Project Eigen Kracht-conferenties 2011-2014
Een terugblik met het oog op de toekomst…
1.
Projectsituering Eigen Kracht-conferenties (EK-c) ........................................................................ 2
2.
Wat is een EK-c? .................................................................................................................................. 3
3.
4.
2.1.
De opmars van ‘eigen kracht’ ...................................................................................................... 3
2.2.
Wat is een Eigen Kracht-conferentie? ....................................................................................... 4
2.3.
Hoe verloopt zo’n Eigen Kracht Conferentie? ........................................................................ 6
Hoe gingen we te werk? ....................................................................................................................... 7 3.1.
In samenwerking met vzw EKc.be ............................................................................................ 7
3.2.
Informeren en sensibiliseren ....................................................................................................... 7
3.3.
Verdiepingsvorming voor hulpverleners ................................................................................... 7
3.4.
De ‘ja, maars…’ omkeren ............................................................................................................ 8
Cijfers en processen.............................................................................................................................. 9 4.1.
Opgestarte trajecten in cijfers...................................................................................................... 9
4.2.
Opgestarte trajecten als processen ........................................................................................... 10
5.
Toekomst ............................................................................................................................................. 11
6.
Meer lezen? ........................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Project EK-c 2011-2014
Pag. 1 van 12
1. Projectsituering Eigen Kracht-conferenties (EK-c) In 2010 werd in het kader van de Integrale Jeugdhulp (IJH) in 2 regio’s (Limburg en VlaamsBrabant) geëxperimenteerd met de introductie van Eigen Kracht-conferenties. De doelstelling van de Eigen Kracht-conferenties pasten toen reeds binnen de beleidslijnen van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In zijn beleidsbrief 2010-2011 stond "het versterken van de informele zorg en de vermaatschappelijking van de zorg" ingeschreven als één van de prioriteiten. Ek-c vertrekt van een burgerschapsmodel en is een methodische vertaling van de tendens naar vermaatschappelijking en het versterken van sociale netwerken. Die pilootprojecten waren volgens de minister erg leerzaam, maar een projectjaar bleek te kort om sluitende beleidsconclusies te nemen. Bovendien werd er vooral ervaring opgedaan met aanmeldingen uit de bijzondere jeugdzorg. De minister oordeelde dat bijkomende ervaring moest worden opgedaan en dat het aanbod over heel Vlaanderen uitgebreid moest worden. Hij gaf het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk de opdracht om Eigen Kracht-conferenties intersectoraal te introduceren in Vlaanderen en Brussel. De keuze voor het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk als opdrachthouder werd bewust genomen om te exploreren of de Eigen Kracht-conferenties ook meer ingezet konden worden op de eerste lijn, bij de ‘brede instap’. Om aldus de preventieve slagkracht voluit te benutten en zo eventuele onnodige instroom in de (verdere) jeugdhulp te vermijden. Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk aanvaardde de opdracht omdat de benadering van Eigen Kracht-conferenties sterk aansluit bij de eigen visie “We kiezen voor een krachtig sociaal werk . Voor een praktijk met een verbindende functie, met kennis van het ‘dagelijks leven’, in en met de leefomgeving van kwetsbare mensen. Sociaal werk dat bedreven en gedreven is in het ondersteunen van de eigen kracht van mensen en het bouwen aan sociale netwerken.”1 Dit resulteert in de hulpverlening in het streven naar een evenwichtig samengaan van een individuele bestaansethiek, een wederzijdse zorgethiek en een sociale grondrechtenethiek. Deze uitgangsprincipes vinden we terug het Ek-c model. Net door het versterken en activeren van het sociale netwerk vanuit die wederzijdse zorgethiek, wordt er gewerkt naar maximale betrokkenheid, participatie en vraagsturing van de cliënt en haar/zijn omgeving. Het Ek-c model is ook expliciet gestoeld op een burgerrechten-benadering: het recht om zelf regie te behouden over je eigen leven, het recht van familie om betrokken te worden, het recht om eerst zelf een plan te maken. Daarnaast trekt EK-c het uitgangspunt van het burgerschapsmodel door in haar werkwijze en werkt bewust met vrijwilligers om net die brug tussen de informele leefwereld van de burger en de formele systeem- of beroepswereld te faciliteren. Werken met vrijwilligers in het sociaal werk zien we als een meerwaarde die we ook op andere terreinen uitdragen. Vanuit deze aanknopingspunten aanvaardden we graag de opdracht. EK-c zien we daarbij als een kapstok, als een concrete vertaling van uitgangspunten en werkingsprincipes. Want het gaat om meer dan de introductie van (weeral) een nieuwe methodiek. Aan de basis ligt de realisatie van een cultuuromslag, EK-c geeft handen en voeten aan ‘anders’ denken en handelen vanuit een krachtgericht perspectief. Hoe vanzelfsprekend de uitgangspunten ook mogen lijken, de werkelijke implementatie van deze principes blijkt, ook internationaal bekeken, niet evident. Vaak horen we reacties in de aard van “we werken al met de families”. Er wordt inderdaad meer
1
Uit “Missie en visie Steunpunt Algemeen Welzijnswerk”, 2014
Project EK-c 2011-2014
Pag. 2 van 12
en meer met de context gewerkt, maar de kracht van de EK-c ligt in dat stapje verder gaan. Mensen consulteren of betrekken is nog niet hetzelfde als ze zelf laten plannen, besluiten en uitvoeren. Het vereist een (cultuur)omslag in denken en handelen bij cliënten en hulpverleners, maar ook in organisaties en beleid. De kritische factor bij de invoering van eigen kracht benadering is volgens internationale ervaringen niet de vraag of burgers al dan niet zelf plannen kunnen maken. Dat lukt meestal wel. De kritische factor is de inbedding van eigen kracht ‘kijk’ in bestaande structuren en systemen in professionele organisaties. Kunnen professionele organisaties dit in hun systeem inpassen? Het project liep uiteindelijk van maart 2011 tot december 2014. In het voorjaar van 2014 ging het nieuwe decreet Integrale Jeugdhulp van kracht. Het krachtgericht en netwerkgericht werken wordt daarin naar voor geschoven als een duidelijke pijler in de context van ‘vermaatschappelijking’. Het decreet stelt dat jeugdhulpverleners steeds moeten te onderzoeken hoe de krachten van de minderjarige, zijn/haar ouders en mensen uit de nabije omgeving mee kunnen ingezet en versterkt kunnen worden. Met als doel de participatie en eigen inbreng in de hulpverlening te verhogen en minder gespecialiseerde hulp in te zetten. Bij de intersectorale toegangspoort zal een aanmelder gevraagd worden om aan te geven hoe er al gewerkt is aan het exploreren en versterken van eigen krachten. Het inzetten van een EK-c is daarbij een mogelijke optie. Met de verankering in het decreet, werd het experimenteel project met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk als projecthouder stopgezet. Vanaf 2015 is het niet langer de rol van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk om de methodiek Ek-c te promoten en mee uit te voeren. De financiering verloopt voortaan via de vzw EKC.be (www.eigen-kracht.be) en zij behartigen de informatievragen, de aanmeldingen en de uitvoering. Als Steunpunt blijven we echter onverminderd actief verder werken aan de implementatie van dit krachtgericht paradigma. Dit doen we in samenwerking met andere steunpunten, onder meer door ‘netwerktafels’ aan te bieden voor voorzieningen die krachtgericht willen werken en voor aanbieders van methodieken.
2. Wat is een EK-c? 2.1. De opmars van ‘eigen kracht’ De laatste decennia zien we, als antwoord op een sterk veranderende samenleving en dito hulpvragen en -noden, grote verschuivingen in het hulpverleningslandschap. Er wordt druk gezocht naar manieren om de hulpverlening meer integraal, vraaggestuurd, participatief, outreachend en leefwereld-georiënteerd te maken. Zo deden de concepten als trajectbegeleiding en case-management hun intrede en de groei van zogenaamde community-programma’s en sociale netwerkstrategieën is opvallend. Empowerment, actief burgerschap, burgerkracht en informele zorg zijn de laatste jaren niet meer weg te denken kernwoorden in het welzijnslandschap. De jongste jaren ook steeds meer en expliciet geflankeerd door een overheidsbeleid dat kampt met wachtlijsten en financiële krapte en volop inzet op ‘vermaatschappelijking van de zorg.’ Dat proces startte in de geestelijke gezondheidzorg, vond vervolgens ingang in de hulpverlening aan mensen met een beperking en zet zich onverminderd door in het hele welzijnsbeleid. In het nieuwe decreet Integrale Jeugdhulp, waarbinnen dit EK-c project niet toevallig kadert, is het een belangrijk speerpunt geworden. Dat een overheidsbeleid
Project EK-c 2011-2014
Pag. 3 van 12
vanuit een burgerschapsmodel het inzetten op informele zorg mee onderschrijft is enerzijds toe te juichen. Een overheid kan daar door ‘centen en reglementen’ sturen en faciliteren om die cultuuromslag te stimuleren. Anderzijds: de huidige beleidsflankering legt meteen ook dé achillespees van de krachtengerichte benaderingen bloot. We moeten alert waken dat de achterliggende besparingslogica de wezenlijk krachtgerichte logica niet koloniseert en dat het groeiend appèl op ‘burgerkracht’ net de meest kwetsbaren niet verder marginaliseert of weer afhankelijk maakt van liefdadigheid. Het sociaal werk moet resoluut op die nagel blijven kloppen: een samenleving die mensen aanspreekt op hun eigen kracht en hun zelfredzaamheid, moet tegelijk een krachtig en effectief zorgaanbod hebben wanneer burgers daar vraag of nood aan hebben2. De al meer doorgedreven ervaringen daarmee in buurlanden zoals Groot Brittannië en Nederland3 tonen aan dat het risico op recuperatie bijzonder groot is.
2.2. Wat is een Eigen Kracht-conferentie? Op dit krachtgericht élan ontwikkelden zowel in buiten- als binnenland de afgelopen deccenia diverse uitgewerkte en wetenschappelijk onderbouwde methoden en handelingmodellen.4 Zo waaide vanuit Nieuw Zeeland de Eigen Kracht-conferentie over naar vele plaatsen in de wereld en via Nederland ook naar Vlaanderen. Onder andere in Nieuw Zeeland, waar het allemaal in de jaren ’80 begon, is het model van Family Group Conferences in de jeugdzorg ondertussen wettelijk verankerd. Als er zich een probleem voordoet, moet eerst de mogelijkheid aan het gezin en het sociaal netwerk zélf gegeven worden om een oplossing voor te stellen en een plan van aanpak uit te werken. Pas als dat niet lukt of ontoereikend blijkt, kan een andere interventie gebeuren. Geen gecompliceerde indicatiestelling van ‘voor wie en voor wat’?, maar ingeschreven als een burgerrecht: het recht van burgers om zelf uit te maken wat zij als de beste oplossing zien en hoe ze dat willen aanpakken. En in heel wat situaties kan de brede kring van familie, grootouders, buren, vrienden,... zelf nog voor een belangrijk deel van de oplossing zorgen. Als het hen gevraagd wordt tenminste. Als er mensen zijn die hen vertellen dat ze zelf een plan kunnen én mogen bedenken. Dat is precies wat een Eigen Kracht-conferentie doet. De EK-c keert de gangbare werkwijze en machtsverhoudingen in de zorg om. Mensen die voorheen als de oorzaak van het probleem werden beschouwd, vormen nu het begin van de oplossing. Deze werkwijze activeert verborgen krachten in de eigen sociale context. Daardoor ontdekken mensen tijdens het proces bij zichzelf een kracht waarvan ze niet meer wisten dat ze erover beschikten. De onderliggende principes zijn eenvoudig en duidelijk: 'leg de sturing bij het gezin’ en 'maak de kring groter'. Met andere woorden: laat de mensen zelf aan het woord en breng gezonde (draag)kracht in.Verruim het perspectief en ga op zoek naar hulpbronnen in eigen omgeving. De kring groter maken is essentieel. Als je enkel blijft werken met de context waarbinnen het ‘porbleem’ zich stelt, is de kans op slagen beperkter. Vaak is er al vanalles geprobeerd, is die kring en/of de draagkracht (té) beperkt of zijn er kwetsures en conflicten. Hoewel het belangrijk blijft om ook daar op een krachtgerichte manier mee aan de slag te gaan, is het actief op zoek gaan 2
Zie bijvoorbeeld ook S.Beelen J.De Maeyer, C. Dewaele, H. Grymonprez, C. Mathijssen (2014): Reach Out, praktijkboek voor Outreachend
werken. Lannoo, p55-66. Zie bijvoorbeeld Steyaert J. & Winsemus A.(2011); Lang Leve de Samenleving. Big society als importproduct voor Vlaanderen? Alert, 2011, 4, 816. 3
4
Zie Bind-Kracht, Persoonlijke Toekomstplanning, Familienetwerkberaad, Sings Of Safety, EK-c…
Project EK-c 2011-2014
Pag. 4 van 12
naar mensen buiten die vertrouwde kring vaak de sleutel tot succes. Zij kunnen vanuit hun (ondergesneeuwde) betrokkenheid een ander perspectief inbrengen, een andere dynamiek op gang trekken, conflictontmijnend werken, draagkracht toevoegen enzovoort. En zoals zo vaak geldt, een goede voorbereiding is goud waard. Een gezin in moeilijkheden heeft meestal wel iets anders aan zijn hoofd dan een conferentie te organiseren. Men is moe, bezig met overleven, moedeloos. Het netwerk rond het gezin lijkt verdwenen, verbrokkeld. Iedereen lijkt afgehaakt te hebben. Een grote bijeenkomst organiseren is misschien wel het laatste waar men aan denkt. Daarom wordt het gezin bij de voorbereiding van die conferentie geholpen door een onafhankelijke coördinator. Die ondersteunt het gezin bij de organisatie van de conferentie. De coördinator kan de tijd nemen om door te vragen en zo tot een netwerk te komen dat voor hulpverleners niet altijd te overzien is. De onafhankelijke coördinator is geen professional. Het is een geëngageerde burger, een vrijwilliger die een driedaagse opleiding kreeg. Hij/zij zoekt mee uit wie er allemaal aanwezig moet zijn, informeert en motiveert mensen, zoekt naar oplossingen voor de onvermijdelijke “ik-kom-niet-als-die-komt” reacties en zorgt mee voor de praktische organisatie. Deze vrijwilliger is niet verbonden aan een hulpverleningsorganisatie en heeft geen enkel belang bij de inhoud en de uitvoering van het plan dat een conferentie uitwerkt. Er is bewust gekozen om met vrijwilligers te werken om op die manier de familie maximaal zelf aan zet te laten. Het is een sterk signaal dat er een gewone burger is die je daar in bijstaat. Zelf een plan ‘mogen’ maken is immers iets anders dan de boodschap geven ‘trek uw plan’! De vrijwilliger kan ook niet als ‘expert’ worden aangesproken en zit daardoor in de positie om veel meer neutraal blijven. Dat werkt minder sturend enerzijds en anderzijds geeft het de familie ook meer ruimte om vrijuit te spreken. Concreet wordt er gewerkt naar een bijeenkomst (de conferentie) van één of meerdere personen met hun familie, vrienden, buren, (ex-)collega’s... In zo'n plan staat wat het netwerk zelf zal doen; de eigen krachten die het nog kan/wil inzetten. Ervaringen tonen aan dat zo'n conferenties vaak tot verrassende en creatieve oplossingen kunnen leiden voor probleemsituaties. Wanneer ze de kans krijgen, komen families zelf met onverwachte oplossingen, die nooit bij de hulpverleners zouden opkomen of die ze nooit voor mogelijk achtten. Mensen denken en handelen niet in sectoren en modules waardoor de plannen automatisch meer integraal zijn. Een sociaal netwerk is ook niet gebonden aan kantooruren maar flexibel en bij wijze van spreken 24/24 en 7/7 beschikbaar. Uiteraard moet ook het plan van het netwerk realistisch en binnen de draagkracht van het netwerk blijven, maar het verhoogt wel gevoelig de mogelijkheden om tot creatieve oplossingen te komen. Door de kring te vergroten ontstaat voor de deelnemers ook het effect van ‘veel handen maken licht werk’ en wordt de individuele belasting kleiner. Dat maakt de zorg niet alleen meer inpasbaar in eigen drukke agenda’s, maar het creëert ook de ervaring dat het geheel groter is dan de som der delen. Omdat het om eigen oplossingen gaat, op het lijf van het gezin in kwestie geschreven, bestaat er veel minder weerstand en verloopt de uitvoering van de afspraken vaak vlotter. Naast het emancipatorische is het ook een uitgelezen manier om vraaggestuurd te werken. Het netwerk bepaalt immers zelf welke professionele hulp ze aanvullend nog wil inschakelen. Professionele expertise en de zeggenschap over de eigen levensloop worden zo optimaal met elkaar verbonden. Het is niet de bedoeling de hulpverlening overbodig te maken, maar wel om tot en optimale afstemming te komen waardoor wat er aan externe hulp wordt ingezet ook effectief ‘verf pakt’. EK-c beoogt zoveel mogelijk een tandem van professionele hulp waar nodig en informele hulp zoveel het kan. Het is aan de bestaande of de gewenste hulpverlening om dit plan als ‘sturend’ te aanvaarden en een vraaggestuurd aanvullend of ondersteunend aanbod te voorzien. Dat vraagt openheid. Want de medaille van
Project EK-c 2011-2014
Pag. 5 van 12
‘eigen plannen werken beter’ heeft een keerzijde. Dat adagium geldt immers ook voor hulpverleners: het door henzelf opgemaakte hulpverleningsplan werkt in hun ogen beter.
2.3. Hoe verloopt zo’n Eigen Kracht Conferentie? De conferentie zelf verloopt in drie fasen. Tijdens een eerste informatiefase krijgen de aanwezigen op de conferentie alle informatie die ze willen en die nodig is, in begrijpelijke taal. De coördinator die het proces begeleidt (zie verder) kan in de aanloop naar de conferentie contact opnemen met de aanmelder/hulpverlener om in de eerste ronde bepaalde zaken toe te lichten. Dat kan heel gericht en informatief zijn over bepaalde problematieken, ziektebeelden, thematieken of werkwijzen. Maar ook meer algemeen de eigen ‘kijk van de hulpverlener op’ bepaalde processen of situaties kan aan de conferentie meegegeven worden. Wanneer er een gemandateerde voorziening (OCJ, VK of jeugdrechter) betrokken is op het dossier, moet die vooraf het licht op groen zetten voor een EK-c. Vanuit het maatschappelijk mandaat in functie van veiligheid en wettelijkheid, kunnen zij ook bepaalde basisvoorwaarden formuleren (de zogeheten ‘beperkende voorwaarden’ rond veiligheid en wettelijkheid) waaraan het plan moet voldoen. Om frustraties over het geleverde werk achteraf te vermijden, is het belangrijk dat dit kader vooraf helder en duidelijk is zodat de familie en de coördinator duidelijk het ‘speelveld’ kennen waarbinnen ze zelf ‘vrij spel’ krijgen. Het tweede deel en kerndeel, is de besloten overlegfase. Tijdens het besloten gedeelte is werkelijk het netwerk zelf aan zet. De coördinator en eventueel aanwezige hulpverleners verlaten de conferentie. Nu overleggen alleen de deelnemers die behoren tot het sociaal netwerk met elkaar. Vaak gedurende meerdere uren, tot er overeenstemming bestaat over een plan. In de derde fase wordt het plan gepresenteerd aan de coördinator en eventuele hulpverleners. De coördinator overloopt of alles duidelijk en werkbaar is voor iedereen. Ook praktisch worden alle punten grondig overlopen zodat iedereen goed weet waar ze zich toe engageren en hoe alles zal verlopen. Na afloop wordt ook afgetoetst of het plan veilig en wettelijk is en voldoet aan de evnetueel vooraf bepaalde voorwaarden. Na de conferentie is er ook de opvolging van het plan. Eén en drie maanden later neemt de coördinator nog eens contact op met enkele mensen uit het netwerk (die zich daarvoor opgaven) om na te vragen hoe de uitvoering van het plan loopt. Maar het is niet de bedoeling dat de coördinator een nieuwe gezinscoach, trajectbegeleider of wat dan ook wordt. Hij of zij ‘komt en gaat’ voor een afgebakende periode en met één duidelijk doel: de conferentie faciliteren. Cliënten blijven zo maximaal eigenaar van de oplossing. Bij de uitvoering speelt de hulpverlening, naast de inbreng van het eigen professionele aanbod, ook vaak een belangrijke ondersteunende rol. “Hoe stond dat ook alweer in jullie plan?” is een heel krachtige vraag! Getuigenissen leren dat het geloof van hulpverleners in de eigen krachten van hun cliënten een zeer belangrijke en kritische succesfactor is bij de opstart, uitvoering én opvolging van de EK-c. Het plan op zich maakt ook dat de cliënt en haar/zijn netwerk aanspreekbaar is op gemaakte afspraken. Dat kan dan een aanzet zijn tot een meer evenwaardige dialoog waarbij knelpunten en struikelblokken zichtbaar en bepreekbaar worden.
Project EK-c 2011-2014
Pag. 6 van 12
3. Hoe gingen we te werk? 3.1. In samenwerking met vzw EKc.be Voor de inhoudelijke en methodische invulling van dit project werd van bij aanvang intensief samen gewerkt met de vzw EKc.be (www.eigen-kracht.be). Deze vzw uit Vlaams Brabant bestaat uit enkele pioniers die reeds van in 2007 betrokken waren bij diverse regionale projecten en zelf intensief opgeleid en gecoacht werden door de Nederlandse collega’s van de Eigen Kracht Centrale (www.eigen-kracht.nl). Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk was het aanspreekpunt voor informatie en voorbereidend 'consult' voor iedereen die een EK-c wil inzetten of dit overweegt. Vervolgens waren we het centraal aanmeldingspunt voor effectieve aanvragen tot een EK-c. De aanvraag werd ‘formeel’ via een aanvraagformulier dat, naast andere informatiemateriaal, gedownload kon worden van de website (www.steunpunt.be). Op basis van dat formulier werd de procedure verder in gang gezet en kon een traject starten. Er werd nagekeken of alle informatie die nodig is aanwezig was en in het bijzonder werd nagegaan of er eventuele randvoorwaarden werden geformuleerd door de jeugdrechter of gemandateerde voorziening. De aanvraag werd doorgegeven aan de vzw EK-c die een onafhankelijke coördinator (vrijwilligers) contacteert om het traject te begeleiden. Zodra zij iemand beschikbaar vinden, wordt dit terug doorgegeven aan het Steunpunt en werd alles praktisch en administratief in orde gemaakt met de vrijwilliger. Het Steunpunt voorzag in de vrijwilligerscontracten, -verzekering, informatie- en werkmateriaal (GSM, DVD’s, checklists, folders, registratieformulieren…) en de praktische financieel-administratieve opvolging en afhandeling van de trajecten. De coördinatoren die met de gezinnen aan de slag gingen, werden intensief gecoacht door de vzw EKc.be. 3.2. Informeren en sensibiliseren We informeerden en sensibiliseerden hulpverleners door een aanbod van infosessies en uiteenzettingen van de EK-c benadering en van het project. Dit gebeurde op vraag van voorzieningen en teams om uiteenzettingen of workshops te geven op (team)vergaderingen, studiedagen, overlegfora enz. 3.3. Verdiepingsvorming voor hulpverleners Naast het informeren en sensibiliseren organiseerden we jaarlijks diverse regionale verdiepende vormingsdagen voor hulpverleners om hen meer vertrouwd te maken met de visie en de benadering van EK-c zodat zij een duidelijk zicht hebben op hun rol in het proces en zich ondersteund weten om dit daadwerkelijk in hun praktijk in te zetten. Deze vormingsdagen waren snel volzet en werden ze ook telkens erg positief geëvalueerd. Toch resulteerde het opmerkelijke enthousiasme op infosessies en op vormingsdagen niet in een ‘tsunami’ van aanmeldingen. We deden in 2013 een bevraging bij de deelnemers van infosessies en vormingsdagen. Daaruit bleek heel duidelijk dat het volgen van een vorming slecht een eerste stap bij de daadwerkelijke implementatie van deze vernieuwende benadering. Er leven nog heel wat ‘ja maar’s’. We stelden vast het ‘enthousiasme’ op zich groot is. Bijna 80% van de respondenten vertelde er na een vorming enthousiast over aan collega’s en bijna 18% deed dit ook in het eigen netwerk aan vrienden en kennissen. 72,5% agendeerde het thema op een teamvergadering.
Project EK-c 2011-2014
Pag. 7 van 12
Om er vervolgens daadwerkelijk mee aan de slag te gaan, bleken er echter nog wat drempels te overwinnen. Ongeveer 25% ging zelf en in het team met de achterliggende visie aan de slag met cliënten, maar slechts iets meer dan de helft daarvan werkte zelf of vanuit het team met cliënten naar een effectieve aanmelding toe. Ze overwogen één of meerdere keren een EK-c voor cliënten. Vervolgens meldt ruim 10% dat ze effectief een EK-c voorstelden aan cliënten, maar slechts 7% deed een effectieve aanmelding. Meer dan de helft van de respondenten (55%) stelt ‘er nog niets concreets mee gedaan te hebben’. Hulpverleners die er effectief ervaring mee hebben, gaven in hun antwoorden aan dat ze het een meerwaarde vonden om de kring rond de cliënten groter te maken en om de cliënt zelf meer centraal te zetten. 3.4. De ja, maar’s omkeren Een EK-c is ook een ‘radicale’ omslag omdat de regie en het zeggenschap effectief bij de cliënt komt te liggen. Voor hulpverleners is het niet zo vanzelfsprekend dit los te laten, het druist in tegen hun opleiding tot ‘hulp verlenen’. Als ze toch de stap zetten, is het vervolgens niet eenvoudig om het principe goed en volledig uit te leggen. Ze voelen zich onzeker over welke informatie ze aan cliënten kunnen geven om ze te motiveren. Of vragen zich af wanneer ‘motiveren’ wel erg ‘dwingend’ wordt. Verder leven er veel vragen zoals: “Als mensen niet willen, wat dan?”, “Is er wel genoeg netwerk?”, “Is het netwerk wel betrouwbaar genoeg?”, “Worden ze niet teleurgesteld als er geen plan komt?”, “Gaat er er niet te veel ruzie zijn?”, ‘Kunnen ze dat wel aan?”, “Er zoveel ruzie in dit gezin, is het wel ‘verantwoord’?”, “Is de problematiek niet té complex om zelf op te laten lossen?” Ook bij cliënten zelf zijn er heel wat aarzelingen. Bijvoorbeeld: “Ik wil juist zelf beslissen en ik wil niet dat mijn familie beslist, daar wil ik net van af” ; “Niemand mag weten wat er aan de hand is, ik schaam me ervoor”; “Ik heb geen netwerk”; “Ik wil liever beroep doen op professionele hulp: mijn netwerk is uiteindelijk onbetrouwbaar / dan sta ik niet ‘in het krijt’ / dan moet ik ze niet lastig vallen, ze hebben het al druk genoeg….” Toch zijn het voor een EK-c geen a priori contra-indicaties. Ook in complexe situaties is het mogelijk om na te gaan welk deel van de problematiek bespreekbaar kan worden gemaakt. Mogelijk geeft dat al een verlichting van de situatie en opent het deuren naar verdere aanpak van de problematieken. Het ‘anders aanpakken’ dan gewend in de hulpverlening, ‘andere hulpbronnen’ aanboren dan de gekende in de hulpverlening, kan een positieve dynamiek teweegbrengen bij de hulpverleners en de cliënten om soms vastgelopen situaties weer op gang te trekken. Door de kring rondom iemand te betrekken en te verruimen worden verschillende ‘kijken op’ bijeengebracht en kunnen er vaak creatieve oplossingen worden bedacht. De voorbereiding, ondersteuning tijdens het proces - ook van de hulpverlening-, mogelijk toezicht door een gemandateerde voorziening, en de opvolging achteraf blijven cruciale randvoorwaarden om het EK-c proces te laten slagen als een verrijkende ervaring voor iedereen.
Project EK-c 2011-2014
Pag. 8 van 12
4. Cijfers en processen 4.1. Opgestarte trajecten in cijfers Grafiek: Totale projectperiode april 2011 – dec 2014
Afgelopen mét conferentie = 41% Gestopt = 38% Kennismaking = 18% Nog bezig = 3% De aanmeldingen kwamen vanuit diverse sectoren, veelal binnen het kader van Intergale Jeugdhulp: AWW, CLB, K&G, Comité Bijzondere Jeugdzorg/OCJ/Jeugdrechtbank, voorzieningen Bijzondere Jeugdzorg, GGZ, Opvoedingsondersteuning… Maar ook enkele aanmeldingen vanuit een gemeentelijke dienst, vanuit een justitiehuis en enkele aanmeldingen rechtstreeks van familie of persoon zelf. Het is positief te kunnen vaststellen dat er tijdens het laatste projectjaar (2014) relatief meer aanmelding zijn van uit eerstelijnsdiensten. Al van bij aanvang van het project wezen we reeds op het cruciale belang van een flankerend overheidsbeleid om organisaties en hulpverleners te stimuleren en te ondersteunen in de gewenst cultuuromslag. Hoewel de gegevens nog relatief beperkt zijn, stellen we toch een impuls van het nieuwe decreet IJH vast. Daar waar we in alle vorige rapporten (2011, 2012 en 2013) moesten vaststellen dat EK-c nog te veel als ‘laatste redmiddel’ werd ingezet, zien we in 2014 een omkering. Op die manier wordt de potentiële (preventieve) kracht en het onderliggend burgerschapsmodel van een EK-c ten volle benut.
Project EK-c 2011-2014
Pag. 9 van 12
Over de projectjaren zien we een min of meer gelijk aantal aanmeldingen. Door een volgehouden bekendmaking en sensibilisering, ook buiten de reguliere hulpverleningssectoren en de uitbouw van een ondersteunend beleid zowel op overheids- als voorzieningenniveau , zit hier zeker nog heel wat groeimarge op. 4.2. Opgestarte trajecten als processen Zoals je in de grafiek kan lezen, resulteren niet alle aanmeldingen resulteren ook effectief in een conferentie. Uiteraard wordt daar maximaal naar gestreefd, omdat dan ook het hele besluitvormingsproces van het sociale netwerk zelf plaatsvindt. Maar het proces op zich om een EK-c aan te bieden en het op te starten heeft vaak ook een duidelijke meerwaarde, ongeacht of het lukt om de conferentie ook effectief te realiseren. Een kennismakingsgesprek betekent dat de coördinator één of twee gesprekken had met de familie zelf, maar dat de familie niet bereid was om verder in het traject te stappen of een EK-c niet nodig achtte opdat moment. We verklaren dit deels omdat de informatie die hulpverleners en consulenten aan families doorgeven wanneer zijn de mogelijkheid van een EK-c voorstellen, logischerwijze beperkt(er) is of onvolledig kan zijn waardoor er soms andere verwachtingen van het aanbod bij de familie leeft. Zoals bv. het traject waar de familie verwachtte dat er een soort vervoersbedrijf zou komen om de kinderen naar school te brengen… Zodra de coördinator tijdens een huisbezoek het aanbod en de werkwijze in detail toelicht, kunnen mensen eigenlijk pas echt gaan overdenken of ze EK-c willen. De mogelijkheid tot een kennismakingsbezoek is ook een “aan te kruisen optie” op het aanmeldingsformulier. Uiteraard streven we ernaar om zoveel mogelijk mensen toch mee te laten instappen en drempels daartoe te overwinnen. Maar een kennismakingsgesprek heeft, binnen de achterliggende basisfilosofie van het ‘recht op de kans te krijgen om zelf een plan te kunnen/mogen maken’, ook een waarde op zichzelf. Mensen voelen zich aangesproken wat soms al een verandering in de verhouding client-hulpverlener teweeg kan brengen, onafgezien van het al dan niet effectief instappen op dat moment. We merken regelmatig dat het stilstaan bij de vraag of mensen zelf een plan willen maken met hun netwerk, de bestaande hulpverlening in een ander perspectief zet. Daar waar soms eerst een vorm van ‘dwang’ gevoeld werd, wordt de hulpverlening dan meer als een eigen keuze ervaren. We stellen ook heel regelmatig vast dat een traject strandt na het kennismakingsgesprek omdat een huisgenoot, de partner, een kind of iemand anders uit de nabije sociale omgeving van de cliënt alsnog afhaakt of niet mee wil instappen. Dat vraagt dan soms extra motivering, maar uiteindelijk ook het respecteren van het ‘nee’ op dat moment. Het biedt dan in elk geval een ander perspectief op bepaalde werkpunten voor het betrokken cliëntsysteem waar de hulpverlening mee aan de slag kan. Hoewel deze trajecten niet leiden tot een conferentie, legitimeert de vaststelling net het belang van nauwe betrokkenheid van de sociale omgeving van de cliënt/het cliëntsysteem bij het zoeken naar werkzame probleemoplossingen. Want je kan als hulpverlener in een (individueel) contact dan wel een handelingsplan opstellen, de daadwerkelijke uitvoering en slaagkans is in grote mate afhankelijk van de (meewerkende) houding van de sociale omgeving van de cliënt/het cliëntsysteem. Daar wordt net op ingezet bij het besluitvormingsmodel EK-c.
Project EK-c 2011-2014
Pag. 10 van 12
Stopgezet tijdens het traject: ook dit is echter niet steeds negatief. Integendeel, vaak is er toch heel wat ‘bewogen’ in de familie/netwerk en zijn er in mindere of meerdere mate afspraken gemaakt of alternatieven gevonden. Wat we ook regelmatig vaststellen is dat er door de inzet van EK-c ook een andere, positievere dynamiek tussen gezin en hulpverlening kan komen. Er werd immers meer ruimte gemaakt voor ‘het eigen verhaal’ van het gezin en door de inzet van de vrijwilliger (de onafhankelijke coördinator) was er ook meer ruimte om vrijuit te spreken. Sommige zaken of bestaande misverstanden konden vervolgens ook met de hulpverlening besproken worden waardoor het contact met hulpverlening van dan af vlotter of opener verloopt. Gezinnen voelen zich meer gehoord en betrokken. In een aantal gevallen zal een traject ook stoppen omdat er al een plan is of een overleggroep samengesteld is die zonder hulp van een coördinator regelmatig bij elkaar zal komen. Soms wordt een EK-c traject stopgezet, maar wordt er wel doorverwezen naar een ‘beter’ passend alternatief. Dat kan gerichte hulpverlening zijn, maar een doorverwijzing naar bv. LUS vzw of het voorstel tot cliëntoverleg. Maar ook dan is het werk dat reeds gebeurd is in de EK-c waardevol omdat het poorten of perspectieven opent. Trajecten momenteel nog lopende: sommige zijn recent opgestart en daarnaast stellen we vast dat heel wat trajecten over een relatief lange periode lopen. We zien geregeld ‘tijdelijke’ uitval van kernpersonen in het netwerk door opname (psychiatrie, detentie, langdurige ziekte/ziekenhuis…) of door langere afwezigheid in buitenland van bepaalde leden van buitenlandse families. En stellen we vast dat vooral bij gezinnen in (kans)armoede de opbouw van een traject meer tijd vraagt. Door het werken met vrijwilligers is het enerzijds mogelijk en een meerwaarde om het tempo van de cliënten te volgen. Anderzijds hebben we in onze dossiers vaak te maken met mensen die reeds een lange hulpverleningsgeschiedenis kennen en waarvan het netwerk versnipperd of beschadigd is. Het vraagt tijd daar terug wat op te bouwen. Hier komen we terug op het belang van ‘vroegtijdig’ inzetten van EK-c, zoals dat nu in het decreet gestimuleerd wordt voor de toegangspoort. Hoe sneller bij de probleemwording op een krachtgerichte manier met de cliënt en zijn/haar sociale netwerk gewerkt kan worden aan een werkbaar en haalbaar plan, hoe sterker de preventieve slagkracht voor probleemescalatie en netwerkverbrokkeling. Zo hebben we het afgelopen jaar een aantal trajecten gehad waar in nauw overleg met het gezin én de hulpverlening besloten werd om het traject in fases te laten verlopen. Het tempo opende zeker in deze trajecten deuren die voordien muurvast zaten.
5. Toekomst Uit het project leren we in elk geval een groeiende interesse voor het krachtgericht werken, netwerkgericht werken, vermaatschappelijking. Het is ondertussen duidelijk dat deze benadering ook in Vlaanderen gekaderd moet worden in de actuele beleidstrend naar vermaatschappelijking van de zorg. Die beleidsomkadering blijft essentieel om de gewenste paradigma-omkering in de hulpverlening te realiseren en te verankeren. Omgekeerd ervaren we dat een concrete methode/werkwijze een hefboom kan zijn om de visie ‘voeten in de aarde te geven’ en van daaruit verder kan groeien. Een paradigma wordt maar realiteit als het ook vertaald wordt naar concrete werk- en handelingswijzen. Om de ‘eigen kracht gedachte’ en toepassingen van doorgedreven methodieken zoals EK-c en aanverwante modellen substantieel te verhogen, zal naast de ondersteunende beleidsmaatregelen,
Project EK-c 2011-2014
Pag. 11 van 12
een aangehouden inzetten op sensibilisering van hulpverleners én potentiële gebruikers, gerichte vormingen, opbouwen van praktijkervaring en onderzoek nodig zijn de komende jaren. Inzetten op een aanbod van concrete methodische vertalingen zoals EK-c en andere methoden blijft ons inzien dan ook erg belangrijk. Maar ook verdere methodiekontwikkeling vanuit de praktijk zal de komende jaren aan de orde zijn. Om maatwerk te kunnen bieden is het belangrijk dat er een divers aanbod bestaat dat tegemoet kan komen aan specifieke noden en behoeften van cliënten. Daarnaast vinden we het belangrijk dat er op een meer overkoepelend niveau gewerkt wordt aan meer kruisbestuiving, kennisdeling, informatieverstrekking en onderzoek. Het is positief dat er zowel rond methodische vertaling als rond concrete (aanzetten tot) implementatie momenteel ‘heel wat roert’ in het werkveld. Maar de veelheid aan initiatieven, projecten en vormingen die intersectoraal in dit zog ontstaan, leidt soms ook tot onduidelijkheid of verwarring in het werkveld en tot een (ongewenste) concurrentiële sfeer bij aanbieders. Het is op dit moment erg complex om een globaal overzicht te generen waardoor er kansen gemist worden tot kruisbestuiving, complementariteit en maatwerk voor cliënten. Vanuit Steunpunt Algemeen Welzijnswerk namen we in samenwerking met Steunpunt Jeugdhulp en Steunpunt Expertise Netwerk (SEN) het initiatief om, vanuit onze rol als een soort ‘neutrale’ middenveldpartners, een intersectoraal project ‘krachtgericht werken’ uit te werken: 1. Toewerken naar een compacte visietekst over krachtgericht werken, gekaderd in een beleidscontext van vermaatschappelijking. Wat is de essentie? Waar zit de meerwaarde? Wat zijn de risico’s waar we vanuit de sociaal werk alert voor moeten blijven? Voor die visie willen we een zo groot mogelijk draagvlak creëren. 2. Begeleiding van twee lerende netwerken: eén groep experten, zijnde de organisaties die de methodieken ontwikkelen en aanbieden; eén intersectorale groep van voorzieningen, die expliciet met dit paradigma aan de slag gaan en met methodieken en/of visie al een bepaalde mate van ervaring opbouwden. 3. Een algemene themadag in het najaar 2015 voor brede publiek: voor al wie krachtgericht wil werken. Wat is en hoe implementeer je een innovatieve ‘krachtgerichte kijk’ in je dagelijkse praktijk en in je organisatie? Wat is werkzaam, wat zijn uitdagingen? Wat betekent dit voor je relatie met je cliënt? Wat is er naar de toekomst nodig om je hier verder in te ondersteunen? Het organisatieperspectief zou hier zeker ook aan bod moeten komen. (Input van lerende netwerken + resultaat van visieproces ook) 4. De ontwikkeling van een online kennisknooppunt over krachtgericht werken 5. Onderzoek: via samenwerking met onderzoeksinstellingen (onderwijs etc.), streven we op termijn naar een dynamisch platform en meer kruisbestuiving tussen onderzoek, methodische uitbouw- en verfijning en structurele implementatie van het paradigma in het werkveld.
Kristin NUYTS, stafmedewerkster Steunpunt Algemeen Welzijnswerk
Project EK-c 2011-2014
Pag. 12 van 12