Met het oog op de toekomst Beroepsvereniging Docenten MBO
Colofon Dit plan is een uitgave van BVMBO. ‘s Hertogenbosch, april 2014 Vormgeving: Studio Alter Ego
BVMBO
Met het oog op de toekomst
Samenvatting De Beroepsvereniging Docenten MBO is een beroepsvereniging van, voor en door docenten uit het mbo. De BVMBO organiseert activiteiten rondom drie pijlers: positie, professionalisering en platform. De minister van Onderwijs, Jet Bussemaker, is begonnen met het maken van kwaliteitsafspraken in het mbo: een pakket afspraken met de sector waar een beloning in de vorm van extra geld tegenover staat. Professionalisering van docenten is één van de thema’s van deze kwaliteitsafspraken. Onze betrokkenheid bij dit thema zien we als een erkenning van onze vereniging en bevestigt de nut en noodzaak om als een georganiseerde beroepsgroep invloed uit te oefenen op ons vak en beroepsuitoefening. Gezien deze en andere beleidsontwikkelingen – denk aan de Lerarenagenda - heeft de BVMBO de handschoen opgepakt om dit plan te schrijven waarin we onze rol opeisen dan wel het voortouw nemen om invloed uit te oefenen op onze eigen professionalisering en het benutten van onze professionele ruimte. Als docenten hebben we zelf, als vak-deskundigen, eigen opvattingen over wat goed onderwijs is. Wij zijn van mening dat als we ons als beroepsgroep mbo-docenten organiseren, we onze opvattingen over kwaliteit van onderwijs en de kwaliteit van de docent duidelijker en eenduidiger naar voren kunnen brengen. Het zal ons bewustzijn als professional vergroten en een positieve uitstraling hebben op ons vak en onszelf.
Voor de toekomst achten wij de volgende (beleids-) ontwikkelingen van belang: 1. 2. 3. 4. 5.
Het vormgeven van de professionele ruimte van de docent in het mbo Het verhogen van de herkenbaarheid van de beroepsgroep binnen het lerarenregister Het ontwikkelen van de beroepscode Het richting geven aan de professionele standaard Een duurzame toekomst voor de BVMBO
Alle vijf genoemde ontwikkelingen hebben een concrete aanleiding in de onderwijspraktijk. Bij ieder punt is in het plan beschreven wat de probleemstelling is, welke doelstellingen beoogd worden en welke concrete acties nodig zijn om de beoogde doelstellingen te bereiken. Middels onderzoek kan vervolgens nagegaan worden in hoeverre de ontwikkeling daadwerkelijk een wenselijke oplossing biedt voor het geconstateerde probleem. Tevens is per aandachtsgebied een indruk gegeven van de rol (of rollen) die BVMBO voor zichzelf en beoogde (tijdelijke) samenwerkingspartners ziet. De BVMBO wil met dit plan belanghebbenden overtuigen van haar bestaansrecht en van de noodzaak van een duurzame toekomst. Hiervoor is meer nodig dan alleen de positieve waardering. De BVMBO heeft middelen nodig, middelen waar we nu niet over beschikken. De BVMBO heeft de ambitie uit te groeien tot een volwaardige beroepsvereniging: van, voor en door mbo – docenten.
BVMBO
Met het oog op de toekomst
Inhoudsopgave Inleiding
2
Positie van de mbo-docent
3
De Beroepsvereniging Docenten MBO
5
De toekomst
7
1. Het vormgeven van de professionele ruimte van de docent in het mbo
11
2. Het verhogen van de herkenbaarheid van de beroepsgroep binnen het lerarenregister
13
3. Het ontwikkelen van de Beroepscode
17
4. Het richting geven aan de professionele standaard
19
5. Een duurzame toekomst voor de BVMBO
21
De propositie van de BVMBO
22
Bibliografie
24
Inleiding De Beroepsvereniging Docenten MBO (hierna te noemen als de BVMBO) is een beroepsvereniging van, voor en door docenten uit het mbo. Sinds de oprichting in 2011 is de BVMBO betrokken bij gesprekken over de positie en professionalisering van de mbo-docent. De BVMBO vindt onder andere dat de beroepsgerichte inhoud van een mbo-docentschap een andere vorm van professionalisering vraagt en dat de positie van de mbo-docent onderscheidend is ten opzichte van de positie van docenten in het algemeen vormend onderwijs vanwege die beroepsgerichtheid. Vanaf het begin van het schooljaar 2013 - 2014 hebben deze gesprekken een urgenter karakter gekregen. De minister van Onderwijs, Jet Bussemaker, is dan namelijk begonnen met het maken van kwaliteitsafspraken in het mbo: een pakket afspraken met de sector waar een beloning in de vorm van extra geld tegenover staat. Professionalisering van docenten is één van de thema’s van deze kwaliteitsafspraken. Onze betrokkenheid bij dit thema zien we als een erkenning van onze vereniging en bevestigt de nut en noodzaak om als een georganiseerde beroepsgroep invloed uit te oefenen op ons vak en beroepsuitoefening. Gezien deze en andere beleidsontwikkelingen – denk aan de Lerarenagenda – heeft de BVMBO de handschoen opgepakt om dit plan te schrijven, waarin we onze rol opeisen dan wel het voortouw nemen om invloed uit te oefenen op onze eigen professionalisering en het benutten van onze professionele ruimte. In dit plan beschrijven we allereerst de problematiek, die wij signaleren in het huidige middelbaarberoepsonderwijs rondom de positie van de mbo-docent. Vervolgens zetten wij kort uiteen wie wij zijn en waar we voor staan. Daarna schetsen wij hoe wij de toekomst zien en welke rol de BVMBO daarin wil spelen. Aan de hand van vijf punten beschrijven we welke acties wij willen ondernemen om onze plannen uit te voeren. Het plan sluit af met wat de BVMBO nodig heeft dit plan te kunnen realiseren.
2
BVMBO
Met het oog op de toekomst
Positie van de mbo-docent “De leraar maakt het verschil” is de titel van de lerarenagenda 2013 - 2020 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2013). Wij, de mbo-docenten, zijn belangrijk voor de kwaliteit van het onderwijs en daar zijn we ons volledig van bewust. Dit bewustzijn sluit nauw aan bij verschillende recente beleidsontwikkelingen. In het ‘Actieplan Leraar 2020’ (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2011) wordt bijvoorbeeld gesproken over de professionele ruimte van de docent. Uitgangspunt hierbij is dat de docent bij uitstek weet hoe goed onderwijs gegeven wordt en dat docenten kritisch hun eigen handelen en dat van collega’s kunnen beoordelen. Het aan docenten toevertrouwen dat ze zelf in staat zijn de kwaliteit van hun onderwijs te bewaken, sluit nauw aan bij het professioneel statuut (MBO raad, 2009). In dit statuut zijn bindende afspraken vastgelegd tussen werkgevers en werknemers over de professionaliteit van docenten. Onderdeel van deze afspraken is, dat een docent in het mbo wordt gezien als een professional die zijn beroep bewust, verantwoord en met de benodigde vakbekwaamheid verricht. Het vergroten van de professionele ruimte van docenten verhoudt zich moeilijk met de beleefde regeldruk, dat wil zeggen het aantal regels, dat door de overheid wordt opgelegd of regels en afspraken, die door de opleidingsinstellingen zelf worden opgelegd. In de kamerbrief ‘aanpak regeldruk onderwijs’ (Dekker, 2013) wordt dan ook de nadruk op het volgen van regels geproblematiseerd, omdat dit kan uitmonden in het ontmoedigen van eigen initiatief van docenten en het belemmeren van maatwerk voor studenten (Klaster, 2012). Ook vanuit de Onderwijsraad is er een oproep de kwaliteit van docenten weer centraal te zetten. In de verkenning ‘Leraar zijn’ van de Onderwijsraad (Onderwijsraad, 2013), waarin de binnenkant van het docent-zijn centraal staat, dat wil zeggen de houding en handelen van individuele docenten in hun onderwijspraktijk, wordt de persoonlijke professionaliteit van docenten geagendeerd. Ten grondslag aan de bovenstaande ontwikkelingen ligt het perspectief, dat het beroep van docent professionele ruimte vraagt, omdat het verzorgen van onderwijs geen routinematige aangelegenheid is. Docenten staan in hun dagelijkse onderwijspraktijk elke keer opnieuw voor de opgave handelingsbeslissingen te nemen met betrekking tot wat wenselijk is voor een bepaalde student in een bepaalde situatie en dienen daarbij ook rekening te houden met een bredere context, die gekleurd wordt door verwachtingen van derden. Docenten kunnen hierbij niet zondermeer een beroep doen op externe richtlijnen of voorschriften.
3
Bij een professie die on-routinematig van karakter is, is het essentieel dat de professional de vrijheid heeft om haar of zijn eigen beslissingen te nemen met betrekking tot de meest geschikte handelingen (Van Veen, 2005). Om de kwaliteit van het professionele handelen te waarborgen, is het van belang dat docenten zelf een grote mate van controle kunnen uitoefenen over hun professionele verantwoordelijkheid en een hoge mate van autonomie hebben ten opzichte van de politiek, zodat ze een stem kunnen hebben in de politieke besluitvorming (Hoyle, 1980). Deze verantwoordelijkheid en autonomie vragen van docenten, dat ze hun professionele waarden expliciteren en zich bijvoorbeeld committeren aan een ethische code. Bovengenoemde punten vragen van docenten een sterke vorm van zelforganisatie. Specifiek voor het mbo was er nog geen structuur, waarin deze zelforganisatie vorm kon krijgen. Wel is in 2011 de Onderwijscoöperatie opgericht, die tot doel heeft de positie van onderwijsgevenden (in het primair -, voortgezet - en (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs) te versterken en de verdere ontwikkeling van hun beroepskwaliteit te stimuleren en te ondersteunen. De positie van het middelbaar beroepsonderwijs is bijzonder, in die zin dat deze onderwijssector wezenlijk verschilt van het algemeen vormende onderwijs. Dit verschil wordt treffend weerspiegeld in de discussie over het opleiden van docenten voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs. Iedereen, die een hbo-lerarenopleiding heeft gevolgd, is bevoegd om les te geven in het vmbo, mbo, en de onderbouw van het havo en het vwo. De vraag is of binnen een dergelijke brede opleiding voldoende recht wordt gedaan aan de specifieke kenmerken van het beroepsonderwijs. In het advies van de Onderwijsraad (Goed opgeleide leraren voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs (Onderwijsraad, 2011), wordt deze vraag negatief beantwoord. In de tweedegraads lerarenopleiding wordt te weinig rekening gehouden met de specifieke leerlingenpopulatie, de sterke beroepsgerichtheid, het competentiegericht onderwijs en het werken met kwalificatiedossiers in het mbo (Van der Rijst, Van Duijn & Nedermeijer, 2011). De Onderwijsraad pleit daarom voor het verplicht stellen van drie uitstroomprofielen voor alle tweedegraads lerarenopleidingen in algemene vakken, die respectievelijke gericht zijn op het havo/vwo, vmbo en mbo. Dit advies wordt overgenomen door de minister (zie brief Opleiden van leraren beroepsonderwijs, Bussemaker, 2012), zij het dat er sprake is van twee afstudeerrichtingen in plaats van drie: algemeen vormend en beroepsgericht. Ook van overheidswege wordt nu onderschreven, dat het werken in het beroepsonderwijs van docenten een gespecialiseerde toerusting vraagt.
De ambitie zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van het professionele handelen van docenten en de bijzondere positie van het beroepsonderwijs ten aanzien van het algemeen vormend onderwijs heeft de beroepsgroep mbo-docenten in 2011 doen besluiten het initiatief te nemen om een beroepsvereniging voor mbo-docenten op te richten: de BVMBO. Het werd tijd dat mbo – docenten zelf richting gaan geven aan hun eigen professionalisering. De hierboven beschreven probleemstelling - de docent is nu niet aan zet wat betreft zijn eigen professie en beroepsuitoefening met hun specifieke beroepsgerichte karakter - is luid en duidelijk. De BVMBO ziet een aantal mogelijke oplossingen, waarin de beroepsgroep zelf aan zet is om te bepalen hoe en wat ze willen. In de volgende paragraaf zullen we toelichten wie wij zijn om vervolgens ons toekomstbeeld te schetsen.
4
BVMBO
Met het oog op de toekomst
De Beroepsvereniging Docenten MBO Wie zijn wij?
Waar staan wij voor ?
De Beroepsvereniging Docenten MBO (BVMBO) is dé beroepsvereniging van, voor en door docenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Met elkaar zorgen we er niet alleen voor dat we ons beroep goed kunnen uitoefenen, maar ook dat we plezier houden in ons werk en trots blijven op ons vak. We maken ons daarom samen sterk voor alles wat daaraan bijdraagt.
In onze missie staat beschreven waar wij voor staan, namelijk: invloed hebben op ons eigen vak en beroepsuitoefening. De mbo-docent en de docententeams vormen de spil in het onderwijsproces: zij maken het onderscheid voor kwalitatief goed onderwijs. De mbo-docenten kunnen dit realiseren door hun professionele ruimte zo goed en optimaal mogelijk te benutten. Dit is onze visie en hier willen wij als beroepsvereniging aan bijdragen.
De BVMBO is een jonge beroepsvereniging (oprichting op 16 maart 2011) met een bestuur en ambassadeurs op verschillende scholen. Het bestuur heeft op dit moment twee rollen: namelijk die van beleidsontwikkelaar en die van beleidsuitvoerder. De bestuursleden en ambassadeurs werken op vrijwillige basis en worden soms voor een klein deel gefaciliteerd door hun werkgever. De BVMBO is een vereniging met een verenigingsstatuut en heeft 400 leden die jaarlijks lidmaatschap betalen. Het bestuur maakt gebruik van de gastvrijheid van het Innovatiehuis in ’s-Hertogenbosch; een initiatief van Consortium van Innovatie.
De BVMBO heeft haar activiteiten om haar doelstellingen te realiseren ingericht rondom drie pijlers: Positionering: belangenbehartiger voor de positie die de docent inneemt bij de inhoud, ontwikkeling en uitvoering van het beroep; Professionalisering: het initiëren en richting geven aan de professionele ontwikkeling van het beroep; Platform: het ondersteunen en organiseren van een platform voorontmoeting van mbo-docenten. De drie pijlers worden hieronder nader toegelicht. 1. Positionering Als we de positie van de docent van de laatste jaren onder de loep nemen, dan zien we dat de overheid onze onderwijsprocessen op allerlei manieren heeft gecontroleerd en geregisseerd. Het is tijd voor een verandering. Een verandering waarbij leraarschap gelijk staat aan leiderschap en waarin we zelf de kwaliteit van het onderwijs bewaken, verantwoording afleggen over het door ons geleverde onderwijs. Laten zien dat we goed toegeruste docenten zijn.
1. Positionering
Drie pijlers 2.Platform
Figuur 1.
5
3. Professionalisering
De stem van docenten moet worden gehoord op alle plaatsen waar beslissingen worden genomen die de beroepsgroep aangaan. De BVMBO is gesprekspartner voor verschillende belanghebbenden, zoals de MBO Raad, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB), Expertise Centrum Beroepsonderwijs (ECBO), Onderwijsraad en colleges van bestuur, waarbij zij de vertegenwoordiging is van alle docenten in het mbo. Uitgangspunt is om op constructieve wijze een bijdrage te leveren aan ons gezamenlijke doel: kwalitatief goed mbo onderwijs.
2. Professionalisering De BVMBO hecht grote waarde aan de professionaliteit van de mbo-docent. Het stellen van normen en het bewaken van de kwaliteit van de mbo-docent is een taak van onze beroepsgroep. Een lerarenregister kan de beroepskwaliteit waarborgen. De BVMBO werkt aan een optimale ontwikkeling van het beroep en de erkenning van onze bijzondere docentenstatus. Het lesgeven in het mbo is wezenlijk anders dan in het algemeen vormend onderwijs. Tijdens de ontwikkeling van de bekwaamheidseisen door de Onderwijscoöperatie heeft de BVMBO zich hiervoor sterk gemaakt. De BVMBO herkent zich dan ook in het laatst uitgebrachte advies van de Onderwijsraad over de herijking van de bekwaamheidseisen. (Onderwijsraad, 2013). Afgelopen jaar is er vanuit het project “Een adequaat opgeleide docent is het halve werk tot excellentie” (Van De Meer; Lindenberg, e.a., 2013) een beroepsprofiel annex kwalificatiedossier uitgebracht. De BVMBO ziet dit als een uitgangspunt voor de discussie over een beroepsprofiel wat door de beroepsgroep zelf gemaakt moet gaan worden. 3. Platform Dezelfde studentenpopulatie, dezelfde taak, hetzelfde kwalificatiedossier, hetzelfde beroep of innovatieve oplossingen en nieuwe kennis; genoeg om samen te delen. Samen delen om er ervan te leren – als individu en als collectief en om samen sterk te staan voor beter onderwijs. De BVMBO organiseert verschillende professionaliseringsactiviteiten, zoals conferenties voor docenten, bijeenkomsten voor ‘Teachers in the lead’, ambassadeursbijeenkomsten en themamiddagen op basis van de actualiteit in het onderwijs. Bij andere conferenties en activiteiten van bijvoorbeeld Leraren met lef, Onderwijscoöperatie, ECBO, ROC ‘s etc. profileert de BVMBO zich met het verzorgen van workshops of het beheren van een stand.
6
BVMBO
De toekomst De leraar is essentieel in de kwaliteit van het onderwijs (Onderwijsraad, 2013). Maar wanneer spreken we nu van kwalitatief goed onderwijs? Kijken we naar andere beroepen, dan is dat soms veel eenvoudiger te beoordelen. Een bakker, die lekker brood bakt, zal dit merken in zijn omzet. Als een kapotte verwarming is gerepareerd door een verwarmingsmonteur, dan is iedereen tevreden als het weer warm is. Voor buitenstaanders is het bij deze beroepen relatief eenvoudig om een oordeel te hebben over de kwaliteit van het werk. Voor het vak docent zijn deze resultaten minder eenduidig en zichtbaar. Bovendien is het werk complex door de hoge mate van onvoorspelbaarheid en invloeden van buitenaf. We kunnen dan ook concluderen, dat een kwalitatief goede docent méér is dan het bekwaam uitvoeren van technische-instrumentele handelingen. Als docenten hebben we zelf, als vak-deskundigen, eigen opvattingen over wat goed onderwijs is. Wij zijn van mening, dat als we ons als beroepsgroep mbo-docenten organiseren, we onze opvattingen over kwaliteit van onderwijs en de kwaliteit van de docent duidelijker en eenduidiger naar voren kunnen brengen. Het zal ons bewustzijn als professional vergroten en een positieve uitstraling hebben op ons vak en onszelf. Voor de toekomst achten wij de volgende ontwikkelingen van belang: 1. 2. 3. 4. 5.
Het vormgeven van de professionele ruimte van de docent in het mbo; Het verhogen van de herkenbaarheid van de beroepsgroep binnen het lerarenregister; Het ontwikkelen van de beroepscode; Het richting geven aan de professionele standaard; Een duurzame toekomst voor de BVMBO.
De laatste ontwikkeling is voorwaardelijk voor de eerste vier ontwikkelingen.
7
Met het oog op de toekomst
Professionaliseringscyclus van docenten Lerarenregister
Toegevoegde waarde
STAP 1 Registreren bevoegdheid door ministerie/duo
Lidmaatschap
STAP 2
Faciliteren
Professionaliseren: Bekwaamheid onderhouden
Validering professionele activiteiten door Accreditatiecommissie kwaliteitsregister docenten mbo.
STAP 3
Professionele leergemeenschappen, platforms & ambassadeurs BVMBO.
Herregistreren: Iedere (x) jaar minimaal (y) punten
Figuur 2. Dit schema geeft de toegevoegde waarde van de BVMBO met betrekking tot professionaliseren van mbo-docenten weer.
8
BVMBO
Met het oog op de toekomst
Ontwikkelingen gezien door het kijkkader ‘professionaliteit van docenten’. De eerder beschreven vijf ontwikkelingen, kunnen met behulp van het kijkkader ‘professionaliteit van docenten’ (Onderwijsraad, 2013) in onderlinge samenhang gepositioneerd worden. In onderstaand figuur zijn de vier bovengenoemde beoogde ontwikkelingen in het kijkkader geplaatst.
Collectief
3. Richting geven aan de beroepscode
4. Richting geven aan de professionele standaard
5. Duurzame toekomst voor BVMBO
Binnenkant
1.Vormgeven van de professionele ruimte
Buitenkant
2. Herkenbaarheid beroepsgroep lerarenregister
Individueel Figuur 3. Kijkkader professionaliteit van docenten
9
Rol van de BVMBO en andere belanghebbenden in beoogde ontwikkelingen en veranderprocessen Het eerste continuüm in het figuur betreft individueel – collectief. Enerzijds is er een collectieve opvatting over wat het betekent om op een professionele wijze vorm te geven aan het docentschap en is er een collectieve verantwoordelijkheid voor het in standhouden en verder ontwikkelen van deze professionaliteit (bijvoorbeeld een beroepsvereniging). Anderzijds hebben docenten individuele waarden, opvattingen en visies over wat het betekent een goede docent te zijn. Docenten hebben ook een individuele verantwoordelijkheid om hun individuele professionaliteit in stand te houden en verder te ontwikkelen (bijvoorbeeld het behalen van een master diploma). Het tweede continuüm in het figuur betreft binnenkant – buitenkant. De buitenkant van de professionaliteit van docenten betreft de status en de reputatie van het beroep in de buiten wereld (bijvoorbeeld het salaris en opleidingsniveau). De binnenkant van de professionaliteit van docenten betreft het handelen van de docenten in hun dagelijkse onderwijspraktijk en hun houding, kennis en waarden die daaraan richting geven (bijvoorbeeld de vraag ‘Hoe en wat moeten studenten onderwezen worden en waar moet dat volgens docenten toe leiden?’). De beoogde ontwikkelingen hebben betrekking op meerdere aspecten van de professionaliteit van de docent. De eerste beoogde ontwikkeling ‘het vormgeven van de professionele ruimte in het mbo’ is primair een individuele aangelegenheid en heeft betrekking op de binnenkant van de professionaliteit van docenten. Het ‘verhogen van de herkenbaarheid van de beroepsgroep binnen het lerarenregister’ heeft betrekking op de buitenkant van professionaliteit en moet door individuele docenten bijgehouden worden. De derde beoogde ontwikkeling ‘richting geven aan de beroepscode’ is primair een collectieve aangelegenheid en heeft betrekking op de binnenkant van het beroep. Het richting geven aan de professionele standaard heeft betrekking op de buitenkant van professionaliteit en collectieve professionaliteit. Tenslotte is een duurzame toekomst voor de BVMBO voorwaardelijk om de vier ontwikkelingen te kunnen realiseren, en bevindt zich daarom in het hart van het kader. De BVMBO kiest ervoor om zich als eerste te richten op de individuele professionaliteit (ontwikkeling een en twee) en een duurzame toekomst voor de BVMBO (ontwikkeling vijf ). Daarna kan de BVMBO de stap maken om de beroepscode en de beroepsstandaard vorm te geven (ontwikkeling drie en vier).
Bij het in gang zetten van de beoogde ontwikkelingen en daarmee samenhangende veranderprocessen zijn er verschillende rollen te onderscheiden. De eerste rol betreft de rol van veranderaar. Deze rol gaat over het agenderen van een bepaald onderwerp en het creëren van draagvlak voor dat onderwerp bij belanghebbenden. De tweede rol betreft de rol van ontwikkelaar of maker. Deze rol gaat over het daadwerkelijk organiseren van expertise en ontwikkelen van interventies. De derde rol betreft de rol van onderzoeker. Deze rol richt zich op het monitoren van de interventies ten einde overdraagbare lessen voor de toekomst te kunnen trekken. Het ligt in de verwachting dat de BVMBO voornamelijk de rol van veranderaar of ontwikkelaar op zich zal nemen, mede afhankelijk van de positie, die andere belanghebbenden zich toe zullen eigenen. De BVMBO zal andere belanghebbenden in het mbo-veld betrekken bij het vervullen van de verschillende rollen. Deze belanghebbenden zullen voor het realiseren van de ambities ten aanzien van de vijf genoemde punten, soms in een tijdelijke samenstelling, met elkaar samen moeten werken. Hoewel de rol van onderzoeker belangrijk is binnen een samenwerkingsverband, bijvoorbeeld om de kwaliteit van de beoogde ontwikkelingen inzichtelijk te maken voor derden, ligt het niet in de verwachting dat de BVMBO deze rol kan vervullen. Om deze rol wel te kunnen waarborgen, is de BVMBO een structurele samenwerking aangegaan met het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO). Het ECBO heeft ruime ervaring bij het monitoren van innovaties in het beroepsonderwijs met als doel beleidsen praktijkrelevante inzichten te ontsluiten. Alle vijf genoemde ontwikkelingen hebben een concrete aanleiding in de onderwijspraktijk. In de volgende paragrafen wordt dit nader uitgewerkt. Eerst wordt geschetst wat de probleemstelling is. Daarna wordt aangeven welke doelstellingen beoogd worden. Tot slot wordt beknopt toegelicht welke concrete acties nodig zijn om de beoogde doelstellingen te bereiken. Middels onderzoek kan vervolgens nagegaan worden in hoeverre de ontwikkeling daadwerkelijk een wenselijke oplossing biedt voor het geconstateerde probleem. Tevens zal per aandachtsgebied een indruk gegeven worden van de rol (of rollen) die BVMBO voor zichzelf en beoogde (tijdelijke) samenwerkingspartners weggelegd ziet.
10
BVMBO
Met het oog op de toekomst
1. Het vormgeven van de professionele ruimte van de docent in het mbo. Aanleiding Het onderwijsbeleid in Nederland is er al enkele jaren op gericht de positie van de leraar te versterken. Daarmee wordt verhoging van de kwaliteit van leraren beoogd en hiermee het onderwijs. De aanzet voor dit beleid is gemaakt door de Commissie Leraren (commissie Rinnooy Kan) in haar rapport ‘Leerkracht!’ uit 2007 (Rinnooy Kan, 2007). In dit rapport pleit de commissie voor meer zeggenschap voor leraren over onderwijsinhoudelijke aangelegenheden én voor meer betrokkenheid van leraren bij besluitvorming op scholen. Met het daaropvolgende Convenant Actieplan LeerKracht van Nederland uit 2008 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2008) werd het begrip professionele ruimte geïntroduceerd. Een complex begrip dat op velerlei wijzen te definiëren valt. De Onderwijscoöperatie definieert de professionele ruimte als volgt: “‘Professionele Ruimte’ is de ruimte voor de leraar om haar of zijn expertise te benutten ten gunste van onderwijskwaliteit. Het gaat dan om de ruimte om te beslissen over onderwijsinhoud, onderwijsinrichting (didactisch, pedagogisch en organisatorisch) en professionele ontwikkeling” 3. In het mbo is in 2009 het Professioneel Statuut tot stand gekomen tussen de MBO Raad en de onderwijsvakorganisaties. In het Professioneel Statuut werden de afspraken uit het Convenant Actieplan LeerKracht geconcretiseerd om de professionele ruimte van de docent te waarborgen. De medezeggenschap is vlak daarna vastgelegd in een nieuwe wet; de Wet Medezeggenschap Educatie en Beroepsonderwijs. Met het tekenen van het Professioneel Statuut en de nieuwe wetgeving werd de professionele ruimte geformaliseerd. Dit wil niet zeggen, dat deze ruimte ook overal ervaren en benut wordt. Leraren ervaren over het algemeen relatief veel zeggenschap over zaken, die binnen hun klas afspelen, maar de invloed op de inrichting en uitvoering van het onderwijs of op de professionalisering wordt minder ervaren buiten de klas (bijvoorbeeld op schoolniveau) 4. Veel bestaande patronen zijn lastig te doorbreken bij de schoolorganisatie, maar ook bij schoolleiding en docenten. Docententeams zijn zoekende naar de mogelijkheden en grenzen van hun professionele ruimte.
3. www.onderwijscooperatie.nl 4. Onderwijsraad, 2013
11
Wij ervaren dat de term professionele ruimte nog geen “gezicht” heeft gekregen. Het is te weinig zichtbaar wat het is en wat het kan betekenen in je uitoefening van je vak en je eigen professionele ontwikkeling is te weinig zichtbaar. Master-docenten kunnen hierin een belangrijke rol spelen maar worden vaak niet dusdanig gepositioneerd zodat zij hierin een grote bijdrage in kunnen leveren. De laatste jaren zien we binnen verschillende scholen experimenten met verschillende vormen van leiderschap en inrichting van de organisatie. Er worden termen gebruikt als gespreid leiderschap, teams aan zet, zelfsturende teams, docentenmaatschappen, ondernemerschap etc. Ervaringen vanuit al deze experimenten worden weinig gedeeld en mist een platform. Een docent ontwikkelt zich niet alleen binnen de schoolorganisatie, maar leert al dan niet bewust, ook binnen zijn eigen sociale netwerk. Voor de mbo-docent is het belangrijk dat hij zijn netwerk binnen het bedrijfsleven in stand kan houden en dat hij ook buiten zijn school een netwerk heeft met docenten uit zijn bedrijfstak. Momenteel zien we dat het sociale netwerk van mbo-docenten beperkt is tot contacten met stage instellingen waarbij het contact veelal bestaat uit afstemming van het leerproces van de student. De BVMBO ziet verschillende mogelijkheden om op moderne wijze de professionele ruimte in het mbo vorm te geven en te vergroten, waarbij de docent zich in verschillende netwerken kan professionaliseren.
Welke doelstellingen worden beoogd? a. Mbo - docenten benutten en creëren professionele ruimte door het zoeken van verbinding. b. Kennis en ervaringen opdoen en verspreiden m.b.t. verschillende vormen van leiderschap. Welke acties zijn nodig om de beoogde doelstellingen te bereiken? a. Verruiming van het begrip professionele ruimte binnen de schoolorganisatie. Wij zijn van mening, dat een verruiming van het begrip ‘professionele ruimte’, zoals eerder voorgesteld in het actieplan ‘Leraar 2020 – een krachtig beroep’, een grote bijdrage kan leveren aan de noodzakelijke professionele dialoog. Op schoolniveau zeggenschap hebben over het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig - en kwaliteitsbeleid geeft een impuls aan de dialoog op de werkvloer. Door zeggenschap vorm te geven kan je pas echt professionele ruimte creëren. We roepen de scholen op om op schoolniveau de zeggenschap over onderwijskundig en kwaliteitsbeleid verder vorm te geven. b. Master-docenten positioneren en stimuleren om hun professionele ruimte te vergroten. Het mbo heeft een groeiende groep master docenten, die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de vergroting van de professionele ruimte. Het schoolbeleid zou ruimte moeten scheppen voor deze docenten en hun initiatieven om de kwaliteit binnen de school te versterken. Wij willen de positie van de masterdocent versterken door een leergemeenschap te initiëren, waarin kennis en ervaring gedeeld kan gaan worden. c. Het inrichten van professionele leergemeenschappen In het mbo worden opleidingen verzorgd door docenten die in een sterk teamverband werken. Hiermee is niet alleen kwaliteit van de individuele docent belangrijk, maar ook de kwaliteit van het collectief. Die kwaliteit wordt bevorderd door de professionele dialoog. Het gaat hierbij niet alleen om de dialoog in het team, maar ook tussen andere organisatielagen, met het bedrijfsleven en met docenten van andere scholen.
Het ontstaan van professionele leergemeenschappen op de scholen is een belangrijke ontwikkeling voor onze beroepsgroep. In een professionele leergemeenschap wordt kennis gedeeld, geleerd en gereflecteerd en onderzoek gedaan. We zien ook mogelijkheden voor leergemeenschappen met een regionaal of landelijk karakter, waarin deelnemers met verschillende expertise en ervaring elkaar ontmoeten. Dit kan zijn vanuit het bedrijfsleven, maar ook van verschillende scholen en verschillende disciplines. De BVMBO wil graag een aantal professionele leergemeenschappen initiëren en ervaringen zichtbaar maken aan onze eigen beroepsgroep. d. Experimenteren met en het delen van kennis, ervaring en good practices rondom gespreid leiderschap. We roepen scholen en docenten op om te experimenteren met gespreid leiderschap. Het delen van expertise is daarbij belangrijk. Een platform, waar deze kennis gedeeld kan worden, is hiervoor noodzakelijk. Op de website van de BVMBO wordt een kennisbank ingericht specifiek voor deze ontwikkeling. Het “kijken in elkaars keuken” achten we een belangrijk element bij deze ontwikkeling. Door het inrichten van een website van vraag en aanbod worden mogelijkheden geboden om docentenstages eenvoudig te realiseren. Een grote conferentie rondom dit thema zal het onderwerp op de kaart plaatsen. Wat is de rol van BVMBO en (beoogde) samenwerkingspartners? De BVMBO zal het initiatief nemen en de start van verschillende leergemeenschappen mogelijk maken. Wij verwachten daarna een hoge mate van zelfsturing. De BVMBO zal opgedane kennis vastleggen en beschikbaar maken. Docenten in de voortrekkersrol zullen door de BVMBO geschoold worden. We zien een rol weggelegd voor het ECBO om verschillende initiatieven te monitoren en te onderzoeken. Het Consortium van Innovatie (CVI) zal ons ondersteunen in het op creatieve wijze uitvoeren van onze rol als facilitator. Scholen zullen ruimte moeten creëren in het professionaliseringsbudget voor het inrichten van professionele leergemeenschappen en initiatieven in woord en daad moeten ondersteunen. De ambassadeur van de BVMBO verbindt de leergemeenschappen met de beroepsvereniging.
12
BVMBO
Met het oog op de toekomst
2. Het verhogen van de herkenbaarheid van de beroepsgroep binnen het lerarenregister Aanleiding In 2012 is de Onderwijscoöperatie gestart met het Lerarenregister voor primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo), inclusief bijzonder onderwijs. De BVMBO is als geassocieerde organisatie verbonden aan de Onderwijscoöperatie. Dat wil zeggen dat de BVMBO twee maal per jaar met diverse andere geassocieerde organisaties (zoals Leraren met Lef, The Crowd e.a.) met het bestuur van de Onderwijscoöperatie in gesprek gaat over het Lerarenregister. Het Lerarenregister kent een inschrijving gebaseerd op bevoegdheid (diploma waarmee een onderwijsbevoegdheid is behaald). De inschrijving in het register is (nog) niet verplicht en is kosteloos. Het lerarenregister krijgt een wettelijke verankering met een verplichting per 2017. Er wordt dan een onderscheid gemaakt tussen registratie van bevoegdheid en het onderhouden en ontwikkelen van de bekwaamheid. Er komt dus een bevoegdheidsdeel en een kwaliteitsdeel waarin staat hoe de bekwaamheid wordt onderhouden. De bekwaamheid van docenten zal na een periode van vier jaar aangetoond kunnen worden, waarna herregistratie kan plaatsvinden om de bevoegdheid opnieuw te bevestigen. Sinds schooljaar 2012 - 2013 zijn er in verschillende ROC ’s diverse pilots bezig rondom het Lerarenregister. Onder begeleiding van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onderwijscoöperatie en de MBO Raad trachten deze pilots antwoord te krijgen op diverse praktische vragen rond het gebruik van het register. De beroepsvereniging is (zijdelings) betrokken geweest door deelname van (bestuurs-)leden aan diverse pilots. Hierdoor heeft de beroepsvereniging de ontwikkelingen kunnen volgen en deel kunnen nemen aan diverse bijeenkomsten bij bijvoorbeeld de MBO Raad te Woerden. De BVMBO heeft zich met name gericht op de bekendheid met het register en het bevorderen van het beeld, dat docenten invloed kunnen uitoefenen op de werking van het register.
De vrijwillige registratie van docenten in het mbo verloopt niet voorspoedig. Van de circa 41.700 beschikbare docenten is begin 2014 slechts een zeer klein aantal (geschat op ca. 3%) ingeschreven in het Lerarenregister. Om een indicatie te geven: in de drie grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zijn in totaal 137 docenten mbo in het register opgenomen. De redenen hiervoor zijn onbekend, maar kunnen gezocht worden in een aantal mogelijke factoren: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Onbekendheid met het register voor de doorsnee docent. Er is (nog) te weinig actieve werving geweest voor inschrijving en het nut ervan. Hiermee is nog niet voldaan aan de wens (eis) van het ministerie van OCW zoals verwoord in de kamerbrief ‘Voortgang Lerarenregister’ van 15 februari 2012 5 Niet inzien van het nut/belang van inschrijven, ondanks de zeven voorgestelde redenen om dit wel te doen (www.registerleraar.nl, klik op redenen om te registreren) De omstandigheden, waaronder docenten werken (werkdruk, druk zijn met het primaire onderwijsproces), waardoor ze geen tijd vrij wensen te maken voor iets waarvan ze het nut (nog) niet zien Het vrijwillig karakter van registratie (men wacht af tot het verplicht wordt en ziet dan wel verder) Het denken in “alles wat van buiten/boven komt” door docenten, waardoor men het idee kan hebben, dat het register (ondanks het ontkennen ervan door de Onderwijscoöperatie) een instrument zal zijn om te beoordelen (gesprekkencyclus in het kader van HRM) Het (mogelijk) niet herkennen van de vertegenwoordiging van de beroepsgroep door de Onderwijscoöperatie, waarbij de samenstelling van belang is.
Naast de genoemde (beperkte) inschrijving heeft het Lerarenregister nog een minpunt in de ogen van de BVMBO; het is te algemeen gesteld (voor en door leraren) en wordt het specifieke deel van het mbo (branche specifiek, vakspecifiek, beroepsgericht) wordt niet voldoende uitgelicht.
5. ‘De Onderwijscoöperatie draagt zorg voor een goede communicatie met het veld zodat in 2014 het register bekend is bij alle leraren en de leraren weten waartoe het register dient.’
13
Welke doelstellingen worden beoogd? Om docenten mogelijk meer, vanuit de beroepsgroep zelf, te motiveren zich te registreren, zal het nut van deze registratie en herregistratie duidelijker moeten worden. De BVMBO denkt dit te kunnen bewerkstelligen door meer vanuit de beroepsgroep zelf, de mogelijkheden en kwaliteiten van professionaliseringsactiviteiten te kanaliseren, accrediteren en registreren. De BVMBO, heeft zich tot doel gesteld een ‘kamer’ te vormen voor mbo- docenten. Wij streven hierbij naar de volgende doelstellingen: - - -
Mbo-docenten hebben invloed op het mbo deel van het register; Mbo-docenten herkennen hun professionele ontwikkeling in het lerarenregister; De permanente educatie past bij de beroepsgroep.
ROC
HBO
VMBO
AOC Figuur 4.
ROC
De BVMBO stimuleert en faciliteert netwerken op scholen en tussen scholen en bedrijven in de vorm van Professionele Leergemeenschappen (PLG), bedrijfstak gerelateerde platforms en ambassadeursnetwerken met de volgende doelen: het delen van kennis en ervaring; het vergroten van de herkenbaarheid van ons beroep; het creëren dan wel vergroten van onze professionele ruimte en het met elkaar kunnen bepalen hoe we willen professionaliseren.
14
BVMBO
Met het oog op de toekomst
Welke acties zijn nodig om de doelstellingen te bereiken? a. Veroveren van de rol als regiehouder mbo binnen het lerarenregister.
c. Inrichten onafhankelijke accreditatiecommissie bestaande uit deskundigen uit de sector.
De Onderwijscoöperatie is beheerder van het lerarenregister. De BVMBO is alleen als geassocieerde bij de Onderwijscoöperatie betrokken. De BVMBO ziet zich, zoals gezegd, als vertegenwoordiger van de beroepsgroep van mbo-docenten.
Het goed bijhouden van kennis en het trainen van vaardigheden is van groot belang. Het is dan ook belangrijk, dat de deskundigheid bevorderende activiteiten, die mbo docenten volgen, kwalitatief sterk zijn. Om deze kwaliteit te bewaken, zal er een duidelijk zichtbare Accreditatiecommissie Kwaliteitsregister Docenten MBO in het leven geroepen moeten worden. Deze onafhankelijke accreditatiecommissie, bestaande uit deskundigen uit de mbo-sector, beoordeelt de kwaliteit en het niveau van aanbieders van deskundigheid bevorderende activiteiten. Wij pleiten hierbij voor een onderscheid tussen bedrijfstak gerelateerde vakdeskundigheid en de algemene deskundigheid (o.a. pedagogisch, didactisch) van een mbo-docent. De bedrijfstak gerelateerde deskundigheid zal door het desbetreffende platform beheert moeten worden.
Zoals hierboven al is beschreven zal de docent, als die zijn bevoegdheid heeft behaald, zich kunnen registreren in het kwaliteitsdeel van het register. Daarna zal de docent door middel van professionaliseringsactiviteiten (geaccrediteerd en deels vrij) zijn of haar bekwaamheid onderhouden om in aanmerking te komen voor herregistratie (verplicht vanaf 2017). De professionaliseringsactiviteiten worden geregistreerd in het kwaliteitsdeel van het register. De beroepsvereniging wil invloed uitoefenen op dit kwaliteitsdeel van het register waar het gaat om de specifieke eisen, zoals gesteld aan docenten in het mbo en het daarmee samenhangende proces van accreditatie van scholingsactiviteiten om zo haar rol te veroveren. b. Het inrichten van bedrijfstak gerelateerde platforms. De verschillende differentiaties binnen het beroep worden vertegenwoordigd in platforms, waar docenten zich binnen hun eigen vakgebied richting geven aan de kennisbasis van hun vak en zorg dragen voor een goede beroepsuitoefening. Kennis vanuit de verschillende leergemeenschappen zal hierin gebruikt moeten worden. Zo zullen er platforms opgericht moeten worden door de BVMBO voor bijvoorbeeld techniek, zorg, horeca. Deze platforms voorzien de accreditatiecommissie van advies over het bekwaamheidsonderhoud in het kwaliteitsregister. Zij vormen met elkaar de “mbo-kamer”. Het platform fungeert als regisseur en makelaar voor de bekwaamheid van zijn sector. De platforms maken onderdeel uit van de BVMBO.
15
d. Inzichtelijk maken van formeel en informeel leren binnen de permanente educatie. Het begrip permanente educatie betekent dat de docent altijd zal blijven ontwikkelen en leren om adequaat onderwijs te kunnen blijven verzorgen. De docent wil zich permanent blijven ontwikkelen op inhoudelijk vakgebied, alsmede op het gebied van pedagogisch-didactisch handelen. De docent kan zich ontwikkelen door formele – en informele leeractiviteiten. Formeel leren is bijvoorbeeld het volgen van een cursus of training, of zelfs een opleiding. Als professional leer je ook op de werkplek: door intervisie, door stage te lopen of door onderzoek te doen. Dit noemen we informeel leren. Beide vormen van leren is voor de BVMBO een manier van professionaliseren, waarvan de BVMBO vindt dat dat een plek moet krijgen in het register. Docenten in het mbo herkennen zich niet altijd in het aanbod van bij- en nascholing. De BVMBO wil het aanbod van professionaliseringsactiviteiten passend en herkenbaar maken voor iedere bedrijfstak en voor de gehele beroepsgroep. Dit doet de BVMBO door deels het aanbod beter te ontsluiten en deels door een passend aanbod te creëren (maatwerk, formeel -en informeel leren).
e. Registratie in een visueel herkenbare mbo omgeving van het lerarenregister. Herkenbaarheid van de specifieke deskundigheid van de mbo-docent moet ook visueel herkenbaar zijn. Dit vergroot behalve de herkenbaarheid van de beroepsgroep ook het imago van een krachtige beroepsgroep, die instaat voor de eigen kwaliteit. Het voorstel van de beroepsvereniging is om het register voor docenten mbo ook de naam mee te geven die past bij de beroepsgroep: register docenten mbo. Wat is de rol van BVMBO en (beoogde) samenwerkingspartners? De BVMBO zal als eerste de rol als regiehouder moeten verwerven, voordat zij uitvoering aan de plannen kunnen geven. Afstemming en samenwerking met de Onderwijscoöperatie, MBO Raad, de verschillende ROC ’s en het Ministerie van OCW is hierbij van groot belang.
16
BVMBO
Met het oog op de toekomst
3. Het ontwikkelen van de Beroepscode Aanleiding
Welke doelstellingen worden beoogd?
Het beroep van docent mbo is een beroep, waarin het contact met jonge (en volwassen) mensen centraal staat. In de ontwikkeling van een persoon tot (beginnend) beroepsbeoefenaar komt de docent mbo in diverse situaties terecht, waarbij de veiligheid (fysiek en psychisch) van de lerende een belangrijke rol speelt. Om de veiligheid op alle fronten te bewaken, dient de docent mbo zich te houden aan een beroepscode. Op dit moment ontbreekt een beroepscode voor de mbo-docent.
Doel is om een beroepscode te hebben waarin het waarden - en normenstelsel van de beroepsgroep van docenten mbo tot uiting komt. De BVMBO biedt hiermee een samenhangend geheel van principes en regels met betrekking tot de uitoefening van het beroep van docent in het mbo. De beroepscode kan voor docenten een hulpmiddel zijn om te komen tot beslissingen waar het gaat om (eventueel voorkomende) ethische problemen. Welke acties zijn nodig om de beoogde doelstellingen te bereiken? De BVMBO sluit met de beroepscode aan bij de professionele standaard voor de docent mbo, zoals wordt omschreven in paragraaf vier. Om dit doel te bereiken, een gezamenlijk ontwikkelde beroepscode, zullen docenten invloed moeten en willen hebben en daarom ook krijgen. De stappen die genomen worden zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
17
Vaststellen van een commissie “Beroepscode”, bestaande uit docenten mbo, aangevuld met deskundigen op het gebied van (onderwijs)ethiek of vergelijkbaar Literatuuronderzoek naar bestaande beroepscodes, gelijkend op of gelieerd aan het beroep van docent mbo (bijvoorbeeld die van verpleegkundigen, jongerenwerkers, etc.) Opstellen beroepscode op basis van uitgevoerd onderzoek (op basis van opgestelde samenvattingen en adviezen) Opgestelde beroepscode laten beoordelen door de commissie “Beroepscode” en een selectie van docenten mbo (op basis van aanmelding, werving onder leden van de beroepsvereniging) Vaststellen van de beroepscode en publiceren ervan.
Wat is de rol van BVMBO en (beoogde) samenwerkingspartners? Bij het tot stand komen van de beroepscode zal een beroep gedaan worden op de medewerking van docenten mbo die aangesloten zijn bij de BVMBO of docenten, die bereid zijn hun medewerking te verlenen zonder lidmaatschap. De beroepscode dient te zijn voor alle docenten. Naast de hulp van docenten mbo wordt ondersteuning gevraagd van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO). Het ECBO is in staat het onderzoek in de juiste banen te leiden en kan docenten ondersteunen in het komen tot een passende beroepscode.
18
BVMBO
Met het oog op de toekomst
4. Het richting geven aan de professionele standaard Aanleiding
Welke doelstellingen worden beoogd?
Een docent in het mbo doet zijn uiterste best om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen, studenten goed te begeleiden in de beroepspraktijkvorming of gedurende de studieloopbaan. In een professionele standaard voor mbo docenten wordt het functioneren van een docent beschreven. Een docent mbo werkt binnen het middelbaar beroepsonderwijs (ROC of AOC). Hij leidt (aanstaande) beroepskrachten op voor ongeveer alle beroepsgroepen.
Een door de beroepsgroep ontwikkelde beroepsstandaard, waarin een minimum niveau van kwaliteit van de docent en diens beroepsuitoefening beschreven staat.
Op dit moment ontbreekt een professionele standaard voor de mbo- docent. Om vast te stellen aan welke standaard deze beroepsuitoefening van de docent dient te voldoen, is de BVMBO voornemens een professionele standaard voor docenten mbo vast te stellen.
19
Welke acties zijn nodig om de beoogde doelstellingen te bereiken? Om te komen tot een gezamenlijk ontwikkelde professionele standaard zullen docenten invloed moeten en willen hebben en daarom ook krijgen. De stappen die genomen worden zijn: 1. Literatuuronderzoek naar bestaande documenten ten aanzien van: a. Professionele standaarden, gelijkend op of gelieerd aan het beroep van docent mbo; b. Bekwaamheidseisen, gesteld of te stellen aan docenten mbo. 2. Opstellen professionele standaard op basis van uitgevoerd onderzoek (op basis van opgestelde samenvattingen en adviezen) 3. Opgestelde professionele standaard laten beoordelen door selectie van docenten mbo (op basis van aanmelding, werving onder leden van de beroepsvereniging) 4. Vaststellen van de professionele standaard en publiceren van de beroepstandaard.
Wat is de rol van BVMBO en (beoogde) samenwerkingspartners? Een document als een professionele standaard behoort ontwikkeld te worden in samenspraak met het werkveld. Daartoe zullen, tijdens bijeenkomsten met leden, de aanwezigen gevraagd worden om een bijdrage aan de professionele standaard te leveren of deel te nemen aan het proces van schrijven, dan wel controleren. Daarnaast zal aansluiting gezocht worden bij reeds bestaande omschrijvingen van de bekwaamheid van de docent (Onderwijscoöperatie, Hogeschool Utrecht) en daar waar nodig zal dit aangepast worden. De professionele standaard dient er te zijn voor alle docenten. Naast de hulp van docenten mbo wordt ondersteuning gevraagd van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO). Het ECBO is in staat het onderzoek in de juiste banen te leiden en kan docenten ondersteunen in het komen tot een passende professionele standaard. Deze professionele standaard zal in dit plan niet geheel uitgewerkt zijn, maar behoort tot de activiteiten, die op basis van dit plan door leden van de beroepsvereniging tot stand zullen komen. Deze planning hangt nauw samen met die van de eerder beschreven beroepscode. Beide ontwikkelingen behoren tot de geplande activiteiten welke in een later stadium verder beschreven en ondernomen worden.
20
BVMBO
Met het oog op de toekomst
5. Een duurzame toekomst voor de BVMBO Aanleiding
Welke doelstelling wordt beoogd?
Van een professionele beroepsgroep mag men een professionele beroepsvereniging verwachten. Dit sluit aan bij de ambities beschreven in de Lerarenagenda (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2013). We moeten constateren dat de situatie van nu, een vereniging gerund door vrijwilligers (soms gefaciliteerd), niet past bij een professionele beroepsvereniging. De huidige situatie is kwetsbaar, waarmee een duurzame ontwikkeling in gevaar komt. De taken, die er uitgevoerd moeten worden, zijn zodanig tijdrovend en ook steeds complexer, dat het niet mogelijk is uitsluitend met vrijwilligers te werken. Kortom, professionalisering van de vereniging vereist organisatieontwikkeling.
De BVMBO is een professionele beroepsvereniging vergelijkbaar met de V&VN.
De BVMBO is nog steeds te weinig bekend bij docenten, in het bijzonder in scholen waar geen ambassadeur BVMBO is. In negentien scholen is er een ambassadeur van de BVMBO. Een enkele ambassadeur is gefaciliteerd vanuit zijn school en wordt betrokken bij de professionalisering of onderwijsinhoudelijke vraagstukken van de organisatie.
Welke acties zijn nodig om de beoogde doelstellingen te bereiken? a. Organisatiestructuur en facilitering van de vereniging De organisatiestructuur van de vereniging zal gewijzigd moeten worden om professionalisering van de beroepsvereniging mogelijk te maken. In de toekomst zien we een organisatie met een bureau en een dagelijkse leiding van een directeur. De eerste stappen, die gemaakt moeten worden, zijn professionele secretariële en administratieve ondersteuning en meer kennisintensieve ondersteuning bijvoorbeeld ten aanzien van PR en communicatie. Verder een gefaciliteerd dagelijks bestuur. We gaan hierbij uit van gefaciliteerde voorzitter van 0.8 fte en bestuursleden met een omvang van 0.4 fte. Allen blijven nog werkzaam als mbo-docent in de sector. Afhankelijk van de activiteiten die vorm gegeven gaan worden, zal verdere facilitering noodzakelijk zijn. Huisvesting met een eigen ruimte in het Innovatiehuis is daarbij een belangrijke voorwaarde. Voor deze professionalisering van de beroepsvereniging zijn extra gelden noodzakelijk. Als we kijken naar de beroepsvereniging voor verpleegkundigen (V&VN), dan hebben zij de eerste tien jaar financiële ondersteuning nodig gehad van het Ministerie van Volksgezondheid. Op dit moment kunnen zij hun organisatie runnen op basis van de lidmaatschapsgelden. b. De ambassadeur BVMBO als spil van een lerend netwerk. De ambassadeur vormt de schakel tussen de eigen school, andere scholen en de beroepsvereniging (zie figuur 3). Zij vormen een regionaal netwerk, zijn actief in het organiseren van de professionele dialoog in de eigen organisatie en delen hun kennis over actuele ontwikkelingen in het beroep. De ambassadeurs verbinden interne netwerken en collega’s met regionale en landelijke netwerken. Om een gedegen ambassadeursnetwerk vorm te geven is het noodzakelijk, dat elk ROC en AOC een gefaciliteerde ambassadeur heeft (0.2 fte). De ambassadeur wordt geworven in een gezamenlijke sollicitatieprocedure van de school en de BVMBO en de facilitering vindt plaats vanuit de school.
21
De propositie van de BVMBO De BVMBO schoolt het netwerk van ambassadeurs en betrekt actief de ambassadeursnetwerken bij landelijke ontwikkelingen. Binnen de school krijgt de ambassadeur een centrale rol ten aanzien van professionaliseringsvraagstukken. De ambassadeur krijgt het beheer over een innovatiefonds, waar docenten een aanvraag voor bottum-up innovatieprojecten in kunnen dienen. De rol en taken van de ambassadeur zullen nog verder ontwikkeld moeten worden. c. Uitdragen van de toegevoegde waarde van een beroepsvereniging
De beroepsgroep mbo-docenten, vertegenwoordigt door de BVMBO, wil zich ontwikkelen naar een volwaardige beroepsgroep. De voorgaande plannen zijn daarin de eerste stappen. Hulp is hierbij noodzakelijk. Wij doen hierbij een beroep op het Ministerie van OCW, Onderwijscoöperatie, MBO Raad en bestuurders om ons middelen beschikbaar te stellen en ons behulpzaam te zijn bij het gestalte geven van de plannen. De komende jaren zijn er extra middelen voor professionalisering in het mbo beschikbaar. Wij achten het reëel dat de beroepsgroep hier zelf ook invulling aan mag geven.
Naamsbekendheid zal vergroot moeten worden door meer zichtbaarheid in elke school. Een PR –campagne, waarin de mbo-docent zich herkent en erkent voelt. De plannen met betrekking tot het inrichten van professionele leergemeenschappen en platforms willen we bekend maken met een bus. Deze bus zal een bus van ontmoeting moeten zijn (pop-up innovatiebus). Docenten in dialoog met elkaar in een mobiele ruimte. d. Samenwerking met andere partners en belanghebbenden in de sector. De BVMBO hecht aan het samenwerken met anderen in de sector. Er zijn afspraken met het ECBO als kennispartner en de MBO krant als communicatiemiddel. De BVMBO is betrokken als geassocieerde bij de Onderwijscoöperatie. Met het Consortium van Innovatie wordt samengewerkt voor de expedities “teacher in the lead” en bij activiteiten in het Innovatiehuis. Met een aantal platforms als de Community van Masters Nederland (COMN) en Delen is Vermenigvuldigen hebben we afspraken over het versterken van elkaar in de sector. Wij willen de samenwerking in de sector nog verder uitbreiden en meer bundelen. We verkennen de samenwerking met het Consortium Beroepsonderwijs en de Onderwijspioniers.
22
BVMBO
23
Met het oog op de toekomst
Bibliografie Bussemaker, J. (2012). Opleiden van Leraren Beroepsonderwijs. Den Haag. Dekker, S., & Bussemaker, J. (2013). Kamerbrief Aanpak regeldruk onderwijs. Den Haag. Klaster, E. (2012). Beleefde bureaucratie en professionaliteit onder leraren. Den Haag: B&A B.V. MBO Raad. (2009). Professioneel Statuut MBO. De Bilt.
Rijst, V. D., Duyn, V., & Nedermeijer. (2011). Hoe goed leiden wij (v)mbo docenten op? Aansluiting van opleiding op de actuele beroepspraktijk. Leiden: ICLON, Universiteit Leiden. Rinnooy Kan, A. (2007). Leerkracht! Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. Van de Meer, J., Lindenberg, N., Akkermans, J., Bours, J., Doorlag, K., Janzing, S., et al. (2013). Een adequaat opgeleide docent is het halve werk tot excellentie. Utrecht: Hogeschool Utrecht.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. (2011). Actieplan Leraar 2020. Den Haag: Ministerie van OCW. Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. (2008). Convenant Actieplan LeerKracht. Den Haag: Ministerie OCW. Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. (2013). De leraar maakt het verschil. Den Haag: Ministerie OCW. Onderwijsraad. (2013). Advies over herijking van de bekwaamheidseisen. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad. (2011). Goed opgeleide leraren voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad. (2013). Leraar zijn, meer oog voor persoonlijke professionaliteit. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad. (2013). Verkenning ‘Leraar zijn’. Den Haag: Onderwijsraad.
24