Exacte Wetenschappen Maatschappij- en Gedragswetenschappen Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Call for proposals
Duurzame Logistiek
In samenwerking met het TKI Logistiek 2013/2014 1ste ronde
Den Haag, juli 2013 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Inhoud 1
2 3
4 5 6
Inleiding
1
1.1
Achtergrond
1
1.2
Beschikbaar budget
1
1.3
Geldigheidsduur call for proposals
Doel Richtlijnen voor aanvragers
2
3 4
3.1
Wie kan aanvragen
4
3.2
Wat kan aangevraagd worden
6
3.3
Wanneer kan aangevraagd worden
7
3.4
Het opstellen van de aanvraag
7
3.5
Specifieke subsidievoorwaarden
8
3.6
Het indienen van een aanvraag
9
4.1
Procedure
4.2
Criteria
5.1
Contact
5.2
Overige informatie
Beoordelingsprocedure
Contact en overige informatie Bijlage(n)
10 10 12
15 15 15
16
1 Inleiding 1.1
Achtergrond De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het ministerie voor Infrastructuur & Milieu hebben samen het initiatief genomen om het onderzoeksprogramma Duurzame Logistiek te ontwikkelen. In het programma Duurzame Logistiek wordt onderzoek verricht dat aansluit bij de roadmaps van de Topsector Logistiek en/of de beleidsprioriteiten van het ministerie van I&M. De inhoudelijke focus van het programma staat beschreven in de programmatekst Duurzame Logistiek. De programmatekst staat in pdf op de NWO(www.nwo.nl/logistiek) en VerDuS- website (logistiek.verdus.nl) en is in hardcopy beschikbaar bij NWO. Het programma zal leiden tot bruikbare resultaten voor beleid en/of praktijk. NWO financiert projecten die worden uitgevoerd door consortia van Nederlandse universiteiten, overige onderzoeksinstellingen en bedrijven. Er zijn drie soorten projecten mogelijk: -
Publiekgerichte Projecten die kennisverwerving nastreven die van belang is voor beleid (publiek)
-
Bedrijfsgerichte Projecten die kennisverwerving nastreven die van belang is voor de praktijk (privaat)
-
DUO-Projecten die kennisverwerving nastreven die van belang is voor beleid en praktijk (publiek/privaat)
Op de aanvraag dient te worden aangegeven wat voor soort project wordt ingediend. De publiekgerichte projecten vallen binnen het samenwerkingsverband Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS). VerDuS is een kennisinitiatief van de ministeries van I&M, EZ en BZK en Platform31 en NWO (voor meer informatie zie www.verdus.nl). De Raad van Toezicht VerDuS is het besluitvormend orgaan. De bedrijfsgerichte projecten en de DUO-projecten vallen binnen de TKI Logistiek (deelnemers aan het TKI zijn bedrijven, NWO, TNO en Dinalog). Het Gebiedsbestuur MaGW en het TKI- bestuur zijn de besluitvormende organen. Vooraanmeldingen worden beoordeeld de programmacommissie TKI Logistiek, uitgewerkte voorstellen worden beoordeeld door een door NWO samen te stellen internationale beoordelingscommissies Duurzame Logistiek.
1.2
Beschikbaar budget Het beschikbare budget voor deze call is maximaal vijf miljoen euro en is beschikbaar gesteld door de NWO- gebieden Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Exacte Wetenschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Binnen de onderzoeksprojecten werken onderzoekers samen met private en/of publieke partners. Deze partners leveren een financiële bijdrage (cash en/of in-kind) aan het onderzoeksproject. Minimaal twee miljoen euro zal besteed worden aan bedrijfsgerichte of DUO-projecten waarbij bedrijven een cash-bijdrage leveren aan de uitvoering van het onderzoeksproject. Mochten er niet voldoende kwalitatief goede bedrijfsgerichte of DUO-projecten geselecteerd kunnen worden, dan kunnen de overgebleven middelen doorschuiven naar de volgende subsidieronde voor Duurzame Logistiek. Voor elk onderzoeksthema (ICT-systemen, Fysieke Infrastructuur en Orgware voor de Logistieke Sector) is minimaal één miljoen euro beschikbaar. De overige twee miljoen is niet geoormerkt voor een specifiek
2 Hoofdstuk 1: Inleiding / Duurzame Logistiek
onderzoeksthema. Op de aanvraag dient te worden aangegeven op welk(e) onderzoeksthema(‘s) de aanvraag betrekking heeft. Opbouwen consortium voor indienen uitgewerkte aanvraag Om het mogelijk te maken dat er een vitaal, evenwichtig en samenhangend consortium wordt gevormd om een gezamenlijke aanvraag in te dienen, kan een workshop worden georganiseerd. Deze workshop vormt een onderdeel van de ontwikkeling van de uitgewerkte aanvraag. Er kunnen middelen worden aangevraagd voor de organisatie van de workshop tot een maximum van € 10.000. In dat geval dienen er in de vooraanmelding een programma, planning en uitgewerkt budget van deze workshop te zijn opgenomen. Indien er voor wordt gekozen om geen workshop te organiseren, dient in de vooraanmelding duidelijk te worden gemaakt hoe een vitaal, evenwichtig en samenhangend consortium gevormd zal worden. Bij de uitgewerkte aanvraag dienen Letters of Commitment van alle partners te worden bijgesloten. Het toekennen van middelen voor de workshop staat los van succes bij de uiteindelijke beoordeling van de uitgewerkte aanvragen. Het totale budget voor workshops op basis van de vooraanmeldingen is maximaal k € 150.
1.3
Geldigheidsduur call for proposals Deze call for proposals is geldig tot en met de sluitingsdatum 1 april 2014.
3 Hoofdstuk 2: Doel / Duurzame Logistiek
2 Doel Het doel van het programma Duurzame Logistiek is het ontwikkelen, delen en toepassen van nieuwe kennis die nodig is voor de vitaliteit van de Nederlandse logistieke sector voor de (middel)lange termijn. In het programma Duurzame Logistiek wordt excellent wetenschappelijk onderzoek verricht dat kennis ontwikkelt voor beleid en praktijk. Het programma genereert kennis die bijdraagt aan de doelstellingen van de Topsector Logistiek, zoals verwoord in de topsectoragenda ‘Partituur naar de Top’, en aan het realiseren van de roadmaps. Het programma zal worden uitgevoerd door de beste academische onderzoeksgroepen in Nederland. Het onderzoek is vernieuwend, van hoog wetenschappelijk niveau, multidisciplinair en internationaal georiënteerd. Het onderzoek dient te voldoen aan de NWO-eisen van wetenschappelijke kwaliteit en utilisatie. De inhoudelijke focus van het programma staat beschreven in de programmatekst Duurzame Logistiek. Een belangrijk aspect van dit programma vormt het gebruiken en verspreiden van kennis en de overdracht van ontwikkelde (en reeds aanwezige relevante) kennis naar partners en gebruikers. Er wordt verwacht dat in de onderzoeksvoorstellen concrete tussen- en eindproducten worden opgenomen die relevant zijn voor de consortiumpartners. Mogelijke concrete producten betreffen bijvoorbeeld beleidsrelevante inzichten (verschijningsvorm: elektronisch, schriftelijk, mondeling), nieuwe modellen, methoden en concepten, instrumentarium voor besluitvormingsondersteuning, management games, toepassing van nieuwe inzichten in opleidingen, verbetervoorstellen voor bestaande praktijken, praktijkboeken, leertrajecten, etc. Bij de monitoring van de voortgang van het goedgekeurde onderzoek zal NWO niet alleen kijken naar (realisatie van de afgesproken) output, maar ook naar impact op beleid en praktijk.
4 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame Logistiek
3 Richtlijnen voor aanvragers 3.1
Wie kan aanvragen Elk projectvoorstel heeft één hoofdaanvrager. De hoofdaanvrager is hoogleraar of universitair hoofddocent aan een Nederlandse universiteit, dan wel een NWO- of KNAW- instituut, die een dienstverband heeft voor ten minste de looptijd van het aanvraagproces en de duur van de subsidieperiode. Het Duurzame Logistiek-programma is interdisciplinair van aard en gericht op samenwerking met niet-universitaire partners, zoals bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en publieke onderzoeksinstellingen (bijvoorbeeld TNO). Om dit uitgangspunt vorm te geven dienen alle bij een onderzoeksvoorstel betrokken samenwerkingspartners een consortium op te richten. Er dient minimaal één publieke of private partij bij de aanvraag betrokken te zijn. Uiteraard kunnen ook meerdere private en publieke partners als meefinancierende partij deel uitmaken van het projectconsortium. Bedrijven worden aangemerkt als private partners. Onder onderneming verstaat NWO: activiteit van een organisatorisch verband of een persoon gericht op duurzame deelname aan het economisch verkeer met behulp van arbeid en kapitaal en met oogmerk winst te behalen. Buitenlandse private partijen kunnen ook meedoen. Als publieke partners worden aangemerkt instellingen die niet tot de door NWO erkende onderzoeksinstellingen behoren (dat zijn instellingen die niet bij NWO mogen indienen zoals Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en gemeenten) en niet tot de categorie van private partijen behoren. Het CWI kan de eigen in-kind bijdrage (zie NWO-propositie 2012-2013 voor de Topsector Logistiek) als cofinanciering voor projecten van alle kennispartners inzetten. De hoofdaanvrager vraagt aan namens het gehele projectconsortium en is verantwoordelijk voor zowel de wetenschappelijke samenhang en de resultaten, als ook de financiële verantwoording. Bij een aanvraag dienen ten minste onderzoekers van twee verschillende leerstoelen betrokken te zijn. De hoofdaanvrager en medeaanvrager(s) dienen gedurende de periode waarover subsidie wordt gevraagd effectief betrokken te blijven bij het onderzoek waarop de aanvraag betrekking heeft. De instelling dient de aanvragers in de gelegenheid te stellen gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het onderzoek voor een adequate begeleiding van het onderzoek zorg te dragen. De publieke en private partners (niet-universitaire partners zoals bedrijven en overheden) dienen als medeaanvrager op de aanvraag te worden opgenomen. Een onderzoeker kan in deze ronde niet meer dan tweemaal aanvragen, waarvan slechts één maal als hoofdaanvrager. Dat betekent dat zij/hij voor één aanvraag als hoofdaanvrager en voor één andere aanvraag als medeaanvrager kan fungeren, of tweemaal als medeaanvrager bij twee verschillende aanvragen.
5 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame Logistiek
Voorwaarden voor Cofinanciering De niet-academische partners in het consortium dienen een concrete bijdrage te leveren aan het onderzoek. Afhankelijk van het soort project wordt verschillende cofinanciering verwacht van de consortiumpartners. Er worden vier typen cofinanciering onderscheiden: 1.
In-kind van onderzoeksinstituten (bv onderzoekers)
2.
In-kind van publieke en/of private partners (bv inzet van personeel, faciliteiten, materiële bijdragen)
3.
Cash van publieke partners
4.
Cash van private partners
NWO accepteert in-kind bijdragen in mensuren van personeel (integrale kostprijs) of materiële bijdragen zoals gebruik van specifieke software en toegang tot faciliteiten. Daarbij geldt wel de voorwaarde dat deze gekapitaliseerd zijn en dat ze integraal onderdeel uitmaken van het projectplan. De bijdrage van de private en publieke partijen moet duidelijk zijn uit de beschrijving van het project, de planning en het budget in de aanvraag. Tijdens de looptijd van het project dient de bijdrage bijgehouden te worden in de projectadministratie die te allen tijde inzichtelijk moet zijn voor NWO. Begeleiding en consultancy vallen niet onder cofinanciering. Voor de Publiekgerichte projecten geldt een cofinancieringseis van minimaal 20% van de bij NWO aan te vragen subsidie; in de vorm van een in-kind of cash bijdrage van publieke of private partners. Bij een NWO-subsidie van M€ 1 is er 200k€ cofinanciering bovenop de subsidie die wordt aangevraagd en is het totale project minimaal M€ 1,2. Voor de Bedrijfsgerichte projecten geldt een cofinancieringseis van minimaal 7,5% cash en 7,5% in-kind bijdrage van private partners. Bij een NWO-subsidie van M€ 1 is er minimaal € 75.000 cash en € 75.000 in-kind cofinanciering nodig bovenop de subsidie die wordt aangevraagd en is het totale project minimaal M€ 1,15. Voor de Duo-projecten geldt een cofinancieringseis van minimaal 7,5% cash en 7.5% in-kind bijdrage van publieke of private partners. Bij een NWO-subsidie van M€ 1 is er minimaal € 75.000 cash en € 75.000 in-kind cofinanciering nodig bovenop de subsidie die wordt aangevraagd en is het totale project minimaal M€ 1,15. De cofinanciering wordt toegevoegd aan het bij NWO aan te vragen subsidiebedrag en dient te worden opgenomen in de begroting. NWO is hoofdfinancier en de cofinanciering mag niet hoger zijn dan het bij NWO aangevraagde budget: hiermee is de maximale cofinanciering 100% van de bij NWO aan te vragen subsidie (Cash en in-kind). De bijdrage in de vorm van cofinanciering moet in een brief bij de uitgewerkte aanvraag bevestigd worden door de private en/of publieke partners die als medefinancier optreden (‘letter of commitment’; zie ook paragraaf 3.4).
6 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame Logistiek
3.2
Wat kan aangevraagd worden De bij NWO aan te vragen subsidie bedraagt maximaal € 1.000.000. Er kan subsidie worden aangevraagd ter dekking van zowel de personele als de materiële kosten die voor het onderzoek moeten worden gemaakt. In het onderzoeksvoorstel dienen minimaal twee onderzoekers (promovendi of postdoctoraal onderzoekers) aangesteld te worden. Onderzoekers moeten minimaal 0,8 fte gedurende twee (postdoc) tot vijf (promovendus) jaar aangesteld worden op het project. De totale looptijd van een project is ten minste twee jaar en niet langer dan vijf jaar. Personele kosten Subsidie kan worden aangevraagd voor de salariskosten van op het onderzoek aan te stellen wetenschappelijk personeel. De duur van deze aanstellingen mag de duur van de subsidie die toegekend is voor het aangevraagde onderzoek nooit overschrijden. Op de subsidieverlening is het door NWO met de VSNU op 2 oktober 2008 gesloten Akkoord Bekostiging Wetenschappelijk Onderzoek 2008 van toepassing 1 inclusief de meest recente standaard salaristabellen (zie de NWO- website). Wetenschappelijk personeel Onder wetenschappelijk personeel wordt personeel verstaan dat onderzoek verricht: promovendi en postdoctoraal onderzoekers. Per categorie gelden de volgende uitgangspunten. Promovendus (maximaal 5 jaar) -
Een promovendus kan alleen vanaf het eerste jaar worden aangesteld;
-
De aanstellingsduur bedraagt vier jaar bij een aanstellingsomvang van 1,0 fte (of vijf jaar bij een aanstelling van 0,8 fte).
Postdoconderzoeker (maximaal 4 jaar) -
Een postdoconderzoeker is op het moment van de aanstelling gepromoveerd, of de promotiedatum is vastgesteld en vindt binnen zes maanden na aanstelling plaats;
-
De aanstellingsduur voor een postdoconderzoeker bedraagt minimaal twee en maximaal vier jaar.
Het is mogelijk en kan meerwaarde hebben om (een gedeelte van) het onderzoek uit te voeren bij één van de private en/of publieke partners in het consortium. Waar van toepassing dient dit in het onderzoeksvoorstel beargumenteerd te worden. Bench fee Aan promovendi en postdoconderzoekers wordt een persoonsgebonden bench fee toegekend. Dit is een vast bedrag ten behoeve van de onderzoeker (bijvoorbeeld congresbezoek, publicatie van de dissertatie). De hoogte van de bench fee is vastgesteld op maximaal € 5.000,- en is afhankelijk van het type onderzoeker en de aanstellingsduur. Het toegekende bedrag wordt separaat en in één keer ter beschikking gesteld. Materiële kosten In een aanvraag kan subsidie worden aangevraagd ter dekking van materiële kosten, zoals:
1
Het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek staat op de NWO- website.
7 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame Logistiek
-
De aanschaf van speciaal voor het onderzoek benodigde apparatuur en verbruiksgoederen, m.u.v. computers;
-
Het houden van interviews en enquêtes;
-
De aanschaf van databestanden;
-
Reis- en verblijfkosten;
-
Management van het projectconsortium, bijvoorbeeld een (nietwetenschappelijke) procesmanager, tot maximaal 5% van de NWOsubsidie.
-
Het organiseren van (internationale) workshops en bijeenkomsten.
Niet alle kosten worden vergoed: -
Kosten voor computergebruik bij universitaire rekencentra en kosten voor het gebruik van laboratoria, komen niet in aanmerking voor subsidie. Er is een aparte call Rekentijd Nationale Computersystemen van het NWOgebied Exacte Wetenschappen voor toegang tot de nationale computersystemen;
-
Huisvestings-, overhead-, en afschrijvingskosten komen niet voor subsidie in aanmerking;
-
Kosten van apparatuur, van verbruiksgoederen, of van administratieve of technische hulp, die tot het gebruikelijke voorzieningenpakket van een universiteit of onderzoeksinstituut moeten worden gerekend, komen evenmin in aanmerking voor een vergoeding.
Niet vergoed worden verder: -
Kosten die zijn gemaakt ter verkrijging van een accountantsverklaring;
-
Kosten gemaakt voor het bemiddelen voor, en/of verwerven en uitvoeren van contractresearch, inclusief de daaraan toe te rekenen overige indirecte kosten;
-
Reserveringen voor toekomstige kosten c.q. reservevorming.
Materiële kosten dienen zowel inhoudelijk gemotiveerd als financieel onderbouwd te worden. Bij aanvang van het onderzoek wordt 80% van de toegekende materiële kosten in één keer uitgekeerd, na afronding van het onderzoek de resterende 20%. NWO behoudt zich het recht voor bij de toekenning van een subsidie, vanwege budgettaire overwegingen, niet het gehele bedrag aan aangevraagde materiële kosten toe te kennen.
3.3
Wanneer kan aangevraagd worden De sluitingsdatum voor het indienen van vooraanmeldingen is dinsdag 12 november 2013, 11:59 uur. De sluitingsdatum voor het indienen van uitgewerkte aanvragen is dinsdag 1 april 2014, 11:59 uur.
3.4
Het opstellen van de aanvraag De subsidieaanvraag bestaat uit twee delen: een factsheet en het aanvraagformulier -
De factsheet wordt direct ingevuld in het elektronisch aanvraagsysteem Iris van NWO;
-
Het aanvraagformulier staat op de subsidiepagina van dit programma op de NWO-website. Dit formulier wordt, zodra ingevuld, toegevoegd als PDF bestand aan de Iris factsheet.
8 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame Logistiek
Verplichte vooraanmelding De vooraanmelding is verplicht en dient via Iris ingediend te worden. De vooraanmelding bevat de naam en adresgegevens van de hoofdaanvrager, de beoogde titel van het onderzoek, de beoogde samenwerkingspartners (incl. eventuele buitenlandse onderzoekers waarmee samengewerkt wordt) met een kort cv, een korte beschrijving van het onderzoeksvoorstel en een voorlopige begroting. De beschrijving omvat maximaal 1200 woorden. Indien middelen voor een workshop worden aangevraagd (maximaal € 10.000), dient deze ook beschreven te zijn in de vooraanmelding (maximaal 800 woorden; zie het vooraanmeldingsformulier). De vooraanmelding wordt beoordeeld door de programmacommissie van het TKI Logistiek. De commissie zal een advies afgeven of het voorstel al dan niet kansrijk is bij het indienen van de uitgewerkte aanvraag. Aanvraagformulier Aanvragen dienen in het Engels te worden opgesteld en worden alleen geaccepteerd wanneer het aanvraagformulier gebruikt is. Nadere instructies staan in het aanvraagformulier dat kan worden gedownload van de website, logistiek.verdus.nl of www.nwo.nl/logistiek. Het pdf-document mag op geen enkele wijze beveiligd zijn om een goede verwerking van de aanvraag te garanderen. Uitgewerkte aanvragen: Letter(s) of commitment Bij het indienen van de uitgewerkte aanvraag moet het financieel commitment van partner(s) worden bevestigd met een ‘letter of commitment’. Deze brief bestaat uit een expliciete verklaring van de overeengekomen financiële en/of gekapitaliseerde personele en/of materiële bijdrage, een toelichting op hoe de cofinanciering wordt ingezet en een toelichting op hoe de resultaten van het onderzoek zullen bijdragen aan de beleids- of praktijkontwikkeling. De in de brief vermelde bedragen moeten overeenkomen met de bedragen in het budget van de aanvraag. Deze brief dient als bijlage bij de aanvraag te worden toegevoegd. Indien de aanvraag gehonoreerd wordt, zal NWO de private en/of publieke partners vragen voor bevestiging van de medefinanciering (bevestiging van bijdragen door derden). Verdere afspraken dienen te worden vastgelegd in een (consortium)overeenkomst (zie paragraaf 3.5 en bijlage 6).
3.5
Specifieke subsidievoorwaarden NWO raamwerk voor Publiek-Private Samenwerking (zie bijlage 6) De consortiumpartners dienen bij aanvang van het project een overeenkomst te sluiten met betrekking tot de rechten (bijvoorbeeld copyrights, intellectueel eigendom etc.) op producten of zaken die binnen het project worden ontwikkeld. NWO hanteert een PPS-Raamwerk voor publiek-private-samenwerking, waarin staat omschreven aan welke minimale eisen een project agreement dient te voldoen. Het betreft het vastleggen van afspraken over de consortium governance, financiën, publicaties, intellectueel eigendom, aansprakelijkheid en geschillen. De NWO uitgangswaarden ten aanzien van intellectueel eigendom (IP) en kennisoverdracht staan in dit PPS-Raamwerk beschreven. Wanneer een onderzoeker een voorstel indient, dienen de consortiumpartners te bevestigen dat zij kennis hebben genomen van het PPS-Raamwerk, de NWO uitgangswaarden ten aanzien van IP en de kennisoverdrachtsregels zoals daarin beschreven. Voordat een toegekend project van start gaat, dienen de projectpartners een project agreement te sluiten in overeenstemming met het PPS-Raamwerk.
9 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Duurzame Logistiek
Overige specifieke subsidievoorwaarden Voor aanvragen voor een subsidie van NWO geldt de Regeling subsidieverlening NWO 2. Het Gebiedsbestuur van MaGW houdt zich het recht voor een aanvraag op wetenschapsinhoudelijke, beleidsmatige of budgettaire gronden te laten inkorten of wijzigen als voorwaarde bij eventuele toekenning. Wordt een aanvraag toegekend, dan wijst MaGW doorgaans de hoofdaanvrager aan als projectleider. Deze ontvangt de MaGW-aanwijzingen voor projectleiders en de algemene subsidiebepalingen van NWO. MaGW monitort de voortgang en evalueert de resultaten van het gesubsidieerde onderzoek ten opzichte van de in de aanvraag vermelde planning en beoogde opbrengst. Indien hierop een aanzienlijke wijziging, in negatieve zin, wordt geconstateerd, behoudt MaGW zich het recht voor sancties uit te voeren die bij de toekenning nader zijn uiteengezet.
3.6
Het indienen van een aanvraag Het indienen van een aanvraag bij NWO kan alleen via Iris, het elektronisch aanvraagsysteem. Aanvragen die niet via Iris zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen. Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen Irisaccount in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen Irisaccount heeft, dient deze dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit is om eventuele aanmeldproblemen nog op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een Iris account heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen. Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de Iris helpdesk (0900-696 47 47; zie paragraaf 5.1.2).
2
De Regeling Subsidieverlening staat op de NWO- website:
http://www.nwo.nl/subscription-documents/nwo/juridisch/regeling-subsidieverleningnwo
10 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame Logistiek
4 Beoordelingsprocedure 4.1
Procedure Hieronder worden de verschillende stappen in het beoordelingsproces beschreven. Aanvragers kunnen het verloop van de beoordelingsprocedure volgen via hun Irisaccount. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend. De eerste stap in de beoordelingsprocedure is altijd een bureau-toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Hiervoor worden de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 4.2 van deze call for proposals toegepast. Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO-code belangenverstrengeling 3 van toepassing. NWO gebruikt met ingang van 1 januari 2012 een nieuwe kwalificatie voor beoordeelde aanvragen. Informatie over de kwalificatie vindt u op de NWO website: http://www.nwo.nl/kwalificaties. Het programma Duurzame Logistiek kent een Programmacommissie (PC) en internationale ad hoc beoordelingscommissies. Alle uitgewerkte voorstellen worden door de programmacommissie en beoordelingscommissies behandeld. -
Programmacommissie TKI Logistiek: samengesteld uit leden uit de private sector, publieke sector en wetenschappers. De programmacommissie TKI Logistiek wordt ingesteld door het TKI Logistiek-bestuur.
-
Internationale beoordelingscommissies Duurzame Logistiek: samengesteld uit internationale topwetenschappers. De beoordelingscommissies worden ingesteld door NWO.
Er wordt gewerkt met vooraanmeldingen. Alle aanvragers zijn verplicht om een vooraanmelding in te dienen. Nadat de aanvraag door het bureau ontvankelijk is verklaard, wordt de vooraanmeldingen behandeld door de Programmacommissie TKI Logistiek. De leden van programmacommissie mogen inhoudelijk niet betrokken zijn bij de ingediende aanvragen. De Programmacommissie kan indien nodig uitgebreid worden met ad hoc leden. Naar aanleiding van de vooraanmelding wordt door de programmacommissie gekeken of er voldoende aansluiting is op de inhoudelijke focus van het programma Duurzame Logistiek (zie de criteria in paragraaf 4.2). Eventueel kunnen er middelen beschikbaar worden gesteld voor het houden van een workshop (zie ook paragraaf 3.4). De programmacommissie Logistiek geeft een positief of negatief advies over het uitwerken van de vooraanmelding daarbij rekening houdend met een redelijke verhouding tussen het aantal uit te werken en het aantal te honoreren aanvragen. De uitgewerkte aanvragen worden beoordeeld door internationaal samengestelde ad hoc beoordelingscommissies. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de aanvraag, de voorlopige adviezen, de reactie van de aanvragers daarop en de interviews. De beoordelingscommissies bestaan uit internationale wetenschappelijke experts.
3
Deze is te vinden op de nwo- website: http://www.nwo.nl/subscription-
documents/nwo/juridisch/gedragscode-belangenverstrengeling-nwo
11 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame Logistiek
Vanuit de beoordelingscommissies worden voorlopige adviezen met eventuele vragen opgesteld die aan de aanvrager zal worden toegestuurd. De aanvrager kan voorafgaand aan het interview een schriftelijke reactie op het voorlopig oordeel geven (het wederhoor). Vervolgens zal de aanvrager worden uitgenodigd voor een interview 4. Na het interview zullen de beoordelingscommissies de aanvraag een oordeel geven: Excellent, Very Good, Good/Average of Poor. Indien er veel aanvragen in de categorie ‘Excellent’ vallen, kunnen de beoordelingscommissies er voor kiezen om op basis van de beoordelingscriteria een nadere indeling te maken in hoge, gemiddelde of lage prioriteit van financiering van het voorstel. Mede op basis van de oordelen van de beoordelingscommissies stelt de Programmacommissie een prioriteitenvolgorde van de zeer goede en excellente aanvragen op en biedt deze aan de Raad van Toezicht VerDuS en het TKIbestuur aan. Verschuiving binnen een bepaalde categorie is mogelijk wanneer dit in overeenstemming is met de in call vermelde voorwaarden en beleidsoverwegingen. Prioritering gebeurt op basis van de hieronder genoemde criteria, aansluiting bij het programma Duurzame Logistiek, aansluiting bij de roadmaps van de Topsector Logistiek, en op basis van beleids- en/of bedrijfsrelevantie. De Programmacommissie, waarvan de leden niet inhoudelijk bij de aanvragen zijn betrokken, kan hiervoor met ad hoc leden worden uitgebreid. De Raad van Toezicht VerDuS en het Gebiedsbestuur MaGW nemen op basis van het advies van de programmacommissie elk een besluit over welke aanvragen zij willen honoreren. Alleen aanvragen die als excellent of zeer goed zijn beoordeeld komen voor honorering in aanmerking. Het formele toewijzingsbesluit wordt voor de publiekgerichte projecten genomen door de RvT VerDuS, voor de bedrijfsgerichte en Duo-projecten wordt het formele toewijzingsbesluit genomen door het Gebiedsbestuur van MaGW, in overleg met het TKI-bestuur. Tijdpad 15 juli 2013
Oproep tot het indienen van voorstellen
12 november 2013
Deadline indienen vooraanmeldingen
Januari 2014
Advies vooraanmeldingen bekend
1 april 2014
Deadline indienen uitgewerkte aanvragen
April 2014
Vaststelling in behandeling nemen door het secretariaat; bericht naar aanvragers hierover
Mei 2014
Opstellen voorlopig advies door beoordelingscommissies
Juni 2014
Reactie door aanvragers
Juli 2014
Interviews en opstellen definitieve adviezen door de beoordelingscommissies
Juli 2014
Prioritering door de Programmacommissie
Augustus 2014
Besluitvorming door de Raad van Toezicht VerDuS en het Gebiedsbestuur MaGW / TKIbestuur
4
Indien er veel uitgewerkte aanvragen zijn ingediend dan kan de beoordelingscommissie op basis van de
voorlopige oordelen besluiten om sommige aanvragers niet uit te nodigen voor een interview.
12 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame Logistiek
4.2
Criteria Criteria voor het in behandeling nemen van de aanvraag Het secretariaat gaat na of de aanvraag aan de volgende criteria voor indiening voldoet: Voor de vooraanmelding én de uitgewerkte aanvraag: -
Het voorstel is tijdig ingediend via Iris;
-
De aanvraag is in het Engels opgesteld;
-
Er is gebruikgemaakt van het verplichte aanvraagformulier;
-
Alle vragen zijn beantwoord;
-
Het maximale aantal woorden wordt niet overschreden;
-
De aangevraagde onderzoeksformatie valt binnen de criteria;
-
De hoofdaanvrager voldoet aan de omschrijving zoals gegeven in paragraaf 3.1.
Aanvullend bij de uitgewerkte aanvraag: -
Er is een vooraanmelding ingediend;
-
De cofinanciering voldoet aan de gestelde voorwaarden;
-
Letter(s) of commitment zijn bijgesloten.
Wanneer correctie van de aanvraag mogelijk is, zal de aanvrager de gelegenheid krijgen om haar/zijn aanvraag binnen 48 uur aan te passen. Als de aanvraag binnen de gestelde tijd niet is gecorrigeerd, zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Gecorrigeerde aanvragen zullen na goedkeuring alsnog in behandeling worden genomen. Beoordelingscriteria Vooraanmeldingen worden beoordeeld op alle onderstaande criteria, waarbij speciale aandacht is voor de criteria wetenschappelijke relevantie, aansluiting op het programma Duurzame Logistiek en maatschappelijke relevantie en/of bedrijfsrelevantie (afhankelijk van wat wordt beoogd in het betreffende voorstel). Uitgewerkte aanvragen worden door de internationale beoordelingscommissies op alle onderstaande criteria beoordeeld op basis van de in de aanvraag gegeven informatie, de voorlopige adviezen, het weerwoord en het gehouden interview. De drie hoofdcriteria worden in gelijke mate gewogen. Per criterium is een aantal relevante aandachtspunten opgesomd. De aanvragen worden getoetst aan de hand van de volgende criteria: I.
Wetenschappelijke kwaliteit
A. Vraag- en doelstellingen Zijn de probleemstelling en de onderzoeksvragen helder gedefinieerd, voldoende afgebakend en adequaat uitgewerkt? Originaliteit van de probleemstelling: wordt bijgedragen aan nieuwe theorievorming of onderzoeksmethoden, of worden originele empirische resultaten verkregen? B. Wetenschappelijke benadering en methoden Heeft het voorstel een heldere (theoretische) onderbouwing? Zijn de voorgestelde methoden en technieken en het voorgestelde raamwerk geschikt voor het realiseren van de probleemstelling en het beantwoorden van de onderzoeksvragen? Is het werkplan logisch van opbouw, goed gefaseerd en realistisch? Zijn de genoemde bronnen toegankelijk en geschikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden? Is het voorgestelde tijdschema haalbaar en realistisch?
13 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame Logistiek
C. Past performance van de aanvragers Wat hebben de aanvragers voor publicaties, geleverde wetenschappelijke prestaties, resultaten van voorgaande subsidies, kwaliteit van de aanvragers? D. Wetenschappelijke relevantie Levert het voorgestelde (internationale)onderzoek een originele bijdrage aan theorie, methoden, ontwerp of kennis? Is er sprake van interuniversitaire samenwerking? Is multidisciplinaire samenwerking binnen en tussen deelprojecten in het onderzoek? Zijn er goede dwarsverbanden tussen de deelprojecten? II.
Aansluiting op het programma Duurzame Logistiek
In hoeverre sluit het voorstel aan op de onderzoeksvragen en draagt het bij aan de doelen zoals die zijn genoemd in de programmatekst? Duurzaamheid Draagt het onderzoek bij aan verduurzaming van de logistieke sector? Worden de consequenties voor duurzaamheid helder in het voorstel naar voren gebracht en vormen ze een integraal onderdeel van het voorgestelde onderzoek? Zijn reboundeffecten opgenomen in het onderzoek? Worden de gevolgen voor people, planet, profit kwantitatief in beeld gebracht? Wordt aandacht besteedt aan de mogelijkheden en belemmeringen om te komen tot een duurzame transitie van de logistieke sector? III.
Kennisbenutting
Indien het onderzoek zowel maatschappelijke als bedrijfsrelevantie beoogd is dit een pré. A. Maatschappelijke relevantie (indien beoogd in het voorgestelde onderzoek) Wordt de oplossing van (internationale) maatschappelijke en actuele en mogelijk toekomstige beleidsvraagstukken met behulp van het onderzoek – in meer concrete zin – dichterbij gebracht? Draagt het onderzoek bij aan verduurzaming van de logistieke sector? B. Bedrijfsrelevantie (Utilisatie; indien beoogd in het voorgestelde onderzoek) Zal het project leiden tot nieuwe technieken, methodes of belangrijke toepassingen? Is het onderzoek nodig om gebruik te kunnen gaan maken van nieuwe technologie of nieuwe inzichten? Is het gebruik van de onderzoeksresultaten goed doordacht en een wezenlijk onderdeel van de aanvraag? Wat is het te verwachten economisch effect? Is er in het project samenwerking tussen onderzoekers en bedrijfsleven? C. Toegevoegde waarde van de kennisbenutting Is het beoogde doel van de kennisbenutting voldoende helder? Op welke wijze is voortzetting van de valorisatie van kennis in de waardeketen geborgd? D. Doeltreffendheid en haalbaarheid van de aanpak Welke stappen worden gezet om de kennis bruikbaar te maken voor derden? Worden activiteiten ontplooid om de doelgroep te bereiken? Is de voorgestelde aanpak adequaat? Wordt het potentieel van het consortium optimaal benut? Tot welke opbrengsten zullen de specifieke acties leiden? Is de activiteit of het product geschikt voor en bruikbaar voor het gestelde doel en de doelgroep? Draagt het onderzoek bij aan de lopende beleidsprocessen en de roadmaps uit de Topsector Logistiek? Prioritering Aanvragen die gezien hun kwalificatie voor financiering in aanmerking komen, worden geprioriteerd als binnen het beschikbare budget niet al deze voorstellen gehonoreerd kunnen worden. Prioritering gebeurt op basis van de hierboven
14 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Duurzame Logistiek
genoemde criteria, aansluiting bij het programma Duurzame Logistiek, aansluiting bij de roadmaps van de Topsector Logistiek, en op basis van beleids- en/of bedrijfsrelevantie.
15 Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Duurzame Logistiek
5 Contact en overige informatie 5.1
Contact
5.1.1
Inhoudelijke vragen Voor inhoudelijke vragen over het programma Duurzame Logistiek en deze call for proposals kunt u contact opnemen met: Inge van Leeuwen
[email protected] 070-349 43 12
5.1.2
Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem Iris Bij technische vragen betreffende het gebruik van Iris neemt u contact op met de Iris helpdesk. Leest u alstublieft eerst de handleiding voordat u de helpdesk om raad vraagt. Bereikbaarheid Iris helpdesk: van maandag t/m vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur, telefoonnummer 0900-696 47 47. Helaas ondersteunen niet alle buitenlandse providers het bellen naar 0900-nummers. U kunt ook uw vraag per e-mail sturen aan
[email protected].
5.2
Overige informatie Het programma Duurzame Logistiek draagt bij aan de roadmaps uit het innovatiecontract ‘het concert begint’ en heeft mede als doel om kennis te produceren die ingezet kan worden om verder invulling te geven aan de roadmaps. Om dit bereiken werken NWO en TNO nauw samen. TNO wil gebruik maken van de meer fundamentele en wetenschappelijke inzichten die worden opgebouwd in het NWO-programma Duurzame Logistiek. Projecten in het NWO-programma kunnen een link leggen naar TNO-programmering. Dit is bijvoorbeeld mogelijk via detachering van promovendi en andere universitaire stafleden voor een deel van hun tijd (bijvoorbeeld 20%) bij TNO. Indien zij hun kennis, opgebouwd in het NWOproject, kunnen overdragen op het TNO-project zal TNO voor deze detachering een nog nader af te spreken vergoeding betalen aan de werkgever van de universitaire stafleden. Dit draagt dan bij aan de cofinanciering van het NWO-programma.
16 Hoofdstuk 6 Bijlage / Duurzame Logistiek
6 Bijlage NWO-Raamwerk voor PPS Welke positie kiest NWO? NWO heeft als wettelijke taak om nieuwe ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek te stimuleren en de overdracht van de ontwikkelde kennis uit door haar gesubsidieerd onderzoek naar de maatschappij te stimuleren. Dit „valoriseren’ is een instrument om innovatie te creëren, bevorderen of versnellen door middel van wetenschappelijk onderzoek van hoge kwaliteit. We vinden het binnen de NWOorganisatie expliciet terug bij alle gebieden, FOM, STW, ZonMw, de regieorganen en de instituten. Om deze rol naar behoren te kunnen vervullen, zal NWO in sommige gevallen, zeggenschap willen hebben in het gebruik van de kennis die is gegenereerd in door NWO gefinancierde programma's en projecten, met name als de specifieke doelstellingen van een subsidie-instrument dit vereisen, en mede afhankelijk van de opstelling van medefinanciers. NWO zal dan het (mede-)eigendom claimen van de onderzoeksresultaten. NWO stelt zichzelf niet ten doel een octrooiportefeuille op te bouwen. Ook het generen van revenuen is niet een doel op zich. Het IP beleid is erop gericht om het gebruik van kennis te maximaliseren. Daarbij kan NWO in voorkomende gevallen een rol als neutrale mediator of trusted third party vervullen. NWO zal zich vervolgens terugtrekken als eigenaar van die kennis als het gebruik en de opbrengsten van de betreffende kennis goed en verantwoord geregeld zijn. Welke kennis moet beschermd worden? Het is van belang te onderscheiden tussen eigendom van de ontwikkelde kennis en eigendom van IP rechten op die kennis. IP rechten worden verworven ofwel automatisch (auteursrecht) ofwel via een aanvraagprocedure (octrooirecht). Daarom zijn vertrouwelijkheidsafspraken zo belangrijk in dit verband. In het traject van toepassing van kennis dat leidt tot een (economisch) relevant product worden twee vormen van kennis onderscheiden: De achtergrondkennis is de relevante informatie die al bekend was voor aanvang van het project. Deze kennis kan medebepalend zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het project als ook voor de uiteindelijke toepassing van de ontwikkelde kennis. De voorgrondkennis is de nieuwe kennis die vrijkomt uit het betreffende project. De voorgrondkennis leidt tot verschillende producten zoals publicaties (waarvoor het auteursrecht geldt), data (waarvoor het databankenrecht geldt), octrooien/patenten (waarvoor het octrooirecht geldt), andere niet geopenbaarde kennis. Voor de bescherming van kennis uit een door NWO gefinancierd project is het dan ook relevant om zowel te kijken naar mogelijke rechten op de achtergrondkennis als op de voorgrondkennis. Maatwerk Afspraken over kennis zijn maatwerk. Het bezit en gebruik van informatie, evenals eigendom van intellectuele eigendomsrechten en toegangsrechten op intellectuele eigendomsrechten hangt af van de onderzoek sector, de samenwerkingsvorm en de financiering daarvan. De betrokken partijen dienen afspraken te maken over de voor de uitvoering van het onderzoek en de utilisatie van de onderzoeksresultaten relevante achtergrondkennis, waarover niet alle partijen vrijelijk kunnen beschikken. In door NWO medegefinancierde projecten kunnen per programma/project/consortium afspraken gemaakt worden over het eigendom en de toegangsrechten.
17 Hoofdstuk 6: Bijlage / Duurzame Logistiek
Dit Raamwerk maakt een onderscheid tussen: een consortium = alle partijen die in een project met elkaar samenwerken de rechtspersoon = de juridische vorm die men voor de samenwerking kiest, en het initiële eigendom van de IP-rechten, dat kan liggen bij verschillende configuraties van partijen die in het consortium deelnemen (zie 3.5). Het Raamwerk heeft geen betrekking op consortia die werken met Europese subsidies, vanwege de specifieke voorwaarden die de EU kan stellen. Wel is het Raamwerk geheel in lijn met de Europese staatssteunregels. 1. Structuur van het Consortium Agreement Een consortium agreement bestaat in ieder geval uit de volgende delen : Opsomming van de consortiumpartners en hun wettelijke vertegenwoordiger. Preambule waarin de overwegingen worden gegeven om te komen tot een consortium agreement en informatie over het project. Hier ook de doelstellingen die de ondertekenaars van het agreements gezamenlijk beogen te bereiken. 1.
Een artikel met definities van de gebruikte termen.
2.
Een artikel waarin wordt verwezen naar een bijlage met het projectplan, de projectorganisatie, en verdere projectgegevens.
3.
Een artikel dat de governance van het consortium regelt.
4.
Een artikel dat de financiën van het consortium regelt.
5.
Een artikel over het vrijgeven van publicaties.
6.
Een artikel dat de omgang met vertrouwelijke gegevens en informatie regelt.
7.
Een artikel dat de omgang met intellectueel eigendom regelt, uit te splitsen naar achtergrondkennis, onderzoeksresultaten (voorgrondkennis) en de verlening van licenties, aangevuld met een Annex waarin de rechten en plichten en bijbehorende tijdslimieten van partijen ten aanzien van octrooiaanvragen en octrooicommercialisering staan.
8.
Een artikel over het uitsluiten van aansprakelijkheid.
9.
Een artikel over het oplossen van wanprestatie.
10. Een artikel over het wijzigen van de consortium agreement, inclusief de bijlage over het project. 11. Een artikel over het beslechten van geschillen. 12. Een artikel over het inwerkingtreden van de consortium agreement en de duur van de werking ervan. 13. Een artikel over hoe om te gaan met voortijdige beëindiging. Toelichting Ad 3 Onder dit artikel moeten in ieder geval bepalingen worden opgenomen voor: de verplichtingen van de consortiumpartners. de uitwisseling van informatie en de rapportageverplichtingen, intern en extern. het uittreden van bestaande en toetreden van nieuwe leden. Ad 4 Een optie is om onder dit artikel een regeling op te nemen over het uitbesteden van werkzaamheden aan derden. Ad 11 Opnemen dat het gaat om een overeenkomst naar Nederlands recht. Afgesproken moet worden wat de bevoegde rechtbank is in het geval van een geschil. Een optie is om onder dit artikel de mogelijkheid van mediation op te nemen.
18 Hoofdstuk 6: Bijlage / Duurzame Logistiek
Ad 12 Een optie is om onder dit artikel een bepaling op te nemen welke artikelen tot wanneer na afloop van de overeenkomst van kracht blijven.
2. Uitwerking governance De governance van PPS’en is afhankelijk van de omvang en de complexiteit. De simpelste vorm is een universitair project met financiering door één publieke subsidieverlener en co-financiering van een of meerdere private partijen. De governance wordt in zo’n geval bepaald door de voorwaarden van de publieke subsidieverlener, zolang de publieke subsidieverlener en de universiteit(en) meerderheidsfinancier in het project zijn. Bij andere verhoudingen zijn speciale afspraken nodig. In het geval van een samenwerkingsprogramma bestaande uit meerdere onderzoeksprojecten, of een PPS met meerdere programma’s/thema’s/flagships etc. kunnen meerdere lagen van governance nodig zijn. Voor de bovenste laag worden termen gebruikt als General Assembly, Supervisory Board, Steering Group, Executive Board, etc. Op het programmatische niveau worden termen gebruikt als Programme Committee, Flagship Captains, etc. Hieronder bevinden zich de projecten. De taken van de diverse governance-onderdelen worden vastgelegd in het Consortium Agreement. 3. Uitwerking omgang met intellectueel eigendom Uitgangspunten: 1.
Het doel van de PPS’en waarop dit Raamwerk betrekking heeft, is industriële innovatie te creëren of versnellen op basis van wetenschappelijk onderzoek van hoge kwaliteit. De consortiumpartners streven er daarom naar om de kennis en vindingen die voortkomen uit het onderzoek (voorgrondkennis/onderzoeksresultaten), zo snel mogelijk te gebruiken in producten of diensten. De consortiumpartners concretiseren dit streven door gezamenlijk een IP-procesbeschrijving af te spreken waarin de rechten en plichten en de bijbehorende tijdlimieten van partijen ten aanzien van octrooiaanvragen en octrooicommercialisering worden beschreven.
2.
Binnen een PPS moet de kennis vrijelijk of zo vrijelijk mogelijk moet kunnen vloeien. Een ondernemer moet de resultaten zo snel mogelijk kunnen toepassen met een minimum aan red tape. In het huidige concurrentieveld is time to market immers essentieel, meestal veel belangrijker dan langdurige bescherming van zich snel ontwikkelende technologieën. Daarnaast moeten alle partners openlijk met elkaar kunnen praten zonder bang te hoeven zijn dat ideeën onverwacht worden „overgenomen‟.
3.
Deelnemende bedrijven hebben niet op voorhand recht op commercieel gebruik van de onderzoeksresultaten 5. Bedrijven kunnen alleen commerciële rechten verkrijgen op onderzoeksresultaten door middel van een schriftelijke licentie- of overdrachtsovereenkomst. Voor het gebruik of eigendom van de onderzoeksresultaten is een marktconforme vergoeding verschuldigd („anti-staatssteun‟ beding).
5
Tenzij een bijdrage zodanig hoog is (~ 100% van de totale kosten) dat het verkrijgen van
eigendomsrechten in de rede ligt.
19 Hoofdstuk 6: Bijlage / Duurzame Logistiek
Eigendom 1.
Ten aanzien van het initiële eigendom van IP-rechten (dus voordat er licenties worden gegeven of het eigendom wordt overgedragen aan een commercialiserende partij) geldt het volgende: i.
Het consortium spreekt van te voren af welke partij of partijen mede-eigenaar zijn. Hierbij zijn twee mogelijkheden: (1) de kennisinstelling die de werkgever is van de uitvinder(s) (ingeval van patenten) of maker(s) (ingeval van auteursrechten) of (2) zoals (1) plus het bedrijf of de bedrijven die in het project participeren.
ii.
Indien NWO (een van) de publieke subsidieverlener(s) is in een op valorisatie gericht subsidie-instrument zoals bedoeld in artikel 33 van de Algemene subsidiebepalingen NWO / NWO-regeling subsidies, kan NWO mede-eigenaar zijn van de onderzoeksresultaten 6.
In de praktijk zal het mede-eigenaarschap van het bedrijf of de bedrijven afhangen van hun financiële inbreng in het project. Hoe hoger deze inbreng is, hoe meer motivatie er is om het bedrijf of de bedrijven te laten delen in het initiële eigendom. In bijlage 1 wordt een getrapt model getoond dat hier als voorbeeld kan dienen. 2.
Het consortium kan alleen juridisch eigendom verkrijgen als het een rechtspersoon is. NWO geeft de voorkeur aan het aanwijzen van een bestaande rechtspersoon als penvoerder (bijvoorbeeld een kennisinstelling of NWO in plaats van het oprichten van een nieuwe rechtspersoon.
3.
Indien toch wordt gekozen voor het consortium als rechtspersoon, dan leggen Partijen expliciet in het consortium agreement vast, dat het consortium niet zelf een IP-portfolio zal opbouwen.
4.
Het consortium regelt in de onder punt 1 genoemde IP-procesbeschrijving binnen welke periode en hoe het de eigendomsrechten op de onderzoeksresultaten overdraagt aan de participanten in de PPS of, bij geen belangstelling binnen de PPS, aan derden. Indien ook die niet gevonden worden, stelt het consortium de resultaten als open source technologie ter beschikking.
Overdracht en/of licentie Alle bedrijven en kennisinstellingen binnen het consortium die participeren in een project evalueren het onderzoeksresultaat op technische octrooieerbaarheid en op commercieel interessante toepassingen, waarna zij een besluit tot al dan niet aanvragen van een octrooi nemen. De betrokken partijen bepalen onderling wie het octrooi aanvraagt/aanvragen. De partij die de lead heeft, houdt de andere projectpartijen prompt van alle relevante informatie op de hoogte en neemt beslissingen in overleg met de andere projectpartijen. (Bovenstaande geldt tenzij van te voren reeds is afgesproken bij wie de eigendomsrechten liggen.) De aanvragende partij(en) betalen de kosten die gemoeid zijn met de aanvraag. Op programma- en hoger niveau kunnen op maat gesneden consortium-afspraken worden gemaakt. De partners verstrekken benodigde voor- en achtergrondkennis om gezamenlijk de doelstellingen van het project en/of programma mogelijk te maken. Ook hierover dienen op maat gesneden afspraken gemaakt te worden. Een licentie- of overdrachtovereenkomst moet minimaal aan de volgende voorwaarden voldoen (zie voor aanvullingen voor grotere consortia bijlage 3):
6
NWO en FOM zijn qualitate qua eigenaar van onderzoeksresultaten van personeel in dienst van
NWO resp. FOM. STW in zijn geheel is een voorbeeld van een op valorisatie gericht instrument.
20 Hoofdstuk 6: Bijlage / Duurzame Logistiek
Licenties 1.
De consortiumpartners hebben tot het einde van de looptijd van het consortium toegang tot alle voor- en achtergrondkennis ten behoeve van de uitvoering van het eigen werkpakket binnen het consortium.
2.
Iedere partij verstrekt aan alle andere partijen een licentie voor zijn/haar voorgrondkennis, zodat die andere partijen deze kennis verder kunnen gebruiken voor intern en/of niet-commercieel onderzoek en onderwijs. Dit is een belangrijke licentie aangezien onderzoeksprogramma's vaak worden voortgezet in nieuwe programma’s.
3.
Als een partij achtergrond-IP inbrengt en deze partij geen voorbehoud heeft gemaakt voor wat betreft terbeschikkingstelling, moet hij hierop tegen marktconforme voorwaarden een licentie beschikbaar stellen aan de andere consortiumpartners die daarom vragen, echter slechts voor zover noodzakelijk voor de commerciële exploitatie van de voorgrondkennis van die partij en voor zover niet aantoonbaar schadelijk voor of onmogelijk door andere (commerciële) belangen en overeenkomsten van die partij. 7 Tevens dienen afspraken gemaakt te worden over het gebruik van achtergrond-IP ten behoeve van wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden, relevant voor het project, en afspraken over geheimhouding hiervan.
Vergoeding 1.
Een belangstellende partij betaalt een marktconforme vergoeding voor het gebruik of de eigendom van de onderzoeksresultaten 8.
2.
Bij de bepaling van de marktconforme vergoeding wordt rekening gehouden met de geleverde bijdrage aan het onderzoek. Dit kan de financiële bijdrage in cash zijn, maar ook bijvoorbeeld de in kind bijdrage, de grootte van de partij, meerdere uitvindingen, het percentage dat een vinding bijdraagt aan een product e.d. De betrokken partijen stellen in onderhandeling de prijs vast.
3.
Bij exclusieve rechten worden de octrooikosten door de belangstellende partij gedragen. Voor niet-exclusieve rechten geldt dat de partij een gedeelte van de octrooikosten betaalt.
4.
De te betalen vergoeding wordt bepaald in onderhandeling.
5.
Inkomsten verkregen uit kennisexploitatie worden geïnd door de partij die de lead heeft.
6.
Indien het consortium de onderzoeksresultaten overdraagt, vergoedt zij uit de marktconforme vergoeding de universiteit(en) waar de uitvinder(s) werkt/werken, per overgedragen octrooiaanvraag 50% van de inkomsten verkregen uit kennisexploitatie als vergoeding. De interne verdeling en aanwending van deze vergoeding is een zaak van de universiteit. 9
7.
De andere 50% blijft in het consortium (wordt dus niet uitbetaald aan de uitvinder(s)) en wordt aangewend voor (nieuw) onderzoek.
8.
Vooropgesteld dat aan de staatssteuneisen wordt voldaan, kan voor MKB met andere voorwaarden dan hetgeen hierboven beschreven is
7
Het kan ook zijn dat een partij de kennis niet ter beschikking wil stellen. Dit is mogelijk
vooropgesteld dat dit vooraf wordt aangegeven. 8
Tenzij een bedrijf of kennisinstelling op voorhand eigendom verkrijgt omdat bijv. de hoogte van
de bijdrage dit rechtvaardigt. 9
De 3 TU’s verdelen de opbrengst in drie gelijke delen over het universitaire niveau, een
tussenniveau (bijvoorbeeld faculteit of onderzoeksinstituut) en de uitvinder. STW heeft hierover afspraken op maat met universiteiten. FOM heeft als werkgever van haar promovendi en postdocs een eigen vergoedingsregeling.
21 Hoofdstuk 6: Bijlage / Duurzame Logistiek
(bijvoorbeeld royalties in plaats van lump-sum betalingen) aansluiting worden gezocht bij de fase waarin de onderneming zich bevindt. 10 9.
De partij die het eigendom of het recht op gebruik van de onderzoeksresultaten verwerft, vrijwaart het consortium van aanspraken van derden wegens schade door het gebruik van de onderzoeksresultaten.
BIJLAGE 1: Getrapt model voor kenniseigendom en gebruiksrecht Onderzoeksprojecten met cash bijdragen. In onderzoeksprojecten met cash bijdragen van verschillende publiek en private partijen, wordt het algemeen erkend principe gevolgd dat men meer rechten verwerft naarmate men meer bijdraagt. Het startpunt van zo’n glijdende schaal, of „getrapt model’ is de situatie waarbij een private partij 100% van de totale projectkosten financiert. In een dergelijk geval zal het eigendom bij die partij liggen. In de situatie dat een private partij tenminste 50% van de totale projectkosten financiert, ligt het eigendom van de resultaten die door de private partij worden gegenereerd en die gezamenlijk door de publieke en private partij worden gegenereerd, bij de private partij. Het eigendom van de resultaten die worden gegenereerd door de publieke partij liggen bij de publieke partij. In dit laatste geval zal de publieke partij een niet-exclusief gebruiksrecht om niet geven aan de private partij, inclusief recht op sub-licentie aan derden. In de situatie dat een private partij minder dan 25-50% van de totale projectkosten financiert, ligt het eigendom van de gezamenlijk gegenereerde resultaten bij de publieke partij. Het eigendom van alle andere resultaten ligt bij de partij die de resultaten heeft gegenereerd. De publieke partij zal een niet-exclusief gebruiksrecht geven zonder recht op sub-licentie aan derden. In de situatie dat een private partij slechts <25% levert aan de totale projectkosten, gelden dezelfde principes als in de paragraaf hierboven, met uitzondering dat een partij een vergoeding dient te betalen voor een niet-exclusief gebruiksrecht. Wanneer partijen besluiten om samen te werken in een TKI gelden dezelfde principes. In zo’n geval kunnen private partners hun cash bijdragen samenvoegen, om zo te bepalen welk regime van eigendom en gebruiksrechten van toepassing is. Daarbij is het van belang om vooraf overeenstemming te hebben over welke kosten worden gezien als projectkosten en welke niet. Onderzoeksprojecten met bijdragen in de vorm van FTE’s. Partijen kunnen overeenkomen om samen te werken door FTE’s bij te dragen binnen een nader te definiëren project. In dit geval zal het eigendom van de resultaten liggen bij de partij wiens werknemer de resultaten heeft gegenereerd. In het algemeen zal eigendom van gezamenlijk gegenereerde resultaten worden gezien als gezamenlijk eigendom, tenzij anders is vastgelegd. Alle partijen hebben vrije toegang tot de resultaten die eigendom zijn van de andere partijen, zonder recht op sub-licentie aan derden. Vaak zullen de bijdragen een combinatie zijn van „cash‟ en „in kind‟. In die gevallen zullen op het daarvoor geëigende niveau afspraken gemaakt moeten worden of en zo ja hoe de „in kind‟-bijdrage meetelt binnen het hierboven beschreven getrapte model.
10
Alle terms and conditions werken (in)direct door in de prijs.
22 Hoofdstuk 6: Bijlage / Duurzame Logistiek
Algemene uitgangspunten Partijen kunnen te allen tijde onderhandelen over exclusieve rechten tegen marktconforme vergoeding, waarbij rekening wordt gehouden met de bijdrage door private partijen binnen het project. Gebruiksrechten dienen fair en op redelijke voorwaarden te zijn. Niet exclusieve gebruiksrechten zijn niet-overdraagbaar, nietexclusief, wereldwijd en zijn van toepassing op partijen en hun geaffilieerden. Partijen geven om niet een gebruiksrecht aan andere partijen in het project voor zover dat nodig is voor de uitvoering van het project. Daarenboven blijft het eigendom van achtergrondkennis („background IP‟) liggen bij de betreffende partij. Een partij geeft toegang tot achtergrondkennis op faire en redelijke voorwaarden aan andere partijen in het project voor zover dat nodig is voor de uitvoering van het project.
Uitgave: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost-Indië 300 2593 CE Den Haag
[email protected] juli 2013