Werkprogramma advisering RSJ 2013
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 1
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 2
Inleiding Elk jaar stelt de Raad een werkprogramma op voor het daaropvolgende jaar. Hierin staan de onderwerpen waarover de Raad het komende jaar gevraagd en ongevraagd wil adviseren. Door het aantreden van het nieuwe kabinet is niet op voorhand volledig te overzien welke thema’s in 2013 de (politieke) agenda zullen bepalen. Daarom is er in het werkprogramma rekening mee gehouden dat de voorstellen van het nieuwe kabinet tot nieuwe adviesaanvragen of adviezen op eigen initiatief zullen leiden. In het regeerakkoord zijn belangrijke ontwikkelingen aangekondigd, zoals een eigenbijdrageregeling voor gedetineerden en het verdwijnen van de algemeen geldende detentiefasering. In het wetgevingsoverzicht van de directie Wetgeving van het ministerie van Veiligheid en Justitie staan verschillende onderwerpen die op het terrein van de Raad liggen en tot wet- en regelgeving zullen leiden. Verondersteld kan worden dat deze ook tot nieuwe adviesaanvragen zullen leiden. Zo nodig zal er een herschikking van onderwerpen plaatsvinden en worden andere onderwerpen dan de genoemde opgepakt, waarbij prioriteit zal worden gegeven aan gevraagde adviezen. Dit kan ook betekenen dat onderwerpen in 2013 een aanvang nemen en in 2014 doorlopen. De Raad heeft drie secties: gevangeniswezen, tbs en jeugd. Deze indeling wordt ook in dit werkprogramma gevolgd. Voor zover een onderwerp het terrein van twee of drie secties bestrijkt, valt dit onder de noemer ‘raadsbreed’. Hierna geeft de Raad aan over welke onderwerpen hij in 2013 wil adviseren en welke thema’s hij in 2013 volgt. Tevens wordt vermeld welke onderwerpen uit 2012 doorlopen.
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 3
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 4
1 RAADSBREED 1.1 Adviesonderwerpen 1.1.1 Vreemdelingenbewaring Gevraagd Probleemstelling Vreemdelingenbewaring vindt plaats met als doel uitzetting. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven dat de wijze waarop aan vreemdelingenbewaring invulling wordt gegeven momenteel actueel is. Om die reden stelt het ministerie het op prijs dat de Raad aandacht besteedt aan de volgende vragen: 1. Hoe kan de motivatie worden bevorderd van een vreemdeling in bewaring om mee te werken aan zijn uitzetting? 2. Welke (nieuwe) activiteiten in de vreemdelingenbewaring zouden vreemdelingen kunnen helpen bij het terugkeerproces? Het WODC voert in het voorjaar van 2013 een verdiepingsonderzoek in de vreemdelingenbewaring uit naar (determinanten van) ‘detentiesatisfactie’ en terugkeerbereidheid vreemdelingen. Dit volgt op de in 2012 uitgevoerde vreemdelingensurvey (onderzoek naar de beleving van de vrijheidsbeneming in de vreemdelingenbewaring). De ACVZ doet tegelijkertijd onderzoek naar het besluitvormingsproces rond de toepassing van vreemdelingenbewaring dan wel een alternatief daarvoor en naar de effectiviteit van alternatieven. Met het ministerie van BZK en beide organisaties is afgesproken dat het advies van de Raad tot stand zal worden gebracht in relatie tot en in tijd volgend op de onderzoeken / adviezen van ACVZ en WODC, aangezien verwacht wordt dat deze terzake van de aan de Raad voorgelegde vragen waardevolle bouwstenen zullen opleveren. De Raad adviseerde eerder over de (tenuitvoerlegging van) vreemdelingenbewaring en alternatieven daarvoor in 2008. Aanpak Literatuuronderzoek, interviews, bezien ervaringen en praktijk in het buitenland.
1.1.2 Eten als activiteit in justitiële inrichtingen Ongevraagd Probleemstelling Tijdens werkbezoeken van de Raad aan justitiële inrichtingen en in berichten van commissies van toezicht (m.n. in het gevangeniswezen) wordt regelmatig aandacht gevraagd voor het onderwerp eten. De Inspectie voor de Sanctietoepassing (nu: Inspectie Veiligheid en Justitie) heeft
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 5
onderzocht hoe het is gesteld met de verstrekking van voeding aan ingeslotenen.1 De Inspectie stelde onder meer vast dat de faciliteiten om zelf voeding te bereiden voor ingeslotenen verschillen. De faciliteiten in penitentiaire inrichtingen en detentiecentra variëren van geen tot redelijk, omdat zij in tijd en voorzieningen begrensd zijn. De mogelijkheden voor ingeslotenen in jeugdinrichtingen en tbsklinieken zijn, zeker qua materiële voorzieningen en beschikbare tijd, aanmerkelijk groter. De Raad wil in dit advies kijken naar welke plaats en rol het eten (bereiden en nuttigen) als activiteit in de justitiële inrichtingen kan hebben. Dit, mede in het licht van het ingezette beleid om meer verantwoordelijkheid te leggen bij gedetineerden. Het bereiden van voedsel kan een belangrijke opvoedkundige en resocialiserende waarde hebben. De Raad zal ook bekijken in hoeverre differentiatie gewenst is, bijvoorbeeld tussen kort- en langgestraften. Verder wil de Raad daarbij kijken naar ervaringen bij niet justitiële instellingen. De Raad gaat er hierbij van uit dat eventuele aanpassingen moeten kunnen worden gerealiseerd binnen de bestaande kaders en zonder grote gebouwelijke aanpassingen. Aanpak Werkbezoeken, literatuuronderzoek, bezien ervaringen en praktijk in het buitenland.
1.2 Onderwerpen die doorlopen uit werkprogramma 2012 1.2.1 Adviesaanvraag BIJ Gevraagd Probleemstelling De bestuurlijke informatievoorziening justitiabelen (BIJ) kan onbedoelde effecten hebben op de resocialisatie van justitiabelen. In het werkprogramma 2012 is aangekondigd dat de Raad zou worden gevraagd met name te adviseren over de rechtspositionele en andere onbedoelde gevolgen van BIJ op een naar de maatschappij terugkerende tbs-er, gedetineerde of jongere die met een PIJmaatregel ingesloten is geweest. Het gaat om vragen als: • Hoe lang mag en moet iemand een label houden en wordt de noodzakelijke deskundigheid daarbij in acht genomen? • Heeft BIJ effect op de resocialisatie van ex-gedetineerden, tbs-gestelden en PIJers? • Wat zijn de effecten van het informeren van burgemeesters en leidt BIJ tot (on) gewenste interventies vanuit gemeenten? • Wat mogen gemeenten nog wel en wat niet vragen in het kader van bijv. risicotaxatie? 1
Voeding ingeslotenen, themaonderzoek, augustus 2011, Inspectie voor de Sanctietoepassing
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 6
In de adviesaanvraag die de Raad in het najaar 2012 ontving is als centrale adviesvraag geformuleerd: “Op welke wijze kan het departement ervoor zorgen dat bij een maximaal effect op het voorkomen van verstoringen van openbare orde en veiligheid de belangen van de delinquent op verantwoorde wijze worden meegewogen?” Het WODC heeft een effectevaluatie uitgevoerd.2 Deze wordt bij het advies betrokken. Aanpak Literatuuronderzoek, interviews, expertbijeenkomst, bezien ervaringen en praktijk in het buitenland. 1.2.2 Privacybescherming van verdachten, veroordeelden en vrijgelatenen Ongevraagd Probleemstelling De (rechts)staat heeft tot taak de veiligheid van zijn burgers te waarborgen. Het behoeden van de waarde van veiligheid moet altijd afgewogen worden tegen andere waarden zoals individuele vrijheid, waaronder het recht op privacy. In het hedendaagse politieke en maatschappelijke klimaat is de trend waar te nemen collectieve veiligheid zwaarder te laten wegen dan individuele vrijheid. Zo zetten winkeliers die bestolen worden, opnamen van de dieven met beveiligingscamera’s op het internet. Worden op deze manier geen onschuldige mensen in verband gebracht met diefstal? Ook klinkt de maatschappelijke en plaatselijke politieke roep om informatie over vrijgelaten pedofielen vrij te geven, zodat wijken zich kunnen beschermen en burgemeesters hun beschermingstaak kunnen waarmaken. Naam en foto van pedofiele verdachte personen worden op websites gezet. In dit advies wil de Raad: • onderzoeken hoe de privacy van verdachten, veroordeelden en vrijgelatenen op dit moment gewaarborgd wordt, in regelgeving en praktijk; • beoordelen of de rechtspositie van verdachten, veroordeelden en vrijgelatenen voldoende recht wordt gedaan. En nagaan of er goede (ethische en juridische) redenen zijn dat de privacy van betrokkenen minder beschermd wordt dan voorheen (voor zover dit het geval is) dan wel of er goede redenen zijn om de bescherming van de privacy te versterken omdat zij te veel bedreigd wordt; • aanbevelingen doen over de manier waarop de overheid in beleid en uitvoering om zou moeten gaan met de bescherming van de privacy van verdachten, veroordeelden en vrijgelatenen. Daarbij zal de Raad ook ingaan op de spanning die daarbij ontstaat bij het waarborgen van aan de ene kant de privacy en aan de andere kant de veiligheid. 2
Schreijenberg, Van den Tillaart en Homburg, Doelbereik van de pilot BIJ, Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van WODC, september 2012.
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 7
Dit advies heeft ook raakvlakken met het hiervoor genoemde advies over BIJ. De Raad wil een bijdrage leveren aan de politieke en maatschappelijke discussie door genoemde ontwikkelingen in beeld te brengen en daarop zijn visie te geven. Aanpak Literatuuronderzoek, interviews, expertbijeenkomst, bezien ervaringen en praktijk in het buitenland. In het kader van dit advies zal ook het College Bescherming Persoonsgegevens benaderd worden.
1.2.3 Rechtspositie reclassenten Ongevraagd Probleemstelling De reclassering heeft meer taken gekregen bij de advisering ten aanzien van de aard van de sanctie, de tenuitvoerlegging van taakstraffen en het toezicht op naleving van gestelde voorwaarden. Duur en intensiteit van reclasseringsbemoeienis nemen verder toe. De gevolgen van het niet nakomen van voorwaarden en van de daarop volgende rapportages van de reclassering aan de justitiële autoriteiten worden ook groter: detentiefasering gaat bijvoorbeeld niet door of wordt afgebroken, verlof gaat niet door, voorwaardelijke sancties worden alsnog ten uitvoer gelegd etc. De Raad wil, gelet op het toenemend belang van het handelen van de reclassering, in dit advies bezien of de rechtspositie van de justitiabele t.o.v. dit handelen voldoende invulling is gegeven. De Reclasseringsregeling 1995 kent een klachtregeling, waarvan een toenemend maar relatief nog gering gebruik wordt gemaakt. Komt de uitvoering van deze regeling tegemoet aan wat klagers ervan verwachten? De Inspectie voor de Sanctietoepassing (nu: Inspectie Veiligheid en Justitie) publiceerde in 2006 een rapport met aanbevelingen over de werking van de klachtregeling reclassering. Hierop zal worden aangesloten. Aanpak Gegevensverzameling inzake klachten met betrekking tot handelen van de reclassering en de wijze van afhandeling daarvan, interviews met cliënten en medewerkers van de reclassering, beschouwing over de bij het reclasseringswerk best passende vorm van rechtsbescherming en geschillenbeslechting.
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 8
1.3 Themadossier 1.3.1 Langdurig toezicht In 2012 heeft de Raad geadviseerd over een nieuwe gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor zedendelinquenten uit detentie en tbsgestelden in te voeren (deze maatregel kan in beginsel levenslang duren). Met het oog op mogelijke nadere advisering volgt de Raad de ontwikkelingen op dit terrein.
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 9
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 10
2. Gevangeniswezen 2.1 Adviesonderwerpen 2.1.1 Verkenning fundamentele herziening van het gevangeniswezen Ongevraagd Probleemstelling Op 29 maart 2012 organiseerde de Raad het congres ‘zinvolle dagbesteding’. Verschillende sprekers stelden de gevangenisstraf en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd fundamenteel ter discussie. In diverse landen wordt geëxperimenteerd met geheel andere wijzen van tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, zoals Bastoy in Noorwegen en sommige private gevangenissen waar bijvoorbeeld vreemdelingenbewaring ten uitvoer wordt gelegd. Ook de Dienst Justitiële Inrichtingen denkt op dit moment na over structureel andere vormen van tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in het project Toekomstvast DJI. Dit project heeft -kort samengevat- als doel de strategische keuzes voor de lange termijn van DJI ‘te identificeren, te maken en te concretiseren’. De Raad wil verkennen of de doelen van de gevangenisstraf en dan met name de resocialisatiedoelstellingen en het voorkomen van detentieschade, binnen het huidige gevangenisstelsel of beter in een ander stelsel gerealiseerd kunnen worden. Daarbij wil de Raad kijken naar de processen en instrumenten die leiden tot motivatie om deel te nemen aan programma’s of activiteiten die gericht zijn op succesvolle re-integratie. Hoe stimuleer je intrinsieke motivatie en voorkom je schijnmotivatie? Hoe verhoudt het uitgangspunt van regionalisering zich tot de wens of noodzaak van specialisatie? De adviesvragen zullen bij aanvang van het adviestraject nader geconcretiseerd worden. Ook zal afstemming plaatsvinden met DJI gelet op het project Toekomstvast DJI. Met deze verkenning wil de Raad een bijdrage leveren aan de nadere gedachtevorming over de toekomst van het gevangeniswezen. Aanpak Literatuuronderzoek, interviews, bezien ervaringen en praktijk in het buitenland.
2.1.2 Toepassing disciplinaire straf versus ordemaatregel Ongevraagd Probleemstelling De directeur van een justitiële inrichting heeft verschillende mogelijkheden om de orde en veiligheid in een justitiële inrichting te bewaken. Hij kan hierbij onder meer gebruik maken van de disciplinaire straf en de ordemaatregel. In de praktijk blijkt dat de uitvoering van de disciplinaire straf en de ordemaatregel sterk op elkaar zijn gaan lijken. De plaatsing in een strafcel (disciplinaire straf) Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 11
en in een afzonderingscel (ordemaatregel) vinden niet zelden in eenzelfde soort cel plaats. Voor directeuren is het juridische verschil tussen een disciplinaire straf en de ordemaatregel niet altijd even helder, waardoor de kans bestaat dat voor de oplegging van straffen dan wel ordemaatregelen verkeerde motieven worden gebruikt. Het onderscheid tussen de disciplinaire straf en de ordemaatregel zou ook wat betreft de regimaire gevolgen voldoende tot uiting moeten komen. Op dit moment verkent de Raad of gelet op de praktijk de disciplinaire straf een eigenstandige functie heeft naast de ordemaatregel. Vooralsnog concentreert deze verkenning zich op het gevangeniswezen. Aan de hand van deze verkenning wordt bezien of het opportuun is hierover een advies uit te brengen en of het wenselijk is dit advies te verbreden naar tbs en jeugd (inclusief gesloten jeugdzorg). Aanpak Literatuuronderzoek en interviews met personen uit het veld. 2.1.3 Zorg voor gedetineerde vreemdelingen met een psychische stoornis Ongevraagd Probleemstelling In 2012 heeft de Raad geadviseerd over de zorg voor gedetineerden met een psychische stoornis (‘Forensische zorg tijdens detentie’, 27 september 2012). Dit advies strekte zich niet uit over gedetineerde vreemdelingen met een psychische stoornis. Dit, omdat de problematiek, de voorzieningen en het regime van inrichtingen voor vreemdelingenbewaring verschillen van reguliere (strafrechtelijke) penitentiaire inrichtingen. In het verslag van het bezoek van het CPT aan Nederland in oktober 2011 is het volgende opgemerkt over vreemdelingenbewaring: ‘The delegation was informed that a number of detainees had been diagnosed with severe psychotic disorders such as schizophrenia, severe personality disorders, mental disability and PTSD. Many detainees also suffered from anxiety disorders or mild to moderate depressive conditions. For at least some detainees, the Centre did not offer the possibility to deploy the necessary care and treatment. The CPT wishes to underline that persons requiring psychiatric assessment and/or treatment, whatever their legal status, should preferably be assessed and/or treated in a suitably equipped and staffed medical facility. The Committee recommends that measures be taken to transfer detainees suffering from the most severe forms of psychotic disorders to an appropriate psychiatric facility. Further, detainees diagnosed with severe psychiatric disorders but who are in remission should benefit from a special regime of activities conducive to their psychosocial rehabilitation, including more out-of-cell time.’
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 12
Reden voor de Raad om in vervolg op het advies Forensische zorg tijdens detentie (2012) in 2013 specifiek aandacht te besteden aan deze problematiek. De Raad wil in dit advies aanbevelingen doen met betrekking tot zorg aan gedetineerde vreemdelingen met een psychische stoornis. Aanpak Literatuuronderzoek, interviews, bezien ervaringen en praktijk in het buitenland.
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 13
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 14
3. TBS 3.1 Onderwerpen die doorlopen uit werkprogramma 2012 3.1.1 Besluit Forensische zorg Gevraagd Probleemstelling Het besluit geeft een nadere uitwerking van de bepalingen uit het wetsvoorstel Wet Forensische Zorg. De verwachting was dat het besluit in 2012 aan de Raad zou worden voorgelegd. Door de politieke ontwikkelingen is de consultatie echter vertraagd. De verwachting is dat deze in 2013 zal plaatsvinden. Aanpak Literatuuronderzoek, interviews. 3.1.2 Besluit Verplichte GGZ Gevraagd Probleemstelling Het besluit geeft een nadere uitwerking van de bepalingen uit het wetsvoorstel Wet Verplichte GGZ. De verwachting was dat het besluit in 2012 aan de Raad zou worden voorgelegd. Door de politieke ontwikkelingen is de consultatie echter vertraagd. De verwachting is dat deze in 2013 zal plaatsvinden. Aanpak Literatuuronderzoek, interviews. 3.2 Themadossier 3.3.1 Interculturalisatie De Raad volgt met het oog op mogelijke advisering de ontwikkelingen op het terrein van interculturalisatie in de (forensische) zorg. Onder interculturalisatie wordt verstaan de mate waarin tijdens de behandeling rekening wordt gehouden met verschillen in culturele identiteit. Mogelijk kan de effectiviteit van de tbsbehandeling worden vergroot door meer dan tot dusverre rekening te houden met verschillen in culturele achtergrond. De Raad adviseerde hierover eerder in 2007.
3.3.2 Stelselherziening forensische zorg De Raad volgt de ontwikkelingen m.b.t. de stelselherziening forensische zorg in relatie tot de ontwikkelingen bij GGz Nederland, mede met het oog op de continuïteit van zorg.
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 15
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 16
4. Jeugd 4.1 Adviesonderwerpen 4.1.1 Samenwerking en positionering jeugdbeschermings- en jeugdstrafrechtketen in het nieuwe stelsel Gevraagd Probleemstelling In het kader van de stelselwijziging jeugd worden de jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten, evenals de gesloten jeugdzorg. Medio 2012 is het conceptwetsvoorstel Jeugd in consultatie gebracht bij de veldorganisaties. Ook de Raad heeft hierover geadviseerd. De Raad wordt gevraagd ook een advies uit te brengen over de optimale samenwerking en positionering van de jeugdbeschermings- en jeugdstrafrechtketen onderling en ten opzichte van hun omgeving. Wat betreft dit laatste: hoe wordt bijvoorbeeld de kennis, expertise en samenwerking vanuit jeugdreclassering richting volwassenenreclassering en andersom behouden en versterkt? Aanpak Interviews, expertbijeenkomst en literatuurstudie. 4.1.2 Ethische aspecten van neurobiologisch onderzoek in het jeugdstrafrecht Gevraagd Probleemstelling In het jeugdstrafrecht wordt gebruik gemaakt van diverse instrumenten voor risicotaxatie, vroegsignalering, diagnostiek en gedragsbeïnvloeding. Neuroen cognitieve wetenschappen kunnen worden ingezet om die instrumenten te verbeteren en te verfijnen. Vroege identificatie van subgroepen en innovatieve gedragsinterventies die worden ondersteund met medicatie zouden de effectiviteit kunnen verhogen. Daarom wordt steeds meer onderzoek uitgevoerd naar de toegevoegde waarde van neurobiologische en neuropsychologische diagnostiek, assessment, en subtypering van mensen met een verhoogd risico op agressief gedrag. De kern van de probleemstelling is: hoever mag de overheid gaan met neurobiologische metingen? Wat is ethisch verantwoord en verdedigbaar? Onderzoekers benadrukken vaak dat hun metingen uitsluitend bedoeld zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Maar hoe zal dat gaan in de toekomst wanneer het geen onderzoek meer is maar wanneer bepaalde uitkomsten (direct) gelieerd worden aan een verhoogd risico op crimineel gedrag? Het ligt voor de hand dat die metingen op zeker moment deel gaan uitmaken van de standaardmetingen bij binnenkomst in een justitiële jeugdinrichting of zelfs op het politiebureau. Aan welke waarborgen en randvoorwaarden moet te zijner tijd zijn voldaan? Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 17
Wellicht dienen zich binnenkort onderzoekers aan die graag bij alle (jeugd) delinquenten DNA willen afnemen. DNA-afname mag volgens de wet alleen worden toegepast met het oog op identificatie en opsporing, of na veroordeling tot een bepaalde straf. De verleiding zal groot zijn om steeds een stapje verder te gaan. De Raad zal bij dit advies zijn verkenning over neurowetenschappen in de strafrechtstoepassing betrekken. Aanpak Interviews, expertbijeenkomst, bezien ervaringen en praktijk in het buitenland. 4.1.3 Visieontwikkeling op het orthopedagogisch leefklimaat in justitiële jeugdinrichtingen en de instellingen voor gesloten jeugdzorg Gevraagd Probleemstelling De sector JJI van DJI zal in het najaar van 2013 een visie op het orthopedagogisch leefklimaat ontwikkelen. De Raad wordt gevraagd hierover te adviseren en daarbij ook de instellingen voor gesloten jeugdzorg te betrekken. Aanpak Interviews en literatuurstudie. 4.1.4 Lastig plaatsbare kinderen in de civiele jeugdzorg Ongevraagd Probleemstelling In de praktijk worden kinderen met ernstige stoornissen (o.a. klassiek autisme, verslaving, depressie, agressie) regelmatig na incidenten met geweld verwijderd uit GGz/AWBZ instellingen. Voor gezinsvoogden is het daarna vaak lastig om een andere plek voor deze kinderen te vinden. Vaak lukt dat niet. Het doorplaatsen van deze kinderen na incidenten komt de behandeling vaak niet ten goede. Bovendien hebben veel van deze kinderen een hechtingsstoornis, waardoor iedere doorplaatsing een extra risico met zich brengt. Vaak blijken deze kinderen wel geplaatst te kunnen worden in een instelling voor gesloten jeugdzorg. Omdat er op korte termijn geen alternatief beschikbaar is, wijzen kinderrechters verzoeken om een machtiging plaatsing gesloten jeugdzorg toe terwijl onduidelijk is of deze instellingen voldoende zijn toegerust voor de opvang en behandeling van deze kinderen. In dit advies wil de Raad de situatie in kaart brengen, bezien welke zorg deze kinderen nodig hebben en kijken op welke wijze deze geboden kan worden, mede in het licht van de stelselherziening van de jeugdzorg. Aanpak Interviews, expertbijeenkomst en literatuuronderzoek. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 18
4.2 Themadossier 4.2.1 Civiele jeugdbescherming De civiele jeugdbescherming met onderwerpen als de ondertoezichtstelling, adoptie en pleegzorg vormt een vast aandachtsveld voor de Raad. 4.2.2. Ouderlijke verantwoordelijkheid in de prenatale fase De Raad volgt de ontwikkelingen op het terrein van ouderlijke verantwoordelijkheid in de prenatale fase met het oog op mogelijke advisering in een later stadium.
4.3 Overig Verkenning toekomst jeugddetentie Gevraagd De laatste jaren heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie veel geïnvesteerd in het verbeteren van de kwaliteit van de justitiële jeugdinrichtingen (jji’s). Zowel de gezamenlijke inspecties als de Algemene Rekenkamer hebben onlangs geconstateerd dat de kwaliteit ook is verbeterd.31Tegelijkertijd hebben zij opgemerkt dat het handhaven van deze kwaliteitsverbetering kwetsbaar is. Zeker nu de bezetting van de jji’s is afgenomen, ligt hier een spanning. Het ministerie van Veiligheid en Justitie start in dit kader in 2013 een visietraject. De Raad wordt hierbij betrokken.
3
Veiligheid in justitiële jeugdinrichtingen: risico’s aangepakt, maar kwetsbaar, augustus 2010, van de gezamenlijke inspecties (Inspectie jeugdzorg, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Inspectie voor de Sanctietoepassing (nu: Inspectie Veiligheid en Justitie)), en Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen, 22 maart 2012, Algemene Rekenkamer
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 19
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 20
5. Overige activiteiten in het kader van advisering Toetsingscriteria voor Commissies van toezicht In 2011 is gewerkt aan de actualisering van de toetsingscriteria voor jeugd-c.v.t.’s. In 2012 is geïnventariseerd in hoeverre er bij c.v.t.’s in het gevangeniswezen behoefte is aan toetsingscriteria toegespitst op hun sector. Deze behoefte blijkt er te zijn en in 2013 wil de Raad deze criteria opstellen en aanbieden aan de c.v.t.’s. Vervolgens wordt bezien of ook de c.v.t.’s in de tbs-sector behoefte hebben aan toetsingscriteria. Beginselen van goede bejegening Met de ‘beginselen van goede bejegening’ (2010) heeft de Raad de uitgangspunten, waardoor hij zich bij zijn taakuitoefening laat inspireren, beschreven en toegelicht. De nota is ruim in het veld verspreid en besproken in bijeenkomsten met commissies van toezicht en veldbezoeken. In 2011 is de verkorte versie van de nota Goed bejegenen in het Engels vertaald en toegezonden aan een groot aantal diensten en organisaties op Europees en nationaal niveau in de lidstaten van de Raad van Europa. In 2013 wil de Raad in dit kader: 1. het beginsel van individualisering nader uitwerken, en 2. de uitgebreide versie op onderdelen aanpassen ad 1. De Raad geeft elk jaar een ander beginsel bijzondere aandacht. Het beginsel van individualisering is actueel in verband met de persoonsgerichte benadering in de strafrechtstoepassing (Modernisering Gevangeniswezen, Veiligheidshuizen, longstay in de tbs). Het centraal stellen van het belang van het individu strookt met de persoonsgerichte benadering volgens modernisering gevangeniswezen. Is er sprake van vergelijkbare uitgangspunten? ad 2. De korte versie is in 2012 aangepast en gepubliceerd. Naar aanleiding daarvan, maar ook van ontwikkelingen in beleid en praktijk, moet ook de volledige versie worden bijgewerkt.
OPCAT De Nederlandse regering heeft in 2011 de Raad, naast enkele toezichthoudende organisaties, aangewezen als national preventive mechanism in het kader van het Optional Protocol bij de VN-Convention Against Torture (OPCAT).1 OPCAT vraagt de npm’s alert te zijn op mogelijke aanwijzingen voor of risico’s op foltering of onmenselijke behandeling bij vrijheidsbeneming en daarover een gezamenlijk jaarverslag uit te brengen aan het Subcommittee on Prevention of Torture (SPT). 4
zie http://www2.ohchr.org/english/bodies/cat/opcat/index.htm Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 21
Dit is te beschouwen als de VN-pendant van het CPT van de Raad van Europa, waarmee de Raad ook een relatie onderhoudt. Het jaarverslag van de Nederlandse npm’s komt tot stand onder coordinatie van de Inspectie voor Veiligheid en Justitie. Het eerste npm-jaarverslag, over 2011, omvatte alleen een beschrijving van de verschillende npm’s zelf. Het in 2013 samen te stellen jaarverslag over 2012 zal inhoudelijk van aard zijn. Het fungeren als npm brengt voor de Raad geen verandering in zijn taakuitvoering mee. De Raad baseert zijn npm-jaarverslag op signalen uit de eigen rechtspraak en werkbezoeken die in het kader van de adviestaak worden uitgevoerd en uit informatie van commissies van toezicht bij justitiële inrichtingen. Algemeen oriënterende werkbezoeken Algemeen oriënterende werkbezoeken dienen om contact te houden met de praktijk en om signalen voor mogelijke adviesonderwerpen op te vangen. De doelstelling van het werkbezoek is: -- Met het oog op informatie halen: het in verband met de (agendering van) adviezen voeling houden of krijgen met de uitvoeringspraktijk, met name over de toepassing en uitvoering van beleid en regelgeving op het terrein van de strafrechtstoepassing en omtrent jeugdigen -- Met het oog op informatie brengen: de activiteiten van de Raad toelichten, door de onafhankelijkheid, de taken en de werkwijze van de Raad te bespreken evenals recente of op stapel staande adviezen, voor zover deze relevant zijn voor de desbetreffende inrichting. Ook in 2013 zullen dergelijke bezoeken worden afgelegd. Geraamd worden ongeveer 18 bezoeken: • Gevangeniswezen inclusief detentiecentra 6 • Jeugd inclusief gesloten jeugdzorg 5 • Reclassering 2 • Terbeschikkingstelling 4 Congres De Raad organiseert in 2013 een congres over ‘plaatsing/overplaatsing in breed perspectief’. Tijdens het congres zullen plenaire presentaties en workshops gehouden worden. Het onderwerp is actueel door de recente insteek van het departement dat justitiabelen een overplaatsing kunnen ‘verdienen’ en heeft zo beschouwd ook een relatie met het beginsel van individualisering, dat de Raad in 2013 nader wil uitwerken. Het onderwerp zal in brede zin belicht worden. Onder meer wordt aandacht besteed aan onderwerpen als de overgang van PIJ naar BIJ. Deze keer wordt geen advies over het congresonderwerp uitgebracht voorafgaand aan het congres. Wel zal daarna -als de uitkomsten van het congres daar aanleiding toe geven- een advies worden uitgebracht.
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 22
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 23
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming | Werkprogramma 2013 24