Zeven diensten over Christelijke deugden in de Oude Lutherse Kerk te Amsterdam door ds Harry Donga
februari t/m september 2013
Eerste dienst in de serie Christelijke deugden, thema: Fides – geloof en goedheid op 24 februari 2013 Schriftlezingen: 1 Samuël 1:1-28 en Mattheus 15:21-28 Gemeente van Jezus Christus Vorig jaar kwam ik een aardig boekje tegen met de aansprekende titel: Lieve deugd. In dat boekje werden zeven verhalen verteld over bijbelse figuren die er niet alleen toe doen, maar die ook deugen. Omdat er tegenwoordig in onze wereld zoveel niet lijkt te deugen, leek me het goed om in een serie in deze Oude Lutherse aan de orde te stellen wat er nu wel deugt en wat niet. Om te beginnen in de bijbelse verhalen zelf, maar misschien ook wel met uitlopers naar wat er in onze eigen levens deugt en niet, en als we de kring nog wijder trekken wat er in de kerk of er in onze wereld nu wel en niet deugt. In dat boekje werd naast de verhalen ook gebruik gemaakt van schilderingen die elke deugd een aanzien gaven. De wereldberoemde Italiaanse schilder Giotto maakte die schilderingen voor de al even beroemde Scrovegnikapel in Padua. Hij maakte niet alleen fresco’s van de zeven deugden maar ook van de zeven ondeugden als een soort tegenbeelden. Ik was er enthousiast over. De voorstelling van het geloof, in het latijn: Fides, wordt door een vrouwspersoon gesymboliseerd. Maar al nadenkend over de zeven deugden waarvan er drie nog net iets belangrijker zijn dan de overige vier - die drie zijn immers de drie theologische of goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde. en de vier zijn de zogenaamde kardinale deugden zoals verstandigheid, rechtvaardigheid, matigheid en vasthoudendheid - maar erover denkend, ontdekte ik dat er ook nog andere lijstjes mogelijk zijn, zo wordt er ook wel over acht deugden gesproken. En toen kwam ik haast vanzelf op de schilderingen in onze kerk. Waarvan er hier naast mij, aan weerszijden van de kansel, steeds vier geschilderd zijn. Acht deugden in 1692 geschilderd door Philip Tideman, een lutherse schilder hier uit Amsterdam. Deze schilderingen waren eens onderdeel van een ander orgel dan het huidige. Een reconstructie van dat orgel samen met de acht schilderingen, vier aan elke zijde. Is onlangs uitgebracht. Dat orgel was het Duyschotorgel dat in 1885 vervangen werd door het huidige orgel van Frederik Witte. Tideman beschilderde een prachtige orgelkas met bijbelse verhalen. Als de luiken dicht zaten dan zag je dat de achterkant beschilderd was met zogenaamde grisailles, grauwtjes die precies pasten bij de acht schilderingen die hier zijn achtergebleven. Die oorspronkelijke orgelkas heeft zijn weg gevonden via het Rijksmuseum naar de Nieuwe Kerk in Middelburg waar hij nog altijd te bewonderen is, maar dit allemaal terzijde. Vandaag stel ik twee schilderingen aan de
2
orde. Het zijn naast elkaar het geloof en de goedheid. Die twee deugden zullen we vandaag combineren met twee verhalen uit de bijbel, zowel uit Oude als uit het Nieuwe testament. Maar eerst nog wat meer over de schilderingen van Tideman. Hij maakte bij zijn opdracht gebruik van een boek dat die deugden beschreef, het is een boek dat in allerlei talen is vertaald, ook in het Nederlands. Het was geschreven in het begin van de zeventiende eeuw door Cesare Ripa, een Italiaanse edelman. We hebben de twee afbeeldingen van geloof en goedheid uit het boek van Ripa. Links het geloof, rechts de goedheid.
Hierboven staan zijn de schilderijen die Philip Tideman naar aanleiding van die twee gravures heeft gemaakt. Links het geloof, rechts de goedheid. De eerste schildering laat het geloof zien, gesymboliseerd door een zittende vrouw met in de ene hand het kruis en in de andere een kelk, een wijnbeker. Het zijn twee voorwerpen die beide verwijzen naar Christus en die voor ons gekruisigd en uitgegoten om te drinken. Ze vormen het hart van het christelijk geloof. Hij week met zijn schilderij wel een beetje af van de oorspronkelijke gravure van Ripa. Die in dit geval een brandend hart en een boek, de bijbel in haar handen houdt, maar de symboliek komt op het zelfde neer, het gaat om het levende geloof. En dan als tweede schildering na het geloof de goedheid, maar toch vooral ook met de nadruk op het feit dat deze goedheid voortkomt uit het geloof. De Bonta, noemt Ripa het, we zien in het plaatjesboek van Ripa opnieuw een vrouw staan met in haar arm tegen haar borst gedrukt een pelikaan, of wellicht een gier die zijn vier jongen voedt. Ernaast staat een boom met blaadjes, groei en overvloedige goedheid dus, staande aan een waterstroom. De vrouw draagt een gouden kleed en heeft een krans van klimop rond haar hoofd. De pelikaan die zijn jongen voedt met zijn eigen bloed is het symbool bij uitstek van Christus en de kerk. Tideman laat Vrouwe goedheid zitten en wijzen naar de voedende pelikaan. Bijzonder is te vertellen dat er in deze kerk nog een voorstelling is van die pelikaan met zijn jongen en wel hier onderop deze kansel uit 1640.
3
Het goede geloof, de gelovige goedheid. Met die achtergrond kijken we nu naar onze beide verhalen van deze morgen. Eerst naar het verhaal van een liefde die uitmondde in groot geloof. Het gaat om het geloof van Hanna, de vrouw van Elkana. Het verhaal krijgt kleur zoals de meeste OT-verhalen door de tegenstellingen. En dat wordt meteen duidelijk als we horen dat Elkana nog een vrouw heeft Peninna. Wat is dat nou veelwijverij, polygamie? Ja en nee. Nergens wordt er in de bijbel gepleit voor meer vrouwen, maar de verhalen waarin iets bijzonders geschiedt worden vaak wel met behulp van paren verteld. Twee personen die meestal elkaars tegenpolen zijn. Je kunt denken aan Kaïn en Abel, Jacob en Ezau, Lea en Rachel en hier Hanna en Peninna. De genade, want dat betekent de naam van Hanna,tegenover de parel, Peninna, een dijk van een vrouw, een kei in vruchtbaarheid. De natuur lijkt wel aan haar kant te staan. Knap en stralend en elk jaar een nieuw kind. De kinderkamer kon gewoon blijven bestaan, een nieuwe bakfiets aangeschaft. Je kon de klok er op gelijk zetten. Er zijn voorstellingen die dat treffend weergeven. De zogende en kinderrijke Peninna, links en rechts Hanna. Hanna, haar moederschoot was en bleef gesloten. Ze kon geen kinderen krijgen. Dat was heel erg, want in de bijbel heb je overdrachtelijk gesproken zonder een zoon geen toekomst te verwachten. Wat zal ze daar naar verlangd hebben en haar man Elkana ook. Het leek er op dat hij van weeromstuit steeds meer van deze vrouw ging houden. Maar geen toekomst hebben, dat betekent angst hebben voor morgen, niet weten waar je aan toe bent. Herkennen wij dat ook niet, die onbestemde angst, die onzekerheid over morgen? Wat als ik klaar ben met mijn studie, zal er dan nog een baan voor me zijn? Vind ik een metgezel des levens, wat als ik werkloos wordt of ziek, erg ziek? Kan ik mijn gezin nog onderhouden? Wat wordt de uitslag van mijn chemokuur? Wat als ik alleen kom te staan? Hoe moet het verder met en in de crisis? Toekomst is een beslissend en steeds opnieuw terugkerend motief in de bijbel. Zonder zoon is er voor Hanna geen toekomst. Of moet ze zich evenals Elkana neerleggen bij het feit dat Peninna wel de kinderen voor haar, voor hem krijgt? Maar het verlangen van Hanna, is niet zo maar een zoon, maar een zoon die deugt, die deugt voor de wereld. Een zoon die anderen zal helpen zichzelf te worden in onze wereld. Geen zoon geboren uit vruchtbaarheid maar uit de onmogelijkheid. Hanna is haast ontroostbaar over haar onvruchtbaarheid, ze huilt voortdurend en eet ook niet meer. Haar man Elkana, leeft enorm met haar mee, hij houdt alleen maar meer van deze vrouw en probeert haar verdriet te doorgronden en te
4
troosten. Een liefdevolle, ruimtebiedende man. Nogal in scherpe tegenstelling met de grote pastor van die dagen de priester Eli. Als die Hanna in haar verdriet in de tempel langdurig ziet bidden, denkt hij: daar zal je d’r weer zo een hebben: zo’n vrouw met emotie, het lijkt wel of ze te diep in het glaasje heeft gekeken. Eli denkt dat niet alleen, maar hij zegt het ook. Het treft Hanna diep, maar ze weet zich te verweren en uit te leggen wat haar bezig houdt en daardoor komt er toch nog, ondanks hem zelf, een goed woord uit de mond van Eli. Ga in vrede en God zal je geven wat je vraagt. Dat woord raakt haar in het hart en ze gaat opgelucht vandaar. Ook gaat ze weer eten. En, het staat er zo mooi, wordt toch de biologie weer in dienst gesteld van het verhaal. Elkana slaapt met haar en zie: ze wordt zwanger. Dat is verhoring van haar gebed. Dan na verloop van tijd baart ze haar eerstgeboren zoon en noemt hem Samuel, wat letterlijk betekent: van God gebeden. Hanna ziet door de menselijke biologie heen, de goddelijke werkelijkheid. De toekomst is haar door God geschonken, het is haar genadig geschonken. En dan doet ze waar heel dit verhaal over geloof en goedheid op uitdraait. Als het kind van de borst is, staat ze hem af. Aan God. Ze brengt hem naar de tempel waar ze zo bloedig heeft gebeden om toekomst, om een kind dat deugt zodat ze ook zelf deugt. De woorden waarmee ze dit alles ten overstaan van de priester Eli duidelijk maakt, zijn eenvoudig en gelovig en niet voor misverstand vatbaar. Ze geeft terug waarom ze vroeg en weet zich gedragen door God en ook door haar man. Dit kind zal bijzonder worden, een profeet in Israel, een wereld van verschil zal hij uitmaken. Hanna wordt door de bijbel gezien als een rechtvaardige gelovige. Zij weet wat het betekent om genade te ontvangen en ook om van die genade te delen, uit te delen, terug te geven. Wij geven het u uit uwe hand. Naast en in het verlengde van dit verhaal uit het OT , hebben we vanmorgen ook geluisterd naar het NT. Een verhaal waarvan Jezus zelf zegt dat het om groot geloof gaat. Het is eigenlijk niet zo’n heel sympathiek verhaal, vind ik zelf. Het lijkt erop of Jezus niet erg happig is om deze buitenlandse vrouw te helpen met haar probleem. Het gaat om een Kanaanitische vrouw afkomstig uit de streek van Syrië, niet alleen toen een plaats waar je maar beter niet kon zijn. De vrouw heeft een zieke dochter. Gekweld door een demon, staat er. Een psychiatrisch geval voor de omstanders, maar voor een moeder eeuwig hartzeer. Kennelijk heeft ze van de bijzondere gaven van Jezus gehoord en daarom vraagt ze om zijn hulp. Maar het lijkt erop dat ze op een cordon van afwijzen stoot, zowel van de leerlingen van Jezus als van Jezus zelf. Het lijkt een discussie over eigen volk eerst, maar de vrouw laat zich niet met een kluitje in het riet sturen. Op elke afwijzing heeft ze een uitweg. Brood alleen voor
5
de kinderen Israels, maar er zijn ook kruimels. Rembrandt tekent haar positie wel heel nederig. Door haar wijze van reageren, komt er opeens opening, ruimte, wordt de genade in geloof aangeboord. De vrouw krijgt waarom ze vroeg: toekomst voor haar kind, haar dochter. Ze krijgt dat vooral ook door haar vasthoudend geloof, voor het zoeken naar de kleine opening. En Jezus, vrouw u hebt een groot geloof en wat u verlangt zal ook gebeuren. Maarten Luther zag in deze vrouw een voorbeeld, hoe het geloof de aanvechting kan overwinnen. Die vrouw staat hier voor al die mensen, die in hun aanvechting God toch niet loslaten. "Want", zo zei Luther, "zoals het deze vrouw gebeurt, zó zal het gaan met allen, die in het geloof volharden." Ja, dat is mooi gezegd. Maar we weten allemaal ook, dat het niet zo maar gaat! Het moet vaak door veel beproevingen heen! Het leven is soms een kruis, dat moeilijk te dragen is. En kruisdrager te zijn is een hard bedrijf, waar menig mens onder bezwijkt. Twee vrouwen van het geloof, vol verlangen naar de toekomst. Twee voorbeelden van mensen die de grote moeilijkheden die zich in een mensenleven voor kunnen doen, te boven komen in geloof. Dat is wat er zo aan hen deugt. Daarmee kunnen het ook inspiratiefiguren voor ons worden. Wellicht was dat de achtergrond voor lutheranen uit de zeventiende eeuw om hier in deze kerk altijd het zicht te willen hebben op de deugden. Je kunt je afvragen of zoiets voor ons ook nog zou kunnen gelden. Worden wij geraakt door die beelden van geloof en goedheid. En laten we er ons ook door leiden? Ik las onlangs over een vrouw die op een stukje land bebouwd met bos haar leven leefde in verschillende door haar gebouwde hutten. Ze leefde dicht bij de natuur en was tegelijkertijd ook altijd heel nieuwsgierig naar haar medemensen waarmee ze mooie vriendschappen onderhield. Toen haar de vraag werd gesteld hoe ze dat allemaal deed en of ze nooit bang was, zei ze eenvoudig; ik geloof en ben nooit bang voor wat nog moet gebeuren. Waarom zou ik me bang maken voor iets wat nog moet gebeuren, maar het misschien nooit doet. Als ik morgen dood ben, dan heb ik me voor niets bang gemaakt. Hanna en de Samaritaanse vrouw hebben dat met haar gemeen, ze zijn niet bang voor wat komen gaat omdat ze het geloof en het verlangen hebben dat de goede toekomst ze wacht, Dat geloven ze van harte, daarom deugen ze. Niet neerleggen bij: het is niet anders, het zal wel zo zijn of zelfs God zal er wel een bedoeling mee hebben. In de bijbel hoef je je niet nee te leggen bij de status quo. Telkens kiest de bijbel voor de schijnbaar onmogelijke mogelijkheid. In haar onvruchtbaarheid ontvangt Hanna een zoon. In haar afwijzing blijft de Samaritaanse vasthouden aan haar geloof dat het goed komt. Laten wij ons scharen in hun gezelschap. Amen
6
Tweede dienst in de serie Christelijke deugden, thema: Fortitudo – moed en standvastigheid op 7 april 2013 Schriftlezingen: Richteren 4:4-16 en 5:1,9-13,31 en Johannes 20:19-31 Gemeente van Jezus Christus, Moed, vastberadenheid of standvastigheid dat is de vertaling van het latijnse woord Fortitudo. Dat is de deugd die deel uitmaakt van de zeven christelijke deugden die we in deze reeks diensten tot onderwerp hebben gemaakt. Bij de oude Israelieten en ook bij de oude Grieken en Romeinen had moed vooral te maken met wapens en strijd, met oorlog ook. Een man toonde zich moedig in het gevecht met een tegenstander. En soms moest je je moed met de dood bekopen. Voor ons is dat tegenwoordig een beetje anders. Het begrip moed is in een heel andere meer geestelijke richting gegaan. In onze beleving van moed gaat het meer om het karakter van een persoon en vooral ook om morele moed in zijn of haar leven. 'Moed is de bereidheid de confrontatie met lichamelijke pijn,met
tegenslag en levensbedreiging, onzekerheid, angst en intimidatie aan te gaan en te doorstaan. Moed is het tegendeel van lafheid en ook van luiheid of zwakheid.' Moedig voorwaarts was vroeger een strijdkreet van het slachtveld. Tegenwoordig is het veel meer een oproep om je leven op je te nemen en je levensweg te vervolgen, kome wat komen gaat. De theoloog Paul Tillich, aan wie ik destijds in mijn dissertatie aandacht heb besteed, schreef zijn beroemde boek: The courage to be = De moed om te zijn. Daarin gaat het om de moed om mens te zijn, niet bij de pakken neer te zitten, maar je leven als opgave op je te nemen; de moed om vrij te zijn, niet om je te schikken in wat anderen voor je bedacht hebben of oude platgetreden paden te gaan, maar je te wagen op de weg van de keuze – dit wel en dat niet; de moed om menselijk te zijn, niet veroordelend, maar aanvaardend. Dat appèl doet deze deugd vandaag ook op ons. Zo’n soort moed ziet angst en dreiging recht in het oog en gaat er het gevecht mee aan. Bij zo’n soort moed gaat het altijd om kiezen tussen goed en kwaad. Of beter nog: kiezen voor het goede en vechten tegen het kwade. Zo komen we bij de invulling van ons thema van deze dag. Beroemd geworden met zijn voorbeelden boek van de deugden, dus ook van de moed, is de zeventiende eeuwer Cesare Ripa. Hij heeft met zijn voorbeelden-boek hele volksstammen schilders en graveurs geïnspireerd. Het mooie van Ripa is dat hij zijn deugden niet alleen afbeeldt maar ook beschrijft. Zo wil hij over de vrouw ‘verbeeldende de standvastigheid’ wel kwijt dat deze vrouw aan de ene kant een pilaar omklemt en met in haar andere hand een zwaard tegelijkertijd zwaard en hand en arm boven een vuur houdt. ‘Toonende sich vrijwilligh om den hand en
7
arm te willen verbranden.’ Dat beeld van de vrouw met een pilaar als symbool van standvastigheid en met een arm met een zwaard in het vuur als moed is door heel wat schilders afgebeeld. Zelfs de wereldberoemde schilder Botticelli schilderde een Fortitudo, een vrouw die de moed bij uitstek symboliseerde.
Het is wel heel grappig om te zien hoe onze eigen kerkschilder Philip Tideman met dit beeld van de moed omging. Het schilderij bevindt zich op nummer drie van de vier hier aan de linkerkant van de kansel. Het laat inderdaad in dit geval een zittende Vrouwe Moed zien - met naast haar de pilaar - die wijst naar een schild, een medaillon, waarop het tafereel van de hand en het zwaard in het vuur, wordt vertoond. Misschien vond Tideman het voorbeeld van Ripa wat al te direct en misschien vond hij ook wel dat het zo wel erg op de menselijke kracht aankwam. Het lijkt erop alsof hij enige afstand houdt tot dit voor hem te moedige martelaarschap. Maar mooi is dit tafereel wel, ook goed uitgewerkt, beter eigenlijk dan de twee grauwtjes die ik u in de eerste dienst liet zien. Het gaat dus om moed en standvastigheid. Vandaag hebben wij drie bijbelse figuren opgevoerd waaraan wij deze christelijke deugd willen demonstreren. Bij de één lukt dat gewoon beter dan bij de ander. Maar soms kan ook het ontbreken van moed ons op een spoor zetten en wellicht inspireren. We beginnen met die vrouw uit het Oudtestamentische boek van de Rechters of Richteren. Het beschrijft de periode zo rond 1300 voor Christus waarin het volk Israel door steeds wisselende en vaak charismatische leiders verder wordt geholpen
8
in de tijd. Het gaat om een opmerkelijke vrouw, Debora is haar naam, letterlijk betekent dat: bijtje. Nu, ze blijkt als een bezige bij bezig. Als zij namens God de verantwoordelijkheid voor het volk draagt en het volk hevig bedreigd wordt door de Kanaanieten, laat ze de bevelhebber van de troepen van Israel bij zich komen. Het is Barak wiens naam treffend: bliksemflits betekent. Barak krijgt de opdracht om ten strijde te trekken maar hij wil dat alleen als Debora met hem meegaat. In haar ziet hij de garantie dat God met zijn strijd zal zijn en het volk Israel de overwinning zal bezorgen. Als de strijd op zijn hoogst is slaagt Barak erin de generaal van de tegenstanders, Sisera, uit zijn wagen te laten storten. Maar deze weet te ontsnappen en probeert zich te verbergen. Hij klopt aan bij een huis en wordt door de vrouw des huizes, Jael is haar naam, verzorgd. Hij zegt nog tegen haar: als er iemand komt en me zoekt, dan geef je niet thuis, je hebt niets gezien. Van vermoeidheid valt Sisera in slaap, maar Jael slaapt niet. Ze is gewapend met een tentpin en een hamer. En de afloop is even gruwelijk als spannend, ze slaat generaal Sisera de pin door het hoofd en dood is hij. Op dat moment arriveert Barak en ziet Sisera dood terneerliggen. Als hij het bericht aan Debora brengt zegt hij: Het was God door de hand van een vrouw die ons de overwinning heeft bezorgd. Debora en Jael twee moedige vrouwen, vastberaden om te doen wat moet gebeuren. Niet zo maar in het wilde weg omdat moorden zo leuk is, maar omdat ze het volk ermee vooruit helpen. En zo aan hen ruimte en vrijheid verschaffen. Eigenlijk is het wel bijzonder, heren van de schepping, om te zien hoe de dames de toon aangeven in deze verhalen. Ook als symbolen van de deugden. Daarbij is het tweede voorbeeld dat ik u vandaag uit de bijbel illustreer ook een beetje dubbelzinnig. Het is het evangelieverhaal dat ook bekend staat als het verhaal van de ongelovige, de niet zo moedige Thomas. U kent het wel. De situatie van het verhaal is de bijeenkomst van de discipelen na de dood, de kruisiging van JEZUS. En na het bericht over zijn opstanding uit de doden. Terwijl ze daar bijeenzijn verschijnt Jezus opeens in hun midden en laat zichzelf zien, vooral zijn handen met de wonden van de spijkers die ze doorboorden en de wond in zijn zijde waar een speer was ingestoken. De daar aanwezigen krijgen zijn zegen en zijn opdracht om niet langer te rouwen maar integendeel het verhaal van zijn opstanding overal in de wereld te gaan vertellen. Die avond waren ze er niet allemaal bij, Eén ontbrak, Thomas, wiens naam tweeling betekent – zwei Seelen wohnen in seiner Brust. Hij is de man van het heen en weer. Het kan zus zijn, maar ook zo. Twijfelend over de koers, geen standvastige, moedige man, niet iemand die direct voor zijn keuze gaat staan. Als Thomas van de verschijning van Jezus hoort kan hij het niet geloven. ‘Pas als ik
9
mijn handen leg op zijn wonden, zal ik het geloven’. En hij wordt op zijn wenken bediend. Volgens het evangelie een week later, zijn de discipelen weer bijeen, Thomas is er nu ook bij. En opnieuw verschijnt Jezus dwars door de deuren van het gesloten huis heen. Dat gesloten huis neem ik niet alleen letterlijk maar vooral ook overdrachtelijk. Je kan jezelf of je leven voelen als een gesloten huis. Op slot door ingrijpende ervaringen. De pijn aan het leven, verdriet en rouw, plotselinge ernstige ziekte, het minder worden van de lichamelijke mogelijkheden en het afnemen van mobiliteit, kan je helemaal in jezelf doen keren. Je kijkt alleen nog naar binnen. Ook eventuele mogelijkheden en kansen zie je niet meer, kun je niet meer zien. Hoeveel mensen, ook hier in ons midden, hebben daar geen last van. Alleen van buitenaf kan zo’n opgesloten zijn doorbroken worden. De ander naast je, de Ander met een hoofdletter kunnen een tipje van de sluier optillen. De liefde speelt daarbij een voorname rol. Pas door de liefde kun je zien en merken dat het leven, ondanks alles doorgaat. Liefde sterker dan de dood. Dat gold toen, dat geldt nu. Na de vredesgroet richt Jezus zich direct tot Thomas. Talloze kunstenaars hebben dit moment afgebeeld. Bijvoorbeeld is dat Hendrick ter Brugghen, een Utrechtse caravagist. En ook Caravaggio zelf. Leg je vingers in mijn wonden en voel zelf en geloof. Wees niet langer ongelovig. Thomas roept het uit: mijn Heer en mijn God. Hij weet het nu en voorgoed. Maar Jezus zegt tegen hem en tegen ons: Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven. Het onderwerp van de ongelovige Thomas en zijn verbazing over de wonden van de Heer en zijn daarop volgende geloofsbelijdenis wordt ook door hedendaagse kunstenaars opgepakt. Ik heb ze al eerder vertoond in een andere reeks maar ik wil ze u niet onthouden. Eerst hier Frans Franciscus die de wonden in de vorm van een piercing aanduidt. En tenslotte Wim Heldens die een tattoo als blikpunt heeft genomen. Maar allen hebben hetzelfde thema op het oog. De diepe verwondering van Thomas en zijn omkeer tot geloof.
10
Thomas, de ongelovige Thomas die altijd zo’n moeite had met te kiezen en op te komen voor zijn mening is er uit. Mijn Heer en Mijn God, maar is dat nog moedig te noemen? Of het zou al de moed moeten zijn dat je je eigen twijfel overwint en nu toch een keuze doet. Op die manier herkennen wij ook wel wat van zijn gevoelens. Hoe vaak geldt niet voor ons in onze twijfel: dit kan het zijn, maar ook dat andere. We kunnen zus doen of zo. Als het je goed gaat, is het gemakkelijker te geloven dat God of het lot alles in goede banen lijdt, maar als de bezoeking komt, ziekte of lijden, ongeluk en ongemak. Hoe staat het dan. Kan je dan ook nog vasthouden aan de goede bedoelingen van de Eeuwige. Dan is er moed nodig. En ik kom weer terug op de definitie van moed zoals ik die eerder noemde. ‘Moed is
de bereidheid de confrontatie met lichamelijke pijn, tegenslag en levensbedreiging, onzekerheid, angst en intimidatie aan te gaan en te doorstaan.’ Doorstaan wij de bedreigingen die ieder mens in zijn of haar leven ondervindt? Uit eigen ervaring ook van 40 jaar predikantschap weet ik dat we alleen maar iets kunnen bewerkstelligen samen met anderen. Persoonlijke moed en standvastigheid is nodig en de inspiratie daartoe is nooit weg. Maar zonder de ander, naast ons, dichtbij of wat verder weg, zijn wij niets en kunnen we eigenlijk ook niets. Alleen met elkaar verweven zijn we een sterk kleed, elkaar tot beschutting en liefde gegeven. Als de moed om te zijn uitloopt op de liefde, gemeente, dan zijn we precies waar we moeten wezen. Dat is Gods bedoeling met ons, met u en mij. En Hij zelf zal ons zegenen omdat hij daar gevonden wordt, tussen ons in. Amen
11
Derde dienst in de serie Christelijke deugden, thema: Caritas – liefde op 16 juni 2013 Schriftlezingen: Genesis 33:1-12 en Lucas 15:11-32 Gemeente van Jezus Christus, Medelijden is nog lang geen liefde. Soms vergissen mensen zich daar wel eens in. Je hart kan plotseling ontroerd raken door iets wat je ziet of meemaakt. Een ziek of door honger uitgemergeld kind, een volwassene met groot verdriet die zich niet langer goed kan houden, een ernstige ziekte die mensen onafwendbaar tot de dood brengt, een ongelukkige scheiding waarbij kinderen de dupe worden. Allemaal zaken waardoor je tot medelijden bewogen kan worden. En vult u maar aan. Ik weet zeker dat ieder van ons een eigen verhaal kan houden. Meelijden en meeleven met een ander is goed en deugdzaam maar het is geen liefde. Liefde gaat verder dan meelijden, liefde is onvoorwaardelijk met iemand meegaan, door dik en dun, met voorbijzien desnoods van eigen wensen en verlangens. Liefde kan een offer zijn, maar is daardoor juist vaak een vervulling een tot je uiteindelijk recht komen, je plaats vinden, je bestemming bereiken. Vanmorgen staat de liefde, in het latijn de caritas in ons midden. Ook letterlijk hier in de Oude Lutherse kerk omdat het vierde paneel, hier vlak naast de preekstoel, de schildering van Philip Tideman de liefde symboliseert. Een vrouw, een moeder, een zogende moeder, een moeder die haar kind de borst geeft. Drie naakte kindjes, zogenaamd putti, zijn afgebeeld, de een lurkt aan de borst van moeder, de andere twee staan iets terzijde en houden, als wilden ze er iets mee zeggen, een appel naar voren. In het voorbeeldenboek van Cesare Ripa dat Tideman voor zijn schildering heeft gebruikt staat de volgende omschrijving: een vrouw – houdende onder de rechter arm een kindeken ’t welck zij te suigen geeft, en twee andere spelen aen haere voeten, waarvan de ene haer de lincker hand vat. En Ripa voegt er nog aan toe dat het drie kinderen zijn vanwege de drieslag: geloof, hoop en liefde. Een van de kinderen komt onder een dekkleed vandaan met de appel in de hand. In de oudheid was de appel een symbool van liefde en vruchtbaarheid. Heeft Tideman dat bedoeld of zit er misschien nog een andere en bijbelse achtergrond achter? De appel waarmee Eva Adam tot zonde, tot de zondeval verleidt. Het verloren paradijs. Betekent dat, dat op dit schilderij ook alvast de gebrokenheid van de liefde, van ons bestaan, van ons leven mee vorm wordt gegeven? Wie het weet mag het zeggen, maar duidelijk is, is dat de liefde een geducht en groot ding is.
12
Caritas, dat is ook de naam voor het werk dat door veel diaconale instellingen wordt gevoerd. En ook ons woord charitatieve instelling komt van dat woord voor liefde. Liefde die zich vertaalt in meeleven en meelijden en concrete hulp biedt. Dezelfde figuren die we zien op de grisaille van Tideman hier in de kerk komen we ook tegen bij allerlei schilders zoals Rafael. En typisch Amsterdams is een gevelsteen. Ook op penningen die ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van het Lutherse weeshuis werden uitgegeven is de caritas gesymboliseerd. Vrouwe liefdadigheid ontvangt uit de hoorn des overvloed gedragen door een engeltje voldoende geld om opvang van wezen mogelijk te maken. De twee weeskinderen staan aan haar rokken. Hoe de caritas, de liefde in de bijbel accent krijgt, probeer ik nu duidelijk te maken. Vanmorgen hebben we twee verhalen gelezen uit de bijbel die allebei vertellen over twee broers. Twee broers met al of niet een vader op de achtergrond of een vader juist in het schijnwerperlicht. Twee broers die te doen hebben met het begrip liefde. Houden ze van elkaar? Hebben ze wat met elkaar of staan ze onverschillig of wellicht zelfs vijandig ten opzichte van elkaar en wat betekent dat dan voor de liefde.
13
Eerst buigen we ons over het verhaal van Jacob en Esau, een lang verhaal dat vele episoden uit hun leven omvat. Twee heel verschillende jongens die ieder hun eigen weg naar volwassenheid gaan. Veel lijken ze niet met elkaar te hebben. Temeer daar Esau al eens gevoelig bedrogen is door zijn broertje Jacob, ook al was het min of meer zijn eigen schuld. Alsof het niets was had Esau zijn eerstgeboorterecht verkwanseld voor een bord lekkere soep. En toen het er echt op aan kwam, toen het ging om de aartsvaderlijke zegen, was Jacob met behulp van zijn moeder Esau net te snel afgeweest. Bedrogen door je eigen broer en moeder, afgegaan ten opzichte van je blinde vader. Woede en verdriet en eeuwige vijandschap tussen de twee. Nooit hadden ze elkaar meer gezien en getroffen en dat leek maar goed ook. Beiden hadden trouwens niet slecht geboerd in hun leven. Jacob als oppassende ondernemer en Esau als hoofd van een groep ongeregelde criminelen, zouden we vandaag de dag zeggen. En nu dreigen ze elkaar tegen te komen en Jacob realiseert zich dat er geen weg terug meer is. Hij wil zijn broer ook tegen komen en hem ontmoeten en hem om vergeving vragen. De inkeer die hij in de nacht waarop zijn hele wezen als via een trap de hemel betrad, had beleefd, had hem voorgoed veranderd en ook lichamelijk was hij sindsdien niet meer de oude. De worsteling met de engel Gods had hem kreupel gemaakt. Kreupel en wijs geworden stelt hij voor de ontmoeting met zijn broer zijn geliefden als in een slagorde op. Degene waarvan hij het meest houdt, zijn vrouw Rachel en zijn zoon Jozef als aller achterste. Zelf gaat hij helemaal voorop. Buigend en hinkend gaat hij zijn broer tegemoet. Die ziet eigenlijk alleen maar een beetje deerniswekkende kreupele man, zijn broertje van vroeger. Medelijden welt in hem op. Hij rent hem tegemoet , sluit hem in zijn armen en kust hem. Ben je daar broertje? En dan begint het vragen over en weer. Esau is verbaasd over de wijze waarop Jacob de zijnen heeft gerangschikt en waarmee Jacob Esau probeerde af te kopen of om te kopen. Maar broertje, ik heb zelf genoeg, ik zit helemaal niet op jouw rijkdom te wachten. Uiteindelijk, omdat Jacob blijft aan houden neemt hij een geschenk van hem aan. Esau is zo enthousiast dat hij samen met Jacob verder wil. Maar Jacob is voorzichtig, hij kan eigenlijk niet helemaal geloven dat het enthousiasme van zijn broer echt is. Meelijden hebben met je kreupele broer is nog wel iets anders dan blijvend van hem houden. En toch is er sprake van verzoening tussen de twee. Dat zijn de eerste twee broers van vandaag. Bij de andere twee uit het Nieuwe Testament moeten we ons realiseren dat het schijnwerperlicht vooral op de jongste broer valt en de oudste broer maar moeilijk voor het voetlicht komt. Het verhaal heet ook alleen naar de jongste broer, de verloren zoon. Maar is er eigenlijk in dit verhaal geen sprake van twee verloren zonen? Daarover straks meer.
14
De situatie is meer dan bekend. De jongste zoon vraagt aan zijn vader zijn rechtmatig erfdeel en dat geeft de vader hem ook. Hij wil de wijde wereld in. Anders dan zijn broer die gewoon thuisblijft en aan het werk is bij zijn vader. Er is een schilderij van James Tissot dat hij aan het eind van de 19e eeuw maakte en dat ‘Departure’ heet. Het geeft de situatie haast beklemmend weer. De vader, rechts kan haast geen afscheid nemen van zijn zoon. Links zit de oudste met zijn vrouw. Hij wil er eigenlijk niet bijhoren en kijkt naar buiten. De jongste maakt goede sier van zijn geld. Vrienden en luxe bij de vleet. Veel schilders hebben dat met verve geschilderd, mooie vrouwen, ongeremde sex tot dat het geld op is. Maar als het geld op is, verdwijnen ook de vrienden als sneeuw voor de zon. Vlak voor deze situatie tekent dit moderne schilderij het isolement waarin hij weldra zal komen te verkeren. De feestmuts nog op, maar het feest is allang voorbij.
Dan kent niemand de jongen, de man meer. En tot de bedelstaf gebracht , kan hij alleen nog het baantje van varkenshoeder krijgen. Lager kan je niet vallen. En zelfs daar heeft hij het slecht. De dieren krijgen beter voedsel dan hij. Daar op de bodem van zijn eigen put vol ellende, komt hij tot inkeer. Hij realiseert zich hoe goed hij het had thuis bij zijn vader. En uiteindelijk besluit hij om terug te keren, zich om te keren van deze doodlopende weg en zijn vader weer te zoeken en hem te verzoeken om hem als knecht aan te nemen. Voor zijn gevoel is hij zijn zoonschap verloren maar hij realiseert zich dat hij als knecht van zijn vader nog altijd veel beter uit is dan hier op de vuilnisbelt. En zo keert hij terug als een zwerver en bedelaar. Dezelfde schilder Tissot heeft ook de terugkeer, the Return in beeld gebracht. Wat een geluk als vader en zoon elkaar in de armen sluiten en wat een afstand als broer en schoonzus rechts misprijzend toekijken.
15
Onze eigen Rembrandt heeft zeker tweemaal op treffende wijze die terugkeer en de ontmoeting met de vader die al die tijd op zijn zoon heeft gewacht in beeld gebracht. Dit is de eerste tekening. Rembrandt laat ons als het ware door de ogen van de jongen die op het muurtje leunt, naast de vader, meekijken naar deze ontmoeting. Een ontmoeting waarin ook het medelijden dat de vader voor zijn zoon heeft een rol speelt maar bovenal een ontmoeting van liefde. Geen knecht zal je zijn, maar volop mijn zoon. Zijn zoon was dood, en zie hij leeft. De vader is vol vreugde dat zijn zoon hem teruggevonden heeft. Met een hart vol liefde omarmt de vader de zoon en alles zal goed komen.
In 1636 maakt Rembrandt deze ets. En opnieuw kijken we als het ware door het raam mee naar dit tafereel. Heel in verte, door de poort heen zien we vaag de figuur van de oudste broer. Hij is bezig met het vee. Alsof hij er niet bij hoort. En zo voelt hij zich ook. Maar eerst is er die hartverwarmende scene van vader en zoon die elkaar in de armen vallen. De zoon is niet langer verloren en vader is teruggevonden. Maar als de oudste moe van het werk thuiskomt en al uit de verte muziek hoort, voel je hem als het ware al verstijven. Hij staat op scherp en als hij hoort dat het zijn jongste broer is die thuisgekomen is en nu met vader aan een feestmaal zit waar het beste kalf voor geslacht is, springt hij haast uit elkaar van woede. Zijn woede richt zich niet op zijn thuisgekomen broer maar vooral op de vader. De vader die hij zo heeft zien lijden door het vertrek van zijn broer. En die hij nu haast kwalijk neemt dat hij de jongste weer in liefde heeft ontvangen. Aan zo´n feest wil hij niet deelnemen. Hij blijft, boos en mokkend buiten. Hij wil niet meedoen. Hij protesteert. Daarom komt de vader naar hem toe. Jongen wat is er aan de hand. En
16
dan komt de frustratie en woede van de oudste eruit. Hij voelt zich tekort gedaan. Achteruit gezet. Hij die altijd bij zijn vader is gebleven en voor hem heeft gewerkt. Voor hem kon er niet eens een geitebokje af om eens met zijn vrienden te barbecuen. En dat afgezet tegen dit feest; de jongste die al het geld van vader naar de hoeren heeft gebracht wordt gefêteerd als was hij de verloren en teruggevonden zoon. En ja dat was hij ook, verloren en teruggevonden. De vader kan geen onderscheid maken en heeft dat ook nooit gedaan. Mijn zoon, mijn oudste je was altijd al mijn kind en alles wat van mij is, mijn hele bezit is ook van jou. Jij was er al, jij bent er al. Je broer was er niet meer en dreigde verloren te gaan, geen mens meer. Maar zie hij is tot inkeer gekomen, hij was dood maar zie hij leeft. Wees toch blij met hem en met mij. Hij was verloren en is teruggevonden. Misschien beter dan de titel de gelijkenis van de verloren zoon, is om dit verhaal de gelijkenis van de teruggevonden vader te noemen. De vader die altijd van zijn zoon is blijven houden, eeuwige liefde. Niemand beter dan onze eigen Rembrandt heeft dat verbeeld in zijn wereldberoemde schilderij dat in de Hermitage in Petersburg hangt. De details van dit schilderij zijn beroemd en veelzeggend. De ene blote voet van de zoon, die alle kwetsbaarheid laat zien en ook het feit dat je voor een ouder eeuwig kind blijft. En de beide handen van de vader op de rug van de zoon. Experts zeggen dat de ene hand van een vrouw is en de andere van een man. Zodat in de beide handen de hele schepping, vader en moeder betrokken is. En dan is er ook de oudste broer op te zien of liever hij is bijna niet te zien zo vaag in het duister in het midden. De grote vraag waar dit verhaal mee eindigt is de houding van die oudste zoon. Zal hij door wrok worden verteerd of is uiteindelijk liefde sterker dan de wrok. Het verhaal eindigt dus in een open vraag. De vraag die ook het thema van deze dienst is wat is liefde. Laat ons zingen van de dromen, van het hart dat liefde kent, van de mens die uit wil stromen en zich naar de ander wendt, van de God die met ons meetrekt en ons licht en leven zendt. Laat ons danken voor de toekomst, die zich als een bloem ontvouwt, in de mens die zich wil geven, zich de ander toevertrouwt,
17
die de woning van zijn leven, op de rots van liefde bouwt. Laat ons vieren dat wat goed is, dat wat mensen mensen maakt, dat wat leven, kracht en moed is en in tederheid ontwaakt: hoop, geloof en vooral liefde, waarin God ons intens raakt
18
Vierde dienst in de serie Christelijke deugden, thema: Temperantia – matigheid en geduld op 14 juli 2013 Schriftlezingen: Deuteronomium 30:9-14 en Mattheus 6:32-44 Gemeente van Jezus Christus, Soms kunnen bepaalde zaken je op een volkomen verkeerd been zetten. Zo lijkt in het Grieks het woord voor ‘ja’ het meeste op het Nederlandse ‘nee’. En sommige volken schudden met het hoofd nee maar bedoelen ja. Verwarrend dus. En wie had nou ooit gedacht dat een olifant het symbool bij uitstek voor de matigheid is. Zo’n groot beest en dan toch matig met voedsel. In de verklaring van Cesare Ripa over de deugden die bij afbeeldt in zijn boek over de Ikonologie der deugden is hij bij deze vierde deugd, de temperantia heel uitvoerig over het waarom van de olifant. De olifant schijnt eigenlijk nooit meer dan de door hem aangewende hoeveelheid voedsel tot zich te nemen, als je hem meer geeft, laat hij het staan of bergt het op voor de volgende dag. Er is een mooi verhaal uit de oudheid, verteld door Plutarchus. Het zou ooit in Syrië zijn gebeurd. Een knecht had opdracht van zijn meester om de huisolifant elke dag te voorzien van, zeg maar, een liter rijst of koren. Maar in werkelijkheid gaf de knecht altijd maar een halve liter aan de olifant. De andere halve liter rijst of koren drukte hij gewoon achterover. Maar op een bepaald moment bleef de baas van de knecht erbij staan toen de knecht de olifant voerde. Toen gaf hij hem dus wel een hele liter. Maar de olifant deelde de hoeveelheid rijst in tweeën en at slechts de helft op. Toen had de baas meteen door dat zijn knecht hem bedroog en een deel voor hem zelf hield. De matigheid van de olifant verwonderde de baas en deed de knecht voor paal staan. Die olifant zien we hier met de dame die deze christelijke deugd van de matigheid en het geduld verbeeld op dit plaatje staan. In haar rechterhand houdt zij de teugels vast en in haar linker hand een balans of uurwerk. Met de leidsels en de tijd houdt ze haar zelf en haar leven in toom. Pas door de tijd heen ken je de verschillen van het leven, nu eens rust dan weer snelheid, nu eens overvloed dan weer tekort. Pas door de tijd heen leer je al zulk soort dingen in evenwicht te brengen, in balans met je zelf en je omgeving. Wie de teugels over zichzelf in de hand houdt is een gelukkig en evenwichtig mens. En daar heb je eigenlijk ook een heel leven voor nodig.
19
Tideman schildert die vrouw hier in de orgeltribune, met achter haar de olifant, in haar ene hand de teugels en in haar andere hand een palmtak. Het uurwerk ontbreekt en is vervangen door de palmtak. Daarmee is een christelijk symbool nl dat van de palmtak in de plaats getreden van het algemeen menselijke symbool van de tijd. Zou de schilder hier toch iets extra’s toevoegen? De palmtak is het teken van de eindoverwinning van het christelijk geloof, het is ook de voleinding van een gelukkig leven. Misschien vond Tideman de voorbeelden van Ripa toch wat te algemeen en voegt hij er daarom zo nu en dan bijbelse details aan toe zoals hij eerder al met de appel. Een andere manier waarop de temperantia wordt uitgebeeld laat een vrouw zien die met beleid en in grote zorgvuldigheid een kan water leegschenkt. Geen druppel gaat verloren. Er zijn talloze afbeeldingen van te vinden, kennelijk was het een groot thema in de eeuwen voor ons. Een paar van de beroemdste schilderijen van de matigheid hangen in het Rijksmuseum. Het gaat om het wereldberoemde schilderij van Johannes Vermeer uit Delft dat de titel draagt; het melkmeisje. Kijk eens naar de zorgvuldige en aandachtige manier waarop het meisje schenkt. Er wordt niets verspild, er valt geen drup naast. Als dat geen beeld van matigheid en geduld is. Het treffendste stilleven is gemaakt door Torrentius in 1614. Drinkbekers en kannen op een plankje en een muziekblad waarop staat: ‘wat buten maat bestaat, int onmaats quaat vergaat’. Wie geen maat kan houden zal door zijn onmatigheid kwaad
20
vergaan. Het is een waarschuwing om maat te houden in het leven, daarom ligt erop de bovenste plank een paardenbit als symbool voor het in bedwang houden van al te sterke verlangens. Eigenlijk is die nadruk op de matigheid op dit moment hoogst modern. We lezen elke dag in de krant over duurzaamheid, duurzame energie, duurzame producten. Geen ongebreidelde groei meer ten koste van mens en milieu. Zoeken naar alternatieven voor fossiele brandstoffen. De diaconale projecten met kinderen van de basisscholen van onze diaconie hebben dat thema ook aan de orde. Eerst met retourtje water waarbij het om zorgvuldig gebruik van water ging. Nu met plekje onder de zon, waarvan de afgelopen maand in deze kerk nog de afsluiting was. Met nadruk op alternatieve energiebronnen zoals zonne-energie. Matigheid en geduld een christelijke deugd, maar dat laatste dan niet op de wijze van ‘stil maar wacht maar, alles wordt nieuw’. Geduld mag nooit ten koste gaan van de ander, bijvoorbeeld ten koste van emancipatie, vrouwen die hun mond moesten houden als mannen spraken, of armen die nooit verder kwamen dan het dubbeltje omdat het kwartje al in de zak gestoken was van de rijkaards. Geduld niet ten koste maar ter bevordering van het welzijn. Met geduld en uithoudingsvermogen bouwen aan een beter samenleving, aan recht voor onvrijen, aan voedsel voor hongerigen, aan betere omstandigheden voor velen. Vanmorgen hoorden we uit twee schriftlezingen uit Oude en Nieuwe testament heldere taal. Een helderheid die past bij de beelden van de temperantia die ik u net schilderde. Ooit hingen in deze kerk aan weerszijden van het vorige orgel zogenaamde tiengeboden borden. De meeste protestantse kerken bezaten zulke borden, meestal omgeven door mooie lijsten. Ze waren rechtstreeks afgeleid uit het verhaal van de tien geboden waarbij Mozes die van Godswege ontvingen op twee stenen tafelen. Onze eerste lezing was uit het boek Deuteronomium. ‘De wet opnieuw’ betekent dat, dus een soort recapitulatie van de tien geboden maar nu ook in bijzonderheden uitgewerkt. En zoals de tekst aangeeft is dat helemaal niet moeilijk te begrijpen en te volgen. In de tekst van lied 7; het woord dat u ten leven riep, is niet te hoog, is niet te diep. Het is niet aan de andere kant van de oceaan, het is ook in de hemel niet, hoe vaak u ook naar boven ziet. Maar dat woord van liefde, vrede en recht is in uw eigen mond gelegd, is in uw eigen hart geschreven. Prachtig is die tekst, hartverwarmend ook. Niets geen ingewikkelde toestanden. In ons eigen hart gelegd, weten we wat ons te doen staat. Niets opgelegds is er aan, het maakt ons niet onvrij, integendeel; vlak voor ons ligt de weg ten leven.
21
In dat beroemde nieuwtestamentische verhaal van de spijziging van wel 5000 mensen, is sprake van diezelfde lichte en dichtbije toon, die niet voor misverstand vatbaar is. Spontaan zijn de mensen achter Jezus aangegaan. En soms wordt het hem wat teveel zoals in ons verhaal waarin Jezus zich naar de overkant laat varen. Maar dat helpt niet; de mensen blijven komen en als hij hen ziet, raakt hij er toch weer vol van, van ontferming. Hij doorziet hen, hun verlangen naar volheid, naar zin, naar geluk, naar echt mens-zijn. En ook dat ze op hem zitten te wachten, van hem iets verwachten dat hen uit zal tillen boven de gewone werkelijkheid. In een mooi beeld, dat we toch als moderne stedelingen nauwelijks meer verstaan. Jezus ziet hen als schapen zonder herder, makkelijk van de wijs te brengen, snel in de war. Zij hebben een herder nodig, een herder die richting geeft, die hen leidt op de weg ten leven. En zo begint hij weer te spreken, hen te leren wat het betekent dat het woord ons tot leven roept en dat wij ons leven mogen stellen in dienst van het welzijn van allen en daardoor van God. Dat we ons mogen laten inspireren door de deugden en door de aanwijzingen Gods. En de mensen luisteren alsof hun leven er van afhangt en eigenlijk is dat ook zo. Net zoals ons leven afhangt van ons luisteren naar hem en zijn woord. Nog altijd is dat het enige dat nieuw is onder de zon – God houdt van ons door Jezus Christus. Zo vergeten ze met elkaar de tijd totdat een van de discipelen Jezus er op opmerkzaam maakt dat de tijd ver gevorderd is en dat er geen dorp en geen bakkerij dicht in de buurt zijn en dat de mensen straks honger zullen krijgen. En dan is er dat prachtige verhaal over de vijf broden en twee vissen. Een verhaal dat al vroeg de beeldende fantasie in beweging zet. Zo is er het vloermozaïek van de synagoge in Kapernaum. Jezus neemt de leiding. De mensen worden in groepen van vijftig bij elkaar gezet. Honderd groepen zijn het, eigenlijk wil dit zeggen een schier onafzienbare schare die je zelfs als je goedgeorganiseerd bent, nauwelijks kunt voeden. En dan volgt, wat eigenlijk de eucharistie, het avondmaal, symboliseert, het breken van het brood onder dankzegging en aanroeping van onze God. Een Amsterdamse gevelsteen, laat zien wat er met de vijf garstebroden gebeurt. Zonder Gods zegen is er geen toekomst, maar met Gods zegen ligt de weg ten leven voor ons. Er zijn heel wat schilders ook hedendaagse die dit tafereel van vreedzaam etende mensen hebben verbeeld. En wat er van deze maaltijd overblijft tart elke verwachting, twaalf korven vol worden opgehaald evenveel als er stammen in Israel zijn. De restjes zijn het volle dozijn. Als dat geen duurzaamheid is dan weet ik het niet meer. En iedereen wordt verzadigd, en uit verwondering constateert de verteller aan het einde van zijn
22
verslag. Dat het 5000 mensen waren die van de broden gegeten hadden. Wat matigheid, zuinigheid en geduld toch kan opleveren. En dan zijn we terug bij ons thema van deze morgen. Als tegenover van de matigheid wordt de gulzigheid gezet. En wie gulzig eet benadeelt niet alleen de ander maar vooral ook zichzelf. Gulzigheid is heel erg slecht voor je gezondheid. Zie de mensen maar eens die geen maat kunnen houden. En, gemeente, dat geldt niet alleen voor het letterlijk te veel eten, maar het kan ook overdrachtelijk verstaan worden. Overal waar mensen zich te buiten gaan in beloning van zichzelf zoals bij de bonussen van banken gaat dat ten koste van de ander, de gewone man, maar uiteindelijk ook ten koste van hen zelf. Je wordt door die gulzigheid geen mooi mens. Laat dat nou de les zijn die de schildering van Tideman ons wil tonen, nu al meer dan 300 honderd jaar lang. Oproep tot duurzaamheid, onderzoek alle dingen en behoudt het goede. Amen
23
Vijfde dienst in de serie Christelijke deugden, thema: Prudentia – verstandigheid en wijsheid op 11 augustus 2013 Schriftlezingen: Esther 2:15-18 en 4:5-17, Mattheus 5:3-10 Gemeente van Jezus Christus, De vijfde christelijke deugd in onze serie van zeven, die we vandaag in deze dienst in ons midden stellen, letterlijk want het is het tweede schilderij hier links naast me en figuurlijk in de bijbelse verhalen die we deze morgen hebben gelezen, heet in het latijn de prudentia en in het nederlands de verstandigheid en wijsheid. In het voorbeeldenboek van Cesare Ripa dat onze schilder Philip Tideman gebruikte voor het schilderen van zijn grauwtjes zien we de volgende afbeelding. Vrouwe prudentia heeft een helm op het hoofd, omrankt door moerbeibladeren, het hoofd is eigenlijk tweehoofdig of met dubbel gezicht. In de klassieke oudheid heet zoiets een Januskop. In haar rechterhand houdt ze een pijl omrankt door een slang , in haar linkerhand een spiegel waarin zij zichzelve ziet, aan haar voeten ligt een hert met gewei dat rustig herkauwt . Die twee koppen/hoofden, gemeente, drukken vooral de voorzichtigheid als deugd uit. Je kijkt vooruit en je kijkt ook achteruit. In het heden houdt je voordat je tot een beslissing voor de toekomst komt, ook rekening met het verleden. Zo neem je nooit een ontijdige op onrijpe beslissing. Voor zo’n voorzichtige houding heb je echter ook kennis van je eigen gebreken nodig, zelf kennis dus. Vandaar dat vrouwe voorzichtigheid in de spiegel kijkt, ken u zelve, en dus door die zelfkennis wijs genoemd wordt. De pijl en de slang duiden op het zorgvuldige, puntige en ook listige besluit dat je neemt. Het komt rechtstreeks uit de bijbel: listig worden als slangen en onschuldig als een duif Mattheus 10.
24
Onze schilder is er ook deze keer weer vrij mee omgegaan. De vrouw die zit draagt inderdaad een spiegel en een slang in haar handen, maar anders dan bij Ripa wordt ze niet door een hert vergezeld maar door twee zogenaamde putti. Het achterste kind draagt nu een hele pijlenbundel en het voorste een weegschaal. Eén pijl lijkt Tideman niet voldoende, je moet altijd scherp opletten wil je niet bedrogen uit komen. Een pijl is daartoe niet voldoende maar een hele bundel staat ter beschikking. Met die weegschaal in handen van de voorste putto voegt Tideman nog een element toe aan deze schildering en ook aan deze deugd, want de weegschaal die de putto draagt duidt op gerechtigheid, de justitia. Zoals dat ook in onze verbeelding van de rechtspraak vaak wordt gebruikt. Vrouwe Justitia met blinddoek en weegschaal of balans. Het lijkt erop dat Tideman zelfkennis en behoedzaam zijn zonder het streven naar gerechtigheid niet voldoende christelijk vindt. En dan tenslotte de vrouw. Deze vrouw heeft in dit geval geen twee hoofden, geen Januskop, maar als we goed kijken wordt dit wel verbeeld en wel door een masker dat de vrouw als een soort helmhoedje op haar hoofd draagt. Verstandigheid en wijsheid. Een van de mooiste Oudtestamentische voorbeelden is het verhaal van Esther. In de bijbel is het verhaal van Esther een eigen boekje waard en in de synagoge is de Estherrol een aparte boekrol. Een feestrol ook en
25
daarom vaak heel prachtig versierd. Het is de rol die gelezen wordt op de vooravond van een van de Joodse religieuze feestdagen, het Poerimfeest. Het feest van het lot. Het mooiste zou zijn om het boekje Esther, eigenlijk een kleine novelle, in zijn geheel te lezen, maar dat is wel een beetje teveel van het goede vandaar dat we het tot twee delen beperkt hebben en ik de rest erom heen probeer te vertellen. Het thema van het boek Esther is de wonderbaarlijke gang van het volk Israel in ballingschap en de ervaring van wat het betekent een minderheid te zijn. Het verhaal speelt in Perzië, in en rondom het koninklijk paleis in Susa. Daar zetelt in grote macht en rijkdom koning Ahasveros. Zijn wil is wet. Zijn nukken zijn berucht. Zo wil hij op een drankorgiefeest die hij met zijn naaste medewerkers houdt, zijn vrouw, zijn koningin als was het een ordinair seksmodel laten optreden, dansen. Maar tot ieders schrik en verbazing en tot grote woede van de koning weigert koningin Vasthi om te verschijnen. Ze weigert te doen wat haar man, de koning van haar vraagt. Van schrik houdt ieder zijn adem in, dit is ongehoord, hoe zal dit aflopen. De koning is resoluut, zo wil hij niet door zijn vrouw terecht worden gewezen. Het einde van dit lied is dat de koningin wordt verstoten en haar titel verliest. Maar daar kan het natuurlijk niet bij blijven. Deze schande moet worden uitgewist. En dat gebeurt met een wedstrijd; wie is de mooiste in het land. Van overal vandaan worden mooie meisjes opgescharreld en als wat het een miss World verkiezing, moeten ze allemaal voor de koning paraderen. De jury bestaat uit Ahasveros alleen. Wie kiest hij? Hij kiest Esther, achter deze jonge vrouw met de Perzische naam, gaat het Joodse meisje Hadassa schuil. Haar oom Mordechai, die woont en werkt in de burcht Susa als ondergeschikte van de koning heeft haar naar voren geschoven en haar ingefluisterd dat het beter is om haar Joodse naam stil te houden en zich aan te passen aan de heersende gewoontes. Als anders gegroeide of anders geborene blijf je altijd een beetje vreemd, allochtoon. Ik moet direct denken aan 40-45 waarin Joodse onderduikers hun Joodse namen door Nederlandse moesten vervangen om op die manier hun eigen veiligheid te bevorderen. Of nog dichter bij in de tijd als Marokkaanse Nederlanders solliciteren kunnen ze maar beter een Nederlandse naam opgeven. Tot hoever moet je gaan, tot hoever kun je gaan. Esther is de winnaar van de schoonheidswedstrijd en wordt de nieuwe koningin der Perzen. Wat een triomf voor haar persoonlijk en misschien ook wel voor haar groep, haar volk. Hoewel, dat valt nog te bezien. Want nog steeds heeft ze niet onthuld aan de koning dat ze van Joodse origine is. En voordat ze dat durft moet er nog heel wat gebeuren en dat gebeurt dan ook in onze novelle.
26
Mordechai had bij toeval twee dienaren van de koning horen praten over een plan dat zij beraamden om de koning uit de weg te ruimen. Via Esther bereikt dit bericht de koning en die laat de samenzweerders oppakken en ter dood brengen. Maar een beloning ontvangt Mordechai niet. In het dictatoriale Susa valt in diezelfde tijd nog een ander persoon naar boven. Het is Haman. Maar deze Haman, deze premier van de koning heeft wel hele nare trekjes. Hij wil dat iedereen voor hem buigt als hij ergens verschijnt. En omdat ze allemaal bang voor hem zijn, doet ieder dat ook op één man na en dat is Mordechai. Al spoedig weet Haman dat Mordechai niet buigt en ook dat hij een Jood is. Daardoor wordt hij niet alleen verschrikkelijk boos op Mordechai maar op het hele Joodse volk. Hij wil maar een ding, hen uitroeien. Dan laat hij het lot werpen, het pur, vandaar de naam purim. En hij bepaalt een datum in de maand Adar, waarop alle Joden zullen worden omgebracht. Op slinkse wijze weet hij ook de steun van de koning voor zijn plan te krijgen. Zoals altijd via intriges en kwaadsprekerij. Bijzonder om te lezen wat zijn argumenten zijn. Nog altijd zijn het dezelfde slogans over de Joden: Zij willen de macht, zij zijn de vijfde colonne. Duizenden jaren later doet Hitler precies hetzelfde. En in Iran gelden nog altijd dezelfde uitspraken. Zo wordt heel het ambtenarendom van Perzië ingezet om overal in het rijk op een bepaalde dag alle Joden uit te roeien, een wet van Meden en Perzen is het. Als Mordechai over het voornemen hoort, scheurt hij zijn kleren, hult zich in een rouwkleed en gaat in de poort van de burcht zitten weeklagen. Hij demonstreert daarmee zijn ongenoegen. Hij doet dat om gezien te worden door zijn nichtje. Daarover wordt koningin Esther dan ook direct ingelicht. En ze stuurt hem de boodschap: hou daarmee op en hier heb je nieuwe kleren om aan te trekken. Maar Mordechai laat haar weten dat hij er niet over denkt om zijn rouw te staken, maar ook dat hij eigenlijk van haar verwacht dat ze uit de kast komt en de koning vraagt om clementie voor haar en haar volk. Zij ziet daar heel erg tegen op en is ook niet zeker over de uitkomst. Maar Esther pakt dat probleem met grote omzichtigheid en met wijsheid aan. Haar verstand is haar daarbij tot hulp, ook haar listigheid. Door de koning en Haman bij haar aan tafel te nodigen, zoals Rembrandt schildert, wel twee of drie keer en om de koning rijp te maken voor wat er werkelijk aan de hand is. Nl. dat Haman slechts uit is op eigen gewin en het belang van de koning al lang uit het oog heeft verloren door zijn Jodenhaat. Zo bereidt ze de val van Haman voor. Dat gaat uiteindelijk gebeuren met nog een paar prachtige omkeringen waarbij Haman zeer tegen zijn zin Mordechai moet eren als de koning op een slapeloze nacht tussen de dineetjes met Esther door ontdekt dat hij Mordechai
27
nooit heeft beloond voor de ontdekking van het moordcomplot. Dat is het moment waarop het kwartje valt bij koning Ahasveros. Jan Lievens heeft het vereeuwigd. Uiteindelijk wordt Haman aan de hoge paal opgehangen die hij voor Mordechai had bestemd. Esther dringt door tot het hart van koning Ahasveros en het verschrikkelijke lot dat de Joden te wachten stond gaat niet door. Mordechai en Esther staan nu door hun verstandig beleid in het midden van de macht en kunnen de geplande Endlösung tegenhouden. Dat verhaal is altijd heel populair geweest, vooral ook bij vrouwen in de synagoge, maar ook werd in de vroege kerk Esther gezien als een voorafschaduwing van Maria. Dat vooral als de gene die voorspraak doet voor haar volk. En er zijn zwarte vrouwelijk predikanten die dit verhaal lezen tegen de achtergrond van de slavernij. Er is een bijzondere ets van de kunstenaar Marc Chagall uit 1960. Het laat koningin Esther zien in een wit gewaad. Ze staat op blote voeten op de grond, in de aarde, naast haar een boom met zwarte bladeren, misschien verwijzend naar een minderheid in gevaar. Rechts, op de voorgrond staat Mordechai met gevouwen handen. Hij lijkt op de rebbes die Chagall vaker tekende om hun lot tijdens de pogroms in Oost-Europa uit te beelden. Dat alles tegen de achtergrond van de stad Parijs. Als je de lijn doortrekt is Esther nog altijd actueel overal waar mensen uit de kast komen. Vanwege hun ethniciteit, hun man of vrouw-zijn, hun geaardheid, hun politieke stellingname in het leven, als klokkenluider en noem maar op. De vreugde van het Poerimfeest over de grote omkeer der dingen, hebben we vandaag bekroond met die meer dan feestelijk zaligsprekingen op de berg. En met een kleine variatie zou ik zeggen: Gelukkig hij/zij die rechtvaardig, wijs en verstandig handelt want daar begint het koninkrijk. Amen
28
Zesde dienst in de serie over Christelijke deugden, thema: Hospitalita – gastvrijheid op 25 augustus 2013 Schriftlezingen: Genesis 17:15-22 en Lucas 10:25-37 Gemeente van Jezus Christus, Vandaag gaan we met de voorlaatste van de christelijke deugden aan de slag. Het gaat om de gastvrijheid om Hospitalitá zoals onze voorbeeldenman Cesare Ripa deze deugd noemt. Je kan er ook het latijnse woord voor gastheer in horen: hospes of hospita. En zelfs het woord voor hospitaal betekent dat je daar gastvrij verpleegd kan worden. Van deze deugd bij Ripa kon ik slechts een afbeelding vinden. Er moet echter nog een andere zijn zoals uit de beschrijving van Ripa blijkt. Volgens hem gaat het ‘om een seer schone vrouwe, staande met open armen om iemand anders te ontvangen houdende in de rechterhand een overvloets hoorn, als of sij ’t selve wilde uitstorten – houdende onder den mantel van de rechter syde een naeckt kindeken, ’t welck sy eenige vruchten met de rechterhand schijnt toe te reycken.’ Het lijkt erop maar het kindeken, de putto ontbreekt in deze voorstelling, overigens heeft Tideman er zelfs twee geschilderd. Maar wat zien we op deze plaat een vrouw, met op haar hoofd een vogel, als we goed kijken is het een heraldische pelikaan, symbool voor de zelfopofferende liefde. en we zien twee hoornen des overvloeds, de ene is ontvangend, de andere gevend. Dat wil zeggen deze vrouw krijgt van boven alle gaven – van Godswege – en geeft ze ook weer uit ten behoeve van de armlastige, de behoeftige. Daarmee krijgt dit beeld een sterk diaconaal karakter. Onze eigen lutherse schilder Tideman maakt er in 1693 zijn eigen versie van. Nu een zittende mooie, Koninklijke vrouw – ze draagt een kroon als koningin des hemels. En in haar linkerhand de hoorn des overvloeds en rechts deelt zij met milde hand uit om de putti een goed en rijk leven te geven. Plaats en ruimte voor iedereen. Het is mooi dat dat werk van barmhartigheid ook gestalte heeft gekregen voor kinderen die het moeilijk hadden bijvoorbeeld doordat ze wees waren geworden. Dit werk gedaan door het Luthers weeshuis werd bij het 100-jarig bestaan van dat huis ook uitgedrukt door de uitgave van een penning waarop eigenlijk dezelfde voorstelling van barmhartige gastvrijheid is te zien.
29
Vanmorgen zijn u twee verhalen uit de bijbel gelezen, uit oude en nieuwe testament die alle twee barmhartige gastvrijheid als thema hebben en er ook naar genoemd zijn. De gastvrijheid van Abraham heet het eerste verhaal dat ook ettelijke keren is afgebeeld. Bij echte gastvrijheid verschijnt God aan tafel of onderweg en dat opent de toekomst die eerst leek dood te lopen. En straks zal ik ook nog proberen uit te leggen wat dat allemaal te maken heeft met de doop die we gaan bedienen. Maar eerste de gastvrijheid van Abraham. Abraham en Sara die alle twee al te oud zijn om nog samen een kind te krijgen, iets waar ze vurig op gehoopt hadden en ook aan gewerkt, neem ik aan. En die dus moeten vrezen voor de voortgang van hun geslacht en misschien ook wel voor wat dat betekent voor de betrouwbaarheid van Gods beloften aan hen. Want die belofte had gesproken over een zegenrijk nageslacht. Deze Abraham meer nog dan Sara had altijd aan die belofte vastgehouden en nu in zijn ouderdom, in zijn trouw blijven aan God, komt God zelf bij hem op bezoek in de gedaante van drie engelen. Wereldberoemd is de ikoon die dat moment verbeeld. De beroemde ikonenschilder Andrey Roeblev heeft deze gemaakt, maar ook hier in de kerk bevindt zich een ikoon van de Oudtestamentische triniteit. En al even beroemd is Abrahams gastvrije dienstbaarheid. Op deze ikoon, geschilderd door Chagall, zie je ze beide staan, links
30
en rechts van de engelen, Abraham en Sara. Alleen Sara kan niet helemaal mee met de situatie, ook al deelt ze hier brood uit. Zij moet lachen als de engelen, God, meedelen dat ze over een jaar een kind zal baren. Maar niet de biologie neemt hier het voortouw maar de theologie en aldus geschiedt. De zoon, de langverwachte wordt geboren. Abrahams trouw aan Gods belofte wordt niet beschaamd. De zegen daalt neer in hun midden. Als we het evangelie van Lucas horen spreken over hoe het leven van een mens er eigenlijk uit zou moeten zien gelet op de normen en waarden van Gods wil en wet, spitsen we de oren. Tussen Jezus en een wetgeleerde barst een discussie los over vorm en inhoud. En dan tast Jezus op dat inhoudelijke door. Het gaat om de barmhartige liefde die het hart aanziet. Doe dat en jij zult leven, zegt Jezus. Maar de wetgeleerde blijft zeuren en vraagt naar de bekende weg. Nog altijd een methode om de inhoudelijke vragen te ontwijken. Doorzeuren over de vorm. Wie is mijn naaste? En dan vertelt Jezus dat overbekende maar beroemde verhaal van de barmhartige samaritaan. In zekere zin wordt in dit verhaal ook omgang en verschil tussen de mensen getekend. De priester en de leviet zijn koosjere Joden die zich aan de wet houden en de samaritaan is in de ogen van die Joden een heiden, iemand waar je geen rekening mee hoeft te houden, een vreemdeling. En de gewonde man, wie is dat? Een zeker mens was op reis, staat er in de tekst. Een zeker mens. Er zijn commentatoren die in de gewonde man de messias zien. Hij ligt langs de straat, vlak bij ons is hij. Midden onder u staat hij die gij niet kent. Twee gaan er aan de overkant voorbij, de priester en de leviet, de wet en de profeten.. een blijft er aan deze zijde en stopt en ziet en doet. Stoppen, zien en doen, dat zijn de drie grondwoorden van werkelijk pastoraat, de grondwet van alle diaconaat. En omdat deze voorbijganger niet voorbijgaat maar juist doet, daarom leeft het slachtoffer, de gewonde man, de messias. God ligt te wachten op ons. Dat is evangelie, gemeente. Kohlbrugge een hersteld lutheraan uit de vorige eeuw, die het in de lutherse kerk niet kon vinden en toen maar hervormd is geworden en ook daar alleen maar last veroorzaakte, was desondanks een groot theoloog. Hij zag in de rovers die de man uit onze gelijkenis zo gewond hadden achtergelaten de wet, de regeltjes die belangrijker schijnen dan de inhoud. De wet klopt de mensen uit, tot bloedens toe. En de tempel en de offerdienst bieden geen soelaas. De priester en de leviet gaan aan de overzijde voorbij. Alle religieuze braafheid, alle burgerlijkheid, alle goed
31
bedoeld zedelijkheid is als een schoon kleed over een ziek lijf. De wet brengt geen heil, maar slechts oordeel. De echte hoorder van de wet, van de geboden, naar zijn inhoud en niet naar zijn vorm, is de mens die de andere mens de helpende hand biedt. Zo kan het niet anders of de samaritaan moet wel van de Heer en zijn heil onderwezen zijn. Hij moet het goede hebben gevoeld, hij moet zich aangesproken hebben geweten. Hij zoekt zijn heil niet aan de overzij, maar aan deze kant. Aan deze zijde, hier en nu, is het heil te vinden. Het evangelie, de liefde en de hoop, het leven is niet ver weg aan de overzijde, in de hemel, in de uitputting van de wetsbetrachting, maar is hier onder handbereik, aan deze zijde. In de gastvrijheid. Hollandse schilders hebben van die ontmoeting waarin de gastvrije barmhartigheid centraal staat de mooiste schilderijen gemaakt van Rembrandt van Rijn tot Vincent van Gogh. De samaritaan blijft aan deze zijde, dichtbij ons en is als christus voor de gewonde. Hij vindt daarmee het ware evangelie, nee hij is het evangelie van de gastvrijheid. De priester en de leviet zijn voorbijgegaan aan de overzijde en staan er daarmee buiten. Bij echte gastvrijheid verschijnt God of Christus aan tafel of duikt onderweg op en dat opent de toekomst die eerst dood leek te lopen. Eerder zei ik dat dat ook opgaat voor de doop. De doop is eigenlijk niets anders dan het neerdalen van Gods zegen op ons, op het te dopen Kind. Gods gastvrijheid gaat aan ons vooraf. God neemt ons op in zijn verbond van liefde. en wij, jullie als ouders mogen daarin jullie rol spelen, een verantwoordelijke rol. Jullie zijn het grondpersoneel dat de liefde bemiddelt. Het kind, Nora ligt in jullie armen, ligt aan jullie hart en haar zegen is ook jullie zegen. En de belofte dat dat altijd zo zal zijn, dat niets ons in de wereld daarvan kan afhouden, symboliseren we straks door het water van de doop. Al het oude wordt afgewassen, er breekt altijd opnieuw toekomst aan, aan de hand van God, in zijn drie-enige naam. Jullie beseffen als ouders heel goed wat een kostbaar geschenk aan jullie is toevertrouwd en ook dat je als je het allerbeste geeft, er toch ook altijd dat méér nodig is, dat andere dat ons te boven gaat en dat we God noemen. Hij is er, God zij dank, om ons te zegenen opdat het ons welga. Dat wensen we Nora en jullie als ouders, verbonden met allen die jullie nastaan. De vrucht van de geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Laat u inspireren, open uw hart bekleedt u met Christus Amen.
32
Zevende dienst in de serie Christelijke deugden, thema: Spes – hoop en toekomst op 29 september 2013 Schriftlezingen: Genesis 8:6-14 en Mattheus 15:21-28 Beste gemeente, dit is de laatste van onze serie van zeven diensten over de christelijke deugden. Het is eigenlijk wel heel mooi om deze serie met de hoop te besluiten. In het rijtje van de drie theologische deugden: geloof, hoop en liefde, staat de hoop in het midden eigenlijk net zoals op deze geveltegels uit Gouda. De drie theologische deugden worden door drie mooie dames gesymboliseerd. Het gaat daarbij vooral om hun attributen. De linkse dame; het geloof heeft het kruis in haar ene hand en wijst op de bijbel met haar andere, eigenlijk net als op onze eerste grisaille hier links in de orgelbalustrade. De rechtse dame draagt twee kindertjes, twee putti, het gaat om de liefde als fundament van het leven, het hele hart is daarbij betrokken, eigenlijk net zoals op de vierde schildering hier naast de kansel. In het midden hebben we dame: de hoep, de hoop. Zij is voorzien van het anker en in haar linker hand zien we een duif. Wat die duif allemaal met zich meebrengt gaan we straks nader beschouwen als we het verhaal van de zondvloed en de ark van Noach erbij betrekken. Maar eerst deze vrouw met haar anker. Zij doet ons rechtstreeks denken aan het laatste schilderij van Philip Tideman. We zien ook hier vrouwe Spes, de hoop, zitten met in haar rechterhand het anker. Volgens de Hebreeënbrief is de hoop als een anker voor de ziel. De ziel kan wel benard zijn of zelfs gaan dwalen maar haar anker behoedt haar voor schipbreuk.
33
Zo links achter haar is een schip te zien. Is het het schip der kerk? Tenslotte hoort die symboliek wel bij het anker waarin wij ons eeuwig kunnen hechten. Een anker bepaalt leven of dood. Als een schip van zijn ankers slaat is het meestal reddeloos verloren, en loopt op de klippen. Een anker, dat is de zekerheid dat we niet tevergeefs hopen. In deze kerk zaten in de zeventiende eeuw heel wat scheepslui, die alle wereldzeeën bevoeren. Het is mooi dat ze steeds voor ogen hadden dat het schip en het anker als symbool van de toekomst werden gezien. En van de zekerheid dat je behouden aan zult komen. Heeft onze vrouwe hoop misschien daarom in haar linkerhand een krans. Is het zegekrans? Is het de krans die de volhouder, degene die de eindstreep haalt, krijgt uitgereikt als eerbetoon. Is de krans, een bloemenkrans, de kroon des levens? Je kan het vermoeden. Bij veel van zijn schilderingen voegde Tideman steeds weer een element toe om als het ware het christelijke, bijbelse karakter van zijn voorstellingen te illustreren en te benadrukken. Eerder was dat bijvoorbeeld de appel, hier is het de zegekrans. Ik zei al, het is het laatste schilderij in de reeks, het biedt uitzicht op de toekomst en het geeft steun bij het leven en vooral ook bij elke nieuwe fase van het leven. Deze morgen is u een klein gedeelte voorgelezen van het zogenaamde zondvloedverhaal en de geschiedenis met de ark van Noach en de grote watervloed. Of eigenlijk liever van het moment dat de ark weer vaste bodem krijgt
34
en Noach met een experiment probeert te ontdekken of de aarde al is drooggevallen. Eerst is een raaf aan de beurt en vervolgens een duif. En als de duif dan uiteindelijk met een groen takje terugkomt, weet Noach dat de aarde is drooggevallen en dat het leven zich heeft hernomen. En dat teken van de duif is voor hem en de zijnen het signaal om de veilige ark te verlaten en een nieuw leven op aarde te beginnen. De duif als teken van hoop en vrede is daarmee voorgoed geboren. En het is niet voor niets dat de duif uiteindelijk ook gaat optreden als symbool van de geest van God, de heilige geest. Dat het van boven komt, van de hemel en dat het daalt, neerdaalt, naar ons toe, dat het contact maakt, dat het neerstrijkt op ons, dat is het essentiële. De kunstenaar Chagall heeft er een mooie schildering van gemaakt. Het is deze, Noach staat rechts voor het raam van de ark terwijl hij de duif uitlaat. Hoop en verwachting worden met dit open raam en met deze duif gesymboliseerd. En overal in de hele kunstgeschiedenis zijn de duiven als symbool van de geest van God terug te vinden. Zoals bijvoorbeeld het wereldberoemde raam in de Sint Pieter te Rome, achter het beroemde altaar van Bernini. En dan gaan we na het Oude nu naar het Nieuwe Testament. In dat kleine verhaaltje uit het evangelie is eveneens sprake van hoop, van verwachting, van toekomst. Het is een kleinood dat verhaaltje, een schokkend kleinood omdat het ook laat zien dat het Jezus wel eens te veel wordt. Hij heeft er geen zin meer in, nog meer mensen die iets van hem willen. Dat kan hij toch niet allemaal aan. Zelfs al doet hij moeite om even te ontspannen, even weg te zijn, de mensen weten hem te vinden. Nu is het een vrouw uit het nabuurland, een Kanaanitische of zoals de andere evangelist die dit verhaaltje ook verteld, Marcus, haar noemt de Syro Fenicische. Uit het nabuurland van Israel, afkomstig van de kust van het huidige Libanon en Syrië. Daar is ze: heb medelijden met mij, Heer. Ze roept dus Kyrie-eleison. Mijn dochter is ziek, ernstig ziek, niet lichamelijk maar geestelijk, gekweld door een demon. Dat is wat elke dag weer op het bordje van de Heer werd geschoven. En ik zei het al: het kan ook wel eens teveel worden. Jezus keurt haar geen woord waardig. En omdat ze kennelijk blijft aandringen, raden zijn leerlingen de Heer aan haar dan maar hardhandig weg te sturen. En het lijkt er op dat Jezus die raad volgt. Hij zegt immers; Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk Israel. Het klinkt een beetje verontschuldigend. Alsof hij zich achter zijn opdrachtgever verschuilt. Zo doen mensen vaker die zich gedwongen voelen. Mijn baas heeft me dit opgedragen. Ik doe het niet omdat ik het zo leuk vindt, maar het moet. Maar de vrouw laat zich niet wegjagen. Ze volhardt, blijft vasthouden aan haar bede. Heer help mij!
35
Je voelt hoe Jezus in het nauw komt en toch nog vasthoudt aan zijn stellingname. Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren. Wat een belediging om het zo te stellen. Die vrouw, die hulpvragende vrouw, afgeschilderd als een bedelende hond. En zelfs nu blijft de vrouw volharden. Ja ze kan het begrijpen dat het brood voor de kinderen van Israel is, maar – wat een inventiviteit – er vallen zeker kruimels van de tafel en dat is voer voor de honden. De vrouw is, door de nood geboren – haar zieke dochter – vindingrijk in het vinden van argumenten. En niet alleen vindingrijk maar ook ontwapenend zoals nu blijkt. Iemand die zo aanhoudt, kan niet verkeerd zijn. Nu geeft Jezus haar het volle pond, op haar kyrië volgt zijn Gloria. Groot is uw geloof en wat u verlangt zal ook gebeuren. Haar dochter wordt genezen. En zij, de vrouw, neemt haar plaats in als gelovige tussen de kinderen Israels. Wat zullen de discipelen niet gedacht hebben bij deze onverwachte wending. Er is een heel bijzondere houtsnede uit 1300.
In het midden, achter de tafel zie je Jezus, te herkennen aan zijn stralenkrans. Voor hem aan deze kant van de tafel zie je de vrouw, de Kanaanitische. Zij heft haar beide handen zoals een smekeling betaamd. Achter haar, aan de buitenkant de gedaante van wat wellicht haar dochter moet voorstellen. Aan tafel etend en drinkend, het lijkt wel het avondmaal twee anderen, de discipelen die getuige zijn, de kinderen Israels kun je ook zeggen. Voor wie het brood van het evangelie is bestemd en dan onder de tafel een hondje. Ik vind het een ontroerend detail. Ook het hondje houdt zijn pootje omhoog als het ware om te ontvangen. Al zijn het maar de kruimels. Als we het nog eens goed tot ons laten doordringen dan is de stijl en de woordkeus van dit verhaaltje vooral bedoeld om de hoop en het geloof van deze buitenlandse vrouw nog meer gewicht te geven. Zoveel tegenwerking en dan toch volharden. Zo iemand moet wel de kroon des levens uitgereikt krijgen en dan zijn we rond. Weer
36
terug bij onze schildering hier in de kerk. Zonder hoop vaart niemand wel. Zonder hoop is er eigenlijk geen toekomst. Hoe zwart ook, ooit wordt het licht. Dan is het avond geweest en het is morgen geworden. Een nieuwe dag. Geloof, hoop en liefde. Ik wens ze ons allen toe. Amen
Teksten: Harry Donga Foto’s: Carel van den Berg
37