntje een perfecte corridor, omdat mensen zo’n talud niet betreden. ’s Nachts rijden er geen trams en hebben dieren er vrij spel. Je zou tram 16 en tram 24 via dat tracé tot aan het Wagnerstadion moeten laten rijden en de tramlijn
links en rechts begeleiden met waterpartijen en groen dat dekking biedt, onder de kruisende wegen kunnen dan faunapassages komen. Zou je de corridor nog verder doortrekken langs de Hoornsloot, dan leg je zelfs een verbinding met de ringslangpopulatie >> De nieuwe ecologie o 47
Stadsecoloog Martin Melchers
in de Amstelveense Poel. Die ringslangen kunnen dan hun leefgebied tot achter het stadion uitbreiden. Zodra je mogelijkheden voor de ringslang creëert, komen oevergebonden diersoorten vanzelf mee. En in hun kielzog volgen bijvoorbeeld weer bosmuizen, wezels, bunzingen en roofvogels. Maar zo’n verbinding is zo sterk als zijn zwakste schakel. Ter hoogte van het ING-gebouw hebben ze de Spoorsloot langs de museumtramlijn gedempt, die moet dan weer een open verbinding met de Schinkel krijgen. Op de Schinkeleilanden zou je bloemrijke hooilanden kunnen laten ontstaan; schrale zandgrond waarop planten als de slipbladige ooievaarsbek groeien. Dat is een ideale biotoop
Tekenaar en illustrator Karst-Janneke Rogaar studeerde in 2000 af aan de Gerrit Rietveld Academie. In 2002 maakte Rogaar het boek Kings For Breakfast, een grote verzameling van kleine pentekeningen. In mei 2008 debuteerde Karst-Janneke Rogaar met haar eigen prentenboek Kip & mannetje Bib, uitgegeven door Uitgeverij Nieuw Amsterdam. De hier afgebeelde illustratie heeft Rogaar gebaseerd op de bekende schoolplaat ‘In sloot en plas’ van M.A. Koekkoek. Karst-Janneke Rogaar woont en werkt in Amsterdam. www.karst-janneke.com www.kipenmannetjebib.nl
Een terras met uitzicht op het onderwaterleven. Als je er een paar sterke lampen op zet, dan krijg je karpers snoeken, en voorns te zien
voor een prachtige populatie libellen en vlinders. Niet-stadse vlindersoorten als het bruin blauwtje, het icarusblauwtje of de kleine vuurvlinder haal je dan zomaar de stad binnen. Laat je dat hooggelegen zandlichaam naar het water aflopen in een kwel, dan is het niet uitgesloten dat de rietorchis daar gaat groeien. Pal achter het Olympisch Stadion.” “En wat ik een geweldig idee vind, is een terras met uitzicht op het onderwaterleven. Dat zou bij café Vak Zuid kunnen komen. Een terras dat diep ligt, onder het waterniveau, en waar de gasten door een glazen wand de gracht in kijken. Als je er een paar sterke lampen op zet, heb je best goed zicht. Dan krijg je karpers, snoeken en voorns te zien. Leg er een fietswrak neer waarop zich wat driehoeksmossels hechten en je ziet meerkoeten duiken. Op de bodem leven Chinese wolhandkrabben en Kaspische vlokreeften, het is een inkijkje in een echte Amsterdamse gracht. Als je voerplekken en schuilplaatsen creëert, kun je daar een echte attractie van maken.” o
48 o De nieuwe ecologie
Vincent Weggemans
gloop Dorpsplein, stadshart, toegangspoort Openbare ruimte kun je op verschillende manieren vullen. Daar waar geen auto’s rijden, bomen groeien of gebouwen staan, kun je de inrichting van het oppervlak tamelijk eenvoudig naar je hand zetten. Door de ruimte open te laten. Of juist door de ruimte te vullen, met kunstwerken, speeltoestellen of terrasjes. Het hangt er maar vanaf wat de functie en de betekenis is van de betreffende open plek. Wie maken er gebruik van? Een mozaiekbeeld van het paviljoenontwerp, bestaande uit de eerste 500 FlickR-foto’s die als tag ‘interactive’ hebben meegekregen. beeld: Elastik
De nieuwe ecologie o 49
:
De wereld volgens Gloop
Zijn de gebruikers van de open ruimte bewoners, forensen of bezoekers? Elke groep heeft eigen voorkeuren, wensen, verlangens. De enige manier om tot optimale invulling van zo’n ruimte te komen is iedereen inspraak te geven. Maar dat is lastig, want een ruimte kan maar één invulling krijgen. Toch? Nee. Kijk maar naar internet. Daar wemelt het van de publieke ruimtes, die voortdurend van samenstelling, invulling, karakter en betekenis veranderen. Wat vroeger op het plein plaatsvond, ziet men nu op internet: van roddels bij de dorpspomp en ontmoetingen in het voorbijgaan tot stiekeme afspraakjes in een donker hoekje. Waar onder invloed van toenemende individualisering en – soms – onveiligheid het onderlinge
Architectenbureau Elastik tekende vervolgens een interactief paviljoen, dat aan de binnenzijde ruimte biedt voor exposities, vergaderkamers en een theaterzaaltje. Het dak is een tribune, die zicht geeft op de straat voor het paviljoen – daar kunnen allerlei culturele evenementen plaatsvinden. De buitenmuren vormen een groot interactief beeldscherm, dat weergeeft wat de voorbijganger maar wil. Igor Kebel van Elastik: “Het is een fysieke vorm van de sociale netwerken die op internet zo succesvol zijn: het paviljoen faciliteert interactie tussen mens en gebouw, tussen mensen onderling en tussen internet en de echte wereld. Je kunt langslopen en via bepaalde interfaces je eigen inhoud op het gebouw weergeven, maar ook vanaf huis via
Hoe brengen we die levendige, bruisende wereld van internet in contact met de wereld van mensen van vlees en bloed?
contact op straat afneemt, bloeit het op internet als nooit tevoren. De digitale wereld is dorpsplein, stadshart en toegangspoort ineen: daar vinden we elkaar. Hoe brengen we die levendige, bruisende wereld van internet nu weer in contact met de ‘echte’ wereld, met de wereld vol mensen van vlees en bloed? 3F Factory, in 2007 opgericht door Freek Dech en Quirijn Haak, realiseert in een vijftal steden een ‘gallery for user generated and interactive media art’. Dech: “Het idee van zo’n galerie is dat bezoekers annex gebruikers invloed hebben op de kunst die er te zien is. User generated content is op internet overal: in weblogs, op fotosites – kijk ook naar het succes van YouTube. Dankzij alle communicatietechnologie geven we die interactiviteit de ruimte in onze galerie. Maar waarom niet ook erbuiten?” http://www.flickr.com/photos/25922342@N05/2565066652/ [Freek Dech]
internet het beeld bepalen.” Dech: “Het ontwerp leent zich ervoor om tijdelijk bij grote bouwlocaties te staan: de plannen en ontwikkelingen kunnen er mooi op worden weergegeven. Maar er kan meer. Wil je een mededeling achterlaten voor je buurman? Jouw vakantiefilm tonen? Beelden laten zien uit online fotoverzamelingen als FlickR? Een discussie starten over de inrichting van de openbare ruimte in jouw wijk? Alles kan. En omdat sociale netwerken zelfregulerend zijn, bepalen de mensen die het zien hoe lang een bijdrage zichtbaar blijft.” Het concept heet Gloop, een samenstelling van loop en glocal, dat weer een samenstelling is van global en local. En dat is precies wat het is: tegelijk plaatselijk en wereldwijd, online én offline, virtueel en echt. Dorpsplein, stadshart en toegangspoort. o Het lijkt me bijzonder als er belangrijke stedelijke discussies gevoerd worden via dit paviljoen en dat kan dan in zowel tekst als beeld. [Bas van Schelven] A truly unique location on the city map of Amsterdam but also very obvious anonymity of the new masterplan proposal made us designing such a contribution for the Stadionplein area. [Igor Kebel, Architect] Prachtig idee en mooi ontwerp! Punt van aandacht blijft toch altijd de content: wie maakt zinvolle/mooie/prikkelende content en hoe organiseer je een constante aanvoer? [Marije ten Brink]
Het interactieve paviljoen, ontworpen door architectenbureau Elastik. Het dak is tevens tribune, de golvende beeldwand trekt de kijker naar binnen.
50 o De nieuwe ecologie
MICHEL MOL directeur Innovatie & Nieuwe Media bij de Publieke Omroep
Poort tot de wereld “Een plein is een mooie metafoor voor internet. Het biedt natuurlijk ook talloze mogelijkheden. Het is een open ruimte, waar mensen elkaar Voorbijgangers kunnen de inhoud van een interkunnen ontmoeten. Het is een plek met moge- actief scherm bepalen, zelf kiezen welk nieuws lijkheden. Maar als je een plein ziet als een stuk belangrijk is of wat het stripfiguurtje op het bouwgrond, dan wordt opeens het oppervlak scherm zegt. Een koppeling van een community van belang. Terwijl het plein die beperking daar- als Hyves aan de mobiele telefoon kan resultevoor nog niet had. Het is van belang een open ren in een sms’je zodra iemand uit jouw Hyves blik te bewaren als je kijkt naar open ruimtes, in de buurt is. En als dat toevallig de Hyves van naar mogelijkheden. Met die blik kijk ik graag de Lama’s is, dan willen jullie misschien samen naar de rol die media en interactiviteit zouden naar wat fragmenten kijken. Kan de Publieke kunnen spelen op het Stadionplein. Dat is een Omroep daarvoor archiefmateriaal beschikbaar interessante vraag, want op dit moment worden stellen? Allerlei kruisverbanden zijn mogelijk, in de media allerlei traditionele grenzen door- de Publieke Omroep heeft namelijk ook als broken. Bij de Publieke Omroep, bijvoorbeeld, taak om nieuwe mediakanalen te ontwikkelen. verdwijnen de schotten tussen de verschillende Locatiegebonden diensten verbinden met complatforms. Televisie, radio en internet zijn altijd munity’s, bijvoorbeeld. We hebben plannen om als aparte mediaplatforms interactieve schermen bij behandeld; elk had zijn Steeds meer mensen hebben popfestivals als Lowlands eigen voor- en nadelen. hun mobieltje 24 uur per dag of Pinkpop te plaatsen. Televisie bereikt de mees- binnen handbereik Het Stadionplein is ook te mensen, maar is duur. een prachtige locatie voor Internet is goedkoper, maar had een kleiner zo’n scherm. Nu het verschil tussen online en offpubliek en radio was als enige medium mobiel, line aan het wegvallen is, zijn de mogelijkheden dat wil zeggen: ook buitenshuis en onderweg te om via techniek mensen tot elkaar te brengen beluisteren. Dankzij de nieuwe mogelijkheden eindeloos. Een scherm met direct contact met van mobiele verbindingen beperken televisie of New York? Technisch is het geen probleem en internet zich niet meer tot huis of kantoor. Dat dankzij internet ook niet meer zo duur. Zo wordt ook die media naar buiten gaan is een funda- een interactief scherm op het Stadionplein niet mentele beweging, die sterk wordt onderschat. alleen een poort tot de buurt of de stad, maar Er zijn nog wel belemmeringen, zoals snelheid een poort tot de wereld.” van verbindingen, maar die zijn tijdelijk van aard. Dit sluit wel erg goed aan bij het project Gloop!Interactiviteit is straks bijna overal. Zou je er dan Steeds meer mensen hebben hun mobieltje 24 op een gegeven moment ook genoeg van krijgen? [Bas uur per dag binnen handbereik, de mobiele mevan Schelven] diaconsumptie neemt nog altijd toe. Publieke Jazeker. Daarom is het goed om het te beperken tot een paviljoen. [Sander Mirck] beeldschermen hangen in trams, in banken, in restaurants, met daarop een mix van reclames Komt er nog een wat objectiever en breder nawoord? en nieuws. Waarom geen echte programma’s? Deze beide heren prediken logischerwijs voor eigen kerk. [Sander Mirck] De Publieke Omroep, die als missie heeft het Overigens onstaat hier het interessante raakvlak maatschappelijk debat te voeden, wil daar graag tussen typisch Amsterdams en de globalisatie. Het oude Amsterdam dreigt een unesco museum aan meedoen, maar er kleven wel bezwaren aan. te worden; hoe kan het nieuwe Amsterdam eruit Als BNN op een scherm in McDonald’s een prozien? [Sander Mirck] gramma aanbiedt, werkt het dan mee aan de Ik sluit me aan bij Sander Mirck, waarom juist de visie van deze twee heren over het winst van McDonald’s? En als wij content voor plein? Ik neem aan dat er al wel degelijk beeldschermen in banken leveren, mogen we gewerkt is aan een visie voor het plein, dan alles vertellen? Dus ook nieuws dat slecht is de plannen zijn immers in ontwikkeling, en zonder visie kunnen er geen plannen voor die bank? Ook is er de kwestie van bescherontwikkeld worden. Wat was de visie voor ming van het publiek, met name minderjarigen. het op de schop gaan van het plein? Wie zijn stakeholders? Wie hebben de macht? Een beeldscherm thuis kun je uitzetten, op straat Wie beslissen er over het plein? En wie kan dat niet. De openbare ruimte biedt een nieugaan er wonen, werken en leven? En we context voor uitzendingen, maar het feit dat krijgen zij een stem? [beitske bouwman] media op straat geconsumeerd kunnen worden heeft invloed op de inhoud van het aanbod. ‘Ook is er de kwestie van bescherming van het publiek, met name minderjarigen.’ Niet alleen het beschermen is belangrijk, maar meer nog het activeren van kinderen om meer buiten te spelen. Zie ‘Speelse ontwerpen’ door Jane Szita. Misschien een interessanter uitgangspunt?! [Marije ten Brink]
De nieuwe ecologie o 51
The Experimental Playground, Daubeney Primary School, London. Ontwerp: Hattie Coppard, Snug & Outdoor, 2003 foto: Michael Franke
delen, leren en verbinden
het nieuwe spelen 52 o
Spelen is een noodzakelijke voorwaarde voor het voortbrengen van cultuur. Om als mens volledig te kunnen zijn, moet het vermogen om culturele ervaringen te begrijpen zich kunnen ontwikkelen. Het spel vervult daarin een wezenlijke rol, omdat het bijdraagt aan het leren omgaan met complexe sociale relaties. Het motto van de moderne Olympische Spelen, in 1896 ingevoerd door de Fransman Pierre de Coubertin, is dat meedoen belangrijker is dan winnen. Dit is ook nu nog actueel: we willen graag antwoorden vinden op lastige vraagstukken in de samenleving en dat vraagt om actief meedoen en samenwerken. Er is behoefte aan nieuwe verbindingen tussen mensen en organisaties, maar ook aan eerzucht, rechtvaardigheid en moed. Ze zijn een voorwaarde voor innovatie op sociaal, cultureel en economisch gebied. Het stukje Amsterdam met in het hart het Olympisch Stadion is de plek om vorm te geven aan dit ‘nieuwe spelen’.
o 53
Kinderspeelplaatsen
Van dit onderzoek wordt melding gemaakt in Ground-Up City; Play as a design tool, een boek van architectuurtheoretica Liane Lefaivre en architect Henk Döll, die een hartstochtelijk pleidooi houden om het spelen naar het niveau te tillen van design en stadscultuur: “De speelplaats heeft een bijzondere functie in de openbare ruimte. Spelen brengt mensen samen.”
Centrale publieke ruimtes
Speeltuig van gebruikte autobanden door 2012 Architecten, Rotterdam
Jane Szita
De plek van kinderspeelplaatsen in stedelijke architectuur
De Stad als Speelplaats Honderd jaar geleden besloeg het speelveld van een kind zijn of haar totale stad of dorp. In de jaren vijftig was dat geslonken tot de achtertuin en tegenwoordig is het speelveld beperkt tot een computerscherm. Het resultaat? Van de Nederlandse kinderen is zo’n 17 procent te zwaar, in armere buurten zelfs 30 procent. Volgens onderzoek door TNO komt dat niet, zoals we vaak denken, door de onweerstaanbare aantrekkingskracht van computerspelletjes, maar simpelweg omdat kinderen te weinig mogelijkheden hebben om buiten te spelen. 54 o Het nieuwe spelen
Het uitgangspunt van het boek is dat speelplaatsen bijna nooit worden gezien in termen van architectonisch ontwerp. Ze liggen vaak in niet-populaire delen van de stad, geïsoleerd van de stedelijke structuur en aan hun ontwerp ligt vooral veiligheid ten grondslag. Moderne speelplaatsen zijn vaak wat armoedige, onbetekenende plekken, terwijl Lefaivre en Döll ze graag als centrale publieke ruimtes zouden zien. Er zijn ook maar weinig architecten die zich hebben beziggehouden met de kinderwereld, met uitzondering van Aldo van Eyck. In naoorlogs Amsterdam bouwde hij een opmerkelijke serie van meer dan 700 speelplaatsen, waarvan 90 min of meer in hun oorspronkelijke staat zijn gebleven. Zijn werk vormde de inspiratie voor dit boek, aldus Lefaivre: “Ik had het idee dat de sleutel tot het verbeteren van de communicatie in stadswijken lag in het revitaliseren van dit historische voorbeeld.” Lefaivre is professor aan de Universiteit van Toegepaste Kunsten in Wenen en onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft. Zoals je mag verwachten van een theoreticus
en van een praktiserend architect, is Ground-Up City een mengeling van geschiedenis en theorie, met praktische toepassingen. Lefaivre behandelt een keur aan projecten in binnenstad en buitenwijk die speelsheid uitstralen, zoals het beroemde Unité d’Habitation-flatgebouw van Le Corbusier in Marseille, met op het dak een complete speeltuin. 50 speelplaatsen per jaar
In zijn boek The embarrassment of riches noemt de Britse historicus Simon Schama de afbeelding van ‘kinderspelen’ in stedelijke omgevingen uniek voor de Nederlandse schilderkunst uit de Gouden Eeuw. De alomtegenwoordigheid van kinderen in andere Nederlandse kunstvormen onderstreept dit. Deze “eigenaardige preoccupatie met kinderen en
hun spel”, zoals Schama het betitelt, diende een heel praktisch nut: het inprenten van republikeinse waarden als vrijheid, gelijkheid en gemeenschapszin bij kinderen, al vanaf jonge leeftijd. Zo blijkt dat de speelplaatsen van Aldo van Eyck in een Nederlandse traditie staan die al zo’n 500 jaar oud is. In Ground-up City staat een illustratie van een zestiendeeeuws schilderij van Pieter Breughel, waarop een houten speelwerktuig is afgebeeld dat je ook op moderne speelplaatsen aantreft, inclusief die van Van Eyck. De Nederlanders hebben de speelplaats uitgevonden, zo lijkt het. Toch waren er in 1947 in Amsterdam slechts 30 speelplaatsen. In 1968 waren er 1000. Wat voor opmerkelijks is er in die tussenliggende 20 jaar gebeurd? Hoe kan het dat er per jaar zo’n 50 speelplaatsen bijkwa>>
Pieter Breughel de Oudere, Kinderspelen, 1560 Detail met toestemming van het Kunsthistorisches Museum, Wenen
2012 Architecten maakt samen met Rotterdamse jongeren speeltuig
Het nieuwe spelen o 55
Kinderspeelplaatsen
Kinderspeelplaatsen
men? Volgens Lefaivre is een van de belangrijkste oorzaken de naoorlogse golf van child empowerment, die onder andere resulteerde in de VN-declaratie van de Rechten van het Kind en het opvoedkundige boek van Dr. Spock. In de stedelijke theorie kwam ‘de gemeenschap’ centaal te staan, evenals voor een nieuwe generatie architecten als Aldo van Eyck. De Amsterdamse speelplaatsen tonen het nieuwe belang van kinderen en gemeenschap in de naoorlogse gedachtegang. Wat ze echter uniek maakt, stelt Lefaivre, is dat ze “deel uitmaakten van een geïntegreerde stedelijke planologie. Ze vormden een polycentrisch net van openbare ruimten, waaromheen een gemeenschap ontstond, leidend tot microstedelijke dorpen. Ze verstoorden de stedelijke textuur om hen heen niet, integendeel: ze kregen de overgebleven plekken toegewezen, de lege tussenruimtes.” PIP-principe
De speelplaatsen drongen zo binnen in het weefsel van de stad, en, misschien nog wel essentiëler, ze konden niet meer voldoen aan de vraag. De stadsarchieven bevatten meer dan 190 brieven van Amsterdamse inwoners die om een speeltuin verzoeken. Officiële documenten laten zien dat ambtenaren even toegewijd waren aan de zaak als de burger. Met name architect en stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren en zijn opvolgster Jakoba Mulder speelden als hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst der Publieke Werken in Amsterdam hierin sleutelrollen. Lefaivre: “Een vorm van steun die ongekend was.” Uit deze unieke omstandigheden in naoorlogs Amsterdam leidt Lefaivre het PIP-principe af: Participatie, Interstitieel en Polycentraal. Speelplaatsen zouden participerend moeten zijn: “niet van bovenaf opgelegd door een stadsbestuur, maar deel van een door mensen gestuurd participatieproces.” Ze zouden tevens moeten op-
56 o Het nieuwe spelen
met kinderen, bestaande uit gesprekken en buurttochten met camera’s. “Om erachter te komen hoe hun speelcultuur eruit ziet.” De stadskinderen uit Oude Westen blijken voorspelbaar streetwise te zijn en “extreem creatief in het vinden van dingen om mee te spelen, in elk portiek en op iedere straathoek.” Vanwege het lagere aantal kinderen in Hoogvliet is spelen daar een minder spontane activiteit; vanwege de ruimtelijkheid van de wijk moeten kinderen afspraken met elkaar maken of hun ouders vragen om ze naar speelplekken te brengen. Door het PIP-principe toe te passen creëerde Döll een driedimensionaal netwerk voor Oude Westen, bestaande uit een eerste ‘tussenruimte-laag’ van speelplekken die op een natuurlijke manier ontstaan op kleine, lege plaatsen. Daarnaast is er een ‘themalaag’: een netwerk van verschillende plekken waarbij de thema’s geselecteerd zijn op basis van de interesses van
Dijkstraat (tussen nrs 6 en 12) Speelplaats ontwerp van Aldo van Eyck, 1954 Stadsarchief Amsterdam
gaan in de ruimte om hen heen, dus niet geplaatst op een stuk grond dat daar speciaal voor is bestemd, maar in openingen, in tussengelegen ruimtes in de stad. Tot slot zouden ze polycentrisch moeten zijn; geen geïsoleerde individuele eenheden, maar “deel van een uitgebreid polycentrisch netwerk van speelplaatsen.” Vanzelfsprekend proberen Lefaivre en Döll dit PIP-principe op basis van de Amsterdamse speelplaatsen, waarschijnlijk het meest succesvolle stedelijk-planologische instrument van de twintigste eeuw, toe te passen in de praktijk. Ze kiezen daarvoor Rotterdam, een stad die in zijn naoorlogse planologie niet zo fortuinlijk was als Amsterdam. In Rotterdam legden stadsontwikkelaars de prioriteit in het gebruik van de openbare ruimte bij de auto: niet toevallig is Rotter-
kinderen: van ‘wasstraat’ tot ‘bling’. Overkoepelend is er een laag die al deze plekken met elkaar verbindt, via kleine, verkeersvrije wandelpaadjes. Sociale structuur
In Hoogvliet wordt PIP anders ingezet. De thema’s, dit keer ontleend aan karakteristieke elementen in het landschap, vormen de bodemlaag, de ‘tussenruimteplekken’ vormen de middenlaag en beide worden weer met elkaar verbonden door de toplaag. Hier is het doel niet om het “ruimtelijke gevoel opnieuw leven in te blazen”, zoals in Oude Westen, maar om de “monotone ruimte terug te brengen tot een schaal die harmoniseert met de sociale structuur.” Dit is uiteraard een probleem dat Aldo van Eyck nooit heeft gekend; hoe het PIP-principe zich laat vertalen in uitgestrekte, op autovervoer gebaseerde buitenwijken staat nog te bezien. Theoretisch ziet het er veelbelovend uit,
maar of deze studies ook in praktijk zullen worden gebracht is onzeker. Lefaivre: “We hebben ondervonden dat de huidige Nederlandse politiek niet zo dynamisch en snel is als vijftig jaar geleden.” Het lijkt erop dat de eerste realisatie van een PIP-ontwerp zal plaatsvinden in de Villa Tranquilla-buurt in Buenos Aires. Maar gelukkig weet een stad zelfs zonder goed ontworpen speelplaatsen toch geschikte publieke plekken te vinden waar gespeeld kan worden, van geveltuinen en geïmproviseerde verhogingen tot trottoirs met krijttekeningen en andere welwillende gebaren. “Want speelruimte”, zo stellen Döll en Lefaivre, “is iets voor alle leeftijden, in elke plaats.” o
at een leuk en interessant artikel! En voor het Stadionplein, W dat zo sterk thematisch geladen is, biedt dat enorm veel mogelijkheden om speelplekken te ontwerpen voor kinderen. En voor iedere leeftijd eigenlijk. [Marije ten Brink] Ground-up City, Play as a Design Tool Liane Lefaivre en Döll, 010 Publishers, Rotterdam 2007 ISBN 978 90 6450 602 4
dam nu de minst kindvriendelijke stad van Nederland. Het is tevens een van de meest multiculturele steden, met 40% immigranten. Tussenruimte
De twee Rotterdamse locaties die voor de case-study werden geselecteerd hebben verschillende kenmerken: Oude Westen is een negentiende-eeuwse binnenstadswijk, flink bebouwd en druk, terwijl Hoogvliet een uitgestrekte buitenwijk is, daterend van halverwege de twintigste eeuw, met veel groene ruimte eromheen. Beide wijken zijn relatief arm en worden tot op zekere hoogte gerenoveerd. Met de PIP-methode in het achterhoofd vroegen de schrijvers lokale instellingen om hulp bij het organiseren van participerende sessies
The Experimental Playground, Daubeney Primary School, London Ontwerp: Hattie Coppard, Snug & Outdoor, 2003
Het nieuwe spelen o 57
Urban Fashion
Come out And Play Linkerpagina – links: Capuchon: Daryl van Wouw Legging: American Apparel Schoenen: Nike
– rechts: T-shirt: American Apparel Broek: LEW Schoenen: Nike
Boven Overall: Thelin Schoenen: Reebok
Het nieuwe spelen o 59
De eigentijdse combinaties met streetwear-invloeden zijn afkomstig van Amsterdams modetalent en geselecteerd door Brigitte Hendrix en Jolanda van de Broek van ... and beyond. “De publieke ruimte gebruiken als speelveld, dat is het uitgangspunt van deze modeproductie. De modellen hebben een achtergrond in acrobatiek en parkour, een discipline
60 o Het nieuwe spelen
waarbij je jezelf in staat stelt vrij te bewegen door je omgeving. Een tracer, iemand die de discipline parkour beoefent, kan in elke situatie snel wegkomen of zo snel mogelijk een bepaald punt bereiken. Met deze tracers hebben wij het gebied rond het Olympisch Stadion doorlopen en hun gebruik van deze specifieke ruimte vastgelegd in beeld. De kleding accentueert
deze vrije manier van voortbewegen.” Brigitte en Jolanda zijn echt HOTSHOTS in de Amsterdam fashion scene! [Luna] Schitterende foto’s en mode, maar de link naar “de nieuwe ecologie” is niet echt duidelijk. [Sander Mirck] Prachtige foto’s maar hoe passen deze in de context van het nieuwe plein? Welke beweging zetten zij in gang? [beitske bouwman]
Linkerpagina Bril: Stylist Own Sweater: LEW Legging: American Apparel Schoenen: Nike
Boven Top: American Apparel Ketting: Daryl van Wouw
Het nieuwe spelen o 61
Productie: …and beyond, assistent: Marlies Meijlink Fotografie: Duy Quoc Vo, assistent: Ankie vd Wetering Styling: Thomas Vermeer Haar: Tommy Hagen (Angelique Hoorn) Visagie: Yvonne Nusdorfer (Angelique Hoorn) Modellen: Michelle @ Sps Model Management, Philip van Ees & Brian van de Vooren, Vicky Derks 62 o Het nieuwe spelen
Boven Top: Niki Mens Panty: American Apparel Schoenen: Nike
Rechterpagina – Boven Bril: Stylist own Sweater: LEW Legging: American Apparel Schoenen: Nike
– Links Top: Niki Mens Broek: LEW
– Rechts Bril: Stylist Own Trui: Corné Gabriëls Panty: American Apparel Schoenen: Nike
Het nieuwe spelen o 63
Olympisch vuur 2028
Lucas Verweij
Een koninklijke uitdaging Toen kroonprins Willem Alexander terugkwam van de Olympische Spelen 2004 in Athene merkte hij subtiel op dat de bevolking van Griekenland kleiner is dan die van Nederland: 10 miljoen Grieken tegenover 16 miljoen Nederlanders. Ook zei hij dat het organisatorisch potentieel in ons land niet onderdoet voor dat van Griekenland. Op een subtiele manier heropende de prins daarmee de discussie over een mogelijke Nederlandse kandidatuur voor de Olympische Spelen. Een goed idee?
Ontwerp logo NL28 door Thonik, 2008
The Dish Games beeld: Lukas Narutis
Het samenwerkingsverband tussen burgemeesters van de vier grote steden (G4) besloot tot een onderzoek voor een Nederlandse bid. Ze spraken daarbij nadrukkelijk af om voorlopig géén stad te noemen. De inzet is om de Randstad als geheel te beschouwen en te onderzoeken wat er voor nodig is om er Olympische Spelen te organiseren. Bij het onderzoek werd de sportkoepel NOC/NSF betrokken, die beleidsadviseur strategie en beleid Herbert Wolff naar voren schoof. De vier grote steden steunen dit onderzoek, mede doordat het Europees voetbalkampioenschap van 2000 zo’n groot succes was. De
Steden realiseren steeds vaker onderdelen van het bidbook al vooraf, om daadkracht en geloof in eigen kansen te tonen.
aanvankelijke scepsis – was Nederland niet te klein voor de organisatie van zulke grote sportevenementen? – maakte al snel plaats voor bravoure: “We hadden het gemakkelijk
64 o Het nieuwe spelen
zonder de Belgen gekund” riep men achteraf. Het succesvol verlopen EK zorgde in ieder geval voor het nodige zelfvertrouwen en sindsdien heeft Nederland ook de organisatie van het wereldkampioenschap voor voetbalteams onder de 21 op zich genomen. Er zijn dan ook volop ambities: Nederland lonkt steeds opzichtiger naar het WK voetbal van 2018 burgemeester Opstelten van Rotterdam riep zelfs in het openbaar dat de finale in zijn stad moet plaatsvinden. Wat onderzoekt Wolff precies? Is er iets bekend over hoe hij het aanpakt en wanneer er resultaten zijn? Ben benieuwd hoe de gemeenten worden betrokken. [Adriaan Snoek]
Tweede kans
Voor de organisatie van de Olympische Spelen mikt Nederland nu op 2028. De geschiedenis leert dat steden vaak pas bij hun tweede bid winnen. Iedereen herinnert zich dat Athene graag het eeuwfeest van de moderne Spelen had gekregen (1996), maar het IOC koos toen voor
Atlanta. Commercie – Atlanta is de thuishaven van sponsor Coca-Cola – zegeviert over traditie, was daarop de begrijpelijke kritiek. Ook Peking, Montreal en Los Angeles werden pas toegewezen bij hun tweede bid. Voor Nederland is 2028 goed te realiseren en, een aardig detail, precies een eeuw na de laatste en vooralsnog enige Nederlandse Spelen in Amsterdam (1928). De openingszin van het bidbook is een inkopper. Hoe kansrijk is een Nederlandse kandidatuur voor 2028? Recente ontwikkelingen wijzen de kant op van noordelijk gelegen, middelgrote steden met een mild klimaat. Metropolen zullen minder snel worden gekozen vanwege de veiligheid en de moeilijkheid alles te regisseren en controleren. Een middelgrote stad als Kopenhagen valt nu eenmaal beter te beveiligen dan Rio de Janeiro. Dan het klimaat. De Spelen duren twee weken en worden gehouden aan het eind van de zomer op het noorde-
lijk halfrond. Als het heel warm wordt, dan zullen de sportprestaties minder zijn. Peking is daar een schoolvoorbeeld van: daar zullen niet veel records zullen sneuvelen, ook omdat er te veel smog is. Het temperatuurprobleem is inmiddels officieel door het IOC aan de orde gesteld; het klimaat van de steden gaat zwaarder wegen in de uitverkiezing. Leve ons zeeklimaat! Internationale stedenstrijd
De stedenstrijd heeft inmiddels ongekende proporties aangenomen, aangezwengeld door voormalig voorzitter Samaranch. Steden realiseren steeds vaker onderdelen van het bidbook al vooraf, om daadkracht en geloof in eigen kansen te tonen. Manchester, bijvoorbeeld, heeft in de aanloop naar de gewenste Spelen die niet kwamen allerlei stadions gerenoveerd, het openbaar vervoer verbeterd en het sportklimaat in de stad aangepakt. Hoewel de olympische toewij>> Het nieuwe spelen o 65
Olympisch vuur 2028
zing uitbleef, is men enthousiast over wat de ‘race’ hen heeft opgeleverd: it was a race worth losing. Mede door al die inspanningen heeft Manchester nu veel meer sportevenementen in de stad, zoals de laatste Uefa-Cupfinale (Zenith Sint Petersburg – Glasgow Rangers) en de Commonwealth Games. Rotterdam of Amsterdam?
Of nu Rotterdam of Amsterdam zich gaat kandideren, de gebruiksruimte van de Spelen zal de hele Randstad bestrijken. We gaan zeilen op het IJsselmeer, roeien op de Bosbaan en zwemmen in Eindhoven. Hoewel altijd de suggestie wordt gewekt dat de Spelen zich in één stad afspelen, is dat slechts een pr-werkelijkheid. Deze keer kwamen Anky van Grunsven en haar collega-ruiters China niet eens binnen, omdat de onderdelen van paardensport in Hongkong werden afgewikkeld. Hoewel sporters het liefst compacte Spelen hebben, krijgen ze die meestal niet. Het is niet ongebruikelijk dat verschillende sportaccommodaties zo’n 100 kilometer van elkaar liggen. Daarom is het zo belangrijk dat de verbindingen goed zijn, dan kunnen verplaatsingen soepel en vlot verlopen. Er gaan ook stemmen op om de Randstad als één stad te kandideren. Een probleem daarbij is dat geen enkele stadsmarketeer daar baat bij heeft. De Randstad is geen product. Misschien is dat wel jammer, omdat dit evenement een ideaal vehikel zou zijn om de Randstad op de agenda te zetten als bestuurlijke eenheid en het meteen als samenhangend stedelijk veld internationaal te promoten. Hoe sluiten visies op regionale ontwikkeling, zoals de actuele visie op het ontwikkelen van de regio Amsterdam/ Almere/ Lelystad, hier op aan? Wordt het begripRandstad hiermee opgerekt of is het over een alternatief voor de Randstad? [Constantia]
uiteindelijk naar Barcelona gingen, heeft Amsterdam een flinke kater overgehouden, het ‘Saar Boerlagetrauma’. Boerlage was een activiste die fel tegen de Spelen was en haar verzet zeer effectief organiseerde. Amsterdam sloeg een modderfiguur en maakte bij de verkiezingen geen schijn van kans. Amsterdammers zagen de Spelen in hun stad niet zitten en de jury voelde dat. Achteraf had de hoofdstad zich – net als Rotterdam – veel eerder uit de strijd moeten terugtrekken. Die inschattingsfout van het lokale bestuur galmde nog lang na: twintig jaar lang durfde niemand de term Olympische Spelen in de mond te nemen. Om een grootschalig evenement te organiseren is in Rot-
baan te zien met 20.000 vergelende stoeltjes, terwijl op dezelfde baan nog geen twintig jaar geleden Boris Becker en Michael Stich de olympische dubbelfinale stonden te tennissen. De kwantitatieve eisen aan de capaciteit van olympische stadions zijn zo hoog, dat er na afloop van de Spelen per definitie te grote stadions resteren. In Eindhoven is de zwemsport populair, maar zelfs daar durfde men het niet aan om de Tongelreep op olympische maat te brengen. Een van de weinige hergebruiksuccessen is het zwemstadion van Atlanta (1996). Het nadrukkelijk demontabel ontworpen stadion is na de zomer van 1996 opgepakt en verhuisd naar Florida, waar het nog steeds dienst doet. Het zwemstadion
OF NU ROTTERDAM OF AMSTERDAM ZICH GAAT KANDIDEREN, DE GEBRUIKSRUIMTE VAN DE SPELEN ZAL DE HELE RANDSTAD BESTRIJKEN.
terdam, met de festivalcultuur van die stad en de wil van de bevolking om internationaal gezien te worden, in ieder geval wel een goede voedingsbodem aanwezig. Maar dan moet er nog veel gebeuren. Zo zal de oude Kuip, het Feyenoordstadion, binnen tien jaar moeten worden vervangen. Moet het nieuwe stadion vast aan de olympische eisen voldoen met minimaal 100.000 stoelen? Verder kampt Rotterdam met een tekort aan vijfsterren hotelcapaciteit, waar het in Amsterdam vooral de ruimte is die ontbreekt. Het kan bijna niet anders of Amsterdam zal het olympische programma samen met Almere moeten ontwikkelen. Zo worden de Spelen aanjager en voertuig tegelijk voor dé grote planningsopgave van de hoofdstad: het verbinden van Amsterdam met het perifere, suburbane en ietwat saaie Almere.
van Peking zal een winkelcentrum gaan herbergen en het ijshockeystadion van Turijn (Winterspelen 2006) is dermate flexibel ontworpen dat het nu voor allerlei evenementen dienst doet. De opgave voor een herbruikbaar stadion is dan ook actueler dan ooit. Op de Academie van Bouwkunst en het Berlage Instituut heeft een groep studenten zich er, onder leiding van Winy Maas van het Rotterdamse architectenbureau MVRDV, mee beziggehouden. Er is gestudeerd op allerlei varianten, zowel in soorten stadions (een drive-in stadion!) als in organisatiemogelijkheden voor de Spelen zelf. Misschien vinden de Spelen van 2028 wel voor de kust plaats, op de Noordzee. Want daar heeft ook een klein landje als Nederland nog alle ruimte. o Waarom zouden we de Olympische Spelen moeten willen, welke kwaliteiten zou het de samenleving kunnen bieden? Hoe kunnen de Spelen betekenis krijgen voor een toekomstig vitale samenleving? [Constantia]
Hans Lubberding directeur Olympisch Stadion
Het gebeurt op straat
“In Nederland beseffen we niet hoe bijzonder “De Marathontoren is een echt landmark, ook het gebied rond het Olympisch Stadion is. De het Marathongebouw daar vlak achter – de Olympische Spelen werden altijd in bestaande pleinkant van het stadion zogezegd – moet meer stadions gehouden, maar ons Olympisch Sta- een publieke uitstraling krijgen, zodat het aandion is speciaal gebouwd voor de Spelen van sluit bij het plein. Met horeca is dat goed moge1928. Sterker nog, de hele wijk eromheen staat lijk. Of met een museum, zoals de Olympic Exin het teken van de Olympische Spelen, kijk maar perience die we er nu hebben geopend. Ik zie naar de straatnamen: Stadionkade, Discusstraat, eenzelfde bestemming voor de CitroëngebouAchillesstraat. De Spelen van ’28 waren bijzon- wen; mediastudio’s, een grand café en restauder: de olympische vlam werd hier voor het eerst rant, misschien een eigentijds sportmuseum. ontstoken, hier mochten vrouwen voor het eerst En met hoogwaardige winkels van A-merken als meedoen aan atletiek, Coca-Cola beleefde hier Apple, Nike, Adidas, Puma, waarmee meteen zijn Europese introductie en het universele par- de link tussen sport, cultuur en lifestyle is gekeerbord werd voor deze legd. Het plein zelf wisselt Spelen uitgevonden. De En dan te bedenken dat het intimiteit af met allure en Olympische Spelen hebben biedt plaats aan kleinschastadion tien jaar geleden maatschappelijke, econolige publieksevenementen, bijna was gesloopt! mische en politieke betekezodat je het Verona-gevoel nis gehad voor Amsterdam. De allure daarvan krijgt: een mooi en klassiek plein dat bruist van reikt verder dan sport alleen, je vindt het terug het leven. De Ramblas, ook een mooi voorbeeld. in cultuur, vormgeving, architectuur, onderwijs, Woonvriendelijk, werkvriendelijk, gastvrij. Menwetenschap én ondernemerschap. Dat zie je in sen maken de omgeving en we zien nu te weinig deze omgeving, dat zie je in heel Amsterdam. En mensen op het plein. Gasten uit het buitenland dan te bedenken dat het stadion tien jaar gele- realiseren zich vaak beter dan Amsterdammers den bijna was gesloopt! Gelukkig is dat gevaar hoe bijzonder dit gebied is. Het zou moeten geweken en heeft er een echte opleving plaatsge- léven, want het is uniek in de wereld. Daarom vonden, het stadion, en daarmee de olympische moeten we de mensen uit hun huizen en auto’s gedachte, is bijna weer een hype. Daar hoort halen. Als je hen terug hebt, dan heb je het leven een imponerend plein bij, met een combinatie weer terug. Want Amsterdam is net als elke anvan functies en activiteiten: sport, cultuur, kunst, dere stad: het gebeurt op straat.” mode, uitgaan, presentaties, nieuwe media, aandacht voor kinderen. Dat kan hier prachtig, maar daarvoor moeten het Stadionplein en het stadionterrein op elkaar worden afgestemd.”
et Verona gevoel is mooi omschreven; haal mensen uit hun H huizen en verbindt op straat. Geldt ook voor verbinding plein en stadionterrein, want m.n. stadionterrein lijkt veel op een expat compound. Betrek bedrijven in en rondom stadionbuurt hierbij; verbindt op gezamenlijke projecten [Jan van Tiel]
Witte olifanten Saar Boerlage-trauma
Amsterdam spreekt internationaal meer aan dan Rotterdam, maar het draagvlak voor grootschalige evenementen is bij de hoofdstedelijke bevolking niet groot. Aan de kandidaatstelling voor de Spelen van 1992, die
66 o Het nieuwe spelen
Hoewel steeds wordt getracht om de stadions na de Spelen te hergebruiken, staan veel van deze mooie en vaak grote bouwwerken nadien leeg. Die ‘witte olifanten’ blijken een moeilijk uitroeibare soort. Het blijft raar om twee senioren op een tennis-
Het nieuwe spelen
o 67
PUZZEL On Winning and Losing van Uta Eisenreich Samen met kinderen van de British School Amsterdam verzamelde Uta Eisenreich vocabulaire rond de olympische gedachte. Kun je het raden? Vul de ontbrekende vakken in. En als het niet wil lukken, je weet: Dabeisein ist alles!
Afbeelding 1
2
Q
5
U
R H
6
C
I
4
F
N
1
G
3
E
L Afbeelding 2
3
M
1 5 6
A D
R H
O
Afbeelding 1 On Winning and Losing 2008, Uta Eisenreich
G
4
A
2
S
D Afbeelding 3
3
E
6
T
7
E G
A
4
A R
5 2
E
L P
1
N M
T
H P T De oplossing is te vinden op pagina 2
68 o Het nieuwe spelen
“Samen met de kinderen van een vijfde klas van de British School of Amsterdam heb ik een vocabulaire verzameld dat specifiek is voor de buurt – niet moeilijk in een stadsdeel waar gebouwcomplexen ‘Winnaar’, ‘Koploper’ of ‘Vaandeldrager’ heten. Het vocabulaire tast het spanningsveld tussen ‘winnen’, ‘erbij zijn’ en ‘verliezen’ af, die begrippen hebben de kinderen uitgebeeld in een rebus.” DANK J. Watts en haar klas Sander Tiedema
Het nieuwe spelen o 69
Afbeelding 2 On Winning and Losing 2008, Uta Eisenreich
70 o Het nieuwe spelen
Afbeelding 3 On Winning and Losing 2008, Uta Eisenreich
Het nieuwe spelen o 71
Sporters in de stad
Flip van Doorn
st ad
Roeier Gerritjan Eggenkamp is de mentor van atlete Loreanne Kuhurima in de eerste jaren van haar veelbelovende sportcarrière. Beiden zijn het erover eens dat de sport een zichtbare rol moet gaan vervullen op het nieuwe Stadionplein. “Misschien helpt dat om de Spelen ooit weer hierheen te halen.”
t r o
de in s er
p S
SPORTTOP
Sporttop is een initiatief van exschaatser Jochem Uytdehaage. Ervaren topsporters begeleiden jonge talenten van tussen de veertien en achttien jaar, beantwoorden hun vragen en geven adviezen. Elke jonge sporter die deelneemt, krijgt een mentor. De mentoren hebben zelf op het hoogste niveau gepresteerd, zijn soms zelf nog actief, en weten waar talenten mee te maken kunnen krijgen. Meer informatie, inclusief de biografieën van deelnemende sporters, staat op www.sporttop.nl.
Gerritjan Eggenkamp en Loreanne Kuhurima in het Olympisch Stadion in Amsterdam foto: Joris van Egmond
72 o Het nieuwe spelen
Weinig sportclubs hebben zo’n benijdenswaardige thuisbasis als de Amsterdamse atletiekvereniging Phanos. De leden trainen in het Olympisch Stadion, hun kantine ligt verstopt in de catacomben van de monumentale sporttempel. Vertrouwd terrein voor atlete Loreanne Kuhurima. Ze is een van de aanstormende talenten op de sprintnummers, zestien jaar jong, en woont in Amsterdam-Osdorp. Haar sportieve mentor Gerritjan Eggenkamp heeft een iets minder hechte band met het stadion. Hij trainde op de nabijgelegen Bosbaan en vierde zijn triomfen op het water, met als hoogtepunt een zilveren medaille met de Holland Acht op de Olympische Spelen van 2004 in Athene. Als eerste Nederlandse deelnemer ooit roeide hij bovendien de klassieke Boat Race tussen de universiteiten van Oxford en Cambridge, die hij met zijn team van Oxford wist te winnen. Ervaring
Een hardloopster van 16 en een voormalige toproeier van 32, samen vormen ze een van de koppels van Sporttop. ‘Big G’ Eggenkamp begeleidt Kuhurima in de eerste jaren van haar sportcarrière. “De eerste keer dat ik naar de Olympische Spelen ging, was ik in die andere sporters niet geïnteresseerd,” herinnert Eggenkamp zich. “Ik vond iedereen maar dik. Van atletiek wist ik niet veel meer dan wat ik op televisie zag.” Toch zijn er veel dingen waar alle sporters mee te maken krijgen, onafhankelijk van de tak van sport die ze beoefenen. Sporttop brengt daarom bewust sporters uit verschillende disciplines bij elkaar. Omgaan met druk, met tegenslagen of met de pers, het voorkomen van blessures; Eggenkamp kent het klappen van de zweep en kan Kuhurima laten profiteren van zijn ervaring. “Loreanne kan bij mij terecht, al heeft ze op dit moment nog weinig concrete vragen. Die komen vanzelf, waarschijnlijk op momenten dat ze voor het eerst met tegenslag in aanraking komt. In het begin gaan de carrières van de meeste talenten van
een leien dakje. Maar als je jezelf een keer flink tegenkomt, dan gaat het ineens niet meer zo vanzelf. Toch zijn juist dat de momenten die je definiëren als sporter.” Stadionplein
Aan het Johan Cruyff College volgt Kuhurima de opleiding marketing en communicatie. In het Olympisch Stadion komt ze eigenlijk alleen nog voor wedstrijden. Hoe jong ze ook
juli in Polen worden gehouden. In de gang bij de kantine van Phanos hangen diploma’s van een van haar voorbeelden. Fanny Blankers-Koen, de ‘vliegende huisvrouw’, pakte in 1948 vier gouden medailles op de Olympische Spelen. Haar clubrecord op de 100 meter is sinds dat jaar onaangetast gebleven. Eggenkamp vindt dat Kuhurima de 11,5 seconden van Fanny Blankers-Koen binnen een paar jaar uit de boeken moet kunnen lopen. De jonge atlete zelf
Eggenkamp kent het klappen van de zweep en kan Kuhurima laten profiteren van zijn ervaring
is, ze werkt een strak programma af. Trainen doet ze zes keer per week. Elke week stapt ze drie keer op de trein naar Arnhem, waar ze op het Nationaal Sport Centrum Papendal onder andere met de nationale juniorenselectie traint. “Maar ik vind het wel mooi dat de baan in het Olympisch Stadion weer gebruikt wordt. En het is natuurlijk prachtig om hier een wedstrijd te mogen lopen.” Het Stadionplein is voor beide sporters weinig meer of minder dan voor andere Amsterdammers. “Ik fiets hier vaak langs,” zegt Eggenkamp, “en ik kom nog wel eens bij de Febo.” Kuhurima grinnikt: “Jij ook?” Ze zijn het erover eens dat het plein niet zou moeten worden volgebouwd. Eggenkamp: “Je kunt vanaf het stadion een flink eind de stad in kijken, die zichtas is heel bijzonder. Dat is ooit zo bedoeld door de architect, dus dat moet je proberen te bewaren. Het is prachtig dat dit stadion er nog staat, dat het als monument is behouden. Het maakt de sport in de stad zichtbaar, en misschien helpt dat om de Spelen ooit weer hierheen te halen. Wat dat betreft lijkt het me een goed idee om op het plein sportveldjes aan te leggen. Maar de Febo moet dan ook een goede plek moet krijgen.” Record
Kuhurima hoopt zich te kwalificeren voor de Wereldkampioenschappen atletiek voor junioren, die dit jaar in
is bescheiden. “Ik heb mij tot nu toe elk jaar verbeterd. Mijn persoonlijk record staat nu op 12 seconden rond, maar het wordt steeds moeilijker dat te verbeteren.” Haar grootste concurrente is clubgenote Jamile Samuel. “Zij heeft al eens 11,8 gelopen. We jutten elkaar op, willen altijd van elkaar winnen. Samen zitten we bij de estafetteploeg van de nationale juniorenselectie.” Pieken
Kuhurima is een echte sprintster, ze moet het hebben van haar explosiviteit. “Ik kom altijd goed uit de startblokken, pak mijn winst in de eerste vijftig meter.” Dat maakt haar echter ook blessuregevoelig. “En dat is één van de terreinen waarop ze iets van mij zou kunnen leren,” vertelt Eggenkamp. “Ik heb veel blessures gehad omdat ik niet altijd goed naar mijn lichaam luisterde en te hard trainde.” Hij bewondert het vermogen van Kuhurima om op het juiste moment te pieken. “Jij bent in de wedstrijd beter dan op de training. Ik heb dat heel lang andersom gehad, het heeft een tijd geduurd voordat ik doorhad hoe ik tijdens wedstrijden op mijn best kon zijn.” Kan hij zo ook nog iets leren van zijn pupil? “Ik ben een half jaar geleden gestopt met de wedstrijdsport. Maar ik wil nu een marathon gaan lopen, misschien kan Loreanne me nog tips geven.” o
Het nieuwe spelen o 73
The Olympic Dream, 2008
74 o Het nieuwe spelen
Tunc Topcuoglu (1976), Istanbul is kunstenaar/ontwerper en woont en werkt in Amsterdam www.tunctunctunc.com
Het nieuwe spelen o 75
Op zoek naar nieuwe ervaringen van kwaliteitstijd
In een zich steeds vernieuwende samenleving veranderen de waarden en kwaliteiten die mensen wensen voor een bepaalde plek. We zien steeds meer voorbeelden van ‘het nieuwe genieten’; koken, gezond eten en slow food worden populairder. Het maken van verantwoorde keuzes, zoals het eten van duurzaam geproduceerd voedsel uit eigen omgeving, krijgt meer aandacht. Over hoe ver dat kan gaan schrijft Debra Solomon vanuit onverwachte invalshoeken: Cuba als inspiratiebron voor stadslandbouw wereldwijd en verse salade geoogst van je eigen gevel. Ook de nacht levert een belangrijke bijdrage aan het nieuwe genieten: alles ziet er anders uit. Wie ’s nachts door het Olympisch gebied slentert, krijgt bijvoorbeeld een heel andere blik op de strengheid van Van Eesterens ‘zicht-as’, een van de karakteristieken van de plattegrond van Amsterdam-Zuid. Nachtwacht-pioniers Anne Hemker en Dick Koopman dromen over de nachtelijke toekomst van het Olympisch gebied.
Musee Branly : Patrick Blanc Verticaal bladgroen foto: Debra culli
heT nieuWe GENIETEN 76 o
o 77
Stadslandbouw
Kortere afstand tussen veld en vork
Stadslandbouw Als je ervan uitgaat dat het verbouwen van voedsel alleen op het platteland plaatsvindt, dan heb je het goed mis. Na tientallen jaren buiten de stad in afzondering te hebben doorgebracht, komt de landbouw weer terug binnen de stadsgrenzen. Hoewel het decennialang een karakteristiek beeld was in veel zich ontwikkelende steden, is stedelijke landbouw pas in de afgelopen vijftien jaar ontdekt door planologen en architecten. Het blijkt een uiterst strategisch middel om ‘duurzame’ steden te bouwen.
foto: Bohn & Viljoen Architects
diepe economische crisis terecht toen het in de uiteengevallen Sovjet Unie zijn grootste exportcliënt (80%) én z’n grootste leverancier van benzine en kunstmest kwijtraakte. Tot dan toe importeerde Cuba 100% van zijn graan, 57% van zijn kilocalorieën, 48% van zijn kunstmest en 97% van zijn diervoeder. Op het hoogtepunt
Debra Solomon De grootste uitdaging van de stedelijke landbouw is integreren met de stadsplanologie en de infrastructuur, op zo’n manier dat stedelingen er van kunnen profiteren. Stedelijke landbouw is een aanvulling op de plattelandse agricultuur en zorgt voor een verhoogde efficiëntie van het nationale voedselsysteem door het direct leveren van bederfelijke waar, zoals groenten, verse melk en gevogelte, aan dichtbevolkte gebieden. Daarmee worden de ‘voedselkilometers’, de afstand tussen veld en vork, sterk verkort en ontstaat tevens een
Luchtfoto van Organoponico Pueblo Grifo Nuevo omgeven door flatgebouwen in Havanna, Cuba
Cuba was vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw al aan het investeren in sterke netwerken tussen wetenschap en landbouw. Een van de vaakst genoemde redenen voor het enorme succes van stedelijke landbouw is de ontwikkelde, goed opgeleide stedelijke bevolking, die openstond voor het idee van landbouw in de stad en
‘Tegenwoordig is Cuba een levendig voorbeeld van hoe kleine stadsboerderijtjes en tuinbouwcollectieven een belangrijk aandeel kunnen
variëteit aan werk en inkomen in de steden. Afgezien van de economische voordelen voor stadsboeren, stimuleert stedelijke landbouw de ontwikkeling van microbedrijfjes die zich bijvoorbeeld bezighouden met het verzamelen en composteren van stadsafval, het produceren van organische pesticiden, het vervaardigen van gereedschap en het verzorgen van watertoevoer. Stedelijke landbouw is zo meteen een oplossing voor afvalverwerking, omdat het stedelijk afval wordt omgezet in een grondstof voor voedselproduc-
tie. Stedelijke landbouw kan een stad tevens ‘groener’ maken door lege en ongebruikte plekken te transformeren tot groene zones met marges die vrij zijn van bebouwing. Ook heeft het een positieve invloed op het stedelijke microklimaat voor wat betreft schaduw, temperatuur en uitstoot van CO2. Lichtend voorbeeld Cuba
Hét voorbeeld van succesvolle stedelijke landbouw is Cuba. In de jaren negentig kwam het eiland in een
leveren in de voedselvoorziening’
van de crisis was de voedselvoorraad in Cuba gereduceerd met liefst 70%. Als reactie op deze kritieke situatie ontstonden spontaan individuele initiatieven tot stedelijke landbouw, later gesteund door de overheid. Binnen een jaar maande de Cubaanse overheid haar burgers om ieder geschikt stukje land te gebruiken voor het verbouwen van voedsel; de overheid stimuleerde dit door burgers toegang te geven tot landbouwkundige onderzoeken, workshops en alle mogelijke manieren van infrastructurele hulp.
bereid was deel te nemen aan dit netwerk. Tegenwoordig wordt Cuba beschouwd als een levendig voorbeeld van hoe kleine stadsboerderijtjes en tuinbouwcollectieven een belangrijk aandeel kunnen leveren in de voedselvoorziening, ondanks grote energietekorten of financiële crises. Productief stedelijk landschap
In Dar es Salaam (Tanzania) maakt stedelijke landbouw minstens 60 procent uit van de informele werkgelegenheidssector, waarmee het de op twee na grootste werkverschaffer is (20%). In 1991 werd de gemiddelde jaarlijkse winst van een ‘stedelijke boer’ geschat op eenzesde van een minimum jaarsalaris. In Addis Abeba (Ethiopië) kunnen zelfs de meest kleinschalige ‘achtertuinboeren’ grote winsten behalen. In het Nairobi van de vroege jaren negentig zorgde stedelijke landbouw voor de hoogste verdiensten van alle kleinschalige ondernemingen en tevens voor het derde hoogste inkomen van heel stedelijk Kenia. In Mexico Stad kan de productie van varkensvlees leiden tot een verbetering van 10-40% van het inkomen, bij groenteproductie is dat zelfs 80 % en bij de productie van koeienmelk liefst 100%.
Het Londense architectenbureau Bohn & Viljoen pleit ervoor om stedelijke landbouw ook te ontwikkelen
Organoponico Pueblo Grifo Nuevo, Cienfuegos foto: Bohn & Viljoen Architects
>>
78 o Het nieuwe genieten
Het nieuwe genieten o 79
Stadslandbouw
in Europese steden en schetst in een aantal scenario’s hoe dit geïmplementeerd kan worden in een Europese context. In hun boek CPULs. Continuous Productive Urban Landscapes: designing urban agriculture for sustainable cities stellen Bohn & Viljoen voor om van productieve stadslandschappen doorlopende ruimtes te maken. Deze nieuwe stedelijke ontwerpstrategie zou steden een tot nu toe ongekende natuurlijke uitstraling geven. Daarbij valt te denken aan kleinschalige, professionele stadslandbouw, mooi ontworpen volkstuintjes, verhoogde biodiversiteit, informele microbedrijfjes, afname van kooldioxide-uitstoot, uitgebreide autovrije passages en strategisch met elkaar verbonden groene ruimtes. Bohn & Viljoen bespreken zowel de voordelen als mogelijke bezwaren tegen hun VPSL-voorstel en komen
met krachtige strategieën om een stedelijk beleid te creëren dat het stedelijke ‘groen’ en ‘bruin’ beschouwt als productieve elementen, waarbij niet-bebouwde plekken even intensief functioneren in het stadsweefsel als de bebouwde. Door het verweven van landbouwzones met het reeds bestaande stedelijke groen en bruin, met boerenmarkten en met recreatieruimtes, wordt het menselijk welzijn in dit plan de centrale onderscheidende en zelfs zeer verleidelijke factor. Bohn & Viljoen wijzen erop dat, hoewel Europese steden op zeer verschillende manieren gebruik maken van de open ruimte – van stadsparken en rivieroevers tot pleinen, stadsbosjes en stadsstranden – er tot dusver nog geen stedelijke landbouwgronden zijn. Het kweken en verbouwen van voedsel in de huidige stedelijke ruimte zou de VPSL’s
formeel en programmatisch gezien gelijkstellen aan stadsparken. Positieve aspecten van stedelijke landbouw zijn onder meer toegang tot gezonder voedsel, een potentieel actievere levensstijl, een grotere voedselonafhankelijkheid, een gevoel van verbondenheid met plaats en product en een opleving van de lokale identiteit. Het is een inspirerende gedachte dat landschapsarchitectuur een centrale rol kan spelen bij het ontwerpen van een toekomst waarin de stedelijke voedselvoorziening een niet te missen impact zal hebben op de structuur en kleur van stedelijke cultuur. o Een leuk positief beeld, net als de groente-gevels uit food-in-the-hood, maar wat zijn nou de daadwerkelijke mogelijkheden hier? Het zijn interessante onderwerpen, maar zijn ze wel relevant? [Sander Mirck] CPULs - Continuous Productive Urban Landscapes. Designing Urban Agriculture for Sustainable Cities Andre Viljoen (ed), Architectural Press, 2005 ISBN13: 978 0 7506 5543 9
MOLECULAIRE GASTRONOMIE? NIET VOOR ONS!
BOUILLON VAN VERGETEN GROENTEN Wanneer de oude restjes groenten je koelkast uitgroeien, hoef je ze niet weg te gooien, maar maak je er gewoon een flinke pan groentebouillon van. In één moeite door ruim je je koelkast op én bereid je een soepje. Je begint met het verzamelen van al die ‘vergeten’ groenten en vervolgens vergeet je ze gewoon opnieuw.
Een relaxte houding, wat recalcitrantie, totale onverschilligheid ten opzichte van de seizoenen en een goeie portie nonchalance zijn de belangrijkste ingrediënten in de volgende twee recepten. Een hoorn des overvloeds van simpele en toch sjieke heerlijkheid, dat is wat we kunnen verwachten in een voedselrijke olympische buurt. Maar wie had kunnen denken dat ook een verstrooide kok twee gerechten kan maken die zo smaakvol zijn – en zo oogverblindend mooi? Debra Solomon
vergeten groenten foto: Debra Solomon/culliblog.org
EEN BOEKET VAN LENTESALADE Negeer alle kennis die je hebt over wat de juiste tijd is om groenten te oogsten uit je moestuin. Wie zich altijd houdt aan de voorgeschreven seizoenen is als degene die zijn leven lang uitgaat met twintigers: je mist een hoop. Geniet van groenten tijdens hun hele levensduur; laat planten en bloemen uitlopen wanneer je de zaailingen uitdunt, laat een deel van je geplande oogst doorschieten en haal de zaadjes uit de peulen – vergeet daarbij niet om een paar te bewaren om volgend jaar te planten. De opbrengst van wild, groen gebladerte kan heel lekker en voedzaam zijn. En het vergroot de variatie in het gebruik van je planten, zowel esthetisch als in productief opzicht.
Gemeenschappelijke keuken Delhi's Hunuman Mandir foto: Debra Solomon/culliblog.org
RECEPT De ingrediënten voor deze soep zijn ouwe schorseneren, selderij, verschillende soorten wortel, witte peen, uien die betere dagen hebben gekend én die gerimpelde appeltjes die al eeuwen in de vensterbank lagen. Het is juist het trage rijpingsproces van de groentes en het langzame indrogen van de appels wat deze soep zo smakelijk maakt. Als je niet zo’n verstrooid type bent dat groenterestjes in de koelkast vergeet, dan kun je waarschijnlijk hetzelfde resultaat bereiken met verse groenten en een dehydratietoestel of een oven op zeer lage stand – onder 55°c, met ventilator aan. Maar je kunt er ook voor kiezen om de boel gewoon de boel te laten en de soep gewoon zijn gang te laten gaan.
het wegwassen van het vuil juist de reden dat groenten zo perfect kunnen rijpen in de koelkast. Snijd de groenten en de appels met velletje en al en doe ze in een grote pan, die je tot de rand toe met koud water vult. Doe er een flinke schep zeezout bij. Zet de pan op laag vuur en leg het deksel voor maximaal de helft op de pan. Houd het thema van de vergeten groenten in ere en kijk er een poosje niet meer naar om. Als de geur van deze onstuimige bouillon je af en toe naar de keuken lokt, voeg je wat koud water toe of wat extra zeezout. Roer niet in dat wat geen beroering verdraagt: bouillon mag nóóit worden geroerd.
Ingrediënten voor de soep van vergeten groenten:
Na minstens twee keer water toevoegen aan de zachtjes doorpruttelende soep, haal je hem van het vuur. Laat het brouwsel een nacht flink koud worden en gebruik het als koude groentebouillon of als ingrediënt in een groentecocktail, uitgeschonken in goudgerande borrelglaasjes. o
- 2 kilo gemengde knolgewassen: schorseneren, selderij, witte peen, ouwe uien - 4 rimpelige oude appels (maar niet verrot) - 1 heel oude prei (maar niet verrot) - flinke schep zeezout - kraanwater Geef het bejaarde spul een flinke wasbeurt. Zeker als het een paar maanden in de koelkast heeft gelegen is dat wel nodig. Trouwens: wanneer je de modder op koelkastgroente laat zitten of als je het in zand bewaart, dan blijft het langer vers. Aan de andere kant is de optimistische daad van
80 o
Het nieuwe genieten
doorgeschoten groenten foto: Debra Solomon/culliblog.org
RECEPT Om de salade die hier staat afgebeeld te maken, is het de bedoeling dat je een deel van je bladerrijke herfstgroenten in de grond laat staan. Dan heb je ook iets te eten in februari en maart, de periode die door de Engelsen de hungry gap wordt genoemd: als de wintergroentes op zijn en het nog lang duurt voor er weer iets vers in de tuin te oogsten zal zijn. Het is mooi om te zien hoe de doorgeschoten planten bloesems ontwikkelen, tot afmetingen die groter zijn dan je eigen hoofd. In de hier afgebeelde salade zie je prachtig doorgeschoten brassica’s, paarse bloemkoolroosjes, gele broccoliroosjes, zwarte en opaalkleurige kool, bloesem en zaailingen van mizuna en raketsla. o
Het nieuwe genieten o 81
Het eetbare landschap Salade Installatie door kunstenaar Song Dong in Montpellier
fotos: Debra Solomon/culliblog.org Eetbaar Landschap architectuur St.-Etiénne
De eetbaarheid van het stedelijke landschap
Food in the HooD Bestrating is zo passé! Hoe zou de stedelijke setting van de buurt rond het Olympisch Stadion eruit zien als daar voedsel zou worden verbouwd én bereid – als in een gesloten voedselsysteem? Stel je een weelderige en eetbare landschapsarchitectuur voor met verticale groenteschermen, luchtzuiverende rotondebegroeiing en verhoogde groentetuintjes als verkeersbarrières. Het kan niet alleen, het is ook een verstandige investering. Hoe eetbaar kan ons stedelijk landschap worden? Debra Solomon
Verticaal bladgroen Musee Branly Parijs, Patrick Blanc
en andere koolsoorten, variërend in kleur van donkerpaars en roodachtig zwart tot lavendel en zilvergroen. Rode boerenkool kan aanvoelen als een boom uit een boek van Dr. Seuss, met z’n schitterende bladeren en prachtige kleurenpalet.
Hangop interieur picnic met de bessen en roze caramel gewoon op tafel gestrooid. Den Bosch 2005 foto: Debra Solomon/ culliblog.org
Neem verhoogde beddingen. In samenhang met de bestaande architectuur en beplant met seizoensgewassen kunnen zij ook dienen als verkeersbarrières voor voetgangers en fietsers. Ze kunnen tevens worden gebruikt als platforms waarop mensen kunnen loungen of wandelen onder een baldakijn van hangende planten. De gewassen vormen een ware Encyclopedia Brassica en bestaan uit broccoli, spruitjes, bloemkool, romanesco 82 o Het nieuwe genieten
bovendien grote aantrekkingskracht uit op bijen, vogels en vlinders. De bloesem van fruitbomen en de aromatische kruiden die aan hun voet groeien, verschaffen het voedsel voor de bijen die zich hebben genesteld in daktuinen.
Verticaal tuinieren
Verkeerszones
Of neem groenteschermen gedrapeerd langs de zuidkant van gebouwen, verbonden met vensterbanken en balkons in de bestaande architectuur. Voorbijgangers kunnen zich verlustigen aan muren van intens verweven groen, terwijl van binnen het poëtische silhouet van gebladerte, kleurig, gefilterd licht en prachtige schaduwen zichtbaar wordt. Een salade façade van groene bladeren en een courbis trellis voor energiek omhoog klimmende pompoenen en kalebassen, bloeiend in witte en warmgele kleuren in hun groeiseizoen. Fruit- en notenbomen, geplant in esplanadenstijl, die niet alleen letterlijk vrucht dragen voor de buurt, maar de toch al kleurrijke omgeving nog verder verrijken met hun sneeuwbloesems van roze en wit. Denk aan de Keukenhof in het midden van de stad. Noten- en fruitbomen oefenen
Kruispunten, rotondes en wegen in de Olympische buurt kunnen prachtig beplant worden met ‘phytoremediators’, planten die geroemd worden om hun nut als lucht- en aardeschoonmakers. Zij zijn in feite de groene longen van de stad en sommige van deze planten gaan milieuvervuiling beter tegen dan welke andere methode ook. Landschapsbeleid daarin plaats voor eetbare gewassen zorgt voor aandacht voor lokale bronnen van milieuvervuiling. Daarnaast zijn de verschillende, zichtbare vormen van voedselverbouwing ook een middel om het gevoel van veiligheid in een gemeenschap te vergroten. Kookfaciliteiten
Een ontwerpstrategie die food in the hood, oftewel ‘eten-in-je-omgeving’,
Gemeenschappelijk koken Sikh Gurdwara in Delhi
vooropstelt, zou weelderige, productieve landschappen kunnen combineren met een opstelling van semi-publieke, communievormige kookfaciliteiten op straatniveau. Stelt u zich bijvoorbeeld een Clubhuis Keuken voor, gesitueerd op het centrale plein en zichtbaar vanaf de appartementen daaromheen. Prachtig ontworpen in robuust, roestvrij staal en plaats biedend aan een pizza-oven, een aantal ovenpalen (lange, platte scheppen om brood of pizza uit een oven te halen), sculpturale droogrekken voor pasta en barbecues voor zowel grote als kleine groepen. Een beheerder-annex-bakker-annexprogrammacoördinator zou ervoor moeten zorgen dat de plek bevoorraad is en onderhouden wordt, dat er verschillende evenementen worden geprogrammeerd en dat de plek op geschikte tijden open is voor buurtgebruik. Het Clubhuis Keuken kan dé plek zijn waar jonge kinderen leren om brood te bakken, waar scholieren na schooltijd binnenvallen voor een pizza en waar voor ouderen een dagfaciliteit is gerealiseerd. Vroeg in de avond houden opgeschoten jongetjes uit de buurt een jamsessie op de ovenpalen, als een echte steeldrumband.
Community indoor picknick Enschedé
Daarnaast zou zo’n Clubhuis Keuken een kleine, semi-legale focacciazaak kunnen beginnen, om de buurt van aromatische broden te voorzien. Het Clubhuis Keuken zou ook kunnen voorzien in basale voedselbereidingsvoorzieningen, die mensen kunnen gebruiken nadat ze inkopen hebben gedaan op de organische boerenmarkt op zaterdag. Op zondag staan er picknicktafels waar gezinnen en vrijgezellen elkaar kunnen ontmoeten en waar de maandelijkse vergaderingen plaatsvinden van het Internationale Centrum voor Strudel Innovatie. Eten verbindt mensen en daar gaat het toch om een een mooie samenleving! [Bas van Schelven] Meer horeca vergunningen rondom plein, dan komen de trendy zaken ook; nu traditionele horeca, chinees, buurtcafe, vak zuid is elitair en is ontoegankelijk voor de gewone bewoner [Jan van Tiel]
Gemeenschappelijke keukens en eetruimtes
Op semi-privaat niveau zou de begane grond of de lobby van appartementsgebouwen gebruikt kunnen worden voor gemeenschappelijke keukens en eetruimtes, bestemd voor alle bewoners van het gebouw. Daar kunnen ze terecht met kleine of grotere gezelschappen: zo staan we aan het begin van de wedergeboorte van het diner>> Het nieuwe genieten o 83
Het eetbare landschap
feestje. Etentjes met meerdere families en/of bewoners dragen bij aan een hecht buurtgevoel en brengen sfeer terug in het gebouw. Overdag kan de keuken dienst doen als professionele kookstudio of om catering te verzorgen voor ouderen – maar ook voor mensen die gewoon graag een overheerlijke, ambachtelijk gemaakte maaltijd wensen: trattoriastijl voor het avondeten. Voedselbereiding en opslag
Iedere gemeenschappelijke keuken in de appartementgebouwen ondersteunt natuurlijk de tuingerelateerde voedselbereiding. De keukenfaciliteit is een opslag- en distributiecentrum voor bijvoorbeeld de fruitoogst van de bomen uit de buurt. Het fruit krijgt er een plekje in de speciaal daarvoor bestemde koelruimte en wordt vanuit daar ook weer verspreid onder buurtbewoners. De gemeenschappelijke keuken is bovendien een distributiecentrum voor lokale voedselproducenten, cateraars en de kaasboer van de zaterdagmarkt, van wie de bewoners reeds geprepareerde ingrediënten kunnen bestellen. Er is voldoende opslagruimte voor ingemaakte jam en andere geconserveerde groente en vruchten en in de vriezer kan het lam bewaard worden dat door de bewoners van nummer 12 tot en met 15 gezamenlijk is gekocht.
fotos: Debra Solomon/culliblog.org
Verticaal bladgroen
Composthoop Maastricht
Musee Branly Parijs, Patrick Blanc
Afval
In de onwaarschijnlijke situatie dat er iets van al dit heerlijke eten overblijft (en in de zeer waarschijnlijke situatie van keukenafval) zorgt de inpandige vermicultuur-compostfaciliteit ervoor dat het afval wordt gerecycled binnen de eigen wijk en dat de moestuinen weer bemest worden. Voedselrijk scenario
Zie hier een stedelijk designavontuur op het gebied van progressieve voedselsoevereiniteit. Als het gaat om stadsplanologie wordt het verbouwen en produceren van voedsel
84 o Het nieuwe genieten
geregeld genoemd als een manier om de levenskwaliteit en de sociale cohesie van een buurt te vergroten. En gelijktijdig lossen we het probleem van industrieel geproduceerd voedsel op. Stedelijke landbouw wordt traditioneel toegepast in stadswijken die dringend een ‘lift’ nodig hebben en staat daar bekend om zijn positieve effecten. Een welvarende buurt als die rond het Olympisch stadion heeft enorme mogelijkheden, als een laboratorium waar unieke, voedselrijke scenario’s kunnen worden uitgeprobeerd, waar ruimte bestaat voor veel meer dan moestuinen alleen – denk
aan een keukentuin – en waar de gemeenschappelijke keukens in appartementsgebouwen uitgebreid kunnen worden met weelderige faciliteiten. Klinkt Food in the Hood als een holistische hippievisie? Rijke, productieve beplanting en goed ontworpen Clubhuis Keukens vergroten de interactie van de olympische buurtbewoners met het publieke domein en versterken de beleving van het privédomein. Gezien vanuit een stedelijk ontwikkelingsperspectief staat dat gelijk aan het bouwen van 50% meer vastgoed – en dat is simpelweg een kwestie van goed zaken doen. o Food in the Hood, klinkt niet als een holistische hippievisie maar bijna wel als een utopie: koop maar eens met tien mensen een lam en verdeel het eens eerlijk! Toch zeker de moeite waard om hier en daar te onderzoeken. Overigens: in landen als Vietnam zijn de stadse moestuinen eerder regel dan uitzondering. Pure noodzaak om te overleven. Zolang voeding geen noodzaak is in het westerse stadse leven zal het toch lastig zijn burgers zover te krijgen hun schone laptop vingers te besmeuren met modder voor de dagelijkse wied, schoffel en harkprocedures die een moestuin nu eenmaal van de mens vraagt [Beitske Bouwman]
Debra Solomon blogt op: www.culiblog.org
Het nieuwe genieten o 85
beeld: Simon Wald-Lasowski
86 o Het nieuwe genieten
Simon Wald-Lasowski (Parijs, 1980) studeerde in 2004 aan de Gerrit Rietveld Acadmie af als grafisch ontwerper. Sindsdien werkt hij als freelance ontwerper/fotograaf/kunstenaar voor opdrachtgevers als W139, VPRO, Amsterdam Weekly, Carp en Blend. www.iammyownfan.com
Simon Wald-Lasowski over ‘Eat local, grow Febo’: “Voorspellingen voor de toekomst worden doorgaans sterk overdreven, ik denk dat het subtieler gaat.
Consumenten zullen moe worden van de macht van multinationals en het massaal geproduceerde voedsel: lokale voedselproductie zal een grote vlucht
nemen. Straks zijn er Febo-zaadjes verkrijgbaar en kan iedereen zijn eigen junkfood verbouwen. Zin in een patatje? Zelf plukken in het park!”
Het nieuwe genieten o 87
88 o Het nieuwe genieten
Het nieuwe genieten o 89
Het avondleven in Zuid
Stichting Nachtwacht over het avondleven in Zuid
Altijd Zondag Anne Hemker & Dick Koopman
Anne Hemker en Dick Koopman maken deel uit van Stichting Nachtwacht Amsterdam, een denktank over het avond- en nachtleven in steden. Op verzoek van o zetten ze koers naar Amsterdam-Zuid en lieten zich inspireren door de nachtelijke kwaliteiten van de buurt rond het Olympisch Stadion. “Een levendige Ramblas licht op in onze gedachten…” Op een frisse woensdagavond in februari, wanneer het nog vroeg donker is en de kille wind de straat schoonveegt, toont de buurt rond het Olympisch Stadion zich niet op zijn gunstigst. De straten zijn uitgestorven. Een verlate wandelaar schiet door het donker. Op het Stadionplein eten twee mensen een frietje van de snackbar Febo, zittend op een blok beton in een zee van geparkeerde auto’s. In de cafés rond het plein hangen de stamgasten aan de bar. Uit de praktisch lege trendy uitgaansgelegenheid Vak Zuid kabbelt pauzemuziek. In avondwinkel Saffraan van Ton koopt een kantoorchique geklede dertiger stokbrood en Franse kaas. Een jeugdherinnering dringt zich aan ons op: “In Zuid is het altijd zondag.” Wat is er mis met zondagen? Is dat niet de dag om te luieren en te wandelen! Zondagmiddag-loomheid rules. [Antonius]
Rietveldstudent Denny Backhaus (Berlijn, 1983) ontwierp voor o drie flyers voor de fictieve Club 2CV aan het Stadionplein in Amsterdam.
We lopen door het gebied en kijken. We laten ons imponeren door de monumentale aanblik van de wijk: het oude stadion, de grote vlakken onbebouwde ruimte en de evenwichtige stedenbouwkundige opzet. Maar ondertussen bekruipt ons de saaiheid. Het tekentafeldesign van de buitenruimte rond het Olympisch Stadion is bijna gerealiseerd. Worden die winderige bankjes in de dode hoek achter het stadion straks werkelijk gebruikt? Nieuwbouwprojecten als het Zuid-
kwartier naast het stadion worden opgeleverd en vullen zich met bewoners. Wat hebben die nieuwe bewoners hier precies te zoeken, behalve de van oudsher chique status van het wonen in Amsterdam-Zuid? Gaat dit gebied leven? Wat zouden wij met onze kennis over het avond- en nachtleven ons hier dromen? Je moet niet praten over wat je zou dromen, maar hardop dromen. Dan komt er misschien iets tot leven. [Ed]
Recreëren op niveau
In het donker tekenen contrasten zich sterker af. Het loont de moeite om als het donker is de straat op te gaan en dan de sfeer te proeven. Alsof in het donker een vergrootglas op het maatschappelijk leven wordt gehouden. In Amsterdam-Zuid lijkt het sociale leven zich na achten te hebben teruggetrokken. Achter de vensterbanken flikkert de televisie. Er is nauwelijks publiek leven. De sfeer is niet eng, niet spannend en niet gezellig. Alleen het gebouwde trekt de aandacht. De sporthelden, rijke criminelen en andere flamboyante figuren uit het olympisch verleden leven alleen nog in de spannende verhalen van de lokale ondernemers. Misschien een grote tv op het plein zetten zodat de bewoners uit hun bunkers komen. [Antonius]
Wat als het mission statement van de op stapel staande herontwikke-
ling zou zijn: de avonden in Zuid, van introvert naar extravert! Terwijl we in het donker door de buurt lopen ontrafelt zich een ontwikkelingsvisie. Aansluitend op prototypische Zuidbewoners, zoals yuppen, intellectuelen en sportievelingen, denken we aan gericht, efficiënt recreëren op niveau. Het olympisch verleden verleidt ons tot nadenken over initiatieven rond sport, spel en ontspanning, ook voor de werkenden aan de Zuidas en de Schinkel, ook voor nieuwsgierigen uit de Pijp, ook voor internationale gasten. Natuurlijk gaan we daarbij uit van de reeds aanwezige sterke kanten van het gebied. Al wandelend fantaseren we over een passende programmering. Sporten op het plein? Ik dacht dat dat stadion daarvoor bedoel was. Efficient recreeren...dat is niet echt iets waarover ik fantaseer. Is recreeren juist niet het tegenbeeld van de efficientie van de werkdag. [Antonius]
Zwoele zomeravond
We bekijken de Van Tuyll van Serooskerkenweg. We zien hoe die is volgepropt met perkjes, fietsen en auto’s, afgewisseld met speeltuintjes en rondslingerend speelgoed. Zo is deze lange lijn uit het plan Berlage op straatniveau verworden tot een chaotische brij. Het draait hier slechts om wonen en parkeren. De buitenboel is opslag, geen ruimte om te leven, maar om te stallen. Gelukkig voorzien de huidige stedenbouwkundige >>
90 o Het nieuwe genieten
Het nieuwe genieten o 91
Het avondleven in Zuid
ontwerpplannen in het helder maken van deze Van Tuyll-as. Maar wij zouden nog wel wat verder willen gaan. Deze allee is zo rijkelijk beplant met trotse bomen zoals de linde, plataan en met de prachtige pseudoacacia. Een levendige Ramblas licht op in onze gedachten, met om te beginnen een kiosk van de Coffee Company. In fantasie flaneren we al op een zwoele zomeravond langs allerlei kiosken en drukbezette bankjes over mooi plaveisel of grind. Zo fantasierijk is dat niet eens; Oud-West heeft zich ook naar buiten
Het avondleven in Zuid
de Achillesstraat bieden al een mooi aanknopingspunt. Weg met de slaperige zondagsgeest!
K offie kun je ook thuis drinken, zegt de buurtbewoner. Voor die coffee company kom ik de deur niet uit. Ik fantaseer eerder over een mega-speeltuin a la Jardin de Luxembourg. Schaakspel-tegels, tennisbaan, jeu de boules, glijbanen, een plein bestemd voor het Nederlands kampioenschap tikkertje en ruime mogelijkheid tot stoepkrijten. Pas dan wil ik er flaneren. [Ed]
Open ruimte
Dit plan willen wij uitbreiden in de richting van het Stadionplein, waar de potentiële Van Tuyll-as nu in een parkeerzee uitmondt. Deze overmaat aan
niet gemakkelijk te bereiken. Het gaat ons in eerste instantie ook vooral om de programmering van het plein en de terrassenrand langs het plein. De Nieuwmarkt heeft een eigen sfeer, niet alleen door de Waag, juist ook door de programmering van evenementen en markten, zoals de Aprilfeesten, Hartjesdag, de biologische markt en de markt met oude boeken en curiosa. En uiteraard bepalen de mensen die op deze evenementen afkomen de sfeer. Deze sfeer is typisch Nieuwmarkt en toch elke keer anders. Daarvoor is een
‘Het zou mooi zijn om de evenementensfeer van het stadion op een eigentijdse manier terug te krijgen in het gebied, zodat het er af en toe volledig volstroomt met mensen’
gekeerd met bankjes voor de deuren, waar mensen ’s avonds pratend op straat hun thee en wijn drinken. Om de monotone woonsfeer te doorbreken zouden ook leeggekomen woningen omgebouwd kunnen worden tot winkel of kleinschalige horeca. De multiculturele restaurantjes bij de kruising met
92 o Het nieuwe genieten
ruimte is van een schoonheid die we niet kennen in Amsterdam en, zo blijkt, ook niet waarderen. Het Stadionplein zou een centrale rol kunnen spelen bij de herprofilering van het gebied. Een sfeerbeeld dat ons aanspreekt is de Nieuwmarkt. Natuurlijk is die knusheid op de schaal van het Stadionplein
gedegen programmering nodig die past bij de aard van de bewoners en de identiteit van het stadsdeel, maar die ook attractiewaarde heeft voor mensen van buitenaf. Het zou mooi zijn om de evenementensfeer van het stadion op een eigentijdse manier terug te krijgen in het gebied, zodat het er af en
toe volledig volstroomt met mensen. We denken aan een antiekmarkt, boekenmarkt, Cirque du Soleil, een skateconcours, een hippisch concours, een straatvoetbalcompetitie in samenwerking met de Cruyff Foundation, een ijsbaan met ijshockeywedstrijden en zo meer. Maar eerst en vooral: houdt dat plein open en vrij. Die open ruimte is uniek! En let op, die evenementen krijgen hun uitwerking op het avondleven. Mensen weten de weg te vinden en hebben goede associaties met de plek. Met die schoonheid van het huidige plein ben ik het niet helemaal mee eens. Pleinen van deze grootte kunnen helaas in het koude en winderige Nederland nooit goed functioneren. Volgens mij kan er veel meer uit zo’n ruimte worden gehaald wanneer de ruimte plein meer in verhouding staat tot de wanden. [Bas van Schelven] Om in de vergelijking met de Nieuwmarkt door te gaan: daar staat zelfs een enorme waag in het midden van het plein. Overigens is de Nieuwmarkt erg goed en snel bereikbaar, ook te voet. Een grote uitdaging voor het Stadionplein. [Sander Mirck]
Club 2CV
Ons magnum opus speelt zich af in de twee te herontwikkelen gebouwen van Citroën. In het rechtergebouw, gezien
vanaf het Olympisch Stadion, zien wij een geweldig nieuw Boutique Hotel, een persoonlijk en luxe designhotel. Dit wordt een plek die internationale allure als vanzelf importeert. Uiteraard biedt het hotel onderdak aan een toprestaurant: gezond, biologisch en kwalitatief hoogstaand. In het linkergebouw zien wij een health spa voorzien van alle mogelijke luxe: van modderbad tot zwembad, van massage tot yogalessen. Een verblijf daar is uiteraard ook te boeken voor de gasten van het hotel. In de opvallende uitbouw, op het dak van deze droom, zien wij een brasserie met dakterras, inclusief designmeubilair en stijlvolle bediening. Vanaf 22.00 uur verandert deze brasserie in een internationale club waar gedanst en gedronken kan worden. Zie daar: Hotel Citroën en Club 2CV! Ja, leuk ook voor de buurtbewoners zo’n ‘persoonlijk en luxe designhotel’. Alsof hun eigen huis niet al persoonlijk genoeg is. En wat moet ik me voorstellen bij een internationale club? Is dat een club waar voor de verandering wel buitenlanders mogen binnenkomen? Of is het een soort vliegdekschip dat vanaf het plein opstijgt naar internationale bestemmingen?
Warme gevoelens
Het Olympisch Stadion, hoewel markant, is nu nog een eiland in de wijk. Het zou onderdeel moeten uitmaken van de evenementen die zich in de wijk gaan afspelen. Er kunnen markten plaatsvinden rond het stadion. Aan de achterkant, aan de waterkant van de Schinkel, nu nog een dode hoek, bedenken wij drijvende terrassen, bediend vanuit de kleine kiosken aan de wallenkant. Het zou een beloning zijn voor een avondwandeling door de wijk. Het is tevens onze afsluiter van deze programmering voor een herontwikkeld Plan Zuid. En het lonkt naar de overkant van de Schinkel, waar reclamebureaus zich vestigen en dus een potentieel aan klandizie zich bevindt. Zo eindigt onze kille woensdagavond met warme gevoelens voor het gebied. Met de juiste programmering zien wij dit unieke deel van Amsterdam-Zuid helemaal tot leven komen. o Drijvende terrassen... Je bedoelt grote sloepen die de straatkant verlengen of gaan we echt ronddrijven hier? [Antonius]
Het nieuwe genieten o 93
Van Traffic tot de Chinees Een verzameling roddels en verhalen die zich afspelen op het Stadionplein. De koppen van alle artikelen in het weekblad Party Nº 6 2008, zijn gebruikt als vragen om informatie over het Stadionplein te verzamelen. Alle vragen zijn beantwoord door ’the silent observers’ van het Stadionplein.
Chapeau - soort tekst
Deelname van de winkels in volgorde van hun locatie: Eetcafé Traffic Relatie met de naaste buren: ’Ik koop af en toe een lamp bij de buren.’ Ijzerwaren Cornelissen Relatie met de naaste buren: ’Wij hebben wel eens gegeten bij Traffic, lekker hoor!’
o
Diep geschokt waren de verkopers van de Citroëngarage, toen ze op het plein twee oude dametjes in een nog glimmend autootje zagen slippen en slingeren op het plein. De agent die ze ook in de gaten had, trof een van hen aan met een lege fles champagne in de hand. Ze dachten alvast de aankoop van hun gloednieuwe Pluriël te vieren…
Fysiotherapie Relatie met de naaste buren: ’Wij zien voornamelijk onze patiënten.’ Cucina Casalinga, Italiaanse catering Relatie met de naaste buren: ’Zij zitten daar lekker in het hoekje.’ Michel, stomerij/kledingreparatie Relatie met de naaste buren: ’Ik heb soms een beetje last van mijn buren.’
Concept/Ontwerp: Boyplaygirl Tekst: Kris van der Wens & Patriez Weissman
Motor Amsterdam, motorzaak Relatie met de naaste buren: ’Een van onze jongens gaat bij de buren naar de kapper. En we groeten de buren natuurlijk.’ Marcel, kapper Relatie met de naaste buren: ’Ik knip en föhn en groet m'n buren.’
t
De Turkse kleermaker bekend van Tokyo tot NewYork, had jarenlang een rascistische buurman. De kippenpoelier (waar nu de Italiaan zit) hield niet van vreemde eenden in de bijt, maar voor zijn buitenlandse buurman bracht hij graag een extra kippetje om. Tijdens knokpartijen kwam de poelier altijd verrassend uit de hoek en nam het op voor zijn geliefde buurman. De kleermaker staat er nu alleen voor. Hij moet het nu doen met het gebrom van een monsterlijke koelkast van de Italiaan naast hem.
Stadion Sport, sportwinkel Relatie met de naaste buren: ’Wij willen graag een Albert Heijn naast ons!’ Herman Haarmode, kapper Relatie met de naaste buren: ’Ik knip, föhn en groet mijn buren.’ Café Rood Relatie met de naaste buren: ’Wij schenken voor iedereen op het plein een bakkie troost!’ De Wilder & van Oosten, advocaten kantoor Relatie met de naaste buren: ’Geen commentaar’. Brooklyn Bridge, economisch adviesbureau Relatie met de naaste buren: ’Wij kennen onze buren nog niet zo goed, want we zitten hier nog maar kort. Maar we gaan een barbecue organiseren deze zomer.’ Van Oppen & Guman, advocaten kantoor Relatie met de naaste buren: ’Hebben wij buren?’ Roukens & Nipérus, makelaar Relatie met de naaste buren: ’Wij verkopen wel eens een huis hier op het plein, maar we kennen onze buren niet echt.’
iHoe zit het met het verleden van de rabbijn? De loopbaan van de rabbijn nam een verrassende bocht op
het Stadionplein. Toen hij aan de bak ging in de Sjoel en de smaak van het rechte pad te pakken had, heeft hij zijn zijspandroom op de lange baan geschoven. ’Ik ga liever lang door de bocht!’ zegt hij vooruitstrevend.
Bloemenman Relatie met de naaste buren: ’Ik heb een innige band met de Febo, wij plagen elkaar het liefst.’
o
Eindelijk kregen we een brief van de fietsenmaker. Hij vertrouwd ons toe dat hij elke week een briefje in de bus kreeg van een geheime aanbidder. ’Ze roken altijd een beetje naar frituurvet dus ik heb zo m´n vermoedens… Ik zou nou wel eens willen weten wie dat is geweest, dan kunnen we alsnog samen naar het bitterballenfeest!
Bonjour, pompstation Relatie met de naaste buren: ’Wij zijn allemansvrienden.’ Citroën garage Relatie met de naaste buren: ’Wij houden de bloemenman altijd goed in de gaten.’ Febo, snackbar Relatie met de naaste buren: ’Wij laten niets los over onze buren!’ Het Portiershuisje Relatie met de naaste buren: ’Meneer Portier en z’n vrouw hebben door de centrale ligging heel veel buren. Wij zwaaien wat af op een dag!’ Openbare Bibliotheek Relatie met de naaste buren: ’Wij lenen onze boeken ook uit aan de buren!’ New San Kong, chinees Restuarant Relatie met de naaste buren: ’De buren komen hier het liefst de zoetzure kip eten!’ 94 o
u
De taxi-chauffeur rijdt er voor om, het lekkerste broodje van de Febo is met stip het broodje kip Piripiri! De 37-jarige chauffeur prijst het parkeerwalhalla en de bediening. ’Lekker pittig!’
o 95
i’Wij werken, winkelen
en lezen samen. Maar we ontbijten aan aparte tafels, in onze slaapkamer staat een stapelbed en we praten niet met elkaar binnenshuis.’ Dit koppel dat werkt in de bibliotheek is volgende maand 30 jaar getrouwd en dat vonden wij wel het vermelden waard. Gefeliciteerd!
o
In de maand februari kon u, als u tenminste op de hoogte was, van een complete maansverduistering genieten. Het was prachtig. Gemist?! Geen zorgen de volgende laat niet lang op zich wachten. 15 juni 2011 is er weer één.
i
’Ik heb nog nooit iemand in de bosjes zien liggen! Wel heb ik een keer een Rolex gevonden voor café van Dijk, onder een struikje…’ De eerlijke vinder blijft liever anoniem. Hij vertelt ons dat hij de Rolex uiteindelijk heeft verpatst en van het geld een nieuwe motor heeft gekocht bij de motorzaak aan het plein.
iDe klanten van de broodjes-Febo kunnen hun hart rustig luchten. NOOIT zal het personeel uit de school klappen. En dat is geen broodje aap!
i De Yorkshire tekkel, die zijn natte neus
vaak in café Traffic laat zien, piest vaak in de bosjes. Het struikgewas is nu zo droog en dor dat het niet meer ruist maar ritselt.
uDe kleine van de andere
96 o
kapper speelt zich te pletter terwijl zijn vader kapsels verzint voor welgestelde dames. ’Als ie niet zo vals zou zingen zou ik heus wel komen kijken. Die My-First-Karaoke-set was een stom idee! Krijtjes, krijtjes, KRIJTJES had ik hem moeten geven!!!’