Zorg Proeftuinen Vlaanderen Working paper: Indicatorenontwikkeling binnen de Zorg Proeftuinen: tussentijds rapport
Kennisplatform Innovatie Ouderenzorg (KIO)* april 2015
*KIO is een interuniversitair en hogenscholenconsortium dat innovaties in de ouderenzorg in Vlaanderen onderzoekt. Het consortium bestaat uit Mark Leys & Lien Pots (OPIH-VUB), Ellen Gorus & Charlotte Brys (GERO-VUB), Ezra Dessers, Geert Van Hootegem & Leen De Kort (CESOKUL), Marc Jegers & Lukas Versteele (iCher), Patricia De Vriendt & Juul Lemey (Arteveldehogeschool), Bart Jansen (ETRO-VUB), Bart Mistiaen & Bart Grimonprez (HOWEST). Het consortium wordt gefinancierd door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT).
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Inhoudsopgave 1.
Situering ............................................................................................................................. 4
2.
De keuze voor indicatoren en meetinstrumenten ............................................................... 5
3.
Indicatoren en meetinstrumenten: definiëring ................................................................... 6
Deel 1: Initieel vooropgestelde meetinstrumenten voor de ontwikkeling van indicatoren8 1.
Inleiding ............................................................................................................................. 9
2.
Indicatoren m.b.t. ouderen ................................................................................................. 9
3.
4.
5.
2.1.
Kenmerken van ouderen die aan de Zorg Proeftuin deelnemen ............................... 10
2.2.
Ouderen, wonen en woonomgeving .......................................................................... 13
Indicatoren mantelzorgers ................................................................................................ 14 3.1.
Definiëring mantelzorg ............................................................................................. 14
3.2.
Draaglast en draagkracht ........................................................................................... 14
Indicatoren voor ‘kwaliteit van de arbeid’ en ‘relationele coördinatie’ .......................... 17 4.1.
Arbeidsorganisatie ..................................................................................................... 17
4.2.
Kwaliteit van de arbeid bij professionele zorgverleners ........................................... 19
4.3.
Kwaliteit van arbeid bij vrijwilligers en mantelzorgers ............................................ 20
4.4.
Relationele coördinatie .............................................................................................. 21
Indicatoren inter-organisatorische samenwerking ........................................................... 23 5.1.
Netwerken ................................................................................................................. 23
5.2.
Bestuur ...................................................................................................................... 24
5.3.
Relationele karakteristieken ...................................................................................... 25
Deel 2: Testfase indicatoren 2.0 ............................................................................................ 27 1.
Inleiding ........................................................................................................................... 28
2.
Methode ........................................................................................................................... 28
3.
2.1.
Steekproef en respondenten ...................................................................................... 28
2.2.
Procedure ................................................................................................................... 29
Resultaten......................................................................................................................... 30 3.1.
Respons ..................................................................................................................... 30
3.2.
Tijdsduur ................................................................................................................... 31
3.3.
Betrouwbaarheid indicatorenset ................................................................................ 32
3.3.1.
Interne consistentie ............................................................................................ 32
3.3.2.
Inhoudelijke feedback ........................................................................................ 34
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Deel 3: Registratie-instrument versie 3.0 en 3.1 .................................................................. 36 1.
Inleiding ........................................................................................................................... 37
2.
Indicatoren m.b.t. ouderen ............................................................................................... 37
3.
4.
5.
2.1.
Levenskwaliteit ......................................................................................................... 37
2.2.
Participatie................................................................................................................. 38
2.3.
Zelfredzaamheid ........................................................................................................ 38
2.4.
Formele zorg ............................................................................................................. 39
2.5.
Informele zorg ........................................................................................................... 39
2.6.
Eenzaamheid ............................................................................................................. 39
2.7.
Kwaliteit van wonen.................................................................................................. 40
Indicatoren mantelzorgers ................................................................................................ 41 3.1.
Profielschets mantelzorgers....................................................................................... 41
3.2.
Draaglast.................................................................................................................... 41
3.3.
Draagkracht ............................................................................................................... 42
Indicatoren zorgverleners................................................................................................. 43 4.1.
Arbeidsorganisatie ..................................................................................................... 43
4.2.
Kwaliteit van de arbeid ............................................................................................. 43
4.3.
Relationele coördinatie .............................................................................................. 43
Indicatoren organisaties ................................................................................................... 44
Bijlagen ................................................................................................................................... 45 Bijlage 1: Meetinstrumenten indicatoren versie 2.0 ................................................................ 46 Bijlage 2: Overzicht feedback indicatorenvragenlijsten versie 2.0 per doelgroep (tijdens de testafse) .................................................................................................................................... 49 Bijlage 3: Overzicht indicatoren versie 3.1.............................................................................. 74
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
1. Situering Het Kennisplatform Innovatie Ouderenzorg (KIO) heeft als opdracht een monitoringsysteem te ontwerpen om de impact van de ‘Zorg Proeftuinen’ in kaart te brengen. Dit systeem is bedoeld om een “transversale” indicatorset te ontwikkelen die van nut is voor zowel de platformen als de projecten. Op basis van de indicatoren kunnen een aantal aandachtspunten worden gesignaleerd. Het ontwerpen van dit registratiesysteem voor het ontwikkelen van indicatoren is een leertraject en maakt als oefening onderdeel uit van het ‘Zorg Proeftuinen’-programma. Op het einde zal een analyse gemaakt worden van het uitrollen van dergelijk indicatorensysteem voor de opvolging van het programma Zorg Proeftuinen. Het werk wordt uitgevoerd in dialoog met de opdrachtgever (IWT) en de partners die betrokken zijn in het programma ‘Zorg Proeftuinen’: vertegenwoordigers van de proeftuinen, het Program Office (iMinds) en de klankbordcommissie. Dit driedelig rapport maakt een overzicht van de instrumenten die gebruikt worden voor het monitoren van zorginnovaties in de ouderenzorg en een aantal keuzes die gemaakt zijn in overleg met de spelers.
In deel één wordt beschreven hoe de eerste versie van het monitoringsysteem ontwikkeld werd en welke overwegingen een rol spelen bij de selectie van de indicatoren.
Deel twee beschrijft het proces van de testfase over het gebruik van het monitoringsysteem. De test heeft bijgedragen tot het bijsturen van de set van meetinstrumenten.
Het derde deel gaat in op de wijzigingen van de indicatorenset ten opzichte van vorige versies van de indicatorenset.
Dit is een “stand van zaken” rapport. Na afloop van het project zal een analyse gemaakt worden van alle aspecten die een rol spelen bij het ontwerpen van een opvolgingsmodel met indicatoren voor de ‘Zorg Proeftuinen’. Kort samengevat. Dit rapport voorziet een overzicht van de instrumenten die gebruikt kunnen worden voor het monitoren van innovaties in de ouderenzorg in het kader van de Zorg Proeftuinen.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
2. De keuze voor indicatoren en meetinstrumenten De keuze voor de meetinstrumenten (en indicatoren) is geënt op enerzijds vijf hoofddoelstellingen van het programma Zorg Proeftuinen (persmededeling Ingrid Lieten, 2013): Ouderen zo lang mogelijk zelfstandig laten leven.
De thuisomgeving verbeteren.
Ouderen actief laten participeren om vereenzaming tegen te gaan.
Integrale zorg aanbieden.
Buurtgerichte zorg organiseren.
Anderzijds zoeken we op basis van wetenschappelijke inzichten naar meetinstrumenten die verschillende aspecten van een innovatie mee aan boord nemen: kenmerken van ‘ouderen’, ‘mantelzorgers’, ‘arbeidsorganisatie, kwaliteit van arbeid en relationele coördinatie’ en ‘interorganisatorische samenwerking’.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
3. Indicatoren en meetinstrumenten: definiëring Een indicator is een meetbaar aspect van, in dit geval, de Zorg Proeftuinen dat een aanwijzing geeft over de beoogde doelstellingen en eventueel te verwachten ongewilde of ongewenste effecten van een programma. Indicatoren staan met andere woorden niet op zichzelf, maar leggen rechtstreeks de band met de vooropgestelde doelstellingen. In het kader van de Zorg Proeftuinen betreft het hier overwegend “transversale” doelstellingen. Indicatoren hebben een “signaal”functie. Indicatoren kunnen (en moeten) door het signaal prikkelen om meer verdiepende aandacht te besteden aan bepaalde aspecten. Het signaal laat geen detailanalyse toe over onderliggende oorzaken of randvoorwaarden. Het reduceren van een complexe problematiek tot een kwantitatieve maat heeft “op zich” weinig waarde. Monitoring kan echter wel een belangrijke ondersteuning geven voor een meer verfijnd evaluatieproces. Bij een indicator kan een “norm” worden vooropgesteld, maar het hoeft niet. Als die norm wordt overschreden (zoals bijv. bij het afnemen van koorts) wordt het signaal gegeven dat er verder onderzoek moet gebeuren om een potentieel probleem op te lossen. In dit stadium van de ontwikkeling van de indicatorenset hebben we nog geen normen vooropgesteld. Het vastleggen van normen is ook een waardendebat, en daar zijn we in het kader van de proeftuinen nog niet aan toe. Een indicator wordt in de zorg opgebouwd aan de hand van valide meetinstrumenten. Het gebruik van valide meetinstrumenten laat op termijn ook toe bepaalde ontwikkelingen bijvoorbeeld te ijken en te vergelijken in een internationaal perspectief.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
4. Een longitudinale opvolging van kernindicatoren1 Met de indicatorenset van de Zorg Proeftuinen worden panelleden, platform- en projectpartners over de tijd (longitudinaal) gemonitord naar hoe bepaalde indicatoren evolueren. De panelleden bestaan uit ouderen, mantelzorgers, vrijwilligers en professionele zorgverleners. Er zijn meerdere metingen gepland voor de ouderen, mantelzorgers, platform- en projectpartners (binnen de duur van het huidige contract): bij aanvang van het platform; bij aanvang van het project (indien > 1 maand tijd tussen aanvang platform en aanvang project); na 9 maanden in het project; bij afloop van het project of bij het vroegtijdig en definitief uitstappen van deelnemers uit het project. o Indien een project minder dan 9 maanden loopt, worden slechts twee meetmomenten voorzien: bij aanvang en na afloop van het project. o Indien een project minder dan één maand loopt, wordt slechts één meetmoment voorzien. o Indien er minder dan een maand tijd is verlopen tussen twee metingen, volstaat de gegevensverzameling van de laatste maand. De vragenlijst voor de professionele zorgverleners wordt bij aanvang van het project en bij afloop van het project afgenomen. Er wordt in dit stadium niet gewerkt met een interventie- en een controlegroep. De verzamelde set indicatoren laat dus niet toe bewijs te verzamelen (evidence) over de werkzaamheid en doelmatigheid van concrete interventies. We kunnen hier het debat niet openen over methodologische aspecten van evaluatieonderzoek, maar het moet ook in het achterhoofd gehouden worden dat we hier te maken hebben met een “complexe interventie”, waarbij het vastleggen van causale verbanden tussen interventie en resultaat een problematisch gegeven is. De ontwikkeling van deze dataset sluit echter niet uit dat op projectniveau wordt gewerkt met (gematchte) interventie- en controlegroepen.
1
De gedetailleerde beschrijving van de meetmomenten en instrumenten is opgenomen in de handleiding voor afname vragenlijsten.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Deel 1: Initieel vooropgestelde meetinstrumenten voor de ontwikkeling van indicatoren
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
1. Inleiding In het eerste deel van dit rapport wordt de eerste versie van het monitoringssysteem beschreven, ontworpen op basis van de literatuur en de inhoud van het overheidsprogramma. De eerste versie van de indicatorenset (versie 1.0) kwam tot stand via een literatuurstudie uitgevoerd in november 2013. Deze versie en de bijhorende meetinstrumenten werden afgetoetst met de vertegenwoordigers van de verschillende platformen binnen de ‘Zorg Proeftuinen’. Aangezien de platformen soms opteerden voor andere meetinstrumenten werd herhaaldelijk overleg gepleegd om tot een consensus te komen (figuur 1). Bij de uiteindelijke selectie van instrumenten is in belangrijke mate rekening gehouden met de gepercipieerde werkbelasting voor het afnemen van de meetinstrumenten voor de platformen (zie deel 2). Literatuur-studie 11/2013
Versie 1.0
Feedback platformen
Versie 2.0 (test)
Figuur 1 Ontwikkelingspad indicatoren versie 2.0 en bijhorende meetinstrumenten
Dit deel beschrijft de indicatoren die werden weerhouden na een eerste feedback van de platformen en zijn gebruikt in de testfase van de indicatorenontwikkeling (cfr. Deel 2). Bijlage 1 bevat de meetinstrumenten waarop de indicatoren gebaseerd zijn.
2. Indicatoren m.b.t. ouderen Voor de doelgroep 'ouderen' worden aspecten bevraagd die in de literatuur als belangrijk worden aangegeven om een voldoende genuanceerd beeld te kunnen schetsen van de kerndoelgroep van de Zorg Proeftuinen. De groep ‘ouderen’ is namelijk een heterogene groep. We willen zicht krijgen op het profiel van de ouderen die in de projecten en platformen zijn opgenomen. We willen monitoren in welke mate de platformen een heterogene mix van ouderen bereiken. Ervaringen leren dat het gevaar bestaat dat innovaties enkel worden getest bij een selectief publiek, waardoor het soms aan inzicht ontbreekt in welke mate bepaalde groepen worden uitgesloten van een innovatie. Selectiviteit kan er bijvoorbeeld in bestaan dat innovaties enkel getest worden in de midden of hogere sociale klassen, dat mensen met een ander culturele of taalachtergrond worden uitgesloten van de testfase of dat de innovatie enkel wordt getest op een groep van nog relatief gezonde personen.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
2.1. Kenmerken van ouderen die aan de Zorg Proeftuin deelnemen De potentiële selectiviteit wordt achterhaald via het bevragen van het demografisch profiel, de sociaal-economische status, het sociaal kapitaal en het computer- en internetgebruik. Met behulp van deze variabelen kunnen we volgende indicatoren construeren: Indicator 1a: Percentage ouderen van minstens 65 jaar. Indicator 1b: Percentage ouderen dat niet de Belgische nationaliteit heeft. Indicator 1c: Percentage ouderen dat gehuwd is. Indicator 1d: Percentage ouderen dat alleen woont. Indicator 1e: Percentage ouderen in het bezit van een eigen woning. Deze set indicatoren (1a-1e) maken het mogelijk om te toetsen in welke mate het deel van de gebruikersgroep representatief is voor de populatie in Vlaanderen. De indicatoren kunnen de platformen alert maken voor selectiviteit die soms optreedt in een gebruikersgroep – bijvoorbeeld- niet enkel 65-jarige, gehuwde, Belgische ouderen met een eigen woning op te nemen. Indicator 1f: Percentage ouderen met een lage sociaal-economische status. Sociaal- economische status verwijst naar de plaats van de oudere op de maatschappelijke ladder en wordt bepaald aan de hand van opleidingsniveau, beroep en inkomen. Met deze indicator worden de platformen en projecten ervan bewust gemaakt niet enkel ouderen op te nemen die een hogere plaats innemen op de maatschappelijke ladder en bijgevolg ook rekening te houden met de diversiteit in de bevolking op vlak van opleidingsniveau, beroep en inkomen. Indicator 1g: Percentage ouderen dat ‘helemaal oneens’ of ‘oneens’ antwoordt op de items van het thema ‘betrokkenheid in de buurt’. Sociaal kapitaal wordt als indicator opgenomen omdat de vergrijzing van de bevolking gepaard gaat met een stijging van het aantal senioren die alleen wonen. In zeer algemene en abstracte termen uitgelegd, verwijst sociaal kapitaal naar de mogelijkheden van actoren om voordelen te verkrijgen door het lidmaatschap aan netwerken en sociale structuren (Morrens, 2008; Cannuscio et al., 2003). De voordelen in deze context zijn bijv. sociale, emotionele en praktische steun door deel uit te maken van sociale netwerken zoals contacten/banden van de oudere met familie, echtgenoten en volwassen kinderen, met buren en vrienden, of met leden
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
van een organisatie (kerken of religieuze groepen, sociale clubs of sportclubs) (Gray, 2009). Sociaal kapitaal wordt benaderd als een potentiële hulpbron (het krijgen van sociale steun en hulp) voor individuen. Bridging sociaal kapitaal verwijst naar participatie in formele structuren, bonding sociaal kapitaal verwijst naar het informele sociale netwerk. De indicator bonding sociaal kapitaal wordt berekend op basis van de indicator eenzaamheid (zie indicator 9). Indicator 1h: Percentage ouderen dat thuis een computer, tablet of laptop gebruikt. Indicator 1i: Percentage ouderen dat thuis het internet gebruikt. Computer- en internetgebruik worden mee opgenomen onder selectiviteit. Bij innovaties wordt vaak gebruik gemaakt van de computer en het internet, ook als communicatietool. Vanuit dat oogpunt is het belangrijk rekening te houden in welke mate er ouderen worden opgenomen die enerzijds gemakkelijke toegang hebben tot ICT en internet en anderzijds met een computer en het internet kunnen werken. Indicator 2a: Percentage ouderen met een slecht tot zeer slechte gepercipieerde gezondheid. Indicator 2b: Percentage ouderen met polyfarmacie. Indicator 2c: Percentage ouderen met depressieve symptomen. Een indicatie over gezondheid 'een staat van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn' (WHO, 1958) is belangrijk. De gepercipieerde gezondheidsstaat wordt opgenomen onder de indicator gezondheid. Een bijkomende dimensie van deze indicator betreft het aantal geneesmiddelen dat een individu gemiddeld neemt per dag. De derde dimensie van gezondheid, voornamelijk met het oog op 'geestelijk welzijn', meet de aan- of afwezigheid van gepercipieerde depressieve symptomen. Het sociaal welzijn wordt niet expliciet opgenomen onder de indicatoren gezondheid. Een uitspraak over dit onderdeel komt aan bod bij indicator 9 eenzaamheid. Een goede gezondheid is van belang om zo lang mogelijk kwalitatief thuis te kunnen wonen. Door de toenemende levensverwachting en de toenemende chronische ziekten neemt het risico op multi-morbiditeit toe. Gezondheidsproblemen met een cognitieve en functionele achteruitgang zorgen er vaak voor dat mensen hun thuissituatie moeten verlaten (NPO, 2011). Indicator 3: Percentage kwetsbare ouderen. Kwetsbaarheid van ouderen is 'een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten' (Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, 2011). Deze indicator www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
meet het aandeel ouderen dat bio-psycho en sociaal kwetsbaar zijn. Kwetsbaarheid heeft een impact op maatschappelijke participatie. Het risico op afhankelijkheid, ziekenhuisopnames, valincidenten en mortaliteit is groter bij kwetsbare ouderen ten opzichte van niet-kwetsbare ouderen (Gobbens et al., 2007). Kwetsbare ouderen zijn niet noodzakelijk zieke ouderen, hoewel er een duidelijke interactie bestaat tussen afhankelijkheid, ziekte en kwetsbaarheid. Chronische ziekten kunnen leiden tot beperkingen in het dagelijks functioneren, in de mogelijkheden mobiel te blijven en in het participeren in sociale netwerken en mantelzorg te verlenen aan een zieke partner. Kwetsbaarheid kan ook het gevolg zijn van de combinatie van langdurige gezondheidsproblemen met een precaire sociaaleconomische status en sociaal kapitaal (laag inkomen, een gebrekkige woonsituatie, een zwak sociaal netwerk) of sociaalculturele positie (minderheden groepen). Indicator 4: Percentage ouderen met een goede tot zeer goede globale levenskwaliteit. Deze indicator meet de mate waarin de deelnemers tevreden zijn over de kwaliteit van leven, zowel op fysiek, psychisch en sociaal vlak als ook rekening houdend met omgevingsfactoren. Innovaties in de ouderenzorg dienen als doel het verbeteren van levenskwaliteit voorop te stellen. Als mensen langer zelfstandig thuis blijven wonen, moet mee bewaakt worden in welke mate dit de levenskwaliteit al dan niet ten goede komt (Van Londen, 1996). Het 'active ageing model' geeft inzichten in het verhogen van de levenskwaliteit door de gezondheid, participatie en veiligheid van ouderen te versterken (WHO, 2002). Active ageing verwoordt de intentie om te evolueren naar een 'samenleving voor alle leeftijden' waar iedereen wordt gewaardeerd en iedereen de kans krijgt te participeren. Indicator 5: Percentage ouderen dat actief participeert aan de maatschappij. 'Active' staat voor een voortdurende participatie van de oudere in verschillende levensdomeinen en zorgt voor sociaal, psychisch en lichamelijk actief blijven. Het actief verouderen moet gezien worden als een alomvattende strategie over de hele levensloop waarin oog moet zijn voor verschillende dimensies / levensdomeinen. Active ageing dient gerealiseerd te worden voor verschillende doelgroepen, van actieve ouderen tot zeer kwetsbare ouderen die bijvoorbeeld ook zorgafhankelijk zijn. Indicator 6: Percentage ouderen dat zelfredzaam is. Zelfredzaamheid betekent 'het vermogen om zichzelf te redden met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg' (Vilans, 2013). Vernieuwingen dienen ouderen aan te moedigen en te versterken in het maximaal bewaren van de eigen regie over de situatie en de omgeving (cfr. empowerment). Dit is noodzakelijk ten einde zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Reuben et al. (1990) omschreef 3 niveaus van functioneren, rekening houdend met de complexiteit en cognitieve functies. Op het basale niveau bevinden
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
zich de activiteiten die nodig zijn om in leven te blijven (zoals zich wassen, zich kleden, eten, transfer binnenshuis,...). Het instrumentele niveau bestaat uit huishoudelijke activiteiten (zoals naar de winkel gaan, medicatie innemen, maaltijden bereiden,...), nodig om onafhankelijk te blijven leven. Tevens zijn zelf-ontwikkelingsactiviteiten (zoals digitale communicatie, op vakantie gaan,..) die onderhevig zijn aan culturele invloeden en persoonlijke voorkeuren, van belang om zelfstandig te kunnen leven. Deze indicator meet in welke mate de deelnemers zelfredzaam zijn op het basale, instrumentele en geavanceerde niveau. Indicator 7: Percentage thuiswonende ouderen dat afgelopen 6 maanden nood had aan zorg en/of ondersteuning en deze via formele zorg ontvangt. Indicator 8: Percentage thuiswonende ouderen dat afgelopen 6 maanden nood had aan zorg en/of ondersteuning en deze via informele zorg ontvangt. De indicatoren 7 en 8 gaan na in welke mate thuiswonende ouderen, die hier nood aan hebben, beroep doen op zorg- en ondersteuningsdiensten. Daarbij worden formele en informele zorg onderscheiden. De laatste vorm is relevant vanuit het perspectief van het ontwikkelen van integrale buurtzorgnetwerken en buurtgerichte zorg. Indicator 9: Percentage ouderen dat zich eenzaam voelt Een ongewenst effect van langer zelfstandig thuis wonen zou kunnen zijn dat de eenzaamheid toeneemt. De indicator heeft oog voor zowel emotionele als sociale eenzaamheid. Een persoon kan sociaal eenzaam zijn maar is daarom niet noodzakelijk emotioneel eenzaam. Ook is het omgekeerde mogelijk (van Tilburg, 2007).
2.2. Ouderen, wonen en woonomgeving Indicator 10a: Percentage ouderen dat een goede kwaliteit van wonen rapporteert. Indicator 10b: Percentage ouderen dat een goede kwaliteit van de woonomgeving rapporteert. Deze indicator bestaat uit twee dimensies die de kwaliteit van de woning en woonomgeving omschrijven. Een grote groep ouderen verkiest zo lang mogelijk thuis te willen blijven wonen, in hun eigen huis of vertrouwde omgeving (De Witte et al., 2012) Thuis kunnen ouder worden vereist daarom aandacht voor de woning. Woningen die zijn aangepast aan het behoeften van het individu versterken levensloop bestendig wonen.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
3. Indicatoren mantelzorgers De ouderenzorg kijkt aan tegen een potentieel tekort van gezondheidszorgwerkers. Tegen 2020 wordt bijvoorbeeld een tekort van ongeveer één miljoen verpleegkundigen verwacht in Europa (Ellenbecker, 2010). Hierdoor wordt de ‘informele zorg’ of ‘mantelzorg’ potentieel nog belangrijker. De indicatoren peilen of mantelzorgers voldoende betrokken (kunnen) worden in de innovatie en wat de impact is van de innovatie voor mantelzorgers.
3.1.
Definiëring mantelzorg
Mantelzorg kan gedefinieerd worden als ‘langdurige zorg of ondersteuning die vrijwillig aan een familielid, vriend(in) of andere bekende wordt gegeven vanwege lichamelijke of psychische gezondheidsproblemen of ouderdomsklachten’. Belangrijke kenmerken van mantelzorg zijn (Hoefman, Exel & Brouwer, 2011): het vrijwillige karakter van de zorg;
de zorg wordt geleverd binnen een al bestaande sociale relatie die niet beperkt is tot familiebanden;
mantelzorg omvat ouderdomsklachten;
de zorg of ondersteuning wordt langer dan twee weken gegeven.
alleen
zorg
vanwege
gezondheidsproblemen
of
De meest voorkomende mantelzorgsituatie is een mantelzorger die zorgt voor een zorgontvanger die zelfstandig woont (Hoefman, Exel & Brouwer, 2011). Mantelzorgers kunnen echter ook zorg verlenen aan een oudere die geïnstitutionaliseerd is. Mantelzorg omvat zorgtaken, huishoudelijke taken, het doen van boodschappen, het voorzien van emotionele, sociale en psychologische steun, administratieve taken, organisatorische taken en het voorzien van transport (Jowsey, McRae, Gillespie, Banfield, & Yen, 2013). Innovaties om ouderen langer zelfstandig thuis te laten wonen, kunnen de mantelzorger ondersteunen in één of meerdere van deze taken.
3.2.
Draaglast en draagkracht
Mantelzorg kan onder druk komen te staan wanneer de zorg de mogelijkheden van de mantelzorger overstijgt. In deze situatie is de draaglast van de mantelzorgers hoger dan de draagkracht. Draaglast kan op een subjectieve of een objectie wijze in kaart gebracht worden (Van Durme, Macq, & Gobert, 2012). De subjectieve belasting is een cumulatief geheel van meerdere aspecten zoals ervaren problemen op mentaal, lichamelijk, sociaal en financieel vlak (Hoefman, Exel & Brouwer, 2011). De draagkracht van mantelzorgers wordt vaak beschreven als een cumulatief geheel van de biologische gezondheid, de copingstijl en de
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
sociale steun. Ook de financiële draagkracht, de kennis en vaardigheden vormen mee de algemene draagkracht van de mantelzorger. Naast de kenmerken eigen aan de mantelzorger hebben dus ook externe factoren een invloed op de draagkracht zoals bijvoorbeeld de professionele en sociale ondersteuning en de context of omgeving waarin de mantelzorg verleend wordt. Indicator 11: Percentage mantelzorgers dat een hoge belasting ervaart op bio-psycho-sociaal vlak. Er zal gemonitord worden wat de draaglast van mantelzorgers is op bio-psycho-sociaal niveau. Vaak ervaren mantelzorgers een negatieve druk door hun situatie. Deze ervaren druk of belasting kan leiden tot spanning en stress die psychologische, cognitieve of lichamelijke problemen in de hand werken (Brodaty & Hadzi-Pavlovic 1990; Carretero, 2009). Uit de literatuur blijkt dat veel mantelzorgers hun eigen fysieke gezondheid als negatief evalueren. Objectief worden vaak immunologische, cardiovasculaire, urogenitale, osteo-articulaire en maag- en darmstoornissen waargenomen (Buyck et al., 2011; Buyck et al., 2013; Carretero et al., 2009). Veel mantelzorgers negeren hun eigen lichamelijke gezondheidsproblemen waardoor ze minder snel medische hulp zoeken, met een verhoogd risico op vroegtijdige mortaliteit (Carretero et al., 2009). Naast lichamelijke problemen kunnen psychische problemen zoals depressies en cognitieve problemen zoals geheugenstoornissen, reken- en taalproblemen optreden (Brodaty & Hadzi-Pavlovic 1990; Buyck et al., 2013). Gezondheidsproblemen van de mantelzorger hebben een aantal negatieve gevolgen voor de oudere zelf zoals bijvoorbeeld een vervroegde institutionalisering of het niet krijgen van de nodige zorg (Carretero et al., 2009). Indicator 12: Percentage mantelzorgers dat volgens zichzelf te veel tijd spendeert aan mantelzorgtaken. De tijd die mantelzorgers spenderen aan de persoonlijke verzorging en de praktische ondersteuning van ouderen en bijkomende huishoudelijke activiteiten die de oudere niet meer zelf kan opnemen zal bevraagd worden. Er bestaat een positieve correlatie tussen enerzijds de tijd die mantelzorgers besteden aan het ondersteunen van de oudere en anderzijds de subjectieve belasting en de lichamelijke en mentale gezondheid van de mantelzorgers. (Jowsey, McRae, Gillespie, Banfield, & Yen, 2013; Neubauer, Holle, Menn & Grässel, 2009). Mantelzorgers die veel tijd dienen te spenderen aan het ondersteunen van de zorgvrager ondervinden bovendien meer problemen bij hun eigen professionele activiteiten (Marcén & Molina, 2012). Indicator 13: Percentage mantelzorgers dat het zorgen voor de oudere financieel belastend vindt.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Deze indicator meet de ervaren financiële belasting van de mantelzorger waarbij directe en indirecte kosten in rekening genomen worden. Gezien de tijdsinvestering en de belasting die mantelzorgtaken met zich meebrengen, geven verschillende mantelzorgers hun betaald werk volledig of gedeeltelijk op om zorg te verlenen (Hoefman, Exel & Brouwer, 2011). Mogelijk nemen financiële lasten toe door extra verplaatsingen of andere aspecten in het uitgavenpatroon. Indicator 14: Percentage mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaart op fysiek niveau. De indicator fysieke draagkracht van mantelzorgers meet de mate waarin mantelzorgers zichzelf lichamelijk in staat achten om de zorg te voorzien die de oudere nodig heeft. Een groot deel van de taken die mantelzorg met zich meebrengen doet beroep op de fysieke paraatheid van de mantelzorger. Indicator 15: Percentage mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaart op psychisch niveau. De mentale draagkracht wordt in de literatuur vaak beschreven met de term ‘coping’. Lazarus en Folkman (1984) definiëren coping als ‘continue cognitieve en gedragsmatige inspanningen om om te gaan met specifieke interne en/of externe eisen die als te belastend ervaren worden voor de eigen mogelijkheden. Effectieve copingstrategieën kunnen ervoor zorgen dat mantelzorgers minder stress hebben. Hierdoor treden er minder lichamelijke en psychologische gezondheidsproblemen op. Indicator 16: Percentage mantelzorgers dat behoefte heeft aan meer professionele ondersteuning. De behoefte aan professionele ondersteuning zal gemonitord worden. Mantelzorgers zijn gebaat bij professionele ondersteuning afgestemd op de noden van de oudere en van zichzelf. Enerzijds is er ondersteuning nodig bij de zorgtaken voor de oudere. Echter weten mantelzorgers niet steeds welke soort hulp gezocht moet worden (Silva et al., 2013). Professionele hulp voor de ouderen kan de mantelzorgers ontlasten (Jowsey et al., 2013) waardoor ze tijd kunnen besteden aan andere taken in hun huishouden (Silva et al., 2013). Anderzijds zijn ook mantelzorgers gebaat bij professionele ondersteuning. Mantelzorgers hebben nood aan emotionele ondersteuning en stressmanagement om vertrouwen op te bouwen (Silva et al., 2103).
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 17: Percentage mantelzorgers dat aangeeft voldoende kennis te hebben om de taken gerelateerd aan mantelzorg uit te oefenen. Ten slotte zal in kaart gebracht worden of mantelzorgers van zichzelf vinden dat ze al dan niet voldoende kennis hebben om hun taken uit te voeren. Mantelzorgers hebben kennis nodig over diverse topics. Er is inzicht in de gezondheidstoestand, ziekten, symptomen, prognose, geneesmiddelen en andere behandelingen van de ouderen nodig (Silva et al., 2013). Mantelzorgers dienen tevens over de juiste vaardigheden te beschikken om adequaat de zorg op te nemen voor de oudere. Vaardigheden en kennis voor het aankleden, voeden en wassen zijn nodig. Mantelzorgers blijken overigens te weinig inzicht hebben in de beschikbare dienstverlening en residentiële of dagopvang voor ouderen (Silva et al., 2013).
4. Indicatoren voor ‘kwaliteit van de arbeid’ en ‘relationele coördinatie’ De Moderne Sociotechniek (MST) (de Sitter, 2000) en de Relationele Coördinatie theorie (RC) (Gittel & Weiss, 2004) dienen als theoretische achtergrond om de indicatoren op te stellen voor kwaliteit van arbeid en samenwerkingsrelaties. De manier waarop de zorg georganiseerd wordt heeft een invloed op het welbevinden van professionele en nietprofessionele zorgverleners en op hun samenwerkingsrelaties (Karasek et al., 1990; Van Hootegem, 2000, 2008; Fabbricotti, 2007; Gittell, 2003, 2009). Met ‘professioneel’ wordt hier ‘beroepsmatig’ bedoeld, de term verwijst niet naar de vakkundigheid van de zorgverlener. De monitoring van de kwaliteit van arbeid en samenwerkingsrelaties kan de slaagkansen van innovaties verhogen in een arbeidsintensieve sector. In de opbouw van de indicatoren verbinden we drie begrippen: ‘arbeidsorganisatie’, ‘kwaliteit van de arbeid’ en ‘relationele coördinatie’.
4.1.
Arbeidsorganisatie
Zorgvernieuwing om kwaliteitsvolle zorg bij de ouderen te realiseren gaat gepaard met nieuwe organisatiemodellen die inzetten op integratie van de zorg (SARWGG, 2012). Integratie van zorg wordt gekoppeld aan het bieden van integrale zorg. Integrale zorg is een van de vijf hoofddoelstellingen van de Zorg Proeftuinen (persmededeling Ingrid Lieten, 2013). Zorgvernieuwing zet in op samenwerking en integratie van zorg in de directe omgeving van de oudere waarbij ook mantelzorgers en vrijwilligers een belangrijke rol spelen. Vanuit de organisatie van het werk wordt gezocht naar naadloze zorg die continuïteit in de zorg vrijwaart en die aangepast is aan de behoeften van de patiënt (Mur-Veeman et al., 2003;
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
zie ook ‘integrated service delivery’ WHO (2008). Geïntegreerde zorg veronderstelt dat zorgverleners doorheen sectoren en organisaties vlot met elkaar kunnen samenwerken in het belang van de behoeften van de patiënt. Hiervoor is een aangepaste arbeidsorganisatie van de zorg noodzakelijk. Indicator 18: Percentage van zorgprocessen dat hoog scoren op VUCA-kenmerken. Deze indicator beoogt een aantal aspecten van het werkproces in de proeftuinen te meten aan de hand van VUCA criteria (Bennett & Lemoine, 2014). VUCA is een acroniem dat staat voor: Volatility, Uncertainty, Complexity and Ambiguity. De arbeidsorganisatie moet in principe afgestemd zijn op de kenmerken van de omgeving. Indien dat niet het geval is neemt het risico op falen toe: men slaagt er niet in doelstellingen te bereiken en er zijn negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de arbeid. Het risico kan bestaan dat veel tijd en energie moet gaan naar het managen of regelen van het primair zorgproces om aan productie-eisen zoals innovatie, flexibiliteit en duurzaamheid tegemoet te komen, hetgeen ten koste kan gaan van tijd en energie voor de uitvoering van het zorgproces zelf. Hoe hoger de omgevingskenmerken scoren op de VUCA criteria hoe flexibeler de arbeidsorganisatie zal moeten zijn om aan productie-eisen als innovativiteit en klantgerichtheid tegemoet te komen (Van Hootegem, 2000). Indicator 19: Percentage van zorgprocessen met lage mate van de arbeidsdeling. De mate waarin het zorgproces is onderverdeeld in verschillende werkplekken (= arbeidsdeling) bepaalt of er veel of weinig afstemmingsrelaties tussen werkplekken zijn. Wanneer de mate van arbeidsdeling hoog is dan vergroot de structurele complexiteit. Een hoge mate van arbeidsdeling leidt tot een hoge nood aan afstemmingsrelaties. Die coördinatie-inspanningen leiden vaak tot het ontstaan van vele hiërarchische niveaus. Soms leidt een hoge mate van arbeidsdeling tot zoveel afstemmingsrelaties dat de zorgprocessen onbeheersbaar worden. Vooral organisaties die moeten omgaan met veel veranderlijkheid in het zorgproces en de omgeving ondervinden hier hinder van. Indicator 20: Percentage van zorgprocessen met hoge mate van decentralisering van de regelcapaciteit. Deze indicator heeft betrekking op regelende activiteiten die samen de regelcapaciteit bepalen van de uitvoerende activiteiten. De regelcapaciteit kan centraal worden aangestuurd, of kan aan individuele zorgverleners of teams van zorgverleners gedelegeerd worden. Hoe sterker de centralisering hoe meer energie en tijd leidinggevenden moeten steken in het oplossen van operationele problemen via procedures, regels en allerlei andere coördinatieinspanningen. De mate waarin de regelcapaciteit gedecentraliseerd wordt naar het niveau waar de regelproblemen zich voordoen, verhoogt vaak de efficiëntie, verbetert de kwaliteit
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
van de arbeid,versterkt de betrokkenheid van de werknemers en versterkt hun arbeidsrelaties (i.e. wederzijdse afstemming).
4.2. Kwaliteit van de arbeid bij professionele zorgverleners Indicator 21: Percentage professionele zorgverleners met een actieve job. Het perspectief op kwaliteit van de arbeid dat we hier hanteren bouwt verder op een model dat ondertussen door meer dan 30 jaar onderzoek wetenschappelijk is gevalideerd: het zogenaamde job demands / job control model (kortweg het JD-C-model) (Karasek, 1979) . Het JD-C model is opgebouwd uit twee dimensies: enerzijds zijn er de taakeisen (job demands), anderzijds zijn er de regelmogelijkheden (job control). De cruciale vernieuwing die Karasek met dit model realiseerde in het onderzoek naar werkstress zit hem in het inzicht dat werkstress niet louter veroorzaakt wordt door de werkdruk of de taakeisen die aan werknemers worden opgelegd, maar ook steeds bepaald wordt door de mogelijkheden die mensen krijgen om aan die taakeisen te voldoen. Aan de taakeisen zijn bepaalde regelvereisten gekoppeld, zijnde de kans op storingen, afwijkingen en onverwachte gebeurtenissen die een ingreep vereisen. De regelmogelijkheden laten de werknemer toe om de regelvereisten aan te pakken en op te lossen. Niet de problemen of storingen op zich veroorzaken stress, omdat stress pas ontstaat wanneer de organisatie van het werk de werknemer niet toelaat om opduikende problemen op te lossen. De doelstelling van de indicator is om de kenmerken van de job van professionele zorgverleners te beschrijven in termen van regelvereisten en regelmogelijkheden. De regelvereisten worden bepaald door de complexiteit, variabiliteit en onvoorspelbaarheid van de uit te voeren taken, de werkdruk en emotionele belasting die ermee gepaard gaat. De regelmogelijkheden worden onder meer bepaald door de arbeidsinhoud, zoals autonomie, taakvariatie, informatievoorziening en contactmogelijkheden. De relatie tussen regelvereisten en regelmogelijkheden heeft invloed op het welbevinden van professionele zorgverleners in termen van hun kansen tot betrokkenheid op het werk en motivatie. Deze laatste kenmerken zijn outcomes op het niveau van de professionele zorgverleners en deze zijn niet enkel belangrijk voor de professionele zorgverleners zelf, maar onrechtstreeks ook voor de resultaten van hun organisaties. Deze resultaten worden immers sterk bepaald door de mensen die de arbeid leveren. De demografische evolutie leidt tot een verouderende bevolking met toenemende zorgnoden. In die context zullen de taakeisen in de zorgsector in de nabije toekomst eerder nog stijgen dan afnemen. Het komt er dat op aan een transitie in te zetten van slopende jobs, met hoge taakeisen en beperkte regelmogelijkheden, naar actieve jobs, waarin de regelmogelijkheden in evenwicht zijn met de hoge taakeisen. In actieve jobs worden de stressrisico’s gereduceerd.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Als een zorgverlener over voldoende mogelijkheden beschikt om zelf zijn werk te regelen, dan kan hij zelf werkstrategieën ontwikkelen, verbeteren of veranderen al naargelang het soort problemen dat hij moet oplossen. Een job mag dus veeleisend zijn, op voorwaarde dat er voldoende regelmogelijkheden aanwezig zijn om met de taakeisen om te gaan. Indicator 22: Percentage van professionele zorgverleners met lage verloopintentie. Deze indicator werpt licht op de intentie van professionele zorgverleners om hun werk te verlaten. Indien die intentie hoog is, vertelt dit vaak iets over de inhoud van het werk en de arbeidsrelaties. Bij een hoog verloop van personeel komt de efficiëntie en effectiviteit van de organisatie onder druk te staan. Indicator 23: Percentage van professionele zorgverleners met hoog innovatief werkgedrag. Deze indicator geeft aan in welke mate professionele zorgverleners nieuwe ideeën in verband met hun werk(plek) ontwikkelen en uitproberen. Onderzoek heeft uitgewezen dat innovaties niet enkel worden gerealiseerd vanuit een top-down benadering, maar dat (kleine) werknemersinnovaties vaak het verschil maken (Getz et al., 2003). Indicator 24: Percentage van professionele zorgverleners met hoge werkbeleving. Deze indicator geeft aan met welke gevoelens professionele zorgverleners naar hun werk gaan. Onderzoek heeft uitgewezen dat er een positieve relatie is tussen een hoge werkbeleving (‘work engagement’) en werkprestaties (Salanova, Agut, & Peiro, 2005). Een hoge werkbeleving wordt geassocieerd met langdurige en positieve werk-gerelateerde gevoelens die dimensies bevatten als vitaliteit, toewijding en absorptie (Schaufeli & Bakker, 2004). Vitaliteit staat hierbij voor veel of voldoende energie hebben. Toewijding staat voor trots zijn op het werk dat men doet, en absorptie wijst op concentratie tijdens het werk.
4.3. Kwaliteit van arbeid bij vrijwilligers en mantelzorgers Het uitgangspunt van innoveren in de zorg in dit programma impliceert dat naast mantelzorg ook vrijwilligerswerk een belangrijke plaats inneemt in de zorgprocessen. Bij vrijwillige zorgverleners en mantelzorgers is tot op heden weinig zicht op de jobkenmerken in termen van regelvereisten en regelmogelijkheden. Om het toenemend belang van vrijwilligerswerk in de zorg op een gezonde manier te helpen ontwikkelen en om hun werk beter te helpen afstemmen op dat van professionele zorgverleners in het belang van de zorgbehoevende
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
oudere is het nuttig zicht te krijgen op de kwaliteit van de arbeid van (verschillende types van) mantelzorg en vrijwilligerswerk Indicator 25: Percentage mantelzorgactiviteit.
van
vrijwilligers
en
mantelzorgers
met
een
actieve
Deze indicator meet voor vrijwilligerswerk en mantelzorgers de verhouding tussen regelmogelijkheden en regelvereisten, op dezelfde wijze als voor de professionele zorgverstrekkers. Naar analogie wordt ook hier de term ‘actieve job’ gehanteerd, hoewel die term in de context van niet-professionele zorg misschien wat vreemd klinkt. De meetinstrumenten zijn aangepast aan de doelgroep van vrijwilligers (Vander Schueren, 2013; Meijs, 1997). Indicator 26: Percentage van vrijwilligers in de zorg met hoge werkbeleving. Deze indicator geeft aan met welke gevoelens vrijwilligers en mantelzorgers hun werk doen. Een hoge werkbeleving wordt geassocieerd met langdurige en positieve werk-gerelateerde gevoelens die dimensies bevatten als vitaliteit, toewijding en absorptie (Schaufeli & Bakker, 2004).
4.4.
Relationele coördinatie
Innovaties in de (ouderen)zorg leiden vaak tot uitdagingen op het vlak van coördinatie en samenwerking tussen professionele en niet-professionele zorgverleners. We brengen daarom de relationele coördinatie tussen de betrokken professionele zorgverleners, de vrijwilligers en de mantelzorgers in kaart. De indicatoren van relationele coördinatie beschrijven in welke mate de rolgebaseerde relaties en de onderlinge communicatie tussen de professionele en niet-professionele zorgverleners ontwikkeld zijn. Hoe hoger de mate van relationele coördinatie is, hoe meer het werk tussen professionele en niet-professionele zorgverleners kan gecoördineerd worden op basis van hun wederzijds afhankelijke relaties. De mate van relationele coördinatie is op haar beurt afhankelijk van de manier waarop de zorgprocessen zijn georganiseerd. (Gittell, 2009). Indicator 27: Percentage relaties tussen professionele en niet-professionele zorgverleners met een hoge mate van relationele coördinatie. Deze indicator is gebaseerd op de onderlinge afhankelijkheid (of interdependentie) van professionele en niet-professionele zorgverstrekkers, en brengt de sterkte van hun relatie en communicatie in kaart. Relationele coördinatie heeft enerzijds impact op de kwaliteit van de zorg en efficiëntie en anderzijds op de werkbeleving en werktevredenheid (Gittell, 2009). De rollen die
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
professionele en niet-professionele zorgverleners kunnen opnemen zijn afhankelijk van gedeelde doelstellingen, kennis en respect. De frequentie, accuraatheid, tijdigheid en het probleemoplossend karakter van de communicatie tussen beide groepen is cruciaal om effectiever en efficiënter zorg te verlenen. Indicator 28: Percentage van relaties tussen professionele zorgverleners met een hoge mate van relationele coördinatie. Deze indicator brengt de relationele coördinatie in kaart tussen verschillende groepen van professionele zorgverleners door te analyseren hoe sterk hun interdependente rollen zijn ontwikkeld en hoe sterk hun onderlinge communicatiekenmerken zijn.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
5. Indicatoren interorganisatorische samenwerking Bij het ontwikkelen van sociale innovaties worden de kenmerken van samenwerking en interorganisatorische relaties binnen de Zorg Proeftuinen bestudeerd. Netwerken en samenwerkingsverbanden zijn het middel om complexe publieke problemen op te lossen in domeinen zoals gezondheid, sociale zorg, lokale ontwikkeling en opleiding (Turrini, 2010). Inter- organisatorische netwerken zijn intersectorieel omdat de meeste complexe maatschappelijke publieke uitdagingen samenwerking vereisen tussen de overheid, bedrijven, non-profit organisaties en gemeenschappen als geheel (Popp et al. 2013). De slaagkans van sociale innovatie is sterk afhankelijk van de mate waarin diverse type spelers uit uiteenlopende sectoren er in slagen een uitgekristalliseerde visie en werkwijze te ontwikkelen op een zorgaanpak. De proeftuinen zijn ingebed in een logica van een open innovatie ecosysteem. Individuele organisaties hebben zelden alle hulpbronnen in huis om te innoveren en zijn dus afhankelijk van de hulpbronnen van partijen uit andere sectoren (Oerlemans, 2007). Innovatie krijgt vorm in een multisectorieel inter-organisatorisch netwerk (ION). Een doelgericht ION is te omschrijven als een groep van drie of meer organisaties die verbonden zijn op een manier dat ze het bereiken van een gemeenschappelijk doel faciliteren (Provan et al., 2007). In de Zorg Proeftuinen worden partnerships ontwikkeld tussen verschillende types organisaties (bijv. ziekenhuizen, thuiszorgorganisaties, woonzorgcentra, welzijnsorganisaties, openbare besturen, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, bedrijven,…) en worden de eindgebruikers actief betrokken bij conceptualisering, ontwikkeling, en evaluatie tijdens het volledige innovatieproces (IWT, 2013). Voor het ontwikkelen van deze set van indicatoren werd er een vragenlijst ontwikkeld op basis van inzichten en concepten rond netwerkkarakteristieken uit de netwerkliteratuur.
5.1.
Netwerken
De literatuur geeft aan dat de effectiviteit van netwerken afhankelijk is van structuurkenmerken (factoren zoals complexiteit, densiteit, centraliteit), het bestuursmodel en de relationele verhoudingen tussen de netwerkpartners (culturele verschillen, vertrouwen, macht en leren). Deze factoren worden mee beïnvloed door externe factoren zoals de verschillende regelgeving en beleidskaders (welzijn, gezondheid, sociaal culturele sector, huisvesting,…) waaraan de verschillende spelers onderhevig zijn (Milward & Provan, 2003; Savage et al., 2010; Popp et al., 2013; Mandell & Keast, 2008).
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Er zijn indicatoren gemaakt over het bestuur en de relationele verhoudingen tussen de netwerkpartners. Informatie over de structurele karakteristieken van het netwerk is niet in het registratiesysteem opgenomen omdat deze informatie via andere kanalen kan verzameld worden.
5.2.
Bestuur
De indicatoren focussen op het model van bestuur; de betrokkenheid van de partners bij het nemen van beslissingen en op de samenwerkingsprincipes binnen het bestuur. De bestuursstructuur en de werking van het bestuur kunnen faciliterend of remmend werken voor de samenwerking en bijgevolg voor de effectiviteit van het netwerk. Het type bestuur en de structuur van het netwerk hangen nauw samen (Provan et al., 2007). Het bestuursmodel helpt te verzekeren dat leden zich engageren in collectieve en elkaar ondersteunende acties, dat conflicten worden besproken, en dat netwerkbronnen effectief en efficiënt worden verworven en gebruikt (Popp et al., 2013). Indicator 29: Percentage partners uit verschillende sectoren dat vertegenwoordigd is in de verschillende bestuursorganen binnen het platform. Deze indicator geeft inzicht in de complexiteit van het bestuursmodel en de participatie van partners in het bestuur. De indicator leert ook in welk mate partners betrokken zijn bij het aansturen van de samenwerking. Bij een gecentraliseerd model wordt het netwerk strategisch aangestuurd door één organisatie. Bij een matig gedecentraliseerd model wordt een kleine groep netwerkpartners betrokken bij strategische beslissingen. In een sterk gedecentraliseerd model worden alle netwerkpartners betrokken bij de besluitvorming (Provan et al., 2007). Binnen de context van open innovatie, waarbij dient samen gewerkt te worden tussen partners uit verschillende sectoren, kan verwacht worden dat de netwerken gebruik maken van een sterk gedecentraliseerd bestuursmodelmet weinig bestuursorganen waarin alle partners betrokken worden. Indicator 30: Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect betrokkenheid bij beslissingen. Door middel van deze indicator zal nagegaan worden of de partners een gepercipieerde evenwaardige inbreng hebben bij beslissingen die in het netwerk worden genomen. Onderzoek naar de bestuurlijke (governance) implicaties van open innovatie suggereert dat actieve betrokkenheid van alle spelers leidt tot verbeterde innovatie uitkomsten (Felin et al., 2014).
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 31: Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op items van het aspect werkingsprincipes binnen het bestuur van het partnerschap. De indicator weerspiegelt een score op stellingen m.b.t. werkingsprincipes waarvan geweten is dat ze een positieve invloed hebben op de samenwerking in het netwerk (Popp et al., 2013). Deze werkingsprincipes hebben betrekking op onder meer duidelijkheid over de opdracht van de bestuursorganen voor de partners, duidelijkheid over criteria om deel uit te maken van het partnerschap, soorten beslissingen die worden genomen door het partnerschap, toegang tot informatie door de partners, aantal deelnemers aan en efficiënt verloop van vergaderingen,…. Wanneer partners hier eerder negatief op scoren zal door middel van kwalitatief onderzoek nagegaan worden wat hiervoor de achterliggende oorzaken zijn.
5.3.
Relationele karakteristieken
De relationele karakteristieken van een netwerk hebben betrekking op cultuur, leren, vertrouwen en macht in het netwerk en oefenen een invloed uit op de effectiviteit van het netwerk. Effectiviteit wordt onder meer gedetermineerd door de mate waarin leden een beter begrip van elkaar hebben ontwikkeld, of ze een gemeenschappelijke aanpak en cultuur hebben ontwikkeld en of er wederzijds vertrouwen ontstaat. De indicatoren geven de perceptie weer van de verschillende partners in het netwerk met betrekking tot deze karakteristieken. De percepties of opinievragen dienen als eerste indicatie en vormen de basis voor verder verdiepend kwalitatief onderzoek. Indicator 32: Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op het aspect gedeelde doelen in het netwerk. De indicator meet de mate waarin de netwerkleden het beeld hebben dat ze in staat zijn om tot een gemeenschappelijke visie of gedeelde doelen te komen. Een kernelement van het succes van netwerken is hun mogelijkheid om verschillende actoren samen te brengen tot een coherent en functionerend geheel met gedeelde missie, visie en waarden (Keast et al., 2009). Hoewel leden elk hun eigen individuele perspectieven hebben is de mate van succes van een ION afhankelijk van de mate waarin deze geherformuleerd worden in een nieuw, algemeen doel of geheel van doelen (Keast et al., 2004). Op basis van de stellingen in het meetinstrument wordt er een indicatie gegeven of alle partners eenzelfde betekenis geven aan de doelstelling van het netwerk of met andere woorden alle partners de sociale innovatiedoelstelling op eenzelfde manier definiëren en er een gedeeld begrip ontstaat over het doel en de manier van werken binnen het netwerk (Popp et al., 2013).
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 33: Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op het aspect macht. Deze indicator verwijst naar de gepercipieerde machtsverhoudingen door de leden van een netwerk. Macht is het vermogen dat een organisatie heeft om zijn eigen wil aan een partnerorganisatie op te leggen (organisatorisch niveau). Er zijn verschillende bronnen waarin macht gerond kan zijn, zoals deskundigheid (individuele capaciteiten), waarden en normen, positie (hoge centrale positie in het netwerk) en financiële hulpbronnen of resources. De mate waarin actoren hun persoonlijke of positionele macht uitoefenen dan wel delen of afstaan faciliteert of verhindert vertrouwen en kan een significante impact hebben op de netwerkontwikkeling (Popp et al., 2013). Macht in het netwerk kan ook een indicator zijn voor centraliteit in het netwerk. Indicator 34: Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op het aspect vertrouwen. Vertrouwen is een belangrijke randvoorwaarde voor inter- organisatorische relaties. Een hoge mate van vertrouwen binnen het netwerk zorgt voor minder inter- organisatorische conflicten, betere inter- organisatorische samenwerking en betrokkenheid, betere informatie uitwisseling en een beter verloop van de coördinatie in het netwerk (Popp et al., 2013). Interorganisatorisch vertrouwen definieert de mate waarin partners op elkaar kunnen rekenen voor het nakomen van verplichtingen; zich voorspelbaar gedragen en ter goeder trouw handelen en onderhandelen (Smid, Bijlsma-Frankema & Bernaert, 2007). Indicator 35: Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op het aspect leren. De indicator leren geeft inzicht in de perceptie van de partners over de mate waarin het partnerschap een meerwaarde biedt omdat de partners van elkaar kunnen leren. Leren wordt beschouwd als een centraal proces en outcome van netwerken, welke nauw verbonden is met kennisontwikkeling en -uitwisseling (Keast et al., 2009; Popp et al., 2013). Netwerk maturiteit, duurzaamheid en veerkracht zijn sterk gelinkt met het leren in een netwerk, wat op zijn beurt is gelinkt aan netwerkeffectiviteit. Leren is eigen aan netwerken door het feit dat netwerken worden opgezet om anders te werk te gaan dan traditionele organisatorische vormen, en na te denken over problemen die niet kunnen opgelost worden door één enkele organisatie (Popp et al., 2013). Een essentieel aspect van het leerproces in netwerken is de interactie tussen netwerkleden, en de informatie en kennisuitwisseling tussen de netwerkleden. Vertrouwen en wederkerigheid zijn daarin cruciale determinanten. Leren leidt tot een gedeelde manier van kijken en interpreteren. Leren in een netwerk is meer dan de som van het leren van de leden van het netwerk. Leren resulteert in veranderingen in de eigenschappen van het netwerk zoals interacties, gedrag, processen en gedeelde ervaringen (Keast et al., 2009).
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Deel 2: Testfase indicatoren 2.0
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
1. Inleiding Na de uitwerking van de indicatoren, op basis van wetenschappelijke evidentie en een eerste afstemming met de vertegenwoordigers van de platformen, werden de indicatoren getest in de praktijk. Er is een handleiding 'Indicatorenvragenlijsten Zorg Proeftuinen' (versie testfase - juni 2014) ter beschikking gesteld. Bedoeling was om deze gedurende de testfase te hanteren ter ondersteuning bij afname van de vragenlijsten. De indicatorenset versie 2.0 werd getest op duidelijkheid, relevantie en begrijpbaarheid van 1 juni 2014 tot en met 31 augustus 2014. Het logistiek proces dat gepaard ging met het gebruik van het meetinstrument werd nog niet getest daar de stoftware hiervoor, PanelKit, nog niet operationeel was gedurende deze periode. Op basis van de testfase werd dan een derde versie ontwikkeld (Figuur 2). Literatuur-studie 11/2013
Versie 1.0
Feedback platformen
Versie 2.0
Testfase
Versie 3.0
Figuur 2 Ontwikkelingspad versie 3.0 indicatoren
2. Methode 2.1.
Steekproef en respondenten
Om de meetinstrumenten en de indicatoren uit te testen werd aan alle platformen gevraagd om de vragenlijsten af te nemen of te laten invullen door deelnemers van het platform. Aangezien de platformen tijdens deze testfase nog bezig waren met de opbouw van hun panel werden de testpersonen rechtstreeks uit de projecten geselecteerd. Per doelgroep werd een bepaald aantal participanten vooropgesteld (tabel 1). Aangezien het platform Online Buurten pas in juni 2014 aansluiting vond bij de Zorg Proeftuinen werd van hen geen actieve deelname aan de testfase verwacht.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Tabel 1. Overzicht vooropgesteld aantal deelnemers aan de testfase per project per doelgroep Platform
Project
AIPA ProDoMo Integrale Ouderentoets AzoB Casemanagement OPA Informeel (buurt)zorgnetwerk CareVille IMV Cardiocoach Jobtime Veilige mobiliteit InnovAGE Diabetes-management Therapietrouw LiCalab Thuislevering medicatie Topshake Time2Care TOTAAL *Platform- en projectpartners
2.2.
Ouderen (N) 2 2 2 2 2
Mantel-zorgers (N) 2 0 2 2 2
Zorgverleners (N) 0 0 2 0 0
Organisaties* (N) 2 1 1 2 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 0 2 2 0 2 0
2 1 1 1 1 2 1 1 2 1 1 1
28
26
14
24
Procedure
Zowel een digitale versie (via een softwarepakket Qualtrics 2) als een papieren versie werden ter beschikking gesteld van de platformen. De keuze tussen digitale of papierenafname werd aan de platformen overgelaten. Aan de vragenlijsten werden voor de testfase enkele wijzigingen aangebracht. Bij de inleiding werd duidelijk vermeld dat het om een ‘testversie’ van de vragenlijsten gaat. Aan het einde van de vragenlijst werd bevraagd of de vragen duidelijk, relevant en begrijpbaar waren. Via een afzonderlijke anonieme Qualtrics-vragenlijst werd bijkomende feedback verzameld van de platformen met betrekking tot het logistiek proces. Aanvullend werd spontaan inhoudelijke en praktische feedback voorzien aan KIO vanuit de platformcoördinatoren via email. Alle feedback werd verzameld en opgelijst per doelgroep (ouderen, mantelzorgers, vrijwilligers, professionele zorgverleners, organisaties).
2
Qualtrics is een softwarepaket dat gebruikers in staat stelt om via digitale weg aan verschillende vormen van datacollectie en -analyse te doen. Het wordt voornamelijk gebruikt voor de afname van vragenlijsten.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
3. Resultaten 3.1.
Respons
De resultaten worden weergegeven op platformniveau (tabel 2). De informatie met betrekking tot het project waartoe een panellid (oudere, mantelzorger of zorgverlener) behoort ontbreekt. De partners binnen de organisaties worden opgesplitst tussen 'organisaties platform' en 'organisaties projecten', daar de vragenlijsten afzonderlijk werden verstuurd naar organisaties binnen het platform en organisaties binnen het project. Tabel 2 Geregistreerde respons deelnemers Platform
Ouderen (N)
Mantelzorger (N)
Zorgverleners (N)
Organisaties platorm (N)
Organisaties Projecten (N)
Som aantal vragenlijsten per platform
AIPA AzoB CareVille InnovAGE LiCalab TOTAAL
5 12 9 3 6 35
3 7 4 1 1 16
0 7 6 4 2 19
3 4 3 2 1 13
2 3 5 2 1 13
13 33 27 12 11 96
Tabel 3 geeft een overzicht van de “unieke” respons. Uit de resultaten blijkt namelijk dat niet iedere respons (ingevulde vragenlijst) uniek is. Een aantal vragenlijsten met betrekking tot de ouderen bij de platformen AzoB en LiCalab en met betrekking tot de organisaties werden meermaals ontvangen. Dubbele cases werden geselecteerd en verwijderd. Deze vaststelling heeft ervoor gezorgd dat een onderzoek is gestart naar de vraag hoe dezelfde vragenlijsten onder verschillende respondentencodes kon worden geregistreerd. Tabel 3 Respons unieke deelnemers Platform
Ouderen (N)
Mantelzorger (N)
Zorgverleners (N)
Organisaties platorm (N)
Organisaties Project (N)
Som aantal vragenlijsten per platform
AIPA AzoB CareVille InnovAGE LiCalab TOTAAL
5 8 9 3 5 30
2 6 3 1 1 13
0 4 5 2 2 13
1 3 2 2 1 9
2 2 4 2 1 11
10 23 23 10 10 76
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
3.2.
Tijdsduur
Alle ouderen vulden de vragenlijsten via een papieren versie in. De gerapporteerde tijdsduur voor het vervolledigen van de vragenlijst van de ouderen varieert tussen 50 min en 1u20. Deze papieren vragenlijsten werden vervolgens via Qualtrics door medewerkers van de platformen ingegeven. De tijdsduur voor het elektronisch invullen van de antwoorden door medewerkers varieert en werd automatisch geregistreerd door Qualtrics. De vragenlijsten van de mantelzorgers, zorgverleners en organisaties werden allemaal onmiddellijk elektronisch ingevuld. Bij de mantelzorgers varieerde de duur om één vragenlijst af te werken tussen 9 en 42 min. De gemiddelde duur bedroeg ongeveer 21 min. Bij de zorgverleners bedroeg de gemiddelde duur om een vragenlijst af te werken 43 min. De gemiddelde duur voor het afnemen van de vragenlijst ‘samenwerking tussen organisaties’ bij platform- en projectpartners was ongeveer 15 min. Een overzicht van de mediane tijdsduur bij het invullen of inputten van de vragenlijst in Qualtrics staat weergegeven in tabel 4. Tabel 5 bevat de gemiddelde tijd hiervoor, over alle platformen heen. Tabel 4 Mediane tijdsduur (in minuten en seconden) bij het invullen/inputten van de vragenlijst in Qualtrics Platform
Ouderen
Mantelzorger
Zorgverleners
AIPA
20m 27s
18m 13s
N.v.t.
Organisaties (platform + project) 14m 54s
AzoB
27m 71s
22m 28s
48m26s
18m 29s
CareVille
8m 20s
27m 13s
39m34s
16m 25s
InnovAGE
44m 25s
N.v.t
44m15
17m 02s
LiCalab
49m 47s
42m 52s
36m45
08m 57s
N.v.t.= niet van toepassing: geen enkele vragenlijst werd afgewerkt.
Tabel 5. Gemiddelde tijd (in minuten en seconden) bij het invullen van de vragenlijst in Qualtrics over alle platformen heen. Ouderen
Mantelzorger
Zorgverleners
Organisaties (platform + project)
*
21m 7s
42m 5s
15m 10s
* Gemiddelde tijdsduur ouderen niet relevant. De spreiding= [6 minuten - 9 dagen] daar de respondenten 30 dagen de tijd kregen om de vragenlijst volledig in te vullen.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
3.3.
Betrouwbaarheid indicatorenset
3.3.1. Interne consistentie Voor de indicatoren betreffende de doelgroepen ouderen, mantelzorgers en hulpverleners werden verschillende gevalideerde meetinstrumenten gehanteerd met goede psychometrische kenmerken. De interne consistentie van de testantwoorden werd berekend (tabel 5). De geriatrische depressie schaal-4 (GDS-4) en The Assessment of Social Cohesion and Social Exclusion (Smeets & Coumans, 2013) hebben een Cronbachs Alpha-waarde lager dan 0.60 wat wijst op een lage interne consistentie.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Tabel 6 Interne consistentie gevalideerde subschalen Literatuur
Domein
Assessment tool
Referentie
Gezondheid: depressie Kwetsbaarheid ouderen Levenskwaliteit ouderen
GDS-4 (Sheikh & Yesavage, 1986) TFI (Gobbens et al., 2009) WHOQOL-Bref (WHO, 1991)
Almeida O & Almeida S (1999) Gobbens et al. (2010)
Participatie ouderen
The Assessment of Social Cohesion and Social Exclusion (Smeets & Coumans, 2013) b-ADL (Katz et al., 1963) i-ADL (Lawton et al., 1969) a-ADL (De Vriendt et al., 2013) Eenzaamheidsschaal (De Jong et al., 1999)
Zelfredzaamheid ouderen
Eenzaamheid ouderen Bio-psycho-sociale belasting mantelzorgers Kwaliteit van arbeid
Interne consistentie
Huidige studie
Valide N
Interne consistentie
α=.41a
22
α=-.18
α=.73b
22
α=.71
Skevington et al. (2004)
4 domeinen: .82 α .68c
20
α=.72
Smeets & Coumans, 2013
α=.58d
15
α= .54
n.a.
27
α=.89
n.a.
27
α=.86
n.a.
21
α=.92
De Jong et al., 1999
α=.80-.90h
26
α=.95
ZBI-12 (Mapi Research Institute, 2007)
Bedard et al. (2000)
α >.88i
12
α=.89
Werkbaarheids-monitor (Bourdeaud'hui & Vanderhaeghe, 2006)
Bourdeaud'hui & Vanderhaeghe, 2013)
α > .80
13
α= .78
GDS-4= Geriatrische Depressie Schaal- 4items, a Bekomen bij steekproef van ouderen (60+) die voldoen aan de criteria voor een depressieve stoornis (DSM-IV); TFI= Tilburg Frailty Indicator, b Bekomen bij steekproef van thuiswonende ouderen (75+); c Bekomen bij steekproef van volwassenen over 23 landen. WHOQOL-Bref= The World Health Organisation Quality of Life-Bref, d Bekomen bij steeproef van volwassenen. b-ADL= basale activiteiten van het dagelijkse leven; i-ADL= instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven, a-ADL= geavanceerde activiteiten van het dagelijkse leven; n.a.= niet aanwezig; h Bekomen bij een steekproef van personen tussen 54 en 89 jaar; ZBI-12= Zarit Burden Interview-12,i Bekomen bij steekproef van mantelzorgers van ouderen met cognitieve beperkingen.
Voor de vragenlijst van organisaties werd voornamelijk gewerkt met zelf geconstrueerde vragen op basis van literatuur over netwerken (zie deel 1). De interne consistentie of betrouwbaarheid van de verschillende schalen (betrokkenheid bij beslissingen, cultuur, macht, vertrouwen en leren) is berekend. Vooral de schaal voor de subdimensie ‘leren’ heeft een middelmatige interne consistentie (0.50 < α < 0.70). Alle andere schalen kennen een hoge interne consistentie (0.70 < α < 0.90). Bij resultaten uit de testfase zijn echter gevoelig voor het kleine aantal respondenten. Zo kan geen finaal besluit getrokken worden op basis van deze gegevens. Er zal dus moeten onderzocht worden bij een groter aantal respondenten wat de echte waarde is van dit instrument. Daarom wordt dit instrument ook gekoppeld aan een kwalitatieve studie.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Tabel 7 Interne consistentie per subdimensie vragenlijst ‘samenwerking tussen organisaties’ Dimensie
Subdimensie
Valide N
Aantal items
Interne consistentie
Bestuur
Betrokkenheid bij beslissingen Cultuur
20
6
α=.840
20
7
α=.803
Macht
20
4
α=.708
Vertrouwen
20
12
α=.805
Leren
20
3
α=.572
Relationele karakteristieken
3.3.2. Inhoudelijke feedback Tabel 8 maakt de synthese van de inhoudelijke feedback van de testers. Details zijn terug te vinden in bijlage 2. Tabel 8 Algemeen overzicht feedback vragenlijsten Soort opmerking
Vragenlijst
Opmerking
Actie/feedback
Vraagstelling
Ouderen
Negatieve formulering
Vraagstelling
Alle vragenlijsten
Vraagstelling
Ouderen
Vraagstelling
Organisaties
Vraagstelling
Organisaties
Vraagstelling
Mantelzorgers
Vraagstelling Vraagstelling
Ouderen en mantelzorgers Mantelzorgers
Vraagstelling
Mantelzorgers
Vraagstelling
Hulpverleners
Overlappende vragen Begrip(pen) zijn niet duidelijk Niet duidelijk over welk (bestuurs)orgaan het gaat Niet duidelijk over welk partnerschap het gaat Wat als mantelzorger voor meerdere ouderen zorgt? Schalen inkomens te ruim De namen van alle platformen worden vermeld Negatieve benadering mantelzorger Er staat niets over samenwerking rond één oudere in.
Gaat om bestaande vragenlijsten. Positief antwoord steeds bovenaan gezet. Zoveel mogelijk dubbele vragen verwijderd. Toelichting begrippen in vraag of anders geformuleerd waar mogelijk. Vragen opgesplitst per bestuursorgaan (enkel strategisch, enkel operationeel, zowel strategisch als operationeel) en voorbeelden gegeven in vraag. Duidelijk aangegeven in inleidende blokken. Formulering werd aangepast.
Schalen ingekort. Geïndividualiseerde vragenlijst per platform qua benaming. Aantal positieve kanten mantelzorger werden bijkomend bevraagd. Werd opgenomen.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Tijd
Alle vragenlijsten
Vragenlijst ouderen, mantelzorgers, professionals is te lang
Vragenlijsten werden ingekort. -
Ouderen van 30 blz. (169 vragen) naar 19 blz. (93 vragen)
-
Professionals van 16 blz. (93 vragen) naar 4 blz (22 vragen).
-
Mantelzorgers van 29 blz. (203 vragen) naar10 blz. (41 vragen)
Qualtrics
Ouderen
Fout in skip-functie
Nagekeken en aangepast
Qualtrics
Alle vragenlijsten
Heeft te maken met skip-functies.
Qualtrics
Alle vragenlijsten
Soms één vraag, soms blokken Niet meer kunnen teruggaan naar vorige vragen.
Enkel binnen een blok vragen kan teruggegaan worden.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Deel 3: Registratie-instrument versie 3.0 en 3.1
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
1. Inleiding Op basis van de feedback en resultaten uit de testfase werd een derde versie ontwikkeld. Op deze versie werd aan de platformen nogmaals feedback gevraagd. Dit leidde tot versie 3.1 van de indicatorenset met bijhorende meetinstrumenten (figuur 3). In bijlage 3 vindt u de indicatorenset die wordt uitgerold voor een volledige registratie. Voor deze versie werd een aangepaste handleiding 'Indicatorenvragenlijsten Zorg Proeftuinen' (versie oktober 2014) ontwikkeld. In dit deel wordt aangegeven of de indicatoren gewijzigd zijn en waarom ten opzichte van de versie die in deel 1 is beschreven. In figuur 3 wordt schematisch weergegeven hoe versie 3.1 van de indicatoren tot stand kwam. Literatuurstudie 11/2013
Versie 1.0
Feedback platformen
Versie 2.0
Testfase
Versie 3.0
Feedback platformen
Versie 3.1
Uitrol 10/2014
Figuur 3 Ontwikkelingspad indicatoren versie 3.1
Versie 3.1 is gereduceerd tot een minimale dataset waarbij gekozen wordt voor een verkorte versie van verschillende gevalideerde meetinstrumenten (bv. GDS-4 i.p.v. GDS-15 (zoals opgenomen in versie 1.0), Eenzaamheidsschaal met 6 items i.p.v. 11 items,..). Daarnaast werden diverse gevalideerde meetschalen vervangen door zelf ontworpen vragen, die doorheen het hele proces verder getest zullen worden, o.b.v. o.a. betrouwbaarheid, validiteit, interne consistentie. Gekoppeld aan de uitrol van de indicatorenversie 3.1 vond een workshop 'train-the-trainer’ plaats. Bedoeling was om panelmanagers en platformmedewerkers bijkomende vaardigheden aan te leren met betrekking tot afname van de vragenlijsten om op die manier de betrouwbaar en de efficiëntie in het afnemen van de vragenlijst te optimaliseren.
2. Indicatoren m.b.t. ouderen Kort samengevat..
Er werden nauwelijks wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot de indicatoren. De meeste wijzigingen hebben betrekking op het niveau van de gehanteerde meetinstrumenten om indicatoren te berekenen.
2.1.
Levenskwaliteit
De levenskwaliteit wordt in versie 3.1 berekend aan de hand van de WHOQoL-AGE (2013). Deze vragenlijst bestaat uit de helft minder vragen ten opzichte van de WHOQoL-Bref www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
(1998), meer bepaald 13 ten opzichte van 26. Daarenboven wordt in de WHOQoL-Age tevens opgesteld voor ouderen.
2.2.
Participatie
Het meetinstrument “assessment of social cohesion and social exclusion” (Schmeets & Coumans, 2013) is vervangen omwille van de lage interne consistentie, zowel in de literatuur als ook in huidige testfase (=.41). Vragen m.b.t. politieke participatie werden irrelevant bevonden door de testpersonen en proeftuinmedewerkers. Daarenboven wordt, rekening houdend met de feedback m.b.t. praktische haalbaarheid (o.a. tijdsduur), gekozen voor minder aantal vragen. Deze vragenlijst vervangen door zelfontwikkelde vragen met betrekking tot bio-psychosociale participatie. Hierbij wordt vertrokken vanuit een holistische visie, aan de hand van het bio-psycho-sociale model. Er wordt bevraagd in welke mate ouderen lichamelijk, cognitief en sociaal actief zijn. Daarnaast wordt de tevredenheid hieromtrent in kaart gebracht. Indicator 5a: Percentage ouderen dat bijna dagelijks lichamelijk actief is. Indicator 5b: Percentage ouderen dat tevreden is over hun vermogen lichamelijk actief te zijn. Indicator 5c: Percentage ouderen dat minstens één keer per week cognitief actief is. Indicator 5d: Percentage ouderen dat tevreden zijn over hun vermogen om cognitief actief te zijn. Indicator 5e: Percentage ouderen dat minstens één keer per week sociaal actief is. Indicator 5f: Percentage ouderen dat tevreden is met hun vermogen om sociaal actief te zijn.
2.3.
Zelfredzaamheid
In deze versie wordt de a-ADL tool (De Vriendt et al., 2013) niet meer opgenomen om tegemoet te komen aan de feedback m.b.t. praktische haalbaarheid (o.a. tijdsduur). Informatie over geavanceerde activiteiten van het dagelijkse leven wordt bevraagd via de indicatoren 5: Participatie (bio-psycho-sociaal). De indicator zelfredzaamheid situeert zich in versie 3.1 op ouderen die basale en instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven zelfstandig uitvoeren.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 6a: Percentage ouderen dat basale activiteiten zelfstandig uitvoert. Indicator 6b: Percentage ouderen dat instrumentele activiteiten zelfstandig uitvoert.
2.4.
Formele zorg
Het meten van formele zorg wordt op een andere manier geformuleerd. Zo wordt expliciet aangegeven dat de hulp die men ontvangt betrekking heeft op activiteiten van het dagelijkse leven. Daarnaast wordt een nieuwe indicator m.b.t. formele zorg toegevoegd (7b). Indicator 7a: Percentage thuiswonende ouderen dat afgelopen 6 maanden ondersteuning ontving voor activiteiten van het dagelijkse leven door professionele hulpverleners. Indicator 7b: Percentage ouderen dat minstens één keer opgenomen werd in het ziekenhuis met minstens één overnachting afgelopen 6 maanden.
2.5.
Informele zorg
Bij het meten van informele zorg wordt expliciet aangegeven dat de hulp die men ontvangt betrekking heeft op activiteiten van het dagelijkse leven. Tevens wordt een indicator toegevoegd m.b.t. hulp geven (8b). Indicator 8a: Percentage thuiswonende ouderen dat afgelopen 6 maanden ondersteuning via formele zorg ontving voor activiteiten van het dagelijkse leven. Indicator 8b: Percentage ouderen dat afgelopen 6 maanden hulp gaf voor activiteiten van het dagelijkse leven aan anderen
2.6.
Eenzaamheid
De bestaande indicator (9a) blijft ongewijzigd. Wel wordt deze indicator in versie 3.1 berekend aan de hand van de verkorte schaal voor eenzaamheid (De Jong Gierveld & Tilburg, 2008), ter vervanging van de eenzaamheidsschaal (De Jong Gierveld & Tilburg, 1999). Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan de feedback met betrekking tot praktische haalbaarheid van de indicatorenset. In versie 3.1 worden twee bijkomende indicatoren uitgewerkt, beiden op basis van de verkorte schaal voor eenzaamheid (De Jong
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Gierveld & Tilburg, 2008). Zo worden twee indicatoren toegevoegd (9b en 9c) m.b.t. sociale en emotionele eenzaamheid. Indicator 9a: Percentage ouderen dat zich eenzaam voelen (bonding sociaal kapitaal). Indicator 9b: Percentage ouderen dat zich sociaal eenzaam voelen. Indicator 9c: Percentage ouderen dat zich emotioneel eenzaam voelen.
2.7.
Kwaliteit van wonen
Rekening houdend met de praktische haalbaarheid (o.a. tijdsduur) van de indicatorenset wordt indicator 10 berekend op basis van twee zelfgeconstrueerde vragen in versie 3.1 i.p.v. de 20 vragen zoals opgesteld in de indicatorenvragenlijst versie 2.0. Indicator 10a: Percentage ouderen dat een goede kwaliteit van wonen rapporteren. Indicator 10b: Percentage ouderen dat een goede kwaliteit van de woonomgeving rapporteren.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
3. Indicatoren mantelzorgers Kort samengevat..
Bij de indicatorenset van de mantelzorgers werden nieuwe indicatoren toegevoegd om het profiel van de mantelzorgers in kaart te kunnen brengen. De indicatoren over behoefte aan professionele ondersteuning, samenwerkingsrelaties en kenmerken van het mantelzorgnetwerk werden geschrapt. Er werden kleine wijzigingen doorgevoerd aan het bijhorende meetinstrument.
3.1.
Profielschets mantelzorgers
Initieel werd voor de profielschets van de mantelzorgers geen indicator geformuleerd. Op basis van de inzichten uit de testfase en analyses van de ouderendoelgroep werd beslist om zeven deelindicatoren op te stellen over het profiel van de mantelzorgers. Het is echter belangrijk om een zicht te krijgen op de samenstelling van het panel waarin de innovaties getest worden. Deze inzichten zijn nodig om uitspraken te kunnen doen over de generaliseerbaarheid van de resultaten van het ontwikkelen en testen van de innovaties. Hoe representatiever het panel is voor de gehele populatie hoe groter de generaliseerbaarheid. Om de kenmerken van de mantelzorgers in het panel in kaart te brengen werden indicatoren opgesteld over de leeftijd, geboorteplaats, burgerlijke status, sociaal economische status en computer, tabel of laptopgebruik. Indicator 11a: Percentage mantelzorgers jonger dan 30 jaar. Indicator 11b: Percentage mantelzorgers tussen 30 en 65 jaar. Indicator 11c: Percentage mantelzorgers dat niet in België is geboren. Indicator 11d: Percentage mantelzorgers dat gehuwd is. Indicator 11e: Percentage mantelzorgers met een lage sociaal economische status. Indicator 11f: Percentage mantelzorgers dat een computer, tablet of laptop gebruikt. Indicator 11g: Percentage mantelzorgers dat thuis het internet gebruikt.
3.2.
Draaglast
Het oorspronkelijk meetinstrument (iMTA Valuation of Informal Care Questionnaire gebruikt (iBMG & iMTA, 2011)) brengt de tijd in kaart die mantelzorgers besteden aan
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
huishoudelijke taken, zorgtaken of aan andere praktische taken. Het instrument bevraagt in detail hoeveel tijd mantelzorgers aan iedere specifieke soort taak besteden. In de definitieve versie van de vragenlijst wordt enkel in kaart gebracht hoeveel tijd mantelzorgers aan hun taak als mantelzorger besteden per dag en welk percentage daarvan aan huishoudelijke, verzorgende en overige praktische taken. Hiervoor werd een nieuwe vraag ontwikkeld.
3.3.
Draagkracht
Bij het meetinstrument draagkracht op fysisch niveau werd een vraag geherformuleerd omdat die als onduidelijk werd ervaren door het testpubliek. De nieuwe vraag werd afgeleid uit de de Caregiver Reaction Assessment (Given et al., 1992). De vraag ‘Ik voel mij fysiek in staat om de zorg te voorzien die mijn familielid nodig heeft?’ werd aangepast naar ‘ Ik ben gezond genoeg om voor de zorgvrager(s) te kunnen zorgen. Het meetinstrument naar draagkracht op psychisch niveau werd geherformuleerd omdat die in eerste instantie onduidelijk was volgens het testpubliek. De nieuwe vraag werd afgeleid uit de de Caregiver Reaction Assessment (Given et al., 1992). De vraag ‘Ik voel mij mentaal in staat om de zorg te voorzien die mijn familielid nodig heeft.’ werd gewijzigd in ‘ Zorgen voor de zorgvrager(s) geeft mij een goed gevoel.’. De indicatoren omtrent samenwerkingsrelaties en kenmerken van het mantelzorgnetwerk werden geschrapt gezien de grote tijdsbelasting. Deze verandering zorgde ervoor dat de vragenlijst elf pagina’s korter werd.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
4. Indicatoren zorgverleners Kort samengevat. De drie aspecten 'arbeidsorganisatie', 'kwaliteit van de arbeid' en 'relationele coördinatie' blijven behouden. De vragenlijst is echter sterk ingekort.
4.1.
Arbeidsorganisatie
De indicatoren 18 (percentage van zorgprocessen dat hoog scoren op VUCA-kenmerken), 19 (percentage van zorgprocessen met lage mate van de arbeidsdeling) en 20 (percentage van zorgprocessen met hoge mate van decentralisering van de regelcapaciteit) uit deel 1 verwijderd. De drie indicatoren worden vervangen door een kwalitatieve indicator (mate van integratie van het zorgproces), die een onderbouwde beoordeling geeft van de mate van integratie van het zorgproces (of de gemiddelde mate van integratie indien het over meerdere zorgprocessen gaat) in termen van arbeidsdeling en coördinatie. Deze indicator zal worden ingevuld via het kwalitatieve onderzoek.
4.2.
Kwaliteit van de arbeid
De indicatoren 22 (percentage van professionele zorgverleners met lage verloopintentie), 23 (percentage van professionele zorgverleners met hoog innovatief werkgedrag), 24 (percentage van professionele zorgverleners met hoge werkbeleving), 25 (percentage van vrijwilligers en mantelzorgers met een actieve job) en 26 (percentage van vrijwilligers in de zorg met hoge werkbeleving) uit deel 1 verwijderd. Indicator 21 (percentage van professionele zorgverleners met een actieve job) blijft behouden.
4.3.
Relationele coördinatie
Indicatoren 27 (percentage van relaties tussen formele professionele en niet-professionele en informele zorgverleners met een hoge mate van relationele coördinatie) en 28 (percentage van relaties tussen professionele zorgverleners met een hoge mate van relationele coördinatie). Indicator 28 uit deel 1 (percentage van relaties tussen professionele zorgverleners met een hoge mate van relationele coördinatie) als volgt geherformuleerd: proportie van professionele zorgverleners met een hoge mate van relationele coördinatie.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
5. Indicatoren organisaties Kort samengevat.. Voor inter- organisatorische samenwerking wordt een indicator geschrapt.
Voor inter- organisatorische samenwerking wordt indicator 31 (percentage partners die eerder negatief antwoorden op items van het aspect werkingsprincipes binnen het bestuur van het partnerschap) geschrapt. Vragen die tot deze indicator behoren blijven behouden in de vragenlijst en worden geanalyseerd op itemniveau. De vragen dienen als input voor het verdere kwalitatieve onderzoek.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Bijlagen Bijlage 1: Meetinstrumenten indicatoren versie 2.0. Bijlage 2: Overzicht feedback indicatorenvragenlijst versie 2.0 per doelgroep (tijdens de testfase). Bijlage 3: Overzicht van de indicatoren versie 3.1 per thematische invalshoek.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Bijlage 1: Meetinstrumenten indicatoren versie 2.0 Tabel 9 Overzicht meetinstrumenten indicatoren versie 2.0
Versie 2.0 Ouderen Begrip indicatoren
Dimensie indicatoren
Meetinstrument
1. Selectiviteit
a: Demografisch profiel
Minimale dataset nationaal programma ouderenzorg; iMTA Valuation of Informal Care Questionnaire; Belgian Ageing Studies (BAS); gezonheidsenquête,2008 gezonheidsenquête,2008 British household study wave 8 Zelf toegevoegd op basis vragenlijsten platformen Gezondheidsenquête België 2013, SH.01. Zelf toegevoegd
b: Sociaal-economische status c: Bridging sociaal kapitaal
2. Gezondheid
d: Computer- en internetgebruik a: Algemene gezondheidstoestand b: Gemiddeld aantal geneesmiddelen / dag c: Depressieve symptomen
3. Kwetsbaarheid
Bio-psycho-sociaal
4. Levenskwaliteit
Bio-psycho-sociaal en omgeving Sociaal, civiel, politiek en cultureel
5. Participatie
6. Zelfredzaamheid
a: Basaal - zorgbehoefte
b: Instrumenteel
c: Geavanceerd
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Geriatrische Depressie schaal4 (GDS-4; Sheikh & Yesavage, 1986) (in versie 1.0 werd GDS-15 opgenomen) Tilburg Frailty Index (TFI; Gobbens et al., 2010) WHOQOL-BREF (WHO, 1991) The assessment of social cohesion and social exclusion (Schmeets & Coumans, 2013) Katz Index of Independence in Activities of Daily Living (Katz et al., 1963) Instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven (Lawton et al., 1969) a-ADL tool (De Vriendt et al., 2013)
7. Formele zorg
Zorg- en hulpverlening
8. Informele zorg
Zorg en ondersteuning
9. Eenzaamheid
Emotioneel en sociaal (bonding sociaal kapitaal)
10. Kwaliteit van wonen
Woning en woonomgeving
Gebaseerd op Minimale Dataset Nationaal programma ouderenzorg Nederland (2011) Gebaseerd op Minimale Dataset Nationaal programma ouderenzorg Nederland (2011) Eenzaamheidsschaal van de Jonge Gierveld (de Jonge Gierveld & van Tilburg, 1999) Een huis? Een thuis! (De witte et al., 2012)
Mantelzorgers Begrip
Dimensie indicatoren
Meetinstrument
11. Draaglast
a: Belasting op bio-psychosociaal niveau
Nederlandstalige versie van de Zarit-12 Burdenschaal (Mapi Research Institute, 2007) Ingekorte versie iMTA Valuation of Informal Care Questionnaire (iBMG & iMTA, 2011) iMTA Valuation of Informal Care Questionnaire (iBMG & iMTA, 2011) de Caregiver Reaction Assessment (Given et al., 1992) de Caregiver Reaction Assessment (Given et al., 1992) de Caregiver Reaction Assessment (Given et al., 1992) Zelf toegevoegd
b:Tijd
c: Financieel
12. Draagkracht
a: Fysisch
b: Psychisch
C: Sociaal
a: Ondersteuning professionele hulp b: Kennis Zorg professionals Begrip Arbeidsorganisatie (van het zorgproces)
Zelf toegevoegd
Dimensie indicatoren
Meetinstrument
Primair proces
Kwalitatieve assessment op basis van Organisatiescan methodologie (Van Hootegem
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Kwaliteit van de arbeid Relationele coördinatie
Begrip
e.a.,2014). Werkbaarheidsmonitor Regelmogelijkheden vs. (Bourdeaud’hui & regelvereisten Vanderhaeghe, 2013) Relational Coordination Interdependente rollen Survey (Gittell, J., 2002). Inter-organisatorische samenwerking Dimensie a: Bestuursstructuur
Bestuur
b: Werkingsprincipes c: Betrokkenheid beslissingen a: Cultuur
Relationele karakteristieken
b: Macht c: Vertrouwen d: (Wederzijds) leren
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Meetinstrument Ontwikkeld netwerkliteratuur Ontwikkeld netwerkliteratuur bij Ontwikkeld netwerkliteratuur Ontwikkeld netwerkliteratuur Ontwikkeld netwerkliteratuur Ontwikkeld netwerkliteratuur Ontwikkeld netwerkliteratuur
obv obv obv obv obv obv obv
Bijlage 2: Overzicht feedback indicatorenvragenlijsten versie 2.0 per doelgroep (tijdens de testafse) Ouderen Aan de hand van de feedback op de vragenlijst wordt een overzicht weergegeven van vragen die niet werden begrepen of ingevuld door de respondenten of niet van toepassing zijn (tabel 10). Tabel 10 Inhoudelijk feedback op de vragen Vraag
Opmerking
Actie/feedback
A3. Bent u in België geboren?
A7. i.v.m. nationaliteit vult men niet meer in.
Vraag aangepast
A8. Hebt u een tweede nationaliteit?
Onduidelijke vraag. Niemand die werd bevraagd heeft een tweede nationaliteit.
Vraag geschrapt
A9. Wat is uw burgerlijke staat?
Keuze 'vrijgezel' ontbreekt: ongehuwd is niet hetzelfde voor een deelnemer.
Antwoordcategorieën aangepast
A10. Welke personen maken momenteel deel uit van uw gezin?...
Onduidelijke vraag. Bewoner in WZC woont alleen maar duidde diverse personen aan. Keuze 'student' is overbodig. ookal deelnemers bevraagd die naar seniorenuniversiteit gaan, maar deze herkennen zich daar niet in - zij zijn wel met pensioen. Antwoord 'studiebeurs / kinderbijslag' is overbodig.
Antwoordcategorieën aangepast
- Schaling is te ruim: €1009 komt tussen €1000 en €1499.
- Antwoordcategoriën aangepast
- Ik wens hierop geen antwoord te geven.
- Optie 'ik wens geen antwoord te geven' werd reeds opgenomen in versie 1.0 en wordt overgenomen in versie 2.0
A13. Wat is uw statuut?
A15. Over welke inkomen beschikt u momenteel? A17. Schalen inkomens..
-Deze vraag wordt doorgaans door maatschappelijke werkers gesteld bij opmaak sociaal dossier. Een aantal van de ouderen is niet in staat deze optelsom te maken.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Antwoord 'student' geschrapt
Vragen samengevoegd m.b.t. individu en gezinsleden
- Optie 'ik weet het niet' is reeds opgenomen in versie 1.0 en wordt overgenomen in versie 2.0
- Heikele vraag bij begin van de bevraging. B2. Hoeveel verschillende soorten geneesmiddelen neemt u gemiddeld per dag?
- Optie 'ik weet het niet'.
B3. Aan welke chronische aandoeningen lijdt u?
- Psychische stoornis: waan toevoegen of laten specifiëren.
- Sommige ouderen krijgen tot 10 verschillende soorten medicatie via derden. Ga ervan uit dat een aantal gegevens niet correct worden gerapporteerd, hou rekening met een zekere foutenmarge.
- Ondanks mijn chronische ziekte voel ik me toch goed.
- Is inderdaad slechts een indicatie. We zijn ons bewust van een zekere foutenmarge.
- Depressie is slechts een voorbeeld, er bestaan nog veel meer psychische stoornissen. Specifiëring is niet noodzakelijk. - Vraagstelling wordt aangepast. Het betreft een chronische ziekte hebben.
C2. Voelt u zich uitgeput in uw dagelijkse leven?
- Overlap: C4. "Hebt u genoeg ernergie voor elke dag?" en C5 "Kunt u voldoende lichamelijk actief zijn?"
- Vraag geschrapt in versie 2.0
- Optie 'af en toe / soms' toevoegen. - Ruimte interpretatie: ze geven aan niet meer hetzelfde te kunnen als toen ze 20 jaar waren maar dit is waarschijnlijk niet de bedoeling. - Is relatief. Kan deze vraag meer specifiek gesteld worden? Is voor interpretatie vatbaar: fysisch moe? mentaal moe? C4. Hebt u genoeg energie voor het leven van alledag?
- Overlap met andere vragen.
- Vraag C2. geschrapt
C3. Hebt u problemen in het dagelijkse leven door?
Niet volledig ingevuld. Moet wel op de site.
Aangepast op Qualtrics
C5. Kunt u voldoende lichamelijk actief zijn?
- Overlap: C7. In welke mate vindt u dat de pijn u afhoudt van wat u moet doen?
- Vraag C7 geschrapt
- Ruimte interpretatie: ze geven aan niet meer hetzelfde te kunnen als toen ze 20 jaar waren maar dit is waarschijnlijk niet de bedoeling.
- Subjectieve ervaring van huidig functioneren
C7. In welke mate vindt u dat de pijn afhoudt van wat u moet doen?
Antwoordcategorieën: 'hevig, extreem veel' is vreemd.
- Vraag geschrapt
C8. Kunt u uw uiterlijk accepteren?
- Vond men ongepast .
- Vraag verdwijnt: QoL-Bref wordt vervangen door QoLAGE
-Alle respondenten gaven aan dat dit een vreemde en irrelevante vraag is. C9. Hoe gezond is uw omgeving (atmosfeer, luctkwaliteit,...)
- Overlap met C28 "Hoe tevreden bent u met uw leefomstandigheden."
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
- Vraag verdwijnt: QoL-Bref wordt vervangen door QoLAGE
- Omgeving zien zij als kinderen/kleinkinderen en minder het milieu. - Subjectief: hoe meet je of een omgeving gezond of ongezond is? Is het met de vervuiling niet overal ongezond? - Wat is de meerwaarde van deze vraag ikv de proeftuin? C12. Wat was u aan het doen voordat u viel?
Te nieuwsgierige/persoonlijke vraag.
- Optionele vraag
C13. Geniet u van het leven?
- Antwoordcategorieën: 'hevig, extreem veel' is vreemd.
- Vraag verdwijnt: QoL-Bref wordt vervangen door QoLAGE
- Moeilijk geformuleerd. - Overlap met andere vragen. - Subjectief: hangt van de ingesteldheid van de persoon af. C14. In welke mate vindt u dat uw leven betekenisvol is?
- Antwoordcategorieën: 'hevig, extreem veel' is vreemd. - Ik wens hierop geen antwoord te geven.
- Vraag verdwijnt: QoL-Bref wordt vervangen door QoLAGE
- Overlap met andere vragen. - Nu of in het verleden? C15. Hoe veilig voelt u zich in uw dagelijkse leven?
Wat wordt bedoeld met 'veilig'?
- Vraag verdwijnt: QoL-Bref wordt vervangen door QoLAGE
C18? Hebt u zich de afgelopen maand angstig / nerveus gevoeld?
Te nieuwsgierige/persoonlijke vraag.
-Vraag van Tilburg Frailty indicator
C19. Hoe tevreden bent u met uw slaap?
- Moeilijk geformuleerd, te onduidelijk.
- Vraag verdwijnt: QoL-Bref wordt vervangen door QoLAGE
- Is dit wel goed geformuleerd? Is het niet beter om te vragen: "Hoe slaapt u gemiddeld?" zeer goed tot zeer slecht. C20. Bent u tevreden met uw leven in het algemeen?
- Overlap met andere vragen.
C21. Kunt u goed omgaan met problemen?
Optie 'soms / af en toe' toevoegen.
- Vraag van Tilburg Frailty indicator
C22. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is?
Overlap met andere vragen.
- Vraag van Geriatrische Depressie Schaal
C24. Voelt u zich meestal gelukkig?
- Overlap met C22. "Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is?"
- Vraag van Geriatrische Depressie Schaal
- Optie 'soms / af en toe' toevoegen.
- Overlap met C20 "Bent u tevreden met uw leven in het algemeen?" - Overlap met C13: "Geniet u van het leven?"
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
- Vraag van Geriatrische Depressie Schaal
C25. Heeft u zich de laatste tijd somber of neerslachtig gevoeld?
- Moeilijk geformuleerd, te onduidelijk.
- Vraag van Geriatrische Depressie Schaal
- Overlap met andere vragen. C26. Hoe tevreden bent u met uzelf?
C27. Hoe zou u uw kwaliteit van leven inschatten?
- Ik wens hierop geen antwoord te geven.
- Vraag van QoL-AGE om de levenskwaliteit in te schatten
- Is afhankelijk van de persoon.
- Levenskwaliteit is afhankelijk van de persoon
- Moeilijk geformuleerd, te onduidelijk.
- Vraag van QoL-AGE om de levenskwaliteit in te schatten
- Overlap met andere vragen.
- Toegevoegd: 'over het algemeen'
- Optie 'soms / af en toe' toevoegen. C30. Vul de tabel in. Duid telkens één antwoord per rij aan. (Ivm eenzaamheid).
- Overbodige en irrelevante vragen. - Overlap " Ik ervaar een leegte om mij heen" is en "Ik mis mensen om me heen".
- De vragen vormen de Eenzaamheidschaal van De Jong Gierveld
- Overlap: Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse problemen terecht kan" en "er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van problemen kan terugvallen." - "Ik krijg hulp van mensen bij persoonlijke problemen." Maar ik heb geen financiële problemen, ik zou graag een antwoordcategorie 'niet van toepassing' hebben.
- De vragen m.b.t. hulp krijgen werd geschrapt.
C31. Hoeveel kinderen hebt u?
Vaak al kinderen overleden: wat in te vullen?
- Vraag geschrapt
C33. Hoe vaak hebt u gemiddeld contact met uw kind(eren)?
'Contact', wat wordt hiermee bedoeld? Elkaar zien, bellen?
- Vraag is verduidelijkt
C35. Hoeveel kinderen wonen er in uw buurt binnen eens traal van maximum 5 km?
Aantal keren 'onbekend' ingevuld, mogelijk is de vraag niet duidelijk.
- Vraag geschrapt
C38. Van wie ontvangt u hulp voor uw dagelijkse bezigheden?
- Dagelijkse bezigheden vervangen door wekelijkse bezigheden.
- ADL= 'activiteiten van het dagelijkse leven'.
- Toevoegen: mantelzorger, OCMW, mutualiteit,...
- Via categorie 'andere, namelijk' kunnen bijkomende zaken opgesomd worden
- Koppelen aan C39. Hoe tevreden bent u met de steun die u van anderen krijgt?
- C39 geschrapt
D1. Bent u gedurende de afgelopen 6 maanden opgenomen geweest in het ziekenhuis met minstens één overnachting?
Wat met daghospitalisatie?
- Daghospitalisatie= zonder overnachting dus wordt niet meegerekend.
D2. Hoeveel nood had u aan medische behandeling om de afgelopen 6 maanden in uw dgelijkse leven te kunnen functioneren?
Wat is nood aan medische behandeling? Moet specifieker.
- Vraag geschrapt.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
D3. Op welke zorg- en hulpverleners deed u de laatste 6 maanden beroep voor uzelf?
Toevoegen: geneesheer/specialist, geriater
- Toegevoegd
D4. Hoe tevreden was u met de toegang tot de zorg- en gezondheidsdiensten gedurende de laatste 6 maanden?
Wat wordt bedoeld met 'toegang'? fysiek, bereikbaarheid, wachtlijsten?
- Vraag geschrapt
E2. Bent u incontinent?
- Ik wens hierop geen antwoord te geven.
- Onderdeel van basale ADL.
- Heel intieme vraag / gênant.
- Vraag verplaatst naar onderdeel 'gezondheid'
- Relevantie? E3. Voert u de volgende activiteiten uit in uw dagelijkse leven, mits eventueel hulp van anderen?
- Oudere heeft dit vroeger gedaan maar nu helemaal niet meer, dit is ook niet overgenomen door anderen. Onduidelijk. - Dubbelzinnig bij WZC bewoners: boodschappen doen, eten maken,.. 'overgenomen' wilt niet zeggen dat men het niet meer kan. - 'huishoudelijk werk' stond niet op papieren versie. - Overlap vraag E9 (LiCalab extra vraag) - 'Spirituele activiteiten': bidden? iedere zondag naar de kerk of gewoon thuis bidden?
- Antwoord-categorieën aangepast
- Het gaat over het uitvoeren ervan en niet over het al dan niet kunnen - Ok - LiCalab bevraagt het aantal keren; KIO bevraagt het al dan niet zelfstandig uitvoeren van activiteiten - Is een activiteit van het dagelijkse leven
- Wat is de relevantie van de vraag "spirituele activiteiten"? E5. Bent u gaan stemmen tijdens de laatste verkiezingen?
- Relevantie?
E6. Hoe beschikbaar is voor u de informatie die u nodig hebt in uw dagelijkse leven?
- Moeilijk geformuleerd, te onduidelijk.
- Wat met volmacht gegeven?
- Vraag geschrapt; komt uit participatievragenlijst - Vraag geschrapt; komt vanuit QoL-Bref
- Te ruim - Antwoord zeer afhankelijk van welke informatie iemand interessant en relevant vindt.
E7. Hebt u de mogelijkheid tot onspanning / recreatie?
Moeilijk geformuleerd, te onduidelijk.
- Vraag aangepast: QoL-Bref wordt vervangen door QoLAGE
E8. Hoe tevreden bent u met uw vermogen om alledaagse activiteiten te verrichten?
- Wat wordt hiermee bedoeld?
- Hetgeen men dagelijks doet
- Overlap C5. "Kunt u voldoende lichamelijk actief zijn?"
- Is een vraag van de QoLAGE
- Overlap met C27. "Hoe zou u uw kwaliteit van leven inschatten?" F2. Betrekt u die woning als...
Eigenaar sociale koopwoning toevoegen
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
- Eigenaar sociale koopwoning valt onder eigenaar
F3. Duid aan of de stelling van toepassing is op uw woning of niet.
- Vraag werd niet volledig ingevuld.
- Optionele vragenlijst
- Toegang tot lift toevoegen.
- Vragen vanuit Een huis? Een thuis! (De Witte et al. 2012)
- "Ik moet trappen doen om mijn woning te betreden." Is een drempel ook "trappen"?
- Een drempel is geen trap.
G1. Duid aan wat van toepassing is op de wegen, voet- en fietspaden en openbare ruimte waarvan u gebruik maakt in uw woonomgeving.
Vraag werd niet volledig ingevuld.
- Optionele vragenlijst
H3, H4, H5 ivm opname dagverzorging, nachtopvang en kortverblijf WZC.
N.v.t. voor bewoners WZC.
- Ok; skip-functie wordt aangezet
J2. Over welke persoonlijke kost(en) gaat het?
Vraag werd niet volledig ingevuld.
- Vraag aangepast
I3. Hebt u internetverbinding in huis?
Te weinig nuance. Dame heeft internet maar gebruikt het niet: is te moeilijk. Vraag I2 kan niet worden ingevuld omdat ze 'ja' zei bij I1.
- Vraag aangepast
I4. Gebruikt u internet?
- Wordt overgeslagen indien bij I3 wordt aangegeven internet thuis te hebben. Internet kan ook op een andere plaats gebruikt worden: bib, LDC,...
- Vraag aangepast - Frequentie internet n.v.t.
- Frequentie internet gebruik? Vragen J. Kosten
- Kan ik niet beantwoorden want ik heb nog geen ervaring met een testproject van LiCalab. Daarom heb ik overal negatief op geantwoord. - Sowieso weglaten: ze moeten niets betalen - Wij communiceren dat het platform (AIPA) gratis is, dus deelname aan de test. Dit is anders dan de kosten die verbonden zijn om van het product of dienst gebruik te maken op het moment dat zij op de markt zijn. De formulering van de vraag zorgt voor verwarring.
- Ok
- Uit testfase blijkt dat er wel wordt aangegeven te moeten betalen voor bv. huur apparatuur
- Vraagstelling aangepast
J3 --> J6. Ivm kosten project en passen binnen huishoudbudget en bereidheid te willen geld uitgeven voor aankoop / huren
- Werd niet begrepen.
- Vraagstelling aangepast
J4. Eenmalige aankoop product / dienst in dit project.
Niet van toepassing voor dit project.
- Vraagstelling aangepast
J5. Hoeveel bent u bereid om
- Vraag werd niet volledig ingevuld.
- Vraagstelling aangepast
-Persoonlijke bijdrage die past binnen het budget= NIET tijdens testfase. Opletten voor formulering. Misschien eerder formuleren: Indien dit product of dienst op de markt komt, wat bent u dan bereid hiervoor te betalen?
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
maandelijks te betalen voor de activiteit/het product/ de dienst in dit project, rekening houdend met uw beschikbaar inkomen? Duid één antwoord per rij aan.
- Is niet van toepassing voor dit project.
Vragen K. Toegankelijkheid
Kan ik niet beantwoorden want ik heb nog geen ervaring met een testproject van LiCalab. Daarom heb ik overal negatief op geantwoord.
- Ok
K1? Moet u zich buitenshuis verplaatsen in het kader van dit project?
Neen: 'ga dan naar...' Staat niet ingevuld naar welke vraag.
- Aangepast
K2. Welk vervoermiddel gaat u hiervoor gebruiken?
Te voet ontbreekt.
- Vraag geschrapt
Extra vraag LiCalab ivm voorzieningen in de buurt.
Ik doe nooit zelf boodschappen, hoe moet ik deze vraag interpreteren?
- Vraag LiCalab; feedback via platform
Tabel 11 Praktische feedback en aanbevelingen op de vragenlijst ouderen Praktische opmerking / aanbeveling
Actie/feedback
Overeenstemming van de vragenlijst op papier en in Qualtrics noodzakelijk. Ouderen hebben nood aan ondersteuning tijdens het invullen. Ook heeft men nood aan nabespreking indien zelfstandig ingevuld. Wrevel bij ouderen omwille van de lengte van de vragenlijst. Niet mogelijk om de ouderen de vragenlijst te laten invullen via PC. Emotionele ondersteuning noodzakelijke en nabespreking. Eens het bolletje te hebben aangeduid, de vraag niet meer kunnen open laten. Soms teveel antwoordmogelijkheden
- Nakijken skip-functies op Qualtrics
Sommige vragen dienen vertaald te worden door de zorgregisseur. Open vragen zouden meer informatie opleveren.
- Opleiding train de trainer
Niet alle vragen zijn van toepassing voor iedereen Niet evident om uit te leggen voor welke reden de vragenlijst wordt afgenomen. Begeleiders hebben meer duiding nodig. De mogelijkheid 'niet van toepassing' toevoegen Moeilijk om kwetsbare groep te bevragen De vragen zijn genummerd, dit is een meerwaarde. Dit zou bij de andere vragenlijsten ook zo mogen zijn. Wat is het nut van de vragenlijst voor sommige deelnemers?
- Optie: tablet afname - Opleiding train de trainer - Vragenlijst ingekort - Opleiding train de trainer
- Standaard aanwezig in Qualtrics - Aangepast waar mogelijk
- Er wordt gekozenom a.d.h.v. Likertschalen te werken, geen interviews - Werken met skip-functies - Opleiding train de trainer
- Ok, in de mate van het mogelijke. Indien er om een mening wordt gevraagd, 'n.v.t.' niet mogelijk - Opleiding train de trainer - Informatie werd doorgegeven - Tabel werd gemaakt met inclusiecriteria deelnemers/project.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Inloggegevens naar vragenlijsten veel eenvoudiger maken. De verbinding viel soms weg, gelukkig zijn er geen antwoorden verloren gegaan.
- Belang van rekening houden met de ouderen, ook al worden deze binnen één project niet bevraagd. - PO: niet mogelijk - Gedeeld met PO
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Mantelzorgers Na alle inhoudelijke vragen op de online vragenlijst werd de relevantie, duidelijkheid en begrijpbaarheid bevraagd. Slechts drie van de 16 participanten antwoorden op de vragen omtrent duidelijkheid en relevantie. Slechts één participant antwoordde op de vraag omtrent begrijpbaarheid (tabel 12). Twee van de drie participanten vonden alle vragen duidelijk, één van de drie participanten vond alle vragen relevant en één participant vond alle vragen begrijpbaar (tabel 13, 14 & 15).
Tabel 12 Aantal ontbrekende antwoorden bij de vragen omtrent duidelijkheid, relevantie en begrijpbaarheid
N
Waren alle vragen
Waren alle vragen
Waren alle vragen
duidelijk?
relevant?
begrijpbaar?
Valid Missing
3
3
1
13
13
15
Tabel 13 Duidelijkheid van de vragen Waren alle vragen duidelijk? Frequency
Valid
Missing
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
2
12,5
66,7
66,7
Nee
1
6,3
33,3
100,0
Total
3
18,8
100,0
13
81,3
16
100,0
System
Total
Tabel 14 Relevantie van de vragen Waren alle vragen relevant? Frequency
Valid
Missing Total
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
1
6,3
33,3
33,3
Nee
2
12,5
66,7
100,0
Total
3
18,8
100,0
13
81,3
16
100,0
System
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Tabel 15 Begrijpbaarheid van de vragen Waren alle vragen begrijpbaar? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Valid
Ja
Missing
System
Total
1
6,3
15
93,8
16
100,0
100,0
100,0
In tabel 16 wordt een overzicht voorzien van de overige feedback op de initiele vragenlijst (versie 2.0). Tabel 16 Inhoudelijke feedback op de vragenlijst omtrent mantelzorgers Vraag
Opmerking
Algemene opmerking
Niet duidelijk waarom er 2 vragenlijsten waren. Wordt het de ene of de andere? Of worden de 2 geïntegreerd tot één lijst?
Algemene opmerking
De vraagstelling gaat er van uit dat er al contacten zijn tussen MZ en professionals, dit is geen evident uitgangspunt. Zeer negatieve benadering! (‘onder druk staan, niet genoeg tijd hebben, boos zijn,…), geen vragen over de meerwaarde/zingeving/waarom,… van het mantelzorger zijn. Gaat uit van draaglast en niet van draagkracht
Algemene opmerking
Algemene opmerking
P17: neemt deze persoon deel aan een project van de zorgproeftuinen …
De mantelzorgers gaven aan dat voor hen het belangrijkste gegeven het comfort is van de persoon die ze verzorgen en dat de vragenlijst niet peilt naar hun tevredenheid daarover. Bij JA vragen overslaan => ??? + Dit klinkt echt niet. Wij zijn een dienst/zorgverlening en geen proeftuin voor de mensen. Proeftuin was niet duidelijk. De titel van het project hierbij
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Actie/feedback in versie 2.0 Deze onduidelijkheid was vermoedelijk te wijten aan het feit dat er online extra vragen toegevoegd werden omtrent de relevantie, duidelijkheid en begrijpbaarheid van de vragenlijst. Deze vragenlijst zal niet aanwezig zijn bij de definitieve vragenlijst. De vraagstelling zal aangepast worden.
De meeste vragen over draaglast zijn gebaseerd op een gevalideerde vragenlijst en zullen niet aangepast worden. Om de vragenlijst beperkt te houden zullen geen extra vragen omtrent zingeving bevraagd worden. Dit zal bevraagd worden via de vragenlijst van de oudere. Via deze vraag wordt getracht te achterhalen of de oudere ook deelneemt aan de zorgproeftuinen. Indien
vermelden kan verduidelijkend werken.
Inhoudelijke overlap tussen vragen p 9 (druk, tijd, …) en p 15
P 12 Gelieve aan te geven in welke mate u akkoord bent met deze stelling. Mijn mantelzorgsituatie is financieel belastend.
Zal altijd wel een financiële belasting zijn maar als de draagkracht groot genoeg is, zorgt dat niet voor problemen. Maar vermoedelijk zullen heel veel mensen hier ja op antwoorden om een financiële vergoeding te krijgen. De mantelzorger 1 vraag niet ingevuld (vraag of persoon deelneemt aan een project van zorgproeftuinen – met vb van de platformen). Na die vraag staat op de papieren vragenlijst “indien u ja heeft geantwoord, mag u doorgaan naar pagina 20” à terwijl we al bezig zijn op pagina 24, dit is dus onduidelijk naar welke pagina verwezen wordt. Bij mantelzorger achtergrondkenmerken: heeft u de Belgische nationaliteit, indien de persoon ja antwoord, dan zou die moeten doorverwezen worden naar de vraag over de nationaliteit van de moeder en niet moeten antwoorden op de vraag in welk jaar hij in België is komen wonen. Ofwel moet de vraag over de Belgische nationaliteit anders verwoord worden naar Belgische oorsprong. Bij mantelzorger vraag over onbetaald werk, ook doorverwijzen naar volgende vraag indien de persoon “neen” aanduid. Wat ontbreekt / niet aan bod komt: Samenwerking tussen verschillende MZ ‘ers rondom eenzelfde persoon Wat ontbreekt / niet aan bod komt: Heeft MZ kennis van / zicht op zijn rechten, premies,…?
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
niet het geval is ontbreekt er informatie over de mantelzorgsituatie die dan extra bevraagd word via de mantelzorger. Als de oudere deelneemt wordt die informatie reeds verkregen via de oudere. De term zorgproeftuin zal worden weggelaten en de naam van het betreffende platform zal gehanteerd worden. Bepaalde variabelen worden kwantitatief en kwalitatief bevraagd. Waar mogelijk werden enkele vragen weggelaten. Hier zal rekening mee gehouden worden in de analyses.
Werd aangepast voor de papieren versie.
Personen met een Belgische nationaliteit wonen niet steeds in België. Sommige personen hebben bij de geboorte een dubbele nationaliteit. De vraagstelling zal aangepast worden om verwarring te voorkomen. Werd aangepast.
Werd toegevoegd
Kan eventueel in verder onderzoek bevraagd worden.
P 26 Maakt zij/hij gebruik van dagopvang in een dagverzorgingscentrum?
P 12 Indien deze persoon zorg krijgt van andere mantelzorgers en/of vrijwilligers, hoeveel verschillende personen voorzien er dan zorg aan deze persoon? Samenwerkingsrelaties
Samenwerkingsrelaties
Samenwerkingsrelaties
Samenwerkingsrelaties
Samenwerkingsrelaties
Samenwerkingsrelaties
Wat ontbreekt / niet aan bod komt: In type mantelzorg: geen vragen over emotionele / relationele steun bieden: aanwezig zijn, geborgenheid bieden, comfort van de betrokkene verbeteren… Wat ontbreekt / niet aan bod komt: Geen vragen over motivatie / waarom MZ wordt geboden ( Wat ontbreekt / niet aan bod komt: Wat met MZ die voor verschillende personen zorgen? Vanuit welke perspectief wordt de vragenlijst ingevuld?
Kan eventueel in verder onderzoek bevraagd worden.
Wat ontbreekt / niet aan bod komt: Ruimte voor ‘andere’ zorgverleners: bvb inschakeling van mensen in het grijze/zwarte circuit om oppas te organiseren,… Wat met mantelzorgers van mensen die in een WZC zitten. Er wordt enkel gevraagd naar dagopvang, niet naar WZC verblijf.
Kan eventueel in verder onderzoek bevraagd worden.
Hoeveel andere mensen staan in voor de zorg, is ook moeilijk te antwoorden als de persoon in een WZC zit.
Het stuk over samenwerkingsrelaties is te lang. - Misschien best blokken zo groot mogelijk maken (laag - gemiddeld hoog) De vraag - en antwoordstructuur (matrix) in vragenlijst is niet voor iedereen toegankelijk. De vragen complex opgebouwd en onduidelijk - vooral vragenlijst 2. Vb” In welke mate zijn deze zorgverleners op de hoogte van uw rol in de zorg voor de patiënt” Antwoordmogelijkheden vragenlijst 2 niet erg relevant. (verschil tussen regelmatig en vaak?) Voor hen was het relevanter om de mate van tevredenheid over de samenwerking aan te geven. Er zijn nog andere helpers die niet in het lijstje staan rond de zorgprofessionals. Deze vragenlijst kan misschien eenvoudiger qua opzet. Grote overlap in vragen 1 - 2 - 3 - 6. Een
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Kan eventueel in verder onderzoek bevraagd worden. De inleiding zal aangepast worden om dit probleem te counteren.
Deze informatie zal verzameld worden via panelkit. Via deze weg wordt meegegeven aan welk project een participant deelneemt. Op basis van deze gegeven kunnen we weten of de oudere die gelinkt is aan de mantelzorger in een WZC verblijft. Enkel het aantal mantelzorgers zal worden bevraagd.
Vraag werd geschrapt
Vraag werd geschrapt
Vraag werd geschrapt
Vraag werd geschrapt
Vraag werd geschrapt
Samenwerkingsrelaties
Algemene opmerking
P 27 Zal u in de toekomst nog verder deelnemen aan dit project of lid blijven van het testpanel van het platform/zorgproeftuin?
mantelzorgster gaf aan dat de vragen in se bijna hetzelfde zijn en allen gaan over gerespecteerd worden in hun rol. "in welke maten zijn deze professionals en personen op de hoogte van uw rol in de zorg voor de oudere die u helpt?" vind dat de antwoorden daar niet passen zou naar mijn mening beter zijn met: goed ...niet zo goed ... helemaal niet enz... "in welke maten respecteren ze uw rol in de zorg voor de oudere die u helpt?" antwoorden passen er ook niet bij. "welke beschrijving past volgens u het best bij zijn/haar gezondheidsproblemen?" Je moet kiezen en kan meerdere antwoorden geven maar dat gaat niet. Je kan toch maar 1 antwoord aanduiden. 25 minuten gespendeerd aan invullen vragenlijst Invuller was hele sterke mantelzorger, van universitair niveau, heeft zelf in branche gewerkt met onderzoek etc => had geen enkele moeite met de vragenlijst. Tijd 20 min. Ook verdere deelname een beetje bizar.
Vraag werd geschrapt
/
Deze vraag dient als trigger om verder informatie te verzamelen als participanten willen uitstappen uit de proeftuinen.
Een samenvatting van praktische feedback op de vragenlijst mantelzorgers wordt weergegeven in tabel 17.
Tabel 17 Praktische opmerkingen en aanbevelingen op de vragenlijst omtrent mantelzorgers Praktische opmerking / aanbeveling
Actie/feedback
Letterlijke vertaling van de vragen naar het Frans was niet voldoende, er was veel bijkomende uitleg, parafrasering nodig.
Zal worden meegenomen bij een eventuele vertaling van de vragenlijsten.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Professionele zorgverleners en vrijwilligers Tabel 18 Inhoudelijke feedback vragenlijsten Vraag Professionele zorgverleners 1.1
1.2
1.3
1.4 1.5
1.6 1.7
1.8
2.1
2.1
2.2
Opmerking testfase
Actie/feedback
Betere formulering: Werkt u als arbeider/bediende in dienstverband of als zelfstandige? Mogelijkheid geven om volwassenenonderwijs te vermelden of andere opleidingen
Vraag is geherformuleerd naar ‘Werkt u voornamelijk in dienstverband of als zelfstandige? De vraag is geherformuleerd inclusief volwassenenonderwijs dat kan Dit kan op verschillende soorten opleidingen voor volwassenen wijzen. Vraag geherformuleerd naar ‘in welke vorm van ouderenzorg bent u het meest actief’.
Niet relevant, beter zou zijn: In welk soort organisatie werkt u? (bvb thuiszorg, ziekenhuis, WZC,…) Enkel relevant als soort organisatie bvb ziekenhuis is. Logistiek medewerker ontbreekt / best huishoudhulp toevoegen / schoonmaak en keukenpersoneel splitsen ‘of omschrijving’ weglaten: zou een te uitgebreid antwoord kunnen geven Bij arbeidscontract bepaalde duur eventueel tussen haakjes extra vermelden: tijdelijk/vervanging. Bovendien is het interim i.p.v. interiem.
kan foutief geïnterpreteerd worden. Men heeft bvb vaste dagdienst, maar de uren kunnen licht wisselen waardoor mensen wisselende diensten selecteren Indien qualtrics het toelaat: enkel vraag 3 tonen indien men ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’ heeft aangeduid in zowel vraag 1 als 2. Bovendien, indien men nu de andere opties had aangeduid, en dus vraag 3 niet hoefde te beantwoorden, moest het toch want qualtrics gaf anders een error. In het werk kunnen altijd kortdurende handelingen terugkomen, maar daarom is het nog niet eentonig. En moeten ze dan vraag 3 niet invullen? Intensief nadenken = gedachten erbij houden?
2.3
Routine is hetzelfde als voorspellen werkdag?
2.3
Vraag 3 kan beter positief geformuleerd worden / in vraag 4 kan men beter ‘werk’
Vraag 1.4 werd geschrapt en vervangen door ‘Op welke afdeling werkt u’. Logistiek medewerker en huishoudhulp zijn toegevoegd. Vraag 1.6 is geschrapt. Taalfout werd aangepast en bevraging naar tijdelijk werk werd toegevoegd. Ook werd bij de optie andere wat tussen haakjes stond (leercontract,…) geschrapt, omdat zelfstandigen dit aanduiden zoals uit de testfase bleek. Een voorbeeld van flexibele werkuren werd ter verduidelijking toegevoegd.
Vraag 2.1.3 en 2.1.2 is geschrapt op basis van te lage scores op cronbach alpha en onduidelijkheid van de vraag.
De vraag naar eentonigheid werd geschrapt. Deelvraag 2.1.3 werd geschrapt.
Neen, ook al lijken deze begrippen op elkaar dit is niet dezelfde vraag en ze behoren beiden tot de schaal die gebruikt wordt om het concept complexiteit te meten. Neen, ook al lijken deze begrippen op elkaar dit is niet dezelfde vraag en ze behoren beiden tot de schaal die gebruikt wordt om het concept voorspelbaarheid te meten. Deze opmerking werd niet verwerkt want dit is een kwestie van vraagstelling en geen
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
2.4
2.5
2.6
vervangen door ‘taken’ Vraag 3: doordenker. Betere formulering: ‘de manier waarop ik werk is steeds dezelfde’. Maar hierop zijn verschillende antwoorden mogelijk want bij sommige taken is dat wel van toepassing en bij andere niet. Vraag 6: deze vraag is niet van toepassing op gezinszorg/thuiszorg: deze mensen wisselen wel van werkplaats (gezin), maar niet van job Op qualtrics kwam er daarna ‘click to write statement 9’: een ‘vraag’ die beantwoord moest worden om verder te kunnen Vraag 2: andere schaal is hier beter (nooit, regelmatig, soms,…) Vraag 4: beter ‘werk’ vervangen door ‘taken’ Vraag 5: beter ‘werk’ vervangen door ‘taken’ + wat is informatie? Bovendien: materiaal zoals kledij wordt bezorgd door werkgever, werkmateriaal kan door klant (thuiszorg), zelf meegenomen of door werkgever. Dus best vraag splitsen. Vraag 9: wat is afgerond? Een ‘zorg’ is nooit afgerond. Vraag 2: ‘werkzaamheden’ vervangen door ‘taken’ Vraag 4: ‘even weg’ is vaag. Bovendien afhankelijk van taken op specifiek moment. Vraag 5: ‘werk’ vervangen door ‘taken’ Vraag 7: ‘iets’ vervangen door ‘mijn taak’ Vraag 8: ‘werkwijze’ vervangen door ‘taakbeschrijving’ of ‘uitvoering van taken’
2.6
Vraag 1, 8 en 9 zijn gelijk?
2.7
Zowel in vraag 2 als 3: werk en opdracht vervangen door ‘taak’
2.7
Vraag 2 en 3 zijn gelijk
2.8
Algemene opmerking: niet echt van toepassing op thuisverpleegkundigen, thuiszorg… omdat zij niet in team werken
fundamenteel probleem. Vraag is aangepast zodat ze duidelijker is ‘werkwijze’ werd vervangen door manier van werken.
De vraag is geherformuleerd: job is vervangen door takenpakket want de vraag peilt naar het wisselen van werk (taken). Dit was een technische fout, die wordt aangepast.
De schaal wordt niet aangepast. Werk werd op verschillende plaatsen vervangen door taken als het bijdroeg aan de duidelijkheid. Maar niet voor deze vraag. De antwoordcategorieën laten toe om hier genuanceerd in te antwoorden. Er werden dus geen aanpassingen gedaan.
De vraag is geschrapt. De vraag werd geherformuleerd: werkzaamheden werd vervangen door taken. De vraag peilt naar de mogelijkheid om de werkplaats (even) te verlaten. Er werd geen aanpassing gedaan want genuanceerde antwoorden zijn mogelijk. Niet nodig hier. Iets wordt ruimer gezien als een taak daarom is het niet vervangen. ‘Taakbeschrijving’ is niet hetzelfde als ‘werkwijze’ en ‘uitvoering van taken’ is niet duidelijker. De oorspronkelijke formulering werd behouden. Neen, ook al lijken deze vragen op elkaar het zijn niet dezelfde vragen en ze behoren allemaal tot de schaal die gebruikt wordt om het concept autonomie te meten. Bij vraag 2 is werk vervangen door taak, maar bij vraag 3 is opdracht niet vervangen door taak omdat daarmee een breder concept wordt gemeten dan taak. Neen, ook al lijken deze vragen op elkaar het zijn niet dezelfde vragen en ze behoren allemaal tot de schaal die gebruikt wordt om het concept sociaal contact te meten. Alle vragen van 2.8 werden geschrapt omdat ze niet worden gebruikt voor een indicator mee te berekenen.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
2.9
Vraag 1: afdeling is niet van toepassing op aantal situaties (zie opmerking bij persoonsgegevens) Vraag 2: ‘mensen’ vervangen door ‘collega’s’ + inschakelen: op werkvloer of telefonisch? Vraag 4: ik ben verantwoordelijk: beter vervangen door ‘ik heb mee inspraak in’ Vraag 6: op de digitale versie zijn de antwoordmogelijkheden niet in orde (papier wel ok) duidelijk luik. Enkel bij vraag 3 mag het woord ‘voldoende’ weg
Vraag 6 en 7, 8 en 11 zijn gelijk?
3.1
Vraag 2: heel hard werken is zeer subjectief / vraag 3: opnieuw werk vervangen door taken
3.2
Vraag 2: lastig beter vervangen door moeilijk vraag 4: niet van toepassing optie is nodig. Bovendien is ‘bang’ voor interpretatie vatbaar. Vraag 1 en 2 zijn gelijk, maar andere vraagstelling. Vraag 2: nooit-regelmatig-soms-vaak is betere schaal Vraag 1 en 3, 2 en 4 zijn gelijk. Vraag 4 en 5 van 2.3 zijn gelijk. meerwaarde van vraag 5 en vooral van vraag 9? Vraag 9 is moeilijk, opgewonden beter? Vraag 4: werk vervangen door taken
3.3
3.4
3.6
4.1
Vraag 8 is dezelfde als vraag 8 van 2.5
Vraag 9: positief formuleren (dus gemakkelijk enthousiast i.p.v. moeilijk) 4.3
Deel dat zeer moeilijk begrijpbaar was Vraag 1: beter anders formuleren Vraag 4: genereren vervangen door bedenken Vraag 6: belangrijke leden misschien vervangen door leidinggevenden Vraag 7 werd absoluut niet begrepen, dus schrappen Vraag 8: beter: goedkeuring bekomen voor…
Idem
Idem
Idem Idem
De vragen onder 2.9 werden ingekort op basis van scores Cronbach alpha’s tussen de itemvragen. Voldoende werd niet weggelaten uit vraag 3. Neen, ook al lijken deze vragen op elkaar het zijn niet dezelfde vragen en ze behoren allemaal tot de schaal die gebruikt wordt om het concept informatievoorziening te meten. De vraag is inderdaad subjectief want het gaat over de subjectieve tijdsdruk (voor de ene persoon is een halfuur veel voor een taak terwijl dit onvoldoende is voor een collega). Werk is vervangen door taken bij vraag 3. Vraag geherformuleerd: lastig is vervangen door moeilijk. Alle vragen van 3.3 zijn geschrapt.
Idem Alle vragen van 3.4 zijn geschrapt. Idem Alle vragen van 3.4 zijn geschrapt. De vragenlijst is gevalideerd en meet de mate van werkbeleving. idem Werk is niet vervangen door taken want het gaat over het werk als geheel. Neen dit is niet hetzelfde en in beide gevallen is er sprake van een schaal waarvan de vragen deel uit maken. De negatieve formulering is behouden wegens sociaal wenselijk antwoorden op zulke positieve vragen. Alle vragen van 4.3 zijn geschrapt. idem idem idem idem idem
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Deel 2:
Vraag 9: ook te moeilijk. Misschien betere vraag: Zorgen dat ideeën worden toegepast op de werkvloer Er wordt altijd gesproken over patiënten. Ik zou kiezen voor een meer algemene term. Toevoegen van psycholoog Vraag 3: definieer ‘nauwkeurig’? Is bovendien een momentopname en moet soms worden gezien in context van het beroepsgeheim. Werd als overbodige vraag beschouwd.
Inhoudelijke feedback algemeen
Vrijwilligers Vraag 1
Alle vragen
Vraag 7
Vraag 7: moeilijke vraag. Men kan beter vragen ‘de doelstellingen’ i.p.v. ‘uw doelstellingen’, anders wordt het een persoonlijke doelstelling in plaats van doelstelling van de zorg. Een VPK miste vragen naar flexibiliteit in haar job en naar het effect van deeltijds werken en werkdruk. Deel 2 werd langdradig bevonden, respondenten geneigd om zomaar iets te antwoorden. Frequent vervangen door vaak of dikwijls
Antwoordcategorie: sociaal werkers. Is niet altijd duidelijk wie dit zijn. Is dat OCMW? Er wordt gevraagd naar de doelstellingen, maar het is voor de vrijwilliger niet duidelijk wat dit zijn. Misschien is een andere formulering aan te raden.
idem
Patiënten is veranderd in ouderen.
De lijst qua antwoordcategorieën is nu al lang, de optie is aangemaakt om zelf nog mensen toe te voegen. Vraag 3 is geherformuleerd: nauwkeurig is vervangen door zorgvuldig. Momentopname en beroepsgeheim veranderen niets aan de vraag naar de kenmerken van de relatie tussen professionals en/of niet-professionals Het moet gaan over uw doelstellingen omdat de vraag peilt naar de mate waarin die gedeeld worden.
Deel 2 zal op een algemene manier bevraagd worden in de minimale dataset.
Frequent is overgenomen uit gevalideerde vragenlijst die zelf niet het woord ‘often’ gebruikt of een ander alternatief. Dus behouden we deze woordkeuze. Dat is een probleem dat niet helemaal kan opgelost worden, maar de vraag is geherformuleerd naar sociaal assistent. Het moet gaan over uw doelstellingen omdat de vraag peilt naar de mate waarin die gedeeld worden.
Tabel 19 Praktische opmerkingen en aanbevelingen op de vragenlijst Professionals/nietprofessionals Algemeen
Praktische opmerking Andere opsplitsing op papier dan digitaal: zelf niet bekeken, dus fouten ingevuld digitaal wanneer ik papieren versie heb overgenomen Er zijn nog te veel spellingfouten. Bijvoorbeeld: interim i.p.v. interiem, vragen i.p.v. vagen, etc… In het algemeen zijn de vragen vrij begrijpelijk, uitzonderingen: zie verder Als de proefpersoon een vraag niet beantwoordt, dan geraak ik niet verder op de website, ik moet dan zelf antwoord
Actie/feedback Zorgvuldig nakijken overeenstemming papieren en digitale vragenlijst.
Check doen op spellingsfouten
Praktisch probleem dat we gezamenlijk oplossen vanuit KIO.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Professionele Zorgverleners
invullen i.p.v. de mantelzorger, hulpverlener of vrijwilliger. Versie digitaal en versie papier komen niet overeen. Voor ons project zie ik niet steeds de zin in van de vragen, zeker het bevragen van de bewoners heeft voor ons weinig nut vind ik. De vragen voor de zorgverlener kunnen eventueel van nut zijn voor ons project, maar die van de bewoner hebben weinig impact. Ben al interessantere dingen tegen gekomen, maar het geeft wel een zicht op hoe de VPK zich in haar organisatie gesteund voelt, hoe ze haar werk(situatie) ziet en hoe gemotiveerd ze nog is. Als de proefpersoon een vraag niet beantwoordt, dan geraak ik niet verder op de website, ik moet dan zelf antwoord invullen i.p.v. de mantelzorger, hulpverlener of vrijwilliger. Versie digitaal en versie papier komen niet overeen. Voor ons project zie ik niet steeds de zin in van de vragen, zeker het bevragen van de bewoners heeft voor ons weinig nut vind ik. Door het feit dat het zo lang duurde waren de vragen van deel 2 er eigenlijk teveel aan, ook door het feit dat dit meer vragen waren voor de eerste lijn en niet voor personeel in een WZC. Er moet steeds een keuzemogelijkheid ‘wens niet te antwoorden’ zijn Deel 2 is te fel gericht op de ‘echte’ zorgjobs zoals verpleegkundigen en zorgkundigen. Mensen zoals huishoudhulp, schoonmaakof keukenpersoneel, logistieke medewerkers moeten standaard ‘niet van toepassing’ aanduiden. Optie: deel 2 laten vallen voor dit soort jobs. Deel 2: werd ook als langdradig bevonden (geneigd om zomaar iets te antwoorden) Deel 1: ook daar zou vaak de antwoordmogelijkheid ‘geen mening’ of niet van toepassing aanwezig moeten zijn
Vragenlijst is te uitgebreid (duurt zeker langer dan de 25 minuten die KIO voorspelde). Zorgverleners die weinig feedback hebben gegeven, waren al gauw 45 minuten eraan bezig. Met feedback was het minstens het dubbele.
De vragen moeten over alle projecten heen uitgestuurd worden om vergelijkingen tussen de platformen te kunnen doen. Hetgeen de eerste opdracht is van KIO.
Praktisch probleem dat we gezamenlijk oplossen vanuit KIO.
De vragen moeten over alle projecten heen uitgestuurd worden om vergelijkingen tussen de platformen te kunnen doen. Hetgeen de eerste opdracht is van KIO. Deel 1 is gevoelig ingekort dus de totale tijd zou ingekort moeten zijn. Hierdoor is er normaal meer tijd voor deel 2. De keuzemogelijkheid ‘wenst niet te antwoorden’ zou de bruikbaarheid van de vragenlijsten in het gedrang brengen. Verpleegkundigen, zorgkundigen en anderen komen ook aan bod in de thuishulp. Het feit dat huishoudhulp niet in contact komen met andere professionele zorgverleners is ook interessant.
Dit zal gewijzigd worden. De keuzemogelijkheid ‘wenst niet te antwoorden’ zou de bruikbaarheid van de vragenlijsten in het gedrang brengen. In deel 2 is ‘niet van toepassing’ niet hetzelfde als ‘wenst niet te antwoorden’. De vragenlijst voor professionals is ingekort.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Als je in de toekomst testvragenlijsten hebt, geef dan de mogelijkheid om digitaal onmiddellijk feedback te geven op de vragen door de mensen zelf) Vragen over ‘zijn er voldoende zorgtaken aanwezig’ ontbreken Vragen over ‘zijn de taken goed verdeeld over professionals’ ontbreken
Vrijwilligers
Vragenlijst hulpverlener overgezet duurde 35 minuten. Maar papieren versie zenden terug ontvangen en digitaal invoeren + reactie naar platform = 1u50min. De eerste maal dat we de test digitaal invulden nam dit MEER dan een uur in beslag. Vooral het feit dat we de test tijdens de werkuren moesten afnemen op de werkvloer van de VPK bleek een probleem te vormen. We werden voortdurend gestoord door de bewoners en moesten ze ook nog in het oog houden. De zorgverleners vonden het niet zo’n simpele vragenlijst en het vroeg toch wel tijd om in te vullen. Vraag 5 werd niet begrepen door haar. Ik heb deze vraag dan zelf geïnterpreteerd en in m’n eigen woorden proberen uit te leggen. Als ik de antwoorden op haar vragen bekeek achteraf, had ik het gevoel dat ze andere vragen ook niet echt begrepen had, maar kreeg vanuit het WZC niet meer tijd om dit met haar te bespreken. In het algemeen had zij eerder meer vragen verwacht in de aard van ‘hoe vind je het om met ouderen te werken’, ‘doe je het graag’…
Dit wordt niet rechtstreeks bevraagd, maar de vragen laten wel toe om de kwaliteit van de arbeid te berekenen. idem
Dat is niet het soort vragen die we stellen van uit een arbeidsorganisatorische invalshoek.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Organisaties Tabel 20 Inhoudelijke feedback op de vragenlijst Vraag Q5 Ik behoor tot een organisatie die deel uitmaakt van de sector... Duid aan wat het beste past. Gezondheidszorg: verstrekkers, beroepsverenigingen, samenwerkingsverbanden, gebruikersorganisaties Welzijnszorg: verstrekkers, beroepsverenigingen, samenwerkingsverbanden, gebruikersorganisaties Overheid: lokale overheid, provinciale overheid, semi- publieke netwerkorganisaties Bedrijven: individueel bedrijf, koepel van bedrijven, bedrijven die diensten leveren Huisvesting: publieke huisvestingsmaatschappij, private huisvestingsmaatschappij, ondersteunende centra op vlak van huisvesting Andere ____________________
Opmerking testfase Zie opmerkingen Q34- Q39.
Actie/feedback Enkel algemene opsplitsing behouden verdere opsplitsing te moeilijk en te veel detail. Categorieën aanpassen aan opmerkingen => gezondheidszorg en welzijnszorg als 1 categorie naar opmerking InnovAGE (SEL GOAL). Toevoeging onderwijs en onderzoek naar opmerking CareVille. In vraag toevoegen zin: maak een keuze voor een bepaalde categorie op basis van de activiteiten die u organisatie uitoefent. Onafhankelijk van de rol die de organisatie heeft in het project. Aanpassing naar opmerking CareVille.
Q34-Q39. Binnen het platform/de sector behoort mijn organisatie tot de categorie… Duid aan wat het beste past.
Ik weet niet tot welke categorie ik behoor. (AzoB)
Bij plaatsing van organisaties in sectoren alleen algemene categorieën behouden. Verdere opsplitsing weglaten. Maakt het eenvoudiger.
Liftechlimburg is onderaannemer want UHasselt, maar binnen CareVille niet specifiek als kennisinstelling betrokken, eerder als projectmanagement. (CareVille) Kennisinstelling kan ook een onderzoeks- en onderwijsinstelling zijn. (CareVille) De categorieën elkaar voor een deel overlappen, wij tot 2 categorieën kunnen behoren, namelijk gezondheidszorg en bedrijven. (CareVille) Ik de gebruikte categorieën niet ken (LiCalab) Ik tot 2 categorieën behoor.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Rol/taak is niet belangrijk wel sector van organisatie. Toevoeging: maak een keuze voor een bepaalde categorie op basis van de activiteiten die uw organisatie uitoefent. Onafhankelijk van de rol die de organisatie heeft in het platform. Opgelost door algemeen sector onderwijs en onderzoek.
Toevoeging categorie gezondheidszorg en welzijnszorg (voor organisaties zoals SEL GOAL)
(InnovAGE) Ik weet niet tot welke categorie ik behoor. (InnovAGE) VRAGEN bestuur PLATFORMVRAGENLIJST Q9.1 Is uw organisatie FORMEEL vertegenwoordigd in het bestuursorgaan van dit partnerschap?
Wat is formeel? Is dat door het teke,nen van een overeenkomst of...(LiCalab)
Q9.2 Is het voor uw organisatie helder welke criteria zijn gebruikt om deel uit te maken van het bestuur van het partnerschap? Q9.3 Bestaat het bestuur van dit partnerschap uit vaste vertegenwoordigers van elke organisatie?
Is het voor uw organisatie helder... of misschien beter vragen: is het voor u helder..(InnovAGE) LiCalab heeft: een VZW met RvB, een dagelijks bestuur voor het operationele. Ik denk dat deze vraag mogelijk niet zo duidelijk is voor elke partner (LiCalab)
Q9.6 Zijn er afspraken gemaakt tussen de partners over de wijze waarop de voorzitter is aangesteld?
Dat weet ik niet omdat ik persoonlijk pas in een latere fase de vertegenwoordiging van ons als partner heb waargenomen Vraag 9 is niet van toepassing als je 'neen' hebt geantwoord op vraag 8. (CareVille)
Q9.9 Neemt uw organisatie deel aan dergelijke werkgroepen? PROJECT Q9 Algemeen
Q9.9 Werkt het bestuur van dit partnerschap met een “bureau”? Hiermee bedoelen we een soort “dagelijks bestuur” dat gedelegeerd
Vragen zijn duidelijk. Doordat ik zelf nog maar kort op dit project werk, kan ik op deze vragen eigenlijk nog geen goed antwoord geven (CareVille) Ik zou aanraden de terminologie te gebruiken die gebruikt wordt in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. Daar is er sprake van een platformcoördinator, proeftuinprojectcoördinator,... Ik interpreteer werkgroepen als de partners die regelmatig samenkomen in het kader van een proeftuinproject. (CareVille) Vraag 9 is niet zo duidelijk daar ik niet vertrouwd ben met het woord bureau binnen een bestuursorgaan en de uitleg vrij
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Is uw organisatie formeel vertegenwoordigd in dit bestuursorgaan van het partnerschap? Met formeel bedoelen we op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Uw organisatie behouden. Personen vertegenwoordigen organisatie in netwerk. Aanpassen bestaat DIT bestuur van het partnerschap. Vragen gaan over het orgaan dat strategische en operationele beslissingen neemt. Partners van het dagelijks bestuur kruisen normaal bij vraag Q42 strategische beslissingen aan en van het dagelijks bestuur operationele beslissingen. Vraag heeft betrekking op dat specifiek orgaan dat aan het begin werd aangekruist. Ok.
Vraag 9 weglaten geen directe meerwaarde onderzoek.
Werd rekening mee gehouden. Opmerking kan gevolg zijn dat in vragenlijst de term platform werd gebruikt in plaats van project. Werd aangepast zie Q9.10.
Aanpassen naar: Werkt het partnerschap met een soort “dagelijks bestuur” ? Hiermee boelen we een orgaan waar een
is aan een beperkt aantal partners en dat tussendoor samenkomt om beslissingen voor te bereiden.
summier is. (CareVille)
beperkt aan partners aan deelneemt en dat tussendoor samenkomt om strategische en operationele beslissingen voor te bereiden.
Q9.10 Wordt er gewerkt met werkgroepen (die deelaspecten van het platform aansturen). Q9.11 Neemt uw organisatie deel aan dergelijke werkgroepen?
Vraag 10 en 11 : nog niet concreet, maar wel de bdoeling op termijn (AIPA) Vraag 10 en 11 : nog niet concreet, maar wel de bdoeling op termijn (AIPA)
Aangepast zie opmerking bij Q9 platform naar project.
Kan het woord 'vraag' gewijzigd worden in 'stelling' of iets dergelijks? => "Wanneer een vraag niet duidelijk is wordt op het einde van het vragenblok de mogelijkheid voorzien om dit aan te geven." (AzoB) Het is mij onduidelijk over welk partnerschap het gaat? vandaar zijn alle antwoorden een logisch gevolg van deze vraag. (AzoB)
Waar van toepassing wordt vraag omgezet in stelling.
STELLINGEN bestuur idem PLATFORM EN PROJECT Q12 Gelieve het voor u meest passende antwoord aan te kruisen: u kan per vraag slechts één antwoord aankruisen.
Q12.1 (e.a.) Het partnerschap neemt strategische beslissingen met betrekking tot het platform
Blijft onduidelijk over welk partnerschap het gaat. Dit hypothekeert natuurlijk alle antwoorden. (AzoB) Hier blijft de vraag: er is een operationele groep, die over de inhoud van projecten en dagelijks werking overlegt. Er is een VZW die nu gestart is met een strategische oefening, waarbij deze partners niet dezelfde zijn als de partners in de IWT-aanvraag. Dit gaat zeer verwarrend zijn voor de partners als dit niet verduidelijkt wordt (LiCalab)
Project nam wat vertraagde start; sommige vragen lopen een beetje vooruit op de evolutie van het project (AIPA)
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Gaat over het partnerschap binnen het project/op projectniveau. Aangeven in inleiding vragenblok: Alle vragen hebben betrekking op de samenwerking of het partnerschap op projectniveau. Problemen mee omwille van specifieke situatie AzoB? Verder specificeren in vragenlijst AzoB? Samenwerkingsverbanden per project onderscheid Antwerpen en Brussel. Werken gescheiden aan projecten wisselen enkel ervaringen uit op gemeenschappelijk niveau. Idem Vragen in dit deel richten zich op algemeen niveau in netwerk niet op specifiek onderscheid tussen strategisch en operationeel. Kan verder bevraagd worden via interview en afgeleid worden uit vorige blok. =>partners uit de operationele groep antwoorden hier dan normaal nooit op en uit de strategische groep altijd. Wat wel kan is strategische beslissingen uitleggen. Vooral in vragenlijst projecten want is nog niet gebeurt daar! Ok vragenlijst gericht op
Q12.5 De groep die het partnerschap aanstuurt beperkt zich tot administratieve opvolging.
Q12.8 Alle partners hebben toegang tot alle informatie die betrekking heeft op de realisatie van het platform. Q12.11 De juist mensen zijn betrokken om concrete samenwerkingsafspraken tussen de partners te maken. Q12.17 Wij weten als organisatie wat van ons verwacht wordt.
STELLINGEN relationele karakteristieken idem platform en project Q15.2 Wij zijn op de hoogte van alle relevante communicatie (telefonisch, elektronisch) die buiten de vergaderingen plaatsgrijpt tussen partners. Q15.3 Alle partners worden gestimuleerd om hun visie actief in te brengen in het partnerschap. Q15.11 Het partnerschap wordt aangestuurd door een selectief clubje van partners.
Vraag 5 niet duidelijk: wat wordt bedoeld met de groep die het partnerschap aanstuurt (CareVille)
5: weet niet wie die groep zou zijn (CareVille) 5. onduidelijk wat precies bedoeld wordt (InnovAGE) 5. Naar welke groep wordt hier gerefereerd? (InnovAGE) Neen aangezien er een bestuursgroep (hoogste orgaan) is en de directie (bestuursgroep + overige partners) 11. Spellingfout 'juiste' (CareVille)
processen. Andere formulering: In het partnerschap worden enkel administratieve beslissingen (m.b.t. documenten die in orde MOETEN zijn) genomen dus geen operationele of strategische beslissingen.
Aangepast
17. Naar welke organisatie wordt hier gerefereerd (InnovAGE)
De eigen organisatie of bedrijf aanpassen van organisatie naar partner: Wij weten als partner wat van ons verwacht wordt.
2. Wie zijn wij? alle: ik mis een optie tussen meestal en soms (een neutrale optie) (InnovAGE)
Niet mogelijk
3: Schrijffout (CareVille)
Aangepast
11. is vaag omschreven (wat bedoel je met selectief?) (CareVille)
Selectief is een beperkt aantal partners idem zie stelling Q12.6 Idem
Vraag 11 interpreteer ik als volgt: slechts een beperkt deel van de partners is echt actief. (CareVille) Q17.22 Er wordt voldoende tijd uitgetrokken om de visies en meningen van de verschillende partners op elkaar af te stemmen. Q17.23 Bepaalde partners halen meer voordeel uit de samenwerking dan andere.
Vraag 22 vind ik vreemd om te beantwoorden met altijd, soms... beter : helemaal eens, eens, ...
Niet mogelijk
Stelling 23: ik vind dit een eigenaardige vraag. Ik vind dit een evidentie... dat is eigen aan een samenwerking. Vanaf wanneer heeft iemand meer voordeel dan iemand anders? Hoe groot moet het verschil in voordeel zijn om te kunnen
Persoonlijke opvatting
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Algemeen op het einde
bepalen of het echt om en voordeel gaat. En de stelling lijkt te willen zeggen dat dit een negatief gegeven is. Terwijl het goed kan zijn dat bepaalde partners evenveel voordeel uit de samenwerking kunnen halen maar hiervoor de opportuniteiten niet zien...(AzoB) Opportuun om eerst te specifiëren over welke partnerschappen/platformen het gaat... er zijn verscheidene niveau's in dit project (AzoB) Helemaal vooraan staat strikt vertrouwelijk. Maar als het via panelkit verstuurd wordt, kunnen wij het linken aan identificeerbare gegevens. Dus niet strikt vertrouwelijk. Moeten we dit zinnetje dan niet weglaten? Ofwel niet via panelkit versturen? Meer rekening houden dat er verschillende beslissingsniveaus zijn (bestuursgroep, directie, gebruikerscommissie). Alle partners hebben dus zeker niet evenveel te zeggen. Bovendien zijn er partners (zoals wijzelf) die projectmanagement team verzorgen waardor er veel meer tijd in het platform geïnvesteerd wordt. (CareVille) Meeste vragen zijn duidelijk. Maar de antwoorden 'altijd' of 'nooit' zijn vrij extreem waardoor je de neiging hebt meestal of soms te kiezen. (CareVille) De vragenlijst vind ik duidelijk opgesteld. Voor mensen die 'nieuw' zijn in het project, is het echter wat moeilijk om een goed overzicht te krijgen over het gehele project. Vragen over het bestuur van het project zijn daardoor moeilijk te beantwoorden. (CareVille) In de vragenlijst komen aspecten aan bod in verband met het besturen van het partnerschap en relationele componenten. te corrigeren in de oorspronkelijke zin: aanbod vervangen door aan bod (CareVille) De vragen zelf zijn duidelijk. De
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Aangeven zeker in begin vragenlijst AzoB
Gegevens worden anoniem verwerkt en gerapporteerd.
Wordt rekening mee gehouden. Komt ook aan bod in kwalitatief onderzoek.
Ok ook eerder gericht op processen in het netwerk. ook altijd optie ik weet het niet.
Ok
Volgorde van vragen werd
enige opmerking di eik heb is dat er duidelijk moet gedefinieerd worden over welke structuur we het hebben: operationeel (projectteam) of de VZW, die niet volledig overeenkomt met de samenstelling van de partners in het IT-dossier (LiCalab) Vragenlijst komt nog wat vroeg; niet echt het gevoel dat we echt al van start gegaan zijn (AIPA) Ik stel me vragen bij de anonimiteit van de vragenlijst: aan de hand van de algemene informatie in het begin kan afgeleid worden om welke organisatie het gaat (InnovAGE) Ik weet graag op voorhand hoe lang het invullen van een dergelijke vragenlijst in beslag zal nemen. (InnovAGE)
aangepast met telkens verduidelijking van de begrippen tussen haakjes.
Ok
Algemene info werd ingeperkt van 11 vragen naar 3 vraag die noodzakelijk is voor de analyse.
Werd in begin van vragenlijst aangegeven.
Tabel 21 Praktische feedback op de vragenlijst m.b.t. organisaties Platform
Praktische opmerking
Actie/feedback
AzoB
Het nummer weergeven is moeilijk. Er staat bijvoorbeeld voor de vraag op dit scherm geen nummer en ik weet niet meer of er bij de voorgaande vragen een nummer stond. Ik kan ook niet meer terug gaan om te zien welk vraag er nu juist niet duidelijk was.
Is enkel voor testfase en werd maar 1 maal melding van gegeven.
CareVille
De afname duurde een dikke 12 minuten.
Ok
InnovAGE
/
/
LiCalab
/
/
Online Buurten
/
/
AIPA
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Bijlage 3: Overzicht indicatoren versie 3.1 Ouderen Indicatoren 1: Selectiviteit Versie 3.1 Begrip
Selectiviteit
Dimensie
a: Demografisch profiel b: Sociaal- economische status c: Sociaal kapitaal d: Computer- en internetgebruik
Subdimensie
a: leeftijd, geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat, woningbezit b: opleidingsniveau, beroep en inkomen c: bonding en bridging sociaal kapitaal
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoekseenhe id Definitie
Ouderen
Relevantie
Monitoren in welke mate de platformen een heterogene mix van ouderen
a: aspecten die te maken hebben met de opbouw en samenstelling van de doelgroep. b: sociaal- economische status staat voor de positie van mensen op de maatschappelijke ladder met het daaraan verbonden aanzien en prestige. c: sociaal kapitaal wordt opgevat als een reeks van sociale contacten welke toegang geven tot sociale, emotionele en praktische steun. De beschikbare steun is een uitkomst van banden in een netwerk en de kwaliteit van relaties met anderen (Gray,2009). Er kunnen horizontale, informele en sterke netwerken nodig zijn om gebruik te kunnen maken van psychosociale steun (met mogelijk een betere psychische gezondheid tot gevolg). Dit is wat Putnam (2000) bonding sociaal kapitaal noemt. Formele en zwakkere netwerken of bridging sociaal kapitaal is nodig voor controle op gezondheidsschadelijk gedrag of de toegang tot gezondheidsvoorzieningen (Morres, 2008). Er kunnen horizontale, informele sociale banden zijn of zwakke formele met buren en vrienden of met leden van een organisatie (bonding en bridging sociaal kapitaal). d: computer- en internetgebruik omvat in het bezit zijn van een computer en internet en het gebruik ervan.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
bereikt. Ervaringen leren dat het gevaar bestaat dat innovaties enkel worden getest bij een selectief publiek, waardoor het soms aan inzicht ontbreekt in welke mate bepaalde groepen worden uitgesloten van een innovatie. Frequentie meten
Intake- 9 maanden- einde
Referentie / bron
Minimale dataset nationaal programma ouderenzorg; iMTA Valuation of Informal Care Questionnaire; Belgian Ageing Studies (BAS); gezonheidsenquête,2008; British household study wave 8.
Indicator 1a
Percentage ouderen met een leeftijd van 65 jaar of ouder.
Berekening indicator 1a platform
Aantal ouderen met een leeftijd van 65 jaar of ouder dat deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 1a project
Aantal ouderen met een leeftijd van 65 jaar of ouder dat deelnemen aan een project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 1a project/platform
Aantal ouderen met een leeftijd van 65 jaar of ouder dat deelnemen aan het project dat Aantal ouderen met een leeftijd van 65 jaar of ouder dat deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 1b
Percentage ouderen dat niet de Belgische nationaliteit hebben.
Berekening indicator 1b platform
Aantal ouderen dat niet de Belgische nationaliteit hebben en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 1b project
Aantal ouderen dat niet de Belgische nationaliteit hebben en deelnemen aan een project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 1b project/platform Soort indicator
Aantal ouderen dat niet de Belgische nationaliteit hebben en deelnemen aan een project Aantal ouderen dat niet de Belgische nationaliteit hebben en deelnemen aan het platform Proces- en resultaatindicator
Indicator 1c
Percentage ouderen dat gehuwd zijn.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 1c platform Berekening indicator 1c project Berekening indicator 1c project/platform Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 1d
Percentage ouderen dat alleen wonen.
Aantal ouderen dat gehuwd zijn en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform Aantal ouderen dat gehuwd zijn en deelnemen aan een project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan een project Aantal ouderen dat gehuwd zijn en deelnemen aan een project Aantal ouderen dat gehuwd zijn en deelnemen aan het platform
Berekening indicator 1d platform Berekening indicator 1d project Berekening indicator 1d project/platform Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 1e
Percentage ouderen dat in het bezit zijn van een eigen woning.
Berekening indicator 1e platform
Aantal ouderen dat in het bezit zijn van een eigen woning en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 1e project
Aantal ouderen dat in het bezit zijn van een eigen woning en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 1e project/platform
Aantal ouderen dat in het bezit zijn van een eigen woning en deelnemen aan een project Aantal ouderen dat in het bezit zijn van een eigen woning en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 1f
Percentage ouderen met een lage sociaal- economische status.
Berekening indicator 1f platform
Aantal ouderen met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Aantal ouderen dat alleen wonen en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform Aantal ouderen dat alleen wonen en deelnemen aan een project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan een project Aantal ouderen dat alleen wonen en deelnemen aan een project Aantal ouderen dat alleen wonen en deelnemen aan het platform
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 1f project
Aantal ouderen met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan een project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 1f project/platform
Aantal ouderen met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan een project Aantal ouderen met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 1g
Percentage ouderen dat helemaal oneens of oneens antwoordt op de items van het thema ‘betrokkenheid in de buurt’ (bridiging sociaal kapitaal). Aantal ouderen dat helemaal oneens of oneens antwoordt op de items van het thema ‘betrokkenheid in de buurt’ en deelnemen aan het platform (aantal items van thema ‘betrokkenheid in de buurt’ X totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform)
Berekening indicator 1g platform
Berekening indicator 1g project
Berekening indicator 1g project/platform
Aantal ouderen dat helemaal oneens of oneens antwoordt op de items van het thema ‘betrokkenheid in de buurt’ en deelnemen aan het project (aantal items van thema ‘betrokkenheid in de buurt’ X totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het project) Aantal ouderen dat helemaal oneens of oneens antwoordt op de items van het thema ‘betrokkenheid in de buurt’ en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat helemaal oneens of oneens antwoordt op de items van het thema ‘betrokkenheid in de buurt’ en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 1h
Percentage ouderen dat een computer, tablet of laptop gebruiken.
Berekening indicator 1h platform
Aantal ouderen dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 1h project
Aantal ouderen dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan een project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 1h project/platform Soort indicator
Aantal ouderen dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan een project Aantal ouderen dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan het platform Proces- en resultaatindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 1i
Percentage ouderen dat thuis het internet gebruiken.
Berekening indicator 1i platform
Aantal ouderen dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 1i project
Aantal ouderen dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan een project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 1i project/platform
Aantal ouderen dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan een project Aantal ouderen dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- resultaatindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 2: Gezondheid Versie 3.1 Begrip
Gezondheid
Dimensies
a: Gepercipieerde gezondheid b: Gemiddeld aantal geneesmiddelen /dag c: Depressieve symptomen
Subdimensie
a: algemene gezondheidsperceptie b: kwantitatief c: gepercipieerd
Analyse-eenheid Onderzoekseenheid Definitie
Ouderen Ouderen
Relevantie
Frequentie meten
Gezondheid wordt omschreven als 'een staat van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn' (WHO, 1958). Een goede gezondheid is van belang om zo lang mogelijk kwalitatief thuis te kunnen wonen. De reden van verhuis uit de thuissituatie houdt onder meer verband met gezondheidsproblemen, gerelateerd aan cognitieve en functionele achteruitgang (NPO, 2011). Tevens is een goede gezondheid van belang voor mensen om een goed leven na te streven en maatschappelijk te participeren (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2010). Intake - 9 maanden - einde
Referentie / bron Gezondheidsenquête België, 2008 indicator Geriatrische Depressie Schaal Indicator 2a
Percentage ouderen met een slecht tot zeer slechte gepercipieerde gezondheid.
Berekening indicator 2a platform
Aantal ouderen waarvan de gepercipieerde gezondheid slecht tot zeer slecht is en deelnemen aan het platform Aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 2a project
Aantal ouderen waarvan de gepercipieerde gezondheid slecht tot zeer slecht is en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat deelnemen aan het project
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 2a project/platform
Soort indicator3 Indicator 2b Berekening indicator 2b platform
Aantal ouderen waarvan de gepercipieerde gezondheid slecht tot zeer slecht is en deelnemen aan het project Aantal ouderen waarvan de gepercipieerde gezondheid slecht tot zeer slecht is en deelnemen aan het platform Proces- en resultaatindicator Percentage ouderen met polyfarmacie. Aantal ouderen dat gemiddeld 5 of meer soorten geneesmiddelen innemen per dag en deelnemen aan het platform Aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 2b project
Aantal ouderen dat gemiddeld 5 of meer soorten geneesmiddelen innemen per dag en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat deelnemen aan het project
Berekening indicator 2b project/platform
Aantal ouderen dat gemiddeld 5 of meer soorten geneesmiddelen innemen per dag en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat gemiddeld 5 of meer soorten geneesmiddelen innemen per dag en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 2c Berekening indicator 2c platform
Percentage ouderen met depressieve symptomen. Aantal ouderen met een score 2 op de GDS-4 en deelnemen aan het platform Aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 2c project
Aantal ouderen met een score 2 op de GDS-4 en deelnemen en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat deelnemen aan het project
Berekening indicator 2c project/platform
Aantal ouderen met een score 2 op de GDS-4 en deelnemen en deelnemen aan het project
Soort indicator
Aantal ouderen met een score 2 op de GDS-4 en deelnemen aan het platform Proces- en resultaatindicator
3
Structuurindicatoren geven informatie over de (organisatorische) randvoorwaarden waarbinnen de zorg wordt geleverd (bv. het aantal fulltime medewerkers, de competenties van het personeel, de beschikbaarheid van financiële middelen) Procesindicatoren geven informatie over de handelingen en processen die binnen het zorgproces worden uitgevoerd om kwaliteit te leveren. Ze meten op welke manier en hoe (vaak) iets is gedaan (bv. het aantal geholpen personen, de onder- nomen acties) Uitkomst- of resultaatsindicatoren geven informatie over de uitkomsten van zorg- processen voor alle stakeholders. In de eerste plaats wordt hiermee verwezen naar de gebruikers en de ruimere samenleving.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 3: Kwetsbaarheid Versie 3.1 Begrip
Kwetsbaarheid
Dimensies
Bio-psycho-sociaal
Subdimensie
Subjectief
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoekseenheid Definitie
Ouderen
Relevantie Frequentie meten
Kwetsbaarheid wordt benaderd als 'een dynamische toestand waarin een individu verkeert die tekorten heeft in één of meerdere domeinen van het menselijk functioneren (lichamelijk, psychisch, sociaal), die onder invloed van een diversiteit aan variabelen wordt veroorzaakt en die de kans op het optreden van ongewenste uitkomsten vergroot' (Gobbens et al., 2010). Door de toenemende levensverwachting en de groei van het aandeel chronische ziekten neemt het risico op multi-morbiditeit toe. Intake - 9 maanden - einde
Referentie / bron De indicator werd gebaseerd aan de hand van de Tilburg Frailty indicator Indicator (TFI; Gobbens, 2010). Betreffende vragenlijst is gevalideerd voor ouderen met de leeftijd van 75+. De vragenlijst wordt echter gescoord bij alle deelnemers van de zorgproeftuin, ten einde een bij benadering van eventuele kwetsbaarheid te kunnen bepalen. Ook in voorgaand onderzoek werd deze schaal gehanteerd bij 65+ (cfr. Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011). Indicator 3
Percentage ouderen met een kwetsbare status.
Berekening indicator 3 platform
Aantal ouderen met een score 5 op deel B van de TFI en deelnemen aan het platform Aantal ouderen dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 3 project
Aantal ouderen met een score 5 op deel B van de TFI en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat deelnemen aan het project
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 3 project/platform
Soort indicator
Aantal ouderen met een score 5 op deel B van de TFI en deelnemen aan het project Aantal ouderen met een score 5 op deel B van de TFI en deelnemen aan het platform Procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 4: Levenskwaliteit Versie 3.1 Begrip
Levenskwaliteit
Dimensies
Bio-psycho-sociaal en omgeving
Subdimensie
Subjectief
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoekseenheid Definitie
Ouderen
Relevantie
Innovaties voor ouderen in de ouderenzorg dienen de levenskwaliteit van ouderen te verhogen. Het active ageing model wordt gedefinieerd als het proces om de levenskwaliteit te optimaliseren (WHO, 2002).
Levenskwaliteit wordt beschreven als 'de individuele perceptie van zijn plaats in het leven in de context van zijn cultuur en zijn waardensysteem met betrekking tot zijn doelstellingen, verwachtingen en standaarden. Het concept integreert op een complexe manier de fysieke gezondheid van de persoon, zijn psychologische toestand, zijn niveau van onafhankelijkheid, zijn sociale relaties, zijn persoonlijke overtuiging en zijn relatie met betekenisvolle omgevingsfactoren' (WHO, 1998).
Frequentie meten Intake - 9 maanden – einde Referentie / bron WHOQoL-AGE indicator Indicator 4 Percentage ouderen met een goed tot zeer goede globale levenskwaliteit. Berekening Aantal ouderen waarvan de globale levenskwaliteit goed tot zeer goed indicator wordt bevonden en deelnemen aan het platform 4 platform Aantal ouderen dat deelnemen aan het platform Berekening indicator 4 project
Aantal ouderen waarvan de globale levenskwaliteit goed tot zeer goed wordt bevonden en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat deelnemen aan het project
Berekening indicator 4 project/platform
Aantal ouderen waarvan de globale levenskwaliteit goed tot zeer goed wordt bevonden en deelnemen aan het project Aantal ouderen waarvan de globale levenskwaliteit goed tot zeer goed wordt bevonden en deelnemen aan het platform
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Soort indicator
Procesindicator
Indicatoren 5: Participatie Versie 3.1 Begrip
Participatie
Dimensies
Lichamelijk, cognitief en sociale activiteiten
Subdimensie
Kwantitatief
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoekseenheid Definitie
Ouderen
Relevantie
'Active' in het active ageing model staat voor een voortdurende participatie van de oudere in verschillende leefgebieden en zorgt voor sociaal, psychisch en lichamelijk actief blijven (cfr. dimensies gezondheid en kwaliteit van leven). Innovaties voor ouderen en de ouderenzorg dienen te leiden tot (een toename van) actieve participatie.
Participatie wordt benaderd vanuit het menselijke handelen en betekent betrokkenheid in de levenssituatie. Twee typeringen van participatie betreffen uitvoering en vermogen (WHO, 2001).
Frequentie meten Intake - 9 maanden - einde Referentie / bron Deze vragen zijn zelf geconstrueerd. indicator Items H1. In welke mate voerde u de afgelopen 6 maanden lichamelijke activiteiten uit? Bv. lopen, zwemmen, fietsen, wandelen, tuinieren. H2. Hoe tevreden bent u over uw vermogen om lichamelijke activiteiten uit te voeren? H3. In welke mate voerde u de afgelopen 6 maanden intellectuele activiteiten uit? Bv. kruiswoordraadsels invullen, cursus volgen, boeken lezen, PC programma's gebruiken. H4. Hoe tevreden bent u over uw vermogen om intellectuele activiteiten uit te voeren? H5. In welke mate voerde u de afgelopen 6 maanden sociale activiteiten uit? Bv. vrijwilligerswerk, naar feesten en bijeenkomsten gaan, deelname aan activiteiten van organisaties. H6. Hoe tevreden bent u over uw vermogen om sociale activiteiten uit te voeren?
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 5a
Percentage ouderen dat bijna dagelijks lichamelijk actief zijn.
Berekening indicator 5a platform
Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" antwoordt op item H1 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
Berekening indicator 5a project
Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" antwoordt op item H1 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Berekening indicator 5a project/platform
Aantal ouderen dat " bijna dagelijks" antwoordt op item H1 en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat " bijna dagelijks" antwoordt op item H1 en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Procesindicator
Indicator 5b platform
Percentage ouderen dat tevreden zijn over hun vermogen lichamelijk actief te zijn.
Berekening indicator 5b platform
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H2 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
Berekening indicator 5b project
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H2 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Berekening indicator 5b project/platform
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H2 en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H2 en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Procesindicator
Indicator 5c
Percentage ouderen dat minstens één keer per week cognitief actief zijn.
Berekening indicator 5c platform
Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" of "minstens één keer per week" antwoordt op item H3 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 5c project
Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" of "minstens één keer per week" antwoordt op item H3 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Berekening indicator 5c project/platform
Aantal ouderen dat " bijna dagelijks" of "minstens één keer per week" antwoordt op item H3 en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat " bijna dagelijks" of "minstens één keer per week" antwoordt op item H3 en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Procesindicator
Indicator 5d platform Berekening indicator 5d platform
Percentage ouderen dat tevreden zijn over hun vermogen cognitief actief te zijn. Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H4 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
Berekening indicator 5d project
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H4 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Berekening indicator 5d project/platform
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H4 en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H4 en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Procesindicator
Indicator 5e Berekening indicator 5e platform
Percentage ouderen dat minstens één keer per week sociaal actief zijn. Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" of "minstens één keer per week" antwoordt op item H5 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
Berekening indicator 5e project
Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" antwoordt op item H5 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Berekening indicator 5e project/platform
Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" antwoordt op item H5 en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat "bijna dagelijks" antwoordt op item H5 en deelnemen aan het platform
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Soort indicator
Procesindicator
Indicator 5f
Percentage ouderen dat tevreden zijn over hun vermogen sociaal actief te zijn.
Berekening indicator 5f platform
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H6 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
Berekening indicator 5f project
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H6 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Berekening indicator 5f project/platform
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H6 en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op item H6 en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 6: Zelfredzaamheid Versie 3.1 Begrip
Zelredzaamheid
Dimensie
Zelfzorg en onafhankelijkheid
Subdimensie
Kwantitatief
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoekseenheid Definitie
Ouderen
Relevantie
Vernieuwingen dienen ouderen aan te moedigen en te versterken in het maximaal bewaren van de eigen regie over de situatie en de omgeving. Dit is belangrijk ten einde zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Daarnaast is zelfredzaamheid van belang voor het welbevinden van de ouderen.
Frequentie meten
Intake - 9 maanden - einde
Zelfredzaamheid wordt gedefinieerd als 'het vermogen van mensen om zichzelf te redden met zo min mogelijk ondersteuning en zorg (Vilans, 2013). Reuben et al. (1990) omschreef 3 niveaus van functioneren, rekening houdend met de complexiteit en cognitieve functies. *Basaal: zelfzorg. Deze omvatten activiteiten die nodig zijn om in leven te blijven. *Instrumenteel: huishoudelijke activiteiten. Het betreft de activiteiten die nodig zijn om onafhankelijk te blijven leven. *Geavanceerd: zelf-ontwikkelingsactiviteiten, dewelke onderhevig zijn aan culturele invloeden en persoonlijke voorkeuren, die van belang zijn om zelfstandig te leven.
Referentie / bron Katz-schaal (Katz et al., 1963), i-ADL schaal (Lawton et al., 1969) indicator Indicator 6a Percentage ouderen dat basale activiteiten zelfstandig uitvoeren. Items G1. Mezelf wassen G2. Mezelf aankleden G3. Mezelf verplaatsen binnenshuis G4. Naar het toilet gaan G5. Eten en drinken
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 6a platform
(Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G1 + G2 + G3 + G4 + G5) en deelnemen aan het platform (Aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform)
Berekening indicato 6a project
(Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G1 + G2 + G3 + G4 + G5) en deelnemen aan het project (Aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project)
Berekening indicator 6a project/platform
(Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G1 + G2 + G3 + G4 + G5) en deelnemen aan het project (Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G1 + G2 + G3 + G4 + G5) en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Procesindicator
Indicator 6b Items
Percentage ouderen dat instrumentele activiteiten zelfstandig uitvoeren. G6. Telefoneren G7. Mezelf verplaatsten buitenshuis G8. Boodschappen doen G9. Maaltijden bereiden G10. Huishoudelijk werk G11. De was doen G12. Kleine klusjes opknappen G13. Medicatie nemen G14. Geld beheren (Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G6 + G7 + G8 + G9 + G10 + G11 + G12 + G13 + G14) en deelnemen aan het platform (Aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform)
Berekening indicato 6b platform
Berekening indicator 6b project
(Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G6 + G7 + G8 + G9 + G10 + G11 + G12 + G13 + G14) en deelnemen aan het project (Aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project)
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 6b project/platform
(Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G6 + G7 + G8 + G9 + G10 + G11 + G12 + G13 + G14) en deelnemen aan het project (Aantal ouderen dat "ik doe dit volledig zelfstandig zonder moeite" of "ik doe dit zelfstandig maar met wat moeite" antwoordt op item G6 + G7 + G8 + G9 + G10 + G11 + G12 + G13 + G14) en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Resultaat- en procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 7: Formele hulpverlening Versie 3.1 Begrip
Formele hulpverlening
Dimensie
Activiteiten van het dagelijkse leven
Subdimensie
Objectief
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoeks-eenheid
Ouderen
Definitie
'Zorg verleend door zorgverstrekkers die behoren tot de structuren erkend door de federale overheid of de Gemeenschappen en de Gewesten. De term omvat een breed scala professionele zorgverleners.' (RIZIV, 2010) Beroep kunnen doen op nodige ondersteuning is belangrijk ten einde zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen.
Relevantie
Frequentie meten Referentie / indicator Indicator 7a
Item
Intake - 9 maanden - einde
bron Deze vraag is zelf geconstrueerd. Percentage thuiswonende ouderen dat ondersteuning via formele zorg ontvingen.
afgelopen
6
maanden
G17. Van wie hebt u hulp ontvangen tijdens de laatste 6 maanden voor activiteiten van het dagelijkse leven?
Berekening Indicator 7a platform
Aantal ouderen dat thuis wonen en "professionele hulp" antwoordt op item G17 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat thuiswonen en deelnemen aan het platform
Berekening Indicator 7a project
Aantal ouderen dat thuis wonen en "professionele hulp" antwoordt op item G17 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat thuis wonen en deelnemen aan het project
Soort indicator
Resultaat- en procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 7b
Percentage ouderen dat minstens één keer opgenomen werden in het ziekenhuis met minstens één overnachting afgelopen 6 maanden.
Item
F1. Bent u gedurende de afgelopen 6 maanden opgenomen geweest in het ziekenhuis met minstens één overnachting?
Berekening Indicator 7b platform
Aantal ouderen dat "ja" antwoord op item F1 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
Berekening Indicator 7b project
Aantal ouderen dat "ja" antwoord op item F1 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Soort indicator
Resultaat- en procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 8: Informele zorg Versie 3.1 Begrip Dimensie Subdimensie Analyse-eenheid Onderzoeks-eenheid Definitie
Informele zorg Zorg en ondersteuning Objectief Ouderen Ouderen 'Zorg verleend door mantelzorgers, meer bepaald de echtgenoot, de samenwonende, de kinderen of andere gezinsleden of vrienden en buren, al dan niet bezoldigd.' (RIZIV, 2010) Relevantie Beroep kunnen doen op nodige zorg- en ondersteuning is belangrijk ten einde zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Met het oog op het ontwikkelen van een integrale buurtzorgnetwerk is het maatschappelijk wenselijk om gebruik te maken en kunnen maken van informele zorg- en ondersteuning. Frequentie meten Intake - 9 maanden - einde Referentie / bron Deze vraag is zelf geconstrueerd. indicator Indicator 8a Percentage thuiswonende ouderen dat afgelopen 6 maanden ondersteuning via formele zorg ontvingen voor activiteiten van het dagelijkse leven. Item Berekening Indicator 8a platform
Berekening Indicator 8a project
Soort indicator Indicator 8b Item
G17. Van wie hebt u hulp ontvangen tijdens de laatste 6 maanden voor activiteiten van het dagelijkse leven? Aantal thuiswonende ouderen dat "partner, kind(eren), familie, anders dan kind(eren), buren, kennis of vrienden of vrijwilliger" antwoordt op item G17 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform Aantal thuiswonende ouderen dat "partner, kind(eren), familie, anders dan kind(eren), buren, kennis of vrienden of vrijwilliger" antwoordt op item G17 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project Resultaat- en procesindicator Percentage ouderen dat afgelopen 6 maanden hulp gaven voor activiteiten van het dagelijkse leven aan anderen. G19. Aan wie hebt u hulp gegeven tijdens de laatste 6 maanden voor activiteiten van het dagelijkse leven (bv. wassen, koken, boodschappen,...)?
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening Indicator 8b platform
Aantal ouderen dat "partner, kind(eren), familie, anders dan kind(eren), buren, kennis of vrienden of andere" antwoordt op item G19 en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform
Berekening Indicator 8b project
Aantal ouderen dat "partner, kind(eren), familie, anders dan kind(eren), buren, kennis of vrienden of andere" antwoordt op item G19 en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project
Soort indicator
Resultaat- en procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 9: Eenzaamheid Versie 3.1 Begrip
Eenzaamheid
Dimensie Subdimensie
a: sociale eenzaamheid b: emotionele eenzaamheid Perceptie
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoeks-eenheid
Ouderen
Definitie
Zowel de emotionele als sociale eenzaamheid worden in rekening gebracht. De oorsprong en gevoelens van eenzaamheid verschillen tussen beide aspecten. Emotionele eenzaamheid betreft het missen van een betekenisvolle, intieme band of hechte relatie met een vriend(in) of partner. Sociale eenzaamheid omvat het gebrek aan sociale contacten met een brede groep mensen en een beperkt sociaal netwerk (Weiss, 1973).
Relevantie
De doelstelling 'langer zelfstandig thuis wonen' brengt het risico met zich mee gevoelens van eenzaamheid te versterken. Belangrijk is om vereenzaming in kaart te brengen. Zowel emotionele als sociale eenzaamheid zijn van belang. Een persoon kan sociaal eenzaam zijn maar is daarom niet noodzakelijk emotioneel eenzaam. Ook is het omgekeerde mogelijk (van Tilburg, 2007).
Frequentie meten
Intake - 9 maanden - einde
Referentie / indicator Indicator 9a Berekening Indicator 9a platform Berekening Indicator 9a project
bron Verkorte versie eenzaamheidsschaal van de Jonge & van Tilburg (1999) Percentage ouderen dat zich eenzaam voelen. Aantal ouderen met een score 2 op de verkorte eenzaamheidsschaal en deelnemen aan het platform Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform Aantal ouderen met een score 2 op de verkorte eenzaamheidsschaal en deelnemen aan het project Totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het project
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening Indicator 9a project/platform
Aantal ouderen met een score 2 op de verkorte eenzaamheidsschaal en deelnemen aan het project
Soort indicator Indicator 9b Berekening Indicator 9b platform
Resultaat- en procesindicator Percentage ouderen dat zich sociaal eenzaam voelen. Aantal ouderen dat "neen" of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. sociale eenzaamheid en deelnemen aan het platform (Aantal items van sociale eenzaamheid X totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform)
Aantal ouderen met een score 2 op de verkorte eenzaamheidsschaal en deelnemen aan het platform
Berekening indicator 9b project
Aantal ouderen dat "neen" of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. sociale eenzaamheid en deelnemen aan het project (Aantal items van sociale eenzaamheid X totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het project)
Berekening Indicator 9b project/platform
Aantal ouderen dat "neen" of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. sociale eenzaamheid en deelnemen aan een project Aantal ouderen dat "neen"of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. sociale eenzaamheid en deelnemen aan het platform
Soort indicator Indicator 9c Berekening Indicator 9c platform
Berekening Indicator 9c project
Berekening indicator 9c project/platform
Soort indicator
Resultaat- en procesindicator Percentage ouderen dat zich emotioneel eenzaam voelen. Aantal ouderen dat "ja" of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. emotionele eenzaamheid en deelnemen aan het platform (Aantal items van emotionele eenzaamheid X totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het platform) Aantal ouderen dat "ja" of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. emotionele eenzaamheid en deelnemen aan het project (Aantal items van emotionele eenzaamheid X totaal aantal ouderen dat deelnemen aan het project) Aantal ouderen dat "ja" of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. emotionele eenzaamheid en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat "ja" of "min of meer" antwoordt op de items m.b.t. emotionele eenzaamheid en deelnemen aan het platform Resultaat- en procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 10: Kwaliteit van wonen Versie 3.1 Begrip
Kwaliteit van wonen
Dimensie
Woning en woonomgeving
Subdimensie
Subjectief
Analyse-eenheid
Ouderen
Onderzoeks-eenheid
Ouderen
Definitie
Kwaliteit van wonen omvat zowel de woning als de woonomgeving (Ruimte en wonen, 2008; De Witte et al., 2012). Naast bio-psycho-sociale aspecten speelt een optimale omgeving een belangrijke rol om lang(er) zelfstandig thuis te kunnen wonen. Een indicatie van de woonomgeving is bijgevolg noodzakelijk. De woning dient aangepast te zijn aan 'levenslang' thuiswonen. Tevens houdt het belangrijkste motief om te verhuizen verband met de aantrekkelijkheid van de woonomgeving. Daarnaast verkiezen de meeste ouderen om zo lang mogelijk (in de) thuis(omgeving) te blijven wonen (De Witte et al., 2012).
Relevantie
Frequentie meten
Intake - 9 maanden - einde
Referentie / indicator Indicator 10a Berekening Indicator 10a platform
Percentage ouderen dat tevreden is over de woning Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het m.b.t. tevredenheid woning en deelnemen aan het platform (aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform)
Berekening Indicator 10a project
Berekening Indicator 10a project/platform
bron De Witte et al., 2012 (Ouderen Behoefte Onderzoeken, VUB).
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het item m.b.t. tevredenheid woning en deelnemen aan het project (aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project) Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het item m.b.t. tevredenheid woning en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het item m.b.t. tevredenheid woning en deelnemen aan het platform
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Soort indicator
Resultaat- en procesindicator
Indicator 10b Berekening Indicator 10b platform
Percentage ouderen dat tevreden is over de woonomgeving Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het item m.b.t. tevredenheid woonomgeving en deelnemen aan het platform (aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het platform)
Berekening Indicator 10b project
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het item m.b.t. tevredenheid woonomgeving en deelnemen aan het project (aantal items x totaal aantal ouderen dat deelnamen aan het project)
Berekening Indicator 10b project/platform
Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het item m.b.t. tevredenheid woonomgeving en deelnemen aan het project Aantal ouderen dat "zeer tevreden" of "tevreden" antwoordt op het item m.b.t. tevredenheid woonomgeving en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Resultaat- en procesindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Mantelzorgers Indicatoren 11: Selectiviteit Versie 3.1 Begrip
Selectiviteit
Dimensie
a: Demografisch profiel b: Sociaal- economische status c: Sociaal kapitaal d: Computer- en internetgebruik
Subdimensie
a: leeftijd, geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat, woningbezit b: opleidingsniveau, beroep en inkomen c: bonding en bridging sociaal kapitaal
Analyse-eenheid
Mantelzorgers
Onderzoekseenheid Mantelzorgers Definitie
a: aspecten die te maken hebben met de opbouw en samenstelling van de doelgroep. b: sociaal- economische status staat voor de positie van mensen op de maatschappelijke ladder met het daaraan verbonden aanzien en prestige. c: sociaal kapitaal wordt opgevat als een reeks van sociale contacten welke toegang geven tot sociale, emotionele en praktische steun. De beschikbare steun is een uitkomst van banden in een netwerk en de kwaliteit van relaties met anderen (Gray,2009). Er kunnen horizontale, informele en sterke netwerken nodig zijn om gebruik te kunnen maken van psychosociale steun (met mogelijk een betere psychische gezondheid tot gevolg). Dit is wat Putnam (2000) bonding sociaal kapitaal noemt. Formele en zwakkere netwerken of bridging sociaal kapitaal is nodig voor controle op gezondheidsschadelijk gedrag of de toegang tot gezondheidsvoorzieningen (Morres, 2008). Er kunnen horizontale, informele sociale banden zijn of zwakke formele met buren en vrienden of met leden van een organisatie (bonding en bridging sociaal kapitaal). d: computer- en internetgebruik omvat in het bezit zijn van een computer en internet en het gebruik ervan.
Relevantie
Monitoren in welke mate de platformen een heterogene mix van mantelzorgers bereikt. Ervaringen leren dat het gevaar bestaat dat innovaties enkel worden getest bij een selectief publiek, waardoor het soms aan inzicht ontbreekt in welke mate bepaalde groepen worden uitgesloten van een innovatie.
Frequentie meten
Intake- 9 maanden- einde
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Referentie / bron
Indicator 11a
Minimale dataset nationaal programma ouderenzorg; iMTA Valuation of Informal Care Questionnaire; Belgian Ageing Studies (BAS); gezonheidsenquête,2008; British household study wave 8. Percentage mantelzorgers met een leeftijd jonger dan 30 jaar.
Berekening indicator 11a platform
Aantal mantelzorgers met een leeftijd jonger dan 30 jaar dat deelneemt aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan het platform
Berekening indicator 11a project
Aantal mantelzorgers met een leeftijd jonger dan 30 jaar dat deelneemt aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan een project
Berekening indicator 11a project/platform
Aantal mantelzorgers met een leeftijd jonger dan 30 jaar dat deelneemt aan het project Aantal mantelzorgers met een leeftijd jonger dan 30 jaar dat deelneemt aan het platform
Soort indicator Indicator 11b
Proces- en resultaatindicator Percentage mantelzorgers met een leeftijd tussen 30 jaar en 65 jaar.
Berekening indicator 11b platform
Aantal mantelzorgers met een leeftijd tussen 30 jaar en 65 jaar dat deelneemt aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan het platform
Berekening indicator 11b project
Aantal mantelzorgers met een leeftijd tussen 30 jaar en 65 jaar dat deelneemt aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan een project
Berekening indicator 11b project/platform
Aantal mantelzorgers met een tussen 30 jaar en 65 jaar dat deelneemt aan het project Aantal mantelzorgers met een leeftijd tussen 30 jaar en 65jaar dat deelneemt aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 11c
Percentage mantelzorgers dat niet in België is geboren.
Berekening indicator 11c platform
Aantal mantelzorgers dat niet in België is geboren en deelneemt aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan het platform
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 11c project
Aantal mantelzorgers dat niet in België is geboren en deelneemt aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan een project
Berekening indicator 11c project/platform
Aantal mantelzorgers dat niet in België is geboren en deelneemt aan een project Aantal mantelzorgers dat niet in België is geboren en deelneemt aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 11d
Percentage mantelzorgers dat gehuwd is.
Berekening indicator 11d platform Berekening indicator 11d project Berekening indicator 11d project/platform Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 11e
Percentage mantelzorgers met een lage sociaal- economische status.
Aantal mantelzorgers dat gehuwd is en deelneemt aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan het platform Aantal mantelzorgers dat gehuwd is en deelneemt aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelneemt aan een project Aantal mantelzorgers dat gehuwd is en deelneemt aan een project Aantal mantelzorgers dat gehuwd is en deelneemt aan het platform
Berekening indicator 11e platform
Aantal mantelzorgers met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 11e project
Aantal mantelzorgers met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 11e project/platform
Aantal mantelzorgers met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers met een lage sociaal- economische status en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 11f
Percentage mantelzorgers dat een computer, tablet of laptop gebruiken.
Berekening indicator 11f platform
Aantal mantelzorgers dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 11f project
Aantal mantelzorgers dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 11f project/platform
Aantal mantelzorgers dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat een computer, tablet of laptop gebruiken en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en resultaatindicator
Indicator 11g
Percentage mantelzorgers dat thuis het internet gebruiken.
Berekening indicator 11g platform
Aantal mantelzorgers dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 11g project
Aantal mantelzorgers dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 11g project/platform
Aantal mantelzorgers dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat thuis het internet gebruiken en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- resultaatindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 12: Draaglast Versie 3.1 Begrip Dimensie
Subdimensie
Definitie
Analyse-eenheid Onderzoekseenheid Relevantie
Draaglast a: biopsychosociaal b: Tijdsgebonden c: Financieel a: Subjectieve belasting op bio-psycho-sociaal niveau b: subjectieve belasting qua tijd c: subjectieve financiële belasting a: De druk die een mantelzorger ervaart op lichamelijk, mentaal en sociaal vlak door het verlenen van zorg en andere taken. Het gaat over de door de mantelzorger zelf ervaren belasting. b: De tijd die de mantelzorger besteedt aan het ondersteunen van de persoon waarvoor hij zorgt. Het gaat over de tijd die besteed wordt aan huishoudelijke activiteiten, persoonlijke verzorging en praktische ondersteuning. c: De financiële belasting die de zorg voor de oudere met zich meebrengt. Het gaat om de subjectieve beleving van de mantelzorger waarbij directe en indirecte kosten in rekening genomen worden. d: De behoefte van mantelzorgers aan professionele ondersteuning bij de zorg voor de oudere. Het gaat om de subjectief ervaren nood aan ondersteuning. Mantelzorgers Mantelzorgers Vaak ervaren mantelzorgers een negatieve druk door hun situatie. Deze zelf ervaren druk of belasting kan leiden tot spanning en stress die op hun beurt dan weer kunnen leiden tot psychologische problemen, cognitieve problemen en lichamelijk problemen (Brodaty & HadziPavlovic 1990; Carretero, 2009). Uit de literatuur blijkt dat veel mantelzorgers hun eigen fysieke gezondheid als negatief evalueren. Objectief worden vaak immunologische, cardiovasculaire, urogenitale, osteo-articulaire en maag- en darmstoornissen waargenomen (Buyck et al., 2011; Buyck et al., 2013; Carretero et al., 2009). Daarenboven negeren veel mantelzorgers hun eigen gezondheidsproblemen waardoor ze minder snel medische hulp zoeken. Hierdoor hebben mantelzorgers een verhoogd risico op vroegtijdige mortaliteit (Carretero et al., 2009). Naast lichamelijke problemen kunnen pyschologische problemen zoals depressies en cognitieve problemen zoals geheugenstoornissen, reken-
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
en taalproblemen optreden (Brodaty & Hadzi-Pavlovic 1990; Buyck et al., 2013). Deze bio-psycho-sociale gezondheidsproblemen hebben uiteraard ook een aantal negatieve gevolgen voor de oudere zelf zoals bijvoorbeeld een vervroegde institutionalisering of het niet krijgen van de nodige zorg (Carretero et al., 2009). De innovaties dienen er voor te zorgen dat de druk op mantelzorg niet verhoogd wordt. Uit onderzoek blijkt dat de tijd die door mantelzorgers besteed wordt aan het ondersteunen van de persoon waarvoor gezorgd wordt positief gecorreleerd is aan de subjectieve belasting en de lichamelijke en mentale gezondheid van de mantelzorgers. Hoe meer tijd de mantelzorg in beslag neemt hoe meer de mantelzorgers de situatie als belastend ervaren en hoe slechter het gesteld is met hun lichamelijke en mentale gezondheid (Jowsey, McRae, Gillespie, Banfield, & Yen, 2013; Neubauer, Holle, Menn & Grässel, 2009). Mantelzorgers die veel tijd dienen te spenderen aan het ondersteunen van de zorgvrager ondervinden bovendien meer problemen bij hun eigen professionele activiteiten (Marcén & Molina, 2012). Innovaties dienen er dus voor de te zorgen dat tijd die mantelzorgers spenderen aan de zorg voor de oudere niet stijgt of verlaagt. Gezien de relevante tijdsinvestering en de bio-psycho-sociale belasting die mantelzorgtaken met zich meebrengen, geven verschillende mantelzorgers hun betaald werk volledig of gedeeltelijk op om zorg te verlenen (Hoefman, Exel & Brouwer, 2011). Hierdoor en mede door de economische crisis kunnen veel mantelzorgers niet tegemoetkomen aan hun basisnoden en kan er niets steeds beroep gedaan worden op bepaalde zorgdiensten voor de oudere of voor zichzelf. Uit een systematische review van Silva, Teixeira, Teixeira & Freitas (2013) blijkt dat mantelzorgers van thuiswonende ouderen nood hebben aan financiële ondersteuning en zekerheid. Vaak heerst er ook onduidelijkheid omtrent de wetgeving inzake subsidies. Naast effectieve financiële ondersteuning is administratieve hulp bij het regelen van financiële zaken nodig. Vaak blijkt ook steun nodig bij het opmaken van een lange termijn planning. Innovaties moeten dus rekening houden met de financiële belasting van mantelzorgers. Er mag echter niet alleen naar een eventuele stijging van de kosten gekeken worden. Hierbij dienen de voordelen van de innovatie tegenover afgewogen te worden. Innovaties dienen dus kosteneffectief te zijn. Frequentie meten Intake - 9 maanden – einde Referentie / bron a: Nederlandstalige versie van de Zarit-12 Burdenschaal (Ballesteros et indicator al., 2012; Mapi Research Institute, 2007; Van Durme, Macq & Gobert,
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 12a platform
2012; Zarit, Reever, & Bach-Peterson, 1980) b: iMTA Valuation of Informal Care Questionnaire (Hoefman et al., 2011) Percentage mantelzorgers dat een hoge belasting ervaren op biopsycho-sociaal vlak Aantal mantelzorgers dat een hoge belasting ervaren op bio-psychosociaal vlak en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 12a project
Aantal mantelzorgers dat een hoge belasting ervaren op bio-psychosociaal vlak en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 12a project/platform
Aantal mantelzorgers dat een hoge belasting ervaren op bio-psychosociaal vlak en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat een hoge belasting ervaren op bio-psychosociaal vlak en deelnemen aan het platform
Soort indicator Indicator 12b Berekening indicator 12b platform
Proces- en uitkomstindicator Percentage mantelzorgers dat volgens zichzelf te veel tijd spenderen aan hun mantelzorgtaken. Aantal mantelzorgers dat volgens zichzelf te veel tijd spenderen aan hun mantelzorgtaken en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 12b project
Aantal mantelzorgers dat volgens zichzelf te veel tijd spenderen aan hun mantelzorgtaken en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 12a project/platform
Aantal mantelzorgers dat volgens zichzelf te veel tijd spenderen aan hun mantelzorgtaken en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat volgens zichzelf te veel tijd spenderen aan hun mantelzorgtaken en deelnemen aan het platform
Soort indicator Indicator 12c Berekening indicator 12c platform
Proces- en uitkomstindicator Percentage mantelzorgers dat het zorgen voor de oudere financieel belastend vinden. Aantal mantelzorgers dat het zorgen voor de oudere financieel belastend vinden en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 12c project
Aantal mantelzorgers dat het zorgen voor de oudere financieel belastend vinden en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Indicator 12a
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 12c project/platform
Soort indicator
Aantal mantelzorgers dat het zorgen voor de oudere financieel belastend vinden en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat het zorgen voor de oudere financieel belastend vinden en deelnemen aan het platform Proces- en uitkomstindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 13: Draagkracht Versie 3.1 Begrip Dimensie
Draagkracht a: Fysisch draagkracht b: Psychisch draagkracht c: Sociaal draagkracht d: Ondersteuning professionele hulp e: Kennis
Subdimensie
a: Subjectieve fysische draagkracht b: Subjectieve psychische draagkracht c: Subjectieve sociale draagkracht d: Subjectieve nood aan professionele hulp e: Inschatting van eigen kennis
Definitie
a: De mate waarin de mantelzorger zichzelf fysiek in staat acht om de zorg te voorzien voor de oudere. b: De mate waarin de mantelzorgers zich mentaal in staat voelen om de zorg te voorzien voor de oudere. c: De mate waarin de mantelzorgers zich sociaal in staat voelen om de zorg te voorzien voor de oudere. d: De behoefte van mantelzorgers aan professionele ondersteuning bij de zorg voor de oudere. Het gaat om de subjectief ervaren nood aan ondersteuning. e: De inschatting van de mantelzorger van het niveau van de eigen kennis om de zorg op te nemen voor de oudere.
Analyse-eenheid Onderzoekseenheid Relevantie
Mantelzorgers Mantelzorgers Mantelzorg kan een negatief effect hebben op de lichamelijke gezondheid. Uit de literatuur blijkt dat veel mantelzorgers hun eigen fysieke gezondheid negatief evalueren. Objectief worden ook vaak immunologische, cardiovasculaire, urogenitale, osteo-articulaire en maag- en darmstoornissen waargenomen (Buyck et al., 2013; Carretero et al., 2009). Daarboven negeren veel mantelzorgers hun eigen gezondheidsproblemen waardoor ze minder snel medische hulp zoeken. Hierdoor hebben mantelzorgers een verhoogd risico op premature mortaliteit. Deze gezondheidsproblemen hebben uiteraard ook een aantal negatieve gevolgen voor de oudere zelf zoals
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
bijvoorbeeld een vervroegde institutionalisering of het niet krijgen van de nodige verzorging (Carretero et al., 2009). Innovaties dienen mantelzorgers op fysiek vlak dus te ontlasten. Het verlenen van mantelzorg heeft vaak een negatief effect op de psychologische gezondheid van de mantelzorger. Stress is bijgevolg een veelvoorkomend fenomeen bij mantelzorgers (Brodaty & HadziPavlovic 1990). Een sterke mentale draagkracht is dus van belang voor de mantelzorger om kwaliteitsvolle zorg te kunnen blijven voorzien. Mentale draagkracht wordt in de literatuur vaak beschreven met de term ‘coping’. Lazarus en Folkman (1984) definiëren coping als ‘continue cognitieve en gedragsmatige inspanningen om om te gaan met specifieke interne en/of externe eisen die als te belastend ervaren worden voor de eigen mogelijkheden. Effectieve copingstrategieën kunnen ervoor zorgen dat mantelzorgers minder stress hebben. Hierdoor treden er minder lichamelijke en psychologische gezondheidsproblemen optreden op. Innovaties dienen de mentale draagkracht van mantelzorgers te versterken. Mantelzorgers hebben nood aan professionele ondersteuning afgestemd op de noden van de oudere en van zichzelf. Ten eerste is er ondersteuning nodig bij de effectieve zorgtaken voor de oudere. Er is bijvoorbeeld hulp nodig bij het handhaven van de veiligheid en een gezonde voedingsstatus van de oudere. Echter weten mantelzorgers niet steeds welke soort hulp gezocht moet worden (Silva et al., 2013). Hierdoor kunnen mantelzorgers ontlast worden (Jowsey et al., 2013) en kunnen ze tijd besteden aan andere taken in hun huishouden (Silva et al., 2013). Anderzijds is ook professionele zorg voor de mantelzorger zelf nodig. Mantelzorgers hebben nood aan emotionele ondersteuning en stressmanagement om vertrouwen op te bouwen (Silva et al., 2103). Innovaties dienen ervoor te zorgen dat mantelzorger het gevoel hebben dat er minder steun van professionele zorgverleners nodig is. Daarnaast dienen innovaties ervoor te zorgen dat mantelzorgers optimaal kunnen samenwerken met professionele zorgverleners. Eén van de voorwaarden om de taken gerelateerd aan mantelzorg adequaat te kunnen uitvoeren is kennis. Mantelzorgers hebben kennis nodig omtrent diverse topics. Ten eerste is inzicht in de gezondheidstoestand, ziekten, symptomen en prognose van de oudere nodig. Uit onderzoek blijkt dat mantelzorgers niet steeds de nodige kennis hebben over geneesmiddelen en andere behandelingen (Silva et al., 2013). Mantelzorgers dienen tevens over de juiste vaardigheden te
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
beschikken om adequaat de zorg op te nemen voor de oudere. Vaardigheden omtrent het aankleden, voeden en wassen zijn nodig. Hierbij aanvullend mogen mantelzorgers volgens de Wet van 10 april 2014 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid verpleegkundige handelingen uitvoeren mits ze een attest krijgen van een verpleegkundige. Om deze handelingen correct te kunnen uitvoeren is uiteraard de juiste kennis vereist. Uit onderzoek blijkt tevens dat mantelzorgers te weinig inzicht hebben inzake de beschikbare dienstverlening en residentiële of dagopvang voor ouderen (Silva et al., 2013). Innovaties dienen dus de kennis van mantelzorgers te bevorderen of afgestemd zijn op hun kennisniveau. Frequentie meten Intake - 9 maanden - einde Referentie / bron a, c & c: Caregiver Reaction Assessment (Given et al., 1992) indicator d & e: de indicator en een nieuwe bijhorende vraag werden ontwikkeld binnen dit project. Indicator 13a Percentage mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op fysisch niveau. Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op fysisch Berekening niveau en deelnemen aan het platform indicator Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform 13a platform Berekening indicator 13a project
Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op fysisch niveau en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 13a project/platform
Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op fysisch niveau en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op fysisch niveau en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en uitkomstindicator
Indicator 13b
Percentage mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op psychisch niveau.
Berekening indicator 13b platform
Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op psychisch niveau en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 13b project
Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op psychisch niveau en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 13b project/platform
Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op psychisch niveau en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat een hoge draagkracht ervaren op psychisch niveau en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en uitkomstindicator
Indicator 13c
Percentage mantelzorgers dat weinig sociale steun ervaren.
Berekening indicator 13c platform
Aantal mantelzorgers dat weinig sociale steun ervaren en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 13c project
Aantal mantelzorgers dat weinig sociale steun ervaren en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 13c project/platform
Aantal mantelzorgers dat weinig sociale steun ervaren en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat weinig sociale steun ervaren en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en uitkomstindicator
Indicator 13d
Percentage mantelzorgers dat behoefte hebben aan meer professionele ondersteuning.
Berekening indicator platform
Aantal mantelzorgers dat behoefte hebben aan meer professionele ondersteuning en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 13d project
Aantal mantelzorgers dat behoefte hebben aan meer professionele ondersteuning en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 13d project/platform
Aantal mantelzorgers dat behoefte hebben aan meer professionele ondersteuning en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat behoefte hebben aan meer professionele ondersteuning en deelnemen aan het platform
Soort indicator Indicator13d
Proces- en uitkomstindicator Percentage mantelzorgers dat aangeven voldoende kennis te hebben om hun taken als mantelzorger uit te oefenen.
13d
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 13d platform
Aantal mantelzorgers dat aangeven voldoende kennis te hebben om hun taken als mantelzorger uit te oefenen en deelnemen aan het platform Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan het platform
Berekening indicator 13d project
Aantal mantelzorgers dat aangeven voldoende kennis te hebben om hun taken als mantelzorger uit te oefenen en deelnemen aan een project Totaal aantal mantelzorgers dat deelnemen aan een project
Berekening indicator 13d project/platform
Aantal mantelzorgers dat aangeven voldoende kennis te hebben om hun taken als mantelzorger uit te oefenen en deelnemen aan een project Aantal mantelzorgers dat aangeven voldoende kennis te hebben om hun taken als mantelzorger uit te oefenen en deelnemen aan het platform
Soort indicator
Proces- en uitkomstindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Arbeidsorganisatie, kwaliteit van arbeid en relationele coördinatie Indicator 14: Arbeidsorganisatie Versie 3.1 Begrip Dimensie Analyse-eenheid Onderzoekseenhe den Doelstelling Definitie
Relevantie
Frequentie meten Referentie / bron Indicator 14 Berekening indicator 14
Soort indicator
Arbeidsorganisatie (van het zorgproces) Primair proces Zorgproces Platform- en projectcoördinatoren, managers, proceseigenaars. Het zorgproces taxeren in functie van arbeidsdeling en coördinatie Arbeidsdeling verwijst naar de mate waarin het zorgproces is opgedeeld in afzonderlijke, gespecialiseerde stappen. Coördinatie slaat op de vereiste afstemmingsrelaties tussen die stappen. De integratie van het zorgproces is sterker naar mate arbeidsdeling beperkt is en de coördinatie meer gedecentraliseerd verloopt. De projecten die binnen het kader van de Zorg Proeftuin Vlaanderen opgezet richten zich op innovatie in de ouderenzorg, en hebben betrekking op één of meerdere concrete zorgprocessen. Vanuit organisatietheorie weten we dat structuur van die processen in termen van arbeidsdeling en coördinatie een belangrijke impact kunnen hebben op hun performantie. Inzicht in de structuur van de zorgprocessen helpt om performantie te verklaren, en mogelijke (verdoken) knelpunten te identificeren. Tweemalig (2015 en 2016) (Van Hootegem et al., 2014) en ( De Sitter, 1994) Mate van integratie van het zorgproces.
Per project: o Indien 1 zorgproces: mate van integratie op een schaal van 1 (laag) naar 5 (hoog). o Indien >1 zorgprocessen: gemiddelde mate van integratie op een schaal van 1 (laag) naar 5 (hoog). Per platform: gemiddelde mate van integratie op een schaal van 1 (laag) naar 5 (hoog). Structuurindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 15: Kwaliteit van de arbeid Versie 3.1 Begrip Dimensie Analyse-eenheid Onderzoekseenhe den Doelstelling
Definitie
Relevantie
Frequentie meting Referentie / bron Indicator 15 Berekening indicator 15
Soort indicator
Kwaliteit van de arbeid Regelmogelijkheden versus regelvereisten Job (functie) Professionele zorgverleners (werknemers, zelfstandigen, vrije beroepen) De doelstelling van de indicator is om de kenmerken van de job van professionele zorgverleners te beschrijven in termen van regelvereisten en regelmogelijkheden. Hieruit kan een jobprofiel afgeleid worden dat gebaseerd is op het Job Demand / Control model (Karasek & Theorell, 1990). Het JD/C-model groepeert jobs door regelvereisten (laag/hoog) te combineren met regelmogelijkheden (laag/hoog) hetgeen 4 jobtypes oplevert. Actieve jobs zijn jobs waarin een evenwicht wordt gevonden tussen een hoge score voor regelvereisten en ene hoge score voor regelmogelijkheden. Actieve jobs verminderen stress en versterken de motivatie om te leren. Als een zorgverlener over voldoende mogelijkheden beschikt om zelf zijn werk te regelen, dan kan hij zelf werkstrategieën ontwikkelen, verbeteren of veranderen al naargelang het soort problemen dat hij moet oplossen. Een job mag dus veeleisend zijn, op voorwaarde dat er voldoende regelmogelijkheden aanwezig zijn. De arbeidsintensieve zorgsector heeft baat bij het verminderen van de werkstress (en gerelateerde gezondheidsklachten) en het verhogen van de motivatie om te leren en te innoveren. Tweemaal (Karasek, 1979) Proportie van professionele zorgverleners met een actieve job. Aantal professionele zorgverleners met een actieve job Totaal aantal professionele zorgverleners binnen het project (respectievelijk binnen het platform) Structuurindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicator 16: Relationele coördinatie Versie 3.1 Begrip Dimensies Analyseeenheden Onderzoekseenhe den Doelstelling Definitie
Relevantie
Frequentie meting Referentie / bron Indicator 16
Berekening indicator 16
Soort indicator
Relationele coördinatie Interdependente rollen Relaties tussen professionele zorgverleners Professionele zorgverleners Beschrijven in welke mate de rolgebaseerde relaties en de onderlinge communicatie tussen de professionele zorgverleners ontwikkeld zijn. Relationele coördinatie verwijst naar het elkaar versterkend proces van communicatie en relatie met het oog op taakintegratie. Relationele coördinatie gaat onder meer over het definiëren en kennen van elkaars rol, over de kwaliteit van de relatie tussen de betrokken zorgverleners, over communicatie en over het delen van gemeenschappelijk doelen. Relationele coördinatie heeft enerzijds impact op de kwaliteit van de zorg en efficiëntie en anderzijds op de werkbeleving en werktevredenheid (Gittell, 2009). De rollen die professionele zorgverleners kunnen opnemen zijn afhankelijk van gedeelde doelstellingen, kennis en respect. De frequentie, accuraatheid, tijdigheid en het probleemoplossend karakter van de communicatie is cruciaal om effectiever en efficiënter zorg te verlenen. Tweemaal (Gittell, 2002, 2009) Proportie professionele zorgverleners met een hoge mate van relationele coördinatie. Aantal professionele zorgverleners met een gemiddelde score van 4 of hoger voor de 7 kenmerken van de samenwerkingsrelaties Totaal aantal professionele zorgverleners binnen het project (respectievelijk binnen het platform) Structuurindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Organisaties Indicatoren 17: Bestuur Versie 3.1 Begrip Dimensie Analyse-eenheid Onderzoeks-eenheid Doelstelling
Relevantie
Frequentie meten Referentie / bron
Indicator 17a
Bestuur a: Bestuursstructuur b: Betrokkenheid bij beslissingen Inter- organisatorisch netwerk Formele partners in het netwerk a: Analyseren hoe de bestuursstructuur van de netwerken binnen de platformen en projecten vorm krijgen. b: Inzicht verwerven in de wijze waarop beslissingen worden genomen in het netwerk (al dan niet op collectieve basis). a: Voor collaboratieve organisatorische netwerken die een collectief doel hebben vooropgesteld geven Provan en Kenis aan dat een bepaalde vorm van governance noodzakelijk is. Om te verzekeren dat leden zich engageren in collectieve en elkaar ondersteunende acties, dat conflicten worden besproken, en dat netwerkbronnen effectief en efficiënt worden verworven en gebruikt (Popp e.a., 2013 p. 36). De bestuursstructuur van het netwerk kan faciliterend of remmend werken voor de samenwerking binnen het netwerk en bijgevolg voor de effectiviteit ervan. b: De werking van het bestuur van het netwerk kan faciliterend of remmend werken voor de samenwerking binnen het netwerk en bijgevolg voor de effectiviteit ervan. Intake- einde Popp, J., MacKean, G., Casebeer, A., Milward, H. B. & Lindstrom, R. (2013). Inter- organizational networks. A critical review of the literature to inform practice. Percentage partners dat vertegenwoordigd zijn in een bepaald bestuursorgaan.
Berekening indicator 17a platform
Aantal partners dat vertegenwoordigd zijn in een bepaald bestuursorgaan binnen het platform Totaal aantal partners dat deel uitmaken van het platform
Berekening indicator 17a project
Aantal partners dat vertegenwoordigd zijn in een bepaald bestuursorgaan binnen een project Totaal aantal partners dat deel uitmaken van het project
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Structuurindicator Indicator 17b Berekening indicator 17b platform
Berekening indicator 17b project
Soort indicator
Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect betrokkenheid bij beslissingen. Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect betrokkenheid bij beslissingen en deelnemen aan het platform (aantal items van aspect betrokkenheid bij beslissingen X totaal aantal partners van het platform dat deelnamen aan de bevraging) Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect betrokkenheid bij beslissingen en deelnemen aan een project (aantal items van aspect betrokkenheid bij beslissingen X totaal aantal partners van een project dat deelnamen aan de bevraging) Structuurindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Indicatoren 18: Relationele karakteristieken Versie 3.1 Begrip Dimensie
Analyse-eenheid Onderzoeks-eenheid Doelstelling
Relevantie
Relationele karakteristieken a: Cultuur b: Macht c: Vertrouwen d: (werdzijds) leren Inter- organisatorisch netwerk Formele partners in het netwerk a: Onderzoeken in welke mate de leden in het netwerk geslaagd zijn om te komen tot gedeelde doelen en een gemeenschappelijke visie. b: Onderzoeken in welke mate macht een rol speelt in het netwerk. Hebben bepaald organisaties in het netwerk meer macht dan andere? c: Onderzoeken in welke mate er sprake is van vertrouwen tussen de partnerorganisaties in het netwerk en in welke mate de partners vertrouwen hebben in het netwerk. d: Onderzoeken in welke mate de partners aangeven dat het netwerk voor hen een meerwaarde biedt en aanzet tot wederzijds leren. a: Een kernelement van het succes van netwerken is hun mogelijkheid om verschillende mensen samen te brengen en deze mensen en hun bronnen om te vormen tot een coherent en functionerend geheel met een gedeelde missie, visie en waarden. Wanneer leden in het netwerk komen tot een gemeenschappelijke cultuur zal er makkelijker kunnen samengewerkt worden en heeft dit bijgevolg een positieve invloed op de effectiviteit binnen het netwerk. b: Macht is belangrijk in de ontwikkeling van samenwerkingsrelaties en vertrouwen. Macht kan geïdentificeerd worden als een afhankelijke variabele in netwerken en indiceert dat onderzoeken wie zijn interesses vertegenwoordigd zijn en wie macht heeft over beslissingen. Belangrijk is om de impact te begrijpen van macht op publieke dienstverlening. (Popp e.a., 2013). c: Vertrouwen is de basis voor het aangaan van inter- organisatorische relaties. Vertrouwen kan worden gezien als een daling van de kost van collectieve acties in samenwerking, en verhoogt dus de waarschijnlijkheid van positieve uitkomsten van de samenwerking (Popp e.a. 2013). Vertrouwen leidt tot het accepteren van invloed; acceptatie van informatie; betrokkenheid bij de organisatie; betrokkenheid bij het uitvoeren van beslissingen, extra-rol-gedrag; plezier in het werk; tevredenheid met leiders, van elkaar leren; toeschrijven van positieve motieven aan de vertrouwde ander; tot
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Frequentie meten Referentie meten
intentie om te blijven en tot een hoog niveau van samenwerking en prestaties (Smid, Bijlsma-Frankema & Bernaert, 2007). d: Leren wordt beschouwd als een centraal proces en outcome van netwerken. Leren draagt bij aan en maximaliseert collectieve kennis, genereert inzichten en manieren van werken, en helpt bij het oplossen van problemen en het creëren van innovaties (Keast & Mandell, 2009). Netwerk maturiteit, duurzaamheid en veerkracht zijn sterk gelinkt met het leren in een netwerk, wat op zijn beurt is gelinkt aan netwerkeffectiviteit. Vertrouwensrelaties zijn een voorloper voor leren in een netwerk (Popp e.a., 2013). Intake- einde a, b & c: Evaluating the effectiveness of interorganizational relations through networks (Mandell & Keast, 2008); Network structures: working differently and changing expectations (Keast, Mandell, Brown & Woolcock, 2004). d: Inter- organizational networks. A critical review of the literature to inform practice (Popp e.a. 2013); Learning, language and leadership: conduits to dynamic public service networks (Keast & Mandell, 2009)
Indicator 18a
Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect gedeelde doelen in het netwerk.
Berekening indicator 18a platform
Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect gedeelde doelen in het netwerk en deelnemen aan het platform (aantal items van aspect gedeelde doelen in het netwerk X totaal aantal partners van het platform dat deelnamen aan de bevraging)
Berekening indicator 18a project
Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect gedeelde doelen in het netwerk en deelnemen aan een project (aantal items van aspect gedeelde doelen in het netwerk X totaal aantal partners van een project dat deelnamen aan de bevraging)
Soort indicator
Structuurindicator
Indicator 18b
Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect macht.
Berekening indicator 18b platform
Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect macht en deelnemen aan het platform (aantal items van aspect macht X totaal aantal partners van het platform dat deelnamen aan de bevraging)
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Berekening indicator 18b project
Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect macht en deelnemen aan een project (aantal items van aspect macht X totaal aantal partners van een project dat deelnamen aan de bevraging)
Soort indicator
Structuurindicator
Indicator 18c
Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect vertrouwen. Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect vertrouwen en deelnemen aan het platform
Berekening indicator 18c platform
Berekening indicator 18c project
(aantal items van aspect vertrouwen X totaal aantal partners van het platform dat deelnamen aan de bevraging) Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect vertrouwen en deelnemen aan een project (aantal items van aspect vertrouwen X totaal aantal partners van een project dat deelnamen aan de bevraging)
Soort indicator
Structuurindicator
Indicator 18d
Percentage partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect leren.
Berekening indicator 18d platform
Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect leren en deelnemen aan het platform (aantal items van aspect leren X totaal aantal partners van het platform dat deelnamen aan de bevraging)
Berekening indicator 18d project
Aantal partners dat eerder negatief antwoordt op de items van het aspect leren en deelnemen aan een project (aantal items van aspect leren X totaal aantal partners van een project dat deelnamen aan de bevraging)
Soort indicator
Structuurindicator
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Referenties Ouderen Agentschap Zorg & Gezondheid. (2014). Valpreventie bij ouderen. Geraadpleegd op 4/06/2014 op https://www.zorg-en-gezondheid.be/v2_default.aspx?id=21524 Almeida O.P. & Almeida, S.A. (1999). Short versions of the geriatric depression scale: a study of their validity for the diagnosis of a major depressive episode according to ICD-10 and DSM-IV. Int. J. Geriat. Psychiatry; 14: 858-865. Campbell, J.A., Robertson, M.C., Gardner, M.M. et al. (1997). Randomised controlled trial of a general practice programme of home based exercise to prevent falls in elderly women. BMJ; 315: 1065-1069. De Bourdeaudhuij I. & Bouckaert, J. (2000). Samenleving & Sport. Fysieke activiteit en gezondheid. In opdracht van de Koning Boudewijnstichting, Brussel. de Jong Gierveld & van Tilburg, T. (1999). Manual of the Loneliness Scale. Departement of Social Research Methodology, Vrije Universiteit Amsterdam. De Vriendt, Gorus, E., Cornelis, E. et al. (2013). The advanced of daily living: a tool allowing the evaluation of subtle functional decline in mild cognitive impairment. The Journal of Nutrition Health and Aging; 17: 64-71. De Witte, N., Smetcoren, A-S., De Donder, L. et al., (2012). Een huis? Een thuis! Vanden Broele, Brugge. Eliasoph, L. (1998). Avoiding politics: How Americans produce apathy in everyday life. Cambridge: Cambridge University Press. Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen. (2013). Valpreventie bij ouderen. Geraadpleegd op 19 juni 2014 op https://www.zorg-en-gezondheid.be/Gezond-leven-enmilieu/Ongevallen-in-de-privesfeer/Valpreventie-bij-ouderen/ Gezondheidsenquête België (2008). Geraadpleegd op 3/02/2014 op https://his.wivisp.be/nl/SitePages/Rapporten.aspx Gobbens R.J.J., Luijkx K.G., Wijnen-Sponselee, M.Th & Schols, J.M.G.A. (2007). Fragiele ouderen: De identificatie van een risicovolle populatie. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie; 38: 59-68. Gobbens R.J., van Assen M.A., Luijkx K.G., Wijnen-Sponselee M.T. & Schols, J.M. (2010). The Tilburg Frailty Indicator: psychometric properties. J Am Med Dir Assoc; 11: 344-355. Gray A. (2009). The social capital of older people. Ageing and Society, 29: 5-31.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Katz, S., Ford, A.B., Moskowitz, R.W., et al. (1963). The index of ADL: A stadarized measure of biological and psychosocial function. The Journal of the American Medical Association; 185: 914-919. Kennisbundel valpreventie Vilans. (2011). Geraadpleegd op 4/06/2014 http://www.enocent.nl/onderzoek/Kennisbundel%20Valpreventie%20vilans.pdf
op
Lawton MP., Brod, EM. (1969). Assessment of older people: Self-maintaining and instrumental activities of daily living. The Gerontologist; 9: 179-186. Morres, B. (2008). Sociaal kapitaal en gezondheid: een overzicht van de recente onderzoeksliteratuur. Tijdschrift voor Sociologie; 2-3: 138- 157. Putnam, R. (2000). Bowling Alone. Simon and Schuster, New York. Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO). (2011). Geraadpleegd op 3/02/2014 op http://www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl/ Reuben D.B., Laliberte L., Hiris, J., et al.(1990). A hierarchal exercise scale to measure function at the Advanced Activities of Daily Living (AADL) level. Journal of the American Geriatrics Society; 38: 855-861. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2010). Gezondheid en determinanten. Koninklijke Broese & Peereboom - Breda, Bilthoven. RIZIV. (2010). Conceptuele nota met betrekking tot alternatieve en ondersteunde zorg voor kwetsbare ouderen. Protocol 3: Ouderenzorg 2de oproep. Ruimte en wonen. (2008). Indicatoren voor woonkwaliteit in Vlaanderen. SumResearch nv, Brussel. Schmeets H. & Coumans, M. (2013). The assessment of social cohesion and social exclusion in the Netherlands. Paper prepared for the UNESCO workshop on measuring and assessing inclusive social polities, 25-26 March 2013, Paris. Sociaal en Cultureel Planbureau. (2011). Kwetsbare ouderen. Den Haag, februari 2011. Van der Meer, T. (2009). States of freely associating citizens: Comparative studies into the impact of state institutions on social, civic, and political participation. ICS-dissertation. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijgem. Van Londen, J. (1996). Voorlopige Raad voor de Volksgezondheid en Zorggerelateerde dienstverlening: preventie en ouderen. Dordrecht: De Longte Klomp & Bosman Drukkers. Van Tilburg T. (2007). 'Prevalentie'. In Tilburg T. van. & Jong Gierveld, J. de (eds.). (2007). Zicht op eenzaamheid; achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Van Gorcum.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Vilans. (2013). Handreiking voor wijkverpleegkundigen. Zelfredzaamheid. Geraadpleegd op 4/06/2014 op http://www.vilans.nl/docs/producten/Handreiking_zelfredzaamheid.pdf Weiss, R.S. (1973). The experience of emotional and social isolation. Cambridge: MIT Press. WHOQoL Group. (1998) Development of the World Health Organization. WHOQoL-BREF quality of life assessment. Psychol Med World Health Organization (WHO). (1958). Constitution of the WHO. Geneva: WHO. World Health Organization (WHO). (1998). WHOQOL User Manual. Geneva, World Health Organization. World Health Organization (WHO). (2001). ICF. Nederlandse vertaling van de 'International Classification of Functioning, Disability and health' compilatie. Geraadpleegd op 17/02/2015 op http://www.rivm.nl/who-fic/in/ICFwebuitgave.pdf World Health Organization (WHO). (2002). Active ageing: a policy framework. Geraadpleegd op 18/10/2013 op http://whqlibdoc.who.int/hq/2002/WHO_NMH_NPH_02.8.pdf?ua=1 Zorg Proeftuinen Vlaanderen http://www.zorgproeftuinen.be/
(2013).
Geraadpleegd
op
4/10/2013
op
Mantelzorgers Ballesteros, J., Santos, B., González-Fraile, E., Muñoz-Hermoso, P., Domínguez-Panchón, A. & Martín-Carrasco, M. (2012) Unidimensional 12-item Zarit Caregiver Burden Interview for the assessment of dementia caregivers' burden obtained by item response theory. Value in Health, 15 (8), 1141-1147. Bedard, M., Pedlar, N., Martin, O., Malott, M., & Stones, M. (2000). Burden in caregivers of cognitively impaired older adults living in the community: methodological issues and determinants. Internationals Psychogeriatrics,12 (3), 307-332. Brodaty, H. & Hadzi-Pavlovic, D. (1990). Psychosocial effects on carers of living with persons with dementia. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry 24, 351–361. Buyck, J. et al. (2011). Informal Caregiving and Self-Reported Mental and Physical Health: Results From the Gazel Cohort Study. American Journal of Public Health, 101, 1971-1979 Buyck, J. et al. (2013). Informal caregiving and the risk for coronary heart disease: the Whitehall II study. The Journals of Gerontology Series A: Biological Sciences and Medical Sciences, 68(10), 1316-1323.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Carretero, S., Garcés, J., Ródenas, F. & Sanjose, V. (2009). The informal caregiver’s burden of dependent people: Theory and empirical review. Archives of Gerontology and Geriatrics, 49, 74–79. Ellenbecker, C. (2010). Preparing the nursing workforce of the future. Policy, Politics, & Nursing Practice, 11(2),115-25. George, L. & Gwyther, L. (1986). Caregiver well-being: a multidimensional examination of family caregivers of demented adults. The Gerontologist, 26, 253–259. Hoefman, R., Van Exel, N. & Brouwer, W. (2011). iMTA valuation of informal care questionnaire (iVICQ). Lazarus, R. & Folkman, S. (1984). Stress, Appraisal and Coping. New York: Springer. Marcén, M. & Molina, J. (2012). Informal caring-time and caregiver satisfaction. The European Journal of Health Economics,13, 683-705. Neubauer, S., Holle, R., Menn, P. & Grässel, E. (2009). A valid instrument for measuring informal care time for people with dementia. International Journal of Geriatric Psychiatry, 24(3), 275-82. Jowsey, T., McRae, I., Gillespie, J., Banfield, M. & Yen, L. (2013). Time to care? Health of informal older carers and time spent on health related activities: an Australian survey. BMC Public Health, 13, 373. Panigrahi, A. (2009). Living Arrangements Preferences of Elderly: Evidence from Field Study in Orissa. Indian Journal of Gerontology. 23(4), 478-499. Silva, A., Teixeira, H., Teixeira, M. & Freitas, S. (2013). The needs of informal caregivers of elderly people living at home: an integrative review. Scandinavian Journal of Caring Sciences, 27, 792-803. Van Durme, T., Macq, C. & Gobert, M. (2012). Tools for measuring the impact of informal caregiving of the elderly: a literature review. International Journal of Nursing Studies, 49, 490-504. Vitaliano, P., Russo, J. & Yuong, H. (1991). Predictors of burden in spouse caregivers of individuals with Alzheimer’s disease. Psychology and Aging, 6, 392–402. Zarit, S., Reever, K. & Bach-Peterson, J. (1980). Relatives of the impaired elderly: correlates of feelings of burden. The Gerontologist, 20(6), 649-55.
Arbeidsorganisatie, kwaliteit van de arbeid en relationele coördinatie Bennett, N. & Lemoine, J. (2014). What a difference a word makes: Understanding threats to performance in a VUCA world. Business Horizons, 57, 311-317.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Bourdeaud’hui, R., & Vanderhaeghe, S. (2013). Methodologische nota. Vlaamse Werkbaarheidsmonitor (p. 221). Brussel: Stichting Innovatie en Arbeid. Bourdeaud’hui R. & Vanderhaeghe, S. (2006). Technische nota. Toelichting bij de focus ‘Karasek’. Brussel: Stichting Innovatie & Arbeid. Fabbricotti, I. N. (2007). Zorgen voor Zorgketens. Integratie en fragmentatie in de ontwikkeling van zorgketens. Rotterdam: Optima Grafische Communicatie. Getz, I. & Robinson, A.G. (2003). Innovate or die: is that a fact? Creativity and Innovation Management, 12, 130-136. Gittell, J. H. (2002). Coordinating mechanisms in care provider groups: Relational coordination as a mediator and input uncertainty as a moderator of performance effects. Management Science, 48(11), 1408-1426. Gittell, J. H. (2009). High Performance Healthcare. Using the Power of Relationships to Achieve Quality, Efficiency and Resilience. New York: McGraw-Hill. Karasek, R. & Theorell, T. (1990). Healthy Work. Stress, Productivity and the Reconstruction of Working Life. New York: Basic Books. Karasek, R. A. (1979). Job Demands, Job Decision Latitude, and Mental Strain: Implications for Job Redesign. Administrative Science Quarterly, 24(2), 285-308. Kuipers, H., Van Amelsvoort, P. & Kramer, E.-H. (2010). Het nieuwe organiseren: Alternatieven voor de bureaucratie. Leuven: Acco. Meijs, L. (1997). Management van vrijwilligersorganisaties. Utrecht: NOV Publicaties. Mur-Veeman, I., Hardy, B., Steenbergen, M., Wistow, G. (2003). Development of integrated care in England and the Netherlands Managing across public/private boundaries. Health Policy, 65, 227-241. Salanova, M., Agut, S., & Peiro, J. M. (2005). Linking organizational resources and work engagement to employee performance and customer loyalty: the mediation of service climate. Journal of Applied Psychology, 90(6), 1217–1227. Schaufeli, W. B., & Bakker, A. B. (2004). Job demands, job resources, and their relationship with burnout and engagement: a multi-sample study. Journal of Organizational Behavior, 25(3), 293–315. Securex Persbericht (2011). Werknemers blijven niet voor het loon. Brussel. Sinha, K. K. & Van de Ven, A. H. (2005). Designing Work Within and Between Organizations. Organization Science, 16(4), 389-408. Van Hootegem, G. (2000). De draaglijke traagheid van het management. Leuven: Acco. Van Hootegem, G., Huys, R. & Maes, G. (2014). Meten en veranderen. Instrumenten bij het nieuwe organiseren. Leuven: Acco.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Van Hootegem, G., Van Amselvoort, P., Van Beek, G., & Huys, R.(2008). Anders organiseren & beter werken: handboek sociale innovatie en veranderingsmanagement. Leuven: Acco. Vandenbrande, T., Vandekerckhove, S., Vendramin, P., Valenduc, G., Huys, R., Van Hootegem, G., … Bosmans, K. (2012). Quality of work and employment in Belgium. Dublin: EUROFOUND. Vander Schueren, M. (2013). Kwaliteit van de arbeid toegespitst op vrijwillige inzet. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam. WHO (2008b). Integrated health services – what and why? [online]
Inter-organisatorische samenwerking Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) (2013) Handleiding bijkomende projecten voor de proeftuin zorginnovatieruimte Vlaanderen versie: 2013. Geraadpleegd op 02/06/1024 op http://www.iwt.be/subsidies/proeftuinzorg/documenten. Felin, T., & Zenger, T. R. (2014). Closed or open innovation? Problem solving and the governance choice. Research Policy, 43, 914- 925. Keast, R., & Mandell, M. (2009). Learning, language and leadership: conduits to dynamic public service networks. 13th International Research Society for Public Management Conference (IRSPM XIII), Copenhagen Business School, Fredericksberg, Denmark, 6-8 April, IRSPM. Keast, R., Mandell, M., Brown, K. & Woolcock, G. (2004). Network Sturctures: Working Differently and Changing Expectations. Public Administration Review, 64(3), 363- 371. Mandell, M., & Keast, R. (2008). Evaluating the effectiveness of interorganizational relations through networks, Public Management Review,10 (6), 715- 731. Milward, H. B. & Provan K. G.(2003) Managing Networks Effectively, paper presented at the National Public Management Research Conference, Georgetown University, Washington, DC, October 2003. Oerlemans, L. (2007). Netwerken en innovatie: Een perfecte match? Popp, J., MacKean, G., Casebeer, A., Milward, H. B., & Lindstrom, R. (2013). Interorganizational networks: A critical review of the literature to Inform practice. Provan K. G., Kenis P. (2007), Modes of Network Governance: Structure, Management and Effectiveness, Journal of Public Administration Research and Theory, 229- 252. Provan Keith G.; Fish Amy; Sydow Joerg (2007), Interorganizational networks at the network level: A review of the empirical literature on whole networks, Journal of Management, 33 (3), 479-516.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]
Savage G.T. et al. (2010), Stakeholder Collaboration : Implications for Stakeholder Theory and Practice, J Bus Ethics, 96, 21- 26. Smid, Bijlsma-Frankema & Bernaert (2007), Innovatie en vertrouwen in netwerken, M&O, 3/4, 75- 93. Turrini, A., Cristofoli, D., Frosini, F. & Nasi, G. (2010), Networking literature about determinants of network effectiveness, Public Administration, 88 (2), 528- 550.
www.zorgproeftuinen.be
[email protected]