De Lutherse Kerk Wanneer je door de Hamburgerstraat wandelt of rijdt, springt nummer 9 al snel in het oog. De statige gevel uit 1745 onderscheidt zich duidelijk van de rest van de gebouwen. Toch zal het menigeen verbazen dat er achter deze gevel een kerk schuil gaat. Doordat het gebouw ingeklemd staat tussen huizen en het een aparte gevel heeft, is het niet meteen herkenbaar als een kerk. Maar, wanneer de deuren geopend zijn en je vanaf de straat een blik naar binnen wordt gegund, is het duidelijk dat de Hamburgerstraat een bijzonder gebouw herbergt: de Lutherse kerk. De komst van lutheranen naar Utrecht Toen de hertog van Parma in 1585 de macht kreeg in Antwerpen, werd de bevolking gedwongen katholiek te worden of de stad binnen vier jaar te verlaten. Veel lutheranen trokken daarop weg, onder meer naar de Noordelijke Nederlanden. Maar kerken bouwen mochten ze daar niet, want sinds 1580 was het (calvinistisch) protestantisme de enige toegestane religie. De lutheranen kwamen daarom (net als andere verboden geloofsgemeenschappen) samen in particuliere huizen. Zo ook in Utrecht. Rond 1612 gebeurde dit in een huis aan de Lijnmarkt, later kwam de gemeenschap bijeen in de Strosteeg. In de loop van de jaren groeide het aantal gelovigen en raakte het gebouw in de Strosteeg in verval. De Lutherse gemeente besloot daarop te zoeken naar een ander gebouw en vond dat uiteindelijk in de Hamburgerstraat. In oktober 1742 vroeg de gemeenschap aan het stadsbestuur of het de kapel van het voormalige katholieke Ursulaklooster (ook wel Abraham Doleklooster genoemd, naar de stichter) mocht betrekken. Het kloostercomplex met kapel uit 1412 was na de Reformatie in 1580 door de stad in bezit genomen, waarna delen van het klooster werden gesloopt of verbouwd tot huizen. De kapel verkeerde in 1742 in een slechte toestand, zo blijkt uit een vergadering van het stadsbestuur destijds: ‘den bouwvalligen toestand van het Abramdolikerckgen, tot welcker reparatien en herstellinge groote kosten verwijscht wierden’. Omdat het verbod op andere religies dan de orthodox-protestantse in de 18e eeuw minder streng werd gehandhaafd en het stadsbestuur waarschijnlijk graag van een kostenpost af wilde zijn, gaf het de kerkenraad in februari 1743 toestemming om de gotische kapel uit de Middeleeuwen te betrekken en deze te verbouwen tot kerk. Wel kreeg de Lutherse gemeente een verbod op het luiden van klokken, want alleen (gereformeerde) protestantse gemeenten mochten dit. De bouw van de Lutherse kerk Om de kapel te kunnen verbouwen werd in binnen- en buitenland geld ingezameld. Met het verkregen bedrag werd de kapel onder leiding van de Amsterdamse architect Jan Cloppenburg verbouwd en uitgebreid. De werkzaamheden startten in 1744 en dienden voor Pasen 1745 afgerond zijn, zo luidde de opdracht aan de timmerbazen. Uiteindelijk werd de kerk op 28 november 1745 ingewijd. De verbouwing was zeer grondig, waardoor er maar weinig overbleef van de 15 e-eeuwse kapel. Zo werd de tussenverdieping gesloopt vanwaar de nonnen vroeger ongezien de mis konden bijwonen en werden de gotische ramen dichtgemetseld. Onder de middeleeuwse, eikenhouten zoldering werd een nieuw houten tongewelf gemaakt, dat werd beschilderd in een zachte okerkleur. Het voor de katholieken zo belangrijke koor werd met een muur van de rest van de kerk afgescheiden, waardoor
het zijn centrale plaats én rol verloor. Met deze ingreep veranderde ook de kijkrichting van de kerkgangers: van het koor naar de nieuw geplaatste preekstoel. Bij de verbouwing maakten de werklieden drie galerijen in het gebouw. Voor dit werk, en voor het maken van onder meer trappen, zitbanken, deuren, een voorportaal en de betimmering van de muren kregen zij 1000 gulden. Door de verschillende ingrepen in 1744-1745 werd de oude kapel al met al omgevormd tot een sobere zaalkerk met een T-vormige plattegrond, die werd voorzien van rondboogvensters en galerijen. Hoewel de geloofsgemeenschap in de 18e eeuw behoorlijk vrij haar gang kon gaan en de kerk geen schuilkerk meer was, koos zij waarschijnlijk bewust voor een voorgevel die niet typerend is voor een kerk. De gevel werd uitgevoerd in de Lodewijk XIV-stijl en werd voorzien van Ionische pilasters en een natuurstenen bekroning. Daarmee heeft de gevel gelijkenissen met Amsterdamse grachtenpanden uit dezelfde tijd. Het interieur De Lutherse kerk heeft een licht en ingetogen interieur, met een open karakter en een aantal bijzondere bezienswaardigheden. Bij binnenkomst springt al snel het uitgebreid gedecoreerde uurwerk aan het balkon boven de rechter galerij in het oog. De lutheranen namen deze klok mee vanuit de schuilkerk in de Strosteeg. Het was een geschenk uit 1724 van kanunnik Jan Volkers van het kapittel van Sint Marie en is onder meer gedecoreerd met drie figuren en een wapen. Mogelijk is de onderste figuur Chronos, de personificatie van tijd. Boven hem zijn twee engelen afgebeeld, waarvan er een naar de hemel wijst en de ander naar de tijd. Het opschrift op de klok, dat niet meer aanwezig is, luidde ‘waakt en bidt’. Wel is het jaartal nog aanwezig, hetgeen ook in de notulen van de kerkenraad wordt genoemd: ‘Dienst ook per memorie wegens de fraaye en seer cierelijke Horlogie in onze kerk gemaakt in dit loopende jaar 1724’. Net als het uurwerk nam de Lutherse gemeente ook het orgel mee naar de Hamburgerstraat. Het verplaatsen van dit orgel uit 1717 kostte destijds 325 gulden. Het instrument werd een belangrijke rol toegedicht. Dit blijkt uit de grote schildering die er in de nieuwe kerk achter werd gemaakt. Bij de restauratie in de jaren tachtig van de 20e eeuw werd de muurschildering herontdekt en schoongemaakt. Het vormt de achtergrond van het orgel en bestaat uit grote blauwe gordijnen met kwasten. Van veraf lijken de gordijnen echt te zijn, maar het betreft een mooi 18e-eeuws voorbeeld van trompe-l’oeil (gezichtsbedrog). Er zijn in Nederland maar weinig van zulke geschilderde achtergronden bewaard gebleven. In 1880 werd het orgel vervangen. De bekende orgelbouwers Bätz en Witte, beiden lid van de Utrechtse Lutherse gemeente, bouwden een nieuw orgel. De decoraties van het orgel, namelijk een zwaan (het symbool voor Luther) en twee engelen, zijn waarschijnlijk afkomstig van het oude orgel uit 1717. De kerk bevat tevens een wapenbord uit circa 1745. In 1795, in de Franse tijd, werden wapenborden verboden. Toch bleef er in de Lutherse kerk een hangen, namelijk dat van Christiaan VI (1699-1746) die koning was van Denemarken en Noorwegen. Het houten beschilderde bord met daarop twee figuren, een kroon, een wapen en een gedenkschrift herinnert aan het feit dat de Lutherse gemeente in Denemarken en Noorwegen mocht collecteren voor de bouw van de kerk in Utrecht.
Restauraties en wijzigingen In 1826 vonden er verschillende wijzigingen plaats, zowel aan het exterieur als het interieur. Om de plannen te realiseren was er een commissie tot ‘reparatie en verfraaying’ ingesteld. Er werd er onder meer een stucgewelf onder het 18 e-eeuwse tongewelf gemaakt en een aanzienlijk deel van het meubilair werd vervangen. Een grote restauratie vond plaats in de jaren 1983-1986. Allereerst werd het exterieur waar nodig gerestaureerd, zoals de kap, toren en gevels. De toren kreeg toen een windvaan in de vorm van een zwaan (het symbool voor Luther), in plaats van de gebruikelijke haan. Het stadsbestuur hief het eeuwenoude verbod op het luiden van de klokken op en zodoende kon er een klok worden geplaatst in de toren. De kleine klok van 98 kilo, genaamd Ursula, werd gegoten door Koninklijke Eijsbouts te Asten en is een verkleinde kopie van de grote luidklok van de St. Servaas in Maastricht. De tweede fase van de restauratie betrof het interieur. Dit werd van zijn pleisterwerk ontdaan, waardoor sporen van gewelven en kraagstenen van de middeleeuwse Ursulakapel zichtbaar werden. Het 19e-eeuwse stucgewelf werd verwijderd, waardoor het 18e-eeuwse tongewelf weer zichtbaar werd. Het gewelf, evenals de kroonlijst, kreeg bij de restauratie zijn 18 e-eeuwse kleurstelling terug. De 18e-eeuwse kerkbanken en lambrisering waren van oorsprong geschilderd in een mahoniekleur. Deze kleur werd bij de restauratie teruggebracht. Ook werd tijdens de werkzaamheden de eerder genoemde schildering achter het orgel herontdekt en opgeknapt. In 1998 volgde een restauratie waarbij alle vergulding in het interieur werd vernieuwd. Het orgel, dat in 1964 een meer neobarok uiterlijk had gekregen, werd door de firma Van Vulpen gerestaureerd naar de oorspronkelijke situatie van 1880. Ook het uurwerk uit 1724 en de consistoriekamer werden gerestaureerd. Vlucht door de tijd: gebruik van de kerk toen en nu Op de plaats van de Lutherse kerk was van 1412 tot 1580 de kapel van het katholieke Ursulaklooster gevestigd. Na de Reformatie verloor de kapel zijn oorspronkelijke functie en werd zij tot 1743 gebruikt als snijzaal, schermschool, vergaderruimte en als plaats voor catechisatie. Van 1743 tot op heden is de kerk in het bezit van de Lutherse gemeente. Zij gebruikt de kerk voor diensten en andere activiteiten. Tijdens het seizoen van Kerken Kijken is de kerk voor het publiek geopend. Tevens vinden er met regelmaat kerkconcerten plaats.
Bezienswaardigheden De preekstoel vormt het belangrijkste onderdeel van de kerk en heeft dan ook een centrale plaats. De kuip dateert uit de 18e eeuw, de overige onderdelen en ook het doophek dateren uit de 19e eeuw. Het orgel uit 1880 werd gemaakt door de bekende Utrechtse orgelbouwers Bätz en Witte. De blauwe gordijnen achter het orgel lijken er echt te hangen, maar zijn in werkelijkheid geschilderd. Het is een fraai voorbeeld van gezichtsbedrog uit de 18 e eeuw. Een kijkje vanaf een van de drie galerijen biedt een mooi perspectief op de kerk.
Een van de opvallendste interieuronderdelen is het uitgebreid gedecoreerde uurwerk uit 1724. Het opschrift van de klok luidt ‘waakt en bidt’. In 1817 werd boven de preekstoel een bord gehangen met daarop de tekst ‘Het woord des Heeren blijft in eeuwigheid’. Wetenswaardigheden De Lutherse kerk staat midden tussen allerlei bebouwing, waardoor alleen de voorgevel in zijn geheel te zien is. Vanaf het Abraham Dolehof, bereikbaar via een poort in de Lange Nieuwstraat, zijn delen van de rest van de kerk te zien. In 1794 liet Dirk Ubing geld na aan de Lutherse kerk dat bedoeld was voor de armen. Hield de kerk zich niet aan de opgestelde regels van Ubing, dan zou een deel van het bedrag naar protestantse en katholieke armen gaan! Hoewel de lutheranen in de 18e eeuw geen angst meer hoefden te hebben voor vervolging vanwege hun geloof, handhaafden ze de oude indeling van zitplaatsen: vrouwen in het midden van de kerk en de mannen daaromheen. Op die manier waren vrouwen veiliger wanneer de kerk zou worden binnengevallen. Tegenwoordig wordt deze indeling niet meer aangehouden. Op de plek van de Lutherse kerk stond vroeger de Ursulakapel van het Ursulaklooster uit 1412. Het klooster besloeg het gebied tussen de Hamburgerstraat, Lange Nieuwstraat, Oudegracht en Abraham Dolesteeg. In de periode van 1580-1743 werd de 15e-eeuwse Ursulakapel gebruikt als schermschool, snijzaal, vergaderruimte en voor catechisatie. De Lutherse kerk is een Rijksmonument sinds 1967.
Literatuur - Baart de la Faille, C.A. ‘De Evangelisch-Luthersche kerk te Utrecht. In: Jaarboekje van OudUtrecht 1943, p. 94-119. - Kipp, F. ‘Hamburgerstraat 9, Lutherse Kerk’. In: Maandblad Oud Utrecht, jrg. 59 (1986), nr. 10, p. 133-136. - Kralt, T., W. Klukhuhn, P. van der Ros (red.). Levende monumenten. Geschiedenis, instandhouding en hedendaags gebruik van Utrechtse binnenstadskerken. Ootmarsum, 2008. - Spanje, B. van. “Bidt veur die ziel. Amen”. Graven en begraven in de Evangelisch-Lutherse kerk te Utrecht’. In: Oud Utrecht, jrg. 79 (2006), nr. 1, p. 6-11. - Stenvert, R., C. Kolman, B. Olde Meierink, e.a. Monumenten in Nederland. Utrecht. Zwolle, 1996. - Visser, C.Ch.G., J. Happee. De Luthersen in Utrecht. Hun komst, geschiedenis en huidige
situatie. Utrecht, 1963. - Het Utrechts Archief, toegang 714-3 Evangelisch-Lutherse gemeente te Utrecht. Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs Fotografie: Maarten Buruma