KLEINTJES
© Bijbelverhalen.nl
Voor de armen zorgen Als Fieke en Fanka bij oma zijn, hebben ze niet veel speelgoed. Dat is niet erg. Oma koopt soms iets nieuws. Dit keer zijn het strijkkraaltjes. Het is een soort mozaïek. Fieke en Fanka maken een patroon. Met roze, groene, witte en gele kraaltjes. Oma strijkt de kraaltjes op de strijkplank. Ze smelten aan elkaar. En dan... twee mooie onderzetters. Fieke danst in het rond. Ik ga er nog een maken. Ik ook, roept Fanka. De hele ochtend zijn ze bezig. Ze maken sterretjes, hartjes, rondjes, vierkantjes. Fieke kijkt ernaar. Ze heeft een idee. Geef ons een kleed, oma. zegt ze. We gaan op straat verkopen. Kijk, daar zitten ze voor het huis. En lukt het? Ja hoor! De buurvrouw koopt wat. En nog een paar mensen. Aan het eind van de dag hebben ze zeven gulden. Dat is voor snoep, zegt Fanka. Veel snoep. Nee, zegt Fieke. We sturen het naar de arme kinderen. Zij hebben honger. En zo gebeurt het ook. Want Fieke en Fanka houden van Jezus, maar ook van arme kinderen. Dat hoort toch zo?
Zingen Wat voor liedjes gaan we zingen? vraagt pappa. Elke avond na het eten zingen mamma, pappa en de kinderen liedjes van de Heer. Iedereen heeft een eigen lievelingslied. Het zijn vaak liedjes met gebaren. David zingt het liefst over een boot, of over de zee. Hij vindt varen prachtig. Vorig jaar hebben ze veel gevaren met hun eigen boot. Maar nu is de boot verkocht. Jammer. Fieke vraagt om het liedje: Stil maar wacht maar. Dat kent ze van school. Er is iets droevigs in, maar ook iets troostends. Fanka houdt van liedjes van Elly en Rickert. Pappa draait de bandjes altijd onderweg in de auto. En Miep. Die kleine Miep? Ze gaat staan in de kinderstoel en klapt in haar handjes. Weet je wat ze zingt? Dag Sinterklaasje, dag, dag! Het is al lang Sinterklaas geweest. Een ander liedje, Miep. Nee, Miep vindt het veel te mooi. Klaasje zingen zegt ze en begint opnieuw. Die malle meid.
Op avontuur in de natuur Fanka en David willen alles onderzoeken. Vooral spannende dingen uit de natuur. Van pappa kregen ze een oud vergrootglas. Daarmee gaan ze op onderzoek. Het eerste wat ze ontdekken zijn de planten in de vensterbank. Er zijn prikplanten en bolletjesplanten. Ook een stekje in een glas. Daar zitten al worteltjes aan. De poes vindt het niet leuk dat Fanka en David haar lastig vallen. Mauw! zegt ze. Dat betekent: Ga weg jullie! Laat mij met rust. Fanka en David zien iets heel interessants. De zon tovert gouden stofjes in een lange baan. Als dat geen wonder is. Ze proberen de stofjes te vangen. Mis en nog eens mis. Wat heeft God alle dingen toch mooi gemaakt.
Samen in bad Oma Sien, mag ik in de teil? vraagt Fieke op een dag. Oma Sien vindt het goed. Ze pakt de teil uit de tuin. Ze doet hem met warm water. Maar Fieke wil er toch niet in. Ik zie een spin, roept ze. Oma Sien, een dikke spin. Ja hoor! Oma ziet hem ook. De spin kriebelt met zijn pootjes. Hij vindt het water niet leuk. Vlug pakt oma de spin. Ze gooit hem naar buiten. Vort jij. Ga maar vliegen vangen, zegt oma Sien. Ja, zegt Fieke. Ik wil wel in bad. Maar niet samen met een spin. Bah! Ze gaat maar gauw spelen met haar plastic eendje.
In de bakfiets Miep is altijd ongeduldig als het schooltijd wordt. Ze wil haar broertje en zusjes wegbrengen. Sjas, sjas! roept ze opgewonden als ze haar pap op heeft. Dat betekent dat ze haar jas aan wil. Wacht even, Miep, zegt opa. Hij past op de kinderen nu mamma ziek is. Eerst danken voor het eten. Opa dankt de Heer voor de nieuwe dag en voor het mooie weer. Hij vraagt ook of de Heer Jezus mamma weer gauw beter wil maken. Miep wordt ongeduldig. Ze gooit haar dikke beentjes maar vast buiten de kinderstoel. Weet je wat? zegt opa als ze allemaal aangekleed zijn. Ik breng jullie weg in de bakfiets. De bakfiets is een fiets met een grote bak ervoor. Pappa kocht hem op de rommelmarkt. Een voor een gaan de kinderen in de bak. Houd je goed vast. Daar gaan we, roept opa. Sjonge, wat hebben ze een bekijks in het dorp. De andere kinderen van school zijn wel een beetje jaloers. Op de terugweg zit Miep alleen in de bak. Ze houdt zich goed vast aan de rand en kijkt beretrots. Leuk hoor, dat wegbrengen van haar broer en zusjes. Morgen wil ze weer mee. Dat is vast.
Lekker bewegen Fieke is heel blij. Ze danst en ze springt. Haar blonde paardenstaart hupt op en neer. Moeder wordt er dol van. Fieke, ga rustig een boekje lezen, zegt ze. Ik doe de afwas en dan breng ik jullie naar bed. Maar Fieke heeft geen zin in boekjes. Ze wil hollen. Fanka, haar zusje ook. Laten we gaan gymmen, zegt ze. Ze doen hun broeken en truien uit en gaan sporten in hun ondergoed. Hup over het krukje, duik onder de stoel, ren om de tafel. Klim op de bank en spring. Dan weer opnieuw. Als moeder komt, moet ze lachen om die twee. Moet je ze daar zien springen. Gelukkig zijn ze gezond. Nu moet je stoppen, roept ze. En vlug naar bed. Fieke en Fanka duiken erin. Kunnen ze wel inslapen na al dat gehol? Ja hoor! Want moeder leest voor uit de Kinderbijbel. Daar word je rustig van. Kijk, Fanka heeft haar duim al in de mond en Fieke's ogen gaan al dicht. St! Welterusten kinderen.
Bidden voor het eten David mag altijd helpen als opa Bram boodschappen haalt. Dat is leuk Hij mag in het wagentje zitten. En als ze thuiskomen moet alles naar binnen gebracht worden. Daar helpt David graag mee mee. Hij sjouwt van alles naar binnen. Een pak melk, een blok kaas, een zakje koekjes. Ik ben heel sterk, hè oma? zegt hij blij. Hij rent heen en weer. O, wat zijn opa en oma blij met die hulp van David. Oma gaat meteen de tafel dekken, want van sjouwen krijg je honger. Komen jullie eten? vraagt ze. Op Davids bordje ligt een boterham met pindakaas. In stukjes gesneden. Eerst bidden. David heeft niet zoveel zin om te bidden. Hij wil eigenlijk gelijk een stuk brood aan zijn vork prikken. Kom, zegt opa. We danken de Heer Jezus. Hij gaf ons dit eten. Nee, opa! roept David. Dat hebben wij toch in de supermarkt gekocht? Ja, dat is waar. Maar weet je wat oma zegt? De Heer Jezus heeft alles laten groeien. Als er geen appels aan de boom groeien, kunnen we ze ook niet kopen. Dat snapt David wel. Heel netjes bidt hij: Here zegen deze boterham, amen.
Au bloed! David staat op de leuning van de stoel. O, pas op, roept oma die net binnenkomt. Waarom doe je dat? Ik wil dat spel pakken. Daar bovenop de kast. Nee, dat is een grotemensenspel. Ik pak wel een puzzel. Wil je de puzzel met de reus erop? Of de puzzel met de konijntjes? David kiest voor de reus. Blij holt hij naar de tafel. Maar o, onderweg schopt hij met zijn ene voet tegen zijn andere voet. Au, bloed! Oma, au, au! Ik bloed. Geef gauw een pleister. Oma kijkt even naar het bloed. Och, het is maar een speldenknopje. Daar hoeft geen pleister op. Daar komt vanzelf een korstje op. Alleen als bloed druppelt gaat er een pleister op. Nee, nee. Au, au! Ik wil een pleister. David blijft een hele tijd doorhuilen. Dikke tranen rollen langs zijn wangen. Opa komt binnen. Geef hem toch een pleister, zegt hij. Kleine kinderen willen graag pleisters. Nee, zegt oma. Dat is flauwekul. Ze neemt David even op schoot. David, de Heer Jezus heeft ons bloed zo mooi gemaakt. Het gaat vanzelf stollen en dan komt er een korstje op. Onder het korstje groeit weer een nieuw velletje. Later zie je er niks meer van. Een uurtje later kijkt David nog eens naar het bloed. En raad eens... Ja. Er zit een korstje op. Oma had toch gelijk.
De bodywarmer Ik heb een bobbiewarmer, roept David blij. Kijk eens, oma. Zo, lacht oma. Wat ben jij een stoere bink, David. Ze bewondert David van voren en van achteren. De rode bodywarmer en de blauwe pet met de grote klep. Die pet staat scheef op Davids hoofd. Pappa heeft ook een bodywarmer hoor oma. Een zwarte. En mijn pappa is heel sterk. Hij kan bomen op de treinrails leggen. En hij kan mij heel hoog optillen aan mijn voeten. Goed zeg! antwoordt oma met een glimlach. Doe nou je bodywarmer maar uit en hang hem op de kapstok. Nee, David houdt hem aan. De hele dag. En 's avonds in zijn bed ligt David te slapen met zijn bodywarmer over zijn pyjama. Oma en opa kijken nog even om het hoekje van de deur. Ze zijn zo dankbaar dat God hen zo'n leuke kleinzoon gaf.
Post
David staat voor het raam te kijken. Daar komt de post. Plok, plok, klep! O, er valt veel in de brievenbus. Gauw loopt David naar de gang. Ja hoor! Brieven en een kaart. Oma, ik heb de post. Leuk, zegt oma, geef maar hier. Deze brieven zijn voor opa. Maar de kaart is voor jou en Miep. David kijkt bekijkt de kaart eens. Er staat een man op met een zwarte hoed. Hij leunt op een ezel. Als je op de kaart drukt, speelt hij een liedje. Leuk, zeg! Mamma en pappa stuurden die kaart. Ze zijn op vakantie in Spanje. Ze schrijven: Lieve David, jij bent onze stoere bink. Zul je lief zijn voor Miep? Als we terugkomen krijg je wat moois. Dag! Veel kusjes. De hele dag loopt David met zijn kaart te sjouwen. Iedereen moet hem zien. En 's avonds aan tafel ligt de kaart naast zijn bord. David speelt ermee als opa uit de Bijbel leest. David, zegt opa, jij hebt een kaart. Ik heb een brief van God. De Bijbel is een brief van God. David kijkt verbaasd. Is dat zo? Dan zal hij maar gauw goed luisteren.
Op de camping Oma ga je mee naar de camping? vraagt de moeder van David. Ja natuurlijk wil oma mee. De camping ligt aan de rivier. Daar is het heerlijk rustig. Je kunt ook ver kijken. Veel verder dan in de grote stad waar oma vandaan komt. Maar als ze bij de caravan aankomen schrikt iedereen. Door de zware regenbuien is de voortent doorgezakt. Alles is drijfnat. Ook het bed van David en de matras van Miep. Oei, oei! Het duurt wel even voordat mamma tijd heeft om koffie te zetten. Ik ga wel even wandelen met de kleintjes zegt oma. Ze lopen langs het haventje. Daar liggen veel bootjes. David vindt het prachtig. Kijk, oma, roept hij uit. Op dat jacht hebben ze luidsprekers. Daar boven op dat dak. Oma ziet het ook. Zullen we hier even op het bankje gaan zitten? vraagt ze. De kinderen kruipen dicht tegen oma aan. Ze houden veel van haar. Zachtjes zingt ze een liedje over de zee. En over Jezus die in een bootje voer toen het stormde. Pas als Miep ongeduldig wordt gaan ze weer naar de caravan. En ja hoor! Mamma is klaar met opruimen. Alleen, de voortent is nog steeds stuk. Daar moet een nieuwe voor komen.
De Christusdoorn
Er staat een prikplant op de vensterbank. Aan de stelen zitten rondom stekels. Niet aankomen, Miep, zegt David. Dat doet au! Er zitten ook kleine rode bloempjes aan. Fanka kijkt met haar vergrootglas naar de prikplant. Maar David vraagt: Mamma hoe heet die plant. Een Christusdoorn zegt moeder. Toen de Heer Jezus aan het kruis hing droeg hij een doornenkroon. Daarom heet die plant zo. De bloempjes lijken net druppels bloed. Zie je wel? Fanka en David kijken vol verbazing naar de Christusdoorn. Ook kleine Miep staat verwonderd te kijken. Ze heeft wel eens een druppeltje bloed aan haar vinger gezien. Maar nog nooit aan een plant. Wat kun je toch veel leren van de natuur!
De eendjes Oma Sien gaat wandelen met Fieke en Fanka. Ze lopen langs de vijver. Er zwemmen allemaal eendjes in, witte en bruine. Fieke en Fanka gaan bij de kant staan. De eenden komen aangevlogen. Ze denken dat ze brood krijgen. Jammer. Oma is vergeten brood mee te nemen. Waar slapen de eendjes als het nacht is? vraagt ze. Fieke weet het. In een nest, zegt ze eigenwijs. In een nest in de boom. Oma kijkt naar boven. Ze ziet geen nest. Nee, zegt ze. Eendjes slapen in het gras met hun kopjes in de veren. Ze slapen ook wel op het water. Fieke gelooft er niks van. Weet je wat? zegt oma Sien. Laten we het aan de eendjes vragen. Dat is een goed idee. Met z'n drieën roepen ze naar de eendjes. Slapen jullie in een nest? Een van de eendjes schudt zijn kop heen en weer. Zie je wel, zegt oma. Die eend zegt nee. Ik vind het zielig, zegt Fanka. Ze hebben geen nest en niemand geeft hen een nachtkusje.
Tuinfeestje Fieke is in de zomer jarig. Dat is een leuke tijd voor een tuinfeestje. Je mag zes kinderen vragen, zegt moeder. We gaan aardappeltjes poffen en pannenkoeken bakken. O, wat is Fieke blij. Samen met moeder kijkt ze in een blad. We versieren de tuin net zoals op dit plaatje, zegt moeder. Slingers van boom naar boom en lampionnen voor 's avonds. Gaaf, zeg! Fieke wordt er warm van. Op het plaatje staat een mooi gedekte tafel met lekkere dingen, zoals zelfgemaakte taart, chips en dipsausjes. En kijk eens... bekers ijs en een parasolletje. Ja, zegt mamma. Het kan een fijn feest worden als het maar mooi weer is. Fiekes gezicht betrekt. Daar had ze niet aan gedacht. Wat zou het jammer zijn als het ging regenen. Mamma, vraagt ze. Kunnen we er soms voor bidden? Of zou de Heer Jezus dat gek vinden. Welnee, zegt mamma. De Heer Jezus vindt geen een gebed gek. Ze bidden ervoor bij het slapen gaan en ja hoor! Op Fiekes verjaardag is het prachtig weer. En als het nou toch had geregend? Dan vierden ze feest in de schuur. En dat is ook leuk.
Het tweelingfietsje Fanka en Davidje hebben een leuk fietsje van mamma en pappa gekregen. Het is een tweelingfietsje. Fanka zit voorop en zij moet trappen. David zit gewoon lekker achterop. De mensen die hen zien moeten lachen. Kijk eens wat leuk! zeggen ze tegen elkaar. Een tweelingfietsje. Alle kinderen uit de buurt zijn jaloers. Ze denken: Hadden wij ook maar zo'n fietsje. Fanka en David hebben al een tijdje gefietst. Dan zien ze een meisje aan een ijsje likken. Kom, zegt Fanka. Ga mee David. Wij gaan ook een ijsje halen bij oma. Het fietsje blijft alleen staan. O, nu komen er andere kinderen. Twee meisjes gaan er voorzichtig op zitten. Als Fanka en David terug komen, zien ze het. Ga weg! Dit is onze fiets, zegt Fanka. En David geeft het voorste meisje een duw. Ach, het kind valt en begint te huilen. Gelukkig ziet oma het. Ze komt naar buiten om het meisje te troosten. Je mag andere kinderen niet duwen, David, zegt ze. Samen spelen, dat is pas leuk. Dan gaan de kinderen om de beurt. Het fietsje is een taxi. Zie je wat een plezier ze hebben?
Grote hond Als Fieke uit school komt moet ze altijd langs het huis van de boer. Daar is een grote herdershond en hij blaft zo kwaad. Fieke is niet bang van honden. Thuis hebben ze ook een hond. Hij heet Doeska. Het is een echte lobbes. Weet je wat hij doet als je binnenkomt? Hij jankt van blijdschap. Zijn staart zwiept heen en weer, heen en weer. In zijn bek heeft hij een cadeau voor je. Een plastic schaaltje of iets anders. Wat hij maar kan vinden. Maar de hond van de boer is een kwaaie. Je kunt het aan zijn tanden zien. Hij is vals. Fieke vindt het eng om langs die hond te gaan. Maar 's zondags op de zondagschool zegt de juf. Als je bang bent, mag je bidden tot Jezus. Hij helpt je. En gaat Fieke dat doen? Natuurlijk. Als ze weer langs de hond moet, bidt ze. Heer Jezus help mij alstublieft. Raad eens wat Fieke ook doet? Ze neem telkens een stukje worst mee voor de hond. Dat vindt hij lekker. Na een tijdje staat de hond al op Fieke te wachten. Hij kwispelt met zijn staart. Weet je wat dat betekent? Wij zijn dikke vrienden, hè, Fieke?
We houden van elkaar
Oma, ik schaamde me dood, zegt Fieke. Fieke, Fanka, Davidje, pappa, opa en oma. Allemaal gaan ze naar de kerk. Mamma blijft thuis met kleine Miep. Onderweg in de auto praten opa en pappa gezellig met elkaar. En de kinderen praten gezellig met oma. Ik schaamde me echt dood, zegt Fieke nog eens. Weet u wat pappa gisteren heeft gedaan? Hij tekende op de beslagen ruit van de auto P hartje F. P hartje F? vraagt oma. Wat is dat? U weet dat toch wel? Dat betekent pappa is verliefd op Fieke. En iedereen kan het lezen. Daarom schaamde ik mij. Nee, zegt oma. Dat hartje betekent gewoon ik houd van je. P hartje F betekent Pappa houdt van Fieke. En dat is toch zo? We houden allemaal van elkaar. En van de Heer Jezus. Opa heeft meegeluisterd. Hij lacht. En weet je wat hij op het raam tekent? O hartje O. Fanka en Fieke beginnen te joelen. Kijk, die opa. Hij houdt van oma. O,o. Vrolijk komen ze de kerk binnen. Daar krijgen ze van veel mensen een hand. En weet je wat Fieke ziet? Boven de kansel zijn gouden letters aangebracht. Er staat: God houdt van u. Mooi hè?
Jaloers David vindt het leuk om 's morgens vroeg bij opa en oma in bed te kruipen. Hij gaat dan lekker tussenin liggen. St! zegt oma. Opa wil nog een beetje slapen. David krijgt een boekje met plaatjes en een verhaal van Jozef. Zachtjes slaat hij de bladzijden om. Oma, bedelt hij, wilt u voorlezen? Oma heeft nog slaap. Ze doet het niet. David kijkt naar de plaatjes. Hij kent het verhaal wel. Het gaat over Jozef. De broers gooiden hem in de put. Even later begint Miep te huilen. Ze wil er ook uit. Kom maar hier, kleine pop. Miep trappelt met haar benen en lacht. Lekker slaapt, zegt ze. Miepje mag ook even in bed. Ze gaat bovenop het kussen zitten. Ze trekt het boekje uit David zijn handen. Nee, gilt die. Geef hier. Weet je waarom David zo boos is op Miepje? Niet om het boekje, hoor! David is jaloers. Net als de broers van Jozef. Want opa en oma kijken meer naar Miep dan naar hem. Gelukkig merkt opa het. Hij gaat lekker even met David stoeien. Dan gaat de jaloersheid weer weg.
Miep is jarig
Miep is jarig. Ze heeft een feestjurk aan. Wit met allemaal kantjes. Ook een wit kanten maillotje. Ze wil de hele dag wel zingen. Hiep, hiep, hoera! Als opa komt, feliciteert hij haar. Hij tilt Miep hoog in de lucht. Ze schatert en trapt met haar beentjes. Oei, oei! Wat een rode appelwangen heeft Miep van dat feest. Vooral cadeaus uitpakken vindt ze leuk. Ze krijgt een bal. Die gooit ze door de kamer. Oei! Bijna op de limonade. Pas op, Miep. Je mooie jurk wordt nog vies. Er is ook taart. Met twee kaarsjes. Miep moet ze uitblazen. Ft. En nog eens ft. Miep peutert met haar kleine vingers in de taart. Ze neemt een lik slagroom en een chocolaatje. Mamma geeft haar maar gauw een stukje op een bordje. Ze eet haar buikje rond. Pappa zet alles op de video. En 's avonds aan tafel dankt hij de Heer Jezus voor die lieve Miep. Kijk, Miep bidt zelf mee. Ze is nu toch al twee. Ze doet haar handjes voor de ogen en zegt: Amen.
Kinderdienst
Naar de kinderdienst gaan is leuk. Je hoort een mooie verhaal van de Heer Jezus. Je doet er spelletjes en maakt een werkje. En niet te vergeten, je zingt veel leuke liedjes. Fieke en Fanka gaan graag naar de kinderdienst. Maar op het Pinksterfeest is er geen kinderdienst. De leiding is met vakantie. Er is wel oppas voor de baby's en de peuters. Maar niet voor de grotere kinderen. Als Fanka het hoort begint ze te huilen. Ik wil naar de kinderdienst. Oma vindt het vervelend. Ze kan er niks aan doen. Gelukkig heeft ze papiertjes in haar tas. En twee pennen. Nu kunnen Fieke en Fanka wat tekenen. Ze hoeven zich niet te vervelen. Fanka tekent een vlindertje en Fieke schrijft letters. Zij is al wat groter. Onder het tekenen horen ze toch wat de prediker zegt. God stuurde de Heilige Geest. Nu hoeft niemand zich meer alleen te voelen. Even later gaat het koor zingen. Dat is leuk. Als de kerk uitgaat zegt oma hoe vonden jullie het? Gaat wel, zegt Fieke. Mmm, zegt Fanka. Ze zijn blij dat er volgende week weer kinderdienst is. Zeker weten.
Mozes in het mandje Hé, kijk eens Fieke, zegt David. Er zitten allemaal bolletjes in deze plant. Dat zijn mandjes met bloemetjes, zegt Fieke. Je mag een dor mandje best afplukken. Dat doet mamma ook. Met hun vergrootglas kijken Fieke en David naar het mandje. Er zitten allemaal zaadjes in. Mamma, roept David, hoe deze mandjesplant? Mamma komt kijken. Die heet Mozes in het biezen mandje, zegt ze. Je kunt de zaadjes planten. Dan komt er weer een nieuwe plant. De kinderen vinden het maar een rare naam. Mozes in het biezen mandje. Komt die naam soms uit de Bijbel? Ja, zegt mamma. Baby Mozes werd in een mandje in de Nijl gelegd. Maar God heeft hem bewaard. Omdat dit plantje mandjes heeft, heet het zo. Fieke en David zijn verbaasd. Wie had nou gedacht dat zo'n plantje op hun vensterbank stond!
Opa Bram heeft een idee
Fanka en Davidje zijn bij opa en oma. Ze spelen lief. Fanka legt een heleboel dekentjes op de pop. Ga maar lekker slapen, pop. En Davidje, die kleine jongen van een jaartje, pelt alle uien uit de groentemand. Wat een rommel. Na een tijdje zijn ze uitgespeeld. Wat zullen ze gaan doen? Opa Bram weet het. Hij maakt een stapel papiertjes. Stop die maar onder de deur door, zegt opa Bram. Kijk, daar ligt die dikke David aan de ene kant van de deur. Post! roept Fanka aan de andere kant. Er komt een briefje onder de deur door. Davidje pakt het en stuurt het terug. Wat een leuk spel. Wat is het fijn om een leuke opa te hebben.
Overgeven Fieke heeft overgegeven. Zo maar midden in de nacht. Het hele bed zat onder de viezigheid. Bah! Oma moet alles opruimen. Er gaan schone lakens op het bed. Er komt een schoon sloop om het kussen. Beverig kruipt Fieke weer in bed. De volgende dag gaat het veel beter met haar. Ze eet niet veel, maar springt al weer lekker rond. Op de bank, af de bank, glij van de leuning en achterstevoren, rol over de kop. Niet zo op de bank raggen, Fieke, roept oma. Straks gaat de bank nog kapot. En dat zou jammer zijn. Maar oma is niet boos op Fieke. Nee, ze is blij dat Fieke weer beter is. Er is een glimlach om haar mond en er klinkt een liedje in haar hart. Dankuwel, Here Jezus, dat u ons allemaal gezondheid geeft. Weet je wat? zegt ze dan. Ik leer jullie gymnastiek. Ga maar op je buik liggen Fieke en Fanka leren een zwaantje maken. Met twee handen je enkels vastpakken en .... wiebelen als een zwaan. Leuk, hoor! Eigenlijk is gymnastieken leuker dan op de bank springen vindt Fieke. En Fanka is het daar helemaal mee eens.
De Heer Jezus is opgestaan Het is nog vroeg in de ochtend. David zit in de woonkamer te spelen met zijn autootjes. Hij heeft een houten doos met vakken. Daar zitten veel autootjes in. Hij pakt zijn lievelingsauto, een rode, sterke vrachtauto. Broem, broem! Hij kruipt langs de tafel. Broem. Ineens stopt de auto. Er is iets bijzonders. Weet je wat? De eettafel is mooi gedekt. Er liggen gele servetjes naast de borden. David gaat het eens van dichterbij bekijken. Och, kijk eens. Kleine donzige kuikentjes staan op tafel en schaaltjes met hyacinten. Waarvoor zou dat zijn? Fieke is ook komen kijken. Dat is omdat het Pasen is, zegt Fieke. Kijk maar! In het mandje liggen gekleurde paaseieren. Ja, met Pasen is de Heer Jezus opgestaan, zegt Fieke. Miepie is ook opgestaan, brabbelt Miep, die binnendribbelt. Ja Miep, lacht David. Maar jij hebt gewoon geslapen. De Heer Jezus was dood, hè Fieke? Fieke knikt. Zij is de oudste. Zij weet het het beste. Ze kan al lezen. Straks zal ze meelezen met pappa, als hij het verhaal van Jezus voorleest uit de Kinderbijbel.
De pissebed Het regent maar. Het regent maar. Nu kan David niet naar buiten. Rijden op zijn fietsje of voetballen. Hij heeft al veel spelletjes gedaan. Hij heeft met zijn autootjes gespeeld. En geknikkerd in de gang. Miep wordt het ook zat. Ze wil niet meer in de box. Ze wil eruit. Het liefst naar buiten. Als het middag is, begint de zon weer te schijnen. David pakt meteen zijn jas. Miep gilt. Mee, mee. Kom dan maar, zegt oma. We gaan een eindje om. David fietst en Miep loopt. Wat is er veel te zien. Bloemen in het gras en grote plassen. Daar wil Miep doorheen. Nee, nee, Miep. Daar word je vies van. Over een tegel loopt een grijs beestje. Miep raapt het op. Het beestje wordt een balletje. Leg hem maar weer op straat, zegt oma. Dan gaat hij vanzelf open. Het is een pissebed. Ze kijken een tijdje. Er gebeurt niks. David wordt ongeduldig. Zullen we hem doodmaken, oma? Natuurlijk niet. Het is een beestje dat de Here heeft gemaakt. Wacht eens! Het balletje gaat open. Kleine pootjes kriewelen in het rond. Een, twee, hup! Daar staat hij weer rechtop. En loopt weg. Haha! David lacht om de pissebed. Straks gaat hij het aan opa vertellen, maar nou eerst fietsen, want de regen is eindelijk over.
Oma Sien en Prinses Soms mag Fieke bij oma slapen. Weet jij wie oma Sien is? Jet is oma Josien. Slapen bij oma Sien is leuk en niet leuk. Het is niet leuk omdat de kamer zo vreemd is. Kom Prinses, zegt oma. Ga je mee naar boven? Oma noemt Fieke altijd Prinses. Fieke heeft zulk mooi lang blond haar. Ze lijkt echt op een prinses. Eerst leest oma voor uit de Kinderbijbel. Dan gaan ze samen bidden. En weet je wat oma doet? Ze gaat gewoon op het andere bed liggen. Ze wacht tot Fieke slaapt. Lief, hè? Eens kon oma niet blijven slapen. Toen was er visite. Een eenzame vrouw wou praten met oma. Fieke vond het niet fijn. Ze zei: Ik wou dat ik twee oma Siens had. Een voor die vrouw en een voor mij.
Ramen zemen Fanka en Davidje zijn aan het spelen in de tuin. Ze zoeken mooie steentjes in het grint. "Kijk eens," roept Fanka, "dit is een grote!" "Ja," zegt Davidje, "ikke heb ook gote!" Moeder is de ramen aan het zemen. Ze staat op de trapleer. Op en neer gaat de spons. Het water loopt langs het raam. Moeder moet hard wrijven, want er zit vogelpoep op het raam. Bah! Wat vies. Tringg! Daar gaat de telefoon. Moeder stapt voorzichtig van de trapleer af en loopt naar binnen. Ze blijft lang weg. "Kom," zegt Fanka, "dan ga ik de ramen zemen." "Ik ook seme!" antwoordt Davidje. Samen klimmen ze op de trapleer. "Ik wil bovenaan," zegt Fanka. Maar David wil ook bovenaan. Hij stapt gewoon naast haar. Owee. De trapleer wiebelt zo erg! "Nee," gilt Fanka, "Ga weg David! Ik val dadelijk!" Davidje snapt er niks van. Waarom gilt Fanka nou zo hard? Gelukkig komt moeder aanhollen. Ze kan haar bengels nog net redden. Als ze 's avonds na het eten nog een liedje zingen, is het: "Ik ben zo blij, Jezus redde mij!" "Ja," zegt Fanka, "En mamma heeft ons vandaag ook gered, hè Davidje?" "Ja," zegt Davidje. Maar of hij het echt begrijpt is nog maar de vraag.
David kan niet slapen David is zo druk geweest. Nu kan hij niet in slaap komen. Vanmiddag heeft hij een hele poos buiten gevoetbald met zijn nieuwe bal. Het is een leren bal. Die moet je oppompen met een fietspomp. David kan al heel hard schieten. Soms schopt een andere jongen wel eens verkeerd. Dan roept David: Hé, ik sta hier, hoor! Ricky, een van de buurjongens, deed net of hij telkens viel. Daar moest David erg om lachen. Toen het ging regenen is David binnen met zijn oom gaan stoeien. Die tilde hem aan zijn voeten omhoog en zwaaide hem heen en weer. David gilde van plezier. Nu hij in bed ligt kan hij niet slapen. O ja, hij is er al een paar keer uit geweest. Om een plasje te doen, om een beetje water te drinken. Om mamma een kusje te geven. Maar denk je dat dat helpt? Nee hoor! Nog steeds wil de slaap niet komen. Weet je wat? zegt mamma tenslotte. Ik zal bidden. Ze legt haar hand op Davids hoofd en zegent hem in de naam van de Heer Jezus. Dat helpt wel. Echt. Binnen vijf minuten vallen Davids ogen dicht. Zie je hem daar liggen onder zijn dekbed met de auto erop? En zie je wat daar naast hem op het kussen ligt? Juist. Zijn voetbal. Daar gaat hij morgen weer mee spelen.
Tolbewaarder Davidje doet graag alsof. Hij heeft een kleine gele plastic brommer. Daarmee rijdt hij om de tafel. Ho, zegt opa, die op de bank zit. Hij steekt zijn been uit. Je mag er niet door, David. Eerst tol betalen. David weet wel wat tol is. Hij heeft van Zacheüs gehoord. Die was een tolbewaarder. Hij vroeg te veel centjes aan de mensen. Dat verhaal staat in de Kinderbijbel. David grabbelt in zijn zak en legt zogenaamd geld in opa's hand. Dan gaat opa's been omhoog. David mag er door., Hij rijdt een rondje door de kamer en weer om de tafel. Ben je daar weer? vraagt opa. Je moet al weer tol betalen, meneer. David moet lachen. Hij kriebelt in opa's hand. Dat is niet genoeg. zegt opa. Geef meer geld. Wat is opa hebberig, zeg. Maar Davidje gaat toch telkens langs opa's tolbrug. Hij wordt er niet echt arm van. En tolbewaardertje spelen is leuk. Echt wel.
In de trein Fieke en David mogen met opa en oma mee in de trein. Hoi, hoi! In de avond nog al liefst. Pappa brengt hen naar het station. Gelukkig komt de trein er snel aan. Opa koopt nog vlug twee kaartjes erbij. Niet te dicht bij de rand van het perron komen, zegt oma. Geef me maar een hand. Met veel lawaai komt er een trein aandenderen. Br! Wat eng! Pie-ie-iep. Tsss doen de remmen. Dag pappa, dag! O, wat is het leuk in de trein. De banken zijn oranje en je ziet jezelf in de ruit. Duizenden lichtjes schieten voorbij. Ik heb een tafeltje zegt David. Maar dit stuk is van mij, zegt Fieke. Ze kibbelen even over het juiste midden. Opa geeft hen een leuke kaart. Die kreeg hij bij het loket. Na een tijdje komt de conducteur de kaartjes knippen. Het kaartje willen ze houden. Daar kun je thuis leuk treintje mee spelen. Davids ogen worden nu toch wel erg zwaar. Hij vecht tegen de slaap. Kom maar zegt oma. Ik maak een kussen voor je van mijn jas. Dan kun je slapen. Als ze 's avonds laat thuiskomen is het erg donker. Er staan sterren aan de hemel. Daar boven woont de lieve Heer, denkt Fieke. Hij zorgt goed voor ons. En David? Hij heeft geen slaap meer. Hij wil conducteurtje spelen. Maar dat feest gaat natuurlijk niet door.
Verftekenen
Oma houdt van tekenen. Ze maakt wel tekeningen met waterverf. Aquarel heet dat. Fanka kijkt de kunst af. Als oma een varen tekent, gaat Fanka ook een varen tekenen. Ze neemt een palet, doet er kleine beetjes verf op en zet haar tekenblok rechtop tegen de muur. David doet ook erg zijn best. Oma helpt hem een beetje. Na een tijdje zet oma een bandje op met verhalen uit de bijbel. Het verhaal gaat over de kruisiging van de Heer Jezus. David veegt in zijn ogen. ‘Ben je moe?’vraagt oma. ‘Nee, ik vind het verhaal zo mooi,’zucht David, ‘Is het echt gebeurd? ‘Ja natuurlijk,’zegt Fanka, ‘Dat weet je toch wel? De Heer Jezus stierf voor ons aan het kruis.’ ‘Maar Hij is ook weer levend geworden,’ zegt oma, ‘dat feest heet Paasfeest.’ De kinderen hebben gelijk zin om een nieuwe tekening te maken over de Heer Jezus die is opgestaan. De tekeningen worden prachtig. Geel en blauw en paars. ‘Dit is de Heer Jezus,’ zegt Fanka. ‘En dit is een boom,’ zegt David.
Oma gaat de tekeningen bewaren voor later.
Een vies woord Geef hier! schreeuwt Davidje. Hij is leuk aan het spelen met de knikkerbaan. Als je bovenin knikkers gooit ratelen ze snel naar beneden. Dat is heel leuk. Davidje probeert om drie knikkers tegelijk te laten beginnen. Dat is moeilijk, hoor! Rtt! Rrrrt, rrrt! Maar dan ziet hij Fanka. Zij pakt zomaar zijn politieauto beet. Dat wil David niet. Geef hier. Die is van mij, kubbelummel, schreeuwt hij. Hoe komt hij nou aan dat rare woord? Van school natuurlijk. Op het schoolplein lopen grote jongens. Ze schreeuwen vaak vieze woorden. David heeft goed geluisterd. En nu probeert hij ook zo te schelden. Oma hoort het. Zij wordt echt boos. David krijgt een klap. Pas op! zegt ze. David. Ik wil dat woord nooit meer horen. David begint hard te huilen. Hij vindt oma niet meer lief. Oma maakt oorlog, roept hij. Is dat waar? Nee, zegt oma. Ik wil dat je netjes praat. Je bent toch een Christen? En Christenen hebben een schone mond. Even later is David het verdriet te boven. Hij komt lekker bij oma kroelen. Want ze gaat voorlezen. En daar houdt hij van.
In de vijver
Rikkie is ook bij opa en oma. Nu kan hij lekker spelen met zijn neef Davidje en met Miep zijn nicht. Rikkie vindt het heerlijk. Zelf heeft hij geen broertjes of zusjes. Maar het is ook wel een beetje lastig. Als Rikkie op een skelter wil roept David hard: Die is van mij. Hij trekt Rikkie eraf. Pats, pats! Rikkie geeft zijn neef een flinke klap. David jammert. Oma, Rikkie slaat mij. Au, au! Ja, zegt oma, maar jij deed eerst wat. Het is niet van God, jammert David. Rikkie mag mij niet slaan. Nee, slaan is niet van God, maar iemand van de skelter trekken ook niet. Even later spelen ze weer samen. De vijver in de tuin staat aan. Er spuit een fonteintje omhoog. Leuk, zeg! Met z'n drieën rekken ze zich uit om bij de straal te komen. Niet op het randje gaan staan, roept Rikkies moeder. Daar liggen de stenen los. De kinderen horen haar wel, maar ze gaan gewoon door. Dan gebeurt het. Help! Rikkie ligt in de vijver en hij bloedt. Vlakbij zijn oog komt een blauwe bult met bloed. Zijn moeder dept het voorzichtig op met een schone natte zakdoek. Ze zegt: Je moet ook gehoorzaam zijn, domme jongen. David en Miep kijken toe. Ze blijven voortaan wel een beetje uit de buurt van de vijver. Want bloed willen ze niet.
Vissen Fanka en David hebben in de vakantie veel vissers gezien. Ze zaten aan de rand van een meertje. Elke visser had een hengel, die ze met een grote boog ver uitwierpen. Ze hadden ook een emmertje naast zich. Daar zaten soms vissen in. Fanka en David vinden het leuk om naar te kijken. Vooral David is er niet bij weg te slaan. Als ze weer thuis zijn wil hij overal vissen. Mamma geeft hem een stok met een touwtje eraan. David vist vanaf de bank. De vloer is zogenaamd het water. En de vissen dan? Je mag mijn breivisjes wel hebben, zegt oma. Het zijn plastic visjes. David vindt het toch niet echt genoeg. Er moet ook een worm aan mijn touwtje, zeurt hij. Bah! zegt mamma. Zo'n vieze worm in mijn kamer? Je hebt trouwens niet eens een haakje. Een haakje? roept Fanka boos. Ze komt met haar pop aanlopen. Moeten de vissen daarin bijten? Dat is echt gemeen. Een haakje in je mond doet echt pijn. Dat is gemeen. Ja, zegt David. Een haakje doen wij niet, hè Fanka? Want de visjes zijn lief. De Heer Jezus heeft ze gemaakt. Kom maar hoor! Samen gaan ze op de bank zitten vissen. Gewoon zonder haakje.
Wandelen is spannend Wandelen is altijd leuk. Dan zie je dingen waar je anders aan voorbij loopt. Kleine Miep, die niet zo ver kan lopen, gaat in de buggy. Weet je wie er ook meegaat? Snowy de witte kat. Hij loopt achter hen aan. Mau! zegt hij soms. Dat betekent: wacht op mij. Kom poes, zegt Fieke. Schiet eens op. O, er is zoveel te zien. Schaapjes en geiten en vogeltjes. Meh, meh! roept Miep. De geiten geven antwoord. Meh, meh! Bij de rozenstruiken laat oma hen even ruiken. Miep begraaft haar hele snoet in de natte bloemen. Ze snuift luidruchtig met haar kleine neus. Verder gaat de tocht door het kraaienbos. Daar zitten heel veel kraaien te schreeuwen. Ze laten poepjes vallen. Maar hier kan Miep even lopen. Ze gaat meteen lampjes zoeken net als Fanka. Lampjes zijn uitgebloeide paardebloemen. Je kunt ze uitblazen. De zaadjes vliegen alle kanten op. Bij een paar planten blijft oma staan. Deze besjes zijn vergiftig waarschuwt ze. Eet er nooit van. David kijkt er aandachtig naar. De plant is familie van de aardappel, zegt oma. Sjonge, David wist niet dat aardappelen ook familie hadden. Wat heeft de Heer Jezus de wereld toch boeiend gemaakt. Dat moet hij vanavond eens aan pappa vertellen. Ook Fieke en Fanka hebben veel te vertellen. Want wandelen is spannend, joh!
Miep wil alles zelf doen Ikkedoen zegt Miep steeds. Ze wil alles zelf doen. Ze eet haar eigen bordje leeg. Er vallen kruimels op haar slab. En op de kinderstoel. Ook op de grond. Na het middageten ligt er veel rommel onder de kinderstoel. Oma lacht. Geeft niet. Miep moet het nog leren. Opa pakt een blik en veger en veegt het op. Hups! In de vuilnisbak. Ikke doen, zegt Miep weer als oma de plantjes water gaat geven. Ze pakt het handvat van de gieter. Voorzichtig Miep, niet te veel water tegelijk. Anders verdrinken de plantjes. Kijk, er komt een lange dunne straal uit het tuitje. Miep denkt: waar komt die straal vandaan? Ze kijkt eens in het tuitje. Zit daar soms iets? Miep drinkt uit het tuitje. Bah, vieze meid. Zet het gietertje maar weer in de vensterbank zegt oma. Straks wordt alles nog nat. Ja, opa en oma hebben het maar druk met hun jongste kleinkind. Omdat ze alles zelf wil doen. Dat is niet erg. Dat hoort juist zo. Over een paar jaar kan Miep zelf in de bijbel lezen. Wat zal ze dan trots zijn.
Miep is blij Blij, blij. Mijn hartje is zo blij. Hoor je kleine Miep zingen? Ze klapt in haar handen, danst zachtjes op en neer en steekt haar armen in de lucht. Ja, Miep houdt van zingen. Als oma een bandje met kinderliedjes opzet, gaat Miep bij de luidspreker luisteren. Elke avond na het eten zingen oma, opa en de kinderen liedjes over de Heer Jezus. Miep doet ook mee. Maar ze wil niet blijven zitten. Ze gaat staan in de kinderstoel. Opa heeft al een riem om Miep haar buik gedaan. Heel strak. Toch wurmt ze zich eruit en gaat vrolijk staan zingen. O, kijk nou toch! Miep gaat zelfs op het blad van de kinderstoel staan. Pas op! Opa pakt Miepje gauw vast. Ga zitten, Miep. Maar Miep wil niet. Als ze liedjes over de Heer Jezus zingen, wil ze per se gaan staan. Dan ga je maar in de box, zegt oma streng. Miep vindt het niet leuk, maar ook niet erg. Bij het liedje: Jezus' liefde gaat boven alles uit, zingt ze goed mee. Zo hoog! Zo laag! Zo wijd! Wat is zo'n klein zusje toch leuk.
Afpakken Er ligt een autootje op tafel, een eenzaam autootje. David heeft het terzijde geschoven. Hij heeft mooiere auto's om mee te spelen. Een politieauto en een tractor. Miep loopt er naar toe en laat het zachtjes heen en weer rijden. Blijf af! Dat is mijn auto, gilt David kwaad. Miep rent met het autootje weg. Och, zegt oma, laat haar er maar even mee spelen. Nee, huilt David, Miep mag niks van mij afpakken. Dat mag niet van de Heer Jezus. Dat heet plagen. Oma gaat met Miep een puzzeltje maken. Na een tijdje is David uitgespeeld. Hij wil schaken. Zullen we samen gaan schakelen, oma? Dan ga ik alles van u afpakken. Uw prinsesje en uw koning. Oma lacht. Geen prinsesje, maar een koningin, zegt ze. Eh... en ik dacht dat afpakken niet mocht? Met een spelletje wel, vindt David. Hij lacht naar zijn zusje en geeft haar het autootje. Dat vindt de Heer Jezus vast heel fijn.
Miep leert de tekst Nou gaan we de tekst nog leren, zegt oma na het ontbijt. Ja, de kinderen leren teksten uit de Bijbel. Iedere keer als ze goed hun best gedaan hebben, krijgen ze een stickertje op een stickertjeskaart. De stikkerkaart zit al bijna vol. Eerst Fieke. zegt oma. Zij is de oudste. De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets, zegt Fieke trots. Ze kan heel psalm 23 al opzeggen. Fanka kan haast niet wachten tot ze aan de beurt is. Als Fieke het even niet weet, wil ze gelijk invallen. En Davidje? Hij is een grote vent. Als oma een beetje helpt gaat het goed. Oma is trots op haar kleinkinderen. Ze kijkt hoe ze de stikkers oppplakken. Ze zet de tekst eronder. Weet je wie ook staat te kijken? Miepje van anderhalf. Ze staat in de box. Maar ze houdt alles in de gaten. Oma ziet het. Miep, zeg je tekst op, lacht ze. Nee, zegt Miep. Dan krijg jij ook een stickertje, Miep. Hedder, zegt Miep ineens. Zie je wel dat ze het kan! Iedereen begint haar te knuffelen. Nu krijgt zij ook een kaartje met stickertje. In de kortste keren zegt ze van elke zin het laatste woord. Hij verkwikt mijn... Sool, zegt Miep. Kijk eens aan!! Miep spreekt zelfs al engels. Wie had dat gedacht.
Dieren bekijken Oma heeft een mooi dierenboek gekocht voor Fieke. Fieke is er dolblij mee. Er staan allemaal vragen en antwoorden over dieren in. Er staat: Kunnen honden goed kijken? Ja, zegt Fieke. Honden kunnen goed kijken. Ze weet het zeker. Ze hebben immers zelf twee honden. David wil ook een boek over dieren hebben. Maar er is maar een boek. Wacht, zegt oma. Er is nog een tijdschrift over de natuur. Kijk daar maar in, David. Hier staan gieren in, zie je wel? Gieren eten dode beesten. Eten ze ook dode mensen? vraagt Fieke ernstig. Ze vindt het maar eng. Ja, zeg oma, als niemand je lichaam begraaft, dan wel. En je leventje, oma? Als de gier hoog opspringt, kan hij dan je leventje pakken? Nee, nooit, zegt oma. Je leventje is met Jezus verborgen bij God. Oma stopt haar duim in haar vuist en doet de andere hand eroverheen. Zie je wel, Fieke, heel veilig. Ze laat David proberen die duim eruit te krijgen. Hij rukt en trekt, krijgt een rood hoofd, maar het lukt niet. Opgelucht gaat Fieke weer in haar dierenboek kijken. Wat heeft de Here God toch alles interessant gemaakt.
Ochtend
Wakker worden! roept Miep vanuit haar bed. Ze slingert de gordijnen heen en weer. Het is al licht! Allemaal opstaan! Oma moet lachen om die vlotte meid. Ze tilt haar uit het bedje en draagt haar naar de kamer. Miep zit meteen vol plannen. Ze wil boekje lezen, televisie kijken, met haar eendje spelen. De anderen komen nu ook de huiskamer binnen. Fanka duwt een stuk brood door de tralies van het konijnenhok. De witte poes is heel stout. Hij springt op de gootsteen om van Miep haar pap te snoepen. Met een grote brul jaagt David haar weg. Als iedereen eindelijk netjes gewassen een aangekleed aan tafel zit, zingt oma een ochtendliedje met ze. O lieve Heer, ik ben zo blij, dat de duistere nacht voorbij is, zingt ze. En weet je wat ze na het eten doen? Juist! Een nieuwe tekst leren. Psalm 23. De Heer is mijn herder. Mij ontbreekt niets.
Beer Miep was bij tante Brenda en oom Ron op bezoek. Daar hebben ze geen kinderen. Dus ook geen speelgoed. Maar tante Brenda heeft een doos met poppen en knuffeltjes. Miep graait er gelijk een wit beertje uit. Het heeft een blauw pakje aan en het kijkt zo guitig. Ze is er helemaal verliefd op. Neem hem maar mee, zegt tante Brenda. Beer gaat mee in de bus. Beer buiten kijken, zegt Miep. Ze tilt haar Beertje op, zodat hij naar buiten kan kijken... Zijzelf kijkt liever de bus rond. Heeft Beer het niet koud, vraagt oma. Miep wikkelt Beer in haar sjaal. Ze geeft hem eerst een lief kusje. Thuisgekomen krijgt hij melk uit een plastic flesje. Hij moet slapen in een doos met een zakdoek als deken. Ja, Miep zorgt goed voor Beer. En mamma en pappa zorgen voor Miep. En wie zorgt er voor mamma en pappa? Dat is de Heer Jezus natuurlijk.
Circus Er was een circus op de televisie. Tijgers en acrobaten, paarden en een clown. Fieke en Fanka gaan het naspelen. Ze hebben twee kleine knuffeltijgertjes. Die moeten kunstjes doen. Fieke heeft een stok en Fanka een dik groot potlood. Hup! Met de stokjes wippen ze de knuffels van de ene stoel op de andere. Soms lukt het en soms niet. Als de tijgers het goed doen krijgen ze iets lekkers van Fieke en Fanka. Zogenaamd natuurlijk. Ik wil ook meedoen, zegt David. Nee, voor jou is er geen plaats, zegt Fieke onvriendelijk. David slaat meteen aan het janken en brullen. Wees lief voor elkaar, zegt oma. Dat wil de Heer Jezus. David kan er nog best bij. Even later geven de kinderen een voorstelling. Iedereen moet komen kijken. Opa en oma, pappa en mamma en ook de visite. Het wordt heel leuk. Fieke en Fanka doen zelfs handstanden. Maar David zijn tijger is het leukst. Als hij hem een grote klap geeft, vliegt hij zelfs op de kast. Och, wat is samenspelen toch leuk.
Allemaal anders
Fieke is blond. Ze heeft kort haar en blauwe ogen. Ze houdt van gymmen en sporten. Springen en bewegen is haar lust en leven. Fanka is donker met ogen als donkere chocolaatjes. Ze houdt van binnenzijn en prutsen met papier. Puzzelen kan Fanka ook heel goed. Ze kan al een puzzel van 500 stukjes maken. Davidje is een stoere bink. Net als Fanka heeft hij bruine ogen en een bruine kleur. Voetballen, daar is hij gek op. Als hij de bal stopt laat hij zich helemaal op de grond vallen. Zijn kleren zijn dus vaak vuil. David kan ook puzzelen. Een puzzel van honderd stukjes, als pappa een beetje helpt. En Miepje? Zij heeft zachte krulletjes. Ze praat honderduit tegen de pop. Soms denk je dat ze huilt, maar dat is niet zo. Ze speelt dat de pop huilt. Miep is de lieveling van allemaal. Mamma en pappa zijn blij met hun rakkers. De Heer Jezus heeft ze allemaal anders gemaakt, maar dat is juist leuk.
Kerst
Op het podium in de zaal staan de kleuters allemaal. Johnny, Jan en kleine Loesje, Bruce en Nelleke, dat snoesje. Achmed bruin, Mathilde blond, met grote ogen kijken ze rond. Met hun engelenpakjes aan. blijven ze wat verlegen staan. Peter peutert aan een koordje. Rachel kriebelt aan haar oortje. Op haar teentjes kijkt Margriet of ze ergens mamma ziet. Zie je ook die kleine Toon? Hij tikt tegen de microfoon. En Marjon die kleine guit, blaast nu al haar kaarsje uit. Het is Kerstfeest. Ze gaan zingen over belletjes die klingen en het kindje in de stal dat ons vreugde brengen zal. Zachtjes flikkeren de lichtjes op hun leuke feestgezichtjes. Als het triangeltje eindelijk zwijgt en elk kind een boekje krijgt, denk ik aan het kindje in het hooi. O, wat is het Kerstfeest mooi.
Snoepen
Oma, kijk eens, roept David. Ik heb een kwartje gevonden. Mag ik daar snoepjes voor kopen? David en Fanka zijn op de camping. Daar is een kampwinkel. Voor vijf cent hebben ze al snoep te koop. David en Fanka krijgen elke dag van oma een kwartje. Dan gaan ze uitzoeken. Heel lang. Want het is moeilijk om te kiezen. Twee kikkertjes of een ronde drop, een lolly of een snoepketting. Maar nu vond David een kwartje. Het lag op het pad. Fanka heeft overal gevraagd, maar het was van niemand. Eerlijk delen, zegt oma. Nee, Davidje wil niet delen al legt oma nog zo duidelijk uit dat de Heer Jezus dat wil. Hij gaat helemaal alleen vijf dingen uitzoeken en komt met een handvol weer bij oma. Kijk eens oma, wat veel, hè? Oma zegt niet veel. Ze is verdrietig. Dat vindt David toch niet leuk. Liefjes vraagt hij als alles op is: Oma, hou je nog van me? Daarvan schiet oma weer in de lach. Ze knuffelt hem en zegt: Ik blijf van je houden, dikke boef.
Drie en Dribbeltje Kijk, dit is Drie. Hij is heus drie jaar. Zie je zijn wipneus? Hij heeft bruine ogen en krulletjeshaar. Het broertje van drie noemen we Dribbeltje. Hij is pas anderhalf. Hij heeft een bol buikje en een beetje kromme beentjes. Hij lacht altijd zo ondeugend. Van deze twee grappige broertjes zal ik je eens wat vertellen. Drie en Dribbeltje wonen in een flat. Een gewone flat in een gewone straat. Een balkonnetje voor en een balkonnetje achter. Een huiskamer, een slaapkamer en een keuken. Maar er is ook een kamertje voor Drie en Dribbeltje. Er staan twee lage bedden. Een bed met een rode deken en een bed met een blauwe deken. Onder de rode deken ligt een bruin krullenbolletje en onder de blauwe een kopje met blond piekhaar. Er hangen grappige tekeningen aan de muur. Die heeft moeder getekend. Er hangen een paar kaarten met gekke apen. Die heeft een vriendje in de vakantie gestuurd. Er hangt een platte pop met vlechten. Daar kunnen de pyjama's in. Voor het slapen gaan zingt moeder een lied met Drie en Dribbeltje. Ik ga slapen ik ben moe... Welterusten Drie en Dribbeltje. Slaap lekker!
Drie en Dribbeltje gaan wandelen Kom, zegt moeder, zullen we gaan wandelen? Hai, zegt Drib. Hoi! roept Drie. Drib kijkt verbaasd naar Drie. Dan gaat hij zijn jasje pakken. Hij sleept het aan een mouw over de grond achter zich aan. Moeder kleedt de bengels aan. Zelf trekt ze ook haar jas aan. Daar gaat het stel. Eerst houden ze moeders hand vast. Ze lopen heel netjes en heel rustig. Maar dan wil Drib hollen. Zijn kleine kromme beentjes gaan raprap over de keien, totdat hij struikelt. Hij valt niet languit, nee. Hij staat op handen en voeten. Zo loopt hij een paar stappen. Dat is een grappig gezicht. Als hij moe wordt gaat hij maar weer gewoon lopen. Drie heeft intussen een piano gevonden. Geen echte. Er is een kozijn met allemaal tegeltjes als een piano. Ping, ping, zegt hij. Hij slaat met zijn vingers op deze en dan weer op die steen. Drib neemt het volgende kozijn. Pin, pin. Kom, jongens, doorlopen, zegt moeder. Zo komen we nooit bij oma. Ze pakt Drie met haar linker- en Dribbeltje met haar rechterhand.
Drie en Dribbeltje 's morgens vroeg. Pst! Psst!! Hé, Dribbeltje, wordt eens wakker. Drie staat naast Dribs bed. Hij schudt hem flink door elkaar. Nai! zegt Drib kwaad. Hij gaat op zijn buik liggen. Slapen, Drie, roept moeder. Drie vliegt zijn bed weer in. Hij kruipt diep onder de rode deken. Een krul piept er bovenuit. Pft! Wat is het warm onder de deken. Hij zal er toch maar weer uitgaan. Hij trapt met zijn benen de deken weg. Wat zal hij nu eens gaan doen? Drie mag er niet uit. De klok wijst een heel vroeg uur aan. Maar Drie heeft geen slaap meer. De vogeltjes zijn ook al wakker. Ze tsilpen zo vrolijk. Piep! zegt Drie zacht. En dan wat harder: piep! Stil, zegt moeder weer. Bah, Drie mag niks. Wacht, daar ligt een klein autootje. Het is zo klein dat het wel in een lucifersdoosje kan. Zachtjes rijdt hij ermee over de rand van het bed. Het is een vuilnisautootje. Eigenlijk moet er vuil in. Drie kijkt het kamertje eens rond. Naast zijn bed zit het behang een beetje los. Drie peutert eraan en trekt. Rtt! Een stukje behang laat los. Drie trekt het los en rolt het tussen zijn vingers. Meer en meer behang verdwijnt in de vuilnisauto. O,o, wat zal moeder straks brommen.