Deze tekst verscheen in: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
X aantal gratis tickets voor de armen? Kortingsystemen voor mensen in armoede: de praktijk in Gent Marijke Leye Ook in Gent is het uitwerken van een coherent en omvattend kortingsysteem voor mensen in armoede een van de belangrijkste prioriteiten in de lokale afsprakennota. Tot op heden bestaat in Gent nog geen kortingpas. Toch worden er heel wat kortingen aangeboden. Vaak is de korting gekoppeld aan een projectmatige of wijkgerichte aanpak. Hiervoor gelden telkens andere criteria voor de afbakening van de doelgroep, de toegestane korting en het aanbod waarvoor die geldig is. Soms kan enkel een deel van de doelgroep mensen in armoede er gebruik van maken, bijvoorbeeld OCMW-cliënten. Dat zijn dan weer niet alle mensen in armoede en zorgt voor verwarring en onbegrip bij de doelgroep. Het Participatiedecreet legt een vrij grote nadruk op de financiering van de deelname van mensen in armoede aan cultuur, jeugdwerk en sport. Artikel 22 biedt lokale besturen en andere lokale actoren de kans om in een lokaal netwerk in te stappen en de afsprakennota vrijetijdsparticipatie uit te voeren. Niet zo verwonderlijk dus dat nogal wat steden en gemeenten de nieuwe subsidie die ze in dat kader ontvangen, willen investeren in het organiseren, uitbreiden en financieel versterken van een kortingsysteem voor vrijetijdsbesteding. In 2007 bereidde de Gentse werkgroep ‘Cultuur voor iedereen’, in aanloop van het Participatiedecreet en de opmaak van de afsprakennota, een nota voor1. Daarin werd de balans opgemaakt van de verschillende kortingsystemen die er in Gent bestaan of hebben bestaan voor de cultuurparticipatie van mensen in armoede. Daarnaast werden ook enkele voorbeelden in andere steden nader bekeken. Analoog aan de omschrijving in het Participatiedecreet onderzoekt de Stad Gent nu de mogelijkheden voor een kortingsysteem voor vrijetijdsactiviteiten of voor deelname aan cultuur, jeugdwerk en sport. Deze uitbreiding van cultuur naar vrijetijdsbesteding volgt niet enkel de
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
1
definitie van het decreet, maar is ook logisch vanuit het aanvoelen van de deelnemers zelf. Zo vroeg een vader onlangs “naar het voetbal gaan met mijn zoon, is dat cultuur?”. Toch blijft de jarenlange focus op cultuur voelbaar als een beperking van het gezichtsveld. In deze bijdrage gaan we dieper in op enkele systemen om de financiële drempel aan te pakken. Na een inleiding over de financiële drempel, zetten we de belangrijkste voor- en nadelen op een rij van de verschillende kortingsystemen: de distributie van gratis of voordelige tickets, korting als onderdeel van toeleidingsprojecten, cultuurcheques en kortingsbonnen, de vrijetijdspas en het kortingsysteem van het Fonds Vrijetijdsparticipatie. We eindigen met een aantal algemene aandachtspunten en aanbevelingen over het huidige participatiebeleid.
De
financiële
drempel
Wanneer de invoering van een kortingsysteem voor cultuur of vrije tijd voor mensen in armoede ter sprake komt, klinkt telkens dezelfde kritiek: ‘een kortingsysteem doet mensen niet participeren aan cultuur’. Die opmerking is grotendeels terecht. Enkel het aanbieden van financiële tegemoetkomingen lost het probleem van de participatie niet op. De financiële drempel is niet de enige drempel. Nog heel wat andere factoren verhinderen mensen in armoede om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten. Vanuit een interessante experimentele praktijk bouwde de organisatie Recht-Op (RISO-Antwerpen) via het project ‘Een paar apart’ heel wat knowhow op over belemmeringen, moeilijkheden en drempels die mensen in armoede ondervinden wanneer ze aan het culturele leven willen deelnemen. Dat werd in de loop van enkele jaren aangevuld en verfijnd met de expertise van andere verenigingen en praktijken. Van daaruit werden aanbevelingen en aandachtpunten geformuleerd voor praktijk en beleid2. Ondertussen drong deze expertise door in de beleidsnota’s. We citeren de beleidsnota Cultuur 2004-2009 van Vlaams minister Bert Anciaux en de Memorie van Toelichting bij het Participatiedecreet3: Er worden vijf soorten drempels onderscheiden: informatiedrempels: hindernissen wat de bekendheid, ‘leesbaarheid’, verspreiding en begrijpelijkheid van manifestaties betreft; praktische drempels: initiatieven die moeilijk bereikbaar zijn voor een aantal mensen, o.a. door een gebrekkige bereikbaarheid met het openbaar vervoer, de fysische (on)toegankelijkheid van de infrastructuur, de openingsuren, de mogelijkheden voor kinderopvang enz.;
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
2
financiële drempels: de kostprijs van sport, cultuur of jeugdwerk, inclusief verdoken kosten (zoals vervoer, drankje achteraf, vestiaire, schildermateriaal, instrument, uniform, sportuitrusting); sociale drempels: het bestaande aanbod is niet bereikbaar of toegankelijk voor bepaalde sociale groepen omwille van sociaalculturele, communicatieve aspecten; culturele drempels: de noodzakelijke bagage die de aanbieders van hun participanten (cultuurcompetenties) verwachten. Het gebrek hieraan wordt vaak onterecht vertaald als een gebrek aan interesse. Die bagage wordt primair opgedaan in het thuis- en het leermilieu. We willen hier nog een zesde categorie aan toevoegen die door de sociale sector wordt onderkend: psychologische drempels: minderwaardigheidsgevoelens, statusverlegenheid, gebrek aan sociale netwerken en aan motivatie om aan cultuur te participeren binnen de eigen groep, moeite om de eerste stap te zetten. Het hoeft geen betoog dat kennis over het bestaan van de verschillende drempels erg belangrijk is bij de organisatie van initiatieven en om een toegankelijk aanbod op maat van de doelgroep samen te stellen. Het wegwerken van die drempels is geen gemakkelijke karwei en vraagt de inzet van diverse bemiddelaars en beleidsniveaus. Dat benadrukt het belang van bemiddelingsprocessen en de actieve participatie van allerlei actoren met verschillende expertise, en niet in het minst van de mensen in armoede zelf. Belangrijk is dat mensen in armoede niet als een aparte groep worden beschouwd. De vrijetijdsdrempels die zij vaststellen, gelden niet enkel voor hen, maar ook voor andere groepen, zoals gezinnen met een bescheiden inkomen, senioren, allochtonen, (ex-) gedetineerden, laaggeschoolden. Anderzijds moet een participatieverhogende aanpak ook aandacht hebben voor de bestaande diversiteit binnen de groep van mensen in armoede en de verschillende vrijetijdsdrempels die ze ervaren. Mensen met een kritisch inkomen die enkel een financiële drempel ervaren, hebben vooral nood aan een financieel kortingsysteem dat ze op zelfstandige basis kunnen hanteren. Kansarmen en generatiearmen die meerdere drempels ervaren, hebben meer baat bij een globale aanpak van zowel financiële, praktische en psychologische drempels onder de vorm van actieve toeleiding. Niet geregistreerde mensen in armoede, zonder regelmatig inkomen of domicilie (daklozen, mensen zonder wettig verblijf, thuisloze jongeren) kunnen enkel aan vrije tijd participeren via de bemiddeling van sociale organisaties. Voor hen is een aanpak op maat nodig. Ook voor een groeiende groep mensen in armoede bij allochtone gemeenschappen, is er naast een kortingsysteem een aangepaste aanpak en communicatie noodzakelijk, die rekening houdt met andere culturele uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
3
gewoontes en smaken. Kinderen en jongeren ondervinden specifieke uitsluitingvormen in de vrije tijd, maar ook steeds vaker bij activiteiten in schoolverband. En de snel groeiende groep senioren onder de armoedegrens, heeft te kampen met wisselende drempels naargelang de generaties. Een enkele aanpak die drempelverlagend werkt voor alle subgroepen bestaat dus niet. Er worden daarom best verschillende instrumenten ontwikkeld, aangepast aan deze diversiteit aan groepen en hun verschillende drempels. Waar mogelijk staat een inclusieve aanpak voorop, waar nodig een categoriale aanpak. Zonder het belang van praktische, informatieve of psychologische drempels te willen minimaliseren, focussen we in deze bijdrage vooral op de financiële drempel. Voor mensen met een kritisch inkomen is deze drempel vaak de belangrijkste en meest zichtbare (tastbare) drempel, een die zij op eigen kracht niet kunnen overwinnen. Zonder het wegnemen van de financiële drempel heeft een verdere aanpak van andere drempels via omkadering en toeleiding weinig effect. Maar een aanpak van de financiële drempel die geen oog heeft voor de andere drempels, werkt niet. Vandaar het pleidooi voor het kaderen van een systeem van financiële tegemoetkoming binnen een bredere participatieverhogende aanpak gericht op alle vrijetijdsdrempels. Er moet ruimte komen voor een gediversifieerde aanpak met communicatie, omkadering en bemiddeling op maat van de verschillende doelgroepen en hun specifieke belemmeringen. Een apart of ander vrijetijdsbeleid enkel voor mensen in armoede is niet wenselijk, integendeel. Werken aan de kwaliteit en het democratische gehalte van het beleid vanuit de leefwereld van kansarmen wel. Voorwaarde is dat dit gebaseerd is op een grondige kennis van en vertrouwdheid met de doelgroep en dat die doelgroep rechtstreeks bij dat beleid wordt betrokken. Een participatieverhogend vrijetijdsbeleid moet drempels aanpakken die armen vaak delen met andere kansengroepen. Een dergelijk laagdrempelig beleid komt dan ook alle groepen in de samenleving ten goede. Tenslotte nog dit. Drempels houden niet enkel verband met de leefwereld van participanten, maar evenzeer met de herkenbaarheid van het aanbod en hoe het georganiseerd wordt. Vooral de cultuurdrempels werden goed in kaart gebracht en er werden diverse mogelijke oplossingen op uitgeprobeerd. Over de deelname aan sport, jeugdwerk en vrijetijdsparticipatie op school is dat tot nu toe veel minder het geval. Die lacune moet dringend worden aangepakt. Ook een voortdurende observatie is noodzakelijk, want drempels veranderen mee met de sociaaleconomische context en de uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
4
omstandigheden van mensen. De economische crisis en de daling van de koopkracht zullen hierin ongetwijfeld een rol in spelen. Zo verwachten we dat een grotere groep mensen het financiële plaatje van hun vrijetijdsparticipatie niet meer rond krijgt en dat de financiële draagkracht bij de aanbodzijde om kortingen aan te bieden in de komende periode zal dalen. In de nu volgende bespreking van kortingsystemen beogen we zowel de passieve vrijetijdsparticipatie (kijken naar, bezoek aan sportwedstrijden, jeugdevenementen, theater, concert ...) als de actieve deelname aan vrijetijdsactiviteiten (zelf beoefenen, lidmaatschap van jeugdbeweging, sportclub, deeltijds kunstonderwijs). De focus ligt echter op de toeleiding naar het bestaande, reguliere aanbod, waardoor een deel van de actieve participatie buiten beeld blijft, zoals de organisatie van buurtsport of sociaalartistieke projecten.
Distributie
van
gratis
of
voordelige
tickets
Het aanbieden van zeer voordelige tickets wordt vaak toegepast. Soms gaat het hierbij om last minute- of stuntacties, maar even vaak wordt het ruim vooraf geregeld. Soms, maar niet altijd, gaat het om weinig succesvolle voorstellingen, kaartenrestanten of minder gunstige plaatsen. Soms worden enkel try-outs aangeboden, terwijl de eigenlijke voorstellingen ontoegankelijk blijven. De distributie van gratis tickets door organisatoren van grote evenementen gebeurt vaak in het kader van convenanten met de lokale overheid, het OCMW of mede onder impuls of met medewerking van de Nationale Loterij of lokale service clubs. Vooral in de eindejaarsperiode stijgt het aanbod van dergelijke tickets aanzienlijk. Gratis tickets is organisatorisch een van de meest eenvoudige opties voor organisatoren van grote evenementen. Er hoeven geen inkomsten worden geïnd en de distributie gebeurt meestal door de gemeente of het OCMW, die bovendien de garantie bieden dat de gratis tickets bij de juiste doelgroep terecht komen. Zowel de lokale overheid als de organisator kunnen zo sociale inspanningen aantonen en duidelijke en meetbare resultaten voorleggen (x aantal tickets verdeeld onder de armen). De verenigingen waar armen het woord nemen zijn geen voorstander van gratis cultuur en vrije tijd. Meer zelfs, mensen in armoede willen graag een bijdrage betalen, want zo voelen zij zich minder ‘uitzonderlijk’ of ‘afwijkend’. De bijdrage moet echter beperkt zijn en in verhouding staan tot het beschikbare budget. Het vooraf kunnen plannen van de uitgave binnen het gezinsbudget speelt hierbij een belangrijke rol. Gratis tickets dwingen ook niet tot engagement bij de participant, waardoor die wat vaak niet komt opdagen. Het gratis aanbieden van
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
5
activiteiten wekt bovendien de schijn dat het creëren of aanbieden van voorstellingen en evenementen niets kost of het doet het aanbod in waarde dalen. Eenmalige of stuntacties zijn te veel aanbodgestuurd en leiden niet vaak tot een meer duurzame aanpak waarbij ook een meer vraaggestuurde werkwijze voorop kan staan, afgestemd op de smaak en behoeften van mensen in armoede. Maar aanvullend bij andere kortingsystemen met een grotere keuzevrijheid voor de participant, biedt de distributie van gratis kaarten enkele voordelen en gebruiksgemak. Zeker bij grote publiekstrekkers zoals ijspistes, jaarlijkse festivals en populaire evenementen zijn gratis kaarten voor kansengroepen in korte tijd de deur uit. Een kanttekening. Het aanbieden van gratis tickets aan kapitaalkrachtige groepen wordt nooit in vraag gesteld. Vaak gaat het hierbij om relatiegeschenken en beloningen voor sponsors, trouwe leden en het personeel van grote bedrijven.
Korting
als
onderdeel
van
toeleidingsprojecten
Met ‘Jouw sleutel naar het Festival van Vlaanderen’ krijgen kansarmen in Gent de mogelijkheid om voor 1 euro een voorstelling of concert bij te wonen. Het project heeft na enkele jaren enige bekendheid opgebouwd en is een goed voorbeeld van een concreet toeleidingsproject, waarbij de financiële tegemoetkoming in het prijskaartje een belangrijke rol speelt. Het initiatief gaat uit van de organisatoren en de Vrienden van het Festival. De Stad Gent (Dienst Kunsten en Gentinfo) coördineert de distributie. Elk jaar wordt samen met een aantal medewerkers van sociale organisaties en kansarmoedewerkingen, een programma samengesteld met een vijftal voorstellingen uit het aanbod van het Festival van Vlaanderen. Bij de selectie van de verschillende voorstellingen houdt men rekening met toegankelijkheidscriteria (begin- en einduur, weekdag, namiddag, familievoorstelling, locatie …) zodat op dat vlak verschillende keuzemogelijkheden kunnen worden aangeboden. Per voorstelling worden er een aantal kaarten (mooie plaatsen) geblokkeerd. Een duidelijk leesbare folder wordt enkel verspreid onder de sociale organisaties. Op die manier hoeven de ‘bellers’ niet te bewijzen dat ze tot de doelgroep behoren. Het initiatief is een groot succes bij de deelnemers. Jaarlijks zijn de 200 tot 250 kaarten na twee dagen verkocht. Succesfactoren zijn de lage kostprijs, duidelijke informatie, voldoende omkadering en bemiddeling door sociale organisaties, geen betutteling of bewijslast bij de
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
6
reservaties. Een medewerker van het Festival geeft op vraag ook toelichting binnen de sociale organisaties. Toch blijft een strakke opvolging en omkadering noodzakelijk. Zo kende een partnerorganisatie van het eerste uur, na enkele jaren groei, een plotse sterke daling van de inschrijvingen. Bij navraag bleek dat, in het kader van het ‘emancipatorisch werken’, de doelgroep niet meer in groep onder begeleiding vanuit de organisatie zou deelnemen, en zelf moest reserveren voor een kaartje. Deze werkwijze, gebaseerd op het afstemmen van een doelgroep op een welbepaald aanbod, levert vaak zeer goede resultaten op. Drempels komen zo in beeld en kunnen via een methodiek op maat meteen worden aangepakt. Cultuurinstellingen of sportinfrastructuren leren de doelgroep en de sociale organisaties beter kennen, een goede basis voor latere samenwerking. De toeleiding gebeurt meestal in groep, wat betere resultaten geeft dan individuele participatie. Zien sporten doet sporten, zelf creëren stimuleert de interesse voor het professionele aanbod. Steeds vaker investeren instellingen in de actieve participatie als toeleidingsmethodiek naar hun aanbod. Ze organiseren een leeromgeving waarbij ze nieuwe methodieken uittesten. Nadeel echter is dat die aanpak vrij arbeidsintensief is, zowel voor de sociale organisatie als voor de cultuurinstelling of organisator van het evenement. Dergelijke projecten zijn ook vaak eenmalig of kunnen moeilijk herhaald worden. Ze zijn op een zeer beperkt aanbod van toepassing en net zoals de kaartendistributie grotendeels aanbodgestuurd. Het aanbod is voor de participant met andere woorden ‘te nemen of te laten’. De korting is inherent aan het toeleidingsproject en verbonden aan de daarbij gemaakte overeenkomsten. Eens het project is afgelopen, vervalt de mogelijkheid voor individuele participanten om een korting te krijgen op de rest van het aanbod van die instelling. Ook de omkadering en de groepsstimulans vallen weg. In een aantal gevallen wordt een hele voorstelling afgehuurd om er dan uitsluitend kansarmen naar toe te leiden. Deze werkwijze is sterk stigmatiserend en volgens nogal wat sociale organisaties niet wenselijk.
Kortingspassen
en
vrijetijdscheques
Vrijetijdspassen en vrijetijdscheques of -bonnen zijn beide individuele kortingsystemen, hoewel er ook voorbeelden bekend zijn van groepspassen en -cheques. Het zijn vraaggestuurde instrumenten, de participant beslist hoe vaak en waaraan hij deelneemt. Terwijl het gebruik van een kortingspas onbeperkt is voor de houder, worden cheques- en bonnen eerder in een beperkte oplage toegekend.
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
7
De Kansenpas van Aalst en Sint-Niklaas heeft heel wat navolging gekregen in andere steden en gemeenten, in allerlei varianten. Ook de Stad Gent onderzoekt de mogelijkheid om een vrijetijdspas in te voeren. Geen gemakkelijke opgave, want de stad heeft niet alleen heel veel mensen die in armoede leven, maar ook een breed en divers vrijetijdsaanbod. Aan vrijetijdspassen zijn voor- en nadelen verbonden. We zetten een aantal aandachtpunten op een rijtje. Het systeem voor het verstrekken van passen en cheques moet transparant en eenvoudig in gebruik zijn. Via eenduidige criteria moet worden vastgelegd wie in aanmerking komt voor het gebruik van de kortingkaart. Die criteria zijn best voldoende sociaal gevoelig. Naast een inkomensgrens kunnen ook bijkomende elementen een rol spelen, zoals het afbetalen van schulden. Nogal wat steden en gemeenten nemen het OMNIO-statuut of het recht op een verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering als afbakening. Dat vergemakkelijkt de legitimering, een klevertje van het ziekenfonds op het aanvraagformulier volstaat. Deze individuele legitimering is meteen ook een nadeel: wie niet is aangesloten bij de ziekteverzekering, geen vaste verblijfplaats of wettige verblijfspapieren heeft, kan geen vrijetijdspas bekomen. Het uitreiken van ‘green cards’ via sociale organisaties kan hier een oplossing zijn. De administratieve last om een kortingkaart aan te vragen is vaak een hoge drempel. Voor mensen in armoede ligt de inkomenscontrole door overheden of onbekenden zeer gevoelig. De inkomenscontrole gebeurt daarom bij voorkeur op een zeer eenvoudige en anonieme wijze, ofwel via een vertrouwde sociale organisatie die vaak al over de nodige informatie beschikt. De doelgroep moet het bestaan en de werking van de kortingpas kennen. Een goede communicatie, met de medewerking van sociale organisaties, is essentieel. Wanneer de formule goed werkt, brengt ook mond aan mond reclame nieuwe mensen aan. Daarnaast moet er ook een duidelijk ‘aanspreekpunt’ zijn voor de doelgroep. Hoewel de individuele pas de voorkeur geniet van verenigingen waar armen het woord nemen, staan mensen in armoede er vaak wantrouwig tegenover. Een reden kan zijn dat het te betalen bedrag vooraf niet duidelijk is en aan de kassa nog te hoog blijkt. Om die reden zijn systemen met een vast te betalen bedrag zeer succesvol. Anderzijds weerspiegelt een dergelijk systeem dan weer niet de reële kostprijs van het aanbod, je betaalt 1 euro ongeacht het ticket 6 dan wel 36 euro bedraagt. Een trapsgewijze korting – een ticket tot 8 euro kost 1 euro, een ticket tot 16 euro kost 2 euro enz. – weerspiegelt de reële kostprijs wel. Een transparante kortingsberekening en een goede communicatie hierover op maat van de doelgroep zijn dus aangewezen. De korting moet
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
8
verder voldoende hoog zijn, niet alleen relatief (bv. 80%) maar ook in absolute cijfers. Vooraf moet het ook duidelijk zijn waarop de kortingskaart of -cheque van toepassing is. Een ruim aanbod is vaak een belangrijke troef van vrijetijdspassen. Ook een volledige keuzevrijheid is belangrijk, zowel voor wat het programma als de plaatsen betreft. Het gebruik van een kaart mag voor de aanbieders van activiteiten geen aanleiding zijn om plaatsen op de achterste rij of de zitjes die men niet verkocht krijgt, te vullen. Ook de keuze om individueel of in groep te participeren, moet bij de participant liggen. Individuele kortingsystemen zijn dan weer minder geschikt om ook de verborgen kosten zoals vervoer, babysit, programmaboekje en vestiaire te financieren. Vaak is enkel korting op ticketkosten in een vrijetijdspas begrepen en komt inschrijvingsgeld voor sportclubs, jeugdbeweging of deeltijds kunstonderwijs niet in aanmerking. Stigmatisering van de doelgroep kan je vermijden door de pas of de kaart een ‘neutrale’ naam en een ‘normaal’ uitzicht te geven. Vrijetijdscheques of -bonnen hebben vaak het uitzicht van geschenkbonnen en zijn wat dat betreft neutraler dan een pas voor een bepaalde doelgroep. Ook de ‘mensen achter de loketten’ moeten goed worden geïnformeerd, zodat ze op de hoogte zijn van het systeem en er op een discrete manier mee omgaan. De kortingspas moet ook gezinsvriendelijk zijn en rekening houden met het vrijetijdsgedrag van alle gezinsleden. Vaak is de participatie van de kinderen een belangrijke motivatie om een pas aan te vragen. Alle gezinsleden een kaart te geven is hier een optie. In nogal wat steden en gemeenten blijkt een vrijetijdspas pas na enkele jaren een echt succes. Het aantal verstrekte passen en ook het gebruik ervan stijgt na verloop van tijd. Je moet de nodige tijd voorzien om de pas voldoende bekendheid te geven. Het is altijd wat zoeken naar de optimale formule op maat van de gebruikers en het aanbod in de gemeente. De gebruikers zelf zijn een goede graadmeter. Mond aan mond reclame binnen de doelgroep, communicatie op maat en positieve ervaringen zijn hierbij belangrijk, samen met een regelmatige bijsturing op basis van evaluatie met de gebruikers. Een individueel kortingsysteem dat niet is ingebed in een bredere aanpak gericht op andere drempels dan de financiële, werkt niet. De vrijetijdspas vraag van de houder een zekere mate van zelfstandigheid in het gebruik ervan. Wie voorheen al participeerde, maakt er gebruik van. Het verspreiden van groepspassen en -cheques bij sociale organisaties, het inschakelen van sociale organisaties voor het verstrekken van de pas en het inkomensonderzoek en bemiddeling op maat zijn zeker hefbomen voor uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
9
een verhoging van de vrijetijdsparticipatie via individuele kortingsystemen. Maar voor zeer kwetsbare en moeilijk bereikbare groepen is dat geen goed instrument. Vraaggestuurde instrumenten, zoals de vrijetijdspas, zijn voor lokale overheden en de aanbieders van cultuur, jeugdwerk en sport financieel niet goed beheersbaar. Toch is duurzaamheid op lange termijn essentieel. Als mensen in armoede even van een vrijetijdsaanbod kunnen proeven dat nadien weer onbereikbaar of onbetaalbaar wordt, werkt dat het gevoel van uitsluiting alleen maar in de hand. Voordat je een systeem van financiële tegemoetkoming toepast, moet je de financiële haalbaarheid en stabiliteit op middellange termijn kunnen inschatten. Het kortingsysteem is bij voorkeur een solidair systeem waarbij elke partij – cultuuraanbieder, lokale overheid, sociale organisatie en mensen in armoede – een fair en haalbaar deel van de kosten en inspanningen draagt.
Het
terugbetalingsysteem
Het systeem voor financiële tegemoetkoming van het Fonds Vrijetijdsparticipatie heeft een aantal voordelen die je moeilijk met andere kortingsystemen kan realiseren. Niet onbelangrijk voor de lokale netwerken die in het kader van artikel 22 van het Participatiedecreet ontstaan en hun opdracht om de aangesloten sociale organisaties en verenigingen een vorm van continuering van dit systeem te bieden. Het Fonds Vrijetijdsparticipatie werkt met een terugbetalingsysteem van 80% van de reeds gemaakte kosten voor de vrijetijdsdeelname van individuen of groepen. Daarbij komt niet enkel de zichtbare kost van de activiteit (ticket, lidgeld) in rekening, maar deels ook de verdoken kosten verbonden aan deelname (vervoer, babysit). Hiervan betaalt de participant 20%. De aanvragen voor financiële tegemoetkomingen verlopen via lokale sociale organisaties die mensen in armoede met hun werking bereiken en er een vertrouwensband mee hebben. Mensen in armoede zijn voor een lokale overheid of voor de aanbieders of organisatoren van cultuur, jeugdwerk en sport vaak moeilijk rechtstreeks bereikbaar. De lokale overheid werkt met deze organisaties samen op basis van het vertrouwen dat de middelen tegemoet komen in de vrijetijdsparticipatie van hen die het nodig hebben. Deze werkwijze leent er zich ook toe de vrijetijdsparticipatie van de meest kwetsbare groepen te ondersteunen. De sociale organisaties bemiddelen (schieten voor en vorderen terug) niet enkel in verband met de financiële drempel. Ze kunnen ook instaan voor de omkadering en begeleiding van de vrijetijdsactiviteiten om zo ook andere drempels (psychologische, praktische, inhoudelijke, informatieve)
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
10
aan te pakken. Dat vormt bovendien een goed uitgangspunt voor groepsparticipatie en het stimuleren van ontmoeting, voor gemeenschapsvorming, de opbouw van sociale netwerken en het doorbreken van het sociale isolement waar veel mensen in armoede mee te kampen hebben. Deze werkwijze laat deelnemers toe om vrij anoniem aan vrijetijdsactiviteiten te participeren. De organisatie vraagt de financiële tussenkomst aan voor zijn leden, wiens identiteit verder niet bekend is. De korting wordt verstrekt via een terugbetaling achteraf. De organisator of vrijetijdsaanbieder geeft ze dus niet rechtstreeks en ze staat vaak niet op het ticket vermeld. Dat is van belang voor mensen zonder papieren, maar vaak ook voor mensen in armoede. Het neemt de stigmatisering grotendeels weg. Om bovengenoemde redenen is het soms interessant om een dergelijk systeem in de gemeente te continueren, naast de opzet van bijvoorbeeld een vrijetijdspas. Het kan een vangnet zijn voor mensen in armoede die om diverse redenen geen vrijetijdspas kunnen of willen aanvragen, zoals mensen zonder aansluiting bij een ziekenkas, mensen zonder vaste verblijfplaats of zonder wettige verblijfspapieren. Het is een betere basis om ook de meest kwetsbare groepen toch van het vrijetijdsaanbod te laten genieten. Bovendien kan de tussenkomst worden aangevraagd voor activiteiten in en buiten de eigen gemeente. Zeker in kleine gemeenten met een beperkt aanbod is dat een groot voordeel. Nadeel van deze werkwijze is dat het de aanbieders van cultuur en vrije tijd niet uitdaagt om financieel bij te dragen. Het Fonds Vrijetijdsparticipatie of de lokale overheid draait alleen op voor de financiële tegemoetkoming. Een aantal OCMW’s werkt met een vergelijkbaar terugbetalingsysteem. OCMW-cliënten kunnen in overleg met hun consulent een bepaald budget aan vrijetijdsactiviteiten besteden, als ze de betalingsbewijzen voorleggen. Het hoeft geen betoog dat dit terugbetalingsysteem nogal wat administratie met zich meebrengt voor alle betrokkenen. Bovendien dwingt het OCMW’s, lokale overheden en het Fonds Vrijetijdsparticipatie in een positie van controleur.
Knelpunten
en
aanbevelingen
Artikel 22 van het Participatiedecreet, gericht op de lokale netwerken voor de bevordering van de vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede, stimuleert lokale overheden om te investeren in de organisatie en versterking van lokale kortingsystemen. In de geest van het Participatiedecreet ontstaan daarom lokale netwerken waar lokale
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
11
overheid, aanbieders van vrijetijdsactiviteiten en sociale partners actief en duurzaam samenwerken aan het wegwerken van participatiedrempels. Het kortingsysteem is bij uitstek een instrument om vrije tijd bereikbaar te maken voor kansengroepen en voor mensen met een laag (of kritisch) inkomen. Omdat bij niet-deelname ook andere dan financiële drempels een rol spelen, is het kortingsysteem best ingebed in een breder systeem met specifieke, op maat van de doelgroep gesneden communicatie, omkadering en toeleiding. Deze nieuwe trend creëert echter enkele nieuwe problemen. De meeste vrijetijdspassen en kortingsystemen van lokale overheden zijn gericht op de eigen inwoners van de gemeente, niet op mensen in armoede van elders. Nochtans zijn inwoners van kleine gemeenten sterk aangewezen op grotere naburige steden met een groter aanbod. In kleine gemeenten is de investering in een eigen kortingsysteem gezien het geringe aanbod of de beperkte toepassingsmogelijkheid weinig interessant. In Antwerpen bestaat de mogelijkheid om ook als nietAntwerpenaar met een laag inkomen de BIG-kaart of binnenkort de A-pas aan te vragen en zo een hoge korting te krijgen op het Antwerpse aanbod. Die situatie plaatst ook grote cultuur- en sportinstellingen en organisatoren van grote evenementen in een wat verwrongen positie. Hun aanbod trekt publiek aan uit een grotere regio dan de eigen stad of uit heel Vlaanderen. Maar of de aangeboden hoge korting voor mensen in armoede enkel geldt voor de inwoners van de stad waar de instelling gevestigd is, of ook voor houders van kortingspassen van andere steden is nog maar de vraag. Medewerkers van die instellingen moeten al die lokale passen ook kennen, zo niet stelt zich meteen een legitimatieprobleem voor participanten. En bovendien is de financiële participatie van de lokale overheid in de korting voor niet-inwoners niet voor de hand liggend. Soms hoor je de klacht ‘nog een kortingscategorie erbij, naast kinderen en jongeren, eigen inwoners, senioren ... je moet al heel erg je best doen om de volle prijs te betalen!’. De vrijetijdspas voor kansengroepen komt bovenop de al bestaande wildgroei aan kortingsystemen en -passen: seniorenkorting, CJP, Grabbelpas, Swappas, als jongere voor 1 euro naar het museum enz. Het zorgt voor heel wat verwarring. Participanten moeten zelf afwegen welk systeem hen het meeste voordeel biedt. Een Vlaamse vrijetijdpas die allerlei kortingscategorieën integreert, zou heel wat van bovenstaande problemen kunnen ondervangen. Ook het stigmatiserende effect van een korting voor kansarmen valt hierdoor zo goed als helemaal weg. Maar misschien mede door de installatie van de lokale vrijetijdspassen en kortingsystemen lijkt een eenvormig en centraal systeem verder weg dan ooit. Er is dus dringend nood aan een kader voor afstemming en samenwerking tussen de lokale kortingsystemen voor mensen in armoede. uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
12
De meeste kortingsystemen richten zich vooral op de zichtbaarste financiële drempel. Ze komen tegemoet in de ticketprijs van het reguliere cultuur- en sportaanbod. De verborgen kosten zoals vervoer, babysit, vestiaire, enz. blijven buiten beeld. Soms komen kosten verbonden aan de actieve vrijetijdsbesteding in aanmerking voor het kortingsysteem, bijvoorbeeld het lidgeld van jeugdverenigingen, deeltijds kunstonderwijs, sportclubs en het verenigingsleven. Deelname van kinderen aan vrijetijdsactiviteiten in schoolverband valt meestal buiten deze systemen. Geen enkele van de bovengenoemde kortingsystemen is erg geschikt voor de financiering van materiaal en kledij die voor deelname noodzakelijk zijn. Toch ligt hier vaak een belangrijke drempel in de huur of aanschaf van muziekinstrumenten, kledij en materiaal voor dans en ballet of sport enz. Wellicht is het stimuleren van muziek- en kunstacademies, sportclubs en jeugdbewegingen om hierin een verantwoordelijkheid op te nemen en hen eventueel financieel te compenseren voor de inspanningen die ze op dit vlak doen, een beter alternatief. Een kortingsysteem binnen een bredere participatieverhogende aanpak gericht op alle drempels veronderstelt dat er geïnvesteerd wordt in omkadering, begeleiding en communicatie op maat van verschillende kansengroepen. Zoiets is arbeidsintensief. En net de personeel- en overheadkosten om dit alles te omkaderen kunnen niet worden gefinancierd met de subsidies in het kader van het Participatiedecreet. Tot slot willen we pleiten voor een gezond evenwicht tussen aanbodgestuurde en vraaggestuurde instrumenten. Of anders gezegd: is de korting een instrument om het recht op vrijetijdsbesteding voor iedereen en dus ook de meest kwetsbaren in de samenleving haalbaar te maken, of eerder een manier om het lokale aanbod te promoten? Vraaggestuurd werken vertrekt van de invulling van vrije tijd van participanten en van de drempels die ze ondervinden. Vraaggestuurde systemen veronderstellen meestal een zekere zelfstandige participatie van mensen in armoede. Vaak blijkt dat de vraag niet zo gemakkelijk op gang komt en enige stimulans nodig heeft. Voor de meest kwetsbare doelgroepen is een goede omkadering op maat onontbeerlijk. Een aanbodgestuurde aanpak vertrekt vanuit de organisatorische haalbaarheid en financiële beheersbaarheid voor lokale organisatoren en de aanbieders. Veel kortingsystemen beperken zich tot het gesubsidieerde vrijetijdsaanbod, soms enkel dat van de lokale overheid zelf (zwembad, bibliotheek, jeugddienst, cultuurcentrum en sociaal restaurant). Participanten maken echter vaak het onderscheid niet tussen commercieel en gesubsidieerd aanbod. Voor een overheid is een financiële tussenkomst in het commerciële aanbod echter een vorm van verdoken subsidies. Het wordt bijgevolg meestal onderworpen aan strenge uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
13
eisen op vlak van financiële participatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij de meeste mensen maken het lezen van boeken, kranten en tijdschriften, muziek beluisteren, televisie en dvd, computerspelletjes en surfen op het Internet deel uit van hun vrijetijdsbesteding. Een opvallende vaststelling is de keuze van veel gemeenten om via de kortingsystemen vooral de vrijetijdsparticipatie buitenshuis aan te moedigen. Hier vallen wel argumenten pro aan te voeren. De bibliotheek biedt een gratis alternatief voor de aankoop van boeken, cd’s, dvd’s en voor het lezen van tijdschriften en kranten. Het vormt ook een dam tegen het consumptieve karakter van thuisparticipatie. Bovendien biedt participatie buitenshuis en in groep veel meer mogelijkheden voor ontmoeting en sociale netwerking, belangrijk voor wie met armoede en sociaal isolement te kampen heeft. Kortingsystemen zijn een goede hefboom voor lokale overheden om het recht op vrijetijdsbesteding voor iedereen bereikbaar en betaalbaar te maken. De effectiviteit ligt hoger als het kortingsysteem in een lokaal samenwerkingsverband wordt ingebed waarin elke partner zijn verantwoordelijkheid opneemt. Afstemming op de specifieke drempels van mensen in armoede is essentieel, evenals het benutten van opportuniteiten in de gemeente. Een combinatie van een individueel kortingsysteem, een groepsgerichte aanpak en een projectmatige aanpak geeft doorgaans een optimaal resultaat. Het Participatiedecreet en de goedkeuring van de lokale netwerken voor de verhoging van vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede bracht in elk geval in veel steden en gemeenten een nieuwe dynamiek teweeg. Om deze dynamiek optimaal te laten renderen is afstemming en coördinatie tussen de steden en gemeenten meer dan wenselijk. Marijke Leye is licenciaat in de kunstgeschiedenis en vrijetijdsagogiek. Tot 2002 werkte ze als vormingswerker bij de Volkshogescholen Elcker-Ik Mechelen en Gent. Van 2002 tot 2007 was ze medewerker sociaalartistieke werkingen bij Kunst en Democratie. Sinds 2007 is ze verbonden aan de Dienst Kunsten van de stad Gent. Daar is ze verantwoordelijk voor de sociaalartistieke werkingen, de cultuurparticipatie en het Netwerk Vrijetijdsparticipatie.
1
De werkgroep Cultuur voor iedereen bestaat uit: OCMW, De Zuidpoort vzw, Beweging van mensen met een laag inkomen en kinderen vzw, Sivi vzw, KRAS-koepel vzw, Samenlevingsopbouw Gent vzw als vertegenwoordiger van de Gentse Overlegtafel (GOT) en Stad Gent – Dienst Kunsten. 2 Haesendonckx, C. (2001), Recht op cultuur: drempels die mensen in armoede belemmeren in hun culturele participatie. Nota in opdracht van DSO/Cultuurcel van de stad Antwerpen. Download: www.demos.be 3 Anciaux B., (2004), Beleidsnota Cultuur 2004-2009. Brussel, Vlaamse Regering, p. 17. Anciaux B., (2007), Memorie van toelichting bij het Participatiedecreet, p. 4.
uit: Marjolein Bultynck (red.) 360°Participatie. 2009 Dēmos
14