ZIP Care Zelfevaluatie Instrument voor zorgplannen in de care sector
Eindrapportage en verantwoording
ZIP Care ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Onderzoeksverslag over de ontwikkeling van het zelfevaluatie instrument voor de kwaliteit van zorgplannen in de care sector
Dr. A.P. Schippers Drs. M.A.C. van Boheemen Drs. M.C. Barnhard Drs. J.M. Carlier Drs. M. Losse
Colofon
ZIP Care Zelfevaluatie Instrument voor zorgPlannen in de care sector
Dr. A.P. Schippers Drs. M.A.C. van Boheemen Drs. M.C. Barnhard Drs. J.M. Carlier Drs. M. Losse
Leeuwarden, juli 2005 ZIP Care is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport door de Christelijke Hogeschool Nederland in samenwerking met Prismant en Stichting Philadelphia Zorg.
Fotografie: Sprangers Fotografie
Toelichting op illustraties kaft: Impressie van het congres ‘ZIP Care zorgt dat het werkt’ op 23 maart 2005. Doelstelling van het congres was professionals te trainen in het gebruik van ZIP Care. Studenten Creatieve Therapie van de CHN uit Leeuwarden beeldden de ontwikkeling van professionele zorgplannen uit door het ont-wikkelen van gemummificeerde cliënten uit de caresector.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. © 2005 Christelijke Hogeschool Nederland, Leeuwarden
3
Voorwoord Worstelen met concrete doelen voor een cliënt en op basis daarvan resultaatgericht rapporteren zijn aan de orde van de dag in de caresector. De afgelopen maanden hebben wij tal van professionals gesproken die dagelijks hun energie steken in het leveren van een bijdrage leveren aan een goed zorgplan. Allemaal erkennen zij de waarde van een goed plan. Met een kwalitatief goed plan wordt de zorg die zij bieden namelijk voorzien van een stevige basis. Gezamenlijk met deze professionals is de ZIP Care ontwikkeld, een instrument om de kwaliteit van deze plannen te borgen en te ontwikkelen. Velen hebben reeds met het instrument gewerkt op het congres ‘ZIP Care zorgt dat het werkt’ op 23 maart 2005 of tijdens één van de workshops. Anderen namen kennis van het instrument via onze website www.zipcare.nl. Het instrument geeft de professional een handvat om bezig te zijn met persoonlijke en professionele ontwikkeling. Onze dank gaat uit naar de Inspectie voor de GezondheidsZorg, naar de Directie Verpleging, Verzorging en Ouderen en de Directie Gehandicaptenbeleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, naar de leden van de adviescommissie en naar allen die een bijdrage leverden tijdens het onderzoeksproces zoals deze staan weergegeven in de eerste bijlage.
Namens de projectgroep,
Mw. dr. Alice Schippers Lector Social Work and Arts Therapies Christelijke Hogeschool Nederland
Leeuwarden, juli 2005
4
Inhoudsopgave 1.
Projectbeschrijving ............................................................................................ 7 1.1 Aanleiding en relevantie .................................................................................... 7 1.2 Positionering van het project ............................................................................. 8 1.3 Doelstelling en vraagstelling .............................................................................. 8 1.4 Onderzoeksopzet ............................................................................................. 9 1.5 Leeswijzer....................................................................................................... 9 2. Ontwikkeling ZIP 1998 ......................................................................................11 2.1 Transparantie en terugkoppeling .......................................................................11 2.2 Zelfevaluatie Instrument voor zorg- en begeleidingsPlannen: ................................13 ZIP.....................................................................................................................13 2.3 ZIP als basismodel ..........................................................................................13 2.4 Zelfevaluatie door professionals ........................................................................13 2.5 Opbouw ZIP-instrument ...................................................................................14 3. De gebruikte methodologie ................................................................................15 3.1 Fase Ia: Exploratieve fase ................................................................................15 3.2 Fase Ib: Constructiefase...................................................................................15 3.3 Fase II: Validering en prioritering ......................................................................17 3.4 Fase III: Betrouwbaarheid en validering .............................................................18 3.5 Fase IV: Nulmeting..........................................................................................18 4. Gewenste kwaliteit van zorgplannen in de care ....................................................21 4.1 Zorgplannen in de care ....................................................................................21 4.2 Zorgplannen in verschillende deelsectoren ..........................................................22 4.3 Visie op het werken met zorgplannen .................................................................23 4.4 Constructie ZIP Care prototype I .......................................................................24 4.5 Aanpassingen ZIP Care ....................................................................................27 4.6 Zelfevaluatie en professionalisering ...................................................................29 5. Ontwikkeling ZIP Care .......................................................................................31 5.1 Inhoudsvaliditeit .............................................................................................31 5.2 Volledigheid ...................................................................................................31 5.3 Toepasbaarheid ..............................................................................................31 5.4 Prioritering / belang van items ..........................................................................32 5.5 Aanpassingen ZIP Care ....................................................................................34 6. Toepassing van ZIP Care................................................................................35 6.1 Gebruikersvaliditeit .........................................................................................35 6.2 Betrouwbaarheid van de schalen .......................................................................36 6.3 Betrouwbaarheid van hoofdstukindeling en clusters..............................................38 6.4 Criteriumvaliditeit ...........................................................................................39 6.5 Conclusies constructie ZIP Care.........................................................................41 7. Kwaliteit van zorgplannen beoordeeld ..................................................................43 7.1 Totaalscores ...................................................................................................43 7.2 Zorgvisie .......................................................................................................45 7.3 Samenhang....................................................................................................46 7.4 Zorgplannen en ontwikkelmogelijkheden ............................................................47 8. Conclusies .......................................................................................................49 9. Aanbevelingen voor verder onderzoek .................................................................51 Literatuur ...............................................................................................................53 Bijlage 1 Lijst van participanten in onderzoek ZIP Care.......................................55 Deelnemers expertraadpleging tijdens exploratieve fase.............................................55 Deelnemers panelbijeenkomst 1– professionals.........................................................56 Deelnemers panelbijeenkomst 2 - professionals ........................................................56
5
Schriftelijke raadpleging ........................................................................................57 Deelnemers panelbijeenkomst 3 - Cliënten en vertegenwoordigers ..............................57 Leden van de adviescommissie ZIP Care ..................................................................57 Bijlage 2 Achtergrondgegevens bij totstandkoming ZIP Care ...............................58
6
1.
Projectbeschrijving
1.1 Aanleiding en relevantie In de zorg voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke en geestelijke beperking- of chronische ziekte werken de professionals al jaren met persoonlijke zorgplannen voor de cliënten. Een goed zorgplan is een noodzakelijke (maar niet de enige) voorwaarde voor goede zorgverlening. Echter, wat is een goed zorgplan en wat is de algemene maat om het zorgplan op kwaliteit te beoordelen? In de jaren negentig is in de gehandicaptenzorg de ZIP ontwikkeld (Schippers e.a., 1998). De ZIP (Zelfevaluatie Individuele zorg- en begeleidingsPlannen) is een instrument waarmee opstellers van zorgplannen zelf de kwaliteit van hun plannen kunnen beoordelen en waar mogelijk verbeteren. Twee ontwikkelingen binnen de care-sector geven aanleiding tot het innoveren en verbeteren van dit bestaande instrument tot een care-brede toepassing. Ten eerste is een zorgplan - niet alleen in de gehandicaptenzorg - maar in de gehele care, belangrijk om cliëntgerichte ondersteuning te kunnen bieden. In het plan worden de afspraken met de cliënt weergegeven. Het werken met zorgplannen maakt daarnaast deel uit van het cyclisch proces van methodisch werken van zorgverleners. Het levert een bijdrage aan professionele zorg. Tot nu toe is door diverse instellingen en instanties allerlei aanbod ontwikkeld op het gebied van de directe bejegening van cliënten. Verhoudingsgewijs is weinig op het gebied van concrete implementatie en toetsing van zorg geïntroduceerd. Het gaat er juist om dat medewerkers moeten kunnen meten en weten in hoeverre zij daadwerkelijk vraaggericht en ondersteuningsgericht bezig zijn. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) constateert in recent onderzoek (2005) dat regelmatige evaluatie van het zorgplan noodzakelijk is, maar er niet altijd sprake van is. Een reden hiervoor is dat er geen instrument of hulpmiddel voorhanden is. Alleen in de gehandicaptensector is er het instrument ZIP, dat hiervoor speciaal is ontwikkeld. De ZIP wordt op grote schaal toegepast bij de evaluatie van een zorgplan. Het instrument heeft in de loop der jaren zijn functionaliteit bewezen; er wordt een directe en concrete bijdrage geleverd aan kwaliteitsverbetering. De IGZ vindt deze ontwikkelingen aanleiding om het instrument te actualiseren. Daarnaast is per 1 april 2003 de modernisering van de AWBZ een nieuwe fase ingegaan. Het besluit zorgaanspraken is in werking getreden. Omdat er nu sprake is van aanspraken op functies en niet op voorzieningen, betekent dit dat binnen de gemoderniseerde AWBZ de schotten tussen de care-voorzieningen: gehandicaptenzorg, ouderenzorg, thuiszorg en de GGZ, komen te vervallen. Aanvullend zullen in de nabije toekomst zorgfuncties die nu nog onder de AWBZ en andere collectieve financieringsvormen geregeld moeten worden, gaan vallen onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De consistentie tussen indicatiestelling, zorgverleningovereenkomst en zorgplan wordt steeds belangrijker voor alle betrokken partijen: cliënten, zorgaanbieders, verzekeraars en financiers. Er dient een mechanisme te zijn om dit te toetsen. ZIP Care kan hieraan een bijdrage leveren.
7
ZIP Care Eindrapportage en verantwoording
1.2 Positionering van het project Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vindt dat het werken aan kwaliteit anno 2005 iets vanzelfsprekends moet zijn. De praktijk laat echter zien dat dit nog niet het geval is. Het uitgangspunt van de staatssecretaris van het ministerie van VWS in de kamerbrief van 28 juni 2004 is dat zorgaanbieders zelf verantwoordelijk zijn voor het leveren van kwalitatief goede zorg. Door het onderzoeksprogramma Landelijk Actieprogramma Kwaliteit in de care (LAK-Care) wil het ministerie ondersteunend zijn aan het ontwikkelen van handvaten om deze verantwoordelijkheid te dragen. In de care betekent dit dat er hulpmiddelen nodig zijn waardoor de professional zelf een beeld kan vormen in hoeverre de samenstelling van het zorgarrangement aansluit op de behoefte van de cliënt. Met andere woorden: dat de professional zelf kan bepalen of er een goed zorgplan voorhanden is. Het LAK-Care programma is gericht op het implementeren en ontwikkelen van innovaties in de care. ZIP Care sluit aan bij de thematiek van dit actieprogramma en is op voorspraak van het IGZ gefinancierd.
1.3 Doelstelling en vraagstelling Het doel van het project ZIP Care is: Het construeren van een betrouwbaar en valide care-breed kwaliteitsinstrument, gebaseerd op de ZIP, om de kwaliteit van zorgplannen van individuele cliënten te toetsen en te bevorderen. De gebruikers van dit nieuwe instrument, de ZIP Care, zijn allen professionals binnen de AWBZ die rechtstreeks betrokken zijn bij het maken van zorgplannen. Dit zijn veelal begeleiders vanaf kwalificatieniveau 3 (MBO-opgeleid en hoger) en daarnaast de lijnfunctionarissen en de therapeuten die een eigen inbreng in een plan hebben. Het instrument heeft een care-brede toepassing (thuiszorg, V&V, GGZ en gehandicaptenzorg). Op basis van de doelstelling van het project ZIP Care en de beoogde toepassing van het instrument ZIP Care is de volgende centrale onderzoeksvraag van het project ZIP Care gehanteerd: Wat is de inhoud van een ZIP Care die bruikbaar is voor de evaluatie van een zorgplan in de care? Om een bruikbare ZIP Care inhoud vast te stellen, is het eerst nodig te bepalen waaruit een goed zorgplan in de sectoren van de care minstens bestaat. Het is mogelijk dat in de care of in deelsectoren van de care andere kenmerken van een zorgplan een rol spelen in de kwaliteit van zorg van een cliënt, dan in de gehandicaptenzorg. In hoeverre dat het geval is en welke kenmerken relevant zijn, moet blijken uit het project ZIP Care. Vervolgens is het van belang te onderzoeken hoe de kwaliteit van zorgplannen in de care kan worden achterhaald door middel van een zelfevaluatie-instrument. In het algemeen willen we een evaluatie-instrument construeren dat onderscheid maakt tussen plannen met minder kwaliteit en plannen met meer kwaliteit. In het bijzonder willen we dat een evaluatieinstrument onderscheid maakt tussen plannen die goed zijn in de zin van een minimummodel en plannen met een kwaliteit die onder het minimum ligt.
8
ZIP Care Eindrapportage en verantwoording
Ten slotte is het efficiënt om een instrument te ontwikkelen dat zo breed mogelijk kan worden ingezet. Er is onderzocht in hoeverre de ZIP gehandicaptenzorg toepasbaar is op de care. De betrouwbaarheid en validiteit van het instrument staan hierbij centraal. In verband met bovenstaande overwegingen is de centrale onderzoeksvraag onder te verdelen in drie subvragen, die we hanteren voor het project ZIP Care: 1. Uit welke onderdelen bestaat een goed zorgplan in de care? 2. Uit welke onderdelen bestaat de ZIP Care? 3. Wat is de toepasbaarheid, validiteit en betrouwbaarheid van het ZIP Care instrument?
1.4 Onderzoeksopzet Op basis van literatuurstudie, dossieranalyse en het raadplegen van professionals, cliënten en andere betrokkenen uit het veld, is het model dat ten grondslag ligt aan de ZIP getoetst en verder ontwikkeld in de eerste exploratieve fase van het onderzoek. Dit heeft geleid tot het eerste prototype. Door middel van testen aan de in de praktijk aanwezige kennis en verder onderzoek is het prototype tweemaal aangepast. De eindversie van de ZIP Care is grootschalig getoetst tijdens de congresdag ‘ZIP Care zorgt dat het werkt’. De onderzoeksfasen en methoden van onderzoek worden toegelicht in hoofdstuk drie.
1.5 Leeswijzer In dit rapport wordt in hoofdstuk twee eerst een korte beschrijving gegeven van het ZIPinstrument uit 1998. Het theoretisch kader van dit instrument heeft als uitgangspunt gediend bij het construeren van een ZIP Care. Vervolgens worden in hoofdstuk drie de fasen van onderzoek en gebruikte onderzoeksmethoden uitgewerkt. Hoofdstuk vier en vijf geven een beschrijving van de constructie van de ZIP Care. Hoofdstuk zes beschrijft de fase van validering. Het definitieve instrument en de kwaliteit van zorgplannen op basis van een nulmeting tijdens een congres worden gegeven in hoofdstuk zeven. Het onderzoeksverslag eindigt met conclusies in hoofdstuk acht en aanbevelingen in hoofdstuk negen. Het definitieve ZIP Care vragenlijst en de ZIP Care toelichting en achtergronden zijn apart gepubliceerd.
9
ZIP Care Eindrapportage en verantwoording
Latente kwaliteit
Manifeste kwaliteit te meten met ZIP
Figuur 1
Latente kwaliteit
Toepassing ZIP
Zip score
Manifeste kwaliteit
Toepassing ZIP
te meten met ZIP
ZIP-score
De schematische verhouding van latente en manifeste kwaliteit
Latente kwaliteit van zorgplannen is niet direct meetbaar. Eerst moet een operationalisering gemaakt worden van die latente kwaliteit. Wat de operationalisering van de ZIP Care vorm is, wordt beschreven in paragraaf 2.5. Het toepassen van de nieuw te ontwikkelen ZIP Care heeft enerzijds als functie het manifest en transparant maken van de latente kwaliteit. Anderzijds zal toepassing van de ZIP Care in de praktijk ook een rol spelen in de verbetering van de latente kwaliteit. Er treedt als het ware een leereffect op door de aspecten van kwaliteit te benoemen. Dit noemen we een cyclisch effect. Naast de verbetering van de kwaliteit van zorgplannen is ook de ZIP Care zelf onderdeel van een cyclisch proces. Het toepassen van de ZIP en de verbetering van zorgplannen geven namelijk aanknopingspunten voor aanpassingen aan de ZIP zelf. De ZIP realiseert dus zowel een forum voor kwaliteit van zorgplannen, als voor het meten van kwaliteit van zorgplannen.
10 ZIP Care Eindrapportage en verantwoording
2.
Ontwikkeling ZIP 1998
Het ZIP Care instrument wordt gebaseerd op het bestaande ZIP-instrument, ontwikkeld in 1998. Dit instrument is toegepast binnen de gehandicaptenzorg. Dit hoofdstuk beschrijft de grondbeginselen van het bestaande instrument.
2.1 Transparantie en terugkoppeling Bij de constructie van de ZIP gehandicaptensector is ervan uitgegaan dat manifeste kwaliteit de latente kwaliteit beïnvloedt: indien door middel van een instrument inzicht ontstaat in de mogelijke parameters van kwaliteit van zorgplannen, dan zal de feitelijke kwaliteit van de plannen daardoor beïnvloed worden. Dit noemen we ook wel een cyclisch effect (Schippers 2003, p.104). Anders geformuleerd: indien betekenisvolle parameters voor zorgplannen transparant worden gemaakt, dan is controle van en verbetering op die parameters mogelijk. Indien een instrument wordt ingezet om transparantie van betekenisvolle parameters te realiseren, dan vindt dus tegelijkertijd controle plaats en wordt inzicht in mogelijke kwaliteitsbevordering gegeven (zie figuur 1). Een dergelijk cyclisch proces ligt ten grondslag aan kwaliteitsbevordering in het algemeen en zal dus ook een bijdrage leveren aan kwaliteit van zorgplannen in andere sectoren dan de gehandicaptenzorg. Het komt er nu op aan de juiste kenmerken transparant te maken voor een AWBZ-brede evaluatie of voor een evaluatie per deelsector binnen de AWBZ. In de ZIP (1998) zijn de volgende kenmerken van een zorgplan binnen de gehandicaptenzorg gehanteerd: een zorgplan heeft een cyclisch verloop gericht op probleemoplossing (de cyclus van plan-do-check-act) een zorgplan richt zich op de lange termijn (langdurige zorg en ondersteuning) een zorgplan is persoonlijk en richt zich op één persoon een zorgplan geeft richting aan de zorg en ondersteuning in de praktijk (professionele sturing) een zorgplan is consistent (de doelen ván het plan en de doelen ín het plan houden verband met elkaar; er is samenhang)
11 ZIP Care Eindrapportage en verantwoording
Figuur 2: Model ZIP (1998) Het model van de ZIP gaat uit van het idee dat ieder plan doelen bevat die gebaseerd zijn op een profiel en perspectief van een cliënt. Deze zijn afgeleid uit een persoonlijk vraagstuk. Het vraagstuk is tegelijkertijd de legitimering voor professionele zorg. Het profiel en perspectief geven vanuit professioneel en cliëntperspectief de mogelijkheden en beperkingen voor een gewenste levensinvulling. Daarvanuit worden de doelen gesteld, de uitvoering van zorg vormgegeven en de evaluatie van het plan geconstrueerd. De cyclus van methodisch werken (onderdeel B van het instrument) wordt ondersteund door een visie op zorg (onderdeel A van het instrument). De visie op zorg geeft de richting aan zorg en ondersteuning volgens een door de organisatie of professional opgesteld kader van goede zorg en ondersteuning. In de ZIP wordt dit de samenhang van het plan genoemd; de mate waarin de inhoud van een zorgplan correspondeert met de visie op zorg en ondersteuning. In het ZIP-instrument is dit model aangevuld met algemene kenmerken van een goed zorgplan en de wettelijke bepalingen aangaande een zorgplan.
12 ZIP Care Eindrapportage en verantwoording
2.2 Zelfevaluatie Instrument voor zorg- en begeleidingsPlannen: ZIP De eerste versie ZIP is ontwikkeld ter evaluatie van zorgplannen voor mensen met een verstandelijke beperking. Het instrument is volledig ontwikkeld vanuit de gedachte dat de zorg gericht hoort te zijn op dusdanige ondersteuning van mensen, dat zij op hun wijze en naar hun behoeften kunnen leven in de gemeenschap. Het uitgangspunt is dat een constructief zorgplan de basis legt voor passende, persoonsgerichte ondersteuning. Bijzonder aan de ZIP is de cliëntgerichte benadering. Onder zorgplan wordt verstaan: het document waarin voor de komende periode doelen worden gesteld, gebaseerd op wensen, mogelijkheden en beperkingen van de persoon die zorg en ondersteuning behoeft. De items in de ZIP, die door een groot aantal deskundigen op methodische wijze zijn aangedragen, zijn in de meerderheid eerder algemeen dan sectorspecifiek van aard. Zo zijn er aparte items over toekomstperspectief, levensgebieden, zoals wonen, werken (of dagbesteding) en wettelijke vereisten waaraan een zorgplan moet voldoen.
2.3 ZIP als basismodel De ZIP gaat uit van een basismodel: het instrument meet wat minimaal vereist is om een goed zorgplan te zijn. De mate waarin en waar een plan aan de ZIP-eisen voldoet kan direct worden gescoord. Dat de aanwezigheid van een goed zorgplan niet automatisch leidt tot betere zorg, is wel een belangrijke kanttekening. Dit omdat een zorgplan geen garantie kan bieden. Wel is geconstateerd (Schippers, 2003) dat een slecht plan geen bijdrage levert aan goede ondersteuning. De ZIP evalueert de doelgerichtheid, resultaatgerichtheid en persoonsgerichtheid van het zorgplan. In een gesprek over de uitkomsten van de ZIP worden verbeteracties geformuleerd.
2.4 Zelfevaluatie door professionals De ZIP is gemaakt voor medewerkers die als taak hebben een individueel zorgplan te maken. Door zélfevaluatie kan de opsteller van het individuele zorgplan in kaart brengen wat mogelijkheden voor verdere ontwikkeling zijn. Deze ontwikkeling kan betrekking hebben op het zorgplan of de zorgplanmethodiek of op de eigen professionaliteit. Een evaluatie waar zowel medewerker als cliënt en belangenbehartiger baat bij hebben. De ZIP ondersteunt de professional met het bewust verwerven van competenties om een goed zorgplan op te stellen.
13 ZIP Care Eindrapportage en verantwoording
2.5 Opbouw ZIP-instrument Het model van de ZIP wordt beschreven in figuur twee. Het instrument zelf bestaat uit een vragenlijst met toelichting. De vragenlijst is opgebouwd uit onderdeel A en onderdeel B met acht hoofdstukken. Onderdeel A Zorgvisie Een goed zorgplan vertoont samenhang met de visie op zorg. Goede zorg staat niet op zichzelf en goede zorgplanning ook niet. Doelen en uitvoering van zorg staan in contact met de intentie achter de zorg. In de ZIP wordt voorafgaande aan de beoordeling van de kwaliteit van een plan de zorgvisie bepaald. Onderdeel B van de ZIP is opgedeeld in de volgende hoofdstukken: -
het vraagstuk: welke vraag stelt de cliënt aan de professionele zorgverlening en is deze professionele inzet gerechtvaardigd? - het perspectief: wat wil en kan de persoon graag (het toekomstbeeld)? - het profiel of beschrijving van de persoon: wat kan een persoon of wat heeft hij/zij geleerd en waar is een persoon wel of niet toe in staat? (de mogelijkheden en beperkingen). Tevens staat in het profiel beschreven of de verwachting is dat de mogelijkheden en beperkingen zich gaan ontwikkelen of geleidelijk aan achteruitgaan (een prognose). - de doelen: de doelen vormen de essentie van het plan, want alleen met doelen is aansturing van zorg mogelijk. Afhankelijk van de prognose van de betrokken persoon kunnen doelen drie richtingen hebben: bevorderen van vooruitgang, stabiliseren van huidig functioneren of vertragen van achteruitgang.
-
de uitvoering: een globale omschrijving van hoe de doelen bereikt gaan worden en wie hiervoor verantwoordelijk is. - de evaluatie: afspraken over wie wat wanneer zal evalueren en welke criteria hiervoor gehanteerd worden.
De bovenstaande onderdelen komen aan bod in de ZIP als aparte hoofdstukken in de vragenlijst. Daarnaast moet een zorgplan voldoen aan een aantal algemene en wettelijke bepalingen. De ZIP bestaat uit 61 vragen die schriftelijk worden beantwoord. Vervolgens wordt een score berekend die valt in een eindcategorie; deze geeft de kwaliteit van een zorgplan aan.
14
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
3.
De gebruikte methodologie
De ontwikkeling van een ZIP Care vindt plaats in een aantal stappen die samen de methodologie van de productontwikkeling vormen. Het kenmerkende van de ontwikkeling van een product is dat een vooraf bepaald, objectief criterium ontbreekt. Eerst moet worden vastgesteld welk doel het product moet dienen. In het geval van het project ZIP Care is het product een evaluatie-instrument met als doel de evaluatie van zorgplannen en met als hoger doel de borging en verbetering van de kwaliteit van zorgplannen. Paragraaf 3.1 tot 3.5 lichten de methodische aanpak toe.
3.1 Fase Ia: Exploratieve fase In fase I is een verkenning uitgevoerd naar de rol en inhoud van een zorgplan in de care en de visies op zorg. Ten tweede is bepaald wie benaderd zijn vanwege hun deskundigheid op het gebied van care-kwaliteit voor een expertraadpleging. Allereerst wordt dus onderzocht wat een zorgplan precies moet inhouden en welk doel het dient. De doelstelling van het instrument heeft te maken met het kader waarbinnen zorgplannen worden toegepast en de dimensies van ondersteuning die men hanteert. Uit de literatuurstudie blijkt welke kaders bestaan en welke dimensies daarmee samenhangen. We achterhalen welke logica een zorgplan het beste kenschetst indien gestreefd wordt naar kwaliteitshandhaving en -verbetering. Ook besteden we aandacht aan de relatie tussen een visie op zorg en de verwachtingen van een zorgplan. Aandacht gaat uit naar relevante thema's carebreed en de mogelijke samenhang tussen de thema's in de gehandicaptenzorg en de care enerzijds en de samenhang tussen thema's binnen de care-sectoren anderzijds. Ten tweede dient de exploratieve fase voor de verkenning van een netwerk, in de vorm van deskundigen, waarbinnen de hieronder beschreven methodologische aanpak vorm kan krijgen. Hiertoe is naast de literatuurstudie ook een computersearch in Prismantgegevensbestanden uitgevoerd en zijn interviews gehouden met deskundigen uit de relevante sectoren. Die deskundigen waren onder anderen: behandelcoördinatoren, beleidsmedewerkers van koepels en vertegenwoordigers van cliëntorganisaties. De exploratieve fase leidt tot een theoretische inkadering en het eerste prototype. In navolging op de exploratieve fase is eveneens een adviescommissie opgezet waarin de brancheverenigingen, beroepsverenigingen, Inspectie voor de GezondheidsZorg, zorgverzekeraars Nederland en de projectgroep waren vertegenwoordigd.
3.2 Fase Ib: Constructiefase Het instrument wordt inhoudelijk ontwikkeld door middel van een expertraadpleging, waarin experts en cliënten items en zorgvisies in het prototype I van de ZIP Care ordenen en aanvullen. Zij geven aan of bepaalde items en visies overbodig zijn, dan wel anders geformuleerd moeten worden. De structuur van de expertraadplegingen is half gestructureerd. Enerzijds is er daardoor ruimte voor nieuwe ingevingen en correctie van overbodige zijpaden voor de ZIP Care. Anderzijds willen we aan de hand van vragenlijsten zorgen dat we vergelijkbare respons verkrijgen.
15
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Figuur 3
Toelichting op de begrippen inhoudsvaliditeit en criteriumvaliditeit
Inhoudsvaliditeit De inhoudsvaliditeit heeft betrekking op de correspondentie tussen wat deskundigen verstaan onder het concept 'kwaliteit van een zorgplan' versus de feitelijke operationalisering in het eerste ZIP Care-concept. De zogenaamde face-validity, validiteit op het eerste gezicht, is eveneens een vorm van inhoudsvaliditeit. Hiermee wordt bedoeld dat de ZIP een zekere logica moet bezitten die deskundigen en potentiële gebruikers herkennen. De volgorde van ZIP-items en ZIP-onderdelen en de woordkeuze moeten begrijpelijk zijn en overeenkomen met wat van een zelfevaluatie-instrument verwacht wordt. Woorden in de ZIP die niet aansluiten bij de praktijk van een zorgplan, tasten de face-validity bijvoorbeeld aan. Andere aspecten die op een gebrek aan face-validity duiden, zijn duidelijke omissies of onderdelen die juist blijvend vraagtekens oproepen over het nut ervan. Ook het verschil in belang, ook wel het gewicht, dat aan items en onderdelen van de ZIP toegekend kan worden door deskundigen, is een aspect van inhoudsvaliditeit. Als er accentverschillen zijn in het belang van een onderdeel of item voor het meten van de kwaliteit van een zorgplan, dan moeten die tot uiting komen in het meetinstrument. Criteriumvaliditeit Criteriumvaliditeit heeft betrekking op de mate waarin de meetresultaten van de ZIP Care samenhangen met de kwalificaties die men op basis van deskundige inschatting zou toekennen aan een zorgplan. Als het oordeel over de kwaliteit van een zorgplan van deskundigen, los van de ZIP Care, in hoge mate overeenkomt met het scorepatroon door middel van de ZIP Care, dan spreken we van een hoge criteriumvaliditeit. Wat de ZIP Care meet moet, in verband met het minimummodel, strenger zijn dan wat de deskundigen vinden: een lage score met de ZIP Care moet verbeteracties tot gevolg hebben. Een lage score met de ZIP Care en het predikaat 'goed' door deskundigen is dus geen negatieve schending van criteriumvaliditeit. Andersom geldt: indien de ZIP Care de kwaliteit als goed kwalificeert terwijl deskundigen de kwaliteit niet goed vinden, kan de criteriumvaliditeit nog verbeterd worden. Het doel: de kwaliteit van zorgplannen verbeteren, is de leidraad.
16
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
3.3 Fase II: Validering en prioritering In fase II gaan we na hoe de validiteit van het instrument verhoogd kan worden. Dit doen we door middel van paneldiscussies. De inhoudsvaliditeit en criteriumvaliditeit van het instrument worden getoetst. Een toelichting op deze twee soorten validiteit wordt gegeven in figuur 3. In panels met een selectie deskundigen, cliënten en potentiële gebruikers van de ZIP Care is gediscussieerd over de ZIP Care. Centraal staan de criteria: toepasbaarheid en volledigheid en prioritering. Toepasbaarheid en volledigheid De toepasbaarheid en volledigheid van ZIP Care-prototype I wordt vooral achterhaald door middel van kwalitatieve redeneringen in het panel. Bijvoorbeeld: Wat verstaat men onder toepasbaarheid? Kan men met ZIP Care werken? Welk item mist men en waarom? Prioritering Prioritering heeft betrekking op de mate van belang van relevante aspecten van kwaliteit. Voor de overeenstemming over prioritering en de prioritering zelf zullen enkele statistische technieken worden toegepast. Cohen's Kappa is gebruikt om globaal inzicht te krijgen in de mate van overeenstemming. Het gaat om de mate van overeenstemming die per sector aan een onderdeel van de ZIP Care wordt gegeven op basis van de afzonderlijke items binnen een ZIP-onderdeel. Naarmate over meer items binnen een onderdeel van de ZIP Care exacte overeenstemming bestaat in de beoordeling, is de overeenstemming op een onderdeel groter. Het belang van een item zal door de panelleden worden aangegeven met de kwalificaties: 3 (zeer belangrijk), 2 (belangrijk), 1 (niet zo belangrijk). Met exacte overeenstemming bedoelen we dat het belang van een item door deskundige A in de ouderenzorg even groot wordt geacht als door deskundige B in de ouderenzorg. De scorepatronen van twee panelleden 1-1, 2-2 en 3-3 geven exacte overeenstemming weer. Andere combinaties, zoals 1-2 en 3-2, verminderen de overeenstemming over de prioriteit binnen een deelsector. Met Cohen's Kappa is de overeenstemming tussen sectoren vergeleken. De informatie van Cohen's Kappa is vooral exploratief bedoeld: hoe komt het dat binnen bepaalde sectoren meer overeenstemming over het belang bestaat, dan binnen andere sectoren? Een preciezere vergelijking tussen sectoren is verkregen door gebruik te maken van T-Tests voor onafhankelijke steekproeven. In die test is per item en per prioritering van de afzonderlijke hoofdstuk van de ZIP (eveneens met de indeling slecht - matig - goed) per sector uitgerekend wat de gemiddelde score is binnen een sector en of die score tussen sectoren significant verschilt of niet. We kunnen dus niet alleen zien in hoeverre er overeenstemming bestaat, maar ook: 1. hoe groot het gemiddelde per item en sector is; 2. of het verschil tussen deelsectoren significant is; en 3. in welke richting een significant verschil gaat (is de gemiddelde score in de ene sector hoger of lager dan in de andere sector). De berekeningen met T-tests spelen een belangrijke ondersteunende rol in de uiteindelijke bepaling van gewichten van de antwoorden die met een ZIP Care gegeven worden. Daarnaast bepalen kwalitatieve overwegingen de uiteindelijke scores met een ZIP. De panelrondes en de genoemde kwalitatieve en kwantitatieve analyses leiden tot prototype II van ZIP Care, waarin rekening is gehouden met zowel de visie van deskundigen als die van cliënten. Met deze ZIP Care prototype II kan reeds een totaalscore worden berekend die is gebaseerd op de gewichten van items binnen een onderdeel en op de gewichten van hoofdstuk onderling. 17
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
3.4 Fase III: Betrouwbaarheid en validering In de derde fase is de ZIP Care prototype II uitgebreid geïntroduceerd, geanalyseerd op betrouwbaarheid en gecontroleerd op criteriumvaliditeit. Door middel van een congres hebben 320 deelnemers in workshops kennisgemaakt met de ZIP Care prototype II. Criteriumvaliditeit Alvorens de ZIP Care in de workshop toe te passen, geven de deelnemers aan hoe zij de kwaliteit van hun zelf meegebrachte zorgplan inschatten: goed, matig of slecht. De correlatie tussen deze waardering en de totaalscore met de ZIP Care prototype II is een belangrijke graadmeter van criteriumvaliditeit. Hoe hoger de correlatie tussen beide waarderingen, des te hoger de criteriumvaliditeit. Bij een ZIP-totaalscore in de categorie 'goed' en een persoonlijke kwalificering vooraf met 'goed', is de criteriumvaliditeit in orde (zie ook figuur 3). Item-schaalanalyse Met de tijdens het congres ingevulde ZIP-instrumenten hebben we voldoende waarnemingen om de betrouwbaarheid van de gehanteerde schalen in de ZIP te evalueren. Per onderdeel, bijvoorbeeld 'Doelen', 'Evaluatie' of 'Samenhang', zijn items geselecteerd waarvan verondersteld wordt dat ze naar een achterliggend concept verwijzen, respectievelijk de kwaliteit van de 'Doelen', de kwaliteit van de 'Evaluatie' en de kwaliteit van de 'Samenhang' in een zorgplan. We veronderstellen dat de items per ZIP-onderdeel representanten van hetzelfde zijn, ofwel: eendimensionaal. Door middel van Cronbach's Alpha kunnen we nagaan in hoeverre deze veronderstelling van ééndimensionaliteit van de ZIP-hoofdstuk overeind blijft. Wellicht zijn er verschillen per sector, wellicht zijn er meer dimensies. De item-schaalanalyse gebruiken we om inzicht te krijgen in de samenhang van de items binnen de ZIP Care. Gebruikersbetrouwbaarheid Na het congres hebben datatypisten alle toegepaste ZIP-instrumenten handmatig ingevoerd op itemniveau. De subscores per onderdeel zijn vervolgens automatisch berekend op basis van de itemscores per onderdeel. Deze automatische scoreberekening is betrouwbaar, omdat ze direct gekoppeld is aan de ingevulde antwoorden in de ZIP. Door deze automatisch berekende onderdeelscores te correleren met de door deelnemers berekende subscores, krijgen we inzicht in de zogenaamde gebruikersbetrouwbaarheid. De gebruikersbetrouwbaarheid heeft betrekking op de mate waarin de berekening van onderdeelscores door ZIP-gebruiker in de praktijk ook daadwerkelijk de onderdeelscores van de ZIP weergeeft. Bij een hoge betrouwbaarheid zijn de automatisch berekende scores nagenoeg gelijk aan de zelf berekende scores. Indien hier een discrepantie tussen is, is nagegaan hoe de betrouwbaarheid verbeterd kan worden.
3.5 Fase IV: Nulmeting De congresdata zijn eveneens van nut voor een beschrijving van de kwaliteit als zogenaamde nulmeting. De gegevens van 320 deelnemers lenen zich voor een beschrijving van de stand van zaken rondom zorgplannen in care. Voor de vier verschillende sectoren afzonderlijk en voor de caresector in zijn geheel kunnen we een beschrijving geven van de ZIP-totaalscores, de scores per ZIP-onderdeel. Daarnaast kunnen we verschillen beschrijven van scores van onder andere functies, type plannen en gehanteerde doelstelling(en).
18
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Indien de ZIP Care een aantal jaren op brede schaal is toegepast, kunnen de congresgegevens in een trendanalyse worden gebruikt. Een nieuwe representatieve steekproef kan dan uitwijzen in hoeverre er verbetering van de kwaliteit van zorgplannen, gemeten met de ZIP Care, gemiddeld is opgetreden. Dit type evaluatieonderzoek mag niet verward worden met zogenaamd panelonderzoek. In een panelonderzoek worden plannen uit de nulmeting gematcht aan de plannen van dezelfde organisatie of zelfs aan de plannen van dezelfde cliënten in die organisatie. Hoewel de interne validiteit van een trendonderzoek minder is dan die van een panelonderzoek, kunnen op groepsniveau toch informatieve uitspraken worden gedaan over de ontwikkeling van de kwaliteit van zorgplannen sinds de invoering van de ZIP Care.
19
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
20
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
4.
Gewenste kwaliteit van zorgplannen in de care Fase I: exploratie en constructie ZIP Care
Dit hoofdstuk beschrijft de gewenste en vereiste kwaliteit van een goed zorgplan in de caresector. Hiervoor is een bronnenstudie over zorgplannen uitgevoerd en zijn experts geraadpleegd in de verschillende sectoren: GGZ, thuiszorg, V&V en gehandicaptenzorg (zie bijlagen). In de studie zijn diverse artikelen en boeken bestudeerd, zoals kwaliteitsinstrumenten, kwalificatieprofielen voor professionals, HKZ-certificeringsschema’s en verschillende wettelijke kaders zoals BOPZ, WGBO en Wet op de Persoonsregistratie. De bibliotheek van Prismant voerde de computersearch uit. Achtereenvolgens wordt beschreven waarom binnen de care sector gewerkt wordt met zorgplannen, wat de verschillende ontwikkelingen binnen de care zijn die aanleiding geven tot kwaliteitscriteria en wat hiervan de vertaling is naar het ZIP Care-instrument.
4.1 Zorgplannen in de care De literatuurstudie toont aan dat zorgplannen binnen de care vanaf de jaren negentig een statige intrede hebben gemaakt in het primaire proces. Ruim 90 procent van de verpleeghuizen en procent van de verzorgingshuizen werken met individuele zorgplannen en in de thuiszorg is dat 43 procent. In de gehandicaptenzorg werkt vrijwel iedere organisatie met persoonlijke plannen voor cliënten: Vanuit de geestelijke gezondheidszorg zijn geen cijfers voorhanden (IGZ, 2005). Om een goed evaluatie-instrument te ontwikkelen is het allereerst van belang te weten wat professionals binnen de care verstaan onder de term ‘zorgplan’. Tijdens de exploratieve fase is de volgende definitie van een zorgplan gehanteerd (Schippers, e.a., 1998, p.1): Een zorgplan is het document waarin voor de komende periode doelen worden gesteld, gebaseerd op de wensen, mogelijkheden en beperkingen van de persoon. Globaal wordt beschreven hoe de doelen worden bereikt en wie voor de uitvoering verantwoordelijk is. Uitgangspunten hierbij zijn dat: het zorgplan cyclisch is, gericht is op de lange termijn, gericht is op de persoon, consistent is met de visie en richting geeft aan de uitvoering van de zorg. Aan experts is gevraagd in hoeverre deze uitgangspunten van toepassing zijn op de door hen gebruikte zorgplannen en zorgplanmethodiek. Zorgplannen in de care worden gedefinieerd volgens de gegeven definitie. Tevens zijn de uitgangspunten voor veel professionals herkenbaar. De manier waarop een zorgplan modelmatig opgebouwd dient te zijn (de vorm), vertoont onderling tussen sectoren veel overeenkomsten. De HKZ Certificeringsschema’s voor de V&V, GGZ, GZ en TZ beschrijven technisch gezien duidelijk dezelfde kaders voor een kwalitatief goed zorgplan. Tevens is de gehanteerde definitie voor een zorgplan herkenbaar voor de deelsectoren. Het zorgplan is een centraal plan voor de totale zorg aan de individuele cliënt, inclusief de koppeling naar de indicatiestelling en het persoonlijke profiel van een cliënt. Het wordt opgesteld door cliënt en zorgverlener. Het kan uiteraard bestaan uit deelplannen en wordt door verschillende disciplines uitgevoerd. De gehanteerde methodiek om een zorgplan te maken is methodisch en cyclisch en het plan is altijd gericht op de persoon. De lange termijn van een zorgplan verschilt echter per 21
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
deelsector van de care. Binnen de ouderenzorg en thuiszorg worden doelen veelal op een periode van een half jaar tot een jaar gesteld. Binnen de GGZ en gehandicaptenzorg gelden de doelen voor een jaar tot twee jaar. Dit hangt samen met het feit dat binnen ouderenzorg, thuiszorg en geestelijke gezondheidszorg medische behandeling van een cliënt ook wordt opgenomen in het zorgplan. In het plan staan zowel doelen die betrekking hebben op behandeling van een cliënt als doelen gericht op ondersteuning en langdurige zorg. Ten aanzien van de consistentie tussen doelen in het plan en de doelstelling van een organisatie geven geïnterviewden aan dat dit wenselijk is. In de praktijk komt dit echter nog te weinig voor. Vooral in de thuiszorg en ouderenzorg is het plan gericht op de verzorging en andere activiteiten voor een cliënt, terwijl de visie op zorg niet structureel als uitgangspunt wordt gehanteerd. Dat wil zeggen: deze is niet terug te vinden in het schriftelijke zorgplan, in het dagelijks handelen wel. Uit de exploratieve fase komt naar voren dat de begripshantering van de term ‘zorgplan’ sterk verschilt per deelsector. De term heeft soms betrekking op het handelingsplan of behandelplan en soms op het hele dossier van de cliënt. De heldere definitie van het begrip in het ZIP Care instrument is voor de gebruiksvaliditeit noodzakelijk. Een laatste uitkomst van deze onderzoeksfase is dat het geautomatiseerde zorgplan zijn intrede maakt. Veel instellingen zijn bezig met de introductie of ontwikkeling van een digitaal zorgplan en zorgdossier.
4.2 Zorgplannen in verschillende deelsectoren De exploratieve en constructiefase van het onderzoek hebben informatie opgeleverd over de visie op het werken met zorgplannen en over de wenselijke kwaliteit van zorgplannen in de verschillende deelsectoren. Naast sterke overeenkomsten in de gebruikte zorgplanmethodiek, zijn eveneens verschillen herkenbaar. Deze verschillen hebben betrekking op het geven van een profielbeschrijving van een cliënt en de manier waarop er gewerkt wordt met zorgplannen. In deze paragraaf worden achtereen volgens de belangrijkste onderscheidende kenmerken van kwalitatief goede zorgplannen van de verschillende deelsectoren gegeven. Thuiszorg Zorgplannen in de thuiszorg zijn in hoofdzaak gericht op het verschaffen van de belangrijkste handvatten en informatie om de zorg te verlenen. De plannen zijn logisch en begrijpelijk opgebouwd en zijn vooral gericht op het handelen in de praktijk. De uitvoering van de zorg is uitgebreid beschreven; de frequentie en omvang van de zorg in verhouding tot het aantal geïndiceerde uren worden goed zichtbaar gemaakt. De doelen zijn veelal gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid van de cliënt. Het levensbeeld en het profiel van een cliënt zijn weliswaar vermeld, maar vormen niet altijd de basis voor het stellen van doelen. Evaluatie van het plan vindt plaats op niveau van de samenwerking tussen cliënt en hulpverlener en minder op het behalen van doelen en het perspectief van een cliënt. De betrokkenheid van de cliënt bij het opstellen van het zorgplan is een punt van aandacht. Verpleging en verzorging Het zorgplan wordt opgesteld na een uitgebreide kennismaking met de cliënt. De levensgeschiedenis, stamboom, persoonlijke kenmerken en het profiel van de persoon worden beschreven in het plan. De professional vindt het van belang te weten wie een cliënt was voor de dementie of het letsel. De professional onderzoekt op welk probleemgebied de cliënt een hulpvraag heeft of hulp wil aanvaarden. De zorgplannen richten zich vooral op
22
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
oplossen van problemen. Het perspectief van de cliënt wordt minder uitvoerig beschreven, omdat perspectief direct in verband wordt gebracht met progressieve ontwikkeling van een cliënt. Perspectief kan echter ook gericht zijn op het behouden van een bestaande situatie. Er is behoefte aan handvatten om de cliënt en zijn netwerk meer te betrekken bij de zorg en de totstandkoming van het zorgplan. Hierbij spelen het respect en de houding ten opzichte van de cliënt een belangrijke rol. Evaluatie van het plan is een onderdeel van het zorgplan. In praktijk wordt binnen het multidisciplinaire team geëvalueerd. Geestelijke gezondheidszorg In de geestelijke gezondheidszorg biedt het medisch model vaak de basis voor de zorgplanmethodiek. Het proces van diagnose, anamnese en interventies is gericht op het oplossen van een ziektebeeld of beperking. Het ondersteuningsmodel en het cliëntgericht werken zijn zeer gewenst en de sector zoekt naar concrete handvatten om dit vorm te geven. De betrokkenheid van de cliënt is vanwege de medisch gerichte aanpak beperkt. Uit onderzoek is echter gebleken dat betrokkenheid van de cliënt kan leiden tot een hoge kans op betrokkenheid van de cliënt bij zijn therapie. Het commitment van de cliënt stijgt naar mate hij intensiever betrokken is bij het opstellen van het plan. Dit is dan ook wenselijk. Professional en cliënt komen vervolgens samen tot consensus over de therapie en behandelmethoden. Kijkend naar het basismodel van de ZIP, dan zijn de koppeling van visie met doelen in het plan en de betrokkenheid van de cliënt bij zijn netwerk herkenbaar. Ten aanzien van de profielbeschrijving van een cliënt verschilt de GGZ wezenlijk van de andere sectoren, bijvoorbeeld de financiële positie, het gebruik van middelen en verslaving en het zelfbeeld van een cliënt. Deze onderwerpen maken structureel deel uit van het zorgplan. Gehandicaptenzorg Zorgplannen in de gehandicaptenzorg zijn veelal gericht op de ontwikkeling van een cliënt. Omdat de ZIP ontwikkeld is voor deze doelgroep en nog steeds wordt toegepast, zijn er niet veel wijzigingen naar voren gekomen. Wel is merkbaar dat het zorgplan steeds meer wordt gezien als zorgcontract. Evaluatie van het plan wordt nog onvoldoende toegepast in de praktijk.
Voor verantwoorde zorg is er in alle deelsectoren mogelijkheid tot kwaliteitsverbetering van zorgplannen. In de V&V en thuiszorg staan de gewenste levensinvulling en het perspectief nog niet voldoende centraal en in de GZ en GGZ is de vertaling naar praktisch handelen om een doel te bereiken onvoldoende. Uit expertinterviews en raadplegingen tijdens panelbijeenkomsten komen enkele saillante punten naar voren: zorgplannen zijn niet in elke organisatie een samenhangend geheel; onderdelen zijn soms ergens anders opgeslagen. Een organisatie gebruikt zorgplannen care-breed wat de samenwerking tussen organisaties bevordert. Niet alle organisaties krijgen geld van het zorgkantoor voor het opstellen van een zorgplan. Oudere medewerkers ervaren het invullen van een zorgplan op de computer soms als lastig. Hoewel iedereen zorgplannen belangrijk vindt, hebben ze niet overal prioriteit omdat er tekort is aan personeel. Deze knelpunten bij het werken met zorgplannen in de praktijk zijn verwerkt in het prototype I van de ZIP Care.
4.3 Visie op het werken met zorgplannen Om een zelfevaluatie instrument voor de care te ontwikkelen, is het referentiekader te hanteren als de bril om kwaliteit te beoordelen. In deze onderzoeksfase is de vraag: wat maakt dat een zorginstelling of professional werkt met zorgplannen? onderzocht. Er zijn twee hoofdredenen te onderscheiden: zorgplanning geeft een basis aan methodisch en
23
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
professioneel handelen. Daarnaast geeft een zorgplan mogelijkheden tot het vraaggericht expliciteren van verwachtingen tussen partijen. Reden om te werken met zorgplannen: basis voor professioneel en methodisch handelen. Door het toenemende multidisciplinaire karakter van de zorgverlening in de care is de vraag naar gereguleerde werkwijzen toegenomen. Om verantwoorde zorg te leveren, moet overdraagbare kennis aanwezig zijn. Dit wordt vastgelegd in het zorgplan. In de care legt het zorgplan als werkmethodiek de basis voor methodisch en professioneel handelen. Het werken met plannen wordt in dit perspectief gezien als het bieden van een standaard aan de zorgverlening (Bernard e.a., 1996, Maas & Van der Werf, 1995, Gage, 1995). Door middel van het zorgplan worden doelen systematisch en gestructureerd vastgesteld, acties gepland en zorg verleend. De professional wordt hierdoor gestuurd in het handelen en de doelgerichtheid in het werk. Naast een meer efficiënt en effectief patroon van handelingen, biedt een standaard zoals het zorgplan de mogelijkheid meer eenduidig (lees efficiënt en effectief) te werken. Het gaat daarbij om de afstemming tussen collega’s en tussen verschillende disciplines in zorgverlening. Een zorgplan, waarbij meerdere disciplines zijn betrokken, is hét instrument om begrippen en processen van hulpverlening te definiëren en te registreren volgens een vooraf geldende format of methodiek (Pasch, 1998). Reden om te werken met zorgplannen: richting aan vraaggerichte ondersteuning en afspraken. Aanvullend op de groeiende vraag naar standaardisatie en regulatie van de zorg als reden om te werken met zorgplannen, is het zorgplan een middel om sturing te geven aan kwaliteit van leven van een persoon. Het gaat om de afstemming tussen vraag en aanbod van zorg vanuit de zorgbehoefte, de visie van de organisatie en de financiering van zorg zodat kwaliteit aan zorg geleverd kan worden (Andreoli, 2000, Mos, 1999, Ooyen Houben, 1998, Sting, 2003). Kwaliteit kan omschreven worden als het consequent voldoen aan de verwachting van de cliënt over de te leveren zorg, binnen gezamenlijk besproken en vastgestelde grenzen. Hierbij hebben zowel cliënt als professional als netwerk een bijdrage.
4.4 Constructie ZIP Care prototype I Het werken met zorgplannen is dus gericht op het leveren van een bijdrage aan professioneel en methodisch handelen, vraaggericht werken en betrokkenheid van partijen bij het opstellen van het plan. Hierbij zijn geen verschillen tussen sectoren. De exploratieve fase heeft ook vier ontwikkelingen in de ZIP Care inzichtelijk gemaakt die een criterium zijn voor kwaliteit van zorgplannen en dus hiermee direct van invloed zijn op die inhoud van een ZIP Care. Dit zijn: 1) 2) 3) 3)
rol en positie van de cliënt in het zorgverleningproces indicatoren voor verantwoorde zorg in het zorgplan visie op zorg en ondersteuning vraag naar transparantie en verantwoording n.a.v. financiering van de zorg
Rol en positie van de cliënt De cliënt heeft meer inspraak in het zorgverleningstraject en de totstandkoming van zorg door vaker en intensiever bij het totstandkomen van een zorgplan betrokken te zijn (Van Meekeren, e.a., 1998, Beenackers, 1999). Cliënten en vertegenwoordigers die participeerden in het cliëntenpanel geven aan dat het zorgplan van goede kwaliteit is wanneer het de volgende vier kenmerken bevat: het zorgplan laat zien dat het voor een specifieke cliënt geschreven is, het plan verschaft informatie aan de cliënt over de uitvoering van zorg en het recht op zorg, het plan geeft aan wat de werkwijze is van een professional en geeft aan op 24
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
welke manier het plan geëvalueerd wordt. Daar waar eerder de cliënt werd geraadpleegd, komt het tegenwoordig voor de cliënt het zorgplan met of zonder begeleiding zelf schrijft. Het betekent dat een cliënt, gezamenlijk met professional, doelen vaststelt en meedenkt over de uitvoering van zorg. Consequenties voor het zorgplan zijn: het plan is op een dusdanige manier samengesteld dat het leesbaar en begrijpelijk is voor de cliënt; het plan toont aan dat cliënt betrokken is geweest; de cliënt kan in het plan terug vinden wie de vaste contactpersoon is vanuit de organisatie; de cliënt kan in het plan terug vinden op welke manier het plan op inhoud geëvalueerd wordt en wat zijn of haar betrokkenheid daarbij is; de cliënt ondertekent het plan; de cliënt heeft inzicht in het recht op privacy en inzage. Wanneer dit kenmerkend is voor een zorgplan, dienen deze aspecten geëvalueerd te worden door de professional bij gebruik van de ZIP Care. Deze kenmerken van een zorgplan zijn verwerkt in het eerste prototype. Indicatoren voor verantwoorde zorg De inhoud van een goed zorgplan wordt bepaald door wat onder goede zorg wordt verstaan Een goed zorgplan is immers bedoeld om een bijdrage te leveren aan goede zorg (Schippers, 2003). Om goede zorg te leveren gaat de ZIP ervan uit dat het vraagstuk, het perspectief en het profiel van een cliënt goed verkend en beschreven moeten worden. Een zorgplan bevat de aandachtgebieden voor een cliënt: wat is mogelijk en wat is niet mogelijk voor de gewenste levensinvulling van een cliënt. Dit leidt tot de omschrijving van de zorgbehoefte en zorgvraag van een cliënt, welke tot doel hebben een bijdrage te leveren aan kwaliteit van bestaan. Het gaat erom die zorg en ondersteuning te bieden die nodig zijn voor levensgeluk en een gewenste invulling van het leven. Arcares (nov. 2004) beschrijft in haar (concept) norm voor verantwoorde zorg dat een zorgplan weliswaar verschilt per cliënt - naar gelang het indicatiebesluit en de individuele wensen - maar dat het altijd gericht is op het vakbekwaam ondersteunen van de kwaliteit van bestaan van cliënten. De domeinen ‘lichamelijke verzorging, leefomstandigheden, participatie en mentaal welbevinden’ worden in deze norm onderscheiden. Per domein moet met de cliënt worden besproken wat zijn behoeften zijn en welke zorg- en dienstverlening daarom nodig, wenselijk en mogelijk is om te komen tot verantwoorde zorg. Er is sprake van verantwoorde zorg wanneer de zorg vervolgens structureel, aantoonbaar cliëntgericht, doeltreffend en doelmatig verleend wordt. In een zorgplan worden niet alleen de levensgebieden waarbij ondersteuning gewenst is omschreven, maar ook die gebieden waarin de persoon zelfstandig functioneert. Verantwoorde zorg heeft binnen iedere zorgdiscipline en iedere deelsector betrekking op een andere inhoud. De ZIP Care evalueert (zie § 2.5) het zorgplan vooral op vorm en niet op inhoud. Enkel in het onderdeel ‘profiel’ van het ZIP Care instrument wordt op inhoudsniveau geëvalueerd of de verschillende onderdelen van een kwalitatief goed profiel in het zorgplan aanwezig zijn. Het onderdeel ‘profiel’ van het ZIP instrument dient dan ook rekening te houden met de verschillende inhouden per deelsector.
25
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
In het -
onderdeel ‘profiel’ van de bestaande ZIP komen de psychisch functioneren motorisch functioneren zintuiglijk functioneren emotioneel functioneren zelfbewustzijn interesses reactie op ingrijpende gebeurtenissen algemene gezondheid
volgende onderwerpen aan bod: communicatie door de persoon communicatie van anderen naar de persoon relaties omgaan met de omgeving wonen werken/ dagbesteding vrije tijd/ ontspanning levensovertuiging
Vanuit de thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg zijn er verschillende vragen toegevoegd aan prototype-I van het instrument. Onderwerpen zoals beheer van geld en goederen, verslaving en middelengebruik, netwerk van een persoon, levensgeschiedenis, leefomstandigheden, zelfzorg, hulpmiddelen, veiligheid, mobiliteit, woonvaardigheden, seksualiteit en spiritualiteit zijn hiervan voorbeelden (Peters, 2003, Engberts-Kamps & Van Sprundel, 1993, Gordon, 1989 in Dito, Stavast en Zwart, 1997, Wieringa, 2002, Kröber en Siepkamp, 2004). Deze thema’s zijn door de expertraadpleging en panelbijeenkomsten door middel van care-breed toepasbare begrippen in de ZIP Care opgenomen. De ZIP Care heeft om deze reden voor het onderdeel profiel een relatief hoog abstractieniveau. Visie op zorg Het eerste onderdeel van de ZIP Care vraagt de professional te bepalen wat de visie en doelstelling zijn van de zorg aan een cliënt, voordat het zorgplan beoordeeld wordt. Een conceptueel kader om de aandachtsgebieden van een cliënt te beschrijven zijn de principes van Quality of Life (AISSID, 2000, Schalock, 1996). Wanneer de aandachtsgebieden van zorg en ondersteuning altijd een afgeleide zijn van de vertaling van kwaliteit van bestaan, moet dit ook geëvalueerd worden met de ZIP Care. De ontwikkelaars van de ZIP Care zijn van mening dat de domeinen van kwaliteit van bestaan (AISSID, 2000, Schalock, 1996) als onderliggend kader het beste voor de gehele care toepasbaar zijn. In de bestaande ZIP waren hierbij zes mogelijkheden, het eerste prototype heeft acht mogelijkheden. De domeinen zijn uitgebreid in internationaal perspectief onderzocht, uitgewerkt en geactualiseerd. De huidige gehanteerde domeinen zijn vergeleken en besproken met de rehabilitatietheorie en het kwartiermaken uit de GGZ en V&V (Nuy en Droës, 2000, Kal, 2001). Uiteindelijk zijn er acht domeinen opgenomen in onderdeel A van het ZIP Care instrument over visie op zorg en ondersteuning. De ontwikkelaars sluiten niet uit dat deze domeinen zich verder ontwikkelen, hetgeen van invloed kan zijn op het gebruik van deze domeinen in het ZIP Care instrument. De intentie achter het gebruik van deze domeinen is dan ook niet zozeer om een oordeel te vellen over de gebruikte visie op zorg, maar om de professional uit te nodigen na te denken over de consistentie van het zorgplan met de gehanteerde visie. Transparantie en verantwoording Het zorgplan bevordert systematische bewaking, beheersing en verbetering van kwaliteit van de zorg door het te beoordelen volgens de kwaliteitscyclus (Ooyen-Houben, 1998, Mos & Weeghel, 1999). Hierbij komen de fase van plan, do, check, act aan bod. In veel zorginstellingen is het zorgplan onderdeel van het kwaliteitsbeleid en is het een instrument ter verantwoording van de geleverde diensten. Drie aspecten van deze ontwikkeling zijn opgenomen in de ZIP Care. Ten eerste is de koppeling tussen indicatiestelling en zorgverlening van een persoon opgenomen in het instrument. Een goed opgesteld plan draagt zorg voor methodisch werken en voor kwalitatief goede zorg. Daarnaast is het een middel om verantwoording af te leggen. 26
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Het zorgplan vormt een logisch uitvloeisel van de indicatiestelling door het Centrum Indicatiestelling Zorg én de zorgovereenkomst tussen zorginstelling en cliënt. Met andere woorden: het zorgplan is direct afgeleid van de indicatie en het beschikbare budget van een cliënt. In het zorgplan wordt dan ook schriftelijk vastgelegd op basis van welke AWBZzorgfunctie de zorg geboden wordt, uitgesplitst naar omvang en frequentie. Deze ontwikkeling maakt het aanvullend noodzakelijk dat de ZIP Care het zorgplan toetst op interne consistentie in het onderdeel ‘vraagstuk’ en ‘samenhang’. Ten tweede wordt met het zorgplan duidelijk wat de bijdrage is van professionals aan het verlenen van zorg. Er zijn ook diverse auteurs die betogen voor het transparant maken van het aandeel van de cliënt zelf en van mantelzorgers bij de uitvoering van de zorg in het zorgplan (Mensink e.a., 1993, Both, 2003). Vooral in de thuiszorg is een heldere omschrijving van uitvoering een vereiste voor een kwalitatief goed zorgplan. In de GGZ is het gebruikelijk ieder doel concreet te voorzien van actiepunten. De koppeling van doel aan acties is zeer van belang. Deze kenmerken zijn opgenomen in het onderdeel ‘uitvoering’. De bijdrage van iedere partij vormt een vast onderdeel in de evaluatie van een plan. De evaluatie van een zorgplan dient te geschieden op de volgende punten: zijn geplande activiteiten uitgevoerd, de kwaliteit van de relatie tussen cliënt en professional, aansluiting van het plan bij hetgeen de cliënt wil en kan, de ontwikkelingen van de cliënt, het welbevinden van de cliënt, onbedoelde effecten van zorg en de bijstelling van het zorgplan. In de V&V sector is het multidisciplinaire overleg een belangrijke standaard in de evaluatie (expertraadpleging, 2004). Meestal is de cliënt zelf niet bij dit overleg. Er zijn verschillende aanpassingen gedaan in het hoofdstuk ‘evaluatie’ van het ZIP Care instrument. Op de derde plaats zijn er wijzigingen in wet- en regelgeving. Sinds de bestaande ZIP is de wetgeving in de care diverse malen veranderd en zijn nieuwe wetten in werking gesteld. De BOPZ, de WGBO, de Wet persoonsregistratie zijn hiervoor bestudeerd. De ondertekening en instemming van de cliënt moeten opgenomen zijn in het zorgplan, evenals het inzagerecht en de privacybescherming van de cliënt. Het onderdeel ‘wettelijke bepalingen’ is in de ZIP Care bijgesteld.
4.5 Aanpassingen ZIP Care De exploratieve fase van het onderzoeksproject heeft ertoe geleid dat het model van de ZIP (1998) is behouden. Uit de literatuurstudie, de expertinterviews en raadplegingen tijdens panelbijeenkomsten komen verschillende mogelijkheden tot verbetering naar voren. Deze zijn geordend naar het hoofdstuk uit het ZIP - instrument waarop deze verbetering betrekking heeft (zie §2.5).
27
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Hoofdstuk ZIP Care
Kenmerken van een zorgplan in de care (aanvullend op bestaande ZIP, 1998)
ZIP Care prototype I
Visie
De Quality of Life domeinen zijn geactualiseerd. Niet in iedere deelsector is deze theorie bekend, maar ze wordt wel herkend.
ZIP Care hanteert vertaling van Quality of Life domeinen en geeft goede toelichting op gebruik hiervan.
Doelen
Plannen moeten meer methodisch, doelgericht en SMART zijn.
ZIP care beoordeelt of plannen methodisch, doelgericht en SMART zijn.
Doelen en vraagstuk
De inhoud van het zorgplan moet meer ketengericht; in samenwerking met andere disciplines.
ZIP care beoordeelt of er afstemming is met andere zorgdisciplines en het netwerk/ (wettelijk) vertegenwoordiger van de cliënt.
Evaluatie
Evaluatie moet regelmatiger en geplander plaatsvinden.
ZIP Care beoordeelt de evaluatie van het zorgplan.
Vraagstuk en perspectief
De stem van de cliënt bij het bepalen van de zorgvraag en de inhoud van zorg is te achterhalen in het zorgplan.
ZIP Care beoordeelt of in het plan duidelijk vermeld is op welke manier de cliënt/ (wettelijk) vertegenwoordiger geraadpleegd is.
Vraagstuk en Samenhang
Koppeling tussen indicatiestelling en zorgverlening wordt beschreven in het plan.
ZIP Care beoordeelt de consistentie tussen indicatie, doelen en visie op zorg van een cliënt.
Profiel
Niet alle deelsectoren hanteren in dezelfde mate dezelfde thema’s voor het maken van een persoonsomschrijving. De thema’s zijn wel gebruikelijk, maar verschillen in belang voor het maken van een profiel per sector.
ZIP Care houdt bij beoordeling van het zorgplan rekening met de gebruikte items per deelsector.
Uitvoering
Expliciete omschrijving van uitvoering van zorg, inclusief frequentie, omvang en evaluatie is helder en duidelijk omschreven.
ZIP Care beoordeelt of het wat, hoeveel, wanneer en door wie van de zorg is vermeld.
Algemene kenmerken
De zorgplanmethodiek moet gebruiksvriendelijk met meer aandacht voor de implementatie en invulling van het zorgplan zonder dat het een papierwinkel wordt.
ZIP Care beoordeelt of het plan in toegankelijk Nederlands geschreven is en het relevante informatie/formulieren bevat.
Wettelijke bepalingen
Vernieuwde wet- en regelgeving rondom privacybescherming, inzagerecht en ondertekening van het plan zijn in de zorgplanmethodiek opgenomen.
ZIP Care beoordeelt of is voldaan aan de actuele regelgeving rondom zorgplannen.
28
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
4.6 Zelfevaluatie en professionalisering In de voorgaande paragrafen is een beeld geschetst van het werken met zorgplannen, dat de gedachte kan oproepen dat met goede zorgplannen het proces van zorg verlenen volkomen uitgestippeld is. Dat zou het onterechte beeld oproepen van het werken met zorgplannen als keurslijf in de zorgverlening. Professionals plaatsten vanuit deze invalshoek ook hun kanttekeningen bij het werken met zorgplan en het werken met de ZIP Care. Bezien vanuit de invalshoek van het zorgplan als keurslijf is het werken met zorgplannen voor een aantal professionals een noodzakelijk kwaad dat persoonlijke zorg in de weg kan staan. De maakbaarheid van de zorgverlening als menselijke handeling lijkt in het zorgplan te moeten worden vastgelegd. Het idee ontstaat dat alle zorg en ondersteuning te organiseren en te reguleren is. Dit is niet de grondslag van een goed zorgplan; een goed zorgplan legt een basis voor persoonlijke ondersteuning en niet voor een strikt uitgestippeld pad om een doel te bereiken. Het is dan ook van belang dat een zorgplan flexibiliteit biedt en ruimte voor het autonome handelen van een professional in een bepaalde situatie. Een zelfevaluatie instrument, zoals de ZIP Care, heeft daarom als intentie mogelijkheden te bieden voor ontwikkeling en niet voor het vellen van een oordeel (zie §2.4). Ook de mate van abstractie van een zorgplan, namelijk het formuleren van doelen op hoofdlijnen, brengt met zich mee dat het model voor een zorgplan dat in de constructie van de ZIP Care is gebruikt, een model is gebaseerd op relevantie en niet op volledigheid (zie ook Schippers, 2003). Het rapport, geschreven in opdracht van de beroepsorganisatie voor verpleegkundigen en verzorgenden NU’91 (Speet en Francke, 2004), bepleit meer aandacht voor de individuele professionalisering in de verpleegkunde. Naast het feit dat de verpleegkundigen en verzorgenden gebaat zijn bij een goede teamsfeer en heldere communicatie, blijken ook visie op het beroep, methodisch werken, evidence based practice en reflecteren/evalueren belangrijke kenmerken te zijn van de individuele professionalisering. De conceptprofielen voor de functies in de zorg en welzijn (NIZW, 2004) bevestigen het beeld dat de professional meer uitgenodigd moet worden tot reflectie en persoonlijk ondernemerschap om de competenties te kunnen ontwikkelen voor moderne zorgverlening. Een belangrijke aanbeveling is dat de werkgever activiteiten en hulpmiddelen aanreikt die de professionalisering op deze punten ondersteunen en faciliteren. Daarbij is het essentieel dat de professional zélf nagaat wat verbeterd kan worden aan het eigen handelen of de visie op het werk. De ZIP Care is een instrument dat het zorgplan gebruikt als object en de eigen professionaliteit als subject; door het eigen werk te evalueren is de professional bezig met de mate van methodisch handelen en vraaggericht werken. Daarnaast nodig de ZIP Care uit tot het nadenken over de consistentie van zorgverlening in de relatie tussen indicatiestelling van een cliënt, de doelen van een cliënt en de visie op zorg en ondersteuning.
29
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
30
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
5.
Ontwikkeling ZIP Care Fase II: validering en prioritering
Tijdens de constructieve fase hebben 30 panelleden het eerste prototype van de ZIP Care beoordeeld op de inhoudsvaliditeit, de toepasbaarheid en volledigheid en de prioritering. Samenstelling van de panels is als volgt tot stand gekomen: sneeuwbalmethode via interviews en computersearch. Vervolgens is gekeken naar de vertegenwoordiging van iedere sector, de gehanteerde zorgplanmethodiek in de organisatie en de functie van de panelleden. In totaal zijn drie panelrondes gehouden, waarvan twee met deskundigen uit het care-veld en één met zorgcliënten. Gestreefd is naar evenredige vertegenwoordiging. In totaal namen 30 vertegenwoordigers deel aan de panelbijeenkomsten: tien uit de thuiszorg, tien uit de V&V sector, zes uit de gehandicaptenzorg en vier uit de GGZ . Met de cliënten en patiënten (41 deelnemers) in het derde panel is verkend wat vanuit cliëntperspectief verstaan wordt onder ‘kwaliteit van een zorgplan’. In het panel nemen cliënten vanuit de verschillende deelsectoren deel en medewerkers van de PPCF-Gelderland (een belangenbehartigerorganisatie). Achtereenvolgens worden de inhoudsvaliditeit, volledigheid, toepasbaarheid en prioritering van items ten aanzien van het eerste ZIP Care prototype beschreven.
5.1 Inhoudsvaliditeit De face-validity, de validiteit op het eerste gezicht, van het eerste prototype is volgens de panelleden goed. De vragenlijst wordt in het algemeen overzichtelijk gevonden en gebruikers herkennen de logica achter het instrument. Naast de opmerkingen die de deelnemers in de lijst zelf plaatsen, komen de volgende algemene opmerkingen naar voren ten aanzien van de opbouw en overzichtelijkheid van het ZIP Care instrument: het invullen van de zorgvisie (onderdeel A) vinden enkelen lastig. Bij enkele vragen mist men de antwoordmogelijkheid ‘niet van toepassing’. Een aanvulling is dat ZIP Care iets zegt over de volledigheid van het zorgplan maar niets over de kwaliteit van de inhoud. Deelnemers is ook gevraagd welke termen in de lijst ze onduidelijk vinden. De opmerkingen zijn verwerkt in prototype II.
5.2 Volledigheid Op de vraag of alle belangrijke onderdelen voor het beoordelen van de kwaliteit van het zorgplan aan bod komen, wordt afgezien van enkele toevoegingen, overwegend met ja geantwoord. Op de vraag of er onderwerpen overbodig zijn, is het antwoord ontkennend. Niet alle vragen worden echter voor alle doelgroepen even relevant gevonden maar voor de sector als geheel wel.
5.3 Toepasbaarheid In de vragenlijst die gebruikt is tijdens de panelbijeenkomsten hebben vier vragen betrekking op de toepasbaarheid van het instrument. De vraag of men met ZIP Care zicht heeft gekregen op de goede en minder goede kanten van het zorgplan dat aanwezigen hebben beoordeeld, wordt overwegend bevestigend beantwoord. Vanuit de thuiszorg wordt hierbij wel door twee organisaties opgemerkt dat hun methodiek nog in ontwikkeling is. 31
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Eveneens is gevraagd of het instrument een bijdrage levert aan het realiseren van kwaliteitsverbetering rondom zorgplannen. Ook hiermee is vrijwel iedereen het eens. Op de vraag of de panelleden denken dat het instrument professionals zal aanzetten tot zelfevaluatie, antwoordden de aanwezigen dat ze dat wel verwachten, hoewel het volgens enkelen wel afhankelijk is van de introductie, tijd en geld. Op de vraag of het aanzet tot zelfevaluatie, antwoordt vrijwel iedereen bevestigend. Vier aanwezigen merken op dat zorgverleners het niet altijd uit zichzelf zullen gaan hanteren. Wat betreft het vereiste kwalificatieniveau voor de invulling van ZIP Care denkt men overwegend aan niveau 3 of hoger.
5.4 Prioritering / belang van items De items en hoofdstukken in de ZIP Care spelen niet allemaal een gelijke rol. Door middel van panels met deskundigen zijn we nagegaan welke prioriteiten in de verschillende sectoren aan de items en hoofdstukken worden toegekend. Aan panelleden van twee verschillende panels is gevraagd of een item niet zo belangrijk (gewicht =1), belangrijk (gewicht =2) of zeer belangrijk (gewicht =3) is. Voor het in kaart brengen van de geaggregeerde prioriteiten hebben we naar de overeenstemming over prioriteiten binnen sectoren gekeken door middel van Cohen's Kappa. Het gaat om de mate van overeenstemming die per sector aan een onderdeel van de ZIP Care wordt gegeven op basis van de afzonderlijke items binnen een ZIP onderdeel. Naarmate over meer items binnen een onderdeel van de ZIP Care exacte overeenstemming bestaat in de beoordeling, is de overeenstemming op een onderdeel groter. Voor een methodologische toelichting: zie de onderzoeksopzet van dit verslag. Tabel
0
De significantieniveaus van Cohen's Kappa per sectorpaar voor de totale ZIP Care . **= significant bij een grens van het kritieke gebied van 0,01. TZ= Thuiszorg; GZ= Gehandicaptenzorg; GGZ= Geestelijke Gezondheidszorg; V&V= Verpleging en Verzorging
Vergelijking GZ - V&V
totaal 0.000**
GZ - TZ
0.143
GZ - GGZ
0.113
V&V - TZ V&V - GGZ TZ - GGZ
0.009** 0.506 0.004**
Het beeld dat uit tabel 0 naar voren komt, is divers. Er zijn sterke overeenstemmingen tussen de sectoren GZ en VV, VV en TZ en TZ en GGD. Daarmee zijn alle sectoren direct of indirect gelijk aan elkaar. Aan de andere kant geldt voor de paren GZ - TZ en VV - TZ een matige overeenstemming en tussen het paar VV - GGZ een lage overeenstemming. Vanwege de significante indirecte overeenstemming tussen sectoren op basis van de prioriteiten van items en hoofdstukken per sector, is het wenselijk één ZIP Care te ontwikkelen waarin dezelfde prioriteiten worden aangehouden voor alle sectoren. Ook aan de hand van T-tests voor onafhankelijke steekproeven is gebleken dat in grote mate overeenstemming bestaat tussen de gemiddelde prioriteit per sector aan een item of een 32
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
hoofdstuk. In tabel 1 hebben we daarom alleen de gemiddelde prioriteit voor alle sectoren samen gepresenteerd. De gepresenteerde gemiddelden per item zijn gebaseerd op een eerdere versie van de ZIP Care en de nummers corresponderen niet meer met de huidige ZIP Care. De itemscores in de huidige ZIP Care zijn overeenkomstig de juiste iteminhoud toegekend. De gewichten die per hoofdstuk (bijvoorbeeld Doelen of Totaal) zijn berekend, zijn exact overgenomen in een berekening voor een totaalscore van de ZIP Care. In bijlage 2 is een totaaloverzicht weergegeven van de weging per ZIP Care item. In tabel 1 zijn deze gewichten terug te vinden in de vierde kolom. Alle hoofdstukken van de ZIP Care hebben apart een wegingsfactor gekregen om recht te doen aan de belangrijkheid van ieder onderdeel. Het onderdeel Samenhang heeft om kwalitatieve redenen tweemaal zoveel gewicht gekregen dan op basis van de empirische prioritering het geval zou zijn. Samenhang wordt namelijk als één van de belangrijkste kenmerken van een zorgplan gezien. Opvallend is verder dat geen van de gemiddelde gewichten afgerond kan worden op 1. De gemiddelde prioriteit van de items is dus minstens met belangrijk te kwalificeren, categorie twee op een driepuntsschaal van niet zo belangrijk tot en met zeer belangrijk. De gewichten per item zijn afgerond op gehele getallen. Daarbij speelt ook een kwalitatieve redenering een rol in de uiteindelijke gewichtsbepaling van een item. Tabel
1
Berekening totaalscore
Onderdeel ZIP Care Maximale Verdisconterings- Wegingsfact or (WF) Sub-scores score: A factor voor het aantal vragen (VF) Doelen Vraagstuk Perspectief
Totaalscore (T= AxVFxWF)
Omrekening (Tx 1000/1256,76 = T x 0,7957)
22
2,00
2,96
130,24
103
8
5,30
2,84
120,42
96
8
5,30
2,76
117,02
93
Profiel I
11
4,00
2,64
116,16
92
Profiel II
42
1,00
2,64
110,88
88
8
4,00
5,04
161,28
128
Uitvoering
25
1,80
2,96
133,20
106
Evaluatie
22
2,70
2,84
168,70
134
Algemeen
24
2,30
2,32
128,06
102
Wettelijke bepalingen
18
2,00
2,04
73,44
58
1259.4
1000
Samenhang
Totaalscore
188
Tabel 1 geeft ook de berekening aan voor de totaalscore van een ingevulde ZIP Care. Tot slot is voor de uiteindelijke puntentoekenning een verdisconteringfactor gebruikt en een omrekenfactor. De verdisconteringfactor is toegepast, omdat niet ieder onderdeel in de ZIP een gelijk aantal items bevat. Hierdoor hebben hoofdstukken met veel items ook zonder hoofdstukprioritering
impliciet
al
een
groter
gewicht
in
de
totaalscore.
Voor
de
verdiscontering is uitgegaan van het maximum van 42 punten (Profiel 2). De overige hoofdstukken krijgen een vermenigvuldigingfactor overeenkomstig de verhouding items. Een omrekenfactor van 0,7957 is ten slotte gebruikt om het scoretotaal op 1000 te brengen. In tabel 2 staan alle factoren op een rij. Vermenigvuldiging over de rijen en sommering over de kolommen levert de totaalscore van een ZIP Care op.
33
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
De totaalscore van de ZIP Care verdelen we in drie categorieën: goede plannen, matige plannen en slechte plannen. De grenzen voor deze indeling zijn gebaseerd op de ZIP totaalscores: zie tabel 2. De eindscore kan berekend worden via de website van het project. Tabel
2
Scoreindeling
Totaalscore ZIP Care
Categorie kwaliteit
0 tot 600 punten
Sterk te ontwikkelen plan
600 tot 800 punten
Te ontwikkelen plan
vanaf 800 punten
Goed plan
5.5 Aanpassingen ZIP Care Het prototype I van het ZIP Care instrument is op basis van de paneldiscussie aangepast en ontwikkeld tot het prototype II. Uitkomsten paneldiscussies Inhoudsvaliditeit
van
het
ZIP Care prototype II instrument
is
goed, ZIP Care geeft een heldere toelichting bij
sommige hoofdstukken vragen om meer toelichting.
vraagstelling.
Volledigheid van het instrument is goed. Niet alle
ZIP Care doet recht aan waardering van items
items zijn voor alle deelsectoren even belangrijk, voor binnen de sector als geheel. de sector als geheel wel. ZIP Care geeft inzicht in ontwikkelmogelijkheden van
ZIP Care geeft mogelijkheid tot het registreren
zorgplannen; de toepasbaarheid is goed.
van ontwikkelmogelijkheden.
ZIP Care is toepasbaar en bruikbaar voor de
ZIP Care wordt ter beschikking gesteld aan
beroepsgroep vanaf kwalificatieniveau 3
professionals vanaf niveau 3.
ZIP Care heeft op basis van prioritering
ZIP Care is carebreed toepasbaar en heeft één
overeenstemming tussen de GZ, VV, TZ en GGZ.
formule om een eindscore te berekenen.
ZIP Care geeft de gebruiker inzicht in de kwaliteit van ZIP Care eindscore kan gemakkelijk berekend het zorgplan door middel van een eindscore.
worden.
ZIP Care is carebreed toepasbaar.
ZIP
Care
doet
recht
aan
het
verschillende items binnen de care.
34
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
belang
van
6.
Toepassing van ZIP Care Fase III: betrouwbaarheid en validering
Het prototype II van de ZIP Care is getoetst tijdens een congres op invulbetrouwbaarheid en validering. Tijdens het congres hebben 300 professionals uit de care het instrument toegepast op een meegebracht zorgplan; er is zogenaamd ‘gezipt’. Door middel van stemkastjes is per deelnemer geregistreerd wat de subscores per ZIPhoofdstuk zijn. Dit hoofdstuk beschrijft de validiteit en betrouwbaarheid van het instrument.
6.1 Gebruikersvaliditeit In het ochtendprogramma van het ZIP Care congres hebben deelnemers hun scores per ZIPhoofdstuk kunnen invullen. Deze scores kan men berekenen door de scores per item bij elkaar op te tellen. Door middel van een correlatieanalyse gaan we na in hoeverre de zelf gesommeerde itemscores per onderdeel afwijken van een geautomatiseerde sommering van de itemscores in SPSS. De geautomatiseerde sommering is foutloos, behoudens fouten in data-invoer door datatypisten en behoudens vergissingen op itemniveau. Fouten die met zekerheid aan datatypefouten kunnen worden toegeschreven, zijn eerst hersteld alvorens de correlatie-analyse uit te voeren. Tabel
3
Correlatie tussen ingevulde onderdeelscore en werkelijke onderdeelscore Gemiddelde absolute afwijking
Correlatie
Maximale absolute afwijking
Aantal respondenten met afwijking /n
Doelen
2,23
0,987
3
Vraagstuk
2,25
0,984
5
22 / 231 = 10% 4 / 201 = 2%
Perspectief
1,75
0,960
3
24 / 247 = 10%
Profiel 1
1,26
0,987
3
19 / 232 = 8%
Profiel 2
4,51
0,955
17
Samenhang
1,50
0,982
3
Uitvoering
2,56
0,986
10
25 / 240 = 10%
Evaluatie
1,79
0,979
3
28 / 144 = 12%
Algemeen
2,21
0,988
3
19 / 202 = 9%
Wettelijke bepalingen
1,77
0,970
6
74 / 202 = 37%
59 / 232 = 25% 10 / 251 = 4%
Het percentage respondenten bij wie een verschil is gevonden tussen de score op basis van de itemsommering en de zelf ingevulde score, ligt tussen de 2% en 37% (tabel 3). Vooral in het onderdeel Wettelijke bepalingen en in het tweede deel van Profiel worden veel foutjes met optellen gemaakt. De grootste afwijkingen zijn te vinden bij het onderdeel Profiel 2 (maximale absolute afwijking = 17) en onderdeel Uitvoering (maximale absolute afwijking = 10). Hoofdstukken waarbij weinig fouten gemaakt worden, zijn: Vraagstuk en Algemeen. Hieruit blijkt dat niet alleen het aantal items in een onderdeel er toe doet. Het onderdeel Algemeen heeft namelijk elf items en bevat relatief weinig fouten, terwijl het onderdeel Wettelijke bepalingen acht items bevat en wel veel fouten kent.
35
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
De correlatiecijfers zijn allemaal hoog en variëren van 0,955 tot en met 0,988. Omdat het invullen van de onderdeelscores een gestandaardiseerde handeling is, zou echter een correlatie van 1,00 mogelijk moeten zijn. Een foutenmarge van bijna 5% in het geval van Profiel 2 en van 4% in het geval van Perspectief is uiteindelijk toch vrij groot. Daarbij moeten we meerekenen dat de afwijkingen in een berekening van de totaalscore nog uitvergroot zullen worden door de vermenigvuldigingsfactor die daarvoor gebruikt wordt. Het beeld uit tabel 3 pleit voor een geautomatiseerde verwerking van de scores, zodat op dit punt alleen nog de vergissingen op itemniveau een rol spelen.
De gebruikers van de ZIP Care sommeren de itemscores niet foutloos tot een hoofdstukscore. De foutjes die hierbij optreden, zullen worden uitvergroot in de berekening van de totaalscore van een zorgplan. Automatisering van de gehele ZIP Care kan de fouten bij sommering reduceren tot nul.
6.2 Betrouwbaarheid van de schalen In hoeverre de hoofdstukken in de ZIP Care daadwerkelijk clusters zijn, waarvan de som van de itemscores verwijzen naar één achterliggend aspect van kwaliteit, kunnen we nagaan met behulp van Cronbach's alpha. We gaan bijvoorbeeld na in hoeverre de items uit het hoofdstuk
Vraagstuk
inderdaad
samen
verwijzen
naar
één
aspect,
namelijk
vraagstukaspecten. Indien sprake is van meerdimensionaliteit, verwijzen de items ook naar andere aspecten en kan de onderdeelscore eigenlijk niet goed als een representatie van de score van het onderdeel Vraagstuk worden beschouwd. De items van een onderdeel vormen als het ware een schaal. Cronbach's alpha is een maat voor de interne consistentie van een schaal. Een hoge Cronbach's alpha (α > 0,80) geeft aan dat de correlaties van de items met het totaal van een schaal hoog zijn, gegeven de items die opgenomen zijn in die schaal. De schaal kan dan ook daadwerkelijk als een unidimensionele schaal fungeren. Voor alle hoofdstukken zijn we nagegaan in hoeverre sprake is van een unidimensionele schaal. Daarnaast hebben we voor alle items apart berekend in hoeverre een schaal kan verbeteren als een item wordt weggelaten (alpha if item deleted). Het weglaten van een item om de schaal te verbeteren, is vooral van toepassing op slechte schalen die daardoor voldoende of goed kunnen worden. Schalen die goed zijn, maar die wel vooruitgaan bij weglating van een item, kunnen en mogen gehandhaafd blijven, vooral als er theoretisch (zwaarwegende) gronden zijn om een item in de schaal op te nemen. Uit tabel 4 blijkt dat de meeste hoofdstukken van de ZIP Care voldoende tot zeer goede schalen vormen, met alpha's tussen 0,617 en 0,873. Alleen het onderdeel Perspectief vormt met drie items een slechte schaal: alpha = 0,327. Het is de vraag in hoeverre de items uit het onderdeel Perspectief bij elkaar horen en optelbaar zijn. Wellicht biedt een clusteranalyse (zie §6.3) aanknopingspunten voor een herschikking van items. Enkele schalen in tabel 4 kunnen iets verbeteren als een item wordt weggelaten. Deze uitkomsten kunnen echter het beste als aanwijzing worden geïnterpreteerd voor eventuele problemen of onduidelijkheden bij het beantwoorden van de betreffende items (1h, 3a, 7c en
36
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
8d). De schalen verbeteren slechts weinig en zijn al voldoende tot goed (schaal 1, 7 en 8) ofwel blijven een slechte schaal (schaal 3). In het cyclische proces van de ZIP Care kunnen de aanwijzingen bijvoorbeeld leiden tot verbetering van de formulering van een item, een andere plaats in de vragenlijst of toelichting in een handleiding. Tabel
4
Cronbach’s alpha van de itemschalen per hoofdstuk. * = 4a1 tot en met 4a3 zijn samengevoegd tot één variabele. ** = item 5b, 5c, 5 e, 5g. *** = 7d1-7d4 samengenomen tot één variabele en 7e1-7e3 samengenomen tot één variabele. **** = 8b1-8b4 samengenomen tot één variabele.
Onderdeel
Cronbach’s alpha
1. Doelen
0,755
2. Vraagstuk
0,735
3. Perspectief
0,327
4-1. Profiel 1*
0,617
4-2. Profiel 2
0,873
Alpha if item deleted indien 1h eruit (zijn de doelen in samenspraak): α = 0,775 indien 3a eruit (door cliënt gewenste invulling): α = 0,375
5. Samenhang**
0,637
6. Uitvoering
0,765
7. Evaluatie***
0,867
indien 7c eruit (welke criteria gebruikt bij evaluatie): α = 0,873
8. Algemeen****
0,687
indien 8d eruit (contactpersoon + gegevens): α = 0,698
9.Wettelijke bepalingen
0,674
Voor schaal 5, Samenhang, hebben we in het bijzonder bekeken in hoeverre de consistentie van de schaal verschilt, afhankelijk van de toekenning van een groot belang aan een doel (score 3 in onderdeel A). In tabel 5 staan de alpha's op een rij.
37
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Tabel
5
Cronbach's alpha schaal 5 (Samenhang: 5b, 5c, 5e en 5g) indien een doel score 3 heeft gekregen bij onderdeel A
Het uiteindelijke doel van de hulpverlening is:
α van schaal 5 indien doel score 3 heeft gekregen
- het emotionele en mentale welzijn van de cliënt = 3
0,668
- het lichamelijke welzijn van de cliënt = 3
0,676
- dat de cliënt relaties met anderen heeft = 3
0,535
- dat de cliënt een volwaardige plaats in de samenleving heeft = 3
0,727
- dat de cliënt zichzelf ontplooit en ontwikkelt = 3
0,720
- bevorderen dat de cliënt diens rechten en plichten kan laten gelden als iedere andere burger = 3
0,663
- dat de cliënt zelf keuzes maakt over de invulling van zijn leven = 3
0,621
- dat de cliënt (in materiële zin) heeft wat nodig is = 3
0,760
We zien dat bij een groot belang aan het doel dat de cliënt relaties met anderen heeft de interne consistentie van schaal 5 het laagst is (α = 0,535). Tegelijkertijd zien we dat een relatief gemakkelijk te operationaliseren doel dat de cliënt (in materiële zin) heeft wat nodig is een hoge consistentie in samenhang vertoont (α = 0,760). Het is goed mogelijk dat goede samenhang in een zorgplan door moeilijk te operationaliseren doelen lastiger te realiseren is. Anderzijds leiden relatief eenvoudig te operationaliseren doelen misschien sneller tot een samenhang in een zorgplan. Alle ZIPhoofdstukken, behalve het hoofdstuk Perspectief, hebben een voldoende tot zeer goede consistentie. Dat betekent dat de negen ZIPhoofdstukken items bevatten die sterk met elkaar samenhangen. Het is echter afhankelijk van de belangrijkste doelen van een zorgverlener in welke mate het hoofdstuk Samenhang consistent is. Het lijkt erop dat moeilijk te operationaliseren doelen minder snel tot consistente samenhang leiden en dat gemakkelijker te operationaliseren doelen sneller tot consistente samenhang leiden.
6.3 Betrouwbaarheid van hoofdstukindeling en clusters In paragraaf 6.2 hebben we gekeken in hoeverre een schaal unidimensioneel is en als één cluster kan worden beschouwd. In deze paragraaf gaan we door middel van factoranalyse na of er vanuit de data sterkere clusters zijn dan de huidige ZIPhoofdstukken. Een dergelijke analyse is niet bedoeld om de huidige hoofdstukken om te gooien, hoewel daar wellicht wel aanleiding toe kan zijn. Het is eerder bedoeld om inzicht te krijgen in de empirische samenhangen die zich in zorgplannen voordoen. In tabel 6 geven we een overzicht van de empirische clusters die gevonden worden. We geven de clusters een naam die past bij de items die hoog correleren met een cluster. De namen zijn meestal hetzelfde als de hoofdstukken van de ZIP Care, maar hoeven niet noodzakelijk exact dezelfde itemclusters te bevatten als in de ZIPhoofdstukken. De clusters staan gerangschikt op mate van verklaringskracht van de items binnen een cluster. De
38
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
volgorde van de clusters correspondeert dan ook niet met de volgorde van de hoofdstukken in de ZIP Care. Tabel 6 vormt een samenvatting van een factoranalyse met Varimax-rotatie (zie de output van de factoranalyse in bijlage 1). Varimax-rotatie houdt in dat de verklaringskracht per factor (= cluster) is geoptimaliseerd. Op deze wijze ontstaan factoren die zich zo duidelijk mogelijk onderscheiden van elkaar. De geëxtraheerde factoren zijn onderling onafhankelijk. Dat wil zeggen dat de dimensies elkaar uitsluiten (de correlatie tussen de factoren is gelijk aan nul). Na Varimax-rotatie blijven de factoren onderling onafhankelijk. De clusters zijn redelijk goed herkenbaar als de hoofdstukindeling van de ZIP Care, wat betekent dat de ZIPindeling niet alleen een theoretische maar ook een empirische logica bezit. Twee punten zijn opvallend. Ten eerste vallen items uit het hoofdstuk Doelen samen in een cluster met items over de samenhang in de doelen (item 5b, 5c, 5e en 5g). Ten tweede valt item 1h uit het onderdeel Doelen samen met aspecten die met Perspectief te maken hebben, namelijk item 3b en item 3c. Dit geeft aan dat mogelijkheid bestaat deze items ook in één hoofdstuk aan te bieden. Wellicht komt dat de interne consistentie van de schalen ten goede. Dit hebben we echter nog niet getoetst. Tabel
6
Clustervorming
Cluster uit de factoranalyse 1. Profiel 2. Evaluatie 3. Doelen en samenhang 4. Divers
5. 6. 7. 8.
Uitvoering Vraagstuk Wettelijke bepalingen Algemeen
Inhoud - 4a + 4b + 4d + 4e1 tot en met 4e16 (4e9, 4e14 en 4e16: relatief zwak) - 7a tot en met 7f - 8a (Staat in het zorgplan wanneer het zorgplan is opgesteld?) - 1a tot en met 1d + 1f (1c iets zwakker) - 5b + 5b + 5e +5g - doelen: 1h (Zijn doelen in samenspraak met andere disciplines opgesteld?) - perspectief: 3b + 3c (Wie geraadpleegd en vanuit welk gezichtspunt beschreven?) - uitvoering: 6a + 6b + 6c + 6i (6c: zwak) - algemeen: 8e tot en met 8g (8e en 8f: zwak) - 6a + 6d + 6h (omvang, frequentie en netwerkbijdrage) - 2a tot en met 2c - 9a + 9b en 9e tot en met 9h - 8b + 8b-wie + 8c
De clusters van ZIPvragen komen redelijk goed overeen met de hoofdstukindeling van de ZIP Care. Dit betekent dat de ZIPindeling niet alleen een theoretische maar ook een empirische logica bezit.
6.4 Criteriumvaliditeit Criteriumvaliditeit heeft betrekking op de mate waarin de ZIP Care meet wat het beoogt te meten. Dat betekent dat de ZIP Care een eindscore oplevert die correspondeert met de daadwerkelijke kwaliteit van het ‘gezipte’ zorgplan: goede plannen krijgen een ZIPscore die in de categorie 'goed' valt, matige plannen krijgen een ZIPscore die in de categorie 'te ontwikkelen' valt en slechte plannen krijgen een ZIPscore die in de categorie 'sterk te ontwikkelen' valt.
39
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Met twee zorgplannen uit twee verschillende instellingen zijn we bekeken in hoeverre er met de ZIP Care sprake is van een goede criteriumvaliditeit. Een deskundige heeft vooraf bepaald welke kwaliteit de twee plannen hebben: er was sprake van een te ontwikkelen en een sterk te ontwikkelen plan. De twee zorgplannen zijn vervolgens ‘gezipt’ door professionele zorgmedewerkers, werkzaam in de respectievelijke instellingen. De ZIPscore die zorgmedewerkers hebben toegekend, is door middel van een correlatie-analyse vergeleken met de door de deskundige toegekende ZIPscore. Correlatie Bij inspectie van de data vooraf, in combinatie met een kwalitatieve analyse van de bevindingen van de zorgmedewerkers, is gebleken dat twee zorgmedewerkers binnen één instelling zeer afwijkende antwoorden gaven op de vragen in de ZIP Care, terwijl zij toch hetzelfde zorgplan beoordeelden als de rest van de zorgmedewerkers binnen die instelling. De gemiddelde eindscore met de ZIP Care in die instelling bedraagt 576 punten en de standaarddeviatie is 130 punten. Met deze verdeling vallen de twee afwijkende eindscores met hun ZIPscores buiten twee standaarddeviaties van het gemiddelde (respectievelijk 295 en 316 punten) en zijn daarom als outliers te beschouwen. Outliers zijn die uitkomsten de uitschieters in een scorepatroon. In verband met de kleine steekproeven waarvoor we de criteriumvaliditeit willen bepalen, hebben dergelijke outliers zeer veel invloed op de uitkomsten van de criteriumvaliditeit. De outliers worden om deze reden niet in de analyse betrokken. De correlatie tussen de scores van de zorgmedewerkers in de twee instellingen enerzijds en de scores van de ZIPdeskundige anderzijds, is 0.721 en is zeer significant (p < 0,000). De criteriumvaliditeit kan op basis van deze correlatie als ruim voldoende worden beoordeeld. Dit betekent dat de ZIP Care in ieder geval voor matige en slechte zorgplannen een corresponderende eindscore oplevert. Tabel
7
Correlatie tussen beoordelingen; tussen haakjes staan de outliers
Beoordeling deskundige
Beoordeling door medewerkers instelling
Plan 1 Te ontwikkelen
544, 543, 587, 611, 619, 603, 575, 575, (310), (295), 740, 740, 740
Plan 2 Sterk te ontwikkelen
523, 472, 407, 442, 454, 476, 622, 351
Correlatie: 0,721
Discriminerend vermogen Een goede correspondentie tussen de beoordeling van een deskundige en de beoordeling met de ZIP Care hoeft niet automatisch te betekenen dat de ZIP Care goed discrimineert tussen matige en slechte zorgplannen. Het discriminerend vermogen heeft tot gevolg dat de ZIPscores voor het matige plan in de eerste instelling moeten discrimineren met de ZIPscores voor het slechte plan in de tweede instelling. Om het discriminerend vermogen van de ZIP Care te toetsen hebben we een independent samples T-test uitgevoerd. Daarbij worden twee gemiddelden uit twee steekproeven met elkaar vergeleken. In dit geval gaat het om de gemiddelde ZIPscore in twee instellingen, waarbij het gemiddelde in de eerste instelling (te ontwikkelen plan) significant hoger moet zijn dan het gemiddelde in de tweede instelling (sterk te ontwikkelen plan).
40
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Tabel
8
Discriminatie tussen ZIP-beoordelingen Beoordeling medewerkers instelling
Independent samples T-test
plan 1: matig
575
plan 2: slecht
468
T-waarde: 4,265 p-waarde: 0,038
(significant)
De gemiddelde eindscore voor het matige plan in de eerste instelling is 576 punten (inclusief outliers) en de gemiddelde eindscore van het slechte plan in de tweede instelling is 468 punten. Uit een independent samples T-test blijkt dat dit een significant verschil is (p<0,038) en aangezien 576 > 468 correspondeert het verschil in ZIPscores in termen van matig > slecht, is het discriminerend vermogen van de ZIP Care goed. Zonder de outliers zou de gemiddelde ZIPscore in de eerste instelling 625 punten zijn, waarmee het verschil tussen het matige en het slechte plan (625 > 468) nog significanter is (p < 0,001).
De ZIP Care levert eindscores op die ruim voldoende corresponderen met de zorgplankwaliteit, zoals die door een deskundige is vastgesteld. Daarnaast levert de ZIP Care eindscores op die goed discrimineren tussen matige en slechte zorgplannen. De criteriumvaliditeit van de ZIP Care is goed.
6.5 Conclusies constructie ZIP Care Het eerste prototype van de ZIP Care is verder getoetst op betrouwbaarheid en validiteit tijdens het congres ‘ZIP Care zorgt dat het werkt’ en tijdens twee workshops in twee veldorganisaties. De conclusies ten aanzien van het instrument zijn dat het instrument valide is, dat wil zeggen; het meet wat het wil meten, en dat het instrument betrouwbaar is, de scores verwijzen naar de kwaliteit van een zorgplan. De gebruikersvaliditeit van het instrument is niet op alle onderdelen voldoende. De gebruikers van het instrument maken fouten bij het berekenen van hun tussenscore. Het is aan te bevelen het instrument te digitaliseren zodat rekenfouten voorkomen kunnen worden. Het definitieve instrument met vragenlijst is apart gepubliceerd.
41
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
42
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
7.
Kwaliteit van zorgplannen beoordeeld Fase IV: nulmeting
In het vorige hoofdstuk hebben we de data geanalyseerd op metaniveau: niet de inhoudelijke betekenis van de data is besproken, maar de onderlinge relaties tussen items en hoofdstukken. Valideringsaspecten en betrouwbaarheid van het instrument stonden centraal. In dit hoofdstuk gaan we wel de inhoud van de data bekijken. De data zijn gebaseerd op de ingevulde ZIP Care’s tijdens het ochtendprogramma van het congres en geven een beschrijving van de kwaliteit van zorgplannen per sector. De sectoren die in de ZIP Care zijn betrokken, zijn: de Thuiszorg, de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), de Gehandicaptenzorg (GZ) en de Ouderenzorg. In de meeste tabellen komen gemiddelden aan de orde en daar waar nodig zijn ook specificeringen gemaakt van percentages per sector in kruistabellen. De gegevens zijn gematcht en geanalyseerd in het dataverwerkingsprogramma SPSS/PC+ 12.0. In dit hoofdstuk beschrijven we eerst de totaalscores en de scores per onderdeel van de ZIP Care (§7.1). De hoofdstukken Zorgvisie (§7.2) en Samenhang (§7.3) bespreken we meer in detail.
7.1 Totaalscores De kwaliteit van de zorgplannen kan op verschillende manieren worden weergegeven. In bijlage 2 staat een overzicht van de gemiddelde scores per onderdeel. Deze gemiddelde scores zijn gebaseerd op het totaal van de itemscores per ZIPhoofdstuk. In tabel 9 hebben we de gemiddelde scores nog eens op een rijtje gezet. Tevens hebben we in die tabel vermeld wat de maximaal te behalen score per onderdeel is en wat het percentage behaalde punten is ten opzichte van het maximum. Ten slotte is in de laatste kolom van tabel 9 te lezen welke categorisering dat percentage oplevert. Voor alle categorieën zijn steeds de grenzen van 60% en 80% aangehouden: 0-60% zorgplan, 60-80%
van de punten = sterk te ontwikkelen
van de punten = te ontwikkelen zorgplan, 80-100% van de punten =
goed zorgplan (zie ook § 5.4). In de tabellen wordt omwille van de leesbaarheid gesproken over de categorieën slecht, matig, goed. Tabel
9
Een indeling in gemiddelde categoriekwaliteit per onderdeel op basis van de verhouding van de gemiddelde scores ten opzichte van de maximale score per onderdeel.
Onderdeel Doelen Vraagstuk Perspectief Profiel 1 Profiel 2 Samenhang Uitvoering Evaluatie Algemeen Wettelijke bepalingen
Gemiddelde score 14,83 4,86 5,41 6,41 28,41 5,72 15,67 9,49 16,30 9,29
Maximale score 22 8 8 11 42 8 25 22 24 18
Percentage punten 67% 61% 68% 58% 68% 72% 63% 43% 68% 52%
Gemiddelde categorie 2 = matig 1 = slecht 2 = matig 1 = slecht 2 = matig 2 = matig 2 = matig 1 = slecht 2 = matig 1 = slecht
In tabel 9 is af te lezen dat alle gemiddelde totaalscores carebreed in de categorie sterk te ontwikkelen of te ontwikkelen vallen. De hoofdstukken Doelen, Perspectief, Profiel 2, Samenhang, Uitvoering en Algemeen scoren in het algemeen matig. De hoofdstukken Vraagstuk, Profiel 1, Evaluatie en Wettelijke bepalingen scoren over het algemeen slecht. 43
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Ten tweede hebben we een formule (zie §5.4 over de prioritering) toegepast waarmee de onderdeelscores en de totaalscore tot stand komen met verdiscontering van het aantal items en het gewicht van de hoofdstukken. In tabel 10 geven we een overzicht van deze scores. Tevens is in deze tabel per onderdeel aangegeven in welke sector het onderdeel het laagst (rang 4) en het hoogst scoort (rang 1). Tabel
10
Op basis van de berekening van totaalscores: gemiddelde onderdeelscores (gem.sc.) en per onderdeel welke sector de hoogste en laagste rang heeft (r). 1= hoogste rang; 4= laagste rang
TZ Onderdeel gem.sc. Doelen 66,29 Vraagstuk 67,16 Perspectief 49,88 Profiel 1 36,01 Profiel 2 33,77 Samenhang 91,09 Uitvoering 67,82 Evaluatie 47,28 Algemeen 63,99 Wettelijke bepalingen 31,62 Totaalscore 555,0
r 4 1 4 4 4
4 4 1 4
GGZ gem.sc. 69,91 55,09 59,13 59,16 61,43 101,59 64,47 63,21 73,71 28,56 635,0
4
1 4
GZ gem.sc. 79,39 60,65 73,38 69,01 74,70 98,03 62,45 72,56 82,12 27,83 707,0
1 1 1 1
1 1 1
OZ gem.sc. 66,40 55,37 62,85 50,74 59,24 86,56 68,71 54,16 63,53 30,87 609,0
4
Totaal gem.sc. 69,86 58,23 62,90 53,86 59,70 91,80 66,74 57,87 69,21 30,15 627,0
Zo zien we bijvoorbeeld dat een onderdeel uit de ZIP Care in de Gehandicaptensector nooit de laagste rang heeft, aangezien er alleen enen in de kolom onder GZ staan. We zien ook dat in de sector Thuiszorg het vaakst de laagste rang wordt gesignaleerd. Dit laatste is van belang, omdat dit zowel kan betekenen dat de ZIP Care niet sectorspecifiek genoeg is, als dat de kwaliteit van zorgplannen in de Thuiszorg erg laag is. De hoofdstukken Vraagstuk en Wettelijke bepalingen scoren in de Thuiszorg het hoogst en het onderdeel Samenhang scoort in de Geestelijke Gezondheidszorg het hoogst. Alle overige hoofdstukken scoren het hoogst in de Gehandicaptensector. Ten derde hebben we een kruistabel (tabel 11) in het verslag opgenomen, waarin het percentage slechte, matige en goede plannen per sector staan vermeld. De categorisering is gebaseerd op de formule voor de totaalscore van een plan. Te zien is dat de meeste plannen slecht of matig zijn (beide categorieën 44%). De meeste slechte plannen zijn echter in de Thuiszorg te vinden (64%). In de Geestelijke Gezondheidszorg en in de Gehandicaptenzorg zijn procentueel de meeste goede plannen te vinden (respectievelijk 21% en 19%). Tabel
11
Kwaliteit van plannen per sector in procenten. Sector
Kwaliteit plan Slecht Matig Goed
44
TZ 64 32 4
GGZ 42 37 21
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
GZ 21 60 19
OZ 49 41 10
Totaal 44 44 12
7.2 Zorgvisie Onderdeel A van de ZIP Care betreft de zorgvisie van de hulpverlening. De kwaliteit van het zorgplan is niet direct aan de orde. Er wordt naar een normatief standpunt gevraagd ten aanzien van een achttal doelen. Later in de ZIP Care, in het hoofdstuk Samenhang, worden deze normen getoetst op consistentie met de daadwerkelijk gestelde doelen in het zorgplan. In tabel 12A staan de gemiddelden van de scores die aan de doelen zijn toegekend. Op basis van deze tabel kunnen we een top drie van prioriteiten op het gebied van doelen maken (zie tabel 12B).
Tabel
a b c d e f
g h
12A
Gemiddelde scores toegekend aan acht verschillende doelen;1= niet zo belangrijk, 2= belangrijk; 3= zeer belangrijk. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n= 25); GZ=Gehandicaptenzorg (n= 46); OZ=Ouderenzorg (n= 104)
TZ Het uiteindelijke doel van de hulpverlening is: - het emotionele en mentale welzijn van de cliënt. 2,71 - het lichamelijke welzijn van de cliënt. 2,82 - dat de cliënt relaties met anderen heeft. 1,82 - dat de cliënt een volwaardige plaats in de samenleving heeft. 2,00 - dat de cliënt zichzelf ontplooit en ontwikkelt. 1,64 - bevorderen dat de cliënt diens rechten en 1,79 plichten kan laten gelden als iedere andere burger. - dat de cliënt zelf keuzes maakt over de invulling van zijn leven. 2,50 - dat de cliënt (in materiële zin) heeft wat nodig 1,86 is.
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=209
Max. score
2,92 2,04 2,20
2,81 2,52 2,53
2,79 2,60 1,97
2,80 2,55 2,11
3 3 3
2,40 2,12 1,96
2,39 2,55 2,04
2,35 1,79 2,36
2,32 1,98 2,15
3 3 3
2,72 1,76
2,80 1,74
2,86 1,94
2,78 1,86
3 3
Doel A (- het emotionele en mentale welzijn van de cliënt) en doel G (- dat de cliënt zelf keuzes maakt over de invulling van zijn leven) staan in alle sectoren in de top drie van belangrijkste doelen (zie ook tabel 12B). In totaal, en in het bijzonder in de sectoren Thuiszorg en Ouderenzorg, staat doel B (- het lichamelijke welzijn van de cliënt) in de topdrie. In de GGZ staat doel D (- dat de cliënt een volwaardige plaats in de samenleving heeft) op de derde plaats in de Gehandicaptenzorg staat doel E (- dat de cliënt zichzelf ontplooit en ontwikkelt) op de derde plaats. De doelen C (- dat de cliënt relaties met anderen heeft), F (- bevorderen dat de cliënt diens rechten en plichten kan laten gelden als iedere andere burger) en H (- dat de cliënt (in materiële zin) heeft wat nodig is) staan nooit in de top drie. Doel H scoort het laagst in de meeste sectoren en blijft gemiddeld altijd onder score 2.
45
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Tabel
a b c d e f g h
12B
De top drie van doelen per sector: 1= hoogste belang, 2 en 3 = op respectievelijk één en twee na hoogste belang
Het uiteindelijke doel van de hulpverlening is: - het emotionele en mentale welzijn van de cliënt. - het lichamelijke welzijn van de cliënt. - dat de cliënt relaties met anderen heeft. - dat de cliënt een volwaardige plaats in de samenleving heeft. - dat de cliënt zichzelf ontplooit en ontwikkelt. - bevorderen dat de cliënt diens rechten en plichten kan laten gelden als iedere andere burger. - dat de cliënt zelf keuzes maakt over de invulling van zijn leven. - dat de cliënt (in materiële zin) heeft wat nodig is.
TZ 2 1
GGZ 1
GZ 2
OZ 2 3
Totaal 1 3
1
2
3 3
3
2
1
7.3 Samenhang Samenhang heeft minder betrekking op de aanwezigheid van specifieke beschrijvingen, maar voornamelijk op de logica die in die beschrijvingen aanwezig is. In het onderdeel Samenhang probeert de ZIP Care bijvoorbeeld na te gaan in hoeverre de als belangrijkste aangewezen doelen
ook
gestelde
doelen
zijn
en
in
hoeverre
doelen
corresponderen
met
indicatiestellingen. De nadruk in het onderdeel ligt op een didactische functie. In het onderdeel Samenhang is dan ook een aantal clusters met items opgenomen waar geen punten voor de onderdeelscore of totaalscore kunnen worden verkregen. Ten eerste wordt gevraagd naar de doelen die gesteld zijn in het zorgplan van een cliënt (tabel 13).
Tabel
13
Percentage plannen per sector. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=106)
5
Samenhang
a
Op de volgende gebieden zijn doelen gesteld: emotioneel en mentaal welzijn lichamelijk welzijn interpersoonlijke relaties plaats in de samenleving persoonlijke ontwikkeling ontwikkeling van rechten en plichten autonomie en zelfbeschikking materieel welzijn
1 2 3 4 5 6 7 8
Gemiddeld aantal gestelde doelen
TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=210
41 96 11 4 15 0 22 11
83 42 63 46 58 13 58 29
91 58 60 33 62 18 42 11
85 97 30 20 17 7 43 11
79 81 38 24 32 10 42 13
2,00
3,92
3,92
3,76
3,09
Uit tabel 13 blijkt dat in de Geestelijke Gezondheidszorg en de Gehandicaptenzorg gemiddeld de meeste doelen worden gesteld (gemiddeld 3,92 doelen) en in de Thuiszorg de minste (gemiddeld 2,00 doelen). In de thuiszorg en in de ouderenzorg wordt het vaakst een doel gesteld op het gebied van lichamelijk welzijn (5a2), gevolgd door het emotioneel en mentaal welzijn (5a1). In de overige sectoren worden vooral doelen op het gebied van het emotioneel en mentaal welzijn gesteld. In zes zorgplannen zijn maar liefst acht doelen tegelijk gesteld. In onderdeel 1A van de ZIP Care over de Zorgvisie is gevraagd naar een prioritering van doelen op een schaal van 1 tot en met 3 (niet zo belangrijk, belangrijk, zeer belangrijk). Deze gegevens staan in tabel 9 van dit verslag. In het onderdeel Samenhang komt deze prioritering weer terug. In onderdeel 5d 46
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
wordt gevraagd per doel aan te geven of in het
ZIPhoofdstuk Zorgvisie de score 3 is toegekend aan een doel. In tabel 14 gaan we na in hoeverre doelen wel zeer belangrijk worden gevonden, terwijl niet uit het zorgplan blijkt dat het doel gesteld is. Deze percentages zijn te interpreteren als de mate van inconsistentie van een zorgplan.
Tabel
14
Percentage waarbij een doel met score 3 (een zeer belangrijk doel) in onderdeel A NIET een gesteld doel is in het zorgplan per sector. TZ=Thuiszorg (n=27); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=24); GZ=Gehandicaptenzorg (n=45); OZ= ouderenzorg (n=96)
5
Samenhang
d 1 2 3 4 5 6 7 8
Doel emotioneel en mentaal welzijn lichamelijk welzijn interpersoonlijke relaties plaats in de samenleving persoonlijke ontwikkeling ontwikkeling van rechten en plichten autonomie en zelfbeschikking materieel welzijn
TZ 41 7 22 19 15 15 63 22
GGZ 25 38 42 42 42 29 25 42
GZ 18 42 38 33 33 18 42 14
OZ 31 38 35 32 19 40 51 26
Totaal n=196 29 34 35 33 25 30 48 24
Gemiddeld percentage waarbij zeer belangrijke doelen en gestelde doelen niet overeenkomen
26
36
30
34
28
In de Geestelijke Gezondheidszorg en in de Ouderenzorg wordt het vaakst een doel tegelijkertijd zeer belangrijk gevonden en niet in een zorgplan gesteld (bij respectievelijk 36% en 34% van de respondenten). In de Thuiszorg is de meeste consistentie te zien (26%), maar er is ook een polarisering te zien: met betrekking tot het doel over autonomie en zelfbeschikking is veel inconsistentie (in 63% van de gevallen) en met betrekking tot het doel over lichamelijk welzijn is juist zeer hoge consistentie (slechts in 7% van de gevallen geen consistentie). In totaal doet het onderdeel Samenhang het redelijk goed. Twee van de vier sectoren scoren met dit onderdeel in de categorie 'goed' en twee scoren in de categorie 'matig'. In de Geestelijke
Gezondheidszorg
wordt
het
hoogst
gescoord
op
Samenhang
en
in
de
Ouderenzorg wordt het laagst gescoord op Samenhang.
7.4 Zorgplannen en ontwikkelmogelijkheden Uit de gegevens van de nulmeting komt naar voren dat de zorgplannen van de professionals sterk te ontwikkelen tot te ontwikkelen zijn. Dat wil zeggen dat volgens de normen van de ZIP Care er geen sprake is van kwalitatief goede plannen. Het goed evalueren van een plan, het opstellen van een consistent plan en het verkennen van de hulpvraag zijn in veel plannen niet goed weergegeven. De ontwikkelmogelijkheden om de kwaliteit van zorgplannen te verbeteren zijn te verdelen naar twee niveaus, te weten: 1) niveau van de zorgplanmethodiek 2) niveau van attitude en vaardigheden van de professional De zorgplanmethodiek van veel organisaties is nog sterk in ontwikkeling en biedt de professional onvoldoende mogelijkheden tot het opstellen van een goed zorgplan. De wettelijke bepalingen aangaande zorgplannen zijn bijvoorbeeld slecht opgenomen, er is geen 47
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
werkbare systematiek om op basis van gestelde doelen te rapporteren over de verleende zorg of de zorgplanmethodiek is te uitgebreid. Hierdoor ontstaan er meer romans dan werkbare zorgplannen en focust de professional zich op de volledigheid van een plan in plaats van op de relevantie van informatie over een cliënt. Ten opzichte van de ZIP Care scores uit 1998 zijn gelukkig wel veel verbeteringen zichtbaar. Zo is er meer aandacht voor het stellen van doelen en voor de evaluatie van het plan in de zorgplanmethodiek. Toch kan de methodiek in veel organisatie verbeterd worden. De professional zelf geeft na gebruik van de ZIP Care aan inzicht te hebben in de eigen ontwikkelmogelijkheden. De praktijk laat zien dat veel professionals weliswaar trouw het format van de organisatie invullen, maar hierbij de intentie en achterliggende principes van de methodiek onvoldoende voor ogen hebben. Het nut en de noodzaak van het verkennen van een perspectief, de gewenste levensinvulling van een cliënt, het betrekken van een sociaal netwerk van de cliënt of het maken van een doelgerichte rapportage: dit alles is niet eigen aan alle professionals. De ZIP Care maakt dit inzichtelijk en geeft aanknopingspunten voor professionalisering. Gebruik van het instrument kan op verschillende manieren; individueel of in teamverband, met of zonder cliënt en met een eigen zorgplan of dat van een collega. Mogelijkheden voor gebruik van het ZIP Care instrument zijn verwoord in de ZIP Care toelichting en achtergronden. Advies en ondersteuning bij ontwikkelmogelijkheden worden aangeboden via de ZIP Care website.
48
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
8.
Conclusies
De hoofdvraag van het onderzoek luidde: Wat is de inhoud van een ZIP Care die bruikbaar is voor de evaluatie van een zorgplan in de caresector? Uit het onderzoek blijkt dat het model van de ZIP uit 1998 toepasbaar is voor de hele caresector. Het instrument is wel geactualiseerd. Daartoe zijn verschillende ontwikkelingen binnen de caresector verwerkt in het instrument. Zo is bijvoorbeeld de koppeling van de indicatie van een cliënt en de doelen in het zorgplan opgenomen, wordt de betrokkenheid van de cliënt en diens netwerk explicieter geëvalueerd en is er meer aandacht voor de uitwerking van de uitvoering van de zorg en ondersteuning. Daarnaast doet het ZIP Care instrument meer recht aan de waardering van verschillende onderdelen van een kwalitatief goed zorgplan. De rekenformule achter het berekenen van een totaalscore is opnieuw ontwikkeld. Tot slot heeft de handleiding van het instrument een vernieuwingsslag ondergaan. De handleiding is toegankelijker, meer toegespitst op het gebruik van het instrument en geeft kort en bondig de essentie van het instrument weer. Het instrument is vervolgens getoetst op validiteit en betrouwbaarheid. Deze zijn goed. De definitieve versie van de ZIP Care is apart gepubliceerd in de uitgave ZIP Care vragenlijst en ZIP Care toelichting en achtergronden (2005). Dit is een weergave van het instrument en de handleiding. De verschillende onderzoeksfasen, met name de gegevens verzameld tijdens het congres, geven inzicht in de kwaliteit van zorgplannen binnen de caresector en uiteraard in de professionaliteit van opstellers van het zorgplan. Opvallend is de kwaliteit van de consistentie en samenhang van een plan. Het is echter afhankelijk van de belangrijkste doelen van een zorgverlener in welke mate het plan consistent is. Gemiddeld is 28% van de plannen niet consistent als het gaat om de samenhang tussen visie op zorg en gestelde doelen. Het lijkt erop dat moeilijk te operationaliseren doelen minder snel tot consistente samenhang leiden en dat gemakkelijker te operationaliseren doelen sneller tot betere samenhang leiden. De kwaliteit van zorgplannen verschilt per sector, zo laten de gegevens verzameld tijdens het congres zien. Bevestigend is het feit dat de inhoud van een zorgplan sterk verschilt per sector. De professionals richten zich per sector op een andere doelstelling dan collegaprofessionals uit een andere branche. Dit komt goed naar voren uit de gegevens over onderdeel A van de ZIP Care. Hierin wordt de visie op zorg en ondersteuning toegelicht door de professional. Alle sectoren hebben een andere prioriteit qua visie, gericht op kwaliteit van bestaan, bij het ondersteunen van cliënten. Hiermee wordt bevestigd dat het lastig is op inhoudsniveau (inhoud van de zorg) een carebreed evaluatieinstrument te ontwikkelen. Het is wel mogelijk de consistentie van de visie en praktijk te evalueren. De ZIP Care doet dit. De kwaliteit van zorgplannen gemeten met de ZIP Care op het ZIP Care congres is slecht tot matig. Dit betekent dat de professionals sterk te ontwikkelen tot te ontwikkelen plannen hebben. De ontwikkelmogelijkheden zijn zichtbaar geworden op twee niveaus. Het niveau van de zorgplanmethodiek van de organisatie: het standaard format, het geautomatiseerde dossier of de cliëntordner en het niveau van de professional: het betrekken van de cliënt, het verkennen van de hulpvraag en het stellen van doelen vanuit de visie.
49
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
50
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
9.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
Een aantal nevenresultaten van dit onderzoeksproject leiden tot de aanbeveling voor een vervolgonderzoek, te weten de ZIP Care toolkit, een e-learning toepassing waarin ZIP Care en haar doelstellingen een belangrijke rol spelen. We benoemen eerst de nevenresultaten, om daarna in te gaan op de contouren voor de ZIP Care toolkit. Naar de aanloop van het ZIP Care congres toe is de ZIP Care website ontwikkeld, www.zipcare.nl, die ook na het congres nog veel bezocht blijft. In een aantal maanden is de site ruim 2000 maal bezocht. Ook wordt geregeld gebruik gemaakt van de mogelijkheid om via de site contact te zoeken met de onderzoekers en vragen te stellen over ZIP Care en mogelijke toepassingen van het instrument. Een ander nevenresultaat was het ontwikkelen van een ZIP Care workshop, omdat het congres ruim overtekend was. In de maand juni is deze workshop 2 maal verzorgd, in verschillende delen van het land. Ook is op vraag uit het veld een aantal incompany workshops verzorgd. Uit de reacties van deelnemers blijkt dat er grote behoefte is aan een begeleidingstraject bij ZIP Care. Daarnaast valt het ons op uit deze reacties dat het van groot belang is ZIP Care op een juiste manier toe te passen. Het is een instrument voor zelfevaluatie met een educatief doel, namelijk het persoonlijk inzicht verwerven en reflecteren op het professioneel handelen. Het instrument is niet ontwikkeld als beoordelingsinstrument zonder dat het gevolgd wordt door kwaliteitsverbetering; het instrument heeft een plaats in de kwaliteitscyclus van plannen, uitvoeren, toetsen en verbeteren. Uit deze nevenresultaten leiden wij af dat het van belang is beroepsbeoefenaren te ondersteunen in het proces van kwaliteitsverbetering in het werken met zorgplannen. Een goede manier waarop dit vorm kan krijgen is een e-learning toepassing, waarvoor de website verder uitgebouwd kan worden. Dit voorstel voor een vervolgproject sluit aan bij de beschreven ontwikkelmogelijkheden in hoofdstuk 7 en de conclusies beschreven in hoofdstuk 8.
51
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
52
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Literatuur -
-
-
-
-
-
-
53
Andreoli, P. (2000). Van zorgplan naar bloesemtocht. Denkbeeld tijdschrift voor psychogeriatrie. Almere : Versluys, februari, 16-21 Beenackers, A.A.J.M. (1999). Handleiding dossiervorming, ambulante geestelijke gezondheidszorg. Delft : Eburon Beenackers, A.A.J.M. (1999). Riagg dossiers bijgewerkt. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, Utrecht: Trimbosch- Instituut, 1999-1 Bernard, S., J. de Groot, W. Buntinx & M. van Boxel (1996). De ontwikkeling van een checklist ‘kwaliteit handleiding zorgplannen’. Nederlands Tijdschrift voor de zorg aan verstandelijk gehandicapten. Amersfoort : RWA De Brandaen. Vol 22-4, pp. 235-247. Boheemen, M. van en A. Schippers (2005). The method is the message. Het gebruik van prototyping in een onderzoek naar kwaliteit van zorgplannen. In: B. Boog, M. Slagter, I. Jacobs-Moonen en F. Meijering (red) (2005). Focus op Action Research. De professional als handelingsonderzoeker. Assen: Van Gorcum. Both, B. (2003). Zorgplan. Cliënt & Raad/ LOC. Utrecht : Landelijke Organisatie Cliëntenraden. Volume 4, nummer 7, pp. 16-18 Engbers-Kamps, H.J.M. & C. van Sprundel (1993). Model Zorgplan Verpleeghuiszorg. Utrecht : Nederlandse Vereniging voor Verpleeghuiszorg, NvvZ Gage, M. (1995). Het patiëntgestuurde interdisciplinaire zorgplan. Nieuwsbrief Verpleegkundig Perspectief. Houten : Bohn Stafleu Van Loghum. Volume 11, 33-41. Gordon, M. (1989). Elf gezondheidspatronen. In: J.C. Dito, T. Stavast & B.E. Zwart (1997). Basiszorg, niveau 3. Houten: Bohn, Stafleu, Van Loghum. HKZ (1997). Certificatieschema instellingen voor thuiszorg. Utrecht: Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector. HKZ (1998). Certificatieschema instellingen voor organisaties voor gehandicaptenzorg. Utrecht: Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector. HKZ (1998). Certificatieschema instellingen voor verzorgingshuizen. Utrecht: Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector. HKZ (2002). Certificatieschema instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Utrecht: Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector. Holte, E. ten (1996). Het zorgplan kritisch bekeken, een eisenkader voor zorgplannen. Zorg en ondernemen, vaktijdschrift voor de ouderenzorg. Houten : Vereniging van Nederlandse Bejaardenoorden. nr. 6, juni, 12-16. Inspectie voor de Gezondheidszorg (2005). Kwaliteitsborging in verpleeghuizen en verzorgingstehuizen nader bekeken, onderzoek naar de aanwezigheid van integrale kwaliteitszorg in verpleeghuizen en verzorgingstehuizen aan de hand van de uitkomsten van algemeen toezicht van 1 juni 2003 tot 1 juni 2004. Den Haag: Inspectie voor de Gezondheidszorg. International Association on the Scientific Study of Intellectual Disabilities (2000). Quality of Life: its conceptualization, measurement, and application. A consensus document. Authors: I. Brown, R.A. Cummins, D. Felce, L. Matikka, K. Keith, T. Parmenter & R. Schalock. Génève: WHO-IASSID work plan, draft. Kal, D. (2001). Kwartiermaken. Werken aan ruimte voormensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam: Boon. Keeler, G. & I. Warners (1995). Zorgplannen in verzorgingstehuizen: beleidskeuzes voor het management. Utrecht : NIZW. Luckasson, vert. J. van Loon (2002). Samenvatting in vertaling van passages uit hoofdstuk 9 van de 10de editie van het handboek van de AAMR, Mental retardation, definition, classification and Systems of supports. Washington : American Association on Mental Retardation (AAMR).
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
-
-
-
-
-
-
54
Maas, B. & A. van der Werf (1995)_. Werken met zorgplannen brengt structuur in de verpleeghuiszorg. In: Het Ziekenhuis. Utrecht : Nationale Ziekenhuisraad Meekeren, E., H. de Jong & S. Menken (1998). Voorlichting in het behandelplan van patiënten met een ernstige borderline stoornis. In: Maandblad Geestelijke Volksgezondheid. Utrecht : Trimbos-instituut, nr. 5. Mensink, J., T. Miltenburg & C. Romijn (1993). Afspraken over zorgplannen. Nijmegen : Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen. Mos, M.C. & J. van Weeghel (1999). Zorg in de samenleving; een basisprogramma voor mensen met een ernstige en langdurige psychiatrische stoornis. Utrecht : Trimbos-instituut. NIZW (2004). Klaar voor de toekomst, concept profielen functies in de zorg en welzijn, Utrecht: NIZW. Nuy, M.H.R.A.M. en J. Droës (2000). De individuele rehabilitatie benadering:inleiding tot gedachtegoed, techniek en randvoorwaarden. Amsterdam : SWP Ooyen-Houben, M. van (1998). Leidraad bij het werken met zorgplannen in de GGZ en de verslavingszorg. Utrecht: Trimbosch-Instituut. Ooyen-Houben, M. van (1998). Zorgplannen in de GGZ, achtergronden en methodiek. Utrecht: Trimbosch Instituut. Pasch, T. van der (1998). Standaarden in de praktijk. Tijdschrift voor de Zwakzinnigenzorg. Amersfoort : RWA De Brandaen, nr. 7., 196-197. Peters, R. (2003). Terug in de tijd, werken met levensverhalen. Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie. Almere : Versluys, volume 15, nummer 1, 8-11. Petrignani, M. (1999). Een stap in de richting van de ZIP Psychiatrie. Verslag van wetenschappelijke stage, Utrecht: Julius Centrum voor patiëntgebonden onderzoek. Rijksen, H.M.G.J. (2002). Leven in het zorgplan, levensvragen in het zorgplan voor mensen met een verstandelijke handicap. Budel : DAMON. Schalock, R.L en G.N. Siperstein (1996). Quality of life, conceptualization and Measurement. Washington DC: American Association on Mental Retardation (AAMR). Schippers, A. P., M.A.C. van Boheemen, M.C. Barnhard en J.M. Carlier (2005). ZIP Care, ZIP Care vragenlijst en ZIP Care toelichting en achtergronden. Leeuwarden: Christelijke Hogeschool Nederland. Schippers, A. (2003). Het spel en de knikkers, kwaliteit van ondersteuningplannen voor mensen met een verstandelijke beperking, Groningen: Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. Schippers, A.P., A. Lakerveld, M. Crum, G.H.M.M. ten Horn, H. Nakken & G. H. van Gemert (1998). ZIP. Zelfevaluatie Individuele zorg- en begeleidingsplannen. Eindrapport. Groningen: Stichting Kinderstudies. Speet, M. & A.L. Francke (2002). Individuele professionalisering van verpleegkundigen in de beroepsopleiding en in de praktijk. Utrecht: NIVEL. Sting (2003). Welke zorg vraagt u? , vraaggerichte verzorging: visie en praktijk. Utrecht: Sting.
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Bijlage 1
Lijst van participanten in onderzoek ZIP Care
Deelnemers expertraadpleging tijdens exploratieve fase Ten behoeve van de verkenningsfase zijn diverse interviews gehouden met deskundigen uit de care sector. -
Beleids en kwaliteitsmedewerker
Saffier
-
Beleidsadviseur
BVE Raad
-
Beleidsfunctionaris
Vizier
-
Beleidsmedewerker
InteraktContour
-
Beleidsmedewerker
NU’91
-
Coördinator Zorgontwikkeling
Icare
-
Manager Zorg
Nieuw Berkendael Verpleeghuis
-
Medewerker zorgplan
Saffier
-
Opleidingsfunctionaris
Stichting Philadelphia Zorg
-
Projectmedewerker
Landelijk Expertisecentrum Verpleging en Verzorging
-
Projectmedewerkers
PPCF-Gelderland
Wonen, Welzijn en Zorg en Regioconsulent -
Stafmedewerker
GGZ Den Bosch
-
Stafmedewerker
Stichting Woonbegeleiding DWO
-
Teamleider
GGZ Leiden
-
Teamleider
Stichting de Gelderse Roos
-
Vakreferent verpleegkunde
Landelijk Expertisecentrum Verpleging en Verzorging
55
-
Verpleeghuisarts
Sint Antonius IJsselmonde Verpleeghuis
-
Voorzitter Bedrijfstakgroep
BVE Raad
-
Zorgcoördinator
De Veste Verzorgingstehuis
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Deelnemers panelbijeenkomst 1– professionals Het prototype I van de ZIP Care is getoetst op validiteit, gebruiksvriendelijkheid en toepasbaarheid tijdens twee panelbijeenkomsten. -
Beleidsmedewerker
Vizier
-
Hoofd verpleegafdeling
Stichting Pieter van Foreest, locatie Bieslandhof
-
Hoofd Zorg
Stichting Pieter van Foreest Woonzorgcentrum Stefanna
-
Manager inhoudelijke
Stichting Arduin
ondersteuning -
Opleidingsdeskundige
De Trans, opleidingen/ zorgondersteunende automatisering
-
Opleidingsdeskundige
De Trans, opleidingen/ zorgondersteunende automatisering
-
Projectmedewerker
-
Staffunctionaris
-
Wijkverpleegkundige
Verenigde Amstelhuizen, Verpleeghuis Slotervaart Saffier Thuiszorg Stad Utrecht, Team West Binnensta
-
Zorgcoördinator
Valent RDB
-
Zorgcoördinator
Axiongroep afdeling Oost, locatie Mariënstein
-
Zorgplanner
Take good care Thuiszorg
Deelnemers panelbijeenkomst 2 - professionals Het prototype I van de ZIP Care is getoetst op validiteit, gebruiksvriendelijkheid en toepasbaarheid tijdens twee panelbijeenkomsten.
56
-
Beleidsmedewerker
RIBW Oost Veluwe
-
Beleidsmedewerker
Thuiszorg Breda
-
Coördinerend verpleegkundige
Verpleeghuis Nieuw Berkendael
-
Hoofd cluster zorg
Thuiszorg Den Haag
-
Professional
ASVG Zuid West
-
Staffunctionaris
Sensire
-
Stafmedewerker zorg
Livio
-
Teamcoördinator
Vizier
-
Teamleider verpleegunit
Aliant, locatie Swellengrebel
-
Trainer zorgdossier
Amsterdam Thuiszorg
-
Unithoofd stadwoningen
Symfora
-
Wijkverpleegkundige
Thuiszorg Stad Utrecht Team West
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Binnenstad -
Zorgconsulent
Stichting Philadelphia Zorg
-
Zorgteammanager
Thuiszorg Rotterdam
Schriftelijke raadpleging Het prototype I van de ZIP Care is getoetst op validiteit, gebruiksvriendelijkheid en toepasbaarheid door middel van schriftelijke raadpleging (oorspronkelijk deelnemers aan de panelbijeenkomsten). -
Coordinator dagbesteding
InteraktContour
-
Beleidsmedewerker/ wijkverpleegkundige
Sting
-
Beleidsmedewerker
’s Heerenloo Zorggroep/ Werveling
Deelnemers panelbijeenkomst 3 - Cliënten en vertegenwoordigers Ten behoeve van de exploratieve en constructiefase is een panelbijeenkomst georganiseerd over de kwaliteit van zorgplannen vanuit het perspectief van cliënt en vertegenwoordiger -
Algemeen Chronisch Zieken Geestelijke gezondheidszorg Lichamelijk gehandicaptenzorg Ouderenzorg Thuiszorg Verstandelijk gehandicaptenzorg
3 deelnemers 1 deelnemer 14 deelnemers 8 deelnemers 2 deelnemers 7 deelnemers 6 deelnemers
Leden van de adviescommissie ZIP Care Ten behoeve van de inbedding van het ZIP Care instrument zijn twee bijeenkomsten organiseert voor de ZIP Care adviescommissie, onder voorzitterschap van de LEVV. -
LEVV, Landelijk Expertisecentrum Verpleging en Verzorging, adjunct directeur (voorzitter)
-
Arcares, branchevereniging verpleging en verzorging, beleidsmedewerker innovatie AVVV,
Algemene
vereniging
verpleging
en
verzorging,
programmaleider
kwaliteitsbeleid -
FVGGz, Federatie Verpleegkundigen Geestelijke Gezondheidszorg, bestuurslid
-
GGZ Nederland vertegenwoordigd door FVGGz
-
IGZ, Inspectie voor de Gezondheidzorg, Inspecteur (twee functionarissen)
-
LVW, Landelijke Vereniging Wijkverpleegkundigen, voorzitter commissie kwaliteit
-
Prismant, Projectgroep ZIP Care (twee functionarissen)
-
Sting, Beroepsvereniging voor verzorgenden, beleidsmedewerker
-
VGN,
Vereniging
Gehandicaptenzorg
Nederland,
senior
voorzitter AKO-commissie -
57
ZN, Zorgverzekeraars Nederland, beleidsmedewerker Zorg
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
beleidsmedewerker
en
Bijlage 2
Achtergrondgegevens bij totstandkoming ZIP Care
De onderstaande tabel geeft inzicht in de weging van ieder ZIP Care item in de definitieve ZIP Care vragenlijst. Tabel I:
Weging per onderdeel ZIP Care
Onderdeel B NB: Oorspronkelijk!
Totaal
Onderdeel B NB: Oorspronkelijk!
Totaal
Doelen totaal
2,96
Samenhang totaal
2 x 2,52 = 5,04
1a
2,76
5a
2,56
1b
2,88
5b
2,09
1c
2,76
5c
2,36
1d
2,92
5d
2,28
1e
2,28
5e
2,32
1f
2,44
Uitvoering totaal
2,96
1g
1,76
6a
2,92
1h
2,32
6b
2,83
Vraagstuk totaal
2,84
6c
2,58
2a
2,76
6d
2,37
2b
2,00
6e
2,28
2c
2,28
6f
2,44
Perspectief totaal
2,76
6g
2,48
3a
2,52
6h
2,48
3b
2,40
Evaluatie totaal
2,84
3c
2,52
7a
2,64
Profiel totaal a-d
2,64
7b
2,76
4a
2,68
7c
2,44
4b
2,68
7d
2,33
4c
2,08
7e
2,20
4d
2,56
7f
2,04
Profiel totaal e1-e16
2,64
7g
2,54
4 e1
2,75
7h
2,48
4 e2
2,58
Algemeen totaal
2,32
4 e3
2,54
8a
2,68
4 e4
2,65
8b
2,68
4 e5
2,54
8c
2,56
4 e6
2,42
8d
2,64
4 e7
2,38
8e
2,76
4 e8
2,71
8f
2,44
4 e9
2,58
Wettelijk totaal
2,04
4 e10
2,13
9a
2,32
4 e11
2,50
9b
2,24
4 e12
2,63
9c
2,28
4 e13
2,54
9d
2,52
4 e14
2,58
9e
2,04
4 e15
2,38
9f
2,32
4 e16
2,33
4 e17
2,29
58
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
De onderstaande tabellen geven inzicht in de kwaliteit van zorgplannen zoals deze zijn verzameld tijdens het congres ZIP Care zorgt dat het werkt op 23 maart 2005. Ruim 300 professionals beoordeelden hun zorgplan op de kwaliteit. Tabel II
1
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ= Ouderenzorg (n=106)
Doelen
TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=20 6
Max. score
a
Zijn de doelen beschreven?
2,79
3,00
2,94
2,60
2,76
3
b
Zijn de doelen op cliënt gericht?
2,57
2,76
2,72
2,32
2,51
3
c
Zijn de doelen meetbaar?
1,68
1,64
1,94
1,69
1,75
3
d
Zijn de doelen realistisch?
2,36
2,08
2,53
2,06
2,21
3
e
Zijn de doelen tijdsgebonden?
1,25
1,04
1,40
0,98
1,13
3
f
Spreken de doelen elkaar tegen?
1,86
1,92
1,91
1,66
1,78
2
g
Is er prioriteit aangebracht in de doelen?
0,71
0,72
0,72
0,72
0,70
2
h
Doelen in samenspraak met andere disc. opgesteld?
0,86
1,68
2,68
2,07
1,99
3
14,07
14,84
16,85
14,09
14,83
22; 13|18
2
2
2
2
2
Totaalscore op basis van de itemscores Gemiddelde categorie
Tabel III
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ= Thuiszorg (28); GGZ= Geestelijke Gezondheidszorg(n=25); GZ= Gehandicaptenzorg (n=47); OZ= Ouderenzorg (n=106) TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=21 0
Max score
Is de vraag van de cliënt beschreven die aanleiding gaf voor het opstellen van dit zorgplan?
2,36
2,16
2,23
2,04
2,13
3
b
Is professionele hulpverlening nodig om de vraag te beantwoorden?
1,89
1,56
1,98
1,53
1,70
3
c
Is de indicatie vermeld in het zorgplan?
1,36
0,88
0,85
1,06
1,04
2
5,61
4,60
5,06
4,62
4,86
2
1
2
1
1
2
Vraagstuk
a
Totaalscore op basis van de itemscores Gemiddelde categorie
Tabel IV
8;
5|6
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=105) TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=20 8
Max. score
Is de door de cliënt gewenste invulling van zijn leven beschreven?
1,18
1,80
2,15
1,63
1,70
3
b
Zijn de (wettelijk) vertegenwoordigers geraadpleegd?
1,71
1,52
1,96
1,75
1,76
2
c
Vanuit welk gezichtspunt is het perspectief van de cliënt hoofdzakelijk beschreven?
1,39
1,76
2,21
2,02
1,95
3
Totaalscore op basis van de itemscores
4,46
5,16
6,30
5,33
5,41
1
2
3
2
2
3
Perspectief
a
Gemiddelde categorie
59
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
8;
5|6
Tabel V
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ= Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=106) TZ
a
Totaal van de antwoorden 1, 2 en 3
0,96
2,12
2,51
1,67
1,81
3
b
Zijn de mogelijkheden en beperkingen beschreven?
1,46
1,84
2,53
2,11
2,08
3
c
Is de verwachte situatie van de cliënt beschreven?
0,57
0,84
1,04
0,67
0,76
2
d
Is de beschrijving een samenvatting van relevante informatie over de cliënt?
1,29
2,24
2,13
1,58
1,76
3
Tussenscore Profiel
4,29
7,04
8,28
6,04
6,41
11; 7 | 9
1
2
2
1
1
TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=210
Max. score 3
e
Welke onderwerpen zorgplan?
zijn
beschreven
in
het
GZ
OZ
Max. score
Profiel
Gemiddelde categorie
GGZ
Totaal n=210
4
1.
Algemene gezondheid
1,93
2,25
2,81
2,77
2,64
2.
Zintuiglijk functioneren
1,39
1,20
2,49
2,58
2,23
3
3.
Mobiliteit
1,93
1,92
2,81
2,77
2,57
3
4.
Relaties
1,39
2,76
2,81
2,01
2,17
3
5.
Omgaan met de omgeving
0,86
2,52
2,68
1,70
1,89
3
6.
Wonen
1,50
2,40
2,55
1,92
2,09
3
7.
Werk/dagbesteding/ontspanning
0,96
2,28
2,62
2,04
2,06
3
8.
Interesses
0,43
0,96
1,79
1,38
1,30
2
9.
Dagritme
0,79
1,04
1,45
1,19
1,18
2
10. Psychisch welbevinden
0,96
2,64
2,68
1,90
2,04
3
11. Emotioneel welzijn
0,75
2,76
2,81
1,64
1,93
3
12. Zelfbewustzijn
0,75
1,44
1,60
1,44
1,40
3
13. Reactie op ingrijpende gebeurtenissen
0,18
0,48
0,70
0,36
0,43
1
14. Verslaving en middelengebruik
1,43
1,68
1,87
1,49
1,60
2
15. Communicatie
0,32
2,16
2,87
1,73
1,86
3
16. Levensbeschouwing en spiritualiteit
0,50
0,48
1,02
1,28
1,03
2
16,07
29,24
36,55
28,20
28,41
42; 25|33
1
2
3
2
2
Totaalscore 4e op basis van de itemscores Gemiddelde categorie
Tabel VI
Percentage plannen per sector. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=106)
4
Profiel
a
Er is een beschrijving van:
1
een actueel persoonsbeeld
25
68
92
42
54
2
de levensgeschiedenis/levensloop
14
52
79
60
56
3
de problematiek
57
92
81
61
69
-
alle drie soorten beschrijvingen aanwezig
7
44
70
26
35
0,96
2,12
2,51
1,67
1,81
TZ
Gemiddelde score Tabel VII
60
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=210
Max. score
3
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ= Thuiszorg (28); GGZ= Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ= Ouderenzorg (n=100)
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=206
Max. score
Is ieder doel afgeleid uit het perspectief?
1,46
1,56
1,47
1,28
1,39
2
Is ieder doel afgeleid uit het profiel?
1,21
1,56
1,51
1,28
1,36
2
Zijn de gestelde doelen in overeenstemming met de visie op hulpverlening?
1,43
1,52
1,40
1,35
1,40
2
Mate van consistentie.
0,72
0,76
0,70
0,68
0,70
5
Samenhang
b c e
g
Subjectieve inconsistentie
28%
24%
30%
32%
30%
Objectieve inconsistentie
26%
36%
30%
34%
28%
Zijn de gestelde doelen in overeenstemming met de indicatiestelling?
1,57
1,75
1,67
1,43
1,54
Totaalscore op basis van de itemscores
5,68
6,33
6,11
5,40
5,72
2 8;
5| 6
Gemiddelde categorie
Tabel VIII
2
3
3
2
2
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=106) TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=206
Max. score
Staat bij de doelen beschreven welke acties uitgevoerd worden om deze doelen te bereiken?
2,78
2,56
2,38
2,54
2,55
3
b
Zijn de acties per doel beschreven?
2,48
2,44
2,30
2,56
2,49
3
c
Staat per actie beschreven wie verantwoordelijk is voor de uitvoering ervan?
0,96
1,80
1,85
1,46
1,52
3
d
Staat de omvang van de acties beschreven?
2,04
1,32
1,07
1,49
1,43
3
e
Staat de frequentie van de acties beschreven?
2,46
1,00
1,15
1,91
1,71
3
f
Is de inhoud van het zorgplan gebruikt als kader bij het schrijven van rapportages?
1,32
1,16
1,49
1,27
1,31
2
g
Staat beschreven wat de cliënt zelf bijdraagt aan het realiseren van de doelen?
0,79
1,44
1,11
1,11
1,10
2
h
Staat beschreven wat de bijdrage is van het netwerk van de cliënt?
1,43
1,24
1,38
1,46
1,42
3
i
Staat beschreven welke middelen ingezet worden bij het realiseren van de doelen?
1,04
2,40
1,98
2,36
2,25
3
16,00
15,21
14,73
16,21
15,67
25; 15|20
2
2
1
2
1
6
Uitvoering
a
Totaalscore op basis van de itemscores Gemiddelde categorie
61
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Tabel IX
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=106) TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=210
Max. score
Staat in het zorgplan wanneer het plan wordt geëvalueerd?
1,50
2,28
2,49
1,84
1,97
3
b
Hoeveel tijd ligt er tussen het op- en bijstellen van het zorgplan en de evaluatie ervan?
1,71
2,28
2,38
1,87
1,99
3
c
Staat aangegeven welke gebruikt bij de evaluatie?
0,86
0,72
0,77
0,40
0,57
3
d
Staat aangegeven (Totaalscore)
1,11
1,84
2,11
1,53
1,62
5
e
Staat aangegeven wie per doel betrokken is/wordt bij de evaluatie?
0,50
0,48
0,77
0,70
0,66
2
Hoeveel personen zijn nader genoemd?
0,57
0,72
1,09
0,93
0,89
3
1,50
2,04
2,30
1,61
1,79
3
7,75
10,36
11,89
8,88
9,49
22; 13|18
1
1
1
1
1
7
Evaluatie
a
f
wat
criteria
zijn/worden
geëvalueerd
Zijn/worden de uitkomsten aangetekend in het zorgplan?
van
de
wordt?
evaluatie
Totaalscore op basis van de itemscores Gemiddelde categorie
Tabel X
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=106) TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=21 0
Max. score
Staat in het zorgplan wanneer het zorgplan is/wordt op- of bijgesteld?
1,61
2,28
2,55
1,90
2,03
3
Staat aangegeven wie een bijdrage leveren/geleverd hebben?
1,39
2,16
2,30
1,73
1,87
3
Aantal nader genoemde personen.
0,86
1,80
2,32
1,51
1,64
4
c
Staat de eindverantwoordelijke voor het plan genoemd?
1,82
1,80
1,60
1,33
1,54
3
d
Staat de contactpersoon met zijn gegevens weergegeven?
2,36
2,16
2,68
1,75
2,10
3
e
Is de informatie in het zorgplan overzichtelijk geordend?
2,46
2,64
2,94
2,46
2,60
3
f
Is het zorgplan begrijpelijk geschreven?
3,00
2,76
3,00
2,72
2,83
3
g
Is gewerkt volgens het in de organisatie geldende protocol voor zorgplannen?
1,57
1,76
1,96
1,57
1,69
2
15,0 7
17,36 19,3 4
14,9 6
16,30
24;4|1 9
2
2
3
2
2
8
Algemeen
a b
Totaalscore op basis van de itemscores Gemiddelde categorie
62
ZIP Care eindrapportage en verantwoording
Tabel XI
Gemiddelde scores en maximale score per item; score 1=slecht, 2= matig; 3= goed; Maximale totaalscore en categoriegrenzen (x|y); x= grens 1-2; y= grens 2-3. TZ=Thuiszorg (n=28); GGZ=Geestelijke gezondheidszorg (n=25); GZ=Gehandicaptenzorg (n=47); OZ=Ouderenzorg (n=104) TZ
GGZ
GZ
OZ
Totaal n=20 8
Max. score
Staat in zorgplan wie de (wettelijk) vertegenwoordiger van de cliënt is?
1,50
1,60
1,83
1,71
1,69
2
b
Staat vermeld in welke situaties de (wettelijk) vertegenwoordiger van de cliënt geïnformeerd moet worden?
1,50
1,36
0,94
1,28
1,24
2
c
Staan beslissingen vermeld die niet genomen mogen worden zonder voorafgaand overleg met de cliënt en/of de (wettelijk) vertegenwoordiger?
0,07
0,24
0,64
0,93
0,67
2
0,64
0,80
1,40
0,90
0,98
2
1,93
1,44
1,45
1,04
1,31
2
1,70
1,68
1,74
1,67
1,70
2
9
Wettelijke bepalingen
a
d
Staat vermeld of de cliënt en/of de (wettelijk) vertegenwoordiger met het zorgplan heeft ingestemd?
e
Staat de juridische status van het verblijf vermeld?
f
Staat in het zorgplan of middelen en maatregelen toegepast (mogen) worden?
g
Staat vermeld hoe het inzagerecht van de cliënt is geregeld? 1,18
0,84
0,26
0,89
0,79
3
h
Staat beschreven hoe de privacybescherming van de cliënt is geregeld?
1,07
0,84
0,32
1,10
0,89
3
Totaalscore op basis van de itemscores
9,74
8,80
8,57
9,56
9,29
18; 11|15
1
1
1
1
1
Gemiddelde categorie
63
ZIP Care eindrapportage en verantwoording