Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
Economie en Ruimtelijke Inrichting Bouwen aan de toekomst van Nederland in transitie “Voorbij de moeilijke jaren”
1
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
Economie en Ruimtelijke Inrichting Bouwen aan de toekomst van Nederland in transitie “Voorbij de moeilijke jaren”
Eindhoven, 2012 Auteur: Ir. C.A.J. van Beukering RVGME Voorzitter platform economie-ruimte Platform economie-ruimte Beukenlaan 129 5616 VD Eindhoven Mob tel:06-51228420 Tel: 088-0910091 Email: c.vanbeukering@economie-ruimte Website: www.economie-ruimte.nl
2
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
Voorbij de moeilijke jaren Economie en ruimte. Op zoek naar het goede van de plek: genius loci
VOORWOORD Sinds de kredietcrisis zitten bouwnijverheid, overheden en vastgoedeigenaren in het slop. Overheden en projectontwikkelaars hebben flink moeten afboeken op hun grondposities, omdat bouwprojecten zijn afgeblazen. Vastgoedeigenaren zagen de leegstand oplopen, terwijl de orderportefeuilles van architecten en bouwbedrijven opdroogden. Maar ook particulieren zijn niet gespaard. Zij krijgen hun huis moeilijk verkocht. Tot voor kort had de vastgoedwereld de illusie dat de crisis wel snel zou overwaaien. In Vastgoed, markt en ruimte (2010) was reeds gesignaleerd dat het na de crisis anders zou worden. In deze aanvulling op Vastgoed, markt en ruimte wordt, naast de actualiteit, nader ingegaan op de wisselwerking tussen economie en ruimte, en is het item vastgoed verder naar de achtergrond gedrongen, als afgeleide van de economie. Omdat de wisselwerking tussen economie en ruimte verder gaat dan vastgoed en zo wezenlijk is voor de gehele ruimtelijke inrichting, is ook de titel van deze herziene druk van Vastgoed, markt en ruimte gewijzigd in Economie en ruimtelijke inrichting. Het eerste deel van Economie en ruimtelijke inrichting1 gaat over economie. Kennis over de economie en de ontwikkeling ervan is nodig voor het opbouwen van een toekomstvisie. Daarbij moeten keuzes worden gemaakt in wat we willen beschrijven. Het zijn de voorkeuren en vooroordelen van de auteur, die instinctief uit al de beschikbare informatie keuzes heeft gemaakt en een beeld heeft gevormd over de toekomst van Nederland als binnenland van Europa. Het is aan de lezer van dit boek om hierbij kritisch te blijven en te blijven luisteren naar wat de samenleving belangrijk vindt. De ambitie van dit boek is om patronen te ontdekken die een geldingsduur hebben over een lange termijn. De stroom van woorden met betekenissen zijn bedoeld voor reflectie op wat voor de lezer van waarde is in de zoektocht naar antwoorden over de toekomst alsof u een dialoog voert. Serieus naar de toekomst kijken op een manier die verder gaat dan koffiedik kijken. De wereld wordt ingewikkelder, omdat wereldwijd meer mensen met steeds meer techniek met elkaar zijn vervlochten. Dat proces zal alleen maar verder gaan, wetende dat de vruchten van de aarde niet oneindig zijn. Het komt nog vaak voor dat diegene die de diepere inhoud, van wat zich in de wereld afspeelt, wil bespreken al snel aan de kant worden geschoven, omdat het te complex is. Dan verdwijnt het verhaal naar de achtergrond, omdat velen liever luisteren naar mensen die kampioen zijn in het afgeven van oneliners. De financiële crisis blijkt zo’n complex gebeuren te zijn, dat we daar sinds het uitbreken ervan in 2008 nog steeds mee worstelen. Dit zou op den duur kunnen uit monden in een financieel-sociale crisis. Het verloop van politici is een teken van onrust bij de kiezers. Zij verlangen naar een duidelijk perspectief, maar het ziet ernaar uit dat er nog heel veel gesproken moet worden om dat perspectief te bieden. De kersverse Franse president Hollande duidde dat al zo mooi aan met ‘redressement productief’, dat staat voor herindustrialisatie. En kijk naar Texas dat zich uit de crisis wist te worstelen door tijdig meer in te zetten op R&D, te diveriseren en vast te houden aan ‘business first’-aanpak2. De huidige cirsis is dus meer dan een financiele crisis. De langetermijnontwikkeling is terug te brengen tot sociale verandering. In essentie gaat het dan om de vraag in hoeverre een samenleving vooruitgang weet te boeken als reactie op de zeven schokken: de demografische schok, de Chinese schok, de ICT-schok, de olieschok die ook staat voor schaarste aan grondstoffen, de financiële schok, de ecologische schok en de schok van het oplopende wantrouwen jegens elkaar, de gezagscrisis. Het verleden laat weliswaar patronen zien die tot op zekere hoogte naar de toekomst te extrapoleren zijn, maar voor het werkelijk nieuwe moeten we op zoek, tenzij de hierboven genoemde schokken zo duidelijk zijn dat wij met onze rug tegen de muur het onvermijdelijke niet meer kunnen ontwijken. 1 2
Economie en ruimtelijke inrichting is een aanvulling op Van Beukering, Donkers en Oevering, Vastgoed, markt en ruimte, 2010. Howdy y’all, Management team 14 juni 2012
3
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
Door de kredietcrisis is de groei uit onze economie verdwenen. Groei is nodig als we ons welvaartsniveau willen vast houden, maar dan moeten we onze structurele problemen – het verdwijnen van banen naar het buitenland, het verouderen van de bevolking en de groeiende staatsschuld – wel durven investeren. Investeringen in infrastructuur en vastgoed kennen een lange terugverdientijd. Het is onverantwoord dit te doen zonder goed vooruit te kijken naar kansen die zich aandienen. De beste strategie houdt rekening met de weerbastigheid van de bestuurlijke praktijk en de bouwpraktijk, en de daaraan verbonden risico’s. Voorbij de moeilijke jaren Juist in een periode van crisis is het goed de handen uit de mouwen te steken, de bronnen van vernieuwing op te zoeken en met redelijkheid en doorzicht te bezien wat er moet gebeuren om tastbare verworvenheden samen verder te versterken. De opkomende veranderingen halen ons uit onze comfortzone en daar zijn mensen in de regel bang voor. Emotioneel en rationeel hebben we de neiging vast te houden aan wat we hebben en weg te kijken van wat er gebeurt. Dat is begrijpelijk, omdat mensen juist in turbulente tijden behoefte hebben aan houvast. Werken aan een toekomstvisie kan die houvast bieden. Voorspellen is moeilijk maar nodig om een gevoel te ontwikkelen voor trends, met inachtneming van gerede twijfel over de uitkomst. Een voortdurende toetsing van de eigen opgebouwde beelden aan de werkelijkheid is nodig om een reële kijk te behouden op wat morgen op onze agenda komt te staan. Het bouwen van scenario’s is dus geen eenmalige activiteit, maar moet periodiek worden herhaald. Dat het moeilijk is de toekomst te voorspellen bewijst wel onze kijk in 1967, toen we dachten dat Nederland rond het jaar 2000 ongeveer 21 miljoen inwoners zou tellen. Die zouden dan wonen in 5,8 miljoen woningen. Het gemiddelde huishouden zou uit 3,6 personen bestaan. Vandaag telt Nederland ongeveer vier miljoen inwoners minder en hebben we bijna een miljoen huizen meer bij een gemiddeld huishouden van 2,4 personen! Op zoek naar het goede van de plek: genius loci In de ontstaansgeschiedenis van menselijke nederzettingen zijn de natuurlijke fysieke mogelijkheden van de plek bepalend geweest voor waar mensen zich vestigden. Gezien de zeven schokken staan we aan de vooravond van de heruitvinding van onze relatie met de “o” zo bekende plek en de fysieke inrichting. Het zijn de mensen die de plek maken, met concrete attributen die nodig zijn voor de beoogde bedrijvigheid en voor symboliek. We zitten midden in een transformatieproces met als belangrijkste aanjagers de demografische transitie, het veranderende milieu en de opbouw van een nieuw bedrijvencomplex. Dit alles zal het aanzien van ons land veranderen. Vertrouwde plekken krijgen hiermee een nieuw hoofdstuk toegevoegd in het verhaal over die plek. De genius loci wordt geactualiseerd! De genius loci: de kenmerkende hoedanigheid van een plaats, het unieke van de plaats, de plaatsgebonden atmosfeer van bijvoorbeeld de plek die we ‘thuis’ noemen. Of zoals we het nu ook wel zeggen, je voelt de “couleur locale”, de eigenheid van de plek met toekomst.
Eindhoven, 20 juni 2012 Ir. C.A.J. van Beukering RVGME www.economie-ruimte.nl
4
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
INHOUDSOPGAVE DEEL 1 ECONOMIE EN FYSIEKE OMGEVING ........................................................................................... 7 1. Inleiding.......................................................................................................................................... 7 2. Wat mensen beweegt .................................................................................................................. 18 2.1. Voortdurend bouwen door mensen voor mensen door de eeuwen heen ................................. 19 2.2. Welvaart en welzijn ................................................................................................................... 35 2.2.1. Mensen als drijvende krachten van welvaart en welzijn ....................................................... 37 2.2.2. Mens- en wereldbeeld ............................................................................................................ 41 2.3. Continuïteit versus discontinuïteit ......................................................................................... 44 2.3.1. Terugkoppeling op eigen doelstellingen ................................................................................ 47 2.3.2. Terugkoppeling op wat de aarde kan verdragen ................................................................... 50 2.4. Discontinuïteit: de financiële crisis van 2008 zet onze welvaart voorlopig onder druk ......... 54 2.5. Ontwikkeling en groei: voorbij de moeilijke jaren .................................................................. 82 2.6. De zes drijvende opwaartse krachten voor welvaart en welzijn ............................................ 94 2.6.1. Mensen: demografische ontwikkelingen ............................................................................... 94 2.6.2. Mensen in hun kennisontwikkeling ...................................................................................... 102 2.6.3. Mensen in hun ondernemerschap........................................................................................ 103 2.6.4. Mensen in hun vernieuwingsdrang ...................................................................................... 107 2.6.5. Mensen in de wil tot samen leven........................................................................................ 110 2.6.6. Mensen in hun manier van communiceren .......................................................................... 111 3. Transitie ............................................................................................................................... 115 3.1. Ontwikkeling en groei: een kwestie van competentie en competitie .................................. 116 3.2. Beleid: werk van politici en beleidsmakers .......................................................................... 118 3.2.1. De politiek en ons overheidsapparaat: de grote arme regelneef bij de inrichting van de ruimtelijke omgeving ..................................................................................................................... 120 3.2.2. Zonder gezag geen zeggingskracht...................................................................................... 124 3.3. Proces van transitie .............................................................................................................. 128 3.3.1. Een andere strategie wordt pas opgepakt als de cultuur meeverandert en dat kost tijd .... 132 3.3.2. Policy window staat wagen wijd open voor transitie .......................................................... 133 3.3.3. Werken met een dubbele integrale visie .............................................................................. 136 4. De inhoudelijke transitieagenda, we innoveren ons uit de crisis ......................................... 137 4.1 Bestuurlijke agenda van Europa .......................................................................................... 137 4.2. Nederland als binnenland binnen Europa op een lijn met Europa ....................................... 141 4.3. Bedrijvigheid ........................................................................................................................ 146 4.3.1. Business as usual.................................................................................................................. 149 4.3.2. Interessante business ontstaan vanuit frustratie................................................................. 150 4.3.3. Wie achter de maan kan kijken kan met verassende business komen ................................ 156 4.4. De sectoren waarmee we ons brood gaan verdienen .......................................................... 159 5. Onze ‘next generation’ landschap, de logica van de plek .................................................... 162 5.1. SG’s, een nieuwe naam voor reeks van aan elkaar Samenhangende Gemeenten .............. 163 5.2. De stad als de economische motor voor groei in welvaart en welzijn ................................. 170 5.2.1. Internationaal georiënteerde gemeente.............................................................................. 182 5.2.2. Regionale gemeenten .......................................................................................................... 185 5.2.3. Lokale gemeenten ............................................................................................................... 186 6. Ontluikende agenda van een toekomstbestendige ruimtelijke ontwikkeling ...................... 188 6.1. Ons grondgebied staat onder druk door klimaatverandering ............................................. 191 6.2. Nieuwe bedrijvigheid vereist daarop aangepaste infrastructuur. ....................................... 195 6.2.1. Bereikbaarheid ..................................................................................................................... 195 6.2.2. De ruimtelijke kwaliteit op de plek....................................................................................... 196 5
Economie en Ruimtelijke Inrichting
6.2.3. 6.3. 6.4. 6.5. 7. 7.1 7.1.1. 7.1.2. 7.2. 7.2.1. 7.2.2. 7.2.3. 7.3. 7.3.1. 7.3.2. 8. 8.1. 8.2. 8.3.
inleiding en aanvulling
Klaar voor het opvangen van de demografische transitie ................................................... 199 Dierbare architectuur is duurzaam ...................................................................................... 201 Verduurzamen van de bestaande bouw in een stroomversnelling ...................................... 207 De kwaliteit van de bodem, water en lucht blijft onze aandacht vragen ............................ 208 Werken aan de regionale of gemeentelijke visie: economie en ruimte op een lijn .............. 212 De locatie als onderzoeksgebied gedefinieerd ..................................................................... 214 Zicht op de economische prestatie en ambitie van de locatie ............................................. 214 Kwantiteit en kwaliteit van de ruimtelijke infrastructuur van de locatie in beeld ............... 217 Toetsen van ruimtelijke plannen .......................................................................................... 218 Evalueren om te sturen en te reflecteren ............................................................................. 220 Aandachtspunten bij het opstellen van een toekomstvisie .................................................. 222 Aandachtspunten bij het opstellen van een structuurvisie .................................................. 224 Ruimtelijke infrastructuurplannen zijn nooit volmaakt ....................................................... 226 De burger als ervaringsdeskundige ...................................................................................... 226 De burger als medeontwerper op locatie ............................................................................ 229 Nederland de spotlight of de schemerlamp in de blauwe banaan. ..................................... 231 Nederland als schemerlamp, het tweede Venetië van Europa ............................................ 234 Nederland als spotlight, het Singapore van Europa............................................................. 236 Samenvatting ....................................................................................................................... 240
6
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
Deel 1 Economie en fysieke omgeving 1. Inleiding Met het faillissement van de fianciele dienstverlener Lehman Brothers in 2008 is het gevoelen dat we in een vervelend tijdperk terecht zijn gekomen alleen maar sterker geworden – met als gevolg ingrijpende ruimtelijke veranderingen – poogt dit boek de lezer een beter inzicht te geven in die ontwikkelingen en hem te helpen bij het maken en beoordelen van ruimtelijke inrichtingsvraagstukken. Als denk- en werkmodel is hiervoor het zogenoemde diamantmodel van Michael Porter gebruikt.3 Het diamantmodel is een economisch model dat beschrijft waarom bepaalde industrieën concurrerender zijn, en in het bijzonder welke invloed locaties hebben op concurrentiekracht. Vanuit dit denkkader wil dit boek een beter zicht bieden op de economische en de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland als binnenland van Europa. Het model dient derhalve om het concurrentievermogen van locaties te beschrijven en de uitkomsten te gebruiken voor beleidsvorming voor bedrijven, instellingen en overheden. Het model is op verschillende schaalniveau’s inzetbaar. Op bedrijfsniveau (internationaal of nationaal), maar ook ten aanzien van een cluster van bedrijven of op gemeentelijk niveau, regionaal niveau, landelijk niveau en op het niveau van landenclusters.
Het diamantmodel bestaat uit vier samenhangende componenten, te weten: • Factoromstandigheden of factorvoorwaarden. Naast menselijk beschikbaar werkpotentieel zijn dit materiële middelen, kennis, kapitaal en infrastructuur. Gespecialiseerde middelen zijn vaak specifiek voor een bedrijfssector en belangrijk voor de concurrentiepositie. Specifieke middelen zijn nodig om factornadelen te compenseren. De locatie is in dat geval het eerste waar we Figuur 1-1: Het diamantmodel van Porter naar kijken, ingegeven door de vraag of een plek en de daarbij gegeven omstandigheden ons helpen onze wensen in te vullen. Zo kiezen we bijvoorbeeld een plek op de camping. Ook dan zetten we alle voor- en nadelen tegen elkaar af om uiteindelijk de plek voor het opzetten van de tent te kiezen. De plek voelt goed wanneer deze ons meer voordelen oplevert dan nadelen. • Marktvraag: De vraagomstandigheden op de thuismarkt kunnen bedrijven helpen bij het creëren van een concurrentievoordeel, bijvoorbeeld wanneer geavanceerde thuismarktkopers druk uitoefenen op bedrijven om sneller te innoveren en meer geavanceerde producten te maken dan de concurrent. • Context voor bedrijfsstrategie en rivaliteit: Een stevige strategie, structuur en rivaliteit vormen de tweede determinant van het concurrentievermogen. De manier waarop bedrijven worden gecreëerd, hun doelen stellen en worden beheerd zijn belangrijke voorwaarden voor succes. Daarnaast biedt de
3
M.E. Porter, Porter over concurrentie (2007); zie ook http://en.wikipedia.org/wiki/Diamond_model.
7
Economie en Ruimtelijke Inrichting
•
inleiding en aanvulling
aanwezigheid van intense rivaliteit op de thuismarkt een extra stimulans om te innoveren teneinde verder boven de concurrenten uit te stijgen. Verwante en ondersteunende bedrijfstakken: Aanverwante en ondersteunende sectoren kunnen het effect van innovatie en internationalisering verder versterken, doordat ze in de regel kostenefficiënt zijn en in niches het verschil kunnen maken. Brengen deze ondersteunende bedrijfstakken hun kostenefficiëntie in – naast hun specifieke kennis – dan kunnen via de weg van samenwerking, cocreatie, bijzondere voordelen voor de sector als geheel worden behaald, wat zeer stimulerend werkt.
Ook moet rekening worden gehouden met twee exogene parameters: kans en overheid: •
Kans: Kansen zijn veelal toevallige gebeurtenissen die buiten de controle van een bedrijf vallen, maar waarop wel kan worden ingespeeld. De crisis voelt als iets negatiefs dat discontinuïteit met zich meebrengt, maar betekent in het Chinees juist een ‘kans’ om de concurrentiepositie te versterken.
•
Overheid: De overheid is de enige instantie die invloed kan uitoefenen op de vier bovengenoemde determinanten: marktvraag, context voor bedrijfsstrategie en rivaliteit, verwante en ondersteunende bedrijfstakken en factoromstandigheden die tezamen het concurrentievermogen beïnvloeden. We moeten dan denken aan de leveringsvoorwaarden van de belangrijkste productiefactoren, de vraagomstandigheden op de thuismarkt en de concurrentie tussen bedrijven. Overheidsinterventies kunnen plaatsvinden op lokaal, regionaal, nationaal of supranationaal niveau. De overheid kan bedrijven aanmoedigen hun prestaties te verbeteren en nieuwe vindingen bevorderen door het verlenen van ondersteuning.
De stelling van Porter is dat deze factoren met elkaar de voorwaarden vormen voor innovatie en verbetering van de concurrentiepositie. De crisis die sinds 2008 over ons heen raast laat zien dat behoud van concurrentiekracht nodig is om onze welvaart en welzijn vast te kunnen houden. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de verwevenheid van mensen, bedrijvigheid en hun bouwwerken. Bouwwerken helpen ons bij onze activiteiten. In het diamantmodel vallen ze onder de factoromstandigheden. Om de wisselwerking tussen economie en ruimte beter te begrijpen is in hoofdstuk 2 een terugblik in de tijd opgenomen. Kennis van het verleden biedt geen pasklare antwoorden voor de toekomst, maar wel inzicht in hoe men vroeger met dezelfde vraagstukken omging. Wij weten hoe die oplossingen hebben uitgepakt. Het is deze kennis die ons verrijkt, wetende dat elk nieuw probleem zijn eigen aanpak vereist. Maar toch, de problemen van nu hebben hun geschiedenis en bergen de traagheid in zich van een aanstaande verandering die zich nog moet uiten. En hiermee hebben we de toekomst al enigszins in beeld. Kennen we de traagheid van veranderingen, dan kunnen wij de urgentie ervan inschatten. Dat wil zeggen: op naderend onheil kunnen we ons voorbereiden. Een economische crisis moeten we dan wel willen zien aankomen. Geen enkele crisis komt uit de lucht vallen. Er zijn altijd aanwijzingen van oplopende winsten, snel opvolgend nieuws of een verhaal van hoop waarin we bijna tegen beter weten in collectief gaan geloven. Voor het falen in het herkennen van discontinuïteit moeten we eerst door onze inzichtbarrière, waardoor het moeilijk is een negatieve ontwikkeling vroegtijdig waar te nemen en juist in te schatten op haar gevolgen. En als we door de inzichtbarrière heen zijn moeten we nog door de psychologische barrière van onderkenning. Die inzicht- en psychologische barrières belemmeren ons een dreigende discontinuïteit vroegtijdig te onderkennen. Maar men moet het niet alleen kunnen zien, men moet het ook willen zien4. In hoofdstuk 2.3. staan we dan ook stil bij de verschijnselen continuiteit versus discontinuiteit als uiting van grote veranderingen. En als de mist van de crisis is opgetrokken komen we in een andere wereld uit, hoofdstuk 2.4. discontinuiteit Omdat we gericht zijn op de toekomst pakken we in hoofdstuk 2.5. Ontwikkeling en groei: voorbij de moeilijke jaren kijken en navolgende hoofdstukken, proberen we voorbij de huidige cirsis te kijken. 4
Strategische besluitvorming in een neergaande bedrijfstak. Onderzoek naar de strategische maatregelen in de textiel-industrie in de periode 1950–2000. Proefschrift door Hendrik Jan Hesselink, Universiteit van Twente, 2010. Over onze inzichtbarrière en psychologische barrière zie hoofdstuk 4.4.4. van het proefschrift Hesselink .
8
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
De wisselwerking tussen de economie en de fysieke omgeving is complex. We hebben namelijk te maken met een enorme hoeveelheid factoren die in de tijd in waarde en onderling verband kunnen veranderen. Dit maakt de kijk op komende ontwikkelingen er niet eenvoudiger op. Investeringen in infrastructuur en vastgoed hebben in de regel een lange terugverdientijd. Om af te kunnen wegen of een investering rendabel te exploiteren is, is het van belang zo ver mogelijk in de toekomst te kijken, ook al is deze ongewis. Het is ook nodig om terug te kijken in de tijd, zelfs al herhaalt de geschiedenis zich Figuur 1-2: Veelheid aan drijvende krachten nooit. Terugkijken in de geschiedenis is als kijken in de achteruitkijkspiegel tijdens het autorijden. Iedereen weet hoe onhandig het is met de auto vooruit te rijden zonder achteruitkijkspiegels. Met de achteruitkijkspiegel en de blik door de voorruit rijden we de toekomst in en stevenen we af op ons reisdoel, meer welvaart en welzijn. Maar er zijn ook krachten die welvaart en welzijn kunnen frustreren, neerwaarts drijvende krachten die minstens moeten worden gestopt en liefst in positieve zin worden omgebogen. Dit zijn maatregelen die de welvaart en ons welzijn verhogen. Dat lukt alleen als wij onze capaciteiten daarvoor inzetten. Het is de inzet van mensen die de samenleving vormgeeft, ook in ruimtelijk opzicht (zie figuur 1-2). Om onze welvaart en welzijn vast te kunnen houden zal een enorme inspanning van ons worden gevraagd, omdat de drijvende krachten – zeven in getal, waaronder de financiële crisis – een grote inbreuk doen op onze concurrentiepositie. Die krachten voelen als schokken die ons terugwerpen of juist heel ver vooruit kunnen brengen. In de schok zit energie opgesloten die in de tijd haar kracht kwijt moet en ons in een bepaalde richting brengt. Afhankelijk van de kracht is het de vraag hoe ver we komen. Want de situatie is nijpend. De kenniseconomie moet worden opgebouwd, terwijl we de financiële crisis te boven moeten komen en enorme bezuinigingen moeten doorvoeren. De komende tien jaar moet 18 miljard worden bezuinigd of nog wel meer, in de wetenschap dat de aardgasbaten afnemen. Naast de overheid beseffen de huishoudens ook dat zij on balansen, schulden versus bezittingen, moeten repareren en ook dat kost tijd. Daarnaast staat de verdiencapaciteit van Nederland verder onder druk door toenemende vergrijzing, meer concurrentie uit het buitenland en de groeiende regeldruk vanuit de Europese Unie. Daarnaast speelt ook het duurzaamheidsvraagstuk, in een tijd van toenemende schaarste aan grondstoffen en van de overgang van een modernistische samenleving naar het sustainisme. Er is dus sprake van een enorme onevenwichtigheid, een ‘mismatch’ die om een oplossing vraagt. Achteraf zullen we het pas zeker weten, maar zoals het er nu naar uitziet staan we voor een transitie. De huidige mondiale problemen (schokken) creëren economische risico’s waarmee we nooit eerder te maken hebben gehad. Door het sterk afwijkende karakter van de huidige problematiek kan de geschiedenis geen leidraad zijn bij het formuleren van herstelbeleid. We zullen ons uit de crisis moeten innoveren.
9
Economie en Ruimtelijke Inrichting
In het streven naar meer welvaart en welzijn hebben mensen in de tijd enorme stappen gezet, van het agrarische tijdperk naar het tijdperk van de kenniseconomie. De hulpgereedschappen die mensen bij die veranderingen nodig hebben worden hierop aangepast, waaronder de gewenste kwaliteit van de ruimtelijke inrichting. Om goed op de veranderingen te kunnen inspelen is het dus belangrijk dat beleidsmakers, planologen en vastgoedontwikkelaars deze ontwikkelingen goed in de gaten houden.
inleiding en aanvulling
Figuur 1-3: Golfbeweging van bedrijvigheid en de vastgoedcyclus
Kenniswerknemers zien de komende veranderingen als uitdaging, terwijl de mensen die wat verder van deze ontwikkelingen verwijderd zijn deze eerder ervaren als een grote bedreiging. Kenniswerkers leveren constructieve feedback, terwijl mensen die moeite hebben de veranderingen bij te benen eerder op de rem gaan staan. Veranderingen die van onderuit de maatschappij komen zijn niet te stuiten, we kunnen ze hoogstens vertragen. De crisis van 2008 – die tot op de dag van vandaag voortduurt – heeft ons wakker geschud. Het oude vertrouwde samenlevingsmodel heeft zijn tijd gehad en we moeten op zoek naar een nieuw samenlevingsmodel. Wat we bereiken hangt af van onze capaciteiten. Onze cultuur zal werken als ordeningsprincipe en zich fysiek uiten in de ruimtelijke inrichting en achitectuur. De inrichting van het land – en met name de vastgoedcyclus – reageert op de economische cyclus met een vertraging van vier tot zes jaar ten opzichte van de economische golfbewegingen, zodat vanaf 2012 naar verwachting de ruimtelijke inrichting, en zeker het vastgoed, zal worden aangepakt. Dat was althans steevast het patroon, dat wellicht niet meer blijkt te kloppen (zie figuur 1-3). Door de ontwikkelingen verandert de economie steeds sneller, waardoor de cyclus van hoog- en laagconjuctuur steeds moeilijker te voorspellen zal zijn. Het zich tot op heden herhalende patroon van een economische en een vastgoedcyclus van vier tot zes jaar wordt met de crisis die in 2008 begon doorbroken. Naar het zich op dit moment laat aanzien zal niet eerder dan 2018 een nieuw evenwicht in de vastgoedmarkt worden gevonden dat in omvang waarschijnlijk vergelijkbaar zal zijn met wat we in de jaren rond 2002 gewend waren.5 De omvang van de Nederlandse vastgoedmarkt werd in 2010 geschat op circa 1450 miljard euro, waarvan de woningmarkt veruit de grootste is met een geschate waarde van rond de 1100 miljard euro.6 De gehele vastgoedmarkt staat in 2012 qua handel nog steeds stil. De consumenten vinden de prijzen nog te hoog. Om de woningmarkt en de andere vastgoedmarkten weer vlot te trekken gaat men ervan uit dat de prijzen van de woningen nog 5 tot 10% moeten dalen en het overige vastgoed tussen de 20 en 40%. We hebben het dan over een vastgoedzeepbel van rond de 125 tot 250 miljard euro die nog niet leeg gelopen is. Zet je dat af tegen de staatsschuld van 450 miljard euro dan is wel helder hoe ernstig de financiële crisis nog is. Op de woningmarkt met circa 7,2 miljoen woningen, waarvan 2,4 miljoen woningen als huurwoningen beheerd worden door woningcorporaties en dus circa 4,8 miljoen woningen in handen zijn van beleggers en particulieren, rust anno 2010 een hypotheek van 653 miljard euro. Het zou zo maar kunnen zijn dat de actuele waarde van de woningen van particulieren lager ligt dan 5
Maarten Donkers en Peter Keur van de FGH Bank in Cobouw (1 maart 2012). Economie en ruimtelijke inrichting is een aanvulling op Van Beukering, Donkers en Oevering, Vastgoed, markt en ruimte, 2010. Zie hoofdstuk 4.2. omvang van de Nederlandse vastgoedmarkt
6
10
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
de totale hypotheekschuld. Zie hier een behoorlijke aantasting van het eigen vermogen, dat echter alleen maar door de verkopers van woningen wordt gevoeld. En toch blijken mensen in 2011 weer meer geleend te hebben dan in 2009, kennelijk heeft de financiele crisis nog niet tot een ander uitgavenpatroon geleid7. We zijn door de ervaring wijs geworden en wantrouwen mensen die iets zeker weten dat oude patronen zich herhalen zoals geschetst in 1-3! Nederland is verweven met Europa en eigenlijk moeten we zeggen dat Nederland deel uitmaakt van het binnenland van Europa. Om die reden wordt in dit hoofdstuk eerst de Europese bestuurlijke agenda beschreven, die van grote invloed is op de Nederlandse bestuurlijke agenda. We staan in Europa op een even cruciaal punt als China in 1433. De Chinezen hadden toen enorme schepen, groter dan de onze, en ze voeren al ver weg van China richting Afrika. Maar in 1433 besloot de Chinese keizer dat de Chinese Muur een belangrijker Figuur 1-4: Economisch zwaartepunt in de wereld verschuift project was dan de maritieme activiteiten van admiraal Zheng. China veranderde vanaf dat moment in een naar binnen gekeerd land en dat zou zo blijven, tot nu. China was het centrum van de wereld en de Chinezen hadden maar weinig te winnen met reizen naar Europa, voor hen een plaats waar men naar Chinese maatstaven gemeten alleen maar inferieure producten kon kopen tegen een te hoge prijs. De Grote Oceaan oversteken had voor hen geen 8 zin en daarmee viel het argument voor het aanhouden van een grote vloot weg. Voor Europa was het wel interessant de Indische Oceaan over te steken om goede en nieuwe producten vanuit het Verre Oosten naar Europa te halen. Europa zat tot die tijd opgesloten tussen de Atlantische Oceaan in het westen en het moslimrijk in het oosten, waar de Venetiaan Marco Polo als eerste westerling in 1271 wist door te dringen, dankzij Venetië en de Arabische tussenhandel die in contact stonden met Azië en het Verre Oosten. Het Westen kreeg hierdoor meer ruimte het Verre Oosten op te zoeken en ondervond daarbij weinig tegenstand. Op dit moment lijken de rollen weer omgedraaid. China bevaart de wereldzeeën en heeft belangen opgebouwd in menige havenstad. Hier wordt Europa economisch in het defensief gedrukt. Ook investeert China fors in landen rond de Indische Oceaan, omdat dit naar verwachting het nieuwe centrum wordt van de wereldeconomie. Dit komt voornamelijk door de grote groei van de bevolking in dit gebied, de opkomende economieën en de grote hoeveelheid grondstoffen die zich hier nog bevindt. Hoewel het Westen deze ontwikkeling voorziet en er op strategische plaatsen posities worden ingenomen in zowel economisch, in kennis, politiek als in militair opzicht, lijkt China – maar ook India – haar machtsbasis aardig uit te breiden ten nadele van het Westen.9 Europa met 0,7 (0,6 in 2050) miljard inwoners tegen 4 (5,3 in 2050) miljard inwoners in Azie zal in de wereld haar plaats moeten hervinden, nu het niet langer de dienst uitmaakt. Alleen al bezien vanuit het aantal inwoners dat behoort tot Europa en Azie moeten we niet er niet voor terug schrikken om nog eens goed te kijken om Turkije en Rusland op de lange termijn toe te laten tot de EU. Een groter en vitaler EU is beter opgewassen tegen Azie10. Het draait om drie basisproblemen: inkomen, macht en risico’s op zowel op micro, meso en macro niveau, zie figuur 1-5.. Gezien de veranderingen zullen we meer initatief moeten tonen om een antwoord te geven op de zeven schokken die onze welvaart en positie in de wereld bedreigen. Welke kansen (zie figuur 1-1: het 7
Nibud, Geldzaken in de praktijk, 2012 Ian Morris, Why the West Rules – for Now, 2011. 9 Robert D. Kaplan, Moesson, de Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten, 2011. 10 Zbigniew Brzezinski, Strategic Vision. America and the Chirsis of Global Power, Basic Books, 2008 in NRC 4 mei 2012 8
11
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
diamantmodel) zien we om de crisis te boven te komen? De diepere angst die ons de komende tijd zal bezighouden is dat we de speelbal van andere wereldmachten zullen worden. Uit eigen beweging, zonder aansporing actie ondernemen heeft daarom de voorkeur. Het zien van problemen en kansen zet de initiatiefnemer in beweging. Het gaat er dus om wat mensen beweegt. We zullen op zoek moeten naar een ‘next generation’ inrichting van het Nederlandse landschap, ook al weten we van tevoren dat dit landschap nooit af is. Ondanks de crisis moeten we ons blijven inzetten om mooie dingen te maken waar we gelukkiger van worden. Hoofdstuk 2 wordt afgesloten met een beschrijving van de zes opwaartse krachten: mensen in hun kennisontwikkeling, mensen in hun ondernemerschap, mensen in hun vernieuwingsdrang, mensen in de wil tot samenwerken en mensen in hun manier van communiceren, om ons voorbij de crisis te brengen, als aanzet tot de transitie naar welvaart en welzijn. Daarmee hebben we de Nederlandse context in de jaren tot aan de crisis beschreven. In hoofdstuk 3 gaan we dieper in op het proces van transitie, waarbij de overheid een belangrijke rol speelt als stimulator en spelverdeler. In het diamantmodel (figuur 1-1) staat ook de kans als een van de exogene parameters. Hiermee worden gebeurtenissen bedoeld die buiten de controle van bedrijven en instellingen vallen. Thans wordt de crisis opgevat als een gebeurtenis die ons overkomt, waarin de kansen voor morgen besloten zitten. Echter, de crisis is alleen te overwinnen door met een geheel nieuw arsenaal van maatregelen te komen. In een dergelijke situatie spreken we over ‘transitie’, waarbij de overheid dus een belangrijke spelbepalende rol vervult. De overheid is de enige instantie die invloed kan uitoefenen op de vier samenhangende componenten uit het diamantmodel. Beleid is het werk van politici en beleidsmakers. In de inrichting van de openbare ruimte spelen politici en beleidsmakers een cruciale rol. Daar is moed voor nodig die uitstijgt boven de peilingen van Maurice de Hond. Het was de Franse staatsman Talleyrand die stelde dat de ware politicus het onvermijdelijke in een vroeg stadium herkent, het niet al te zeer bestrijdt en vervolgens bevordert. De crisis in Europa en Nederland duurt lang. Het lijkt er op dat politici moeite hebben met een passend antwoord hierop, het is allemaal ‘too late, too little’ wat zij laten zien. De Nederlandse politiek lijkt nu toe aan dit laatste stadium voorbij populisme, meer inhoud en moed tonen. Dat de Rabobank haar AAA-status zou verliezen was een kwestie van tijd. Het bericht van de afwaardering is om een andere reden slecht nieuws. Het is niet zo dat de Rabobank haar kredietwaardigheid heeft zien verslechteren, het is de economische omgeving van de Rabobank – Nederland – die naar het idee van de ratingbureaus snel aan het verslechteren is. De financiële positie van Nederland is niet zo goed als we denken.11 Zou Nederland zijn ‘triple A-status’ kwijtraken dan zal zowel bedrijfsleven als de Nederlandse overheid mogelijk met een hogere rentelast worden geconfronteerd worden. Een half procentje betekent voor de Nederlandse staat met een schuld van circa 370 miljard euro, bijna 2 miljard extra rentelast. Het wrange is wel dat de zuidelijke Europese landen onze goederen hebben betaald met de uitgifte van schuldenpapier aan onze banken. Die staan nu als bezittingen op de balans van onze banken. En zo zijn we ook deels zelf de veroorzaker van de financiële crisis, door de jarenlange scheve import- en exportverhoudingen in Europa in stand te houden.
11
FD, 3 december 2011.
12
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
Als we dieper ingaan op elk van de structurele problemen, dan blijken daar deelproblemen aan vast te zitten. Neem bijvoorbeeld het structurele probleem van de vergrijzing, met als gevolg oplopende gezondheidskosten, discussie over de AOWleeftijd en stijgende pensioenlasten. Of neem het onderwerp staatsschuld in relatie tot steun aan andere Europese landen. Laten we beseffen dat wij hier leven, hier wonen en hier werken en dat 75% van onze export naar Europese landen gaat. Globalisering houdt voor Figuur 1-5: Nieuwe inzichten vinden we buiten ons eigen werkveld 75% van onze export op bij de Europese grenzen en gaat toch niet zo ver als Thomas Friedman betoogde in The World is Flat. Dat is onze biotoop. Nederland is onderdeel van Europa en we moeten ons eigen huis niet bevuilen. De huidige economische situatie zorgt voor onzekerheid over de ruimtelijke consequenties. Door de ontwikkelingen op de voet te volgen krijgen we meer inzicht in economische wetmatigheden en dat draagt bij aan het gevoel voor de inhoudelijke ‘ruimtelijke’ agenda. Beter inzicht leidt tot beter vooruitzicht op mogelijke ontwikkelingsrichtingen, zodat we eerder dan anderen zien welke kansen zich aandienen. Blijven we vanuit ons eigen werkveld kijken, dan zien we weinig nieuws (zie onder 1 in figuur 1-5). Dat is logisch, omdat we goed op de hoogte zijn van wat zich daar allemaal afspeelt. Echt iets nieuws zien we sneller wanneer we uit onze eigen omgeving stappen en rondkijken in andere sectoren dan waar we werkzaam zijn (zie onder 2 in figuur 1-5). Elke sector kent zijn eigen dynamiek. Succesvolle toepassingen in de ene sector kunnen ook effectief zijn in andere sectoren. Cruciaal voor het succes van de locatie is de mate van bedrijvigheid. We zien dat onze traditionele maakindustrie uit Europa en Nederland verdwijnt en dat daarvoor in de plaats een meer kennisgedreven industrie en diensteneconomie ontstaan. In hoofdstuk 4 gaat het om de inhoudelijke transitieagenda en met name de functie. Functie in de zin van bedrijvigheid. Maken we de verbinding met het diamantmodel (figuur 1-1) dan spelen we in op marktontwikkelingen, de context voor bedrijfsstrategie en de ondersteunende bedrijven. Voor de transitie van het Nederlandse bedrijfsleven is de verwevenheid met Europa zo groot dat we in hoofdstuk 4.1. De Europese agenda onder de loep nemen en van daaruit bezien wat wij daarmee in Nederland doen is beschreven in hoofdstuk 4.2. Doen in de zin van bedrijvigheid waar we onderscheid maken in business as usual, bedrijvigheid die vanuit frustratie zal veranderen om dat het anders niet meer gaat en de Willie Wortels die altijd onder ons zijn zullen ons verrassen met nieuwe business waar we nu zo naar snakken om de economie een nieuwe impus te geven. Aan de hand van aantal maatschappelijke trends doen Philips en andere bedrijven, waaronder Shell en DSM, gericht onderzoek waar behoefte naar is door onderzoek naar macro-trends (zie figuur 1-5). Thema’s als energiebesparing, het ontstaan van megasteden, de vergrijzing en de noodzaak van een efficientere en veilige voedselproductie bieden zakelijke kansen voor Philps12 en natuurlijk ook voor andere bedrijven. De onderzoekers van Philips gaan in gesprek met professionals in de gezondheidszorg, architecten van ecocity-projecten, plannenmakers bij de overheid of consument die zij zien als ‘first movers’ om eigen kennis van technologische mogelijkheden te koppelen aan de vraag bij de gebruikers. Wanneer je hen informeert over nieuwe 12
FD 9 juni 2012 Met hightechkennis inspelen op latente vraag.
13
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
mogelijkheden kan het zomaar zijn dat er latente behoeftes zijn. (hoofdstuk 4.3.3. wie achter de maan kan kijken kan met verrassende business komen.) Het ziet er naar uit dat de stad als totale werkplaats opnieuw wordt gedefinieerd en waarin een belangrijke rol zal spelen omdat in een kennisgedreven economie steeds meer mensen heel veel weten over weining en om tot totaal oplossingen te komen heb je dus veel mensen in je omgeving nodig en die zijn bij uitstek in een stad te vinden. De steden zullen nog meer dan voorheen fungeren als motoren van de economie die onderling met elkaar verbonden zijn opdat ze elkaar aanvullen (hoofdstuk 5). De LSG’s, een nieuwe naam voor ‘logisch aan elkaar Samenhangende Gemeenten’ (hoofdstuk 5.1) zullen zich ontpoppen als de motoren van onze economie die op eigen kracht hun maat in welvaart en welzijn vinden met afnemende steun vanuit Den Haag en met toenemde steun vanuit Europa. Ideeën die ruimte nodig hebben moeten wel ergens kunnen landen. In hoofdstuk 6 schetsen we een ‘next generation’ landschap op zoek naar de logica van de plek. De plek voelt goed wanneer de functie en de identiteit van die plek in evenwicht zijn. En in Nederland hebben we er voor gekozen om lekker dicht aan de kust te gaan zitten voorzien van heel veel infrastructuur en die staat ten gevolge van de opwarming van de aarde en de verwachte veranderingen in onze waterhuishouding (hoofdstuk 6.1) onder druk. Vanuit veiligheidsoverwegingen moeten we daar wat aan doen. Nieuwe bedrijvigheid vereist een daarop aangepaste infrastructuur (hoofdstuk 6.2). Het gaat dan onder andere over bereikbaarheid en energieopwekking. In de concurrentieslag in het trekken van mensen en bedrijven zal architectuur worden ingezet als uiting van onze kwaliteit (hoofdstuk 6.3). Omdat onze bodem en de lucht vol zit met netwerken en diensten zal het woekeren zijn met de ruimte. En zetten we een spade in de grond dan is de kans groot dat we op archeologische resten stuiten waar we rekening mee moeten houden of we komen vuiligheid tegen waar we heel ziek van kunnen worden. Of er worden electiciteitskabels of telfoonkabels geraakt waardoor het telefoonverkeer niet meer mogelijk is en de elictriciteit uitvalt en reken maar dat menigeen niet vooruit kan met zijn werk. Kortom, ons grondgebied laat niet ‘alles’ toe. Soms staan bijvoorbeeld monumentale gebouwen in de weg en deze zijn niet zomaar te verwijderen. Monuemtale bouwwerken raken het publieke belang en komen daardoor op de politieke agenda. Een bouwwerk blijft dan staan, onaangeroerd door de historie, omdat het behoort tot ons cultuurerfgoed. De vraag is alleen: hoeveel cultuurgoed kunnen we in de toekomst aan? En tot slot blijft de kwaliteit van de bodem, water en lucht onze aandacht vragen omdat gezondheid steeds hoger op de agenda komt te staan in het kader van het in de hand houden van de zorgkosten. In hoofdstuk 7 zoomen we in op het maken en het evalueren van plannen en meer specifiek: op een toekomstvisie en een structuurvisie. Wie al een tijdje in de praktijk meeloopt weet dat toekomstplannen nooit helemaal uitkomen. De valkuil daarbij is dat plannenmakers alsnog willen toewerken naar de bedachte uitkomst of gedesillusioneerd de handdoek in de ring gooien en niet meer mee willen werken aan nieuwe plannen. De aardigheid van toekomstplannen die niet uitkomen is juist dat de werkelijkheid ons weet te verrassen met onbekendheden die ons uit de droom helpen of ons ongekende mogelijkheden biedt die ons blij verbazen. Veranderingen gedragen zich niet altijd in een vloeiende beweging. Ze worden aangestuurd door de verscheidenheid van menselijke krachten gericht op welvaart en welzijn, met in de regel aan het begin een sociale beweging. De eerste stap van zo’n beweging bestaat uit een enkel individu dat vragen stelt, zeker op een moment dat er crisis is. Dit boek gaat uit van het motto: ‘Accepteer de fysieke inrichting zoals deze is, dan pas kun je haar toekomst plannen.’ We stellen daarbij dat de fysieke inrichting ten dienste staat van mensen! Aan goedkope teksten als ‘geluk kan je huren’ op verhuurborden bij lang leegstaande gebouwen in een troosteloze omgeving hebben we helemaal niets. Misschien dat de tekstschrijver er even een geluksgevoel bij had, maar daarmee houdt het wel op. In hoofdstuk 7.2. is een aanzet gegeven hoe ruimtelijke plannen te toetsen. Alvorens ruimtelijke plannen te kunnen toetsen is het nodig over een toekomstvisie te beschikken die als toetssteen hiervoor wordt ingezet. Toekomstvisie Een toekomstvisie – vaak opgesteld in samenwerking met inwoners, bedrijven en allerlei instanties – geeft richting aan de ontwikkeling van een gemeente in de komende jaren. De toekomstvisie is een
14
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
uitnodiging aan inwoners, bedrijven en instanties om samen met de gemeente aan de slag te gaan! De toekomst staat echter nooit vast. Daarom worden in die toekomstvisie meerdere scenario’s opgenomen. Het zijn geen meningen, het zijn analyses. Een goede analyse betekent niet dat je de toekomst tot achter de komma kunt voorspellen, maar wel dat je vandaag betere beslissingen kunt nemen. In een periode waarin alles op rolletjes loopt is de behoefte aan een strak scenario minder groot. Zodra echter het aantal onzekerheden toeneemt is er meer behoefte aan vastomlijnd scenariodenken13. Structuurvisie De structuurvisie is een ruimtelijke vertaling van de toekomstvisie van een gemeente. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie bovendien belangrijk als kader voor de afweging van ruimtelijke beslissingen. Daarnaast speelt de structuurvisie een rol bij het vaststellen van bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van overeenkomsten. De structuurvisie helpt moeilijke discussies over de ruimtelijke invulling te kanaliseren. De ruimte in Nederland is schaars en daarom moeten we zorgvuldig omgaan met de invulling ervan. Het gaat om het vinden van het juiste evenwicht tussen wonen, werken en recreëren in combinatie met de aanleg van wegen voor bereikbaarheid en het onderbrengen van bijzondere functies. In die schaarste van ruimte willen wij veel, maar niet in onze eigen achtertuin. Op onze eigen grond voelen wij ons vrij en vechten we als leeuwen tegen alles wat ons niet bevalt. De rijdende rechter, mr. Frank Visser, behandelt in zijn tv-programma een scala aan burenconflicten, met als rode draad dat we onze tuin en heg met hand en tand verdedigen. De ruimtelijke invulling van een gebied vraagt om veel overleg. Daar komen we alleen goed uit met actieve betrokkenheid en directe invloed van belanghebbende partijen.
Figuur 1-6: Als het gaat over het trekken van grenzen is de discussie fel (Bron: Marten Toonder, Olivier B. Bommel)
Het opstellen van een structuurvisie is door de rijksoverheid bij wet geregeld. Krachtens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van 1 juli 2008 is een gemeente verplicht een structuurvisie op te stellen voor het gehele eigen grondgebied. Deze structuurvisie dient vergezeld te gaan van een uitvoeringsparagraaf, waarin wordt aangeven hoe de gemeente de doelstellingen uit de visie denkt te realiseren. De structuurvisie vormt tevens een basis waarop kostenverhaal bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvereffening tussen projecten kan plaatsvinden. Een reflectie op de ruimtelijke beelden van de toekomst komt aan de orde in hoofdstuk 8. In dit hoofdstuk vatten we de kijk op de naaste toekomst samen in vier scenario’s, gebouwd op onze concurrentiekracht en de kwaliteit van onze infrastructuur. Is Nederland, met Amsterdam als mondiaal herkenningspunt, de spotlight van Europa dat staat voor een bijzonder aanbod van producten, een concurrerend bedrijvencomplex dat de ene na de andere innovatie voortbrengt in een veilige, gezonde en architectonisch aantrekkelijke leef- en werkomgeving? Of zien we een Nederland dat het leuk doet bij de toeristen die na Venetië ook even Amsterdam aandoen en zich vanaf het water vergapen aan de grachtenpanden en de koeien in het land zien grazen, land dat lager gelegen is dan het water aan de andere zijde van de dijk. Wij weten beter, omdat om de zoveel tijd in Dordrecht en andere steden het 13
In deel 4 van boek Vastgoed, markt en ruimte is beschreven hoe we met behulp van scenario’s zelf vooruit kunnen kijken en zo een toekomstvisie kunnen opstellen.
15
Economie en Ruimtelijke Inrichting
inleiding en aanvulling
water de straten schoonspoelt. We zijn tevreden met onze producten, ons bedrijvencomplex levert voor de lokale markt, wonen en werken in ons land is veilig genoeg en we weten ons omringd met de architectonische hoogstandjes van weleer. Ja, welk Nederland wordt het?
16
Vastgoed, Markt en Ruimte
8.
inleiding en aanvulling
Nederland de spotlight of de schemerlamp in de blauwe banaan.
De toekomst ligt deels al vast in het verleden en dat geldt zeker ook voor de ruimtelijke inrichting, omdat de ruimtelijke inrichting een zekere traagheid in zich bergt door een reeks van wettelijke bepalingen en voorgeschreven procedures, waaronder een inspraakprocedure voor belanghebbenden in een gebied. De Blauwe Banaan370 die zich over Europa uitstrekt vertelt ons veel over het verleden, en uit dat verhaal doemt ook een beeld op van de toekomst. De Blauwe Banaan is een ruimtelijk concept dat zijn oorsprong vond in 1989 en ontwikkeld is door onder andere Roger Brunet van het Franse instituut RECLUS. Grofweg begint de Blauwe Banaan bij de agglomeraties van Milaan, en eindigt deze bij de agglomeraties in de West-Midlands van GrootBrittannië. Het deel van De Blauwe Banaan dat loopt van de Spaanse regio Valencia en eindigt in Milaan wordt in Italië ook wel de Gouden Banaan genoemd, omdat hij langs de mediterrane kust loopt die doorgaans veel zonuren heeft. Dit gebied is het centrum van Europa als het gaat om economie, innovatie en macht. De Blauwe Banaan representeert dan ook een van ’s werelds grootste concentraties aan bedrijven, mensen en geld. Seaport Rotterdam, Airport Amsterdam en Brainport Zuidoost-Nederland vallen volledig binnen dit gebied. Voor veel bestuurders, met name de bestuurders uit de Randstad, is Brainport Zuidoost-Nederland nieuw in het rijtje. Brainport Zuidoost-Nederland zorgt voor 35% van de export, 45% van de private R&D-investeringen en 54% van alle patenten en octrooien. Een regio die de afgelopen jaren twee jaar in economische zin net zo hard groeide als de rest van Nederland samen.371 Vanaf de 11e eeuw kwamen de Italiaanse stadstaten op, waaronder Venetië en Genua. Zij domineerden de Middellandse Zee en legden de verbinding met de Arabische wereld, de rest van Europa en vooral met de Vlaamse steden vanwege de textielnijverheid. In de 16e eeuw verschoof het economisch zwaartepunt naar het noorden richting de Zuidelijke Nederlanden, met Antwerpen als centrum. Met de val van Antwerpen in 1585 kwam het economische centrum in Amsterdam te liggen door de stroom van vluchtelingen naar onder meer Amsterdam, Haarlem, Leiden, enz. die in de 17e eeuw tot grote bloei kwam. Vervolgens zakte de economie in Nederland in en nam Londen het stokje over als financieel centrum. De Industriële Revolutie zette Engeland nog duidelijker op de kaart. Vervolgens verschoof het economisch centrum weer naar het Ruhrgebied, en nu ontpoppen Milaan en Turijn zich tot moderne industriële steden. De Blauwe Banaan kan worden gezien als een Europese megalopolis. Lange tijd is gedacht dat de Blauwe Banaan haar positie in de toekomst zou verliezen aan de Gouden Banaan (de Zonnegordel) omdat dat gebied nog geen economie heeft die het niveau van de Blauwe Banaan kan halen. Dan zien we het zwaartepunt van de economie nog eerder richting het oosten van Europa verschuiven. De val van de Muur en de val van het communisme hebben ook het ondernemerschap de ruimte gegeven. Internationaal gezien blijft echter de Blauwe Banaan een van de belangrijkste agglomeraties, omdat in het gebied: • Vier van de tien grootste luchthavens van de wereld binnen deze regio liggen: Londen Heathrow, Charles de Gaulle, Frankfurt am Main en Schiphol. • Twee van de tien grootste havens van de wereld liggen: Rotterdam en Antwerpen. • Er veel internationale instanties zijn gevestigd, zoals het Vredespaleis, Europol en Eurojust in Den Haag en het hoofdkantoor van de Europese Centrale Bank in Frankfurt am Main. • Veel grootstedelijke gebieden te vinden zijn, zoals in Groot-Brittannië: Liverpool, Manchester, Leeds, Birmingham en Londen. • Grootstedelijke gebieden in België: Rijsel-Kortrijk-Doornik en de Vlaamse Ruit. • Grootstedelijke gebieden in Nederland: de Randstad, de Brabantse Stedenrij en de Stadsregio ArnhemNijmegen. • Grootstedelijke gebieden in Duitsland: Rijn-Ruhrgebied, Noordrijn-Westfalen, Frankfurt Rhein-Mainregio, Hessen, Rijnland-Palts en Beieren. • Grootstedelijke gebieden in Zwitserland: Zürich. • Grootstedelijke gebieden in Italië: Milaan en Turijn.
370 371
http://nl.wikipedia.org/wiki/Blauwe_Banaan. www.brainport.nl.
231
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
Nederland maakt onderdeel uit van dat stukje Europa waar de meeste bedrijvigheid aan de dag wordt gelegd. Als onderdeel van de zogenaamde ‘Blauwe Banaan’ zit Nederland tussen het economisch actieve zuiden van GrootBrittannië en Duitsland. Gaat het goed met die landen dan mag verwacht worden dat het met Nederland ook goed gaat, opdat het meelift in alles wat er gebeurt in de concentraties van bedrijven, mensen en geld die zich bevinden in de strook van de Blauwe Banaan. ‘Nederland de spotlight of de schemerlamp van Europa’ staat voor twee uiterste beelden over de toekomst van Nederland. Figuur 8-1: Nederland een deel van Europa met de blauwe banaan als Sta je in de spotlights dan trek je de hoofdbaan van bedrijvigheid en de gele baan daar waar de meeste aandacht van de omgeving en dan zal het toeristen huizen. vast interessant zijn wat er gebeurt. Het staat voor rijkdom en economische dynamiek. Economische dynamiek en rijkdom hangen af van de concurrentiekracht van mensen op locatie. Hoe weten mensen in te spelen op de marktvraag en daarmee winst te maken? Je bent concurrerend wanneer er voldoende mensen met kennis en ondernemingszin aanwezig zijn. En als daarnaast de locatieomstandigheden voor de mensen gunstig zijn, heb je het tegenover anderen een stuk makkelijker. Of zetten we de schakelaar op de verlichting van de schemerlamp? De kernvraag is hoe weten we om te gaan met de zeven schokken: de demografische schok, de Chinese schok, de ICT-schok, de olieschok (de olieschok staat voor de schaarste aan grondstoffen), de financiële schok, de ecologische schok en de schok van het oplopende wantrouwen jegens elkaar (gezagscrisis) is het spannend wat wij ermee doen c.q. wat het ons gaat brengen. Zijn we in staat om met onze kennis, ondernemerschap, vernieuwingsdrang in business te blijven? Daarvoor is het nodig dat de omstandigheden voor mensen gunstig zijn in de zin van: • Economie: Een aantrekkelijke economie is vernieuwend en biedt perspectief ; • Veilige en gezonde leefomgeving: schone bodem, veilige en gezonde waterhuishouding, gezonde lucht en een sociaal veilige samenleving; • Aantrekkelijk leefomgeving: een schone en aantrekkelijke infrastructuur en architectuur; • Efficiënte samenleving: dus er wordt zuinig omgegaan met grondstoffen (zo min mogelijk materiaal gebruiken, zo lang mogelijk materiaal gebruiken en zeker hergebruiken) en slim met energie (energieleverende in plaats van een energieverbruikende leefomgeving). Nederland is een van de grootste deltagebieden van Europa. Het is de poort van Europa, over het water en door de lucht is Nederland met de zeehavens van Vlissingen, Rotterdam, Amsterdam en de Eemshaven onmisbaar de trechter van een enorme hoeveelheid aan goederen die daar doorheen gaan verder Europa en de verdere wereld in. Met Schiphol onmiskenbaar een luchthaven van betekenis. Als klein land hebben wij een kleine thuismarkt en een groot buitenland. Het is dan ook logisch dat we baat hebben bij vrijhandel, veel van wat we exporteren, importeren we. We drijven handel waarmee waarde wordt toegevoegd aan producten en dus de marge van inkoop en verkoop wordt vergroot en ons binnenlands bruto product (bbp) toeneemt. Naast handel drijft de Nederlandse economie op de maakindustrie en diensten. De maakindustrie ligt meer buiten de Randstad, zoals Brainport Eindhoven, Twente en Zuid-Limburg. De nieuwe werkgelegenheid zou volgens de regering moeten komen van de negen topsectoren; Water, Agrofood, Tuinbouw, Hightech, Life sciences, Chemie, Energie, Logistiek en de Creatieve Industrie. Het nieuwe daarvan komt van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen op het terrein van nanotechniek, digitale informatieverwerking, communicatie, chemie en energieopwekking. Naast de financiële schok is de demografische transitie een belangrijk gegeven. De financiële schok schudde ons wakker en maakte ons duidelijk dat we minder vermogend zijn dat we dachten. De demografische transitie moet uitwijzen hoe de verhouding ‘jong’ en ‘grijs’ zich ontwikkelt. Een vergrijzende bevolking heeft de neiging zich terug te trekken in haar schulp en vernieuwingen aan anderen over te laten terwijl van een jongere bevolking 232
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
mag worden verwacht dat die in staat is veel economische bedrijvigheid te ontwikkelen. Het is overigens niet vanzelfsprekend dat jongeren veel economische bedrijvigheid weten te organiseren. We zien dat jongeren in Noord-Afrikaanse en Zuid-Europese landen opgesloten zitten in een ‘verstarde’ samenleving en liever hun heil ergens anders zoeken, zeker de talentvollen! Het zijn de ouderen die de jongeren overstemmen en daardoor de veranderingen bemoeilijken. En vooral de talentvolle mensen die richting Noord-Europa trekken zouden het verschil kunnen maken in hoe economieën zich ontwikkelen. Zoals het zich nu aftekent krijgen we te maken met bevolkingskrimp en door de vergrijzing zakt de werkpopulatie in en kan het bbp alleen maar op peil blijven wanneer de arbeidsproductiviteit stijgt en of de Nederlandse economie wordt versterkt met het aantrekken van werkenden van elders. We staan voor een grote uitdaging in Nederland en Europa omdat onze bevolkingspiramide op zijn kop staat. Aangezien heel Europa te maken krijgt met vergrijzing en krimp ziet het ernaar uit dat de Europese Regio’s onderling zullen vechten om getalenteerde werkenden. We staan aan de vooravond van een ruimtelijke herschikking waarin steden in netwerken elkaar versterken tot ‘Logische reeks van aan elkaar Samenhangende Gemeenten’ (LSG’s). De LSG’s worden aangestuurd door de meest krachtige stad in haar midden die internationale banden heeft. Deze LSG’s zullen als economische motor voor de daar levende samenleving van grote economische betekenis zijn. De LSG’s zullen in de wereld op twee manieren met elkaar in verbinding staan. Enerzijds op grond van machtsverhouding en anderzijds op basis van gelijkheid in het uitwisselen van stromen in mensen en goederen. Doordat de nationale overheid in politieke kracht ten opzichte van Europa inboedt zullen de LSG’s steeds meer hun oren laten hangen richting de EU en hun zelfstandigheid ten opzichte van Den Haag verder opeisen. In bestuurlijke zin blijft Den Haag formeel in politieke zin nog belangrijk maar als het gaat om een vuist in de wereld te maken dan komen we er niet om heen dat de EU toch nog wat meer heeft in te brengen. De concurrentiekracht van de samenleving in combinatie met de aantrekkelijkheid van de infrastructuur is bepalend voor de machtsverhoudingen. Zie hoe de geldstromen en nog beter hoe de migratiestromen gaan en je kunt zien hoe de kaarten in de toekomst gaan liggen. China laat al jaren een overschot op haar betalingsbalans zien en bezit nu over enorme spaartegoeden, terwijl Europa en de VS op zwart zaad zitten. Als politieke en economische grootmacht in wording zet China steeds duidelijker de toon in de wereld en kunnen de VS en Europa slechts volgen. Het tegenwicht dat wij hier tegenover kunnen stellen, is zoeken naar waar we concurrerend in kunnen zijn en dat in combinatie met een aantrekkelijke infrastructuur. Zetten we de concurrentiekracht van de samenleving af tegen de aantrekkelijkheid van de infrastructuur dan worden vier mogelijke scenario’s zichtbaar, zie figuur 8-2. Voor wat betreft waterveiligheid staan we, voor welke scenario dan ook van toepassing zal zijn, voor een enorme uitdaging. Vanaf het jaar duizend hebben we het veen achter de duinen afgegraven en daarmee een enorme ‘Hollandse put’ gecreëerd die met een stijgende zeespiegel extra snel kan vollopen en uitgerekend daar hebben we de meeste bedrijvigheid onder gebracht. Vanaf de middeleeuwen zijn we steeds meer naar de kust gegaan, eerst om te vissen, daarna werd meer ingezet op de stroom aan goederen, waarna de nijverheid en de handel niet konden uitblijven en de Randstad als economisch centrum een feit was voor de Nederlandse economie.
233
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
Vier scenario’s op een rij: A. Nederland als spotlight, het Singapore van Europa. Singapore staat voor een zeer hoogwaardige en dynamische economie en is daarnaast ook aantrekkelijk om er te verblijven. Het licht brandt er altijd even intensief, dag en nacht; B. Nederland het Kopenhagen van Europa. Kopenhagen heeft een economie die goed draait als je naar de mensen en naar de infrastructuur kijkt, maar is verder geen wereldnieuws. Als er vanuit die hoek nieuws valt te horen, gaat het over de zorg van waterveiligheid; C. Nederland als schemerlamp, het 2e Venetië van Europa. De stad van de toeristen waar de ondernemers die niet afhankelijk zijn van die toeristen dan liever de stad ontvluchten. Het water doet Figuur 8-2: Nederland in vier scenario’s bezien vanuit concurrentiekracht en aantrekrijkheid van de infrastructuur het goed voor de foto maar wie daar langer wilt blijven, vraagt zich af hoe lang het zal duren voordat de stad in de delta weg zakt en ‘s avonds als de toeristen op weg naar huis gaan brant er slechts hier en daar nog wat licht; D. Nederland het Brisbane van Europa. Brisbane met een aantrekkelijke economie maar om de zoveel tijd wordt men aldaar er aan herinnerd dat waterveiligheid de economie voor een langere tijd kan verlammen. Laten we twee uiterste scenario’s nader onder de loep nemen. Scenario A: Nederland als spotlight, het Singapore van Europa en scenario C: Nederland als schemerlamp van de blauwe banaan, het tweede Venetië van Europa
8.1. Nederland als schemerlamp, het tweede Venetië van Europa De Nederlandse samenleving is ten gevolge van de financiële crisis en demografische transitie verder in arbeidspotentieel gekrompen. De financiële crisis begon in de jaren 2008 bij de banken, vervolgens tartten de financiële problemen de landelijke, Europese en Amerikaanse overheden en rond 2012 landde de financiele crisis via het huishoudboekje bij de huishoudens zodat het uitmondde in een financieel-sociaal probleem. De vergrijzing stuwde de kosten van de gezondheidszorg verder op en de kennisontwikkeling komt niet echt van de grond. Het stranden van het kabinet Rutte maakte duidelijk dat de onderlinge verdeeldheid nog zo groot is, dat zicht op economisch herstel nog even uitblijft ten gevolge van onderling gekissebis. Vanuit Brussel werd met verwondering naar de Nederlandse politici gekeken. Als strenge Europese budgetagenten lapten de Nederlandse politici de Europese 3% norm aan hun laars waaraan andere landen wel moesten voldoen. Daarnaast toonde de besluitenloosheid over de Hedwigepolder de onderlinge verdeeldheid. Het was niet de tijd voor grootse plannen. Nederland is, sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008, in 2012 nog steeds de weg kwijt naar economisch herstel. Onze inzicht- en psychologische barrières zaten ons nog in de weg om de urgentie voor transitie in te slaan. De discussie over het organiseren van de Olympische Spelen in 2028 verzandde al in 2012 voordat het op gang kwam. Oud-minister Eurlings was als trekker van dit project bij een van zijn eerste optredens hierover bij Pauw en Witteman in maart 2012, zo weinig overtuigend doordat hij het alleen maar had over de financiële opbrengsten voor de Nederlandse samenleving, maar dat zonder enige onderbouwing. Hij kreeg dan ook geen steun van Neelie Kroes en de oud-premier van België Verhofstadt, die vanwege andere onderwerpen ook in het programma aanwezig waren. Kroes en Verhofstadt, die de ernst van economische crisis vanuit het Europese perspectief kenden, begrepen niet hoe Eurlings het onderwerp nu op de agenda kon zetten nu die maand minister Rutte zich met zijn kabinetsleden en gedoogsteunlid moest buigen over bezuinigingen, die naar Nederlandse begrippen enorm zijn, en dat we voorlopig moeten leren leven met een relatief ‘arme’ overheid. Het was de tijd dat populisten op de rechter en linker politieke vleugels met een versimpelde voorstelling van de werkelijkheid het politieke bestuurssysteem in haar greep hadden en dat we moeten constateren dat maatregelen die nodig waren om de economie uit het slop te halen tergend langzaam van de 234
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
grond kwamen. Te denken aan de hypotheekrenteaftrek, het opschuiven van de WAO-leeftijd en onze positie in Europa. Dat het politieke krachtenveld zo versnipperd is, is een teken van onzekerheid die hoort bij een crisis. Populisten weten heel goed de aandacht van ontevreden stemmers te trekken en zijn minder goed in het organiseren van breed gedragen toekomstperspectieven. Populisten spelen liever, voor politiek gewin, bevolkingsgroepen tegen elkaar uit dan dat zij gemeenschappelijkheid organiseren. Het gevoel van urgentie om de gevolgen van de kredietcrisis aan te pakken was in de jaren van 2008 tot 2012 laag. Zou het de achteloosheid van de overconsumptie zijn in combinatie met de opbouw van een enorme schuldenberg dat door arrogant gedrag de werkelijke verhoudingen in de wereld niet goed werden getaxeerd? De aardgasvoorraad waarvan we jarenlang profiteerden raakte op, op het moment dat we het zo goed hadden kunnen gebruiken. De gouden driehoek voor economisch succes van overheid, bedrijfsleven en onderzoek is niet echt van de grond gekomen. De zeven topsectoren waarop de nieuwe economie gestoeld moest worden, bleek niet specifiek genoeg te zijn waardoor te weinig diepgang en commerciële kracht ontwikkeld werd. Meer mensen zijn gaan werken in de toeristenindustrie en in de toeristenindustrie is de toegevoegde waarde per gewerkt uur minder dan in de kenniseconomie. De middeninkomensgroepen uit Azië hebben meer vrije tijd en gaan graag op vakantie in Europa. Schiphol is nog een belangrijke luchthaven om van daaruit Amsterdam te bezoeken en in aansluiting daarop Europa in te trekken. Schiphol ziet veel passagiers naar Parijs gaan, de samenwerking van KLM en Air France heeft dat met zich meegebracht. Schiphol moet er hard voor knokken om de Parijse luchthaven Charles de Caulle voor te blijven. Zou de samenwerking van Air France met KLM voor Schiphol niet het paard van Troje blijken te zijn? Een van Neerlands trots werd in de verkoop gedaan en verkocht aan een buitenlandse investeerder. Daarmee werd een signaal afgegeven dat we het ondernemerschap zelf een beetje hebben opgegeven. Het zijn vooral de historische binnensteden die toeristen trekken. Ze bezoeken Amsterdam, Volendam, bekijken de tulpen in de Keukenhof in Lisse, en een rondje langs de negentien nog altijd werkende molens uit 1739 en 1740 in Kinderdijk. Ook zijn ze verwonderd over hoe wij tot wel 6 meter onder de zeespiegel wonen. Het water is overal aanwezig in de Randstad. Er komen steeds meer overloopgebieden bij waar het water zich verzamelt na een hevige regenbui. In polders verschijnen steeds meer boerderijen op terpen en het wonen op het water wordt steeds gewoner. Het bedrijfsleven en het onderwijs zijn goed, doch blinken niet meer zo uit als voorheen. De zeer getalenteerde studenten vinden na hun studie hun weg in het buitenland en gaan daar werken bij de meest excellente bedrijven. Voor Nederland dreigt een ‘brain drain’. De jonge Nederlanders die niet aan de bak komen zoeken euro’s elders. Het zijn de fysici, wiskundigen, economen en chemici die Nederland verlaten. Afgestudeerde juristen, letterkundigen en dierenartsen zijn minder geneigd om te vertrekken omdat hun opleidingseisen meer lokaal gebonden zijn en je je nog niet overal makkelijk kan vestigen in Europa. De ontwikkeling begint steeds meer te lijken op wat we in het begin van de 21 eeuw zagen; jonge mensen die vanuit onder andere Spanje en Italië naar het rijke Noorden van Europa trokken. Nu trekken zij richting Amerika en Azië en gaan hoogstens hier op vakantie. Nederland is een toeristenland geworden en de vergelijking met Venetië behoeft geen uitleg. We zijn geen economische macht meer van betekenis, het inkomen voor de inwoners is ten opzichte van het buitenland niet hoog en op risico’s is men niet goed voorbereid. De oudere Nederlanders verdienen steeds meer aan overzeese beleggingen. Een vergrijsd land moet het meer hebben van de opbrengsten van buitenlandse investeringen dan de internationale handel omdat door vergrijzing zij zelf minder in staat zijn zelf producten en diensten te produceren voor de internationale markt. Op een gegeven moment gaan ouderen hun besparing aanspreken en ontstaat er een tekort op de lopende rekeningen en komt hiermee de Nederlandse overheid mogelijk in financieringsproblemen. Na een hevige regenbui stonden vele wegen blank, de treinen rijden niet altijd op tijd en de infrastructuur is zichtbaar verouderd en duidelijk is te zien dat de hoogtijdagen voor nieuwbouw lag tot 2010. Nederland begon aardig op Japan te lijken maar omdat Nederland in de baan van De Blauwe Banaan ligt met in de uiteinden daarvan sterke economieën van Duitsland en Zuid-Engeland zakte de Nederlandse economie niet verder weg. De Nederlandse samenleving was teruggevallen in de sfeer van de verzorgingsstaat en speelde in de economische competitie in de tweede divisie. Nadat de vergrijzingpiek over zijn hoogtepunt heen is en werd het swing up moment (wake-up call) bereikt en kwamen we rond 2025 terecht in scenario A. Nederland als spotlight, het Singapore van Europa. De crisis is overwonnen door flexibiliteit en sociale consensus. Het polderen, lang vergaderen en zorgvuldig afwegen van elkaars belangen gaf inzicht en iedereen de kans te werken aan een opgaande welvaartslijn.
235
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
8.2. Nederland als spotlight, het Singapore van Europa Overheidstekorten die ontstaan doordat de lopende uitgaven van de overheid de belastinginkomsten overstijgen moeten bestreden worden omdat ze geen bijdrage leveren aan de inkomsten voor de overheid. Tekorten die voortvloeien uit kapitaalsinvesteringen zijn daarentegen te beargumenteren. Als er verstandige investeringen gedaan worden die de productiviteit en daarmee de concurrentiepositie van het land verbeteren waardoor het groeipotentieel van het land op de langere termijn wordt verbeterd, dan is een overheidstekort te verdedigen. Investeren in de infrastructuur is een kapitaalsinvestering waarbij een tijdelijk overheidstekort in principe niet slecht hoeft te zijn. Nederland, en dan met name Amsterdam, werkt als magneet voor mensen en is een krachtige economische motor, scenario A is een feit. Amsterdam trekt mensen van buiten Nederland naar Amsterdam en het trekt mensen vanuit Nederland naar Amsterdam, daarnaast trekt het mensen uit de rest van Europa om werkzaam te zijn in de Randstad. We gaan steeds meer op een kluitje zitten omdat we met vele goed opgeleide mensen bij elkaar sneller en beter in staat zijn business te creëren en daardoor een nog aantrekkelijke economie worden. Amsterdam heeft op tijd het tekort aan woningen, tussen 2012 en 2040 was de bouw van 270.000 nieuwe woningen noodzakelijk, weten in te vullen en is daardoor voor de langere termijn een stad die zich kan meten met Londen, Parijs en Frankfurt. Amsterdam staat in de wereld bekend vanwege de sterke financiële sector met grote banken uit onder ander China, India, Brazilië en Indonesië. Verder is Amsterdam bekend vanwege zijn creatieve sector en is het TV-bedrijf vanuit Hilversum allang vetrokken naar Amsterdam en is Amsterdam rijk aan ICT-bedrijven, reclamebedrijven en een de goede naam in alles wat met sales te maken heeft. Met name sinds 1990 hebben veel internationale opererende bedrijven hun salesafdelingen naar Amsterdam verhuisd zoals Philips, Vlisco, APG en Arcadis. De Universiteit van Wageningen (UW) werkt aan de actuele wereldagenda dat gaat over water, voedsel en klimaatverandering en de Burgemeester van Amsterdam neemt UW op sleeptouw. Het is onder andere het resultaat van een sterk sturende overheid met visie die hieraan jaren heeft gewerkt. Er is consequent gewerkt aan het goed opleiden van mensen en het opbouwen van kennisinstituten waar de kennis ‘state of the art’ is. Er is een open samenleving gecreëerd die gericht is op samenwerking. Door samenwerking stimuleer je sociale innovatie en daarvoor is het nodig banden met andere stadsgenoten uit andere sociale en culturele groepen te hebben omdat dat nieuwe horizons opent. Een kennisgedreven samenleving heeft moeite om niet ingewijden mee te nemen in nieuwe ontwikkelingen. Slimme innovatieve bedrijven hebben door dat, naast goede opleidingen, het van strategische waarde is om steeds goed te communiceren over nieuwe ontwikkelingen en daarin spelen musea een belangrijke rol. Nederlandse bedrijven zijn meer kapitaalsintensief, onderzoeksintensief en handelsintensief geworden. Neem DSM of CSM die ooit geassocieerd weerden met de suikerbiet, later met drop en nu bekend om haar grondstoffen voor bioplastic. De omslag in 2012 ingezet door bewust sterk te krimpen om te groeien, ‘You shrink to grow’. Bedrijfsleven, opleidingen en musea kruipen daarom meer naar elkaar toe, waarbij musea de functie hebben de tijdsbalk van de snelle ontwikkelingen te tonen en daarnaast een voorlichtende functie om de steeds complexere producten en diensten voor een breed publiek toegankelijk te maken. Zo is het luchtvaartmuseum Aviodrome dicht bij Schiphol teruggezet en heeft wetenschap en onderwijs ook een plek op Schiphol gekregen. Dat wil zeggen dat een dependance van de afdeling vliegtuigbouw van de TUD daar niet zou misstaan. Zo meldde de topman van ASML in Buitenhof op 11 maart 2012 dat een vertrek van ASML uit Veldhoven geen optie is, ondanks dat ASML heel veel moeite heeft nieuwe mensen te trekken. Het industriële onderzoekscomplex in Veldhoven en rondom Eindhoven vormen zo’n goede basis voor ASML die nergens anders gevonden kan worden. De factoromstandigheden en aanverwante bedrijven zijn voor ASML bijzonder aantrekkelijk, maar dat jongeren zich niet aangetrokken voelen tot techniek blijft een probleem. ASML biedt studenten zelfs studiebeurzen en dan nog blijkt het moeilijk te zijn technici te vinden. ASML is een van de vele hoogwaardige industriebedrijven die hierover klagen, maar laten we wel zijn, voor jonge mensen is zo’n bedrijf te ver weg en te abstract. Eerder jonge mensen voorlichten in wat ASML en vergelijkbare bedrijven doen om jonge mensen te interesseren om bij hen te werken, is de opgave om uit dat dilemma te komen. Voorlichting door het houden van presentaties, het openen van een bezoekerscentrum c.q. museum en het opzetten van opleidingsfaciliteiten biedt perspectief. Hiervoor is het nodig te werken aan een aantrekkelijke omgeving; die is architectonisch aantrekkelijk en groen voor een gezonde leefomgeving. De groene revolutie slingert door het rood in de stad. Groen is bedoeld voor nabije voedselproductie, voor het zuiveren van de lucht en als aantrekkelijke aankleding van de stad. Het is goed voor mensen die daardoor minder snel ziek worden. Door vermenging van rood en groen ontstaat een aantrekkelijke woonomgeving om meer dan anders sportief te zijn en 236
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
voor ontspanning. Door de verschillende stedelijke functies in elkaar te vermengen zoals wonen, werken kan efficiënter met energie worden omgegaan. De overproductie aan energie uit het werken kan uitgewisseld worden met wonen. Functiemenging beperkt bovendien het reizen van mensen. Voorwaarde is wel dat de leefomgeving een gezonde leefomgeving blijft. Naast gezondheid is veiligheid voor mens en goederen net zo belangrijk. Kenmerkend van onze leefomgeving is dat die niet alleen proper is maar ook haar schoonheid heeft. Van schoonheid kan je genieten en dat sterkt mensen in hun gevoel van eigenwaarde. Hiermee is het belang van cultuur expliciet onderstreept als een belangrijk aspect. Dichtbij de kust zitten is handig voor het ontvangen van goederen, maar als het gaat stormen kan het behoorlijk gevaarlijk worden en letten we extra op de dijken. Als het water zich echt gaat opdringen, is mens en dier niet meer veilig en staan voordat je weet de bezittingen in het water terwijl de hypotheek nog moet worden afgelost. Sinds de wateroverlast in 1995 bestaat er bij de waterschappen het besef dat waterveiligheid niet vanzelfsprekend is, zeker niet met het vooruitzicht van de stijgende zeespiegel en de intensiteit van de regenbuien van de laatste jaren, die rivieren sneller doen stijgen dan voorheen. Het water is niet altijd te keren, er zou dus meer ruimte voor water gemaakt moet worden. Water toelaten waar het kan, het recept van bouwen op terpen, dijkplateaus, staat na 1000 jaar weer op de agenda en is niet voorbehouden aan Friesland. Het wonen op het water op pontons en amfibisch bouwen is niet vreemd meer als het water ons daardoor geen natte voeten brengt en de veiligheid van mens en goederen geborgd is. De demografische transitie, de dreiging van de bevolkingspiramide op z’n kop, gaat aan het Singapore van Europa voorbij omdat vele talentvolle jongeren zich aangetrokken voelen tot onze regio. De samenleving is steeds internationaler geworden, en vanaf het middenkader wordt met name in de Randstad in het bedrijfsleven steeds meer Engels gesproken naast Duits dat toch wel handig is om goed zaken te doen in Duitssprekende gebieden, daardoor functioneert de Randstad steeds makkelijker als draaischijf van Europa, naast Londen en Parijs. De diverse culturen bestaan naast elkaar die in omvang en diversiteit constant veranderen door de toegenomen mobiliteit van mensen. We beseffen dat mobiliteit tot migratie leidt en dat een multiraciale samenleving daarvan de uitkomst van is. En als we willen weten hoe dat werkt moeten we kijken naar New York, Londen en Parijs. Verder van de Randstad functioneren de Nederlandse steden als toevluchtsoord waar mensen bewust naartoe verhuizen om de drukte te ontlopen. Ook de vergrijsde bevolking die kiest om het leven in hun eigen tempo te kunnen leiden. Het was in Nederland in 2028 bijzonder druk tijdens de Olympische spelen. Een geweldig evenement qua sfeer, maar ook sportief, gezien het aantal medailles. We zijn ook een paar sportpaleizen rijker en bovendien ligt de infrastructuur er puik bij, alleen de rekening bleek hoog en de inkomsten vielen toch tegen. Nederland heeft zich in de picture gewerkt en menigmaal hebben journalisten geschreven dat Nederland het Singapore van Europa is met de burgemeester van Amsterdam het gezicht met de meeste bekendheid in de wereld en in zijn kielzog de burgemeesters van andere steden die in het buitenland worden gepresenteerd als de ‘vice lord mayor’ van Amsterdam en dan hebben we het zomaar over de burgemeester van Eindhoven, Almere of Rotterdam. Om iets tegenover de Chinese macht te stellen, we praten rond 2050 over 4,5 miljard inwoners tegen 0,7 miljard inwoners in Europa, zijn Europa en de VS op elkaar aangewezen en hebben zij zich verenigd in zoiets als de Verenigde Atlantische Markten of Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst, die voorlopig sterk genoeg is om voldoende tegenwicht te geven. Dit als antwoord om de tanende economische machtspositie van Europa te bestendigen. De Europese landen onderling hebben hun strijdbijl begraven en zullen niet meer ruziën over kleine geschillen nu ze zich bewust zijn dat lid zijn van een succesvol handelsblok om de concurrentiepositie te behouden belangrijk is. Er zullen nog meer van dit soort blokken ontstaan. Neem Turkije dat handig inspeelt als intermediair tussen Europa en Azie. Vele Turken kennen Europa omdat zij daar zelf als kind van gastarbeiders zijn opgegroeid en nu vanuit Turkije de verbindingen kunnen leggen en onderhouden tussen de twee continenten. De Turken hebben vanouds al betrekkingen met het Oosten, een opkomende industrie, lage arbeidskosten en zakelijk verstaan ze de kunst goed zaken te doen met het westen. De toetreding van Turkije tot de EU speelt nog steeds en het lijkt alsof er aan die discussie voorlopig geen einde aan komt. Naast culturele aandachtspunten legt het aantal bewoners van Turkije wel een heel zwaar gewicht in de schaal als je kijkt naar de onderlinge stemverhoudingen. Met het toetreden van Turkije en andere Oost Europese landen verschuift het zwaartepunt van de EU meer oostwaarts en dat voelt voor Engelsen, Nederlanders, Belgen en Fransen wel heel erg vreemd en is even wennen. We hebben er vrede mee want we zijn nog steeds een economische macht van betekenis in de wereld, het inkomen voor de inwoners is goed en op risico’s is men voorbereid. De ruimtelijke kwaliteit is meer dan goed doordat voor de Olympische spelen veel geld is geïnvesteerd in de infrastructuur en openbare gebouwen zoals sportaccommodaties. De private sector heeft hierop ingespeeld en door het bedrijfsleven en particulieren zijn architectonische hoogstandjes gebouwd en je kunt goed zien dat hier geld wordt verdiend. De winst van bedrijven is gunstig beinvloedt door de energierekening van een kostenpost om te zetten in een opbrengstenpost en zijn wij exporteur geworden van electriciteit en zijn wij een belangrijke speler geworden in de distrubutie van aargas. Net voordat de aargasbel 237
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
leeg raakte konden we het gasnet inzetten in de distributie van onder ander Russich aardgas. Onze energiezorgen verdwenen toe we de mogelijkheden van het winnen van enrgie uit water steeds beter onder de knie kregen. Voor de gehele kust waren getijdecentrales gebouwd die uit de zeestroom van eb en vloed vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week ongeacht het weer energie ophaalden. En uit het kleine verval uit de rivieren bij stuwen werd het zelfde trucje uitgehaald en dan hebben we het nog niet gehad over de windmolenparken die een steeds hoger rendement lieten zien en dat electrische apparaten steeds energie efficenter werken. En elk dak was in Nederland voorzien van zonnecollectoren sinds 2012 de aanschafprijs zo laag was ten opzichte van de opbrengsten dat je er niet om heen kon om zonnecollectoren aan te leggen. De elelctrische stroom die in overvloed werd opgewekt, werd onder andere opgeslagen in de accu’s van auto’s omdat het hele land aan het energienetwerk was gekoppeld. Het ontbreekt aan niets en het nieuwste van het nieuwste treffen we hier aan. Amsterdam de stad van mensen en Rotterdam van goederen. Vanaf Schiphol verplaatsen mensen zich graag naar Amsterdam om van daaruit over de ‘rode loper’, de A2, verder Nederland en Europa in te trekken. De regio Amsterdam ontwikkelt zich verder tot het economische en toeristische centrum van Nederland. Het is van Amsterdam langs de A2 tot aan de grens van Belgie de kennis-as die beleidsmakers voor ogen hadden met op de route Utrecht (met name food en agro), Den Bosch (PlantLab), Eindhoven (high tech), Maastricht en Rotterdam (biobased) de stedelijke knooppunten met hun bijzondere bedrijvigheid. Den Haag en Rotterdam zijn verder in elkaar verweven met Den Haag als internationaal juridisch centrum. De rechtenfaculteit, en in het bijzonder alles wat te maken heeft met internationaal recht, van de Leidse Universiteit is gehuisvest in Den Haag. Den Haag als internationaal juridisch centrum heeft zich ten doel gesteld zich te meten met een stad als Geneve. Qua sfeer kan het Geneve nog niet evenaren, daarvoor is het woonaanbod nog te schraal, alsook het winkelaanbod en recreatie. Aan de Figuur 8-3: Nederland in drie hoofdstromen. Rood: zuidelijke rand van de stad zijn de tuinbouwkassen alleen kennis -as (A2), blauw: goederenstroom, zwarte nog op kleine schaal te vinden. Door hernieuwde inzichten stippellijn: de maakindustrie met de TU’s als in de landbouw is de productie van groente- en bedrijfsbondgenoot in kennisontwikkeling en siergewassen verschoven naar de stad en is urban farming groen: recreatie. en vertical farming niet geheel vreemd meer. In Nederland is massaal ingezet op high tech campussen waar kennisinstituten, bedrijfsleven en overheid intensief samenwerken, hetgeen wel ten kosten gegaan van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Gelukkig is de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) er goed op ingesprongen om als overkoepelend orgaan voldoende middelen hiervoor vrij te maken. Het KNAW heeft zich daardoor wel steeds meer ontwikkeld tot instituut boven de universiteiten die steeds meer onder leiding van het KNAW samenwerken. De traditionele bedrijfsterreinen, gebouwd tussen de jaren 1970 en 2000, zijn als concept achterhaald en zijn zwaar verpauperd tot schimmige plakken waar je je ‘s avonds niet moet vertonen. Hetzelfde lot viel ook de monotone kantorenparken ten deel. Functiescheiding is uit en nu is functiemenging het concept van de stedenbouw geworden. De Nederlandse topindustrie werkt nauw samen met de technische universiteiten (TU) en lokale overheid om in een open omgeving complexere technologie met hogere toegevoegde waarde te realiseren. Rechearch vanuit de TU’s en bedrijfsleven is hierin de sleutel waarbij het bedrijfsleven inspeelt op kansrijke thema’s voor de komende tijd die te maken hebben met de groeiende energievraag, toename van de vraag naar gezondheid en zorg, mobiliteit en weet om te gaan met de schaarste aan grondstoffen. De vraagstukken zijn dermate complex dat naast kennisverdieping gelijktijdig gewerkt moet worden aan integratie van deze kennis om te komen tot integrale systemen. Dit vereist een open bedrijfscultuur tussen de bedrijven onderling en de bouw van de Campussen zijn hiervan de fysieke uitwerking. Rotterdam profiteerde lange tijd het minst van de overgang naar een kennisgedreven economie. Enerzijds opdat de scholingsgraad in Rotterdam achterbleef evenals arbeidsparticipatie. Met de overgang naar een groene 238
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
economie bleek het haventerrein met alle olieopslagtanks het blok aan het been dat moeilijk van de maasvlakte was te slepen. Rond 2020 werd de grote omslag gemaakt in de haven van Rotterdam door over te gaan van een op olie gedreven economie naar een biobased gedreven economie. Rotterdam werd vanaf dat moment een echte groene stad. Daar is vanaf de jaren 1990 hard aan gewerkt aan Het Rotterdam Climate Initiative (RCI). Vanaf 2020 kon Rotterdam haar relatieve laagconjunctuur achter zich laten en kwam de economie in Rotterdam in een stroomversnelling. Door de opbloei van de Rotterdamse economie, die voornamelijk verloopt langs de weg van goederen, heeft ertoe geleid dat de Technische Universiteit van Delft steeds meer naar Rotterdam overhelt en het beter zou zijn om te spreken over de Technische Universiteit van de Hollandse Delta, vooral omdat de expertise over het drooghouden van deltagebieden toonaangevend is. Daarnaast is het beheer en onderhoud van sterk verstedelijkte gebieden en de kennis van groene industrie hoog ontwikkeld. De schil van gebouwen zijn goed geisoleerd door nieuwe gevel en dakelementen aan te brengen. De bouwsector heeft tijd nodig gehad om over te schakelen van denken en doen vanuit nieuwbouw naar het energiezuiniger maken van gebouwen en daarbij tevens ook architectoninsche kwaliteit toe te voegen. Anders dan Amsterdam dat door de grote historische stad in haar vernieuwingsdrang niet die vrijheden heeft als Rotterdam, volgde op de economische opleving een stedenbouwkundige en architectonische opleving die zich kan meten met de uitstraling van Singapore en Manhattan, New York. Amsterdam staat voor buitenlanders gelijk met geheel Nederland en Rotterdam is het moderne stedenbouwkundige plaatje daarvan. De haven van Rotterdam leefde op als de blauwe loper van goederen van en voor Europa. Wonen, werken en tuinbouw op het water in de oude havens is gewoon en is daarmee de uiting van leven met water in plaats van het alsmaar bestrijden van water. De oude havengebieden dienen niet meer voor overslag van goederen maar als overgangsgebied tussen droog en nat. Voor recreatie blijkt het groene hart van de Randstad anno 2020 in Zeeland te liggen dat zich via Utrecht over de Veluwe richting het oosten naar Noord- Nederland uitstrekt. Op autonome wijze is Nederland ingedeeld in 7 LSG’s, die afhanklijke van hoe de economie en hoe mensen daarop reageren in wisselende gemeentelijke verbanden opereren. Door de moderne ICT-mogelijkheden kost het ook weining moeite al die verschillende verbanden te onderhouden. Het zijn de internationale georiënteerde steden die daarin de toon zetten, te weten: Amsterdam, Rotterdam/Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem/Nijmegen en Enschede/Hengelo.
239
Vastgoed, Markt en Ruimte
inleiding en aanvulling
8.3. Samenvatting Nederland:
Macht • Demografische schok • Chinese schok • De olieschok (schaarste aan grondstoffen) • ICT-schok Inkomen • Financiële schok Risico • Ecologische schok • Gezagscrisis • ICT Economische centra
In de spotlight, het Singapore van Europa (scenario A) vanaf 2020 maken we ons ’swing up-moment’?
In de schemerlamp, het Venetië van Europa (scenario C) vanaf 2012 tot 2020. En dan gaan we over in scenario A?
• Bevolkingsgroei door immigratie • Europa en Noord-Amerka heben zich verenigd als een markt
• Bevolkingskrimp • Versnipperd Europa. Europa doet niet mee op het wereldtoneel • Volgend
• Innovatief en duurzaam • Superieure informatieuitwisseling tussen subjecten en objecten
• Volgend
• Sterke groei van BBP
• Matige groei van BBP
• Veilige gezonde omgeving • Saamhorigheid • Grote economische schade wanneer ICT uitvalt • Zevenlogische Samenhangende Gemeenten (LSG’s) • Amsterdam Rotterdam/Den Haag • • Utrecht • Eindhoven • Maastricht Arnhem/Nijmegen • • Enschede/Hengelo.
• Leven met onveiligheid • Leven met tegenstellingen • Economische schade beperkt wanneer ICT uitvalt • Elke gemeente staat op zichzelf
240