Webinar Jurisprudentie Omgevingsrecht Anita Nijboer Woensdag 11 februari 2015
Onderwerp • •
• •
Actueel: branden waarbij gevaarlijke stoffen (als asbest) vrijkomen. Het meest recent is de brand bij Wateringen op 12 januari 2015 waarbij een verf- en behangloods in vlammen opging. Bij deze brand is veel asbest vrijgekomen en in de omgeving verspreid. De gemeente heeft een noodverordening ingesteld voor het gebied. Bekender is de brand in twee loodsen in de jachthaven van Roermond waarbij eveneens asbest is vrijgekomen. Ook hier is een noodverordening ingesteld. Wat zijn de mogelijkheden tot handhaving bij dergelijke incidenten waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen?
Onderwerpen • Beperken van gevaar • Handhaving - welke overtreding - wie is overtreder? - spoedeisende bestuursdwang
Brand Roermond
Gevaar voorkomen • Artikel 176 Gemeentewet: noodverordening In geval van rampen, dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan kan de burgemeester algemeen verbindende voorschriften geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn. In de noodverordening van de gemeente Roermond is bepaald dat: • personen (met uitsluiting van bewoners van het gebied/ gebruikers van de gebouwen) zich in het besmette gebied op eerste aanzegging uit dit gebied dienen te verwijderen • een ieder zich verwijderd dient te houden van het aangemerkte gebied tot een nader te bepalen tijdstip en • dat bewoners hun ramen en deuren gesloten dienen te houden.
Gevaar voorkomen • Artikel 174 Gemeentewet: Bij de uitoefening van het toezicht op voor het publiek openstaande gebouwen is de burgemeester bevoegd de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van de veiligheid en gezondheid nodig zijn.
AbRvS 24 december 2013, 201304188/1/A3 Bevoegdheid tot het sluiten van een passage in een winkelcentrum wegens de aanwezigheid van asbest waardoor de veiligheid en gezondheid van het publiek en het personeel in ernstige mate werd bedreigd? Evenredig? AbRvS:. • Moet gaan om situatie waarbij onverwijld moet worden ingegrepen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid • De burgemeester komt daarbij beoordelingsvrijheid toe • Op het moment van het sluiten was een hoge asbestwaarde gemeten waardoor onmiddellijke sanering nodig was en ten tijde van de meting was de bron van de asbestbesmetting niet bekend. • Burgemeester mocht passage sluiten
Handhaving algemeen •
Last onder dwangsom en last onder bestuursdwang: herstelsanctie
•
Bestuurlijke boete: strafsanctie (niet besproken)
Last onder dwangsom – Last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd ontstaat een verplichting tot betaling van een geldsom (5.31d Awb) – Last kan uitsluitend worden opgelegd aan overtreder die het in zijn macht heeft de overtreding uit te voeren.
Handhaving algemeen •
Last onder bestuursdwang: – Last tot geheel/ gedeeltelijk herstel van de overtreding. De last kan door feitelijk handelen ten uitvoer worden gelegd, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd (5:21 Awb) – Het bestuursorgaan is bevoegd gebouwen en terreinen te verzegelen (5:28 Awb) – Last kan worden opgelegd aan anderen dan de overtreder/diegene die het in zijn macht heeft te beëindigen maar – Kosten van toepassen bestuursdwang kunnen uitsluitend worden verhaald op de overtreder (en indien dat in het besluit is opgenomen)
Handhaving algemeen •
Spoedeisende last onder bestuursdwang: – In spoedeisende gevallen kan de bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last (5:31 lid 1 Awb) – Indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast. Dan moet wel zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit worden bekendgemaakt (5:31 lid 2 Awb)
3 bespreekpunten • • •
Welke overtredingen (bij (milieu) gevaar? Wie kan als overtreder worden aangemerkt? Spoedeisende bestuursdwang mogelijk?
Overtredingen •
• •
Wet milieubeheer: – Artikel 17.1 Wet Milieubeheer – Artikel 1.1a Wet Milieubeheer Artikel 1a Woningwet Artikel 13 Wet bodembescherming
Artikel 17.1 Wm - Inrichting •
Als zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan met nadelige gevolgen voor het milieu dan treft de drijver van de inrichting onmiddellijk maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen verlangd om: – herhaling of de gevolgen van het voorval te voorkomen of, – voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, maatregelen die de gevolgen zoveel mogelijk beperken en ongedaan maken.
• Wanneer doet een overtreding van artikel 17.1 Wm zich voor?
Ongewoon voorval in een inrichting? AbRvS 18 juli 2000, AB 2001/30 Brand ten gevolge van vandalisme. Bij de brand is asbest vrijgekomen dat zich buiten de inrichting heeft verspreid. Handhaving op grond van overtreding van 17.1 WM omdat drijver van de inrichting nalaat maatregelen te treffen. Exploitant van de inrichting: Geen sprake van een ongewoon voorval want vandalisme is geen bedrijfsactiviteit en gevolgen doen zich voor buiten de inrichting
Ongewoon voorval in een inrichting? AbRvS: ‐ Onder ongewoon voorval in de zin van 17.1 Wm moet worden verstaan: elke gebeurtenis in de inrichting, ongeacht de oorzaak daarvan, die afwijkt van de normale bedrijfsactiviteiten. Dus zowel stortingen in productieproces of voorzieningen van de inrichting alsmede ongelukken en calamiteiten. Een door vandalisme veroorzaakte brand is dan ook een ongewoon voorval. ‐ Gaat ook om de gevolgen buiten de inrichting. ‐ Artikel 17.1 Wm is dan ook van toepassing.
Ongewoon voorval?
AbRvS 26 november 2003, 200206163/1 Ook hier was sprake van een brand in een inrichting. Afdeling bevestigt nogmaals dat artikel 17.1 Wm niet slechts beperkt is tot voorvallen die optreden met betrekking tot vergunde activiteiten. De Afdeling kwam wederom tot het oordeel dat de brand in de inrichting als ongewoon voorval moest worden aangemerkt. AbRvS 2 juni 2004, 200307400/1 Vereist is dat door het ongewone voorval nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan. Nadelige gevolgen voor het milieu zijn hier ontstaan ten gevolge van het gebruik van verontreinigd bluswater (en strikt genomen niet door de brand zelf). Volgens de Afdeling zijn de nadelige gevolgen voor het milieu desondanks door het ongewoon voorval ontstaan, omdat ten gevolge van de brand bluswater is gebruikt.
Artikel 1.1a Wm - Zorgplicht • •
Lid 1: een ieder neemt voldoende zorg voor het milieu in acht Lid 2: een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt: – is verplicht dit handelen achterwege te laten voor zover dit in redelijkheid kan worden gevergd; – dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om die gevolgen te voorkomen of – voor zover deze gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijke te beperken of ongedaan te maken.
Zorgplicht in relatie tot een verleende vergunning AbRvS 3 september 200300168/1, AB 2003/388 • Appellante heeft vergunning uit 1970 en de inrichting is volledig in overeenstemming volgens de vergunning • Inrichting is niet in werking volgens een richtlijn ter voorkoming van gevaren (CPRrichtlijn8,3) • Onder verwijzing naar richtlijn en mogelijke gevaren bestuursdwang toegepast op grond van artikel 1.1a Wet Milieubeheer ten behoeve van de veiligheid voor de omgeving van de inrichting.
Zorgplicht in relatie tot een verleende vergunning AbRvS: de verleende milieuvergunning moet bepalend worden geacht voor de reikwijdte van de zorgplicht die appellante bij de exploitatie van haar inrichting in acht moet nemen.. Geen schending van artikel 1.1a Wet Milieubeheer als vergunde activiteiten, naar actueel inzicht, zeer nadelige gevolgen kunnen hebben. Zie ook: AbRvS 31 augustus 2005, nr. 200500849/1
Wat had bestuursorgaan wel kunnen doen?
AbRvS 25 november 2009, 200901919/1/M2 • •
•
Een sportaccommodatie is afgebrand waarbij asbest is vrijgekomen wat niet direct is opgeruimd. Op 13 januari 2008 heeft het college aan de eigenaren van het sportcomplex bestuursdwang aangezegd op grond van artikel 1.1a Wm m.b.t. het verwijderen van het vrijgekomen asbest, welk besluit op 15 januari 2008 op schrift is gesteld. Appellanten: artikel 1.1a Wm is niet overtreden. De brand is niet veroorzaakt door hun handelen of nalaten en er kan hen derhalve niets worden verweten.
AbRvS 25 november 2009, 200901919/1/M2 •
AbRvS: overtreding van artikel 1.1a Wm – De in art. 1.1a Wm vervatte zorgplicht geldt in beginsel slechts in gevallen waarin ernstige nadelige gevolgen optreden of acuut dreigen op te treden én de Wm er niet op een andere wijze in voorziet om die gevolgen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Dat is hier het geval. – Appellanten hebben niet direct maatregelen getroffen om de nadelige gevolgen van de verspreiding van de asbest te beperken/ ongedaan te maken dus in strijd gehandeld met 1.1a Wm.
AbRvS 25 november 2009, 200901919/1/M2 • Artikel 1.1a Wm restbepaling echter een sporthal is ook een inrichting als er voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor de beoefening van sport (bijlage 1 cat. 19.1 Bor)
Artikel 1a Woningwet •
•
Lid 1: De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit andere hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Lid 2: Een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, draagt er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
AbRvS 22 februari 2012, 201103226/1/A1 •
•
•
Eind juli 2008 is begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor het verwijderen van asbesthoudende materialen op een perceel in winkelcentrum Koningswerf. Op dat moment geen risico. Echter, bij het plaatsen van een afsluitende schutting zijn lamellen afgebroken waarna bij de saneerder het vermoeden bestond dat asbest was vrijgekomen. Uit een daaropvolgend onderzoek van 30 juli 2008 bleek dat in de lucht in de nabijheid van het perceel een concentratie asbest aanwezig is met een verwaarloosbaar risiconiveau maar dat ter hoogte van het plafond zeer veel asbest aanwezig was. Op 31 juli 2008 om omstreeks 13.00 is spoedeisende bestuursdwang toegepast. Het winkelcentrum werd (tot 5 november 2008) afgesloten voor het (winkelend) publiek.
•
AbRvS 22 februari 2012, 201103226/1/A1
Rb: – Artikel 1a van de Ww is evenals artikel 1.1a Wm een vangnetbepaling. In dit geval is in de Ww niet in een grondslag voorzien om tegen een overschrijding van normen van de Regeling Bouwbesluit 2003 op te treden. Artikel 1.1a Ww is zodoende van toepassing. – Uit geen van de overgelegde rapportages blijkt echter dat sprake was van een overschrijding van de (ondergrens) concentratie asbestvezels in de lucht, zoals beschreven in artikel 2.5 van de Regeling Bouwbesluit 2003 van 1.000 asbestvezelequivalenten per kubieke meter (ve/m3). – Ondergrens niet overschreden geen bevoegdheid tot optreden ogv art. 1.1a Ww
Uitspraak Afdeling
AbRvS 22 februari 2012, 201103226/1/A1 •
AbRvS: handhavend optreden ogv artikel 1a Ww is mogelijk, mits proportioneel – De Rb. heeft ten onrechte niet onderkend dat het college in de ontstane situatie niet bevoegd was handhavend op te treden op grond van artikel 1a van de Ww: A. Het college had kennis van de opgestelde asbestinventarisatie en het plan van aanpak asbestsanering en was op de hoogte van de in het winkelcentrum aanwezige asbest. B. Dat het college tot het moment van handhaven geen reden bestond tot handhavend optreden maakt niet dat niet mag worden gehandhaafd op grond van artikel 1a Ww.
AbRvS 22 februari 2012, 201103226/1/A1
– Er is echter niet een dusdanig gevaar voor de gezondheid dat het winkelcentrum geheel en voor onbepaalde tijd moest worden gesloten: A. Het risiconiveau van asbest in de lucht in beide gemeten perioden was verwaarloosbaar, wel was er zeer veel asbest aanwezig nabij het plafond. B. Niet is gebleken dat in de omgeving waar de werkzaamheden waren uitgevoerd een te hoge concentratie van asbest aanwezig was. C. Het college had kunnen volstaan met een minder ingrijpende maatregel als een veegactie of een gedeeltelijke sluiting van het winkelcentrum. – Het hoger beroep is ongegrond.
• Handhaving op grond van 1a Ww is mogelijk als Ww. verder geen grondslag biedt (restbepaling) … mits proportioneel
AbRvS 18 december 2013, 201302644/1/A1
•
•
•
Verzoek tot handhaving van overtreding van artikel 1a Ww vanwege gevaar van asbestverspreiding wegens vermeende asbesthoudende golfplaten op een dak. Bij het verzoek zijn foto‟s van het dak van de schuur overgelegd. Het college is niet overgegaan tot handhaving op basis van een visueel onderzoek van een deskundige die oordeelde dat geen sprake is van beschadigingen aan het dak noch stukken dakplaat in de omgeving aangetroffen en heeft geen nader onderzoek uitgevoerd omdat verzoeker geen begin van bewijs had geleverd dat sprake was van asbest die zich verspreidt.
Rb: het college had hier niet kunnen concluderen dat artikel 1a Ww niet is overtreden. Op basis van de leveringsakte van de schuur en de bijlage bij de Bouwverordening zou voldoende aannemelijk zijn dat de dakplaten asbest bevatten.
AbRvS 18 december 2013, 201302644/1/A1 •
AbRvS: de rechtbank heeft ten onrechte niet onderkend dat het college zorgvuldig heeft gehandeld: – Er zijn geen beschadigingen geconstateerd die kunnen leiden tot vrijkomen van asbesthoudend materiaal. – Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de deskundige zijn inspectie onzorgvuldig heeft verricht dan wel dat het verslag van bevindingen gebreken vertoont, te meer nu de verzoeker geen foto‟s heeft overgelegd van materiaal dat hij op zijn perceel heeft aangetroffen. – In de nadere verklaring heeft de deskunsige gesteld dat hij bij zijn inspectie ook geen stukken dakplaat of andere materialen heeft aangetroffen die asbestverdacht waren.
AbRvS 18 december 2013, 201302644/1/A1 – Deskundige is voldoende deskundig om in dit geval te beoordelen of gevaar voor de gezondheid bestaat: hij heeft een opleiding milieutechnologie gevolgd en onder meer een opleiding asbestherkenning en 30 jaar ervaring als toezichthouder. – Het college was niet gehouden nader onderzoek te laten verrichten.
• Handhavingsverzoek op grond van artikel 1a Ww moet voldoende worden onderbouwd. • Het college hoeft geen nader onderzoek te verrichten in geval op basis van deskundig onderzoek wordt vastgesteld dat er geen asbest lijkt te zijn vrijgekomen en ter plaatse geen asbest is aangetroffen.
Artikel 13 Wbb •
Ieder die op of in de bodem handelingen verricht als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd: – teneinde die verontreiniging of aantasting te voorkomen; – dan wel indien die verontreiniging of aantasting zich voordoet, de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de verontreiniging of aantasting het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.
Daadwerkelijke verontreiniging van de bodem? •
Voor overtreding van artikel 13 Wbb is niet vereist dat zich reeds daadwerkelijk verontreiniging van de bodem heeft voorgedaan. De zorgplicht op grond van artikel 13 van de Wet bodembescherming is mede gericht op het voorkomen van verontreiniging of aantasting van de bodem. Bepalend is zodoende of handelingen zijn verricht die verontreiniging tot gevolg kunnen hebben (AbRvS 3 maart 2010, 200901882/1/M1).
AbRvS 16 juli 2014, 201311572/1/A4 • •
•
In februari 2011 is brand uitgebroken naast het perceel van appellante. Na de brand zijn op het perceel van appellante asbestdeeltjes aangetroffen. Appellante heeft bij het college van B &W en GS verzocht om handhavend op te treden nu deze deeltjes een gevaar opleveren voor haar werknemers. Verzoek tot handhaving afgewezen: artikel 13 Wbb is niet overtreden want: niet aannemelijk dat de verontreiniging is veroorzaakt door de brand of andere recente oorzaken. Uit vroegere rapporten bleek dat al rond 2000 sprake was van asbestverontreiniging en de asbestdeeltjes hebben een relatief grote massa en zijn niet zwartgeblakerd. Er is dus sprake van een historische verontreiniging waarop artikel 13 Wbb niet van toepassing is
AbRvS 16 juli 2014, 201311572/1/A4 • Artikel 13 Wbb niet van toepassing nu actuele activiteiten niet tot de verontreiniging hebben geleid.
AbRvS 17 december 2014, 201402021/1/A4 •
• •
Op 1 december 2010 is gesommeerd graafwerkzaamheden te stoppen vanwege de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal. Ging een paar keer door met werkzaamheden. Bij besluit van 7 februari 2013 is ingestemd met het door appellant ingediende plan van aanpak asbestsanering (sanering vóór 1 juli 2013). Op 2 juli 2013 was de sanering nog niet uitgevoerd waardoor op 27 september 2013 een last onder dwangsom is opgelegd vanwege overtreding artikel 13 Wbb Grondslag: door de graafwerkzaamheden heeft asbest zich dieper in de bodem en over een groter gebied kunnen verspreiden, dus zorgplicht geschonden + niet tijdig gesaneerd volgens plan
AbRvS 17 december 2014, 201402021/1/A4
• Appellant: Historisch geval van verontreiniging. Gaat kennelijk om asbest dat zich in het tuinpad bevindt, welk pad al voor 1993 is aangelegd. De graafwerkzaamheden hebben niet in de buurt van het pad plaatsgevonden.
AbRvS 17 december 2014, 201402021/1/A4 – De stelling van appellant dat de asbestverontreiniging reeds voor 1993 in de bodem aanwezig was en niet door de werkzaamheden is veroorzaakt is niet onderbouwd. – Het college heeft derhalve terecht op het standpunt gesteld dat appellant wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat door de graafwerkzaamheden de bodem kon worden verontreinigd. Nieuw geval van verontreiniging omdat asbesthoudend puin over het gehele terrein is verspreid door de graafwerkzaamheden
Overtreders Artikel 5:1 Awb Lid 1: In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Lid 2: Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Lid 3: Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Overtreders Normaddressaat van de bepalingen is leidend: Artikel 17.1 Wm: gericht tot “drijver van de inrichting”. Artikel 1.1a Wm: gericht tot “een ieder” Artikel 1a Ww: gericht tot “de eigenaar van een bouwwerk” en “een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken”. Artikel 13 Wbb: gericht tot degene die de verontreiniging direct veroorzaakt heeft/ de handeling als bedoeld in artikel 6 t/m 11 Wbb heeft verricht
AbRvS 6 augustus 2014, JM 2014/131 •
Besluit tot het opleggen van spoedeisende bestuursdwang wegens overtreding van artikel 10.2 van de Wm en artikel 13 van de Wet bodembescherming vanwege het storten van vaten met Synthetische drugs op een perceel in Valkenswaard. College heeft 44 vaten met drugsafval verwijdert. Kosten van toepassing bestuursdwang worden verhaald op eigenaar perceel.
•
Appellante stelt dat zij niet kan worden aangemerkt als overtreder, omdat zij het afval niet op haar perceel heeft gebracht of heeft doen brengen en niets van doen heeft gehad met hetgeen op haar perceel is aangetroffen. Zij komt zelf zelden op het buitengebied behorend bij haar perceel en ze heeft een deugdelijke omheining. Appellante heeft direct na ontdekking van de vaten melding gedaan bij de politie.
AbRvS 6 augustus 2014, JM 2014/131 • College: overtreder is niet alleen degene die de vaten heeft achtergelaten maar ook degene die het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen of te voorkomen. • AbRvS: om als overtreder van artikel 13 Wbb te kunnen worden aangemerkt is vereist dat appellante handelingen als bedoeld in artikel 6 tot 11 Wbb heeft uitgevoerd of dat het uitvoeren aan haar kan worden toegerekend (zoals bijvoorbeeld handelingen van werknemers die aan de drijver van een inrichting kunnen worden toegerekend) Dat is hier niet het geval. Appellante kan dan ook niet als overtreder worden aangemerkt.
Indirecte overtreders? Ook degene onder wiens eindverantwoordelijkheid de handeling wordt verricht (opdrachtgever) kan als overtreder worden aangemerkt (AbRvS 3 juli 2002, AB 2002/311) De drijver van een inrichting die afhankelijk is van derden voor de naleving van de vergunningsvoorschriften kan bij het in strijd handelen met de vergunning door deze derden als overtreder worden aangemerkt (AbRvS 4 maart 2009, 200803007/1)
Indirecte overtreders? Bedrijf ook overtreder als brandbluswerkzaamheden resulteren in overtreding? AbRvS 15 oktober 2008, AB 2008, 364 Overtreder is volgens de Afdeling in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht en daarnaast degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de handeling is toe te rekenen omdat hij daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. In dit geval kan de overtreding aan het bedrijf worden toegerekend omdat de bluswerkzaamheden van de brandweer feitelijk moeten worden geacht in opdracht van het bedrijf te zijn verricht. Dat het bedrijf de brandweer niet zelf heeft gewaarschuwd, maakt dit niet anders nu de brandbestrijding in een bedrijf door de brandweer in het algemeen moet worden geacht de gevolgen van die brand te beperken en de gevolgen daarvan aan het bedrijf kunnen worden toegerekend.
Chemie-Pack
Chemie-Pack
Chemie-Pack is een bedrijf gericht op de verwerking en verpakking van chemische producten. Bij het bedrijf is een brand uitgebroken. Bij het blussen is verontreinigd bluswater in meerdere sloten terecht gekomen en in het oppervlaktewater Om verspreiding van de stoffen te voorkomen zijn verschillende sloten afgedamd. Het afdammen van de sloten bleek echter onvoldoende: vanwege een overschot aan regen en verontreinigd bluswater bestond het risico dat de buffers zouden overstromen. Meerdere bestuursorganen hebben handhavend opgetreden: het waterschap Brabantse Delta (verontreiniging sloten), de minister van I & M (verontreiniging oppervlaktewater) en het college van burgemeester en wethouders De besluiten tot handhaving zijn opgelegd aan zowel Chemie-Pack Nederland B.V, als Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. en ZH Loonbedrijven Beheer B.V.
Chemie-Pack Gerard Spiering had uitsluitende zeggenschap in de tot het concern behorende B.V.‟s. Hij was in de vennootschappen de enig leidinggevende en de bestuurlijk verantwoordelijke
ZH Loonbedrijven Beheer B.V. (enig aandeelhouder van Chemie-Pack Nederland B.V.)
Chemie-Pack Nederland B.V. (drijver van de inrichting)
Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. (eigenaresse van het perceel en de opstallen daarop)
AbRvS 22 januari 2014, 201207582/1/A4 Het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta heeft spoedeisende bestuursdwang vanwege overtreding van artikel 6,2 Waterwet toegepast voor het verwijderen, afvoeren, opslaan en verwerken van verontreinigd water en de verontreinigde grond van waterbodem. Opgelegd aan zowel Chemie-Pack Nederland B.V. als Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. Mag Chemie-Pack Nederland B.V. als overtreder van de Waterwet beschouwd nu de verontreiniging van de sloten is veroorzaakt door het optreden van de brandweer en niet rechtstreeks voortvloeit uit handelen of nalaten van Chemie-Pack Nederland B.V.?
AbRvS 22 januari 2014, 201207582/1/A4 AbRvS: de gevolgen van de brand moeten worden toegerekend aan het bedrijf ten aanzien waarvan de bluswerkzaamheden zijn verricht. De brandbestrijding moet in het algemeen worden geacht de gevolgen van die brand te beperken en de gevolgen daarvan kunnen aan dit bedrijf worden toegerekend. Dat de bluswerkzaamheden ook ter bescherming van naastgelegen bedrijven en het algemeen belang dient, leidt niet tot een ander oordeel.
AbRvS 22 januari 2014, 201207473/1/A4
Betrof dezelfde last onder bestuursdwang, maar nu opgelegd aan Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. Kon Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. ook als overtreder worden aangemerkt?
AbRvS: De exclusieve zeggenschap en feitelijke leiding in de beide vennootschappen berust bij een en diezelfde persoon. Hierdoor is er voor wat betreft het ontstaan en het voortbestaan van de overtreding een zodanige verwevenheid van Chemie-Pack Nederland B.V. en Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. gegeven dat de laatste in haar hoedanigheid van eigenaresse van de gronden en de opstallen als overtreder kan worden aangemerkt.
AbRvS 19 februari 2014, 201303117/1/A4 In deze tweede Chemie-Pack zaak ging het om het besluit tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang van de Minister van I & M wegens overtreding van artikelen 6.2 en 6.8 Waterwet. Dit, omdat bij het blussen ook verontreinigd bluswater terecht is gekomen in nabijgelegen insteekhavens die uitmonden in het Hollands Diep (en de minister bevoegd is t.a.v. het oppervlaktewater). De besluiten zijn gericht aan Chemie-Pack Nederland B.V. en de bestuurder van ZH Loonbedrijven Beheer B.V. Kon naast Chemie-Pack Nederland B.V. ook de bestuurder van ZH Loonbedrijven Beheer B.V. (enig aandeelhouder van Chemie-Pack Nederland B.V. als overtreder worden aangemerkt?
AbRvS 19 februari 2014, 201303117/1/A4 AbRvS: voor het overtrederschap is doorslaggevend dat verweerder de feitelijk leidinggevende, de enige bestuurder en enige aandeelhouder van Chemie-Pack Nederland B.V. was. Nu verweerder als enig bestuurder zeggenschap kon uitoefenen over het bedrijf en feitelijk leidinggaf aan het bedrijf kan verweerder als overtreder worden aangemerkt.
AbRvS 23 juli 2014, 201310330/1/A4 Deze uitspraak betrof een opgelegde last onder dwangsom aan de curatoren van Thermphos opgelegd omdat in strijd met artikel 76a van de Kernenergiewet en de voorschriften van de aan Thermphos verleende omgevingsvergunning zou zijn gehandeld. Curatoren: wij kunnen niet als overtreder worden aangemerkt omdat de verplichting tot naleving geen verplichting van de boedel is. De vergunning op grond van de KEW is persoonsgebonden en geldt niet automatisch voor de drijver van de inrichting.
AbRvS 23 juli 2014, 201310330/1/A4 • AbRvS: De curatoren kunnen als overtreder worden aangemerkt. Een curator is als beheerder van de boedel vanaf het moment van faillietverklaring van een bedrijf verantwoordelijk voor de uit de milieuwetgeving voortvloeiende verplichtingen van het bedrijf. Daartoe behoort in dit geval mede de verplichting om de aan Thermphos verleende Kernenergiewetvergunning na te leven. Dat de vergunning persoonsgebonden is maakt dit niet anders.
Spoedeisende bestuursdwang •
Spoedeisende last onder bestuursdwang: – In spoedeisende gevallen kan de bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last (5:31 lid 1 Awb) – Indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast. Dan moet wel zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit worden bekendgemaakt (5:31 lid 2 Awb)
AbRvS 17 maart 2010, 200904229/1/M1 •
•
•
•
Op 19 november 2008 breekt brand uit in een houtdraaierij waardoor asbest van dakplaten vanuit de inrichting is vrijgekomen en asbest door de wind is verspreid over de wijde omgeving waar woningen zijn gelegen. Op 20 november 2008 heeft het college appellant in de gelegenheid gesteld uiterlijk tot 13.30 schriftelijk aan te tonen een opdracht te hebben gegeven tot inventarisatie en sanering van de asbestbesmetting. Om 13:30 bestond naar mening van het college onvoldoende concreet zicht op een inventarisatie waardoor om 14:30 wordt besloten tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang. Op 26 november 2008 wordt het besluit op schrift gesteld.
AbRvS 17 maart 2010, 200904229/1/M1 •
•
Appellant: – Er bestaat geen wettelijke grond voor het toepassen van spoedeisende bestuursdwang: reeds voordat de toezichthouder van de gemeente was gearriveerd waren er offertes voor inventarisatie en sanering zijn opgevraagd. Afdeling: – In dit geval kon spoedeisende bestuursdwang worden toegepast – Gegeven de situatie had appellant als maatregel als bedoeld in art.17.1 Wm een algehele inventarisatie en een algehele sanering moeten uitvoeren. – Vast staat dat om 13:30 nog geen schriftelijke bevestiging was ontvangen dat opdracht was gegeven.
AbRvS 17 maart 2010, 200904229/1/M1 – Gezien de aard en omvang van de verontreiniging die met het oog op de bescherming va de volksgezondheid onmiddellijk handelen vereiste, kon het college in redelijkheid spoedeisende bestuursdwang toepassen.
• Binnen een halve dag bevestigen van opdracht asbestinventarisatie in dit geval niet onredelijk spoedeisende bestuursdwang
AbRvS 8 oktober 2014, 201401750/1/A4 •
•
•
•
In de nacht van 12-13 augustus 2013 is brand uitgebroken in de door appellant gedreven inrichting. Hierbij zijn asbesthoudende golfplaten losgeraakt waardoor asbest zowel op het perceel als in de directe omgeving is verspreid. Op 15 augustus 2013 is aan appellant medegedeeld dat diezelfde dag een aanvang moest worden gemaakt met de sanering dan wel opdracht moest worden gegeven om hiertoe in het weekend van 17-18 augustus 2013 over te gaan. Toen de opdracht op 16 augustus 2013 nog niet was gegeven heeft de sanering in opdracht van het college nog op die dag plaatsgevonden. Met het besluit van 16 augustus heeft het college zijn besluit om spoedeisende bestuursdwang toe te passen (op basis van artikel 17.1 Wm) op schrift gesteld.
•
•
AbRvS 8 oktober 2014, 201401750/1/A4
Appellant: er is ten onrechte overgegaan tot het op grond van artikel 5:31 Awb terstond toepassen van bestuursdwang nu de situatie onvoldoende spoedeisend was. College: er is wel sprake van een spoedeisende situatie: – Uit het asbestinventarisatierapport blijkt dat golfplaten na de brand dusdanig beschadigd waren en verspreid lagen in de omgeving van het bedrijfsgebouw, dat de kans op vezelemissie groot was en gelet daarop is geadviseerd om op korte termijn tot sanering over te gaan. – Kans op verspreiding was groot nu voetgangers, fietsers of motorvoertuigen de openbare terreinen zouden betreden of de wind vat zou krijgen op de golfplaten. – Ingevolge het door de gemeente gehanteerde asbestprotocol bij branden heeft sanering van openbare terreinen of de openbare weg de hoogste prioriteit.
AbRvS 8 oktober 2014, 201401750/1/A4
•
– Gezien de spoedeisendheid die met de verwijdering van de asbestdeeltjes op de openbare terreinen en de asbesthoudende golfplaten op het perceel was gemoed en – In aanmerking genomen dat appellant in de gelegenheid is gesteld opdracht voor verwijdering te geven, hetgeen hij heeft nagelaten omdat hij eerst een bericht van de verzekeraar wilde afwachten, kon volgens het college worden overgegaan tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang. AbRvS: Hiermee heeft het college toereikend gemotiveerd dat de vereiste spoed zich ertegen verzette dat appellant een nadere termijn werd gegund om zelf maatregelen ter voorkoming van bestuursdwang te treffen.
• Opdracht voor verwijdering niet binnen 1 dag gegeven spoedeisende bestuursdwang
Vervolg AbRvS 25 november 2009, 200901919/1/M2 • •
•
Een sportaccommodatie in Vroomhoop is in de nacht van 12 op 13 januari 2008 afgebrand waarbij asbest is vrijgekomen. Op 13 januari 2008 heeft het college aan de eigenaren van het sportcomplex bestuursdwang aangezegd op grond van artikel 1.1a Wm m.b.t. het verwijderen van het vrijgekomen asbest, welk besluit op 15 januari 2008 op schrift is gesteld. Appellanten: de situatie was niet dusdanig spoedeisend dat het college zonder een schriftelijke aanzegging van bestuursdwang kon afzien. Toepassing van artikel 5:31 lid 2 Awb was niet noodzakelijk.
Vervolg AbRvS 25 november 2009, 200901919/1/M2 •
•
College: er kon spoedeisend worden opgetreden. Het ging om een zeer grote brand met verspreiding van asbest buiten het terrein in een woon- werk of recreatiegebied. De asbest vormde een acute bedreiging voor de volksgezondheid en vrijheid. Er moest dan ook onverwijld tot verwijdering worden overgegaan. Direct na de brand toonden appellanten geen enkel initiatief om maatregelen te treffen. Het college heeft op grond hiervan in redelijkheid hebben kunnen ingrijpen op grond van artikel 5:31 lid 2 van de Awb.
Vervolg AbRvS 25 november 2009, 200901919/1/M2 • Bij een acute bedreiging voor de volksgezondheid en veiligheid kan het noodzakelijk zijn om onverwijld tot verwijdering over te gaan 5:31 lid 2 Awb (terstond bestuursdwang zonder besluit en last). Asbest echter alleen te verwijderen door een gecertificeerd bedrijf. Van belang dat appellanten geen enkel initiatief toonden?
AbRvS 31 oktober 2012, 201110835/1/A4 •
• •
•
Op 21 juni 2010 is brand uitgebroken in de naast de schuur van appellant gelegen loods (op een perceel van de gemeente), welke brand is overgeslagen naar de schuur van appellant. Bij de brand is asbest van het golfplaten dak van de schuur vrijgekomen en in de directe omgeving verspreid. Op verzoek van het college is op 22 juni 2010 onderzoek verricht naar het verspreidingsgebied van de asbest. Er blijkt 20 m2 van risicoklasse 1 (laagste risicoklasse) asbest te zijn vrijgekomen. Op 22 juni 2010 is in opdracht van het college aangevangen met het verwijderen van de asbest en is „s avonds voor het eerst contact opgenomen met appellant om hem in de gelegenheid te stellen maatregelen te nemen om de asbest te verwijderen.
AbRvS 31 oktober 2012, 201110835/1/A4 •
Appellant: Ten onrecht is spoedeisende bestuursdwang toegepast en zijn de kosten bij hem in rekening gebracht. – Appellant was bereid zo snel mogelijk over te gaan tot verwijdering van de asbest toen hij op de hoogte was van de vrijgekomen asbest. – Het asbestverwijderingsbedrijf r waar hij op 23 juni 2010 een offerte had opgevraagd voor de asbestsanering kon diezelfde dag aanvangen. De werkzaamheden zouden sneller zijn uitgevoerd dan nu het geval was.
AbRvS 31 oktober 2012, 201110835/1/A4 •
College: artikel 1.1a Wm overtreden waardoor handhavend kon worden opgetreden. – Appellant is op 22 juni 2010 in de gelegenheid gesteld per direct het asbest te laten verwijderen, maar appellant heeft hieraan geen gehoor gegeven. – Ter zitting blijkt dat appellant wel stappen heeft ondernomen om maatregelen te treffen maar dat het college de offerte niet realistisch heeft geacht: • De door Korevaar opgegeven prijs kan niet gerelateerd worden aan de verrichte werkzaamheden. • De kosten zien ten onrechte slechts op verwijdering op het perceel, terwijl het vermoeden bestond dat het asbest zich ook buiten het perceel had verspreid.
AbRvS 31 oktober 2012, 201110835/1/A4 •
AbRvS: ten onrechte spoedeisende bestuursdwang toegepast. – De offerte van appellant is ten onrechte irreëel geacht. De percelen waarvoor het vermoeden van de aanwezigheid van asbest bestond, hoefden niet te worden betrokken in de offerte. – De situatie was niet dusdanig spoedeisend dat onmiddellijk tot sanering moest worden overgegaan: het college heeft de gelegenheid geboden zelf maatregelen te treffen om de asbest te verwijderen en de werkzaamheden pas enkele dagen na de brand uitgevoerd. – Nu onmiddellijk saneren niet noodzakelijk was en appellant bereid en in staat was maatregelen te treffen: geen reden voor spoedeisende bestuursdwang.
AbRvS 31 oktober 2012, 201110835/1/A4 • Geen reden voor spoedeisende bestuursdwang. Geen onmiddellijke verwijdering van de asbest noodzakelijk. • Werkwijze van het college hiervoor (mede) bepalend. • Hier geen grond voor oordeel dat appellant niet bereid en in staat was maatregelen te treffen om te voorkomen/te beperken of ongedaan te maken: offerte binnen een dag verkregen en bereidheid om diezelfde dag nog met de sanering te beginnen lijkt voldoende.
AbRvS 20 augustus 2014, 201310125/1/A4 • • •
•
•
Op de inrit van een woning was een stapel golfplaten opgeslagen. Op 27 februari 2013 zijn delen van de golfplaten in het aangrenzende gemeentelijke plantsoen en op de openbare weg terecht gekomen. Uit twee materiaalmonsters bleek dat de platen asbest bevatten. Rondom de golfplaten is een afzetlint aangebracht en appellante is verzocht telefonisch contact op te nemen. Tijdens een controle op 27 februari 2013 bleek het afzetlint verwijderd, appellante had toen nog geen contact opgenomen met gemeente. Het college heeft op 28 februari besloten de asbestplaten door een gecertificeerd bedrijf te laten verwijderen. Het besluit is op 1 maart 2013 op schrift gesteld
AbRvS 20 augustus 2014, 201310125/1/A4 •
Appellant: – Ten onrechte is overgegaan tot spoedeisende bestuursdwang. Er was geen acuut gevaar voor de volksgezondheid nu de aangetroffen asbestdeeltjes hechtgebonden zijn en geenszins blijkt dat de asbestdeeltjes schadelijk waren.
•
AbRvS 20 augustus 2014, 201310125/1/A4 AbRvS: spoedeisende bestuursdwang kon worden toegepast A. het is van algemene bekendheid is dat asbest een gevaarlijke stof en dat verspreiding nadelige gevolgen heeft voor het milieu; B. de stukken golfplaat zijn op openbaar toegankelijke plekken aangetroffen (Hieraan doet niet af dat de deeltjes wellicht feitelijk nog niet waren verspreid of dat het hechtgebonden, niet schadelijke deeltjes, betreft).
Bedankt voor uw aandacht.