Thoraxcentrum Twente
Een thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie
Patiënten Informatie Map (PIM) Eigendom van _________________________________________________________ adres ________________________________________________________________ postcode en woonplaats _________________________________________________ telefoon ______________________________________________________________
TCT 42/04 11®
Inleiding U bent bij uw cardioloog geweest in verband met de hartritmestoornis boezemfibrilleren (atriumfibrileren).De cardioloog heeft met u overlegd welke mogelijkheden er zijn om uw klachten te verhelpen. Medicijnen kunnen boezemfibrilleren niet in alle gevallen voorkomen, daarom wordt bij u een thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie gedaan. Bij de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie wordt een stukje weefsel van de linker boezem verschroeid om boezemfibrilleren te verhelpen. Over de operatie leest u meer op pagina 8. Uw cardioloog of thoraxchirurg bespreekt met u wat de operatie inhoudt en welke vooronderzoeken er mogelijk plaatsvinden. Voor de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie bestaat in ons ziekenhuis een wachtlijst. Wij hebben u inmiddels op deze lijst geplaatst en laten u weten wanneer u behandeld kunt worden. Het kan zijn, dat u al bent opgenomen op de afdeling Cardiologie van ons ziekenhuis of van een verwijzend ziekenhuis in de regio, waar u in afwachting bent van de behandeling. Patiënten Informatie Map (PIM) vooraf lezen Opname in het ziekenhuis voor een thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie is een ingrijpende gebeurtenis. U krijgt veel indrukken te verwerken. Om u zo goed mogelijk voor te bereiden op de opname, de behandeling en de periode daarna, ontvangt u deze Patiënten Informatie Map (PIM). Hierin is informatie opgenomen die voor u van belang kan zijn, informatie die u op elk moment weer rustig door kunt nemen. Zo krijgt u de mogelijkheid om inzicht te krijgen in wat er gebeurt tijdens deze voor u zo belangrijke periode. Lees de map daarom al voor opname door. De informatie is bestemd voor patiënten die opgenomen worden voor een thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie. De PIM is niet alleen belangrijk voor u, maar ook voor mensen in uw naaste omgeving, zodat ook zij weten wat een thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie inhoudt. In deze PIM wordt uitleg gegeven over wat u kunt verwachten voor en tijdens opname. Er is ook ruimte voor uw eigen aantekeningen. Aanvullende informatie vindt u op de website van ons ziekenhuis: www.mst.nl/thoraxcentrum. Elke patiënt is uniek en de ingreep verschilt van patiënt tot patiënt. Het kan dus zijn dat er afgeweken wordt van hetgeen u leest. Uw arts zal uw persoonlijke situatie met u en uw naaste omgeving bespreken. Contactpersoon Eén persoon binnen uw familie- of vriendenkring kan fungeren als contactpersoon. Uw contactpersoon kan in principe altijd bellen voor informatie en wordt verzocht de rest van de familie en overige belangstellenden op de hoogte te houden. We verzoeken tijdens de verpleegkundige overdrachten géén telefonisch contact op te nemen. Deze zijn van 07.00 - 08.00 uur, van 15.00 - 16.00 uur en van 22.00 - 24.00 uur. Indien nodig brengen wij de contactpersoon op de hoogte van veranderingen in uw situatie. Wij vragen deze persoon steeds zo goed mogelijk telefonisch bereikbaar te zijn. Tevens raden wij u aan om iemand, maximaal twee personen (waaronder bij voorkeur uw contactpersoon), mee te nemen naar de eventuele gesprekken op de polikliniek, naar de opnamedag en naar de eerste nacontrole bij arts. Twee personen horen nu eenmaal meer dan één. Tot slot Is iets niet duidelijk, twijfelt u ergens over of heeft u vragen, dan kunt u daarmee vanzelfsprekend terecht bij de desbetreffende hulpverlener in ons ziekenhuis. Wanneer er zaken zijn die niet voldoen aan uw verwachtingen en die naar uw idee anders of beter kunnen, meld dat dan aan ons. Uw suggesties en opmerkingen zijn welkom en bieden ons de mogelijkheid om de behandeling en zorg van onze patiënten te verbeteren.
1
Inhoudsopgave Belangrijke informatie Telefoonnummers Bezoektijden Postadres Medisch Spectrum Twente Bezoekadres Internetsite Thoraxcentrum
5 5 5 5 5 5
Het hart Het gezonde hart Het ritme van het gezonde hart Hoe vaak klopt het hart Hartritmestoornissen Soorten hartritmestoornissen Boezemfibrilleren
6 6 6 6 7 7 7
Vóór de opname Oproep voor operatie Bloedverdunnende medicijnen
9 9 9
De opnameperiode Wat neemt u mee als u wordt opgenomen? Medicijnen Wat u beter thuis kunt laten Diabetes De opname Verpleegafdeling A2 / D2 Bezoek
11 11 11 12 12 12 12 12
Programma dag van opname Opnamegesprek met verpleegkundige Opnamegesprek met arts-assistent / zaalarts / nurse practitioner Gesprek met cardiothoracaal chirurg Gesprek met cardio-anesthesioloog Voorbereiding op de operatie De operatiedag
13 13 13 13 13 14 14
Thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie Operatie
15 15
Na de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie De Intensive Care (IC) Thoraxcentrum Bezoek op de IC Thoraxcentrum Terug op verpleegafdeling A2 / D2, Medium Care Het herstel Wondverband Oefenen Fysiotherapie
18 18 18 19 20 20 20 20
2
Voorbereiding op ontslag Whiteboard Overplaatsing naar uw eigen ziekenhuis Als u vanuit ons ziekenhuis naar huis gaat Gesprek met zaalassistent / nurse practitioner Gesprek met verpleegkundige De dag van ontslag
21 21 21 21 21 21 21
Herstel thuis Normale verschijnselen na de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie Wondgenezing Wanneer de huisarts bellen? Nazorg Medicijngebruik Geneesmiddelenpaspoort Controles diabetici Trombosedienst Griepprik Douchen en baden Huishoudelijk werk Voeding Alcohol Roken Wandelen Fietsen en autorijden Seksualiteit Sporten Werkhervatting Vakantie Zon en zonnebank
22 22 23 23 23 24 24 24 24 24 24 25 25 25 25 25 25 25 26 26 26
Mogelijke risico’s en complicaties
28
Informatie over anesthesie bij een hartoperatie Anesthesie Vormen van anesthesie Algehele anesthesie Regionale anesthesie Anesthesioloog Veranderingen in uw gezondheid Voorbereiding op de operatie Goede nachtrust Nuchter zijn Medicijngebruik Medicijnen ter voorbereiding op de operatie Operatiekamercentrum IC Thoraxcentrum Na de anesthesie Pijn Risico’s en complicaties Bijwerkingen
29 29 29 29 29 29 30 30 30 30 30 30 30 31 31 31 31 32 3
Algemene informatie Patiëntenenquête afdeling Cardio-thoracale chirurgie Poliklinische controles Met de cardioloog Met de cardio-thoracaal chirurg Met de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting We herhalen nog enkele belangrijke punten Wat te doen als u een klacht heeft? Patiëntenverenigingen Patiëntenvoorlichtingscentrum Tenslotte
34 34 34 34 34 34 34 34 35 35 35
4
Belangrijke informatie In Medisch Spectrum Twente werken vijf thoraxchirurgen: dr. J. G. Grandjean dr. A. G. Hensens dr. G. Mecozzi dr. R. G. H. Speekenbrink dr. R. Storm van Leeuwen Telefoonnummers ■ planningsbureau Cardio-thoracale chirurgie (053) 4 87 29 29 ■ verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting (053) 4 87 62 05 ■ verpleegafdeling D2 (053) 4 87 60 07 ■ verpleegafdeling A2
(053) 4 87 60 08 ■ Intensive Care Thoraxcentrum (053) 4 87 62 08
Bezoekadres Haaksbergerstraat 55 Enschede Bezoektijden Afdeling A2 / D2 10.00 - 12.00 uur 15.00 - 20.00 uur Medium Care en kamer D202 11.00 - 12.00 uur 19.00 - 20.00 uur Intensive Care Thoraxcentrum 10.30 - 11.00 uur 19.00 - 19.30 uur Postadres Medisch Spectrum Twente Medisch Spectrum Twente mevrouw / meneer Afdeling A2 / D2, kamer Postbus 50 000 7500 KA Enschede Internetsite Thoraxcentrum www.mst.nl/thoraxcentrum
5
Het hart Het gezonde hart Het hart is een belangrijk orgaan in het lichaam. Het zorgt ervoor dat het hele lichaam via het bloed voortdurend van voedingsstoffen en zuurstof wordt voorzien en dat afvalstoffen worden afgevoerd. Het hart is opgebouwd uit een rechter- en een linkerhelft. Elke harthelft bestaat uit twee gedeelten: een boezem (atrium) en een kamer (ventrikel). Al deze delen staan met elkaar in verbinding en hebben een eigen taak in het rondpompen van het bloed.
Slagader Ader Hart
Aorta
Zuurstofarm bloed van het lichaam komt vanaf de rechterboezem het hart binnen. Wanneer de rechterboezem vol is, pompt het hart het bloed door naar de kamer die er onder ligt, de rechterkamer. Deze grotere kamer knijpt het bloed uit het hart in een bloedvat, de longslagader, die het bloed naar de longen brengt. In de longen wordt zuurstof in het bloed opgenomen. Nadat zuurstof is opgenomen, keert het bloed via de longaders terug naar de linkerboezem. Wanneer de linkerboezem vol is, wordt het bloed in de linkerkamer eronder gepompt. De linkerkamer pompt het bloed in het lichaam. Het hele lichaam wordt dan van zuurstof en voedingsstoffen voorzien. Het zuurstofarme bloed keert vanuit het lichaam terug in de rechterboezem. Aan de bovenkant van de voorkant van de boezems zitten de hartoren. Aan beide boezems zit er één. De hartoren zijn twee smal toelopende, oorvormige uitstulpingen. De functie van deze hartoren is niet goed bekend; het volume van de boezems wordt er wel iets groter door, waardoor deze meer bloed kunnen bevatten. Het ritme van het gezonde hart Het samentrekken van het hart wordt geregeld met elektrische prikkels. Vanaf een plaats in de rechterboezem van het hart, de sinusknoop, worden regelmatig zulke prikkels (impulsen) afgegeven. Deze worden vervolgens voortgeleid door een zenuwbundel, de AV-knoop, die elke prikkel vertraagd doorgeeft. Vervolgens gaan de prikkels heel snel door de bundel van His en de Purkinjevezels naar alle uithoeken van de kamers. Door de wijze van prikkelvorming en geleiding is er een volgorde van samentrekken; bij een hartslag trekken eerst de boezems samen om het bloed naar de kamers te verplaatsen, en dan trekken de kamers samen om het bloed naar de longen en naar de rest van het lichaam te sturen. Hoe vaak klopt het hart? Een normaal hart klopt 60 tot 100 keer per minuut, met regelmaat en in een bepaald ritme, zodat de tijd tussen elke hartslag ongeveer hetzelfde is. Afhankelijk van de zuurstofbehoefte van het lichaam, kan het hart sneller of langzamer gaan kloppen. Uw lichaam geeft aan hoeveel zuurstof 6
het nodig heeft. Wanneer u bijvoorbeeld een zware inspanning levert, heeft uw lichaam meer zuurstof nodig en zal het hart sneller gaan kloppen.
Sinusknoop Rechterboezem
Linkerboezem AV-knoop Bundel van His Linkerkamer
Rechterkamer Hart
Hartritmestoornissen Bij een hartritmestoornis (aritmie) is er iets aan de hand met het ritme of het tempo waarin het hart pompt. Het hart kan te snel, te langzaam of onregelmatig kloppen. Als de hartslag onder normale omstandigheden van het gewone patroon afwijkt, boven de 100 per minuut ligt, spreken we van een tachycardie. Een te langzame hartslag, die onder de 50 per minuut blijft, wordt een bradycardie genoemd. Soorten hartritmestoornissen Er zijn meerdere soorten hartritmestoornissen met verschillende oorzaken. De behandelingen zijn dan ook verschillend. De meeste hartritmestoornissen worden alleen behandeld als ze klachten geven. Sommige hartritmestoornissen worden altijd behandeld, omdat ze levensbedreigend kunnen zijn. In deze PIM wordt alleen de hartritmestoornis boezemfibrilleren besproken, omdat u voor deze hartritmestoornis behandeld wordt. Boezemfibrilleren Boezemfibrilleren is een veelvoorkomende hartritmestoornis, die ontstaat doordat zenuwcellen in de boezems van het hart elektrische prikkels vormen. Er ontstaan dan meerdere elektrische circuitjes in de spierwanden van de boezems. De frequentie van deze prikkels is zeer hoog: 300 tot 400 keer per minuut of meer. Doordat deze elektrische kringstroompjes de boezems continu actief houden, kan de sinusknoop het hartritme niet meer aansturen. Een deel van de elektrische prikkels die de AV-knoop bereiken, wordt door deze knoop ‘gezeefd’. Doordat de AV-knoop veel prikkels niet doorlaat (zeeft), ontstaan er op kamerniveau niet zulke hoge frequenties. Bovendien worden de prikkels niet altijd in dezelfde verhouding doorgelaten, waardoor een onregelmatige hartslag ontstaat. Meestal is de hartslag nog wel snel, bijvoorbeeld 100 tot 160 slagen per minuut. De elektrische prikkels in de boezems veroorzaken meer een chaotische trilling van de boezems dan een krachtige samentrekking, waardoor er nauwelijks bloed naar de kamers wordt gepompt. De prestatie van het hart vermindert hierdoor. Veel patiënten met boezemfibrilleren hebben een verhoogde bloeddruk. In een aantal gevallen is er bij patiënten met boezemfibrilleren sprake van onderliggende afwijkingen, bijvoorbeeld kransslagaderlijden met een doorgemaakt hartinfarct, hartkleplijden of een hartspierafwijking. Een andere bekende oorzaak is een te sterke werking van de schildklier. Boezemfibrilleren hangt ook sterk samen met ouderdom. Echter, in 20 % van de gevallen is na uitgebreide onderzoeken geen duidelijke afwijking aanwijsbaar als oorzaak voor boezemfibrilleren. Wel heeft men 7
ontdekt dat de prikkels die boezemfibrilleren veroorzaken, ontstaan in de gebieden waar de longaders (pulmonaalvenen) in de linker boezem uitmonden. Boezemfibrilleren kan veel klachten veroorzaken. Hartkloppingen, een onregelmatige ongelijkmatige hartslag, vermoeidheid, kortademigheid, pijn op de borst en duizeligheid zijn slechts enkele van de mogelijke klachten. Boezemfibrilleren kan in lengte verschillen (van uren tot dagen) en spontaan stoppen. Soms houdt de ritmestoornis aan. Bij de ene patiënt ontstaat het boezemfibrilleren vooral bij inspanning, bij de andere kan het zich op allerlei momenten voordoen. Het grootste risico van boezemfibrilleren is dat er bloedstolsels in de boezems en hartoren ontstaan. Op zich hoeven bloedstolsels in de boezems en hartoren geen verschijnselen met zich mee te brengen. Als er verschijnselen optreden, zijn die het gevolg van het afbreken van stukjes bloedstolsel, die door de bloedstroom worden meegevoerd en vast komen te zitten in een slagader. Deze raakt dan geblokkeerd, wat bijvoorbeeld een beroerte of een longembolie kan veroorzaken. Bloedstolsels uit de linker boezem als gevolg van boezemfibrilleren behoren tot de meest voorkomende oorzaken van een beroerte. Om een beroerte of longembolie als gevolg van boezemfibrilleren zoveel mogelijk te voorkomen, schrijft de arts bloedverdunners voor. De eerste behandeling bij boezemfibrilleren bestaat uit medicijnen tegen de ritmestoornis (antiaritmische medicijnen). Anti-aritmische medicijnen zijn helaas niet altijd effectief. Daarnaast geven zij nogal eens bijwerkingen. Soms werkt een medicijn goed voor het hartritme, maar geven de bijwerkingen aanleiding tot stoppen. Ook kan er geprobeerd worden met een uitwendige shock het hartritme weer regelmatig te krijgen. Heeft dit geen of onvoldoende blijvend effect, dan overweegt de arts een pulmonaalvenenisolatie.
8
Vóór de opname Oproep voor operatie Zodra uw operatiedatum bekend is, krijgt u schriftelijk of eventueel telefonisch bericht van het planningssecretariaat Cardiothoracale chirurgie. U ontvangt per post: ■ een uitnodigingsbrief; ■ een vragenlijst voor de anesthesioloog; ■ een verpleegkundige vragenlijst; ■ informatie voor bezoekers ‘Parkeren bij locatie Enschede’; ■ routebeschrijving voor automobilisten naar ziekenhuis Medisch Spectrum Twente. U wordt gevraagd de twee vragenlijsten thuis in te vullen en deze mee te nemen op de dag van opname. Als u in de tussenliggende periode gezondheidsproblemen krijgt, zoals verkoudheid of griep, neem dan direct contact op met ons secretariaat. Het kan dan nodig zijn de operatie uit te stellen. U mag in deze periode (tenminste zes weken voor de operatie) géén griepprik krijgen, omdat dit tijdelijk uw afweer tegen infecties verminderd. Als u al een griepprik gehad heeft, is dit geen reden om de operatie uit te stellen. In de week voorafgaand aan de operatiedatum mag u geen lichaamshaar verwijderen van uw borstkast en oksels met een scheermesje. Door het scheren kunnen huidbeschadigingen ontstaan, die de kans op een infectie van de operatiewond kunnen verhogen. Om meer duidelijkheid te krijgen over uw opnamedatum, kunt u op vrijdag tussen 10.00 - 12.00 uur telefonisch contact opnemen met het planningssecretariaat Cardio-thoracale chirurgie, telefoon (053) 4 87 29 29. Bloedverdunnende medicijnen Als u onder controle staat van de trombosedienst vanwege het gebruik van bloedverdunnende medicijnen, moet u contact opnemen met de trombosedienst. Geef aan hen door wanneer (datum) de ingreep plaatsvindt. Houdt u aan de instructies omtrent het gebruik van de antistollingsmiddelen, zoals vermeld staat in de uitnodigingsbrief die u van het planningssecretariaat Cardiothoracale Chirurgie heeft gekregen. Indien u Ascal® (carbasalaat calcium of acetylsalicylzuur) gebruikt, moet u vijf dagen vóór de ingreep stoppen met gebruik hiervan. Zie hiervoor ook de brief die u gekregen heeft van het planningssecretariaat.
9
Ruimte voor eigen aantekeningen
10
De opnameperiode Wat neemt u mee als u wordt opgenomen? Het is belangrijk dat u spullen meeneemt voor uw dagelijkse verzorging, toiletartikelen (zonodig gebitsprothesebakje) en nachtkleding. Mannelijke patiënten verzoeken wij om in verband met infectiegevaar een elektrisch scheerapparaat mee te nemen en geen scheermesjes. Voor handdoeken en washandjes zorgt het ziekenhuis. Op elke kamer is een koelkast aanwezig om eventueel etenswaren en drank in te koelen. Verder heeft u tijdens uw verblijf in ons ziekenhuis in ieder geval de volgende zaken nodig: ■ patiëntenponsplaatje met uw juiste gegevens; ■ inschrijvingsbewijs van de zorgverzekeraar; ■ naam van huisarts en apotheek; ■ naam en telefoonnummer van de contactpersoon; ■ medicijnen (in originele verpakking) en eventueel bijbehorend geneesmiddelenpaspoort; ■ Patiënten Informatie Map (PIM); ■ de ‘Vragenlijst ter ondersteuning van de verpleegkundige anamnese’; ■ de ‘Vragenlijst voor operatiepatiënten t.b.v. de anesthesioloog’. Denkt u ook aan de volgende zaken, indien dit voor u van toepassing is: ■ dieetadvies; ■ hulpmiddelen, zoals (lees)bril en zonodig uw brillenkoker, gehoorapparaat; ■ donorcodicil; ■ euthanasieverklaring. Medicijnen Als u thuis medicijnen gebruikt, is het belangrijk dat u deze allemaal in de originele verpakking meebrengt naar ons ziekenhuis. Op deze manier zijn artsen, verpleegkundigen en de ziekenhuisapotheek precies op de hoogte van uw medicijngebruik. Uiteraard krijgt u de meegenomen medicijnen weer mee terug naar huis. In ons ziekenhuis kennen we het Farmaceutisch Opname en Ontslag Coördinatiepunt (FOOC). Dit is een samenwerkingsverband tussen de apotheek van Medisch Spectrum Twente en de openbare apotheken in de regio. Om de kans op vergissingen met medicijnen zo klein mogelijk te maken, vraagt het FOOC bij uw eigen apotheek of apotheekhoudend huisarts, informatie op over de medicijnen die u gebruikt. Deze gegevens worden aan de behandelend arts op de verpleegafdeling overhandigd. Met u wordt doorgenomen of u inderdaad alle medicijnen gebruikt die op de het opgevraagde overzicht staan en of de gebruikte doseringen nog steeds hetzelfde zijn. Uw behandelend arts beslist, na overleg met u, of u dezelfde medicijnen kunt blijven gebruiken of dat u andere medicijnen voorgeschreven krijgt. Tijdens uw verblijf in ons ziekenhuis krijgt u al uw medicijnen van het ziekenhuis. Soms kan het zijn dat u thuis medicijnen gebruikte die in de ziekenhuisapotheek niet direct voorradig zijn. U krijgt dan zolang uw eigen medicijnen of het medicijn dat u gebruikt, wordt in overleg met uw arts vervangen door een gelijkwaardig medicijn. Indien u bezwaar heeft tegen het feit dat het FOOC informatie over uw medicijnen uitwisselt met uw eigen apotheek of apotheekhoudend huisarts, maakt u dit dan voor opname kenbaar bij het FOOC. Het FOOC is bereikbaar op werkdagen van 08.00 - 16.45 uur, telefoon (053) 4 87 31 15.
11
Wat u beter thuis kunt laten Laat sieraden (ook eventuele trouwring), piercings, waardevolle voorwerpen, bankpasjes en grote geldbedragen thuis. Wat u niet meeneemt, kunt u ook niet kwijt raken. Het ziekenhuis aanvaardt geen aansprakelijkheid voor diefstal, verlies of beschadiging van uw eigendommen. Neem zo weinig mogelijk kleding mee, dit heeft u in het begin niet nodig. Diabetes Heeft u diabetes (suikerziekte), geeft u dit aan de verpleegkundige door bij opname in ons ziekenhuis. De opname Op de afgesproken dag en het tijdstip meldt u zich bij de informatiebalie van verpleegafdeling A2. De secretaresse informeert de verpleegkundige, die uw opname verder verzorgt. U wordt meestal één dag voor de operatie op de verpleegafdeling A2 opgenomen. Na de operatie verblijft u meestal één dag op de IC Thoraxcentrum. Zodra de behandelend anesthesioloog vindt dat u voldoende hersteld bent, gaat u terug naar de verpleegafdeling A2 / D2. U blijft, afhankelijk van de ingreep, uw herstel en eventuele overplaatsing naar een ander ziekenhuis, gemiddeld vier à vijf dagen opgenomen (de dag na de operatie is dag één). Voor en na de operatie ligt u op een andere kamer, omdat we uw bed niet zo lang onbezet kunnen laten. Verpleegafdeling A2 / D2 Verpleegafdeling A2 / D2 is gespecialiseerd in cardio-thoracale chirurgie ofwel operaties van hart en / of borstholte. Er kunnen 44 patiënten worden opgenomen. Onze afdeling beschikt over één-, twee-, en driepersoonskamers. Er wordt gemengd verpleegd, wat inhoudt dat er zowel mannen als vrouwen op één kamer liggen. Op de verpleegafdeling A2 liggen patiënten die gedotterd worden, hartpatiënten die de volgende dag geopereerd worden en geopereerde patiënten, die al verder in hun herstelfase zijn. Op de verpleegafdeling D2 liggen pas geopereerde cardio-thoracale patiënten. Verpleegafdeling D2 beschikt ook over een aparte Medium Care. De Medium Care is een kamer waar vier patiënten kunnen worden opgenomen, die op medische gronden intensiever bewaakt moeten worden dan op de verpleegafdeling gebeurt. De bezoektijden zijn van 11.00 - 12.00 uur en van 19.00 - 20.00 uur. Er mogen maximaal twee personen tegelijk op bezoek komen en bij voorkeur geen kinderen jonger dan 12 jaar. In verband met infectiegevaar zijn bloemen en planten op de Medium Care niet toegestaan. Een kaart of een foto mag wel. Het is op de afdeling niet toegestaan te roken. Roken is toegestaan in de daarvoor aangewezen ruimten. Bezoek Op de verpleegafdelingen A2 / D2 gelden ruime bezoektijden. Van 10.00 - 12.00 uur en van 15.00 - 20.00 uur is bezoek welkom. Te veel en te lang bezoek kan voor de patiënt erg belastend zijn. Het is daarom niet de bedoeling dat het bezoek langer dan een half uur blijft. Voor een goed herstel is het noodzakelijk dat de patiënt de eerste dagen rust krijgt. Er mogen daarom maximaal twee bezoekers tegelijk komen. Als er meer bezoek komt, kunt u elkaar aflossen. Bij meer dan twee bezoekers verzoeken wij u om niet op de verpleegafdeling of op de gang te blijven staan. U kunt natuurlijk altijd naar het dagverblijf, de bezoekersruimte of het restaurant in de centrale hal gaan. In overleg met de verpleegkundige kan er soms afgeweken worden van maximaal twee bezoekers. Het kan voorkomen dat de verpleegkundige of een andere hulpverlener het bezoek vraagt om tijdelijk de kamer te verlaten vanwege behandeling of verzorging. Wij vragen uw begrip hiervoor. 12
Programma dag van opname Opnamegesprek met verpleegkundige In het kort krijgt u informatie over de gang van zaken op de operatiedag en het verblijf op de verpleegafdeling A2 / D2. Ook bespreekt de verpleegkundige met u of er eventueel thuiszorg of een tijdelijk logeeradres moet worden geregeld. Het spreekt voor zich dat u de gelegenheid krijgt om vragen te stellen. De informatie die u tijdens de opname ontvangt, is ook belangrijk voor uw naaste omgeving. Het is daarom raadzaam dat iemand uit uw omgeving (maximaal twee personen) bij uw opname met u meekomen, bij voorkeur ook uw contactpersoon. De verpleegkundige neemt met u de verpleegkundige vragenlijst door. Hij vertelt u welke cardio-thoracaal chirurg u opereert en hoe laat de operatie is gepland. Dit tijdstip kan veranderen of uitgesteld worden als er een spoedoperatie tussenkomt of een eerdere operatie uitloopt. Houdt u hier rekening mee. De verpleegkundige leidt u rond over de afdeling (zowel A2 als D2) en laat uw kamer zien. Laat uw tas zoveel mogelijk ingepakt en geef de spullen, die u niet meer nodig heeft, met het bezoek mee. Alleen uw toiletspullen, scheerapparaat en eventuele bril / gehoorapparaat gaan mee naar de IC Thoraxcentrum. Er is hier geen kastruimte aanwezig, waarin uw bezittingen opgeborgen kunnen worden. Opnamegesprek met arts-assistent / zaalarts / nurse practitioner De arts-assistent (zaalarts) / nurse practitioner doet het laatste onderzoek om te beoordelen of u lichamelijk in staat bent de operatie te ondergaan. Hij informeert of er de laatste tijd veranderingen zijn opgetreden in uw gezondheidstoestand. Het is belangrijk dat u eventuele bijzonderheden hierover meldt. Als er nog aanvullend onderzoek is gedaan, krijgt u hiervan de uitslag. In een enkel geval kunnen de uitslagen van de onderzoeken afwijkend zijn. Het komt soms voor dat een operatie hierdoor moet worden uitgesteld. Gesprek met cardiothoracaal chirurg In de loop van de middag of avond komt de cardio-thoracaal chirurg, die u gaat opereren, met u kennismaken. Hij geeft u de laatste informatie over de operatie en bespreekt zijn verwachtingen over de operatie en uw herstel. Wat er bij u gaat gebeuren, kan de chirurg van tevoren nooit precies zeggen. Pas tijdens de operatie kan hij echt zien hoe uw hart en vaten eruit zien en beoordelen wat er precies gedaan moet worden. Na de operatie neemt de chirurg telefonisch contact op met uw contactpersoon over het verloop van de operatie. Gesprek met cardio-anesthesioloog De cardio-anesthesioloog is de arts die u de volgende dag de anesthesie (narcose) toedient bij uw operatie. Hij komt langs en geeft u uitleg over uw narcose. Hij neemt de door u ingevulde vragenlijst over de anesthesie door. Voor uitgebreidere informatie over anesthesie bij een hartoperatie, zie pagina 29 tot 34. Ook bespreekt hij uw verblijf op de IC Thoraxcentrum na de operatie met u. Hij is de medisch specialist die verantwoordelijk is voor uw behandeling in de fase na de operatie op de IC Thoraxcentrum en de Medium Care op de verpleegafdeling D2. U krijgt van hem een slaapmiddel voorgeschreven en medicijnen waardoor u zich wat kunt ontspannen de ochtend voor de operatie. Gedurende de operatie blijft de cardio-anesthesioloog of zijn assistent voortdurend bij u. Hij bewaakt en bestuurt tijdens de operatie de functies van uw hart en uw lichaam. Dankzij de moderne bewakingsapparatuur kan precies worden vastgesteld hoe uw hart en lichaam op de hartoperatie reageren. Als u nog vragen heeft over de narcose of uw verblijf op de IC Thoraxcentrum, dan kunt u deze gerust aan hem stellen. 13
Voorbereiding op de operatie Direct bij opname begint u drie keer daags met antibacteriële neuszalf om eventuele wondinfecties te voorkomen. De dag van de operatie gebruikt u de zalf elke vier uur. Om de operatie goed en veilig te laten verlopen, is een goede voorbereiding van belang. Mocht het nodig zijn, dan krijgt u de avond vóór de operatie van de verpleegkundige een laxerende drank ter voorbereiding van de operatie. ’s Avonds moet u zich douchen. Verwijder nagellak en gebruik géén make-up. De natuurlijke kleur van uw huid en nagels geeft de cardio-anesthesioloog tijdens de operatie belangrijke informatie over uw lichamelijke toestand. Hierna trekt u schone nachtkleding aan. Rond 22.00 uur krijgt u een slaaptablet. Wij raden u aan dit in te nemen, omdat een goede nachtrust belangrijk is. Na inname mag u niet meer alleen uit bed, door de slaperigheid bestaat de kans dat u valt. Bel daarom de verpleegkundige als u uit bed wilt. Vanaf zes uur voor de operatie moet u nuchter zijn voor vast voedsel. Heldere dranken,zoals water, appelsap en limonade, mag u nuttigen tot twee uur voor de operatie. Als u bekend bent met diabetes (suikerziekte), dan worden extra controles van de bloedsuikers gedaan en zonodig worden uw medicijnen aangepast. De operatiedag ’s Ochtends wekt de verpleegkundige u (rond 06.00 uur als u als eerste geopereerd wordt). Hij controleert uw bloeddruk, hartslag, temperatuur en geeft u de medicijnen die de cardioanesthesioloog voor u heeft afgesproken. Haarspelden, sieraden als ringen, oorbellen en piercings kunt u het best af- of uitdoen en thuis laten. Contactlenzen en een eventueel kunstgebit moet u uitdoen. In sommige gevallen kan het gehoorapparaat meegegeven worden naar de operatiekamer. Bijvoorbeeld als u zonder gehoorapparaat de cardio-anesthesioloog niet kunt horen en deze dan niet weet of u goed wakker bent na de operatie. Afhankelijk van het operatieprogramma wordt ’s ochtends of aan het begin van de middag begonnen met de operatie. Ongeveer een uur voor de operatie krijgt u een sterke slaaptablet en speciale operatiekleding aan. Als u aan de beurt bent, brengt de verpleegkundige u in uw bed naar de voorbereidingsruimte (holding) van de operatiekamer. Daar wordt u op een operatietafel geholpen en naar de operatiekamer (OK) gereden. De anesthesiemedewerker sluit u aan op de monitor (hartbewaking), u krijgt een bloeddrukband om en u krijgt een infuus in uw arm. Via dit infuus spuit de cardio-anesthesioloog de verdovingsmiddelen (anesthesiemedicijnen) in, waardoor u langzaam in slaap valt. Van de operatie merkt u verder niets meer. Om de ademhaling tijdens de operatie te kunnen controleren, wordt er een plastic buisje in uw keel gebracht. Overigens merkt u daar ook niets van, want u bent onder narcose. Indien van tevoren is afgesproken dat u regionale anesthesie (ruggenprik) krijgt, dan krijgt u de prik in de rug voordat u de narcose krijgt toegediend. Voordat de chirurg met de operatie begint, wordt nog eens een hartecho gemaakt om te kijken of er een stolsels in de boezems van het hart aanwezig zijn. Deze echo wordt gemaakt via een sonde in uw slokdarm. Ook hier merkt u niets van want u bent al onder narcose. Worden er één of meerdere stolsels gevonden, dan vindt er geen thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie plaats. Dit brengt namelijk te veel risico’s met zich mee. De operatie wordt uitgesteld. De cardiothoracaal chirurg bespreekt dit dan met u.
14
Thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie Operatie Voor deze ingreep moet de chirurg in het gebied onder beide oksels twee sneetjes van ongeveer 5 cm maken. Een speciaal voor deze operatie ontworpen instrument kan via deze openingen tussen de ribben door in de borstholte gebracht worden. Via een ander sneetje (1 cm) wordt er een thoracoscoop ingebracht. Dit is een slang met aan het eind een kleine camera, die de cardiothoracaal chirurg zicht geeft in de borstholte. Vervolgens plaats de chirurg een instrument met klem op de buitenkant van de linker boezem, dichtbij de longaders. Door de klem te verwarmen met behulp van radiofrequente stroom, wordt een klein deel van het boezemweefsel verschroeid (ablatie).
Ablatie instrument met klem (links) die verwarmd wordt
Het verschroeide weefsel geneest en er ontstaat op die plek een dunne ring van littekenweefsel. De overactieve zenuwcellen rond de longaders kunnen, na genezing van het verschroeide weefsel, geen boezemfibrilleren meer veroorzaken. De chaotische prikkels kunnen door de ontstane ring van littekenweefsel niet meer verder naar boezems en de AV-knoop. Dit wordt pulmonaalvenenisolatie genoemd. De longaders (pulmonaalvenen) zijn ‘elektrisch gezien’ geïsoleerd van de rest van het hart. De sinusknoop kan weer als gangmaker gaan functioneren, waardoor weer een normaal ritme ontstaat. Bij sommige patiënten wordt ook het linker hartoor door de thoraxchirurg verwijderd. Bij ieder mens verschilt de bouw (anatomie) van het hart. Voordat u de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie ondergaat, wordt er een driedimensionale scan van uw hart gemaakt. Deze scan laat nauwkeurig zien hoe de bouw van uw hart is en de thoraxchirurg bepaalt naar aanleiding van de vastgelegde beelden waar hij de ablatie uitvoert en of het bij u ook nodig is het linker hartoor te verwijderen. Voordeel van de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie is, dat er een minimale toegangsweg en geen hartlongmachine nodig is.
15
Het effect van de ingreep is na ongeveer zes maanden optimaal. Bij veel patiënten zien we in de eerste weken na de operatie veel onregelmatige hartritmes. Deze worden behandeld met medicijnen en soms met een uitwendige shock (cardioversie). Naarmate de littekens van de ablatiebehandeling genezen en rustiger worden, treden de periodes van hartritmestoornissen steeds minder vaak op.
Driedimensionale afbeelding van de linker boezem en de longaders
16
Ruimte voor eigen aantekeningen
17
Na de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie De Intensive Care (IC) Thoraxcentrum Na de operatie brengt de cardio-anesthesioloog u, terwijl u slaapt, naar de IC Thoraxcentrum. Hier wordt u intensief geobserveerd en verpleegd door een speciaal opgeleid team van verpleegkundigen en artsen. Zij kunnen uw familie informeren over uw situatie en uitleg geven over de apparatuur. De cardio-anesthesioloog heeft de medische verantwoordelijkheid op de IC Thoraxcentrum. Meestal wordt u enkele uren na de operatie langzaam wakker. In het begin kunt u niet praten, omdat er een buisje in uw keel zit voor de beademing. De communicatie verloopt dan door middel van gebaren. Zodra u zelf weer kunt ademen, wordt het buisje zo snel mogelijk uit uw keel gehaald en kunt u weer gewoon praten. Mogelijk heeft u dan last van uw keel, onder andere heesheid. U kunt na de operatie wazig zien, dit komt door de oogzalf, die uw ogen tijdens de operatie beschermen tegen uitdroging. Rondom uw bed staat speciale apparatuur om optimale zorg en controle te bieden. Zo ligt u bijvoorbeeld aan een monitor. Dit apparaat registreert onder meer uw hartslag, bloeddruk en temperatuur. U heeft op bepaalde plaatsen slangetjes voor de aanvoer van zuurstof (neus) en het afvoeren van wondvocht (drains) en urine (katheter). U hoeft niet ongerust te worden als de monitor, een apparaat of een infuuspomp een geluidssignaal geeft. De verpleegkundige, die voor u zorgt, weet wat de signalen betekenen en neemt als dat nodig is gericht actie. Uw hartritme wordt ook door een computer bewaakt en opgeslagen, zodat geen enkele hartritmestoornis ‘gemist’ wordt. Gedurende uw verblijf op de IC Thoraxcentrum voeren de verpleegkundigen en de cardioanesthesioloog dag en nacht controles uit en verzorgen u. Omdat het operatiegebied nog pijnlijk kan zijn, krijgt u pijnstillende medicijnen. Per dienst is er één verpleegkundige die u verzorgt. Er wordt regelmatig bloed afgenomen en zonodig een röntgenfoto van uw borst gemaakt. Zodra de anesthesioloog vindt dat u voldoende hersteld bent, gaat u terug naar de verpleegafdeling A2 / D2. Dit is meestal 12 tot 24 uur na de operatie. Alleen als er nog problemen zijn met hart, longen of andere organen, kan het noodzakelijk zijn om u langer op de IC Thoraxcentrum te houden. Soms kan ten gevolge van deze operatie tijdelijk acute verwardheid ontstaan. De periode van verwardheid kan variëren van enkele uren tot dagen. De duur is afhankelijk van een aantal factoren, zoals uw leeftijd en conditie. Verschijnselen hierbij kunnen zijn dat u niet zo helder bent als normaal. U bent de grip op uzelf en uw omgeving kwijt, waardoor u waakzaam, achterdochtig en soms zelfs agressief kunt zijn. Ook kan het zijn dat u zich juist stilletjes terugtrekt. Dit is voor u en uw naaste omgeving een ingrijpende gebeurtenis. Als uw lichamelijke toestand verbetert, neemt de verwardheid af. Uw behandelend arts schrijft soms medicijnen voor. Meer informatie vindt u in de folder ‘Acuut optredende verwardheid’. Bezoek op de IC Thoraxcentrum Enkele aandachtspunten met betrekking tot bezoek op de IC Thoraxcentrum: ■ wanneer uw naaste omgeving u bezoekt op de IC Thoraxcentrum kan dit grote indruk maken. Door de intensieve zorg is er veel bedrijvigheid en er staat veel apparatuur. De verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting begeleidt daarom uw eerste bezoekers. De verpleegkundigen van de IC Thoraxcentrum coördineren en begeleiden het verdere bezoek. Ze kunnen uitleg geven over uw situatie op dat moment; 18
■ bezoektijden zijn ’s morgens van 10.30 - 11.00 uur en ‘s avonds van 19.00 - 19.30 uur. In overleg met de verpleegkundige is het mogelijk om van deze tijden af te wijken; ■ er mogen maximaal twee personen tegelijk bij u aan het bed komen. Te veel en te lang bezoek kan voor u erg belastend zijn; ■ bezoek van kinderen jonger dan twaalf jaar gebeurt altijd in overleg met de IC verpleegkundige. Houdt u er wel rekening mee dat kinderen kunnen schrikken van hun zieke vader, moeder, opa of oma en ook van alle apparatuur en monitorgeluiden. Bereid ze hier daarom op voor. De verpleegkundige van onze afdeling kan u hierbij adviseren of anderszins behulpzaam zijn; ■ in verband met infectiegevaar zijn bloemen en planten op de IC Thoraxcentrum niet toegestaan. Een kaart of een foto mag wel; ■ in ons ziekenhuis is er kinderopvang op de begane grond van polikliniek 17, Vrouw Kind Centrum (VKC), gebouw Haaksbergerstraat. Kinderen van 0 tot 10 jaar zijn hier van harte welkom. Deze kinderopvang is gratis, een afspraak maken, is niet nodig. Het enige wat u meeneemt, is eten voor uw kind. De kinderopvang is geopend op werkdagen van 08.30 - 16.30 uur. ■ in ons ziekenhuis is het gebruik van een mobiele telefoon toegestaan, maar in het Thoraxcentrum is het gebruik van een mobiele telefoon niet toegestaan. Dit kan de medische apparatuur ontregelen, waardoor gevaar ontstaat voor onze patiënten. Wij vragen u deze uit te zetten. Terug op de verpleegafdeling A2 / D2, Medium Care Zodra u terug mag naar de verpleegafdeling halen de verpleegkundigen van de verpleegafdeling A2 / D2 u op van de IC Thoraxcentrum. Afhankelijk van uw conditie gaat u naar de Medium Care of de verpleegafdeling. Op de Medium Care is de zorg minder intensief dan op de IC Thoraxcentrum. Wel ligt u aan een monitor die uw hartritme bewaakt en worden er regelmatig controles uitgevoerd. Op de verpleegafdeling worden ook regelmatig controles uitgevoerd, maar hier ligt u niet meer aan de hartmonitor. Wel wordt daar uw hartritme tot aan ontslag bewaakt door middel van een draagbare zender en monitor (telemetrie). De monitor staat op een centrale plaats op de verpleegafdeling. Op deze manier zijn de verpleegkundigen in staat om uw hartritme na de ingreep voortdurend te bewaken. Ook zonder directe aanwezigheid van verpleegkundigen bij de monitor wordt uw hartritme door middel van alarmgeluiden voortdurend bewaakt. Deze speciale alarmen worden dan verstuurd naar de ‘pieper’, die een verpleegkundige bij zich draagt. Na overplaatsing kunt u nog wat slaperig zijn van de narcose. De zender
De verpleegkundige begeleidt u de komende dagen bij uw herstel. De eerste dagen na de operatie kunt u zich moe voelen, emotioneel zijn en een grieperig gevoel hebben. De borstwondjes kunnen pijnlijk zijn, uw eetlust kan afwezig zijn en u kunt spierpijn in uw nek of schouders voelen. U hoeft zich hier niet ongerust over te maken. Dit zijn normale reacties op de operatie. Het is wel van belang dat u uw klachten, zoals pijn, aangeeft bij de verpleegkundige. Hij kan u ondersteunen en zonodig, in overleg met de arts, extra medicijnen tegen de pijn geven. U kunt last hebben van koorts na de operatie. Dit is een normaal, veel voorkomend verschijnsel. Het infuus, het zuurstofslangetje, de urinekatheter en de drain die het wondvocht afvoert, worden verwijderd zodra ze overbodig zijn. 19
Op de verpleegafdeling wordt de eerste dagen nog regelmatig uw bloeddruk, polsslag en urineproductie gecontroleerd. Meldt het de verpleegkundige als u zelf veranderingen bemerkt in uw polsslag of als u twijfels heeft over uw (lichamelijke) gesteldheid. Dagelijks vanaf 08.30 uur lopen de cardio-thoracaal chirurg, de zaalarts en / of de nurse practitioner visite en volgen uw herstel. Zij informeren u over noodzakelijke aanvullende onderzoeken en medicijngebruik. Als u vragen heeft over de operatie of over uw herstel, dan kunt u deze altijd aan de artsen stellen. De thoraxchirurg informeert u over het verloop van de operatie. Hij vertelt u wat hij tijdens de operatie heeft gedaan. Eventueel opgetreden complicaties worden ook besproken. De chirurg die visite loopt, is niet altijd de chirurg die u heeft geopereerd. Als u uw 'eigen' thoraxchirurg na de operatie wilt spreken, dan kunt u via de verpleegkundigen een afspraak maken. Het herstel Op de verpleegafdeling begint uw revalidatie echt. De eerste dag heeft u nog een pyjama aan, maar komt u al - rustig aan - onder begeleiding van de verpleegkundige of fysiotherapeut uit bed. Het is van belang dat u weer snel in beweging bent en goed slijm ophoest, dit voorkomt complicaties. Als dit nog pijnlijk is, kunt u (extra) pijnstillende medicijnen vragen. De volgende dagen moedigen de verpleegkundigen u aan om zoveel mogelijk dingen zelf te doen. Onthoudt wel dat u de hulp van een verpleegkundige in moet roepen, als u vindt dat een bepaalde bezigheid nog te zwaar voor u is. Denk kritisch mee en bespreek uw ideeën en verwachtingen met de verpleegkundigen. De derde dag na de operatie krijgen veel patiënten een dipje. Dit is een bekend verschijnsel en dit gevoel is over het algemeen met een dag weer over. Op de zij slapen mag weer zodra u op de verpleegafdeling terug bent. Als dit nog gevoelig is, wat goed mogelijk is, draait u, ook in uw slaap, automatisch terug op de rug. Wondverband De operatiewondjes aan uw borst worden na de operatie verbonden. Dagelijks worden de wondjes bekeken en verzorgd. Als de wondjes goed genezen, wordt er geen verband meer aangebracht. Oefenen Een bepaalde houding of beweging kan gevoelig zijn en u belemmeren in uw bewegingsvrijheid. Desondanks doet u er goed aan om, ongeacht de hinder, goed te bewegen en goed slijm op te hoesten. De fysiotherapeut en de verpleegkundigen helpen u bij de oefeningen. Fysiotherapie Zodra uw conditie dit toelaat na de operatie begeleidt de fysiotherapeut u bij het opbouwen van uw activiteiten, zoals lopen, fietsen en traplopen. De activiteiten worden aangepast aan uw mogelijkheden op dat moment. Patiënten durven zich na de operatie vaak niet in te spannen. Door het uitvoeren van activiteiten ervaart u dat angst om te bewegen ongegrond is. We raden u dan ook aan om aan deze activiteiten deel te nemen. De ervaring leert dat het herstel er aanzienlijk door wordt bevorderd. U kunt uw dagelijkse activiteiten thuis weer sneller hervatten. U komt meestal in aanmerking voor hartrevalidatie. Meer informatie over hartrevalidatie vindt u in de folder ‘Hartrevalidatie’ van ons ziekenhuis.
20
Voorbereiding op ontslag Whiteboard Voor u als patiënt (en uw naasten) is het prettig om vroegtijdig te weten wanneer u naar huis kunt, en dus de ontslagdatum duidelijk is. U kunt dan op tijd het nodige regelen. Onze zorg is erop gericht dat u zo snel mogelijk weer terug gaat naar uw vertrouwde omgeving. Bij uw bed hangt na de operatie, wanneer u weer op de verpleegafdeling terug bent, een whiteboard. Hierop vindt u de naam van de verpleegkundige en de specialist die uw aanspreekpunt is. Ook staat de door de behandelend arts geplande ontslagdatum op het bord aangegeven. Overplaatsing naar uw eigen ziekenhuis Zodra uw conditie het toelaat, hoort u van de zaalarts / nurse practitioner of u kunt worden overgeplaatst naar uw eigen ziekenhuis. Op de dag zelf wordt u in de loop van de ochtend met de ambulance naar uw eigen ziekenhuis gebracht. De zaalarts, verpleegkundige en fysiotherapeut verzorgen de schriftelijke overdracht voor de hulpverleners in uw eigen ziekenhuis. Hierin staat beschreven welke operatie u heeft ondergaan, hoe het herstel tot nu toe is verlopen en welke medicijnen u gebruikt. Eenmaal in uw eigen ziekenhuis wordt de revalidatie voortgezet. Als er opvang / thuiszorg voor de eerste twee weken thuis nodig is, regelt uw eigen ziekenhuis dit. Als u vanuit ons ziekenhuis naar huis gaat Zodra uw conditie het toelaat, hoort u van de zaalarts / nurse practitioner wanneer u naar huis kunt. Mocht het nodig zijn dat u nog voor een korte periode in een verzorgings- of verpleeghuis moet verblijven voor verder herstel, dan wordt dit vanuit het ziekenhuis geregeld in overleg met u. Ook eventuele thuiszorg wordt op de verpleegafdeling via het Transferpunt geregeld. Voor het ontslag vinden nog enkele gesprekken plaats. Gesprek met zaalarts / nurse practitioner U spreekt de zaalarts tenminste één dag voor ontslag. Hij doet lichamelijk onderzoek en controleert met name uw longen en de borstwondjes. Hij bespreekt met u de verwachtingen over uw verdere herstel. Gesprek met verpleegkundige Eén dag voor ontslag heeft u, ’s middags of ’s avonds, een afsluitend gesprek met de verpleegkundige. Overleg van tevoren met uw partner of familielid wie hierbij aanwezig is. Dit gesprek gaat over de opnameperiode in ons ziekenhuis en over de herstelperiode die voor u ligt. Zij bespreekt met u de onderwerpen uit het volgende hoofdstuk ‘Herstel thuis’. Lees dit daarom vooraf door, eventuele vragen kunt u dan direct stellen. Daarnaast wordt bekeken of alles rondom de eventuele thuiszorg geregeld is. De dag van ontslag Meestal kunt u rond 11.00 uur ’s ochtends naar huis. Voordat u naar huis gaat, krijgt u de volgende papieren mee van de verpleegkundige: ■ een brief voor uzelf met gegevens over uw hartoperatie; dit is een kopie van de brief die uw huisarts en cardioloog opgestuurd krijgen; ■ een afspraak voor poliklinische controle bij uw cardioloog (meestal twee weken na ontslag); ■ een brief van het FOOC waarop staat waar en wanneer u uw thuismedicijnen kunt ophalen; ■ een enquête patiëntentevredenheidonderzoek. Eventueel: ■ een kaart voor de Trombosedienst, wanneer u bloedverdunnende medicijnen gebruikt; ■ een afspraak voor bloedonderzoek en / of een longfoto; ■ een afspraak voor de medebehandelend arts. 21
Herstel thuis Dit hoofdstuk geeft u informatie die van belang is voor de eerste tijd thuis. U heeft een operatie ondergaan, bij ontslag bent u al voor het belangrijkste deel hersteld. Daarom is het niet meer nodig dat u in ons ziekenhuis blijft. Na ontslag uit het ziekenhuis gaan het verdere herstelproces en de revalidatie thuis door. Van tevoren is moeilijk te zeggen hoe dit proces verloopt. Dit verschilt van persoon tot persoon. Hoe snel u herstelt, hangt onder meer af van uw leeftijd en uw conditie van vóór de operatie. Onderstaande informatie gaat over de nazorg na een thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie en kleine of grotere problemen die zich voor kunnen doen. Deze problemen horen vaak bij het herstel. Met anderen praten over de operatie kan prettig zijn. Bedenk daarbij wel dat het herstel bij iedereen anders verloopt. Heeft u naar aanleiding van deze informatie nog vragen, dan kunt u die vóór uw ontslag uit ons ziekenhuis bespreken met de arts, verpleegkundige, fysiotherapeut of diëtist. Vragen die u thuis heeft, kunt u bespreken met uw huisarts, cardioloog of de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting. Normale verschijnselen na de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie Na de operatie kunnen er allerlei klachten optreden. U heeft een intensieve en spannende tijd achter de rug, waarbij uw lichamelijke en geestelijke conditie verminderd is. U kunt concentratiestoornissen krijgen, zoals moeilijkheden met lezen en vergeetachtigheid. Soms lukt het in de eerste weken na de operatie niet eens om een paar regels achter elkaar te lezen of een verhaal te volgen dat iemand vertelt. De ervaring leert dat deze concentratie- en geheugenstoornissen meestal na drie maanden verminderen en vervolgens geheel verdwijnen. Door uw dagelijkse levensritme geleidelijk te hervatten, verdwijnen deze klachten meestal vanzelf. Sommige patiënten zijn na hun operatie sneller geëmotioneerd. Ze huilen snel, ook wanneer daarvoor (voor anderen) geen aanleiding lijkt te bestaan. Zij hebben de eerste weken tot maanden na het ontslag weinig controle over hun emoties. Onredelijke boosheid, driftbuien en snel geïrriteerd raken, zijn verschijnselen die bij het verwerken van een ingrijpende gebeurtenis, wat een hartoperatie zeker is, kunnen optreden. Dit kan tot spanning in de relatie met uw partner leiden. Uw partner en / of anderen die bij u wonen, hebben ook een spannende tijd achter de rug. Van hen wordt vaak verwacht dat ze sterk zijn, de patiënt opvangen en vooral aan de patiënt geen tranen laten zien. Het heeft geen zin om emoties te onderdrukken. Probeer samen de operatie te verwerken en de gebeurtenis langzaam in het leven in te passen. Praat samen over wat u bezig houdt. Vertrouw erop dat de emotionele reacties, hoe pijnlijk ook, normaal en in de meeste gevallen tijdelijk van aard zijn. Hoesten, niezen, lachen, de hik en persen is de eerste weken soms gevoelig. Een andere klacht die vaak voorkomt, is dat u uw hart nadrukkelijker in de borstkas voelt bonzen. Vooral in rust ervaart u dit dan sterk. Dit komt doordat het weefsel van en rondom het hart is geprikkeld door de operatie. Ook dit verschijnsel is doorgaans onschuldig en tijdelijk van aard. Bespreek de klachten altijd met uw cardioloog tijdens uw controlebezoek. Wondgenezing De operatiewondjes zijn over het algemeen dicht als u naar huis gaat. Als er een kleine hoeveelheid vocht uit de wond lekt, kunt u een droog steriel gaas op de wond leggen. Het gaas 22
maakt u vast met een pleister. Van de verpleegkundige krijgt u, indien nodig, instructies en materiaal voor eenvoudige wondverzorging. Gebruik geen poeder en zalf op de wondjes. Een litteken heeft ongeveer een jaar nodig om te genezen. Felle zon geeft extra pigmentvorming in het litteken, waardoor het litteken meer zichtbaar blijft. Als de wondranden plaatselijk wijken of als er een draadje van een hechting zichtbaar is, mag u er niet aan trekken. De hechtingen lossen in ongeveer zes weken vanzelf op. Als er problemen zijn met de genezing van één van de wondjes kunt u contact opnemen met de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting, telefoon (053) 4 87 62 05. Elke werkdag van 08.00 - 08.30 uur heeft zij telefonisch spreekuur. Wanneer de huisarts bellen? Eenmaal thuis kunnen klachten optreden waarbij het raadzaam is om hulp te zoeken. In eerste instantie belt u uw huisarts. Mocht u eventueel een vervangend huisarts moeten bezoeken, dan kunt u uw eigen brief (kopie van de brief aan de huisarts) meenemen en zo de vervangende huisarts van de nodige informatie voorzien. U neemt contact op in geval van: ■ temperatuurverhoging. Bij een temperatuur hoger dan 38,5 ºC, opgenomen via de anus of het oor; ■ wondproblemen. Als de wondjes rood, dik en pijnlijk worden of als er helder of troebel vocht uitkomt; ■ als u klachten heeft van een snelle en onregelmatige hartslag, waarbij u zich niet goed voelt. Bedenk dat de eerste zes maanden het boezemfibrilleren nog kan optreden; ■ pijn. Bij het ontstaan van pijn op de borst, bij het erger worden of veranderen van de wondpijn van de borst; ■ kortademigheid. Als de kortademigheid erger wordt dan bij ontslag. ■ hoesten. Bij toenemend hoesten en het opgeven van geel of groen slijm, zeker als dit samen gaat met koorts. Nazorg Voor een optimaal herstel na de operatie zijn de volgende adviezen van groot belang. Bij uw verdere herstel spelen uzelf èn uw dagelijks lichamelijke inspanning een belangrijke rol. Er is wel een verschil. In het ziekenhuis kon u meteen uw vragen stellen en keken hulpverleners mee, die ervoor zorgden dat u niet te veel, maar ook niet te weinig deed. Thuis moet u het alleen of met uw familie doen. Veel mensen hebben dan de neiging om het maar ‘voorzichtig aan’ te doen. Als u in het ziekenhuis al goed ter been was, dan is het raadzaam de eerste dagen na thuiskomst in uw eigen tempo en naar eigen kunnen te wandelen. Lichte huishoudelijke werkzaamheden mag u doen. Luister naar uw lichaam, u voelt zelf het best wat u kunt. Om uw herstel te versnellen, is het meestal nodig dat u elke dag uw activiteiten iets uitbreidt. Doe alles geleidelijk, een beetje moe worden mag, maar overdrijf niet. Dit geldt voor zowel uw lichamelijke, geestelijke als sociale activiteiten. Probeer de eerste tijd het aantal mensen dat u op bezoek krijgt te beperken. Probeer situaties met stress te vermijden en probeer afstand te nemen van situaties die onaangename spanning geven. Medicijngebruik Na de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie moet u medicijnen gebruiken. Omdat het effect van de operatie na ongeveer zes maanden optimaal is, is het mogelijk dat u nog last kunt hebben van boezemfibrilleren. Om die reden gaat u door met de bloedverdunnende medicijnen en de medicijnen tegen het boezemfibrilleren. Naast de nuttige werking van medicijnen, kunnen zij ook bijwerkingen hebben.
23
Verkeerd gebruik van medicijnen kan leiden tot ernstige schade. Daarom raden wij u dringend aan: ■ nooit zelf de dosering te veranderen; ■ niet zelf te stoppen met de voorgeschreven medicijnen; ■ géén medicijnen van een ander te gebruiken, ook al heeft deze persoon dezelfde symptomen; ■ te letten op eventuele bijwerkingen van de medicijnen, raadpleeg de bijsluiter. Geneesmiddelenpaspoort De behandelend arts bepaalt, in overleg met u, welke medicijnen u thuis moet gebruiken. Het FOOC, een samenwerkingsverband tussen de apotheek van Medisch Spectrum Twente en de openbare apotheken in de regio. zorgt ervoor dat de recepten naar uw eigen apotheek worden doorgezonden. In de meeste gevallen krijgt u zelf geen recepten mee naar huis. Na ontslag kunt u in principe bij uw eigen apotheek uw medicijnen ophalen. Uw eigen apotheek neemt met u door welke medicijnen u nog door moet blijven gebruiken. Vraag altijd om een geneesmiddelenpaspoort bij uw apotheek. Neem het geneesmiddelenpaspoort mee bij een bezoek aan uw huisarts, specialist of apotheker. Het is een handig hulpmiddel bij overleg met hen. Als u een nieuw medicijn krijgt voorgeschreven, laat dan het geneesmiddelenpaspoort direct aanpassen door uw apotheek. De kleur en de vorm van de medicijnen van de apotheek kunnen verschillen met het uiterlijk van de medicijnen die u in het ziekenhuis gebruikt(e). Controles diabetici Diabetici (mensen met suikerziekte) moeten hun bloedsuikergehalte (vaker) controleren, omdat door de operatie de bloedsuikerhuishouding vaak een periode ontregelt raakt. Trombosedienst De Trombosedienst controleert regelmatig het bloed van mensen die acenocoumarol (Sintrommitis®) of fenprocoumon (Marcoumar®) gebruiken. Op basis van de mate van ontstolling van het bloed wordt de dosis van de bloedverdunners bepaald. De hoeveelheid voorgeschreven tabletten kan wisselen. Bepaalde geneesmiddelen en ook alcohol kunnen niet worden gebruikt in combinatie met acenocoumarol of fenprocoumon, omdat zij de werking negatief beïnvloeden. Aspirine mag u niet gebruiken in combinatie met acenocoumarol of fenprocoumon. Paracetamol is wel toegestaan. Overleg bij twijfel altijd met de huisarts. Meer informatie over de Trombosedienst vindt u op de verpleegafdeling. Griepprik De eerste zes weken na de operatie mag u geen griepprik krijgen. Door de operatie is uw weerstand verminderd en is uw lichamelijke conditie niet in staat om deze vaccinatie goed te verwerken. Douchen en baden U mag zich al een aantal dagen na de operatie douchen. Een bad nemen mag pas drie weken na de operatie, omdat de huid in de omgeving van de wond week wordt in het water. Is een wond na drie weken nog niet helemaal genezen, dan moet u met baden wachten tot dit wel het geval is. Huishoudelijk werk De eerste twee weken mag u alleen licht huishoudelijk werk verrichten. Het zware werk, zoals ramen wassen, stofzuigen en vuilnis buiten zetten, kunt u de eerste weken beter aan anderen overlaten. 24
Voeding Om uw hart en bloedvaten in een goede conditie te houden, is het belangrijk dat u matig bent met het gebruik van vet (met name verzadigd vet), cholesterol en zout. Ook het streven naar een gezond gewicht is belangrijk bij het voorkomen van hart- en vaatziekten. Als er sprake is van overgewicht, dan is het verstandig om af te vallen. Doe dit echter onder deskundige begeleiding van de huisarts of diëtist. U bent nog aan het herstellen van de operatie, afvallen mag dit herstel niet belemmeren. Op de afdeling vindt u voorlichtingsmateriaal over goede voeding. Zie ook de website: www.voedingscentrum.nl Alcohol Een hartoperatie is geen reden om met alcoholgebruik te stoppen. Wel is matiging aan te raden. Alcohol versterkt de werking van antistollingsmiddelen, zoals acenocoumarol (Sintrommitis®) en fenprocoumon (Marcoumar®). Bij gebruik van één tot twee glazen alcohol per dag is er geen risico op verstoring van de instelling. Meer alcohol wordt afgeraden, omdat het de werking van deze medicijnen merkbaar beïnvloedt. Bespreek in ieder geval het gebruik van alcohol met uw cardioloog. Roken Onderzoek heeft aangetoond dat roken slecht is voor de gezondheid. Roken is een extra belasting voor het hart en beïnvloedt het ontstaan van vernauwingen in de kransslagaders. Stoppen met roken verbetert de conditie en is dus altijd zinvol! Stoppen met roken is lang niet altijd gemakkelijk. Heeft u hulp of hulpmiddelen nodig bij het stoppen, neem dan contact op met uw huisarts of met de coördinator van het Hartrevalidatieteam. In ons ziekenhuis bestaat de mogelijkheid om onder deskundige begeleiding te stoppen met roken. Meer informatie hierover vindt u in de folder ‘Stoppen met roken poli’. Wandelen Het maken van een wandeling is toegestaan en raden wij u zelfs aan. Begin bijvoorbeeld met dagelijks een aantal keren een korte wandeling (tien minuten) en breidt dit langzaam uit. Fietsen en autorijden De eerste twee weken na de operatie is fietsen en autorijden niet toegestaan. Als u zich door hartritmestoornissen niet goed voelt, wacht dan met fietsen en autorijden en bespreek uw klachten eerst met uw behandelend arts en overleg wanneer u weer zou mogen fietsen en autorijden. Seksualiteit U hoeft niet bang te zijn om te vrijen. Vrijen betekent geen extra risico voor uw hart. De inspanning hierbij is te vergelijken met het oplopen van twee trappen. Ook de operatiewondjes zijn na ontslag voldoende genezen. Het is na een operatie echter niet ongewoon dat het vrijen niet meteen is als voorheen. Soms kan uw partner zich schamen, omdat hij of zij zin heeft in seks en bang is u daarmee lichamelijk of emotioneel teveel te belasten. Het is belangrijk om ook hierover met elkaar proberen te praten. Het gebruik van bepaalde medicijnen (de zogenoemde bètablokkers) kan erectieproblemen geven bij mannen en bij vrouwen ervoor zorgen dat de vagina minder makkelijk vochtig wordt. Heeft u vragen, bespreek deze dan gerust met uw huisarts of cardioloog. Zie ook de folder ‘Hart & Lust, seksualiteit en intiem contact na een hartaandoening’. Sporten Starten met sporten is afhankelijk van uw herstel en conditie van vóór de operatie. Overleg tijdens de controleafspraak met uw cardioloog wanneer u kunt beginnen met sporten. Vooral als 25
u wilt zwemmen, moet u dit eerst met hem bespreken. In het algemeen kunt u uw conditie langzaam weer opbouwen naar uw sportniveau van vóór de operatie. Er zijn mogelijkheden om dit via een hartrevalidatieprogramma te doen; bespreek dit met uw cardioloog. Werkhervatting Meestal kunt u uw werk hervatten tussen twee tot vier weken na de operatie, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. U voelt over het algemeen zelf het best wanneer u weer aan werken toe bent. Bespreek werkhervatting in een vroeg stadium met uw werkgever, bedrijfsarts, huisarts of cardioloog. Vaak is het verstandig te beginnen met halve dagen en dit uit te breiden. Vakantie Als u vlot en zonder problemen herstelt, is ongeveer zes weken na de operatie op vakantie gaan goed mogelijk. Beperkingen zijn er in principe niet. Wel is het verstandig dit van tevoren met uw huisarts of cardioloog en de trombosedienst te overleggen. Als u besluit op vakantie te gaan, doe dan de eerste dagen rustig aan en bekijk zelf wat u aan kunt. Zon en zonnebank Het is, met het oog op de wondgenezing, niet verstandig om de eerste drie maanden na de operatie in de felle zon te gaan zitten of onder de zonnebank te gaan. Een gezichtsbruiner is wel toegestaan. Als u het medicijn amiodaron (Cordarone®) gebruikt, dan mag u niet in de zon of onder de zonnebank. Dit in verband met verbranding en verkleuring van de huid.
26
Ruimte voor eigen aantekeningen
27
Mogelijke risico’s en complicaties Mogelijke risico’s en complicaties Zoals bij elke operatie, zijn er ook bij de thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie risico’s. Er kunnen complicaties optreden, maar er is ook een risico op overlijden tijdens of na de operatie. De cardiothoracaal chirurg bespreekt voor de operatie de risico’s en complicaties met u. Gelukkig verlopen de meeste operaties zonder complicaties, maar wij geven u een overzicht van een aantal voorkomende complicaties. Het voert te ver alle mogelijke complicaties te vermelden. U kunt met uw vragen over andere complicaties terecht bij de cardiothoracaal chirurg, die u gaat opereren. U kunt uw vragen stellen tijden het preoperatieve gesprek. De meest voorkomende risico’s / complicaties zijn: ■ overgevoeligheid voor de gebruikte medicijnen of materialen, zoals pleisters en ECGplakkers; ■ infectie (wondinfectie of longontsteking); ■ stolselvorming; een stolsel kan in de bloedbaan komen en een beroerte of longembolie veroorzaken. Minder voorkomende risico’s / complicaties: ■ alsnog een ablatie via een grote snede in de borstkast door onvoorziene omstandigheden; ■ (na)bloeding in het operatiegebied; ■ acuut optredende verwardheid; ■ verschroeien van ander weefsel tijdens de ingreep (bijvoorbeeld een nabijgelegen bloedvat); ■ overlijden; de kans hierop is klein.
28
Informatie over anesthesie bij een hartoperatie Anesthesie Anesthesie is de verzamelnaam voor alle soorten verdoving voor operaties en wordt ook wel narcose genoemd. Het betekent 'gevoelloosheid'. In de praktijk is anesthesie echter meer dan alleen de verdoving. Het doel van de anesthesie is om u in de best mogelijke conditie te houden tijdens de operatie. In dit hoofdstuk van de PIM vindt u informatie over de anesthesie rondom en tijdens uw hartoperatie. De informatie is bedoeld als aanvulling op het gesprek met de anesthesioloog. Als u nog vragen heeft, kunt u deze achter in de PIM opschrijven en bespreken met de anesthesioloog in het gesprek dat u heeft voor de operatie Vormen van anesthesie Er zijn twee vormen van anesthesie, die bij een hartoperatie gebruikt kunnen worden: ■ algehele anesthesie; ■ regionale anesthesie. Vaak wordt een combinatie van beide vormen van anesthesie toegepast. Welke vorm van anesthesie voor u het meest geschikt is, wordt in overleg met u door de anesthesioloog bepaald. Dit is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het gebruik van bloedverdunnende medicijnen, uw lichamelijke conditie en het soort operatie dat u krijgt. Algehele anesthesie Bij algehele anesthesie wordt uw hele lichaam verdoofd. Doordat u tijdelijk buiten bewustzijn bent, merkt u niets van de operatie en herinnert u zich ook na die tijd niets van de operatie. De verdovingsmiddelen (anesthesiemedicijnen) worden via een infuus toegediend. Zodra u onder anesthesie bent, wordt er een buisje in uw keel gebracht voor de beademing. Regionale anesthesie Bij regionale anesthesie wordt via de ruggenpriknaald een katheter (slangetje) ingebracht bovenin de rug. Door een verdovingsmiddel in te spuiten, worden de zenuwen die uit het ruggenmerg komen gedeeltelijk verdoofd. Na de operatie kan op deze manier goede pijnstilling gegeven worden met plaatselijk verdovende medicijnen, die via deze katheter toegediend worden. Anesthesioloog Een anesthesioloog is een medisch specialist die gespecialiseerd is in de verschillende vormen van anesthesie, pijnbestrijding en andere medische zorg rondom de operatie. De anesthesie bij hartoperaties wordt gegeven door daarin gespecialiseerde anesthesiologen. Deze worden cardioanesthesiologen genoemd. Uw lichaam moet goed blijven functioneren tijdens de operatie. De anesthesioloog zorgt ervoor dat de lichaamsfuncties stabiel blijven, zodat u de operatie zo goed mogelijk kunt doorstaan. Met behulp van speciale apparatuur bewaakt en regelt de anesthesioloog onder andere uw bloeddruk, hartslag en ademhaling. Zonodig kan hij op ieder moment de anesthesie bijsturen. Op de dag vóór de operatie of op de operatiedag zelf maakt u kennis met de cardioanesthesioloog die verantwoordelijk is voor uw anesthesie. Met de anesthesioloog maakt u afspraken over de soort anesthesie (algeheel al dan niet gecombineerd met een ruggenprik), die u zult krijgen. Aan de met u gemaakte afspraak over de te volgen anesthesietechniek houdt de cardio-anesthesioloog die u anesthesie geeft zich. Tenzij er veranderingen in uw gezondheid zijn opgetreden, de voorgenomen operatie veranderd is of de anesthesioloog ervan overtuigd is dat een andere anesthesietechniek voor u veiliger is. De behandelend anesthesioloog bespreekt dit eerst met u. 29
Veranderingen in uw gezondheid Waarschijnlijk zit er enige tijd tussen het moment dat u op de polikliniek bent geweest en het moment van opname. Dit kan variëren van één tot acht weken. Is er in deze tijd iets veranderd in uw gezondheidstoestand, dan moet u dit doorgeven aan uw behandelend arts, zodat hier rekening mee kan worden gehouden bij uw behandeling. Hierbij kunt u denken aan de volgende zaken: ■ achteruitgang van de longfunctie; ■ beschadigingen of infecties van uw huid in het operatiegebied. Heeft u op het moment dat u opgeroepen wordt voor de opname koorts of last van een ernstige verkoudheid, dan is het belangrijk om dit direct door te geven aan de arts die u gaat opereren. In dat geval kan de operatie meestal niet doorgaan. Voorbereiding op de operatie Goede nachtrust Het is belangrijk dat u op de dag van de operatie goed uitgerust bent. Misschien bent u zenuwachtig of houdt de vreemde ziekenhuisomgeving u wakker. U kunt dan een slaaptablet vragen aan de verpleegkundige. Nuchter zijn Om complicaties te voorkomen, kan de operatie alleen plaatsvinden als u enkele uren ervóór nuchter bent gebleven. Over het algemeen betekent dit, dat u vanaf zes uur voor de operatie niets meer mag eten. Tenzij anders met u is afgesproken, mag u tot twee uur voor de ingreep heldere vloeistof drinken, zoals appelsap, water of limonade. Hiermee kunt u ook uw medicijnen innemen. Op de verpleegafdeling A2 / D2 krijgt u calorierijke drank aangeboden. Medicijngebruik In de meeste gevallen dient u uw eigen medicijnen te blijven gebruiken tot aan de operatie. De cardio-anesthesioloog bepaalt wat u nog wel en wat u niet meer mag gebruiken. Bloedverdunnende medicijnen moeten een aantal dagen voor de operatie worden gestopt, tenzij uw anesthesioloog of behandelend arts anders met u heeft afgesproken. Dit staat in de brief die u bij de oproep voor de operatie krijgt toegestuurd. Dit in verband met het effect van deze medicijnen op de bloedstolling. Bij pijn kunt u wel paracetamol gebruiken tot de dag van de ingreep. Ook pijnstillers als diclofenac en ibuprofen kunt u gewoon doorgebruiken. Vrouwen die de anticonceptiepil slikken, kunnen deze gewoon blijven gebruiken. Na de operatie kan echter gedurende de rest van de cyclus niet meer gerekend worden op volledige bescherming tegen zwangerschap. Mocht u menstrueren, dan kunt u niet opgenomen worden omdat dit de kans op bloedingen tijdens de operatie vergroot. Medicijnen ter voorbereiding op de operatie Het tijdstip van de operatie kan vooraf niet precies aangegeven worden. U hoort dit als u opgenomen bent. Voordat u naar de operatiekamer gebracht wordt, krijgt u meestal van de verpleegkundige (op voorschrift van de cardio-anesthesioloog) 'premedicatie'. Dit zijn medicijnen waar u rustiger van wordt en waar u een slaperig gevoel van kunt krijgen. Operatiekamercentrum Het operatiekamercentrum bestaat uit drie operatiekamers en een holding waar u wordt ontvangen: ■ holding. Dit is een ruimte waarin zich meerdere patiënten kunnen bevinden die een 30
hartoperatie ondergaan. U wordt in uw bed naar het operatiekamercentrum gebracht. Hier wordt u ontvangen door een anesthesieassistent. Meestal wordt door de anesthesiemedewerker van de holding alvast een infuus in uw hand of arm aangebracht. Ook wordt er eventueel apparatuur aangesloten om onder andere uw hartslag en uw bloeddruk te meten. De cardio-anesthesioloog kan hier de ruggenprik geven als dat met u is afgesproken; ■ operatiekamer. Vanuit de holding wordt u naar de operatiekamer gebracht. Hier stapt u van uw bed over op de operatietafel. Om te voorkomen dat u het koud krijgt, krijgt u een warme deken over u heen. In de operatiekamer ziet u diverse apparatuur staan. Boven u hangt een grote operatielamp. Op de operatiekamer wordt de bewakingsapparatuur aangebracht en worden de laatste voorbereidingen getroffen voor de anesthesie. Na afloop van de operatie wordt u wakker gemaakt op de Intensive Care (IC) Thoraxcentrum. IC Thoraxcentrum U wordt opgenomen op de IC van het Thoraxcentrum. De IC Thoraxcentrum is een aparte afdeling waar patiënten met behulp van apparatuur voortdurend in de gaten gehouden worden door verpleegkundigen en artsen. Hier wordt u, als alle controles stabiel zijn, na verloop van een aantal uren wakker gemaakt. Op het moment dat u voldoende hersteld bent van de anesthesie wordt u teruggebracht naar de Medium Care of de verpleegafdeling. Dit gebeurt meestal een dag na de operatie, soms al op de middag of avond na de operatie. Na de anesthesie Nadat u bent bijgekomen uit de algehele anesthesie, kunt u zich nog wat slaperig voelen en af en toe wegdommelen. Door de anesthesie of als gevolg van de operatie kunt u misselijk zijn en moet u misschien braken. De verpleegkundigen weten precies wat ze u hiertegen mogen geven. Misselijkheid komt weinig voor na een hartoperatie en is meestal mild van aard. Dit geldt ook voor patiënten die in het verleden na de narcose vaak misselijk zijn geweest. Veel mensen hebben dorst na een operatie. Als u wat mag drinken, doe dit dan voorzichtig en rustig, om misselijkheid te voorkomen. Mag u niet drinken, dan kan de verpleegkundige uw lippen nat maken om de ergste dorst weg te nemen. U kunt een scherp of kriebelig gevoel achter in de keel hebben. Dit wordt vaak veroorzaakt doordat er tijdens de operatie een buisje in de keel heeft gezeten voor de beademing. Deze irritatie verdwijnt vanzelf binnen enkele dagen. Pijn Als de anesthesie is uitgewerkt, kan er pijn ontstaan in het operatiegebied. De cardioanesthesioloog schrijft daarom pijnstilling voor. Als u een ruggenprik heeft gekregen, kan de hoeveelheid pijnstilling via het slangetje in de rug worden aangepast. Als u geen ruggenprik heeft gekregen, krijgt u morfine via het infuus toegediend. Dit kan worden omgezet in een pompje, waarbij u zichzelf kleine shotjes morfine kunt toedienen. Het is normaal dat u zich na uw hartoperatie nog een tijdlang niet fit voelt. Dat ligt meestal niet aan de anesthesie, de verdoving is na een dag helemaal uitgewerkt, maar een operatie is voor uw lichaam erg inspannend. U heeft tijd nodig om hiervan te herstellen. Risico’s en complicaties Anesthesie is tegenwoordig bijzonder veilig door verbetering van de bewakingsapparatuur en het beschikbaar komen van moderne medicijnen. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen en zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen.
31
De belangrijkste risico's bij anesthesie zijn: ■ overgevoeligheidsreacties op de toegediende medicijnen; ■ beschadiging van het gebit bij het inbrengen van het beademingsbuisje; ■ zenuwbeschadigingen door een ongelukkige houding tijdens de operatie, waardoor tintelingen en krachtsverlies in een arm of been kunnen optreden. Ernstige complicaties komen gelukkig slechts zelden voor. Deze zijn vrijwel altijd te wijten aan een zeldzame calamiteit of hangen samen met uw gezondheidstoestand van voor de operatie. Vraag uw cardio-anesthesioloog gerust of de anesthesie voor u persoonlijk bijzondere risico's met zich meebrengt. Bijwerkingen Bij een hartoperatie moet rekening gehouden worden met een aantal bijwerkingen. Hieronder staan deze beschreven: ■ optreden van geheugenverlies. Door de bijwerking van anesthesiemiddelen kan op de operatiedag geheugenverlies optreden. Door de operatie zelf, kunnen problemen met het geheugen en de concentratie optreden die ook langere tijd na de ziekenhuisperiode kunnen aanhouden. Dit gaat soms gepaard met gevoelens van depressie of neerslachtigheid. Deze bijwerkingen zijn niet helemaal voorspelbaar. Bij oudere mensen met afwijkingen aan de halsslagaders, bij reeds bestaand geheugenverlies en bij patiënten met diabetes komen deze klachten vaker voor. Deze patiënten hebben ook een iets groter risico op (tijdelijke) verlamming na de operatie. Als uw anesthesioloog meent dat u een verhoogd risico loopt, dan bespreekt hij dat met u; ■ herinneringen tijdens de operatie. U heeft misschien wel eens gelezen dat patiënten zich iets van tijdens de operatie herinneren. De anesthesietechniek die toegepast wordt bij deze operatie maakt de kans hierop vrijwel nul. Kunt u zich toch iets herinneren, meldt dit dan aan de zaalarts. De anesthesioloog kan dit dan met u bespreken; ■ gevoelsstoornissen. Een thoracoscopische pulmonaalvenenisolatie duurt ongeveer twee tot vier uur. De cardio-anesthesioloog zorgt dat u tijdens de operatie zo comfortabel mogelijk ligt. Soms blijkt na de operatie dat er toch tintelingen of gevoelsstoornissen optreden in uw vingers, handen of voeten. Dit kan als er, tijdens de operatie of periode op de IC Thoraxcentrum, een drukplek van de huid of rek op een zenuw optreedt. Kwetsbaar hiervoor zijn de gevoelszenuw naar de pink en de zenuw die de grote teen omhoog tilt. Merkt u dit, meldt het dan meteen, zodat de oorzaak (misschien) te achterhalen is. De klachten zijn gelukkig meestal tijdelijk. Magere patiënten en patiënten met diabetes zijn hier extra gevoelig voor; ■ neusbloeding en / of een vervelend gevoel bij het slikken. Om uw gezondheid goed te kunnen bewaken en beschermen tijdens de operatie krijgt u een aantal infusen en katheters, onder andere in de hals, pols, maag en blaas. Soms zorgt de maagslang voor een neusbloeding bij passage door de neus en een vervelend gevoel bij het slikken na de operatie. Bij de meeste patiënten wordt het hart extra bewaakt met echocardiografie. Dit is een slang die door de mond in de slokdarm naar binnen wordt geschoven. Vrijwel alle hierboven genoemde handelingen worden pas uitgevoerd als u onder anesthesie gebracht bent, zodat u er niets van merkt; ■ tekort schieten van de werking van het hart. Als de werking van het hart te kort schiet tijdens de operatie, is het soms nodig deze extra te ondersteunen met een ballonpomp. Dit is een apparaat dat helpt de bloeddruk te verhogen, zonder dat het hart extra belast wordt. Hierbij wordt er een speciale katheter met een ballon via de lies ingebracht; ■ bloedverlies. Tijdens en na de operatie treedt bloedverlies op. Als het bloedverlies groot is, geven wij bloed(producten) van donoren. Alhoewel wij daarin terughoudend proberen te zijn en extra maatregelen nemen om dit te voorkomen, is het soms beter dit wel toe te dienen voor een sneller herstel na de operatie;
32
■ slecht kunnen slapen. Op de IC Thoraxcentrum en Medium Care D2 is altijd veel licht en is het luidruchtiger dan thuis. Dit maakt het slapen daar ongemakkelijk. Bij een langer verblijf kunnen vooral oudere mensen hun besef van dag en nacht kwijtraken, waardoor men in de war raakt. Dit gaat vaak weer over als men op de verpleegafdeling terug is. Tenslotte Heeft u nog vragen, stel deze dan gerust aan uw cardio-anesthesioloog.
33
Algemene informatie Patiëntenenquête afdeling Cardio-thoracale chirurgie Bij ontslag krijgt u een enquête mee naar huis over de patiënttevredenheid op de verpleegafdeling A2 / D2. Met deze enquête willen we inzicht krijgen in de mate van tevredenheid van de patiënten, die op de verpleegafdeling A2 / D2 hebben gelegen. Met de uitkomsten zijn wij in staat de behandeling en zorg, waar nodig, te verbeteren. Bij de enquête zit een brief waarin staat wat er precies van u verwacht wordt. Poliklinische controles Met de cardioloog U krijgt een brief mee voor uw cardioloog, waarin deze wordt geïnformeerd over het verloop van en het herstel na de operatie. In deze brief staat ook welke medicijnen u gebruikt(e) en eventuele andere belangrijke informatie. U wordt ongeveer vier weken na de operatie gezien door een cardioloog van ons ziekenhuis, die gespecialiseerd is in elektrofysiologie. De afdelingssecretaresse van de verpleegafdeling A2 / D2 maakt voor u een afspraak. De verdere controle en behandeling gebeuren in uw eigen ziekenhuis. Met de cardio-thoracaal chirurg Indien nodig (op medische indicatie) of op verzoek van de patiënt kan een poliklinische controleafspraak met de cardio-thoracaal chirurg en / of de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting plaatsvinden. Met de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting Voor informatie na uw ontslag kunt u gerust contact opnemen met de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting, telefoon(053) 4 87 62 05. Elke werkdag van 08.00 - 08.30 uur heeft zij telefonisch spreekuur. We herhalen nog enkele belangrijke punten ■ bij onzekerheid / ongerustheid over uw gezondheid pakt u de telefoon en belt u de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting. Bij lichamelijke klachten belt u de huisarts, die zonodig contact opneemt met de cardioloog; ■ aan een goed lichamelijk, geestelijk herstel en een goede conditie moet u actief werken. Dit kost tijd en moeite; ■ maak plannen voor de toekomst met inbegrip van werkhervatting, sociale activiteiten en vakantie, zodra u daar weer aan toe bent; ■ het doel van de hartoperatie is om u zo snel mogelijk weer ‘patiënt af’ te laten zijn en een normaal leven te kunnen leiden. Wat te doen als u een klacht heeft? Medewerkers zijn ervoor om u, tijdens uw verblijf in ons ziekenhuis, een zo goed mogelijke behandeling en zorg te bieden. Toch kan het zijn dat u niet geheel tevreden bent over de behandeling, verzorging, organisatie of bejegening door medewerkers. Wij raden u aan de situatie zo snel mogelijk te bespreken met de direct betrokkene of uw klacht te formuleren in de enquête die u meekrijgt bij ontslag. Komt u er samen niet uit, dan kunt u de klacht bespreken met het afdelingshoofd of uw behandelend arts. U kunt ook een beroep doen op onze klachtenfunctionarissen. Zij geven informatie en advies en bemiddelen bij klachten.
34
Het doel is de behandelings- en vertrouwensrelatie tussen patiënt en hulpverlener te herstellen, waarbij het vinden van een bevredigende oplossing centraal staat, zonder in de schuldvraag te treden. De klachtenfunctionaris kunt u bereiken via het centrale nummer (053) 4 87 20 00. Meer informatie kunt u vinden in de folder ‘Rechten, plichten en klachten’ verkrijgbaar op de verpleegafdeling en het Patiëntenvoorlichtingscentrum, centrale hal gebouw Haaksbergerstraat. U kunt ook een brief schrijven naar: Medisch Spectrum Twente Klachtenfunctionaris Postbus 50 000 7500 KA Enschede Patiëntenverenigingen Er bestaan verschillende patiëntenverenigingen die voor u belangrijk kunnen zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld behoefte hebben aan een gesprek met een lotgenoot over uw beleving en ervaringen. Dit kan een steun zijn bij de verwerking van deze ingrijpende gebeurtenis. Daarnaast heeft u wellicht het advies gekregen om meer te gaan bewegen of sporten. De patiëntenverenigingen richten hun activiteiten speciaal op deze vormen van nazorg. Natuurlijk is ook uw partner bij al deze activiteiten van harte welkom. Wilt u meer informatie over deze patiëntenverenigingen, neem dan contact op met de verpleegkundige met aandachtsgebied patiëntenvoorlichting, telefoon (053) 4 87 62 05 of met de Nederlandse Hartstichting, telefoon (0900) 30 03 00, website: www.hartstichting.nl Patiëntenvoorlichtingscentrum Na bezoek aan uw behandelend arts of na verblijf in ons ziekenhuis, kan het zijn dat u nog vragen heeft over bijvoorbeeld ziektes, onderzoeken, behandelingen en / of patiëntenverenigingen. U kunt hiermee terecht in ons Patiëntenvoorlichtingscentrum. Persoonlijke medische informatie krijgt u vanzelfsprekend alleen van uw behandelend arts en / of andere hulpverleners. In ons Patiëntenvoorlichtingscentrum zijn folders beschikbaar en bestaat de mogelijkheid om via internet aanvullende informatie te krijgen. Ons centrum is er voor iedereen en is te vinden in de centrale hal van ziekenhuis Enschede, gebouw Haaksbergerstraat. U bent van harte welkom. Telefoon (053) 4 87 20 45 en e-mail
[email protected] Tenslotte U heeft recht op juiste en volledige informatie. Pas als u voldoende inzicht heeft, kunt u weloverwogen toestemming geven voor een bepaalde behandeling of een bepaald onderzoek. Als iets u niet geheel duidelijk is, vraagt u de verpleegkundige of behandelend arts dan om nadere uitleg. Wij vertrouwen erop u op deze manier voldoende informatie te hebben gegeven. Het team cardiothoracale chirurgie wenst u voorspoedige beterschap.
35