EINDNOTA RELANCE BRV november 2014 – mei 2015
GEBIED ‘Denderland’
0.
Inleiding en procesvoering
Voor de werkgroep Dender is er van bij de start in Oostende gekozen voor een duidelijke inhoudelijke focus namelijk het zoeken van aanzet tot (gedeeltelijke) oplossingen voor de bestaande waterproblematiek in het gebied tussen Geraardsbergen en Ninove. Ruimte voor water heeft gedurende de hele gebiedswerking tussen november 2014 en mei 2015 centraal gestaan. Deze bewuste keuze heeft gevolgen gehad voor de werking en behandeling van de projecten. Dit betekent immers dat bij de keuze van de quick-wins, de oplijsting van de projecten in de projectentabel in eerste instantie vertrokken is vanuit de bestaande en gekende waterproblematiek. Er is geopteerd om de bestaande en reeds lopende projecten zoals het ORBP of het strategisch project van de provincie Oost-Vlaanderen niet te doorkruisen of te blokkeren; integendeel er werd getracht om met de verschillende partners aanvullend hieraan te werken. Ook geografisch is niet het hele gebied (zoals opgenomen door de provincie in hun strategisch project) van de Dender gekozen; de focus werd beperkt tot het gebied tussen Geraardsbergen en Ninove (inclusief de stedelijke gebieden); dit zowel om praktische redenen (realistisch gebied met beperkt aantal partners om op korte termijn tot duidelijke afspraken en resultaten te komen ) als om zowel water in een open ruimte –omgeving als in een stedelijke context te kunnen bevatten. Doorheen de werking van de werkgroepen is de focus in functie van quick-wins eerder op de waterproblematiek in een stedelijke omgeving komen te liggen. Vanuit de landbouwsector wordt gevraagd om in voorliggende nota aan te geven dat de problematiek van overstroming en land- en tuinbouw en overstroming en natuur in deze werkgroep niet werd behandeld. De werkgroep was samengesteld uit vertegenwoordigers van Geraardsbergen, Ninove, de provincie Oost-Vlaanderen, de POM, Voka, Landelijk Vlaanderen, Natuurpunt, Boerenbond, VMM, W&Z, MOW, Agentschap Ondernemen, Streekplatform Zuid-Oost-Vlaanderen en Ruimte Vlaanderen. De werkgroep is samengekomen, zoals voorzien in het draaiboek voor de gebiedswerking, en heeft vergaderd op 20 november te Oostende, 15 januari te Geraardsbergen, 5 maart te Ninove en 2 april te Geraardsbergen. In functie van de uitwerking van de quick-wins werd er per onderwerp met een beperktere (en indien nodig aangevulde) samenstelling samengekomen in subwerkgroepen. De elementen die behandeld werden in de werkgroepen, hebben hun weerslag gekregen in de projectentabel, tabel match-mismatch, aanbevelingen, …. Er is echter vastgesteld dat bij de laatste 2 werkgroepvergaderingen de vertegenwoordiger van de Boerenbond door omstandigheden niet aanwezig kon zijn. Er werd ter voorbereiding van deze vergaderingen door de Boerenbond wel waardevolle input geleverd die op de werkgroepen zelf uitvoerig werd overlopen en bediscussieerd. De uitkomst van dit proces is, zoals hierboven aangegeven, de eindnota. Door de Boerenbond wordt echter gevraagd aan te geven dat de eindnota onvoldoende ingaat op de door hen ingebrachte opmerkingen. Het minderheidsstandpunt van de Boerenbond is als bijlage 3.0 bij deze nota.
1.
QUICK WINS IN EEN REALISATIEGERICHT UITVOERINGSTRAJECT BRV
1.1. VERANTWOORDING VOOR DE SELECTIE VAN QUICK WINS Voor het bepalen van de hieronder beschreven quick-wins is in eerste instantie vertrokken van de projecten die door de werkgroepleden in de projecttabel zijn ingebracht. In deze tabel zijn immers zowel knelpunten als opportuniteiten vanuit de lokale besturen en de in de werkgroep aanwezige partners opgenomen. De selectie van de quick-wins is gebeurd op basis van: - het draagvlak binnen de werkgroep - concrete problematieken waarvoor binnen de termijn van een jaar een (deel)resultaat kan verwacht worden (realistisch en concreet) - focus op water/ruimte voor water Naar aanleiding van de oplijsting van mogelijke quick-wins werden door een aantal betrokkenen (in hoofdzaak landbouw en natuursector) een aantal algemene vragen of standpunten aangehaald die op het niveau van het beleid een oplossing noodzaken. Deze algemene aanbevelingen werden zowel in de projecttabel in bijlage als verderop in deze nota opgenomen maar werden in de werkgroep niet verder uitgewerkt.
1.2. QUICK WIN 1 ‘Grondenruil’ Doelstelling Onderzoeken op welke manier bestaande ontwikkelingsmogelijkheden/bouwrecht van slecht gelegen gronden (bvb frequent overstromen, perifeer gelegen, …) weggenomen kan worden. Buiten de verzorgende stad en hoofddorpen wordt ongebruikt juridisch aanbod streng gescreend op de ligging. Door slecht gelegen juridisch aanbod te neutraliseren, worden maatschappelijke kosten vermeden. Neutraliseren wil zeggen: de bestemming van het juridisch aanbod wijzigen naar een open ruimte functie via een ruiloperatie naar een betere plek. We streven hierbij naar een vermindering van het totale ruimtebeslag en een hogere ruimtelijke kwaliteit met voldoende aandacht voor het evenwicht tussen de verschillende functies in de open ruimte.
Scope -
-
Ligging: o selectie van bouwgronden (woongebied, woonuitbreidingsgebied) binnen het grondgebied van Geraardsbergen met een gekende overstromingsproblematiek. o Onder meer op basis van een perceelsgebonden inventarisatie van de rampenambtenaar van de stad werd een eerste ruwe selectie van ca. 144 percelen met een globale oppervlakte van ca. 15,7 ha bekomen (zie detailkaarten + oplijsting percelen) o minder goed gelegen woonuitbreidingsgebieden worden eveneens meegenomen in de inventarisatie/onderzoek Bestemming: o hoofdzakelijk woongebied , eventueel ook woonuitbreidingsgebied mee te nemen in het onderzoek o mogelijks ook industriegebieden, kmo-zones worden meegenomen
-
Eigendomssituatie: o zeer divers, hoofdzakelijk in eigendom van verschillende particulieren
-
Problematiek: o Overstromingsveilig bouwen is niet overal de beste oplossing voor de gronden: de realiteit blijft zo dat de gronden frequent zullen blijven overstromen, en ook al kan de schade geminimaliseerd worden: er blijft altijd een restrisico aanwezig. Ook ontsluiting, verzekering, aansprakelijkheid, e.d. blijven niet evident. o In een aantal gevallen stopt het (bouw)project op het moment van een bouwweigering (of informeel bij intrekking van een dossier wanneer in vooroverleg aangegeven wordt dat watertoets negatief zal zijn of bij beslissing van gemeenteraad die de verdere goedkeuring van het dossier onmogelijk maakt). Er zijn geen mogelijkheden voor financiële compensatie verbonden aan de watertoets zelf, en er is geen duidelijkheid voor de eigenaar op vlak van bouwrecht op lange termijn.
o
-
Een objectieve beoordeling en verantwoording zal een belangrijk aandachtspunt zijn om speculatie te voorkomen.
Meerwaarde onderzoek grondenruil: o Andere opportuniteiten voor de slecht gelegen gronden kunnen benut worden (bvb inrichting als park, versterken groenblauwe dooradering, beperken verhardingsgraad, land- en tuinbouw …) o
Er kan een flankerend beleid op maat en rekening houdend met de wens van de eigenaar/gebruikers gevoerd worden, kaderend binnen de ruimtelijke beleidsvisie van de stad. D.m.v. de inzet van verschillende instrumenten kunnen eigenaars ofwel elders een bouwgrond, bouwrechten of ontwikkelingsrechten krijgen (herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil, verhandelbare ontwikkelingsrechten, …), ofwel vergoed worden voor verlies aan bouwrecht (planschade of erfdienstbaarheid).
o
De verschillende slecht gelegen restpercelen kunnen geruild worden voor één of meerdere goed gelegen locaties die stads- of dorpskernversterkend en/of inbreidingsgericht zijn (bvb gronden in eigendom van OCMW en stad, ruimtelijke transformatie (verdichten, verhogen en verweven) van gronden in de omgeving van het station, …).
o
In relatie tot het concept van verhandelbare ontwikkelingsrechten kunnen mogelijkheden onderzocht worden om meeropbrengsten die kunnen ontstaan door aanzienlijke densiteitsverhoging in de stadskern (bvb stationsvernieuwingsproject, sites in reconversie, …) te investeren in het wegnemen van bouwrechten op slecht gelegen gronden.
o
De (voorlopige) modelleringsresultaten en inschatting van economische en sociale kosten en baten die uit het ORBP Dender komen, kunnen gebruikt worden voor de onderbouwing en de maatschappelijke afweging in de keuze voor een grondenruil
Structuur team bestaande uit: - Trekker = stad Geraardsbergen: Guido De Padt, Veerle Mertens, Davina Vandenbossche - Ruimte Vlaanderen: Robin De Smedt, Griet De Mulder, Cindy Vandenbogaerde - VLM: Siegi Absillis, Wim Van Isacker - W&Z: Micheline Gruwé Eens het principe van grondenruil concreter is uitgewerkt en duidelijk is welke gronden (en welke bestemmingen) in aanmerking komen, zal deze groep uitgebreid worden met vertegenwoordigers van gebruikers/eigenaars van de betreffende gronden.
De Werkgroep Denderland fungeert als “stuurgroep” waarop uiteindelijke quick win werd goedgekeurd.
Tijdspad en mijlpalen Mijlpaal 1 = Doelstelling en scope afbakenen afgerond tegen WG Denderland van 5 maart Mijlpaal 2 = Formuleren beslissing quick win (met verder tijdspad, afspraken en engagementen voor aanpak onderzoek) afgerond tegen WG van 2 april
Beslissing Quick-win De stad, Ruimte Vlaanderen, VLM en W&Z engageren zich om bovenstaand onderzoek uit te voeren binnen een termijn van één jaar. -
-
De stad treedt op als trekker van het onderzoek. Ruimte Vlaanderen treedt op als begeleider bij de ontwikkeling van een gebiedsvisie kaderend binnen BRV, testen van verhandelbare ontwikkelingsrechten, voorbereiding planningsproces, inschatting woonbehoefte, e.d. VLM treedt op als begeleider bij de voorbereiding van de inzet van het flankerende instrumentarium vanuit het Decreet Landinrichting W&Z treedt op als begeleider bij de onderbouwing van de (voorlopige) resultaten van het ORBP
Beoogd resultaat van het onderzoek is de opstart van een gemeentelijk planningsproces (en participatietraject) waarbij de bestemming van de slecht gelegen gronden gewijzigd wordt, waar nodig via compensatie of via een ruiloperatie naar een betere plek. We streven hierbij naar een vermindering van het totale ruimtebeslag en een hogere ruimtelijke kwaliteit. Het planningsproces zal het nieuwe ruimtelijk beleid van het BRV illustreren: Aansnijding van de bestaande open ruimte wordt maximaal vermeden. Er wordt ingezet op vernieuwing en transformatie van de ruimte die we al benutten. Die vernieuwde ruimte maken we samen. Burgers, het maatschappelijk middenveld, ontwikkelaars, investeerders en overheden werken intensief samen om transformaties in de ruimte te realiseren.
Volgende elementen maken deel uit van het onderzoek: 1 Inventarisatie en selectie van mogelijke ruilgronden en gebieden die geschikt zijn voor ruimtelijke transformatie 2 Opmaak/vernieuwen van de ruimtelijke gebiedsvisie (onder meer op vlak van de ontwikkeling van kernen op mensenmaat (woonbehoeftes, voorzieningen, welzijn, ontsluiting/mobiliteit …), aandacht voor het evenwicht tussen de verschillende open ruimte functies en versterken van ruimtelijke veerkracht (open ruimte, groenblauwe dooradering, …)
3 Voorbereiden van de nodige elementen (inrichtingsnota, grondruilplan, instrumentenafweging, …) nodig voor de inzet van de flankerende instrumenten gekoppeld aan het planningsproces (vnl. instrumenten Decreet Landinrichting) 4 Onderbouwing maatregelen ter beperking van overstromingsrisico’s vanuit de voorlopige resultaten van het ORBP 5 Testen van de meerwaarde van verhandelbare ontwikkelingsrechten om ruimtelijke transformaties mogelijk te maken.
1.3. QUICK WIN 2 ‘Vliegveld Overboelare’ Doelstelling - Zoeken van een gedragen oplossing voor de waterproblematiek van het gebied rond het Vliegveld van Overboelare (vliegveld en Majoor Van Liederlaan) in combinatie met een oplossing voor het problematiek van de zweefvliegclub Phoenix. - Het uitwerken van een participatietraject rond dit planinitiatief. Inzetten op gebieden met een veranderingsopgave voor water: - gebiedsgerichte investeringsopgave gericht op het verminderen van overstromingsrisico’s en het verhogen van de potenties van de Dendervallei als drager van de open ruimte en leverancier van ecosysteemdiensten. - de investering werkt veerkrachtsverhogend: het gebied zal na de investering beter bestand zijn om de uitdagingen op vlak van klimaatverandering (overstromingen en waterproblematiek Dender) e.d. op te vangen - de investering zet in op multifunctioneel ruimtegebruik en creëert win-wins: kansen op vlak van combinatie van bovenstaande doelstellingen met recreatie, landbouw, natuur, energie, waterbevoorrading, … worden maximaal benut.
Slecht gelegen juridisch aanbod neutraliseren: Buiten de verzorgende stad en hoofddorpen wordt ongebruikt juridisch aanbod streng gescreend op de ligging. Door slecht gelegen juridisch aanbod te neutraliseren, worden maatschappelijke kosten vermeden. Neutraliseren wil zeggen: de bestemming van het juridisch aanbod wijzigen naar een open ruimte functie via een ruiloperatie naar een betere plek, zonder daarbij evenveel ruimte te moeten innemen.
Scope In eerste instantie bestaat de quick win erin om de scope van het te onderzoeken (beMERren en in GRUP te vertalen) gebied en problematiek te bepalen zodat een gedragen lange termijn oplossing (water en problematiek zweefvliegclub) kan worden gevonden en opgestart. Er wordt voor het bepalen van de scope van de planMER vertrokken van de site van het vliegveld zelf, het uiteindelijke onderzoek kan zich uitstrekken over het gebied tussen de grens met Wallonië en de spoorlijn.
Structuur Team bestaande uit - Trekker = Ruimte Vlaanderen: Griet De Mulder, Bien Weytens - stad Geraardsbergen: Guido De Padt, Veerle Mertens, Davina Vandenbossche, Jens Heyman - ANB: Delphine de Hemptinne - W&Z: Sofie Derous, Ann Decouttere - VMM: Kristof Decoene - Zweefvliegclub Phoenix: Johan Lievens - Bloso: Francis Pepermans - ADLO
Dit team bewaakt de voortgang van het proces (na goedkeuring quick win door de werkgroep Dender).
Tijdspad en mijlpalen Mijlpaal 1 = akkoord over samenstelling en inhoud van de quick win vergadering 27/03 Mijlpaal 2 = consolidatie van de quick win (met verder tijdspad, afspraken en engagementen voor aanpak onderzoek) door de werkgroep Dender 2 april
Beslissing Quick – Win Overboelare: De stad, Ruimte Vlaanderen, ANB, ADLO, W&Z en Bloso engageren zich om het beschreven onderzoek (zie scope en verder) op te starten binnen een termijn van één jaar. o
Ruimte Vlaanderen treedt op als trekker van proces en engageert zich om een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (inclusief planMER) op te maken o Stad Geraardsbergen, Ruimte Vlaanderen, ANB, W&Z, Bloso, VMM en de Zweefvliegclub Phoenix engageren zich om de planMER te begeleiden. o W&Z treedt op als begeleider bij de onderbouwing van de (voorlopige) resultaten van het ORBP en de mogelijke weerslag hiervan op het beschreven onderzoek. o Zweefvliegclub Phoenix engageert zich om mee te zoeken naar een gedragen en realistische oplossing. Beoogd resultaat van het onderzoek is de opstart van een gewestelijk planningsproces (en participatietraject) om bestemmingsmatig een oplossing te vinden voor de vraag van de zweefvliegclub Phoenix (cfr het in 2010 afgeleverde planologisch attest) rekening houdend met de aanwezige overstromingsproblematiek en de in de omgeving aanwezige natuurwaarden (en habitatrichtlijngebied).
Volgende elementen maken deel uit van het onderzoek: 1. Opstart planMER en bepalen te onderzoeken alternatieven. 2. Opmaak/vernieuwen van de ruimtelijke gebiedsvisie (onder meer op vlak van versterken van ruimtelijke veerkracht (open ruimte, groenblauwe dooradering, …) en aandacht voor het evenwicht tussen de verschillende open ruimte functies. 3. Vertalen van visie-elementen en resultaten van planMER in gewestelijk RUP 4. Onderbouwing maatregelen ter beperking van overstromingsrisico’s vanuit de voorlopige resultaten van het ORBP
Verder tijdspad: - Goedkeuring quick-win door minister - Opmaak bestek door Ruimte Vlaanderen en bespreking in begeleidingsgroep voor de zomer - Opstart planMER najaar - Organisatie plenaire vergadering na goedkeuring planMER.
1.4. QUICK WIN 3 ‘Burchtdam’ Doelstelling Het project ‘Brownfield Burchtdam’ te Ninove is heropgestart. Er zijn nog 2 elementen die niet zijn uitgeklaard bij het verder vervolg van de studie: - het al dan niet aansnijden van de greenfield in het noordoostelijk deel van het studiegebied, rekening houdend met het signaalgebied - het herbestemmen van het gebied via een gewestelijk of een provinciaal initiatief. Wanneer consensus wordt bekomen over deze discussie-elementen, kan de brownfield versneld worden ontwikkeld.
Scope -
-
Binnen het studiegebied van de brownfield Burchtdam te Ninove. Het uitbreiden van het projectgebied naar de ruimere omgeving biedt voor de gemeente Ninove geen meerwaarde. De gemeente wenst voornamelijk het huidig proces te versnellen. Er dient afstemming te gebeuren tussen de verschillende lopende processen: relance BRV, strategisch project Denderland, Brownfieldconvenant Burchtdam en ORBP.
De quick-win bestaat erin de volgende beslissing van de Vlaamse Regering uit het brownfieldconvenant 57. Ninove – Burchtdam (in werking getreden op 26/01/2015) te versnellen: Overeenkomstig de beslissing van de Vlaamse Regering ‘Startbeslissing Signaalgebied Burchtdam Ninove’ (bijlage 4) en de beslissing van de Vlaamse Regering van 24 januari 2014 met de beleidsopties voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van ‘signaalgebieden’ (bijlage 5) zal de Vlaamse Regering een standpunt innemen omtrent de aangewezen planologische overheid, zulks op grond van een voorstel van beleidsoptie van de bevoegde ruimtelijkeordeningsminister. Het voorstel van beleidsoptie komt tot stand op grond van een bespreking tussen Partijen en wordt voorgelegd aan de Stuurgroep, vermeld in artikel 12, of besproken in de schoot van een werkgroep in de zin van 2.6, eerste lid. Het voorstel van beleidsoptie houdt rekening met: a) de provinciale taakstellingen bij belangrijke strategische planningsprocessen in kleinstedelijke gebieden; b) noodwendigheden inzake integraal waterbeleid (ruimte voor water en veiligheid bij overstromingen), en de ontwikkeling van de strategische visie op de Dendervallei; c) de actuele resultaten van het brownfieldproces en de reeds uitgewerkte visies en plannen; d) de mogelijkheden inzake planologische delegatie zoals voorzien in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Binnen een tijdspanne van één jaar na de ondertekening van het Convenant wordt voornoemde beleidsoptie met aanduiding van de bevoegde planologische overheid gefinaliseerd, rekening houdend met het stappenplannen (acties en tijdskader) opgesteld door de Stuurgroep, vermeld in artikel 12.
Structuur team bestaande uit: - Ruimte Vlaanderen: Cindy Vandenbogaerde, Bien Weytens
Tijdspad en mijlpalen Mijlpaal 1 = Doelstelling en scope afbakenen afgerond tegen WG Denderland van 5 maart Mijlpaal 2 = Formuleren beslissing quick win (met verder tijdspad, afspraken en engagementen voor aanpak onderzoek) afgerond tegen WG van 2 april
Beslissing Quick – Win Burchtdam: Ruimte Vlaanderen engageert zich om het beschreven onderzoek (zie scope en verder) af te werken tegen juni 2015. Beoogd resultaat van het onderzoek is het bepalen van de initiatiefnemer voor de herbestemming van de brownfield, in overeenstemming met de verschillende lopende processen. Verder tijdspad: - Goedkeuring quick-win door minister - Opmaak beleidsoptie door Ruimte Vlaanderen en bespreking in plangroep Brownfield voor de zomer - Voorleggen beleidsoptie aan minister voor goedkeuring voor de zomer - Toelichten goedgekeurde beleidsoptie aan stuurgroep Brownfield september 2015
2.
INHOUDELIJKE AANBEVELINGEN VOOR HET BRV
In de oefening ‘Match-mismatch’ werden volgende BRV-gebiedskansen uitgetest in het gebied ‘Denderland’. Slecht gelegen juridisch aanbod neutraliseren Buiten stedelijke regio’s, knooppuntsteden, verzorgende steden en hoofddorpen wordt ongebruikt juridisch aanbod streng gescreend op de ligging. Door slecht gelegen juridisch aanbod te neutraliseren, worden maatschappelijke kosten vermeden. Neutraliseren wil zeggen: de bestemming van het juridisch aanbod wijzigen naar een open ruimte functie via een ruiloperatie naar een betere plek, zonder daarbij evenveel ruimte te moeten innemen.
Energie-efficiënt inpassen van functies Een doordachte ruimtelijke organisatie moet de vraag naar energie structureel verminderen. Ten eerste zetten we in op het minimaliseren van de energievraag door een correct locatiebeleid van functies die het energieverbruik door verplaatsingen doet afnemen. Ook verdichting en het gericht bundelen van activiteiten op plaatsen met een goede ontsluiting binnen het stedelijk systeem leidt tot een vermindering van de energievraag. Ten tweede maximaliseren we de energie-efficiëntie door functies te verweven en kringlopen te sluiten. Zo kunnen energieoverschotten van de ene functie zinvol bijdragen aan de energievraag van een andere functie. Tenslotte organiseren we de ruimte zodanig dat we de energievraag in grote mate met hernieuwbare bronnen kunnen invullen. Waar mogelijk wordt deze hernieuwbare energie zo dicht mogelijk bij de gebruiker geproduceerd, zoals stadsverwarming of warmtekrachtkoppeling. 1.1. Open ruimte maximaal vrijwaren en veerkrachtig inrichten Open ruimte heeft een belangrijke rol voor de levering van ecosysteemdiensten: voedsel en drinkwater, verkoeling, waterberging en luchtzuivering, landschappelijke beleving, recreatiemogelijkheden, … Het gaat over grote aaneengesloten openruimtegebieden: rivier- en beeksystemen, natuur-, bos- en landbouwgebieden. Een veerkrachtige inrichting van deze gebieden zorgt ervoor dat ook in tijden van schokken of veranderingen essentiële ecosysteemdiensten geleverd kunnen worden. Bepaalde maatschappelijke activiteiten kunnen druk uitoefenen op het functioneren van de open ruimte. Het gaat om fenomenen zoals vertuining, verpaarding en residentialisering. Daarom wordt vermeden dat ontwikkelingen voor wonen, recreatie of ondernemen zich afspelen in gebieden die essentieel zijn voor voedsel, water of biodiversiteit. 1.2. Inzetten op gebieden met een veranderingsopgave voor voedsel, biodiversiteit, water en/of energie In een aantal openruimtegebieden zijn gebiedsgerichte investeringsprojecten nodig om de veerkracht ervan te verhogen. Het betreft een selectie van gebieden waar aanpassingen aan de inrichting en het landgebruik nodig zijn in functie van een veranderingsopgave. Deze veranderingsopgave kan het gevolg zijn van het stimuleren van economisch belangrijke landbouwactiviteiten, het verzekeren van de instandhouding van soorten, ingrepen op vlak van wateropslag – of beveiliging, of het voorzien in grootschalige hernieuwbare energie. Het impliceert geenszins dat het zou gaan over ‘exclusieve’ gebieden. Via een geïntegreerde aanpak kunnen win-winsituaties ontstaan tussen de verschillende thematische doelstellingen.
1.3. Fijnmazig groenblauw dooraderen Groene verbindingen en waterlopen versterken elkaar in een fijnmazig netwerk dat de open en de bebouwde ruimte groenblauw dooradert. Ze verbinden ecologisch waardevolle gebieden met elkaar en verhogen de toegankelijkheid en bereikbaarheid van open water en groene massa binnen het stedelijk weefsel (van stedelijke regio’s, knooppuntsteden en verzorgende steden) en de open ruimte. Ook stadswijken en bedrijventerreinen kunnen ingeschakeld worden in het netwerk. Een groenblauwe dooradering draagt bij aan de omgevingskwaliteit en zorgt voor aantrekkelijke gehelen om in te verblijven, te wonen en te werken.
1.4. Gemeenschappelijk gebruiken van ruimte Gemeenschappelijk ruimtegebruik vereist een gebiedsgerichte benadering waarbij de gangbare benadering van functiescheiding ophoudt. Vanuit de potentie van de plek worden positieve allianties en synergiën tussen verschillende ruimtegebruikers gezocht. Verschillende ecosysteemdiensten worden gecombineerd. Dit betekent dat verweven en meervoudig ruimtegebruik op verschillende schalen kan onderzocht worden, waarbij aandacht is voor innovatieve mengvormen. De meervoudige ruimtelijke programma’s vereisen dat investeringen uit verschillende beleidsdomeinen gebundeld worden. Rol aan verzorgende steden geven Verzorgende steden zijn stedelijke kernen die een belangrijke verzorgende rol spelen voor een omliggende regio op vlak van bovenlokale voorzieningen. In verzorgende steden wordt een minder grote opgave opgevangen op vlak van wonen, werken, voorzieningen edm. In de verzorgende steden vinden bewoners hun dagelijkse basisvoorzieningen in de nabijheid. Verplaatsingen worden gestimuleerd volgens het STOP-principe.
2.1. ALGEMEEN Op het niveau van de visie (mensenmaat, metropolitane allure, veerkracht, transformeren) werden de beleidslijnen onderschreven. De gebiedskansen werden vertaald naar Denderland aan de hand van een kansenkaart (zie ook bijlage 3.4).
De gebiedskansen werden op hoofdlijn bevestigd in de werkgroep. Via de oefening ‘Match-mismatch’ werden een aantal aanbevelingen geformuleerd op de gebiedskansen (zie tabel in bijlage 3.3).
2.2. BELEIDSAANBEVELINGEN BRV Vertaal de principes van de meerlaagse waterveiligheid in het ruimtelijk beleid De voorbije jaren is in Vlaanderen stilaan het besef gegroeid dat de huidige beleidsstrategie van vasthouden, bergen en afvoeren van water een sterke visie blijft, maar onvoldoende is om de huidige en toekomstige overstromingsrisico’s het hoofd te bieden. Overstromingsrisico’s worden gevormd door de combinatie van de kans op overstromingen en de schade die deze veroorzaken. Binnen een integraal en duurzaam beleidskader worden in Vlaanderen zowel de oorzaken als de gevolgschade van overstromingen aangepakt In overeenstemming met de Overstromingsrichtlijn werd hiervoor de visie van Meerlaagse Waterveiligheid (MLWV) ontwikkeld. De MLWV beoogt het reduceren van het overstromingsrisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau en houdt een optimale mix in van protectieve, preventieve en paraatheidsverhogende maatregelen (3 P’s), waarbij alle actoren in het overstromingsrisicobeheer (waterbeheerders, ruimtelijke ordening, crisisdiensten, de verzekeringssector en burger) een duidelijke verantwoordelijkheid opnemen en samenwerken om het restrisico te reduceren. Via MLWV kan het (meerlaagse) overstromingsrisicobeheer van de toekomst in praktijk gebracht worden. Er is bijgevolg nood aan preventieve maatregelen die structureel inwerken op de gevolgschade van overstromingen. Dit kan via het vrijwaren van bepaalde gebieden van bebouwing (bv. door herbestemmingen al dan niet in combinatie met planologische ruil, bestemmings- en/of gebruikersruil, door het opleggen van erfdienstbaarheden tot openbaar nut,…), door nieuwbouw overstromingsbestendig te ontwerpen of door de bestaande bebouwing overstromingsbestendig te verbouwen (bv. met behulp van het plaatsen van schotten) zodat het water niet binnenstroomt. De keuze van de maatregelen komt steeds tot stand d.m.v. een gebiedsgerichte afweging. Er is nood aan een ruimtelijk afwegingskader als leidraad om te bepalen welke maatregelen op welke locaties ruimtelijk geschikt zijn. Bovendien is het wenselijk dat maatregelen die de waterveiligheid verhogen ook bijdragen tot de realisatie van veerkrachtige landschappen en groenblauwe verbindingen. Er is nood aan een ruimtelijk afwegingskader die de principes van de meerlaagse waterveiligheid in ruimtelijk beleid vertalen, rekening houdend met toekomstige klimaatswijzigingen en maatschappelijke evoluties 2 Werk een beleid uit dat maatwerk mogelijk maakt. Werk een duidelijk en goed geflankeerd transitiebeleid uit ifv bestemmingswijzigingen zij het voor natuur, landbouw, bos of andere bestemmingen. Er is nood aan verder onderzoek op basis van concrete testcases waarbinnen een flankerend beleid op maat en rekening houdend met de wens van de eigenaar/gebruiker gevoerd kan worden, kaderend binnen de lokale ruimtelijke beleidsvisie. Bijvoorbeeld d.m.v. de inzet van verschillende instrumenten kunnen eigenaars/gebruikers ofwel elders een bouwgrond, bouwrechten of ontwikkelings- en gebruiksrechten krijgen (herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil, verhandelbare ontwikkelingsrechten, …), ofwel vergoed worden voor verlies aan bouwrecht (planschade of erfdienstbaarheid).
Er is nood aan een afwegingskader en/of instrumentarium voor het verrekenen van publiek/private kosten/baten bij de inrichting van vallei in functie van het waterbeheer.
3 Werk een strategie uit voor het economisch vervoer. Het STOP-principe is toepasbaar voor personenvervoer maar niet geschikt voor economisch vervoer. Een locatiebeleid moet echter niet alleen rekening houden met personenvervoer, maar ook met economisch vervoer. Kansen voor bijkomend vervoer over de waterweg en spoorweg moeten worden benut of gevrijwaard voor de toekomst. 4 Maak werk van nieuwe doelstellingen, die de oppervlaktebenadering van het RSV overstijgen. In kader van verhogen van ruimtelijk rendement moet nagedacht worden over het systeem van de ruimteboekhouding van het RSV. Onder meer voor de realisatie en inrichting van bedrijventerreinen is er nood aan een systeem waarbij voor het behalen van doelstellingen niet louter naar oppervlaktes gekeken wordt, maar ook meer rekening gehouden kan worden met bijvoorbeeld volumes, nuttig gebruik en verweving van functies(wonen en werken, blauwgroene dooradering). Ook in functie van de verdere ontwikkeling en bescherming van de open ruimte (en onderlinge verhoudingen natuur/landbouw) zal dergelijke aanpassing van de traditionele ruimteboekhouding noodzakelijk zijn. 5.Nood aan meer aandacht voor (hernieuwbare) energie in het ruimtelijk beleid Er is nood aan het vergroten van de aandacht voor (hernieuwbare) energie in het ruimtelijk beleid. Te vaak krijgt dit binnen het ontwikkelen van een ruimtelijke visie te weinig een plaats in het geheel. Naast de meer gekende vormen van hernieuwbare energie moet beter worden onderzocht hoe water een rol spelen bij het ontwikkelen van hernieuwbare energie. Ook energie vanuit afvalwater moet binnen het ruimtelijk beleid een plaats krijgen. Land- en tuinbouw kan hier ook een aanzienlijke bijdrage leveren in het kader van energieproductie en verwerking van afvalstromen. Aandachtpunten kunnen hierbij zijn: - Aandacht voor multifunctionaliteit - Hoe (hernieuwbare) energie delen/ uitwisselen/ opslaan - Gericht op de toekomst (duurzaam en geen toekomstige mogelijkheden hypothekeren)
2.5. OVERIGE BELEIDSAANBEVELINGEN Naar aanleiding van de besprekingen in de werkgroepen werden een aantal algemene aandachtspunten naar voor geschoven, onder meer vanuit de landbouw- en natuursector. Deze aandachtspunten werden beperkt bediscussieerd in de werkgroep maar aangezien het eerder algemene aanbevelingen voor het (lopende) beleid betreffen, werd er niet dieper op ingegaan bij de verdere bespreking bijvoorbeeld in het kader van de quick-wins of de aanbevelingen voor het BRV. Het gaat om volgende onderwerpen: - Pro-actief optreden in PAS - Optimaliseren van de kavelstructuur - Flankerend beleid voor de landbouw - Instandhoudingsdoelstellingen bv in het Raspaillebos - Omzetting van landschappelijk waardevol agrarisch gebied naar natuurgebied in de visiegebieden (aankoopperimeters) van erkende natuurreservaten Voor de inhoudelijke bespreking van deze onderwerpen kan worden verwezen naar de projecttabel in bijlage 3.2.
3.
BIJLAGEN
3.0 MINDERHEIDSSTANDPUNT BOERENBOND 3.1. GEOGRAFISCHE AANDUIDING VAN HET GEBIED 3.2. PROJECTENTABEL 3.3. PROJECTENTABEL MATCH - MISMATCH 3.4. BRV-STRATEGIEKAART