een open doek voor Rotterdam
een open doek voor Rotterdam
Inhoudsopgave 05 Introductie Deelnemers Ashley Nijland 06 Leal van Herwaarden 12 Thijs Barendse 20 Tjeerd Hendriks 28 Mahasin Tanyaui 36 Colofon 43
n’COR, een open doek voor Rotterdam Vijf jonge mensen met een bijzonder, uniek talent en de wil om hun stad een betere plek te maken, worden meegenomen naar een prachtig kasteel waar ze omringd door nog meer jongeren met een bijzonder, uniek talent, een week lang volgepompt worden met kennis en vaardigheden.
6
Inderdaad, het lijkt wel de premisse van de X-Men, minus de mutantenfactor. Maar n’COR is geen filmscript. Het is een samenwerking tussen Stichting De Verre Bergen en Salzburg Global Seminar, een organisatie die toekomstige leiders prikkelt om met innovatieve oplossingen voor wereldproblemen te komen. Een ‘Marshallplan of the mind’, ontstaan vlak na de Tweede Wereldoorlog uit de behoefte om Europa niet alleen fysiek te herbouwen, maar ook mentaal. De vijf jonge culturele ondernemers uit Rotterdam zijn niet zomaar gekozen, maar werden aangedragen door vertegenwoordigers uit de culturele
sector zelf. De vijf deelnemers zijn sleutelfiguren in de stad, mensen met durf, voorlopers. Mensen die het marstempo aangeven op weg naar een nieuwe horizon. De vijf die naar dat kasteel in Salzburg afreisden, zetten bij terugkomst een jaar lang hun talenten, achterban, ervaringen en vaardigheden in om iets te bedenken waar alle Rotterdammers beter van worden. Iets? Ja, ‘iets’. Geen restricties, geen voorwaarden, geen mitsen en maren: de vijf mogen binnen het gestelde budget en binnen de gestelde termijn van één jaar alles verzinnen. Als het maar voor elkaar komt. Wie deze mannen en vrouwen zijn, wat ze drijft, hoe ze ondernemen in Rotterdam en hoe ze Salzburg ervaren hebben, leest u in deze publicatie.
Sayida Goedhoop, Marte van Oort Stichting De Verre Bergen
Ashley Nijland
8
“Ik verzet me tegen het idee dat Zuid een slechte plek is”
Tijdens één van zijn workshops vroeg Sam Conniff wie in de zaal gestresst was. Ik stak mijn vinger op, want ja: ik was gestresst. Ik ben eigenlijk altijd gestresst, heb duizend dingen in mijn hoofd die ik niet mag vergeten. Hij vroeg: ‘werk je met to do-lijstjes?’ Ik antwoordde van wel. ‘Hoeveel dingen staan daar op?’ ‘Dertig, soms wel veertig’, zei ik. Hij daagde me uit er per dag maar drie dingen op te zetten. ‘Maar dat kan niet’, riep ik. ‘Jawel’, zei hij. ‘Dat kan wel. Je laat het gebeuren.’ 10
‘Dat is toch geen kunst’ – de keren dat Ashley Nijland dat zinnetje gehoord heeft, kan ze niet meer op de vingers van twee handen tellen. Waar voor veel jongeren dat ene zinnetje reden is tot enige introspectie, wist Ashley: ze hebben het mis.
Hij had gelijk. Nu staan er inderdaad maar drie dingen per dag op mijn lijst. Dat geeft rust in mijn hoofd. De dingen die ik erop zet, kies ik welbewust. Daarvoor had alles prioriteit. Nu we met RAAF middenin een grote verhuizing zitten – we gaan naar een nieuwe locatie binnen de Creative Factory in de Maassilo, een pand met zeven verdiepingen, helemaal in ons beheer, echt mega – heb ik zoveel aan mijn hoofd dat ik soms bang ben geen controle meer te hebben. Het voelt net als de eerste keer dat Elke en ik RAAF verlieten en dat onze mensen de avond draaiden, zonder ons. Hoe vaak we niet geappt hebben of alles wel goed ging…
Tijdens de week in Salzburg mochten we natuurlijk ook gebruik maken van al die creatieve breinen daar. Mijn vraag was: hoe moeten we dat gaan doen, zeven etages mét leerwerkstages, horeca, verhuur, bedrijfjes en een podium, wat zouden jullie doen? Het antwoord was: jullie hebben het op orde, nu is het een kwestie van neus dichtknijpen en in het diepe springen. Ja, hallo, dacht ik, wat heb ik daaraan? Maar toen het was bezonken, vond ik wel dat het klopte. We hebben ook alles in check. Maar het is zo gróót aan het worden. Ik verzet me tegen het idee dat Zuid een slechte plek is om te zijn, vooral omdat ik dat vroeger zelf ook dacht. Toen ik werd aangenomen op de Theaterschool, was ik nog heel jong, net zestien jaar. Zeven dagen per week zat ik in Rotterdam. Ik woonde nog in Maassluis, maar mijn hele leven speelde zich hier af. Dus ging ik anti-kraak op kamers. Tegen de verhuurder zei ik: je mag me overal neerzetten, behalve op Zuid. Nu woon ik er inmiddels drie jaar in een klushuis. En ja, ik voel me hier hartstikke veilig. Dit is mijn buurt. De meeste gasten die op straat hangen, ken ik inmiddels. Ik weet
11
12
zeker dat ze me zouden helpen als ik me niet relaxed zou voelen op straat. Dat komt: ik práát met ze, dat is het verschil. Als je door die attitude van tof doen heen weet te prikken, kom je snel op een punt waar je elkaar wel snapt. Alles wat ik nu doe, gaat in tegen de vooroordelen van Rotterdammers over dit stadsdeel. We organiseren tours in de wijk, geven kunstenaars en artiesten een podium, laten koks en personeel van hier het eten maken. Samen met de Creative Factory gaat RAAF mensen naar Zuid halen, we gaan zorgen dat ze hier hun geld uitgeven, zodat de mensen die hier wonen er beter van worden. Dat doen we nu al, maar dat kan veel beter. Of het kunst is? Zéker is dit kunst. Het begon allemaal als afstudeerpro-
ject. Verderop in mijn straat kregen we een voormalige kapsalon onder onze hoede, heel klein. Daar deden we alles wat we nu in het groot doen. Gaven de ruimte aan lokale kunstenaars voor een expositie, bijvoorbeeld. Daar kwamen de tofste dingen uit. Zoals één kunstenaar, die de ruimte in tweeën verdeelde. De ene kant was superluxe. Versgeperste sapjes, goeie stoelen, lekker eten. In de scheidingswand had hij vier ruitjes gemaakt. En aan die kant was er niks, kale ruimte, niet eens een stoel om op te zitten. Hij liet de pijnlijke verdeling van rijk en arm zien. Ik zag het een beetje als Zuid: een stadsdeel waar mensen op weg van werk naar huis doorheen razen en waar ze verder niets mee te maken willen hebben. De kunstacademie vond dat we met de Kapsalon alleen maar aan het organiseren waren. ‘Dat is toch geen kúnst’, kregen we te horen toen we hierop af wilden studeren. ‘Dit is wél kunst’, stond boven ons afstudeerwerk. Eigenwijs, ja, maar wat heb je aan dat hokjesdenken? Wat wij doen, is waar het allemaal om draait. Het leven van mensen mooier maken. Mensen aan het denken zetten. En ondertussen een toffe tijd hebben.
Elke Donders: “Elke en ik zijn samen één dikke vrouw, zeggen we altijd. Zozeer zijn we met elkaar verbonden. Ik leerde haar kennen tijdens mijn studiereis naar Australië. We hebben samen RAAF uitgebouwd tot wat het nu is. Daar is zij wat mij betreft de ruggegraat van. Ik ben de tuthola die om haar heen danst en probeert te verkopen wat wij doen. Dat ik zonder haar voor Salzburg ben gevraagd, vond ik wel een ding. Zij niet, zij vond dat ik moest gaan. Ik dacht ook echt dat ik daarheen ging om RAAF te verkopen. Maar het was meteen heel persoonlijk, het ging om de mensen erachter. Daar heb ik me wel schuldig over gevoeld.” De aankomst: “O, dat kasteel, die omgeving, alles was zó mooi. Ik dacht dat we onder valse voorwendselen naar een luxe afkickkliniek voor workaholics waren gestuurd.” Aha-moment: “Ik gaf een interview in de John Lennon-bus. Alles ging zoals het hoorde te gaan en toen kreeg ik die Ene Vraag: hoe ik dacht over wereldvrede. Echt gast, serieus?! Maar toen ik begon te antwoorden, verraste ik mezelf. Vroeger was ik een tijd heel
actief voor de Internationale Socialisten. Nu heb ik daar geen tijd meer voor, want ik doe duizend andere dingen voor RAAF. Maar ik zie ze nog ieder weekend vertrekken voor een demonstratie en dan voel ik me schuldig dat ik mijn tijd niet meer daaraan besteed. De interviewer zei: ‘Maar je bent toch dit begonnen? Eigenlijk is dat ook heel activistisch.’ Ik kon wel huilen toen hij dat zei. Want ja, dat is zo. Ik heb alleen een andere uitlaatklep gevonden voor dat activisme. Daar voel ik me heel tevreden mee. Dat was echt een grote persoonlijke ontdekking.” Oeps: “De allereerste lezing van de week schijnt enórm inspirerend te zijn geweest. Alleen was ik er niet bij. Tjeerd en ik zaten buiten te roken, diep in gesprek over alles. We bleken zoveel gemeen te hebben. We zijn praktisch hetzelfde: altijd aan het werk, soms moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, we hebben allebei een zakelijk partner waarvan we vinden dat die de ruggegraat van de zaak is, hoe je om moet gaan met klanten. Alleen al om die verwantschap in de Rotterdamcrew was het zo de moeite waard.”
Ashley Nijland Initiatiefnemer en eigenaar van Rotterdam Art, Adventure & Food (RAAF)
14
Leal van Herwaarden
“Ik kan me in iedere wereld uiten”
Peace, unity, love and having fun. Dat is de essentie van hiphop. Terwijl ik op de laatste avond in Salzburg kijk naar al die dansende mensen, die met elkaar aan het lachen, zingen, bewegen en praten zijn, denk ik dat ik er wel in geslaagd ben dat over te brengen op al die knappe koppen. Behalve de Mexicaan, die bleef aan de kant staan. Want toen we de polonaise inzetten, ging dat hem te ver. Mij niet. Ik voel me niet snel ergens te goed voor.
De jongen die opgroeide in twee totaal verschillende werelden, overleefde die split met glans. Niet alleen zijn lijf werd lenig van hiphop, ook mentaal is Leal van Herwaarden niet in één hokje te duwen.
In hiphop is het heel normaal om je eigen ding te doen met wat je tof vindt, de spotlights te nemen en te laten zien wat je kunt. Je bent onderdeel van een geheel en aan dat geheel voeg je iets unieks toe: jezelf. De eerste keer dat ik daardoor gegrepen werd, is acht jaar geleden, toen ik de dansfilm You Got Served zag. Het had gevoel, maar was ook stoer, flashy en het zag er goed uit. Ik vond het ongelooflijk om te zien wat die dansers konden, fysiek. Ik wilde dat ook, wilde erbij horen. Toen ik eenmaal de drempel van het HipHopHuis over was en ik mijn eerste dansles volgde ging het snel. Lloyd Marengo was mijn leraar, en hij werd in de loop van de tijd
ook een soort vaderfiguur voor mij. Van hem heb ik veel overgenomen. Als Lloyd ergens binnenkomt, dan neemt hij door zijn persoonlijkheid ook echt ruimte in. Hij heeft presence, is op een prettige manier aanwezig. Als beginnend danser had ik wel een bepaalde verlegenheid te overwinnen. Door de dans heb ik veel afgepeld, tot overbleef wie ik werkelijk ben. Het zelfbewustzijn, de gêne die je kan voelen als je op een podium stapt, de taal van je lijf leren spreken in een tijd waarin je nog zo onzeker bent over jezelf. Hoe je anderen kan laten zien wat je voelt, puur door bepaalde bewegingen te maken. Dat alles maakt dat ik behoorlijk meer zen ben dan vroeger. Toch ben ik nog steeds een rationeel iemand. Ik ben een gevoelspersoon, maar alleen als mijn hoofd het toelaat. De Pop’arazzi Crew, mijn dansgroep, is essentieel geweest in mijn ontwikkeling. We hadden commercieel succes zonder aan artistieke zeggingskracht of geloofwaardigheid in te boeten. Dat komt bijna niet voor. We gingen geld verdienen met wie we waren, met onze identiteit en de kwaliteit waarvoor we stonden. De
17
crew was een bedrijf en een vriendengroep tegelijk. Alle leden kregen de kans hun sterke punten uit te bouwen zodat ze daar hun brood mee konden verdienen. De een kon goed verkopen, die deed de sales. De ander had een kop voor geld, die deed de financiën, weer iemand anders kon goed conceptueel denken, die zetten we aan de marketing.
18
En ik? Ik kon de bruggen bouwen. Ik voel me overal thuis. Niet gek, als je in Spangen opgroeit, naar een zwarte basisschool gaat, in een zwarte buurt woont en op je 12e naar een witte kakkerschool verhuist omdat je daar het intellect voor hebt. ‘Mijn vaderrr werkt bij de bank’, tussen van die jongetjes zat ik in de klas. Mijn vader zette vloeren in de was en werkte zijn hele leven hard voor weinig. Nu pluk ik daar de vruchten van. Zet mij in een boardroom en ik praat op niveau mee. Zet mij op een straathoek in een achterstandsbuurt en ik heb ook zo contact. In beide werelden, en alles ertussenin, kan ik me uiten. In Salzburg was ik de enige hiphopper. Daar werd ik juist om gewaardeerd. Mensen zagen me als een
verrijking. Ik was daar vaak the life of the party. Dat doet me goed. Wat me het meest heeft geraakt, is het gevoel dat ik had bij terugkomst – dat wij met zijn vijven verschil gaan maken voor deze stad. Want dat gaan we, daar geloof ik in. Alle grote veranderingen in de wereld zijn bij één persoon begonnen. Wij gaan met zijn vijven gek dansen in het park tot de hele stad met ons meedoet. Bij wijze van spreken dan.
Eclectisch: “Muzikaal ben ik een allesvreter. Ik vind alles gaaf. Van System of a Down tot LL Cool J en Aaliyah en alles daaromheen en ertussenin. Die breedte kenmerkt mijn karakter, het maakt mij de danser die ik ben en het vertaalt zich ook naar hoe ik werk. Ik verplaats me graag in hoe een ander de wereld ziet, in de breedte, zoveel mogelijk, want dat vind ik belangrijk.” Aha-moment: “Niemand weet waar de fuck ze mee bezig zijn, zei iemand in Salzburg. Onzekerheid over je pad is niet erg, buiten je comfort zone treden al helemaal niet. Je gaat het toch nooit zeker weten. Pioniers verschillen daarin niet van mensen die een wat geijkter pad volgen.” Motto: “Each one, teach one. Hiphop draait om een individu zijn binnen een geheel. Je bent een onderdeel van een community met de bedoeling dat je daar iets aan toevoegt. Je geeft of je neemt, er zit niets tussenin. De hiphopcultuur bestaat al meer dan veertig jaar dankzij dat principe.” Rare vogels: “Mensen zijn kuddedieren. Als je als individu het voortouw neemt, ben je alleen een gek als je geen volgers krijgt. Maar ga je lang genoeg door, dan komt die volger wel. Het is de kunst om tot die
tijd dat gekke dansje vol te houden, te blijven geloven in wie je bent en waar je voor staat. Omdat ik al langere tijd omringd ben door mensen die vol gaan voor hun passie, raakte ik besmet met hun geloof in eigen kunnen. Ik kijk niet gauw meer op van een gek dansje.” Eye-opener: “Veertig procent van de informatie is genoeg om een beslissing te nemen. Dat kwam binnen. Ik zit vaak zó in mijn hoofd en verzamel vaak zoveel informatie – de keerzijde van dat eclecticisme – dat ik te sloom word in het nemen van een beslissing.” Straatcultuur: “Met Pop’arazzi Crew heb ik laten zien dat geld verdienen en jezelf blijven één en hetzelfde ding kan zijn. Via de crew kwam ik steeds vaker bij het HipHopHuis terecht. Het HipHopHuis zag mijn potentie en investeerde in mijn ontwikkeling, zowel in dans als in ondernemerschap. Dat was essentieel voor mijn groei. Ik ging me afvragen hoe ik, met wat ik weet, een positief verschil kan maken in de scene. Er is zoveel talent en zoveel mensen komen niet aan de bak. Tegelijkertijd begint het bedrijfsleven de waarde van straatcultuur in te zien. Tussen die twee kan ik de verbinding leggen.”
Leal van Herwaarden Professioneel danser, eigenaar van Circle of Codes, programmamanager van het HipHopHuis, evenementorganisator
Thijs Barendse
22
“Het is mijn taak om het ventiel open te houden”
Als representant van de kritische massa vindt programmamaker Thijs Barendse dat Rotterdam best iets meer ‘dubbel D’ kan gebruiken: denkvermogen en dwarsheid.
Deze stad heeft culturele programmering nodig. Een Schouwburg met een fantastische theaterprogrammering zorgt ervoor dat meer mensen naar buiten komen, dat het levendiger wordt op straat. Een spraakmakende expo in Witte de With of Boijmans trekt bezoekers van over de hele wereld. Een groot festival als Rotterdam Unlimited spreekt alle lagen van de bevolking aan. En of het nou een Werner Herzogmarathon in WORM is, een debat over de toekomst van het Schieblock in BAR of een 24-uurs festival in de leegstaande Hofpoort: Rotterdam
draait voor mij om het creëren van dat soort momenten. Momenten die vragen oproepen, ontregelen en provoceren, maar ook richting geven en inspireren. Die je verder laten kijken dan de waan van de dag en aanzetten om door te denken en dwars te zijn. Van een beetje beter nadenken en uit de comfort zone komen, is nog nooit iemand slechter geworden. Dat is belangrijker voor de stad dan nog een cappuccinobar. Vaak gaat het in Rotterdam in de stenen zitten. Nu we met onze Markthal, De Rotterdam en het vernieuwde Centraal Station in de
vaart der volkeren opgestuwd zijn en worden opgemerkt, ben ik eigenlijk alweer een beetje klaar met alle propaganda. Ja, Rotterdam heeft mooie hoge gebouwen en brede wegen. Ja, Rotterdam is dynamisch en biedt veel mogelijkheden, maar vergeet ook de keerzijde niet. In sommige wijken heeft veertig procent van de Rotterdammers geen werk. Die mensen zijn arm, en zien of krijgen de kansen niet. Ook hen moet je erbij houden, door ze perspectieven te bieden en ze niet per definitie als problematisch te beschouwen. Tijdens de debatten in de bibliotheek komen juist die mensen opdraven. Ze komen binnen met de boodschappentas in hun hand en lopen vervolgens helemaal leeg tegen de verantwoordelijke wethouder of ambtenaar. Dat is best heftig af en toe, dat persoonlijk leed doet zeker wat met me. Het laat me inzien dat beleid soms ook kansen ontneemt, zodat het eigenlijk het tegenovergestelde doet van wat het beoogt. Neem de werklozen, die in bussen naar de kassen in het Westland worden gereden om daar werk te vinden. Dat gaat niet goed, tuinders teleurgesteld, waardoor de mensen die in de bijstand zitten en wél daar
seizoenswerk willen doen geen kans meer krijgen. Vind je het gek dat ze zich vervolgens afkeren van wat er allemaal gebeurt op het stadhuis en in de stad? Ze interesseren zich er niet meer voor. Tegelijkertijd snappen ze dondersgoed hoe en waarom ze van het kastje naar de muur worden gestuurd. Tijdens zo’n debat sta ik vooral goed te luisteren om te zorgen dat het ventiel open blijft staan. Je zíet ze echt opgelucht raken. Ze gaan er anders weg dan ze binnen kwamen. 25
Dat is dus óók de kracht van debat en dialoog. En hoewel ik zie dat de Late Night Talkshow in WORM steevast zo’n honderdzestig bezoekers trekt en dat we een levendige discussiecultuur in de stad hebben, vind ik dat Rotterdam meer plekken kan gebruiken waar verschillende doelgroepen van de stad elkaar ontmoeten. Waar ze de kwesties en dilemma’s die grootstedelijk leven met zich meebrengt bespreken. Waar betrokkenheid ontstaat, kritiek de ruimte krijgt en netwerken gekoppeld worden aan ideeën. Chemie is waar het vaak op neerkomt, zie ik in mijn werk. Zet drie mensen aan een tafel en de ene
Smartphone: “Ik word geleefd door mijn e-mail, daar heeft Salzburg helaas niks aan kunnen veranderen. Sinds een half jaar heb ik een smartphone, daar baal ik enorm van. Soms zit ik een hele dag mails te tikken, terwijl ik eigenlijk research moet doen. Ik beantwoord ook bijna al mijn mails, ondanks de wijze woorden van Sam Conniff. Maar ja, als een programma op zondag niet rond is en op maandag moet het live gebeuren, dan kan ik niet een hele dag met een boek op schoot zitten.” Superteams bouwen: “Als einzelgänger heb ik eigenlijk niet zoveel met samenwerking. Daar zou ik beter in moeten worden, maar samenwerken heeft ook niet altijd meerwaarde. Dat is iets waar ik gaandeweg achter ben gekomen. Bij de Late Night wérkt ieder teamlid en kan ik erop vertrouwen dat het goed gebeurt, en dat is superfijn. Maar ik zie ook vaak dat in een samenwerking maar enkelen het werk doen. Dan doe ik het liever alleen.
Kasteel: “In Salzburg hadden we eigenlijk geen reden om het Schloss te verlaten, door het programma, maar ook door de locatie die zich nog het beste laat vangen in het woord ‘wauw’. Het was zeer on-Rotterdams, in de zin dat de rafelranden ontbraken. Er was geen enkele ruimte met een systeemplafondje, bijvoorbeeld. In figuurlijke zin waren wij dat, het systeemplafondje. Ook omdat wij een van weinige teams waren die al redelijk ondernemend opereerden.” Timemanagement: “Als ik een complex gesprek voorbereid, kan ik dat op heel veel niveaus doen. In Salzburg heb ik geleerd dat ik een vaste periode moet reserveren voor zo’n klus. Dan moet het ook in één ochtend gebeuren en heb je van meet af aan meer focus. Prioriteiten stellen en de discipline tonen om je daaraan te houden. Had ik dat zelf kunnen verzinnen? Ja. Maar toch werkt het dan niet. Blijkbaar heb ik iemand nodig die me dat vertelt.”
Thijs Barendse Freelance programmaker en debatredacteur, hoofdredacteur Rotterdam Late Night Talkshow, connector bij Rotterdamse Nieuwe en directeur van De Dependance, een onafhankelijke, publieke denktank waar kennis, research en inspiratie publiek wordt verzameld, gedeeld en bediscussieerd.
keer ontstaat er iets bijzonders en de andere keer helemaal niet. In dat bijzondere moment creëren, raak ik steeds bedrevener. De sleutel zit in het creëren van een gevaarlijk randje. Hoewel het niet goed is iedere avond op ramkoers te liggen, mag er best wat bloed aan de paal. Niet dat ieder panel van de polemiek aan elkaar hangt, maar je kunt wel sturen op dat het schuurt. Al wil ik ook niet te hard met de vuist op tafel slaan. Iets agenderen kan juist ook heel onnadrukkelijk en subtiel. Waar ik nu mee bezig ben voor de stad, is eigenlijk wat Salzburg voor mij heeft gedaan. Ik werd een week lang uit mijn normale omgeving gehaald en kreeg de mentale luxe om uit te zoomen. Alleen zo kun je keuzes maken in en over het grotere geheel en op zoek gaan naar het ‘waarom’ achter je dagelijkse praktijk. Als zelfstandige doe ik dat nauwelijks meer, omdat je van project naar opdracht, holt. Het is niet dat ik nu alles anders doe. Op een bepaalde manier schiet je toch terug in de oude reflexen. Maar wat ik eraan heb overgehouden, is dat ik rechtdoor durf te lopen, dat ik risico durf te nemen in mijn lan-
getermijnvisie. Zo heeft Salzburg geholpen in het doorzetten van de Dependance. Van dat voormalig centrum voor stadscultuur in het Schieblock wil ik de eerste publieke denktank van Nederland maken. De knapste koppen van stad en regio krijgen er on- en offline een platform, met de bedoeling kennis, onderzoek en inspiratie publiekelijk te verzamelen, delen en bediscussiëren. Dat is een torenhoge ambitie, ja. De onvermijdelijke beren op de weg negeer ik maar even. Van Salzburg geleerd.
27
Tjeerd Hendriks 30
“Formaatje Bijenkorf, dat lijkt me wel wat”
Tjeerd Hendriks is van top tot teen ondernemer. Zelf vindt hij dat hij maar wat doet. Maar ondertussen weet hij precies waar het naartoe gaat.
Hier in Rotterdam zitten vijf hele goeie koffiebranders. Toch bestaat in Rotterdam geen horeca waar je ze allemaal tegelijk kunt bestellen. Als we met Groos naar een volgende locatie gaan, wil ik dat stuk horeca erbij, waarbij we wel alle Rotterdamse koffiebranders op de molen hebben. En dan een Rotterdams broodje met Rotterdamse paté of kaas erop erbij kunnen bestellen. Ik hou van mooie dingen en ik hou van Rotterdam. Dat is waarom ik samen met Joost Groos ben begonnen. Dat, en het feit dat ik zwaar chauvinistisch ben. We zitten hier in de beste, mooiste stad van de wereld. In potentie. Dat vind ik echt. Je kunt het hier rigoreus aanpakken. Neem nou de Koopgoot. Zo’n heftige ingreep in het centrum kan alleen maar hier. Dat kan verder nergens in Nederland. In Rotterdam mag je fouten maken. In dat opzicht is deze stad best on-Nederlands. Hoewel ik op het persoonlijk vlak meer dan genoeg zware fouten gemaakt heb, gaat het op zakelijk gebied tot nu toe best aardig. Dat komt omdat ik samen met Joost een goed team vorm. We kunnen elkaar goed ondervragen, bediscussi-
ëren alles en dat gaat snel en direct. Dus als we samen een beslissing nemen, dan is dat de goeie. Buiten dat vullen we elkaar goed aan. Hij is het fundament, ik geef het vorm. En we hebben succes, dus het werkt. Dit is niet onze droomlocatie. Ik droom groots, dus dan heb je het over het formaat van de Bijenkorf. Dat lijkt me wel wat voor ons warenhuis. Hier is het nog niet rendabel, en dat komt deels omdat we hier geen aanloop hebben van winkelend publiek. Bovendien, als het Groos zou lukken om een ruimte die zo groot is te vullen met Rotterdamse producten, dan wil dat zeggen dat de creatieve industrie hier zo gegroeid is dat dat rendabel is. Dan hebben we écht een reden om trots te zijn op wat we hier doen. Dat zijn we nu ook, hoor, maar als we zoveel ondernemingen voort kunnen stuwen simpelweg door vraag en aanbod bij elkaar te brengen, kun je spreken van echt succes. Ook omdat het inhoudt dat we andere mensen kunnen laten werken aan wat ze het liefste doen. Met Groos zagen we mogelijkheden en kansen die anderen lieten liggen. Na de kunstacademie ben ik in de horeca gaan werken, was barman
33
34
bij de Consul, Bar op de Kruiskade, BAR3. Daar kwam ik zoveel mensen uit de creatieve hoek tegen, die een representatieve omgeving misten waarin ze hun spullen konden presenteren, en waar je makkelijk naar binnen stapt. Omdat we dat Rotterdamse wilden supporten, zijn Joost en ik Groos begonnen. We gingen twee jaar geleden open met vijftig leveranciers, nu zijn dat er tweehonderd. Onze criteria om iets in ons warenhuis te leggen, zijn dat een product binnen deze stadsgrenzen gemaakt moet zijn en kwalitatief goed moet zijn. Dat laatste is natuurlijk subjectief. Bij een beginnend ontwerper met potentie zijn we misschien iets
minder kritisch. En ik support liever iemand die er vol voor gaat dan iemand die het er een beetje bij doet. Alles wat je nodig hebt, kun je uit de stad halen. Je kunt je van top tot teen kleden in Rotterdamse merken, je volstoppen met Rotterdams eten, drinken, kunst, muziek. Alles is hier. Binnen de retail vallen nu traditionele patronen weg. Het kleine, lokale kan zich nu beter laten gelden dan ooit tevoren. Via je Instagramaccount kun je de hele wereld over. Dat klinkt tegenstrijdig, maar mensen willen weer ambacht, producten die met kennis en liefde gemaakt zijn door een paar gekken die alleen maar dat willen doen. Voor dat type schaalverkleining staat Groos.
Colportage: “Tegenwoordig zoeken leveranciers ons op in plaats van ons. Zeemansboter was bijvoorbeeld eerst bij Groos te koop en daarna pas bij andere verkooppunten. Ze kozen voor ons uit marketingoverwegingen. Groos eerst, dan de rest.” Handel: “Van alle Rotterdammers in Salzburg ben ik samen met Mahasin wellicht de meest commerciële. Ik zie kansen en mogelijkheden en kan rap een vertaling maken naar een lucratief iets. Als ik bijvoorbeeld Ashley over RAAF hoor praten en de lunches die ze daar één dag in de week wil gaan verzorgen, denk ik: waarom niet vijf dagen?” Barman: “Na de kunstacademie ben ik achter de bar beland, zoals zoveel jonge kunstenaars. Daar heb ik veel gezien en veel geleerd. Slap ouwehoeren, bijvoorbeeld, dat leer je wel als barman. Een heel nuttige eigenschap als je in de winkel staat.” Wat succes is: “Dat er een jongen in de winkel komt, een T-shirt past, zegt dat hij dat echt een tof shirt vindt maar dat het net niet de goede maat is en wij die maat niet op voorraad hebben. Dat ik dan zeg: kom, we gaan even bij de buren langs, naar de barvrouw, die toevallig ook de maker van die T-shirts is. Dat ze zegt: o, ik heb de stof nog liggen, ik maak er wel eentje voor je in de goede maat. En dat die jongen dan een paar dagen later stikgelukkig de winkel uit loopt. Dat vind ik een
succesvolle verkoop. We bouwen hier bij Groos aan iets leuks. Dat we onze eerste stagiaire nu kunnen betalen om in de winkel te staan, zijn tekenen dat het de goede kant op gaat.” De weg omhoog; “Succes is wat er overblijft als je de fouten elimineert, zei Sam Conniff tijdens de week in Salzburg. Dat doen wij nu ook, aan de proceskant. Alle processen die niet werken, halen we weg. Conniffs workshop heb ik trouwens twee keer gevolgd. Ik wilde zeker weten dat ik alle informatie in me op had genomen. Het was lastig om alles in één keer te bevatten.” Motto: “Alles komt goed. En zo niet, dan toch.” Leiderschap: “Ik hoef niet per se een leider te zijn, ik vind het ook prima als iemand anders de beslissingen neemt. Eén van onze vrijwilligers zei laatst tegen me dat ik haar echt niet iedere keer hoef te bedanken als ze weg gaat. Maar ik vind dat wél nodig. Ze is hier twee keer per week, steekt haar tijd in Groos zonder daar iets voor terug te verwachten. Het minste dat ik kan doen, is haar daarvoor bedanken.” Minder: “Het enige jammere aan de week in Salzburg was dat we niet nog een paar dagen met al die mensen echt aan het werk hadden gekund. Hadden we die gehad, dan had ik een aantal vraagstukken binnen ons bedrijf zo kunnen oplossen.”
Tjeerd Hendriks Mede-oprichter Groos, Rotterdams warenhuis
Mahasin Tanyaui
“Ik ben niet gelukkig als ik stationair draai” 38
40
Alles begon met een mislukking. Mijn moeder belde, dat ze zo graag eens wilde zwemmen, zonder mannen, met haar hoofddoek op. En dan daarna de sauna in, of een massage, of een schoonheidsbehandeling. Of ik niet even wilde googlen om uit te zoeken waar in Nederland zoiets mogelijk was. Het was er dus niet. Maar ik zag het al helemaal voor me, als een visioen. Een zwembad met wellnessfaciliteiten voor islamitische vrouwen die nergens anders terecht kunnen. Een plek waar ze naartoe kunnen als ze eens écht vertroeteld willen worden. Een gat in de markt, als je het mij vraagt. Voor mij was het precies de juiste kluif om me in vast te bijten. The Enterprize kwam voorbij, een ondernemerswedstrijd. Ik deed mee, moest een businessplan schrijven, pitchen voor een behoorlijk imponerende jury, op een podium, spots op je hoofd, Prezi, Powerpoint, alles. Het was zó ver buiten mijn comfortzone. Uiteindelijk heb ik niet gewonnen, maar het idee bleef in mijn hoofd zitten. Na twee jaar praten met investeerders en sauna’s zonder enig resultaat kwam ik op een keerpunt. Wilde ik dit eigenlijk wel écht? Was ik niet alleen verliefd op het neerzet-
ten zelf? Zag ik mezelf tien jaar na de opening nog de bedrijfsleider uithangen, handdoekjes recht hangen, shampoo bijvullen? Nee, was het antwoord. Mij kun je vergelijken met een startmotor, ik geef véél energie om een project te lanceren. Maar als het eenmaal loopt, ben ik niet gelukkig als ik stationair draai. Dat besef is heel belangrijk voor mij geweest. Inmiddels heb ik de reputatie van powervrouw in de Marokkaanse gemeenschap. Als Mahasin iets begint, is het succesvol. Die druk voel ik wel. Dat is ook de reden dat mannen mij niet altijd leuk vinden. Mijn enige boodschap is: geloof in je kunnen en handel daarnaar. Laat je niet beperken door je gemeenschap, door je werk, door de omstandigheden in het leven. Knok voor wat je wilt. Mijn moeder heeft me nog het beste laten zien hoe dat moet. Toen ik nog klein was, is ze gescheiden van mijn vader. Dat was geen fijne man en dan druk ik het nog zacht uit. Maar ook al is een huwelijk slecht, het opbreken ervan is een groot taboe in de Marokkaanse gemeenschap, zelfs nu nog. Ze vertrok naar een blijf-van-mijn-lijf-huis, met niks. Met
Het eerste evenement dat ze als zelfstandige organiseerde, trok twaalfduizend bezoekers. Mahasin Tanyaui is een vrouw die niet zeikt, maar doet. En wat ze doet, is succesvol. “Die druk voel ik wel.”
Motto: “Droom niet je leven, maar leef je dromen.” Stoet: Hoewel ze ‘the real thing’ in Marrakech nog nooit gezien heeft, mobiliseerde ze desondanks de Marokkaanse gemeenschap in Rotterdam en ver daarbuiten voor het gelijknamige Djemaa el Fna op het Museumplein. Het eerste jaar kostte het haar nogal wat overtuigingskracht om standhouders te werven. “Om vijf uur ’s middags begon de markt. We stonden met acht man van de organisatie te wachten tot de poorten open zouden gaan. Ik keek naar rechts en zág me toch een stoet mensen aankomen. Lieve help, dacht ik, hoe gaan we dit doen? Maar het is gelukt. Tijdens de tweede editie kwamen de standhouders naar ons, ik hoefde ze niet meer te zoeken. Vind je het gek als ze 160 euro moeten betalen voor een kraampje en vervolgens voor 5.000 euro aan broodjes gehakt verkopen?” El gereb: “In Marrakech lopen watermannen rond op de markt, die vanuit hun waterzak
bronwater schenken aan de bezoekers. Je geeft ze wat je het waard vindt. Zo’n waterman wilde ik ook in Rotterdam, maar ik kon niemand vinden met de juiste, traditionele outfit. Na een oproep op Facebook vond ik via via een Marokkaanse Nederlander, die op vakantie in Marrakech voor de lol zo’n pak had gekocht. Ik vroeg hem of hij el gereb wilde zijn tijdens het Eetplein. Nu is hij beroemd en wordt hij geboekt op talloze andere evenementen. Dát geeft me energie.” Aha-moment in Salzburg: “Ik wil internationaal gaan.” Eerste actie na terugkomst: “Ik heb mijn accountant gebeld. In Salzburg heb ik geleerd dat als je de cijfers niet snapt, je niet kunt groeien. Je moet begrijpen waar de groei zit om te weten wat je waard bent.” Langetermijnles: “Een goed verdienmodel maken door mijn jaar beter vol te plannen en niet per maand te bekijken wat ik verdien. En als het niet verdient, doe ik het niet meer.”
Mahasin Tanyaui PR- en evenementenbureau Dreamers Inc. Blog: Bnet el Maghreb (Meiden van Marokko) Moeder van twee zonen (6 en 4)
alleen een matrasje op de grond – letterlijk – heeft ze met drie kinderen een nieuw bestaan opgebouwd. Ze verdiende de kost met schoonmaakwerk. Dat is een hard leven, hard werken. Bewust koos ze voor ons, ze gaf ons wat we nodig hadden, zonder aan zichzelf te denken. Aan haar denk ik als ik tijdens het organiseren van één van mijn evenementen weer eens denk dat het allemaal niet gaat lukken. Hoe ze zich in haar eentje uit die situatie geworsteld heeft en hoe ze mij die mentaliteit heeft geleerd. Alleenvechters, dat zijn we allemaal in mijn familie. We gaan diep, maar we klimmen op eigen kracht weer naar boven. Die week in Salzburg heeft veel met me gedaan. Het besef dat ik nu voor mezelf moet kiezen, voor mijn business en dat ik moet professionaliseren, kwam hard binnen. Ja, ik heb twaalfduizend bezoekers naar Djemaa el Fna, het RotterdamsMarokkaanse eetplein, gekregen. En ja, het was ook voor mij een test. Kan ik dit, wil ik dit? Sociaal ondernemer Sam Conniff zei rake dingen tijdens zijn workshops in Salzburg. Hij is wie ik over een paar jaar wil zijn. In de culturele sector is het moeilijk geld verdienen. Daarom is het zo
belangrijk om goed voor ogen te hebben wat het doel is en met welk verdienmodel je gaat werken. Hij zette ons voor de spiegel. Wat voor leider wil je zijn? Momenteel heb ik twintig vrijwilligers die heel hard voor me werken. Dat blijft natuurlijk niet altijd zo. Ik moet ze op een gegeven moment gaan betalen. Conniff pleit voor volledige transparantie: dit is wat er binnen komt, dit is wat ik kwijt kan, zoveel kan ik jullie betalen. Compleet eerlijk zijn, is ook een manier om mensen aan je te binden. En succes is relatief, dat heeft hij ook gedemonstreerd. Zo liet hij een grafiek zien met al zijn mislukkingen op een rij. Ieder faillissement had hem meer geleerd over hoe hij wél succesvol kon zijn. In dat opzicht is dat zwembad helemaal geen mislukking. Het is de opmaat voor wat ik allemaal nog ga bereiken.”
43
44
Colofon Aan deze publicatie werkten mee: Tekst: Margot Smolenaars, in samenwerking met Vers Beton. Fotografie: Sayida Goedhoop en Salzburg Global Seminar Grafische vormgeving : 21MAART Eindredactie: Stichting De Verre Bergen
45