Jaarverslag
ECN 2009 IN 20+20 MINUTEN
In hooguit twintig minuten loodst dit ECN jaarverslag 2009 u soepel door een veelheid aan kennis- en technologieontwikkeling voor een duurzame energiehuishouding. Naast beperkte financiële verantwoording treft u zeven ECN-pronkstukken die noodzaak, tempo en richting tonen voor een wereldwijde energietransitie. Wie zich langer in dit vraagstuk wil vastbijten kan voor verdieping terecht op www.ecn.nl/jaarverslag2009
ECN in 2009 19 jan
Prinselijk paar laat zich door ECN bijpraten op energietop Abu Dhabi
28 apr
Wereldrecord voor het meest efficiënte zonnepaneel
22 jan
Advies: schoon wegverkeer vraagt krachtig beleid voor elektriciteit en waterstof
7 mei
Jan Willem Erisman benoemd tot VU-hoogleraar ‘integrale stikstofproblematiek’
© ECN, 2010 Overname van gedeelten of gehele teksten uit dit jaarverslag is mogelijk met bronvermelding, mits hiervoor schriftelijk of per mail toestemming wordt gevraagd bij ECN, afdeling Corporate Communications.
1 sep
Frank de Bruijn betreedt nieuwe leerstoel ‘Gas Conversie Technologie’ in Groningen
10 sep
Balkenende beklimt windturbine tijdens bezoek aan testpark Wieringermeer
6 feb
Nieuw softwareprogramma ‘Powermatcher’ legt basis voor slim stroomnet
28 mei
Directie geeft startschot voor samenwerking met prestigieus Amerikaans onderzoeksinstituut NREL
9 okt
Rob Kreiter ontvangt prijs voor baanbrekend onderzoek membraantechnologie
12 feb
Groen sein voor herstart reactor Petten
4 jun
Chinese PV-gigant Yingli in zee met ECN voor nieuwe generatie zonnecellen
18 nov
Aan Jos Beurskens wordt eredoctoraat verleend voor uitzonderlijke bijdrage windonderzoek
apr
Solland koopt innovatieve zonneceltechnologie
6 jun
Open dag trekt ruim tweeduzend bezoekers
1-18 dec
ECN bepleit hoofdrol voor technologie tijdens VN-klimaattop Kopenhagen
Stok achter de deur In een groene versnelling de recessie uit. Dat was het thema dat ik vorig jaar aanhaalde in het jaarverslag. Ik sprak mijn hoop uit dat de verkiezingen van Barack Obama tot president van de Verenigde Staten (VS) de aanzet zou zijn voor een Green New Deal: een afspraak die korte metten maakt met zowel economische crisis als de klimaatcrisis. In 2009 is er helaas maar een bescheiden tandje bij gezet in de strijd tegen klimaatverandering. De VN-klimaattop in de Deense hoofdstad Kopenhagen (december 2009) hield nationale overheden behoorlijk in hun greep. Met spanning werd er uitgekeken naar de bijdagen van met name de VS en China. Hoewel de tijd nog niet rijp bleek voor juridisch bindende klimaatafspraken hebben deze landen gelukkig wel duidelijk gemaakt dezelfde routekaart naar een duurzame toekomst te willen volgen. Het is maar zeer de vraag of de 192 VN-lidstaten in Mexico (eind 2010) wel de handen op elkaar krijgen. Dit mag echter geen beletsel zijn om in eigen land voortvarend door te werken aan de transitie naar een CO2-arme economie. De recessie heeft het Nederlandse besparingsdoel van 30% minder CO2 in 2020 schijnbaar dichterbij gebracht, maar als we nu geen harde milieueisen stellen en vaart maken met technologieontwikkeling, zitten we bij een aan trekkende economie zo weer op ons oude groeipad. De scan die ECN in 2009 samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakte van het Nederlandse klimaatprogramma ‘Schoon en Zuinig’ heeft een zeer heldere boodschap neergelegd: zonder extra inspanningen worden de Nederlandse klimaatdoelen (30% CO2-reducties, 20% energiebesparing en 20% duurzame energie in 2020) op de (middel)lange termijn onmogelijk gehaald.
Deze opdracht moet in 2010 in de praktijk worden vertaald. Wachten op de spelregels van een mondiaal klimaatverdrag levert te weinig op. Tot die tijd is een stok achter de deur nodig, bijvoorbeeld in de vorm van efficiëntie-eisen in milieuvergunningen of verplichte CO2-afvangst en –opslag (ook wel Carbon Capture and Storage, CCS) voor alle nieuwe kolencentrales en, op termijn, uiteraard ook voor bestaande, tenzij die sneller gesloten gaan worden. Als toezichthouder van ECN zie ik een zeer breed scala aan energietechnologieën en kennis tot ontwikkeling komen in de Noord-Hollandse duinen van Petten en ver daarbuiten. ECN gooide bijvoorbeeld hoge ogen met een membraan dat zeer energiezuinig water uit biobrandstoffen haalt of de sorptiekoeler die warmte gebruikt om koude te genereren. Lang niet al deze technologieën zijn voor het publiek even aansprekend, maar wie de tijd neemt zich er in te verdiepen en de reeks toonaangevende nationale en vooral ook internationale partners aanschouwt, weet dat er flinke stappen gezet worden naar een nieuw en schoon energiesysteem. De Raad van Toezicht vindt dat ECN de rol als gids, zowel in eigen land als over de grenzen heen, nog duidelijker over het voetlicht kan brengen. De overheid, het bedrijfsleven en consumenten moeten in 2010 nog scherper op het netvlies krijgen welke grote bijdragen zij nu al kunnen leveren en welke technologieën nog een lange ontwikkelingstijd voor de boeg hebben. De brandstofcel of elektrische auto met een actieradius van 800 kilometer, de goedkope en rendabele zonnecel of de onderhoudsvriendelijke windturbine voor op zee zijn er simpelweg niet van vandaag op morgen. Technologieontwikkeling vraagt een heldere visie op de toekomst, geld en geduld.
ECN richt zich in deze globaliserende wereld terecht op samen werking met onderzoeksinstituten en inspanningen in andere landen, zoals de VS en China. Bovendien mag trots melding gemaakt worden van de Europese energie-alliantie EERA. De Raad van Toezicht heeft grote waardering voor de inspanningen en gedrevenheid waarmee de directie en medewerkers in 2009 invulling hebben gegeven aan de steeds belangrijker wordende missie van ECN. Prof. dr. Ruud Lubbers Voorzitter Raad van Toezicht ECN
Behoedzaam en optimistisch De innovatiemotor van ECN had een koude start. Het economisch noodweer eind 2008 trok flinke sporen tot ver in het tweede kwartaal van 2009. Partnerschappen met bedrijven bijvoorbeeld, werden plotseling in de ijskast gezet of zelfs volledig geschrapt. Doorzettingskracht en creativiteit van het ECN-personeel zorgen er in de tweede helft van het jaar echter voor dat de achterstand wordt ingelopen. Er worden zelfs meer projecten binnengehaald dan verwacht. De directie, Ton Hoff, Kees van der Klein en Gerald Santing, ziet in deze ‘revanche’ de noodzakelijke veerkracht die het energieonderzoek nodig heeft. Financieel resulteerde 2009 in een hogere, geconsolideerde omzet van € 140,7 miljoen ten opzichte van 2008 (€ 132,0 miljoen). Hierover werd net als in 2008 een nihil resultaat behaald. De loonkosten stegen licht als gevolg van de algemene indexering. Aan de pensioenvoorziening werd ruim € 2 miljoen toegevoegd voor indexatie. Voor elke euro omzet moest wel veel intensiever acquisitie worden gevoerd met als gevolg extra kosten. Naast een vaste overheidsbijdrage is meer dan de helft van het ECN-budget afhankelijk van projectfinanciering uit Den Haag, Brussel en via de industrie. Door de tijdelijke vraaguitval van de industrie, zag de directie zich genoodzaakt een stringenter personeelsbeleid te voeren en aan te sturen op meer kostenbewustzijn. Toch werd in 2009 de basis gelegd voor een imposante reeks nationale en internationale partnerschappen met het bedrijfsleven. Twaalf van deze pronkstukken zijn bijeengebracht in een speciaal boekwerkje: De twaalf diamanten van ECN. In 2009 verstevigt ECN voorts haar onderzoeksnetwerk. Zo klinkt het officiële startschot van het onderzoeksprogramma Advanced Dutch Energy Materials (Adem). Met steun van het ministerie van Economische Zaken (euro 30 mln) gaat ECN samen met de drie technische universiteiten in Delft, Eindhoven en Twente gedurende
vijf jaar intensief onderzoek doen naar tweede generatie energietechnologieën. De directie tekent tevens een intentieovereenkomst met het prestigieuze Amerikaanse onderzoekcentrum NREL (National Renewable Energy Laboratory) in Colorado. De beide instituten zijn van plan intensief samen te gaan werken op beleidsstudies, biomassa, windenergie en zonne-energie. Op het eigen continent krijgt de Europese onderzoeksalliantie EERA (European Energy Research Alliance) in 2009 groen sein om uit te breiden binnen de zogenaamde Strategic Energy Technology (SET) agenda. ECN koppelt als EERA-voorzitter de nationale onderzoeksprogramma’s aan elkaar. (Inter)nationale samenwerking biedt daarnaast een uitgelezen kans voor de energieonderzoekers om tijdelijk hun licht elders op te steken. Deze kruisbestuiving werkt geweldig verbredend. Daarnaast is het een ervaring die medewerkers een leven lang bijblijft. De omvangrijke transitie naar een duurzaam energiesysteem kent geen ‘silver bullet’. Dit dwingt ECN en andere onderzoeksinstel lingen om een breed portfolio op te bouwen, hetgeen een sterkte is, maar ook een zwakte. De vraag ligt voor tot meer focus te komen en de resultaten sneller naar de markt te brengen. Het personeelsbestand van ECN en NRG steeg in 2009 licht van 1.021 (2008) naar 1.029 medewerkers. Verreweg het merendeel van het ECN personeel, ruim 80% is tevreden over zijn werk, zo blijkt uit een intern onderzoek. In 2009 zijn de nieuwe functie profielen en beoordelingssystemen volledig toegepast. Wat rest is een passend beloningsbeleid.
2009 was wederom een zeer enerverend jaar voor ECN's dochterbedrijf NRG (Nuclear Research and consultancy Group). Nadat in 2008 de Hoge Flux Reactor (HFR) plotseling moest worden stilgelegd, stond 2009 in het teken van een tijdelijke herstart. In 2010 vindt een grondige reparatie plaats. Deze ingreep moet ervoor zorgen dat de HFR nog enkele jaren vlekkeloos draait, alvorens de ultramoderne reactor Pallas in gebruik genomen kan worden. In 2009 startte NRG de voorbereidingen en procedures voor Pallas. Met kritische blik bekijkt de ECN-top tenslotte de Haagse crisisplannen om de uit het lood geslagen overheidsfinanciën op orde te krijgen. De mogelijke korting van circa 20% op onderzoeksbudgetten voor de energietransitie is niet op zijn plaats. Nú bezuinigen betekent een grote streep door toekomstige besparingen en door de duurzaamheidsdoelen in en na 2020. Naast deze bezuinigingsslag wordt de overheidsbijdrage hoe dan ook euro 1,4 mln teruggebracht in 2010. In combinatie met de langverwachte aankondiging het EOS-programma (Energie Onderzoek Subsidie) grondig te herzien, zorgt dit voor onzekerheid over prioriteiten. Om de eventuele beleidsverschuivingen voor te blijven, kijkt de directie daarom met extra aandacht naar projectwerving en een uitbreiding van de commerciële activiteiten. Deze taak zal het driekoppige directieteam in de loop van 2010 overdragen aan een compleet nieuwe ECNdirectie. Zij kunnen rekenen op een zorgvuldige inwerkperiode maar mogen daarna zonder bemoeienis van de oude bestuursleden de lijnen tekenen. Niet op de laatste plaats bedankt de directie alle ECN-medewerkers voor hun enthousiasme en inzet in 2009 Ton Hoff, Directievoorzitter Kees van der Klein, Adjunct-directeur Gerald Santing, Adjunct-directeur
Beleidsstudies
‘Puzzling for the Powering’ zo vat Remko Ybema de belangrijkste taak van zijn unit Beleidsstudies het liefst samen. ‘Wij zijn onafhankelijke adviseurs voor overheden en bedrijven die hoogwaardige, actuele en geobjectiveerde inzichten verschaffen voor het beleid. Op deze manier voorzien we de politieke arena van de benodigde munitie voor beleidsbesluiten. ’Een geslaagd voorbeeld van deze taak is in 2009 de Verkenning van het Nederlandse klimaatprogramma Schoon en Zuinig. In dit beleidspakket staat dat Nederland in 2020 ten minste 20% hernieuwbare energie aanboort, 30% minder CO2 uitstoot en 20% energie bespaart ten opzichte van 1990. Samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) rekende ECN in 2009 een breed scala aan effecten van Schoon en Zuinig door en kwam tot de ontnuchterende conclusie dat de overheid de energie- en klimaatdoelen voor 2020 niet haalt. ‘Schoon en Zuinig sorteert substantiële effecten, maar zelfs met de voorgenomen intensivering van het huidige instrumentarium worden de doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing niet bereikt’, zo stelt het rapport. De onderzoekers wijzen op tal van onzekerheden in het Nederlandse klimaatbeleid. Zo is er onduidelijkheid over het effect van vrijwillige convenanten met de industrie en energiesector voor energiebesparing, de Europese emissiehandel, de financiering van groene elektriciteit en het beleid in de transportsector (kilometerbeprijzing en biobrandstoffen).
Verplichtend beleid kan de klimaatambities van de overheid beter borgen
ECN en PBL suggereren ten slotte dat de klimaatambities beter geborgd zouden zijn als er meer verplichtend beleid komt. ECN onderzoekt daarom aanvullende maatregelen. Zo is er bijvoorbeeld een studie gedaan naar de invloed van zogenaamde ‘Witte Certificaten’. Dit is een systeem van verhandelbare besparingsverplichtingen dat sinds enkele jaren succes oogst in landen als Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Denemarken. Het moet leveranciers van elektriciteit en gas aanzetten om besparing af te dwingen in een bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld huizenbezitters. 2010 wordt het jaar waarin Nederland tot een wezenlijke verbetering van de beleidsinstrumenten kan komen, gelooft Ybema. De resultaten van de Verkenning Schoon en Zuinig vormen volgens de unitmanager de juiste opmaat voor beleid dat ‘echt verschil maakt’.
Ton van Dril, groepsleider Nationale Energie- en Emissiestrategie, werkte in 2009 met ondermeer zijn team aan de totstandkoming van de verkenning van het klimaatprogramma ‘Schoon & Zuinig’.
Beleidsstudies
Kanteljaar ‘Er wordt beter doorgekeken en doorgevraagd’, stelt Ybema. Terugkijkend op 2009 ziet hij een duidelijke kanteling. ‘Tot eind 2008 werd er nog weinig kritiek geleverd op het Nederlandse klimaatbeleid.’ Het afgelopen jaar sloeg de stemming echter om en raakte een steeds bredere groep ervan doordrongen dat de klimaatdoelen voor 2020 met de huidige inzet onhaalbaar is en dat er méér nodig is. Ybema ziet in deze ontwikkeling een mogelijkheid om nieuwe constructieve stappen te zetten. ‘De euforie is wat geslonken waardoor er is een beter inzicht is ontstaan in technologieontwikkeling.’Als voorbeeld noemt hij de belofte van de elektrische auto. ‘Mensen weten nu dat deze ontwikkeling niet van vandaag op morgen plaatsvindt.’ Teleurgesteld is hij over de uitkomsten de VN-klimaattop in de Deense hoofdstad Kopenhagen (december 2009). De verwachtingen waren aan het einde van 2009 al behoorlijk getemperd, maar het is echt jammer dat niet meer is bereikt. De unitmanager zegt zelf steeds meer geïnteresseerd geraakt te zijn in ‘governance’. ‘De vraag hoe overheden, bedrijven en burgers het beste kunnen samenwerken en welke instituties nodig zijn om de ingrijpende transitie naar een ander energiesysteem te gaan inbedden boeit me. Een land als Groot-Brittannië, waar een klimaatwet is aangenomen, heeft al een behoorlijke stap gezet.’ Er kan in Nederland een fundamentele discussie gevoerd worden over de noodzaak om scherpere innovatiekeuzes te maken. ‘We zijn een klein land, we kunnen maar bij een paar innovatieve techniekenverschil maken.’ Ook volgens Ybema laat de overheid het meer blijken dat het menens is. ‘We moeten niet blijven steken op subsidies voor de goedwillende voorhoede. De regel is simpel: de vervuiler betaalt en achterblijvers moeten een duidelijke prikkel voelen.’ In 2009 heeft de unit Beleidsstudies veel gerekend aan scenario’s voor windparken op de Noordzee. ‘Er zijn op dit vlak echt stappen gezet. Een jaar geleden was het beleid versnipperd, nu zijn de plannen veel beter afgestemd.’ Daarnaast zijn er diverse studies gedaan naar internationale klimaatvraagstukken. Bijvoorbeeld naar het opzetten van educatie- en trainingsprogramma’s voor energie- en klimaatbeleid in Indonesië en andere ontwikkelingslanden.
Biomassa, Kolen en Milieuonderzoek
‘Het jaar dat de discussie over grootschalige inzet van biomassa en de vermeende concurrentie met de voedselvoorziening eindelijk luwde’, concludeert Jan Willem Erisman, unitmanager Biomassa, Kolen en Milieuonderzoek, terugkijkend op 2009. Voor hem staat als een paal boven water dat grootschalige inzet van tweede generatie biomassa voor stroom of brandstof de voedselproductie geen haarbreed in de weg hoeft te leggen en noodzakelijk is om de klimaatdoelen te halen. ‘Natuurlijk moeten er scherpe criteria worden gesteld aan de oorsprong en het gebruik van biomassa, maar als dat systeem eenmaal bestaat, moet de inzet ambitieus zijn.’ Erisman hoopt dan ook dat de Nederlandse overheid de komende jaren minder terughoudend zal zijn in het uitrollen van beleid, zeker als het gaat om geïmporteerde duurzame biomassa. In 2009 slaagden de medewerkers van Erisman er in om gedurende tweehonderd uur 'Groen gas' te maken in de eigen laboratoriuminstallatie. Deze verdienste legt de basis voor een flinke schaalvergroting. Zoals het er nu naar uitziet gaat ECN in 2010 samen met afvalverwerker HVC en machinebouwer Dahlman uit Maassluis een demonstratiefabriek (10 megawatt, MW) ontwikkelen voor de productie van stroom, warmte en later Groen gas uit sloophout. Voor de demo worden er twee ECN-technologieën ingezet: de Milena-vergasser en de Olga-teerverwijderaar. Deze gecombineerde installatie, die volgens de planning in 2012 klaar is, moet als ontwikkelingsstap gaan dienen voor een nog veel grotere fabriek (50 MW) die hoogwaardig Groen gas aan het gasnet of voor transporttoepassingen gaat leveren. De Milena-vergasser is specifiek ontwikkeld voor de omzetting van tweede generatie biomassa (sloophout, parkafval en landbouwresten). De door ECN ontwikkelde en door Dahlman gebouwde Olga zuivert het gas uit de Milena door de teer te verwijderen. Omdat biomassavergassing plaatsvindt bij lagere temperaturen dan bijvoorbeeld kolenvergassing, ontstaat er teer dat zorgt voor verstoppingen in de installatie. Olga voorkomt dit en zorgt ervoor dat het gas schoon genoeg is voor toepassing in een gasmotor. De overige reinigingsstappen die nodig zijn om Groen gas te maken worden nu ontwikkeld voor de voorgenomen tweede demo met HVC in Alkmaar. Hiermee zal maar liefst 70% groen gas worden gemaakt. ‘De Nederlandse markt is bij uitstek geschikt voor Groen gas’, aldus Erisman. ‘Niet alleen voorziet gas in 46% van de Nederlandse energiebehoefte, we hebben ook ‘s werelds meest uitgebreide gasnetwerk en liggen strategisch als mainport in een internationaal logistiek netwerk.’
Groepsleider Syngas & SNG Bram van der Drift ontwikkelt met zijn groep, HVC en Dahlman de eerste Nederlandse demonstratiefabriek voor Groen gas.
Tweede generatie biomassa zit voedselproductie geen haarbreed in de weg
Biomassa, Kolen en Milieuonderzoek
Meer impact ECN en andere bedrijven gaan in 2010 gezamenlijk optrekken om de mogelijkheden van biomassa in de schijnwerpers te zetten. Erisman: ‘Slim gebruik van duurzame bio-energie kan een enorme impact hebben op het systeem. Een koppeling van Groen gas productie en/of groene stroomopwekking met CO2-afvang en -opslag bijvoorbeeld, levert netto een behoorlijke besparing van het broeikasgas op.’ Om te zorgen dat voldoende biomassa op een effectieve manier verwerkt kan worden, werkt ECN aan een technologie die de diverse soorten biomassa opwerkt tot een uiterst brandbaar materiaal: torrefactie. Bij deze methode wordt (droge) biomassa min of meer geroosterd (circa 300 graden) in een zuurstofloze omgeving. Hierdoor verandert de vezelstructuur waardoor het zijn mechanische sterkte en veerkracht verliest en verandert in een soort brandbaar poeder. Het brosse, getorreficeerde materiaal heeft een zeer hoge energie-inhoud, kan gemakkelijk tot kleine brokjes worden geperst en is ongevoelig voor vocht. In 2009 stond een schaalvergroting van de torrefactie-technologie gepland, maar door het faillissement van industriepartner Econcern uit Utrecht trad er enige vertraging op. ‘Gelukkig hebben andere concerns ook hun oog laten vallen op deze technologie en willen ze er in investeren’, zegt Erisman. De groep Luchtkwaliteit en Klimaatverandering boekte in 2009 vooruitgang met Marga: Monitoring Instrument for AeRosols and GAses. Marga kan de samenstelling van de atmosfeer meten en wordt nu geschikt gemaakt voor meting van roetdeeltjes. Roet geldt als toxisch fijnstof met een sterk opwarmend karakter. Zodra Marga zijn werking heeft bewezen, kunnen de roetmetingen worden gecombineerd met andere metingen om de effecten van roetdeeltjes te kwantificeren. Een ander wapenfeit van Milieuonderzoek in 2009 was de studie naar het gebruik van zogenaamde zandwinputten. Dit zijn kuilen waar vroeger zand werd afgegraven voor de bouw. Deze onnatuurlijke en veelal diepe putten werden vanwege hun onvriendelijke karakter dikwijls later weer gevuld met afgedankte bouwgrond. Deze praktijk werd aan een deskundig panel (met Rob Comans van ECN) voorgelegd dat zich boog over de gevolgen voor de bodemkwaliteit. Het panel oordeelde dat deze dumping in uiterwaarden niet zo veel kwaad kan, maar binnendijks en in kwetsbare gebieden in het vervolg beter niet kan plaatsvinden. Opmerkelijk was verder de studie die ECN voor Rijkswaterstaat uitvoerden naar het nut van vegetatiestroken langs de Nederlandse snelwegen. Uit metingen bleek dat een groenstrook langs de snelweg eerder een negatief dan een positief effect heeft op de luchtkwaliteit dichtbij die wegen. Ten slotte ontwikkelde ECN samen met MediaMonks een computertool die mensen in staat stelt hun eigen stikstof-voetafdruk te bepalen op basis van hun consumptiepatroon. ECN slaagt er steeds beter in de schadelijke milieueffecten van een verstoorde stikstofcyclus, door bijvoorbeeld massaal gebruik van kunstmest en de grootschalige verbranding van fossiele brandstoffen, bloot te leggen.
Efficiency & Infrastructuur
maatregelen voor energie besparing winnen flink aan belang
Met een forse groei aan duurzame energie alleen zullen de klimaatdoelen in 2020 niet worden gehaald. Omdat de energievraag navenant toeneemt, zal er tegelijkertijd veel spaarzamer met energie moeten worden omgesprongen dan nu het geval is. ‘Deze boodschap is gelukkig geland in 2009’, zegt Martin Scheepers, unitmanager Efficiency & Infrastructuur (E&I). Hij is blij dat zijn specialisme – energiebesparing en integrale aanpassing van energiesystemen – het afgelopen jaar daarom flink aan belang gewonnen heeft. De overstap naar meer energie-efficiëntie vraagt om een volstrekt andere kijk op energiesystemen. Scheepers noemt het simpele voorbeeld van een energiezuinig huis. ‘Wie achteraf een zonneboiler wil installeren moet er ontzettend veel tijd en geld in steken. Als dit direct in de bouw wordt meegenomen, valt het plaatje geheel anders uit.’ Ingrijpende aanpassingen zijn ook nodig bij energie-intensieve industriële processen en voor nog grotere energiesystemen zoals de elektriciteitsinfrastructuur. Wanneer meer zonnepanelen op de Nederlandse daken verschijnen, windparken op zee verrijzen en stroomproducerende HRe-ketels worden geïnstalleerd, moet het elektriciteitsnet ingrijpend worden aangepast. In 2009 heeft E&I diverse onderzoekspilots afgerond met het eigen softwareprogramma dat vooruitloopt op deze ontwikkeling: de PowerMatcher. Deze technologie brengt intelligente sturing aan in vraag en aanbod door logische verbindingen te leggen tussen aanbieders en afnemers van zowel groene als grijze stroom. Zo zorgt de PowerMatcher er bijvoorbeeld voor dat een wasmachine of -droger automatisch inschakelt wanneer het hard waait. Windturbines produceren op dat moment een enorme hoeveelheid goedkope elektriciteit. De consument ziet hierdoor zijn energiekosten afnemen en netbedrijven hoeven minder grote fluctuaties op het netwerk weg te werken. De PowerMatcher is ook uitermate geschikt voor het slim opladen van de nieuwe elektrische en hybride ‘plug-in’ auto’s. Wanneer een groot deel van de Europese bevolking straks elektrisch rijdt, zorgt dit naar verwachting rond etenstijd voor een enorme piekbelasting op het stroomnet. Iedereen zal namelijk geneigd zijn bij thuiskomst zijn auto aan de lader te koppelen. De PowerMatcher kan dit reguleren.
Bart Roossien werkt als wetenschappelijk medewerker mee aan de software voor Powermatcher die energievraag en -aanbod intelligent op elkaar afstemt.
Efficiency & Infrastructuur
Saai maar effectief ‘Besparen op verlichting, verwarming en koeling. Dat is een essentiële discussie, maar vanuit beleidsoogpunt niet erg sexy’, aldus Scheepers. Met veel interesse kijkt hij naar de Haagse plannen voor stimulering van het energieonderzoek. ‘Durven de beleidsmakers te kiezen voor de ‘saaie’ besparingsmaatregelen en structurele aanpassingen voor de lange termijn, of worden het toch weer de ‘zichtbare’ en voor de hand liggende duurzame energieproductietechnologieën die voorrang krijgen?’ vraagt Scheepers zich hardop af. De afdeling E&I maakt die keuze volgens de unitmanager wel. ‘Wij kijken waar de grootste slag behaald kan worden. Woningbouw is een goed voorbeeld. Nieuwe of te renoveren huizen staan er over vijftig jaar nog steeds, dus moet je zorgen dat ze volledig up-to-date zijn. Dat betekent dat ze nu zo energiezuinig mogelijk, en in de toekomst volledig energieneutraal gemaakt moeten, door toepassing van nieuwe duurzame energie- en besparingstechnologieën. Een goed voorbeeld van een energie-efficiënte technologie is de bij E&I ontwikkelde SoCool. De SoCool is een zogenaamde sorptiekoeler die op basis van water en silicagel laagwaardige warmte gebruikt om koude te genereren. Na een uitgebreide testfase in het lab staat het apparaat – een prototype van 2,5 kW (nu nog) ter grootte van een tafelmodel koelkast – sinds de zomer in een van de testhuizen op het ECN-terrein. Op dit moment voeren de ontwikkelaars gesprekken met de industrie voor het implementeren en opschalen van deze toepassing. ‘Naast de gebouwde omgeving zijn er ook enorme besparingen te behalen in de industrie’, zegt Scheepers. Omdat het in deze sector doorgaans nog kapitaalsintensiever en ingrijpender is om iets aan de energie-efficiëntie te doen, koerst E&I op een slimme inpassing van de besparende technologie in combinatie met een verbetering van het eindproduct. Zo ontwikkelden de medewerkers van Scheepers een nieuw type hybride membraan waarmee water gemakkelijk uit oplosmiddelen en biobrandstoffen gehaald kan worden, zonder dat het al te veel energie kost. Dit membraan, de Hybsi genaamd, bestaat niet alleen uit silica (keramisch) maar ook uit een organische deel, waardoor een hybride materiaal overblijft. Hybride en silica, maakt HybSi. Grote chemieconcerns zoals Sabic, Shell en Akzo Nobel hebben interesse in het nieuwe membraan. ‘Langzaamaan wordt het duidelijk hoe belangrijk energiebesparing is’, aldus Scheepers, ‘de trend gaat de goede kant op’. Hij vindt wel dat eindgebruikers nog kritischer mogen worden. ‘De maakindustrie vraagt zich namelijk gewoon af: is er markt voor mijn product en kan ik het tegen een goede prijs verkopen. Als de eindgebruiker eisen stelt, zal de producent daaraan gaan voldoen.’
Engineering & Services
MKB-bedrijven met innovatie vouchers weten e & S steeds beter te vinden
De unit Engineering & Services (E&S) is een unieke unit binnen ECN omdat zij voornamelijk ondersteuning biedt aan andere units of externe partijen, denk aan de bouw van experimentele installaties, gegevensverwerking of materiaalkarakterisering. Ongeveer eenderde van zijn diensten biedt E&S aan externe partijen, de rest is intern. ‘Deze verhouding is in 2009 een beetje gaan schuiven, we doen steeds meer voor bedrijven buiten ECN. Ook MKB-bedrijven die gebruik maken van de innovatievouchers van de overheid weten ons steeds beter te vinden’, aldus Saurwalt. Toch heeft Saurwalt nog een specialisme waarmee zijn unit zich onderscheidt: de 14Credits-methode. Dit is een service die het aandeel jonge (niet fossiele) CO2 kan meten in rookgassen. Bedrijven die meedoen aan het emissiehandelssysteem zijn enorm gebrand op dergelijke informatie. Als namelijk blijkt dat ze veel 'jonge' CO2 uitstoten, hoeven ze minder CO2 emissierechten te betalen.Het afgelopen jaar is E&S bezig geweest om deze gepatenteerde meetmethode te demonstreren in de Benelux, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Als alles naar wens verloopt, en de technologie wordt gecertificeerd, kan het bedrijfsleven de 14Credits methode in 2012 gebruiken bij de emissiehandel. De 14Credits-methode steunt op hetzelfde principe als de traditionele C14-ouderdomsbepaling van schilderijen of archeologische vondsten. Hierbij wordt gezocht naar aanwezigheid van koolstof-14-isotopen (C14-isotopen). Komen deze niet of nauwelijks voor, dan is er sprake van een oud object. Fossiele brandstoffen bevatten ook nagenoeg geen C14-isotopen, in tegenstelling tot biogene brandstoffen zoals biobrandstoffen en waterzuiveringsslib. Door C14-isotopen te tellen kan daarom nauwkeurig worden aangetoond welke mix van fossiele en niet-fossiele brandstoffen er bij bedrijven uit de schoorstenen komt. Bedrijven met interesse voor deze ECN-technologie, krijgen de 14Campler geïnstalleerd. Dit is een apparaat dat gedurende enkele dagen tot een maand kleine beetjes CO2 opslaat. Deze monsters worden vervolgens door ECN verwerkt en aan het bedrijf gerapporteerd. Met de 14Credits-methode heeft ECN volgens Saurwalt een veel nauwkeuriger methode in handen dan het gebruikelijke meetwerk dat (vooralsnog) tijdens de brandstofaanvoer bij centrales gebeurt.
Frits Bakker en Marco Geusebroek werken als adviseur en medewerker aan de betere meetbaarheid van CO2 via de 14Credits methode. Tijdelijke installatie van de afgebeelde 14Campler is nodig.
Engineering & Services
Oog voor detail Met een simpel voorbeeld toont Saurwalt aan hoe subjectief er op dit moment wordt bepaald of een brandstof ‘ groen’ is, of ‘ grijs’, oftewel fossiel. Voor de verbanding van autobanden voor de cementindustrie worden geen groencertificaten aangevraagd. Strikt genomen zou dit wel moeten, uit C14-metingen blijkt namelijk dat de banden voor 10%-30% uit jonge C bestaan (natuurrubber) en dus als groene brandstof zouden moeten worden erkend. Bij biodiesel is het precies andersom. De overheid beschouwt dit als 100% groene brandstof, terwijl er ongeveer 10% methanol van fossiele oorsprong in zit. Een ander onderwerp waar de unit E&S in 2009 veel aandacht mee trok is de samenwerking met LEDproducent Alenco uit Heerhugowaard. Samen met dit MKB-bedrijf ontwikkelde ECN eerder al een vernieuwd armatuur voor LEDs, dat volledig bestand is tegen koude en vocht. In 2009 slaagden de partijen er vervolgens in de prijs van deze nieuwe technologie aanzienlijk te verlagen. Met dit resultaat hoopt Aleco nu nieuwe markten aan te boren voor industriële toepassingen. Denk aan koelhuizen die te kampen hebben met haperende TL-verlichting, buitenverlichting en in de toekomst misschien ook offshore toepassingen. Een andere belangrijke efficiëntieslag behaalde E&S in 2009 voor Fokker. Gezamenlijk werd een methode ontwikkeld waarmee sneller en goedkoper de kwaliteit van verlijming van aluminiumdelen bepaald kan worden. In de vliegtuigindustrie is de controle op de hechting van de ‘lijm’ in de constructie heel belangrijk. De nieuwe methode is gebaseerd op een weerstandsmeettechniek die normaliter voor corrosiemetingen gebruikt wordt. Het project is nog volop in ontwikkeling, meer onderzoeksresultaten worden de komende periode verwacht.
Waterstof en Schoon Fossiel
‘We zijn niet getrouwd met een technologie, maar gericht op oplossingen’, zegt Frank de Bruijn van de unit Waterstof en Schoon Fossiel. Als geen andere unit binnen ECN heeft hij de afgelopen tijd accentverschuivingen in zijn onderzoeksgroep meegemaakt. De publieke aandacht voor waterstof en brandstofceltechnologie leek in 2009 bijna van de radar te zijn verdwenen, terwijl de belangstelling voor CO2-afvang en ondergrondse opslag flink aanwakkerde. De Bruijn: ‘ECN en industrie blijven hard aan beide opties werken, in lange termijn onderzoek moet je je niet teveel aantrekken van de publieke ‘hype-cycles’.’ Er werken nu circa dertig ECN-medewerkers aan de ontwikkeling van CO2-afvangtechnologieën. In 2002 waren dat er vijf. Veel van deze werkzaamheden vinden plaats onder de vlag van Cato-2. Dit is een grootschalig Nederlands onderzoeksprogramma naar alle facetten van CO2 afvang, transport en opslag, ook wel CCS - Carbon Capture and Storage - genoemd. Bijna veertig partners zijn betrokken bij Cato-2, onder hen grote multinationals zoals Shell, Siemens en RWE maar ook onderzoeksinstituten zoals ECN, TNO en TU Delft. Al deze partijen vinden dat CCS op relatief korte termijn op relevante schaal gedemonstreerd moet worden. Op deze manier kan ervaring opgedaan worden die nodig is voor de grootschalige toepassing bij elektriciteitsproductie en in de chemische industrie. Daarnaast moet nog veel onderzoek worden gedaan naar processen die de vooralsnog dure afvang efficiënter kunnen maken. Een belangrijke specialisatie van ECN ligt bij CO2-afvang voor de verbranding met behulp van membraanreactoren, een soort scheidingsinstrumenten voor waterstof en CO2. ‘Op basis van systeemevaluaties komt de membraantechnologie als zeer aantrekkelijke oplossingsrichting naar voren. Hiermee kan tijdens de ‘reforming’ van aardgas of tijdens de water-gas–shift-reactie namelijk zuiver waterstof worden afgescheiden en houdt men ook een CO2-rijk mengsel over’, zegt De Bruijn. Hoewel deze scheidingstechnologie materiaaltechnisch een lange adem nodig blijkt te hebben, is er in 2009 toch een belangrijke voortgang geboekt. In samenwerking met de unit Efficiency & Infrastructuur toonden de medewerkers van De Bruijn aan dat membraanmodules stabiel bedreven kunnen worden gedurende honderden uren, zonder noemenswaardig verlies aan scheidingsvermogen. De Bruijn: ‘De complexiteit is zodanig dat men met brede interne en externe samenwerking pas tot resultaten komt.’
Daan Jansen werkt als programmaleider vanuit ECN aan membraantechnologie onder de vlag van het Nederlandse Cato-2 samenwerkingsverband van ruim veertig partners.
Complexiteit CO2 afvang en opslag noodzaakt brede samenwerking
Waterstof en Schoon Fossiel
Politiek beladen De komende jaren gaan de medewerkers van De Bruijn zich nog meer richten op de afvangst van CO2 bij kolencentrales. ‘Dit is niet alleen een uitdaging omdat het technisch ingewikkeld is en behoorlijk duur, maar ook omdat het in het centrum van een hevige maatschappelijke discussie staat’, zegt De Bruijn. ‘Wat betekent een verplichting dat een nieuwe kolencentrale capture ready moet zijn en hoe moet die nieuwe centrale er uit zien?’ ECN heeft een breed onderzoeksportfolio voor CCS. Zowel technologieën waarbij er voor verbranding (precombustion) als na de verbranding (post combustion) CO2 wordt afgevangen worden bekeken. Ook is er nog geen technologiekeuze gemaakt tussen scheiding van gassen door membranen of juist door middel van adsorptie. De Bruijn hoopt dat in de aandacht voor CO2-afvang en -opslag in 2010 wat meer naar de afvang zal verplaatsen. ‘Op dit moment is ondergrondse opslag hét heikele punt, terwijl technologisch en financieel juist de afvang cruciaal is.’ Ook zou hij graag zien dat de inzet van CCS wat minder politiek beladen wordt. ‘Alleen dan is er nog een kans om de klimaatdoelen te halen.’ Binnen het Waterstofprogramma werd in 2009 een diepgravende studie gedaan naar de mogelijkheden voor het uitrollen van een netwerk van waterstoftankstations in Nederland. Aan dit project, THRIVE (Towards a Hydrogen Refuelling Infrastructure for Vehicles) nemen naast ECN ook Shell Hydrogen, Linde Gas Benelux en TNO deel. Ook werkt ECN intensief samen met de Deense waterstofspecialist IRD om op een duurzame manier waterstof te maken. In Denemarken wint de waterstofproductie razendsnel aan belang omdat het land steeds regelmatiger te maken heeft met een overschot aan elektriciteit uit wind. Waterstof blijkt een veelbelovende opslagmethode. De aandacht voor CO2-afvang en ondergrondse opslag is de laatste jaren enorm toegenomen.
Windenergie
‘Een kleine revolutie’, noemt unitmanager Theo de Lange van Windenergie de in 2009 beklonkensamenwerking in het windconsortium FLOW (Far and Large Offshore Wind). ‘Voor het eerst zijn het niet de kennisinstituten die zich als voortrekker opwerpen in een groot onderzoeksproject, maar het internationale bedrijfsleven.’ Op 2 september 2009 klonk het officiële startschot van FLOW. Hoewel de deelname van de Duitse energiereus RWE doet vermoeden dat er sprake is van een internationaal project, richt het consortium zich in de eerste plaats op Nederland. Om precies te zijn de Nederlandse Noordzee, maar liefst 75 km uit de kust bij Callantsoog. Hier moet tegen 2013 een groot demonstratiepark verrijzen, met circa zestig windturbines die een hoeveelheid elektriciteit leveren die gelijk staat aan het verbruik van 100.000 en 300.000 huishoudens. Nergens op de wereld zijn windparken operationeel die zo ver uit de kust liggen en geïnstalleerd moeten worden op een diepte van 30-35 meter. Vanaf de Noord-Hollandse kust is het windpark dan ook niet zichtbaar. FLOW is een breed consortium waaraan naast RWE en ECN ook Darwind (XEMC), 2-B Energy, Eneco, IHC Merwede, de TU Delft, Ballast Nedam, Van Oord en Tennet deelnemen. Zij hopen allemaal cruciale kennis op te doen in dit unieke onderzoeksprogramma, om zo toekomstige parken veel goedkoper te kunnen bouwen. De Nederlandse overheid wil in 2020 de productiecapaciteit op zee hebben opgeschroefd van ruim 200 megawatt (MW) nu naar ten minste 6000 MW.
internationaal is het bedrijfsleven de aanjager voor wind op zee
De industriële partijen bepalen de onderzoeksvragen en betrekken ECN en TU Delft als kennisleveranciers. RWE is verantwoordelijk voor de opzet van het demonstratiepark en betrekt hierbij de markt en de politiek. Omdat er wereldwijd nauwelijks kennis en ervaring is met windparken zo ver uit de kust, zal ECN de komende jaren zijn volledige kennis- en technologieportfolio aanspreken om het onderzoeksprogramma tot een succes te maken. De Lange: ‘Als het park er staat, gaan wij bijvoorbeeld continu metingen uitvoeren aan de turbines en de ondersteuningsconstructies. Ook zullen we parkaerodynamisch onderzoek doen en werken aan optimale onderhouds- en bedrijfsvoeringsstrategieën. En niet te vergeten naar de golf- en windcondities.’ Zodra de politiek groen sein heeft gegeven zal ECN Windenergie alle registers moeten opentrekken voor dit omvangrijke langetermijn project.
Projectleider Bert Janssen levert met zijn team kennis en doet onderzoek ten behoeve van het windconsortium FLOW dat werkt aan de installatie van een groot offshore windpark.
Windenergie
Blik op zee Het is niet alleen FLOW dat de aandacht van de unit Windenergie in 2009 meer op zee heeft gericht. De Lange: ‘Het blikveld verschuift sowieso steeds meer naar zee. De Nederlandse Noordzee is uitermate geschikt voor grote windparken. De windcondities zijn daar zó veel beter.’ Bij de ontwikkeling voor wind op land loopt Nederland steeds vaker tegen zijn grenzen aan. Er is simpelweg te weinig ruimte om nog flink uit te breiden. Dit betekent echter allerminst dat ECN de onshore industrie de rug heeft toegekeerd. ‘Op dit moment ondersteunen wij de ontwikkeling van drie Nederlandse onshore turbines.’ De bouwers zijn ‘windpioniers’ Cees Versteegh (ex-Zephyros) en Henk Lagerwey en het bedrijf EWT. Het betreft drie nieuwe modellen van 2-2,5 MW die louter voor de export naar landen als China en India worden ontwikkeld. ‘De Nederlandse kennispositie is nog steeds extreem goed, dat vergeten mensen nog wel eens. Op dit moment hebben we geen fabricage, maar wie weet komt er nog eens een grote partij hierheen.’ De Lange noemt General Electric (GE), dat sinds 2009 zijn mogelijkheden aftast voor een assemblagelijn in Europa. Nederland is één van de kandidaatslanden. Sinds de overname van de Noorse turbinefabrikant ScanWind (september 2009) beschikt GE over een offshore turbine die ze zo snel mogelijk in productie willen nemen. In 2009 heeft de unit Windenergie behoorlijke stappen gezet met diverse reken- en analysemodellen voor de prestaties van zowel offshore turbines als voor complete offshore parken. Dit cijferwerk is cruciaal in het terugschroeven van de kostprijs voor stroomopwekking op zee. Het onderhoud bepaalt nu maar liefst eenderde van de elektriciteitsprijs. Dat percentage moet flink omlaag om windenergie op zee rendabel te maken. Een van de pronkstukken is de vooruitgang die de afdeling Aerodynamica maakte met zijn berekeningen voor zogwerking. Het zogeffect (zog is het door de rotor ‘verstoorde” windveld achter de rotor) is de bepalende factor in het ontwerp van windparken. De afdeling Operation and Maintenance (O&M) bereikte een mijlpaal met de O&M Cost Estimator (OMCE) tool. Dit instrument maakt het mogelijk de onderhoudskosten van een offshore windpark tot in detail te berekenen. In 2009 werd de licentie van de tool aan maar liefst drie grote partijen verkocht: Mitsubishi, Eon en RWE. Ten slotte was er erg veel interesse voor de Flight Leader van O&M. Dit is een methode waarbij de mechanische belasting van een turbine gemeten wordt bij een beperkt aantal turbines in een windpark. Hiermee kan vervolgens een uitspraak gedaan worden over de vermoeiingsbelasting van alle andere turbines in een windpark, zonder deze stuk voor stuk van meetapparatuur te hoeven voorzien. Flight Leader bewees in 2009 zijn werking in het testpark van ECN in de Wieringermeer.
Zonne-energie
‘Het was behoorlijk schrikken toen de markt in het begin van 2009 compleet stilviel’, zegt Paul Wyers, unitmanager zonne-energie. Van alle ECN-afdelingen steunt Zonne-energie verreweg het zwaarst op de industrie. ‘Toen de Europese en Amerikaanse bedrijven allemaal op de rem gingen staan, hadden wij het grootste probleem.’ Door het opvoeren van de aquisitie-inspanningen slaagde de unit er in de loop van het jaar in de crisisverschijnselen het hoofd te bieden. De opluchting was bijvoorbeeld groot toen in het voorjaar van 2009 een van ’s werelds grootste PV-producenten, Yingli Green Energy, een nauwe samen werking met ECN aanging. Samen met de Nederlandse machinebouwer Tempress (dochterbedrijf van het Amerikaanse Amtech) werken Yingli en ECN nu intensief aan industrialisatie van een nieuwe generatie zonnecellen. Het gaat om het zogenaamd N-type cel, door de consortiumpartners ook wel de Panda-cel genoemd. ECN levert het celontwerp en de proceskennis, Tempress de oventechnologie en Yingli de opschaling. Het in Baoding (Noord-Oost China) gevestigde concern is actief in een groot deel van de PV-keten, van waferfabricage tot de productie van complete zonnepanelen. Voor de nieuwe cellen is een speciale pilot-productielijn bij Yingli gereedgemaakt. Deze installatie verschilt nauwelijks van de oude lijn, zodat de investeringen voor aanpassing relatief laag zijn, terwijl het rendement van de nieuwe N-cel hoger ligt. Voor deze cel wordt een ander type silicium gebruikt dat minder elektrische verliezen vertoont. Kristallijn silicium zonnecellen worden hoofdzakelijk gemaakt van P-type silicium plakken, waarin een beetje boor vermengd is. Het N-type silicium, dat ontstaat bij toevoeging van fosfor, kan veel hogere rendementen bereiken. Zeker sinds ECN in 2008 een doorbraak bereikte met een nieuw, gepatenteerd proces, speciaal geschikt voor dit silicium.
de unit Zon steunt het zwaarst op de industrie
Programmamanager Jan Bultman onder het dak met zonnecellen in een van de ECN-gebouwen. De nieuwe generatie (N) zonnecellen heeft al een hoger rendement.
Zonne-energie
Grootschalig en goedkoop Het project met Yingli is een enorme belevenis, aldus Wyers. ‘We kunnen in China veel experimenteren en alles gebeurt op een verbazingwekkend grote schaal.’ Er zijn vrijwel constant medewerkers van ECN in Boading aanwezig. ‘Dit is ons eerste project met een grote Chinese producent. Daarom is het belangrijk dat er zeer regelmatig medewerkers van ons terplekke zijn.’ Als de N-cel een succesnummer blijkt, dan hebben de Chinezen niet alleen een product in handen dat veel hogere rendementen behaalt, maar ook een productiemethode die relatief eenvoudig en betaalbaar is. Een ander grootschalig project dat moest leiden tot een betaalbare en innovatieve fabricagetechnologie voor zonnecellen en -panelen (modules), was het vijfjarige Europese programma CrystalClear. Maar liefst zestien partijen, waaronder REC, Schott Solar, SolarWorld en de Universiteit Utrecht, sloten het programma in 2009 af. De eindsprint van ECN bestond uit het evalueren en integreren van alle bevindingen en om met de beste silicium wafers topkwaliteit zonnecellen te maken en die met een innovatieve techniek te verwerken tot modules. Er werden vier panelen gemaakt waarvan de beste maar liefst 16,4% van het zonlicht omzet in elektriciteit; een wereldrecord voor multikristallijn silicium. Een ander paneel had ultradunne cellen en haalde 16,0%, ook een wereldrecord. Hiermee overtrof ECN tweemaal het uit 1994 stammende Amerikaanse record van 15,5%. Wyers: ‘Dat record is prachtig natuurlijk, en inmiddels verbeterd tot 17.0%, maar niet het allerbelangrijkst. CrystalClear heeft op alle fronten van PV-productie ontzettend veel onderzoekskennis opgeleverd. Denk aan de resultaten over verontreinigingen in silicium en hoe dit de celprestaties precies beïnvloedt.’ Tot nu toe werd er voor de materiaaleisen voortgeborduurd op bevindingen uit de computerchipindustrie. Zonnepanelen vergen echter geheel andere materiaalspecificaties. Opvallend is verder de samenwerking tussen ECN en het Holst Centre uit Eindhoven. Sinds 2008 zijn er behoorlijke stappen gemaakt in het ontwikkelen van productieprocessen geschikt voor roll-to-roll fabricage van organische zonnecellen. Hoewel de prestatie van dit type zonnecellen nog verre van optimaal is, dacht ECN alvast na over het productieproces. ‘Als deze ontwikkeling slaagt, zou dit op termijn zeer grootschalige productie (jaarlijks 1-1,5 gigawatt) van low cost zonnefolie mogelijk maken.’ Veel van zijn tijd besteedde Wyers ten slotte aan de uitbreidingsplannen van zijn unit naar Eindhoven en Heerlen. Met een eigen vestiging wil ECN in Eindhoven beter aansluiten bij het bestaande industrie- en kenniscluster voor dunne film PV. Ook zou Wyers op termijn graag een onderzoekscentrum in Heerlen vestigen om daar mee te werken aan opschaling en demonstratie van procestechnologie voor kristallijn silicium zonnecellen ten behoeve van de PV-industrie.
Breed draagvlak Vertrouwen en maatschappelijk draagvlak. Dat is voor ons de kernboodschap uit 2009 en daarom ook het thema van het NRGjaarverslag. Door de plotselinge sluiting van de Hoge Flux Reactor (HFR) eind 2008 viel bijna eenderde van de wereldwijde medische isotopenproductie uit. Zo kwam NRG begin 2009 onverhoeds in het centrum van de aandacht. De maatschappelijke positie van het instituut werd toen glashelder: miljoenen patiënten wereldwijd zijn afhankelijk van nucleaire geneesmiddelen voor diagnostiek, (kanker)behandeling en pijnbestrijding. De opluchting is groot als NRG in februari 2009 groen sein krijgt van de politiek om de reactor te herstarten onder de voorwaarde dat er in 2010 een grootschalige reparatie plaatsvindt. Deze tegenslagen gaan gelukkig gepaard met steun en waardering uit de omgeving. Klanten reageerden positief, de politiek steunde NRG en medewerkers hebben zich enorm ingezet. NRG is vast van plan het draagvlak te behouden en te versterken. De aanwakkerende aandacht voor klimaat en energieveiligheid verstevigt het draagvlak voor kernenergie. Dat is vooral goed merkbaar in de dienstverlenende R&D en consultancy-tak van NRG, één van de drie belangrijke pijlers van het concern, naast isotopenproductie en materiaalonderzoek. Overal ter wereld wordt kernenergie meegewogen in het tot stand brengen van een evenwichtige energiemix. De vraag naar NRGconsultants beweegt met deze trend mee, net als de behoefte aan R&D-capaciteit rond materialen en kennis van nucleaire processen. In 2009 wordt verder hard gewerkt aan de veelbelovende opvolger van de HFR: Pallas. De plannen voor deze nieuwe reactor vallen in goede aarde. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een brief van het kabinet aan de Tweede Kamer. Daarin spreekt zij zich positief uit over de vervanging van de HFR door Pallas.
Dit geeft het kersverse Pallas-projectteam eind 2009 het vertrouwen een startnotitie in te leveren voor de MER-procedure; het begin van het formele vergunningentraject. De weg is nog lang, maar de reis is begonnen. Wij zijn blij dat vennoot ECN deze ingeslagen route steunt en kijken uit naar de talloze samenwerkingsverbanden die we in de toekomst zullen aangaan en voortzetten. Maatschappelijk draagvlak en groei Al deze tekenen dragen bij aan de verwachting dat het bedrijf fors zal groeien, zowel in omvang als in omzet. De directie ziet met name mogelijkheden in markten voor levensduurverlenging van bestaande kerncentrales en nieuwbouwprogramma's. Trots is NRG op haar Amerikaanse relaties in de markt van splijtstofmanagement, op de bijdrage voor kwalificaties van kernbrandstof voor een Chinese HTR-reactor en op de inbreng in het nieuw bouwproces voor de ultramoderne reactor in Finland. Ten slotte heeft NRG een belangrijke bijdrage geleverd in het verwezenlijken van de nucleaire ambities van grote Europese energiespelers, zoals British Energy, Areva, RWE en E.ON Op de wereldmarkt is NRG vooralsnog een klein, maar sterk merk. Dit resulteert onder andere in een behoorlijke aantrekkingskracht op jong talent en stevige samenwerkingsverbanden. Denk aan de kennisuitwisseling tussen Pallas en de Myrrah-reactor in België en de nauwe relaties tussen NRG en de TU-Delft. 2010 wordt het jaar waarin er keuzes moeten worden gemaakt: met welke diensten en producten gaat NRG een leidende positie nastreven? En op welke markt? Een Europese en Amerikaanse focus ligt voor de hand, maar Azië heeft ook een enorme aantrekkingskracht.
'Als ik door mijn oogharen kijk en een blik in de toekomst werp, zie ik NRG als een wereldspeler met hoogwaardige research, diensten en producten op nucleair gebied. Een bedrijf dat slim samenwerkt, allianties aangaat en daardoor flink groeit.' Dit toekomstbeeld vergt een behoorlijke aanpassing van de organisatie. Vanaf 2010 beoogt de directie een marktgerichte bedrijfsstructuur, georganiseerd rond product/marktcombinaties en met gedecentraliseerde verantwoordelijkheden. NRG verkent haar mogelijkheden op de buitenlandse markten, maar vergeet uiteraard ook de thuismarkt niet. 'Nederland is en blijft een belangrijk afzetgebied die omstreeks 2020 misschien wel een onmisbare plaats heeft gekregen in de Europese en mondiale infrastructuur. Ons land zal daardoor toegang hebben tot alle relevante internationale onderzoeksprogramma’s.' Rob Stol, algemeen directeur NRG
Kwaliteitsslag ‘Het is een project van jaren, maar ik ben tevreden over het enthousiasme en de discipline waarmee de vernieuwingen op het gebied van Personeel en Organisatie (P&O) zijn opgepakt.’ Aan het woord is hoofd P&O Corine van Bussel. Haar afdeling legde begin 2009 de laatste hand aan een nieuwe functiewaarderingsmethodiek. Samen met de nieuwe functiebeschrijvingen en competentieprofielen, die een jaar eerder werden ingevoerd, is een stevige basis gelegd voor verdere ontwikkeling van mens en organisatie. In 2009 voerden leidinggevenden met hun medewerkers minimaal drie gesprekken: een planningsgesprek, een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek. Deze driedelige cyclus werd in 2009 voor de tweede keer uitgevoerd, wat heeft geleid tot een verdiepingsslag en kwaliteitsverbetering ten opzichte van het voorgaande jaar. ‘Ik ben trots op de resultaten. Deze praktijk kost veel tijd, maar levert ook veel op. Er worden duidelijke afspraken gemaakt met medewerkers in lijn met de doelstellingen van het bedrijf. Er is niet alleen aandacht voor wat medewerkers doen, maar ook over de wijze waarop deze zijn werk verricht en hoe hijj zich verder kan ontwikkelen.
Bijzondere kennis . ECN telt zeven hoogleraren in zijn personeelsbestand, ieder op een eigen deelterrein van (duurzame) energietechnologie. Vlnr. Frank de Bruijn, Technology for the gas transition (Groningen) Wim Sinke, Duurzame Energiesystemen (Utrecht) Herbert Zondag, Heat Storage technology (Eindhoven) Hubert Veringa, Biomassa conversie (Twente / Eindhoven) Rob Comans, Milieu geochemie (Wageningen) Jos Bruggink, Energietransities en duurzame ontwikkeling (VU) Jan Willem Erisman, Integrale stikstofproblematiek (VU)
P&O stelde in 2009 een pakket van cursussen en opleidingen samen dat aansluit bij het recent ingevoerde competentiemanagement en de wensen en behoeftes binnen het bedrijf. In 2010 wordt dit pakket verder uitgebreid. Er heeft inmiddels een aantal interne trainingen plaatsgevonden waarvoor veel animo is geweest, bijvoorbeeld voor de training ‘competentiegericht leidinggeven’ en de opleiding ‘financieel management’ voor niet-financiële managers en projectleiders’.
Een andere mijlpaal is de afronding van de CAO-onderhandelingen, waaraan in het voorjaar van 2010 de laatste hand wordt gelegd. ECN en dochterbedrijf NRG krijgen na ruim twee jaar onderhandelen een nieuw arbeidsvoorwaardenpakket. Van Bussel: ‘Het is een combinatie van het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket van ECN/NRG en onderdelen uit de CAO van de Nederlandse Universiteiten.’ In verband met de financiële situatie kunnen twee onderdelen vooralsnog niet ingevoerd worden: het nieuwe beloningsbeleid en een verdere groei van de eindejaarsuitkering naar een volledige dertiende maand. ‘Deze onderwerpen zijn in een bijlage geparkeerd en worden uitonderhandeld en ingevoerd (eventueel gefaseerd) zodra er voldoende financiële ruimte is.’ Aandacht voor flexibiliteit Het economisch noodweer heeft ECN niet onberoerd gelaten. ‘De groei is er uit. Het aantal vacatures is in 2009 drastisch teruggelopen. De instroom is grofweg gehalveerd, de uitstroom van personeel is licht afgenomen ten opzichte van 2008,’ zegt Van Bussel. Het crisisjaar heeft nog eens duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is om de organisatie bestand te maken tegen een dynamische en onvoorspelbare omgeving. Denk aan bezuinigende overheden, toenemende concurrentie in energieonderzoek en versterking van internationale samenwerking. Volgens Van Bussel kan ECN zich beter wapenen tegen dergelijke bewegingen door te gaan werken met een kernbezetting met daaromheen een flexibele schil. In 2010 zal dan ook aandachtig gekeken worden naar een herziening van het huidige contractbeleid.
Een belangrijk ijkpunt voor de P&O afdeling is voorts het medewerkerstevredenheidsonderzoek. Maar liefst 82% van het ECNpersoneel nam de moeite om de enquête in te vullen. ‘De uitkomsten worden in het eerste kwartaal van 2010 nauwkeurig doorgesproken om vervolgens de verbeterplannen vast te stellen en in praktijk te brengen. Dit gebeurt op concern-, unit- en groepsniveau.’ Als het aan Van Bussel ligt wordt een dergelijke peiling eens per twee jaar uitgevoerd. Ten slotte wordt er scherp gekeken naar de afstemming van de diensten van de staf- en ondersteunende afdelingen aan de behoefte vanuit de directie en de units. Van Bussel: ‘Het is enorm belangrijk dat alle diensten naadloos blijven aansluiten op de corporate doel stellingen en de behoefte aan ondersteuning vanuit het primaire werkproces. Dit vereist een uitstekende feeling met de business.’ Corine van Bussel, hoofd P&O
Practice what you preach Noodzakelijke veranderingen in het energielandschap komen alleen tot stand als alle betrokkenen zich van de urgentie bewust zijn om zuiniger om te springen met energie en fors te investeren in energie-innovaties. Met dit motto probeert ECN richting te geven aan nationaal en internationaal energiebeleid. De boodschap is echter weinig overtuigend, wanneer de eigen prestaties achterblijven. Om te laten zien dat het ECN menens is werden er in 2009 diverse initiatieven uitgerold om het eigen energiegebruik terug te schroeven. Eén daarvan is de Competition for a New and Urgent Transition (Coconut). Coconut steunt op het idee dat het onderzoeksinstituut genoeg mensen heeft rondlopen met verstand van energiebesparing en de inzet van duurzame technologieën. Om hen te bewegen hun kennis te vertalen in de eigen organisatie, is in 2009 een wedstrijd uitgeschreven voor het beste energiebesparingsplan. Een ander pronkjuweel dat als voorbeeld dient in het verbeteren van de energieprestaties van ECN is ‘gebouw 31’. Dit nieuwe laboratorium voor materiaalkundig, fysisch en chemisch onderzoek werd in februari 2009 opgeleverd. Het moderne bouwwerk is uitgerust met een keur aan oplossingen en technologieën om zo veel mogelijk energie te besparen. Zo heeft het gebouw onder andere een zonwering van zonnepanelen, intelligente ventilatie, spaarlampen en bewegingsmelders. Het ECN-duurzaamheidsbeleid richt zich ook nadrukkelijk op maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO). De directie staat een strategie voor die is gericht op het behouden van een goede naam als gerespecteerd onderzoeksinstituut, en die aanstuurt op een creatieve en succesgerichte organisatie, waarin werkplezier centraal staat.
Het ideaalbeeld van de organisatie is plat, met korte lijnen. De cultuur is informeel, met een grote eigen verantwoordelijkheid van de medewerkers, zo staat in het strategieplan tot 2011. P&O stelde in 2009 een pakket van cursussen en opleidingen samen dat medewerkers in staat stelt zich maximaal te ontplooien. Het komende jaar wordt dit pakket verder uitgebreid. In 2010 zal veel aandacht uitgaan naar het formuleren van een integraal duurzaamheidsbeleid. Het oogmerk is alle losse initiatieven te koppelen tot een sterke strategie, zodat ECN zelf ook een verandering in het energielandschap in gang zet en zich tot een duurzaam onderzoeksinstituut van de toekomst ontwikkelt. Duurzaamheid/MVO
Verslag Raad van Toezicht De Raad van Toezicht vergaderde dit jaar vier maal regulier en drie maal niet- regulier. Bij elke vergadering was de statutaire directie aanwezig. Door ziekte heeft de heer H.A.D. van den Boogaard geen vergaderingen kunnen bijwonen. In de reguliere vergaderingen kwamen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde:
De Raad van Toezicht heeft twee commissies, de Auditcom missie en de Bezoldigings- en benoemingscommissie die beide speciale onderwerpen voorbereiden ten behoeve van de Raad van Toezicht. In het kader van de Corporate Governance is in 2005 voor beide commissies een reglement opgesteld en goedgekeurd door de Raad van Toezicht.
• Financiële aangelegenheden van ECN en NRG waaronder de jaarstukken, de periodieke financiële rapportage, het investeringsplan, het operationele plan en de deelnemingen. • Het R&D plan en de adviezen van de Energiebeleids Commissies (EBC’s) en Energie Advies Commissie (EAC). • Effecten kredietcrisis. • Pallas. • Statusrapport Radioactief Afval. • Herstart en reparatieplan van de Hoge Flux Reactor (HFR). • Overige onderwerpen: potentiële activiteiten met betrekking tot Ecofys, de centrale vestigingen van ECN, treasury statuut ECN, CAO-overleg, voordrachtsrecht OR, nieuwe topstructuur van ECN.
De auditcommissie, bestaande uit de heren H.A.D. van den Boogaard (voorzitter tot 1 juni 2009), prof. dr. W.C. Turkenburg, drs. G.H. Verberg, en mevrouw drs. M.A. Scheltema (voorzitter per 1-9-2009) is in 2009 drie keer bij elkaar geweest.
Op 21 januari 2009 heeft een extra ingelaste vergadering van de Raad van Toezicht plaatsgevonden die in zijn geheel gewijd was aan de financiering en reparatie van de HFR. De heer dr.ir. A. Veenman was niet bij deze vergadering aanwezig. Daarnaast heeft op 29 oktober 2009 een extra ingelaste vergadering van de Raad van Toezicht plaatsgevonden die in zijn geheel was gewijd aan de ontwikkelingen in het project Pallas. Bij twee van de vier overlegvergaderingen van de ondernemingsraad met de bestuurder was een lid van de Raad van Toezicht aanwezig.
Bij de afwezigheid van de heer H.A.D. van den Boogaard was de heer dr.ir. A. Veenman vervangend voorzitter van de Auditcom missie tot de toetreding van mevrouw drs. M.A. Scheltema. In deze vergaderingen kwamen onder meer aan de orde: de jaarrekening en management letter, het accountantsverslag, de financiering van de HFR, en de herstart en reparatie van de HFR. Op 8 juni 2009 heeft een niet-reguliere vergadering van de Auditcommissie plaatsgevonden, in de aanwezigheid van de heren prof. drs. R.F.M. Lubbers en dr.ir. A. Veenman, die in zijn geheel gewijd was aan de herstart en reparatie van de HFR, en het project Pallas. De bezoldigings- en benoemingscommissie bestaat uit de heren: dr.ir. A. Veenman (voorzitter), prof.drs. R.F.M. Lubbers en dr.ir. C.P. Jongenburger. De commissie heeft in 2009 twee keer vergaderd. Onderwerpen die hier aan de orde kwamen, waren onder meer: CAO-overleg ECN/NRG, de samenstelling van de Raad van Toezicht en voordracht voor de vervulling van de vacatures in de Raad van Toezicht die in 2010 ontstaan, het personeelsbeleid, de bezoldiging en de doelstellingen van de statutair directeur, de topstructuur en opvolging directie ECN.
Op grond van het reglement dient een tegenstrijdig belang van een lid van de Raad van Toezicht, de directie en de externe accountant dat van materiële betekenis is voor ECN of de betrokken persoon, terstond aan de voorzitter van de Raad van Toezicht te worden gemeld. Een dergelijke melding is in 2009 niet ontvangen. De bepalingen in het reglement die hierop betrekking hebben zijn nageleefd. Naar het oordeel van de Raad van Toezicht is voldaan aan de vereiste dat elk van zijn leden, met uitzondering van maximaal één persoon, onafhankelijk is. De Raad van Toezicht beschouwt alle leden als onafhankelijk. In 2009 is de samenstelling van de raad gewijzigd. De heer H.A.D. van den Boogaard is per 1 juni 2009 afgetreden. De heren prof. drs. R.F.M. Lubbers en drs. G.H.B. Verberg zijn per 1 juni 2009 herbenoemd voor een periode van vier jaar. Prof. dr. W.C. Turkenburg is per 1 september 2009 herbenoemd tot 1 april 2010. Er wordt gezocht naar een vrouwelijke kandidaat om hem te vervangen. Per 1 september 2009 is mevrouw drs. M.A. Scheltema toegetreden voor een eerste benoemingsperiode van vier jaar. De Raad van Toezicht dankt de directie en de medewerkers voor hun inzet en behaalde resultaten in 2009 die ertoe geleid hebben dat het afgelopen jaar voor ECN succesvol is verlopen. Raad van Toezicht ECN, 31 maart 2010
Energie Advies Commissie (EAC) Prof. dr. E.M. Meijer, Unilever Prof. dr. F.G.H. Berkhout, Vrije Universiteit Amsterdam Ir. T.P. Bokhoven, ConSolair B.V. Dr. ir. T. van Herwijnen, ETC Energy Technology Mw. dr. ir. R. Janssen-van Rosmalen, Energy Plus Prof. dr. G.J. Kramer, Shell Global Solutions Prof. dr. dipl. ing. M. Kühn, Universiteit Stuttgart Mr. dr. P.W. Kwant Ir. G.J.M. Prieckaerts Prof. dr. J.H.W. de Wit, Technische Universiteit Delft
Klankbordgroepen Biomassa, Kolen & Milieuonderzoek Ir. M. van Berlo, Afval Energie Bedrijf E. Goudappel, Jacobs Nederland B.V. Ir. H. Klein Teeselink, HoSt R. de Kler, Nuon Ir. G.R. Küpers, KandT Management B.V. Ir. K.W. Kwant, Agentschap NL/SenterNovem W. Schonewille, Havenbedrijf Rotterdam N.V. E. van Seventer, Agrotechnology & Food Innovations Dr. ir. W. Willeboer, Essent Energie Productie
Externe beoordelingscommissies Beleidsstudies Ir. E.C.R.H. Eijkelberg, Ministerie van Economische Zaken Ir. F.J. de Groot, VNO-NCW Ir. E.J. Postmus, Gas Transport Services B.V. Ir. E. Luken, Agentschap NL/SenterNovem Drs. P.J. Aubert, Energieraad (tot 1 okt 2009) Dr. L.A. Meyer, Planbureau voor de Leefomgeving Drs. T.E.M. van Leeuwen, Ministerie van VROM
Efficiency & Infrastructuur, Programma intelligente energienetten Dr. Ir. H. Slootweg, Enexis Dhr. R. Schaacke, Betronic Nederland B.V. Dhr. M. van der Meijden, TenneT Ing. J.P. Hodemaekers, Stedin Dhr. F. Verheij, KEMA Ir. E. Raaijen, Exendis B.V. Dhr. J. Thomassen, Nedap Dhr. M. Eijgelaar, Essent New Energy Ir. M.A. Bongaerts, Alliander Dhr. W. Altena, Logica
NRG Ir. J.C.L. van Cappelle, EPZ T.H.J.J. van der Hagen, TU delft Ir. G.R. Küpers, Kandt Management Prof. dr. ir. A.H.M. Verkooijen, RID Ir. P.J. Buijs, DELTA Technologie & Innovatie Dr. P.J.W.M. Müskens, Ministerie van VROM Dr. H.D.K. Codée, COVRA Mw. mr. A. van Limborgh, Ministerie van VROM Ir. G.C. van Uitert, Ministerie van Economische Zaken Drs. H. Rakhorst, URENCO Nederland bv
Efficiency & Infrastructuur, Programma Energie efficiency in de Industrie Dr. ir. W.J.W. Bakker, Dutch Separation Technology Institute Mr. drs. G. Brouwer, Rotterdam Climate Initiative Dhr. M. Clement, Agentschap NL/SenterNovem Dr. T. Graafland, Shell Nederland BV Ir. H. Keuken, Process Design Centre Prof. dr. ir J.T.F. Keurentjes, Akzo Nobel Ir. G.J. Koopman, Koninklijke Vereniging van Nederlandse Papier- en Kartonfabrieken (VNP) Dr. ir. G.J. Kwant, DSM Ir. A.M.G. Pennartz, KWA Bedrijfsadviseurs Efficiency & Infrastructuur, Programma Energie in de Gebouwde Omgeving W. van den Bogerd, Ihto-Van der Beijl B.V. Dr. L. van Bree, PBL Ir. H.M. Croes, RGD Ministerie van VROM Ir. C.J.G. Hamans, Rockwool Ir. P. Hameetman, AM Duurzaam Ir. J.J. Overdiep, Gasterra T.H. Reijenga, KOW R. van der Meer, UNETO-VNI J. Verlinden, Ministerie van VROM-WWI H. Westra, TU-Delft, Fac. Bouwkunde G.J. Zijlstra, Zijlstra Management & Advies Prof. dr. ir. R. van Zolingen, Shell Solar Energy Systems B.V. P. Heijnen, Agentschap NL/SenterNovem
Waterstof & Schoon Fossiel Ir. E.H. Lysen, Universiteit Utrecht Ir. F. Denys, Agentschap NL/SenterNovem Dr. I.S. Williamson, Air Products Drs. J.J.P. Huijsmans, Shell Global Solutions Dr. M. Steen, JRC-IE Ir. R.C.F. de Kler, MBA, NUON Dr. E.K. Erdle, Efceco Windenergie Ir. G.F. Bakema, Essent Ir. van de Brug, Ballast Nedam Prof. ir. W.L. Kling, TenneT Prof. dr. ir. G.A.M. van Kuik, TU Delft J.T. Olesen, VESTAS Wind Systems A/S, Denemarken Dr. D. Quarton, Garrad Hassen & Partners, Engeland M. Sc. F. Rasmussen, Risø National Laboratory, Denemarken Ir. H.P.G.M. den Rooijen, Shell Wind Energy B.V. Ir. dipl. V. Schellings, GE Wind Energy, Duitsland D.P. Molenaar, Siemens Nederland B.V. Zonne-energie Prof. dr. C. Ballif, University of Neuchatel Prof. dr. P. Blom, Universiteit Groningen en TNO Dr. M. Fleuster, Solland Solar Energy BV Dr. Ing. M. Bauer, Q-Cells Mr. F. van den Heuvel, Scheuten Solar Dr. L. Podlowski, Solon AG Prof. dr. R. van Zolingen, Shell Solar en Technische Universiteit Eindhoven Dr. F. Witte, Agentschap NL/SenterNovem
ECN in vogelvlucht Geconsolideerde omzet ontwikkeling
Geconsolideerde omzetverdeling 2009
jaar Omzet ECN en NRG
De totale omzet 2009 bestaat uit: Subsidie staat der Nederlanden Opdrachten derden (opdrachten derden + toe- afname onderhanden werk) Geactiveerde productie Overige bedrijfs opbrengsten Totaal
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
88.123 93.545 100.339 96.562 102.272 106.868 121.835 131.983 132.041 140.681
44.734 85.217 2.401 8.329 140.681
Alle bedragen x € 1.000,00
Publicaties 2009
Overzicht octrooi kosten en licentie opbrengsten
BS
E&I
BKM
H2SF
WIND
ZON
E&S
Totaal
ECN rapporten*
32
39
10
15
63
14
31
204
Peer reviewed artikelen in wetenschappelijke tijdschriften
14
4
35
26
1
14
94
Peer reviewed artikelen in vakbladen
13
12
10
Conferentiebijdragen
13
49
50
Boeken en boekhoofdstukken
11
1
4
2009
2008
2007
2006
2005
2004
Licentie overeenkomsten
1,660
1,102
0.742
0,603
0,367
0,137
Octrooi kosten
0,718
0,546
0.473
0,393
0,637
0,464
Bedragen in M f
*ECN rapporten: openbaar en vertrouwelijk
1
4
40
16
40
201
4
1
21
33
Aantal medewerkers ECN per 31 december 2009 Leiding Onderzoek Onderzoekondersteuning en Technologische Ontwikkeling Technische Realisatie en Beheer Beleidsadvies Kwaliteit, veiligheid en overige staf Totaal
60 240 113 102 37 124 686
8,75% 36,44% 16,47% 14,87% 5,39% 18,07%
68 136 104 38 346
19,65% 39,31% 30,06% 10,98%
Totaal aantal buitenlandse medewerkers: 61
Aantal medewerkers NRG per 31 december 2009 Kwaliteit en veiligheid Research development & consultancy Techniek Staf en overige staff Totaal Totaal aantal buitenlandse medewerkers: 24
Verkorte jaarrekening
Geconsolideerde winst- en verliesrekening (x € 1.000)
2009
2008
Opbrengsten • Subsidie door Staat der Nederlanden
44.734
44.943
• Opdrachten en overige financiering • Toe- / afname onderhanden werk
81.595 3.622 85.217
75.646 -773 74.873
Geactiveerde productie voor eigen bedrijf Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
2.401 8.329 140.681
4.239 7.986 132.041
Bedrijfsopbrengsten Geconsolideerde balans (x € 1.000) (voor resutaatbestemming) 31-12-09
31-12-08
Geconsolideerde balans (x € 1.000) (voor resutaatbestemming) 31-12-09
Activa
Passiva
Vaste Activa Immateriële vaste activa 1.565 Materiële vaste activa 37.779 Financiële vaste activa: • Deelnemingen kennisondernemingen 26 en overige deelnemingen • Effecten 5.050 • Overige vorderingen 4.142 Totaal financiële vaste activa 9.218 Totaal vaste activa 48.562
Groepsvermogen Eigen vermogen 11.326 Aandeel van derden in groepsvermogen 41 11.367 Voorzieningen Voorzieningen 97.334
12.453 4.860 17.369 56.763
Vlottende Activa Onderhanden werk 19.954 Vorderingen en overlopende activa 21.135 Voorraden 2.994 44.083
16.332 25.262 5.907 47.501
Liquide middelen 89.526 Totaal 182.171
1.626 37.768 56
31-12-08
11.326 41 11.367 93.659
Bedrijfslasten Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenen Afschrijvingen op immateriële vaste activa Afschrijvingen op materiële vaste activa Bijzondere waardevermindering immateriële vaste activa Overige bedrijfskosten Som der bedrijfslasten
61.576 3.670 8.381 91 6.026
58.250 3.305 7.294 155 5.160
1.221 58.068 139.033
0 53.645 127.809
71.339
Bedrijfsresultaat
1.648
4.232
175.603
Financiële baten en lasten
-1.191
-3.012
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belasting
457
1.220
Belastingen resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
-290
-661
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belasting
167
559
Aandeel in resultaat deelnemingen
-167
-559
Netto resultaat na belasting
0
0
Kortlopende Schulden Vooruitontvangen van derden Crediteuren Belastingen en sociale lasten Schulden terzake van overige personeelskosten Schulden terzake van pensioenen Overige schulden en overlopende passiva
34.273 10.572 3.884 8.554 4.092 12.059 73.470
36.013 12.613 3.013 8.543 4.905 5.490 70.577
Totaal 182.171
175.603
Colofon Uitgave: Energieonderzoek Centrum Nederland Tekst: Jorinde Schrijver, ECN Fotografie: Vesna Zuuring portretten Hans Haenen Dutch Photoworks Hollands Hoogte Gamma Concept & Vormgeving: Made in Haarlem © ECN 2010 | www.ecn.nl