Waterschap Zuiderzeeland T.a.v. het College Postbus 229 8200 AE Lelystad
Datum: 5 augustus 2011
Betreft: aanvraag watervergunning Windpark Westermeerdijk binnendijks
Geacht College, Windmolenproject Westermeerdijk Binnendijks v.o.f. is bezig met de ontwikkeling van een windpark bestaande uit zeventien (17) windturbines met bijbehorende voorzieningen bij de Westermeerdijk in de Noordoostpolder. Voor dit windpark hebben de Vereniging Windenergie Westermeerweg en Acousticon Windpark BV reeds een keurontheffing ontvangen in 2005 (kenmerk: EWK/KG/2005/12552). Vereniging Windenergie Westermeerweg en Acousticon Windpark BV, zijn inmiddels onderdeel geworden van de uitvoerende VOF voor de bouw en exploitatie van het windpark, genaamd Windmolenproject Westermeerdijk Binnendijks VOF. Sinds de verlening van de keurontheffing is het ontwerp van het windpark verder uitgewerkt. Hierover hebben wij met u overleg gevoerd inzake de uitvoering van de noodzakelijke onderzoeken naar de effecten op de waterkering. In het kader van het inpassingsplan voor het windpark Noordoostpolder, waarin ook het windpark Westermeerdijk is mogelijk gemaakt, is reeds een deel van de onderzoeken opgesteld welke op grond van de keurontheffing zijn vereist. In het kader van de beroepsprocedure voor het inpassingsplan zijn eveneens een aantal nadere onderzoeken uitgevoerd, welke wij ook aan u hebben doen toekomen in het kader van de betreffende procedure. De keurontheffing uit 2005 is geen onderdeel van deze procedure aangezien deze reeds onherroepelijk is. In het kader van de beroepsprocedure voor het inpassingsplan wordt gesteld dat de keurontheffing uit 2005 voor het windpark Westermeerdijk niet betrekking heeft op het huidige ontwerp van het windpark. Wij delen dit standpunt niet, maar vinden het wenselijk dit formeel verschil van inzicht weg te nemen. Om die reden dienen wij hierbij een aanvraag in voor een watervergunning voor het realiseren en exploiteren van een windpark bestaande uit 17 windturbines en bij behorende voorzieningen nabij de Westermeerdijk binnen de beschermingszones van de waterkering. Middels dit verzoek sturen wij u een gedetailleerde beschrijving van het windpark, zoals de specificaties van de te realiseren windturbines en de locatie van de windturbines. Daarbij is eveneens de beoordeling van de effecten op de waterkering gevoegd, bestaande uit diverse rapportages. Bij deze aanvraag zijn diverse bijlagen opgenomen. Dit betreft onder meer: Bijlage A: het aanvraagformulier voor de watervergunning; Bijlage B: Toelichting bij aanvraagformulier. Bijlage B betreft een toelichting op het aanvraagformulier waarin het grootste deel van de relevante informatie is opgenomen. Tevens is een toelichting op de verschillende onderzoeken naar de effecten op de waterkering opgenomen in bijlage B. Onderdeel van bijlage B zijn diverse bijlagen zoals de situatietekening van de locatie van de windturbines en bijbehorende voorzieningen en de verschillende onderzoeken naar de effecten op de waterkering. Een volledig overzicht van alle bijlagen is aan het einde van deze brief opgenomen.
Heeft u naar aanleiding van deze aanvraag behoefte aan nadere informatie of toelichting, dan vernemen wij dit graag van u. U kunt hiertoe contact opnemen met onze adviseur, Martijn ten Klooster van Pondera Consult (email:
[email protected], telefoon: 06 46 111 889). Wij verzoeken u ook de heer Ten Klooster een afschrift te zenden van correspondentie in het kader van deze aanvraag.
Hoogachtend,
J.F.W. Rijntalder Directeur Pondera Consult, namens, J.G.A. Bastiaanssen Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f. Postbus 1060 8300 BB Emmeloord
Pondera Consult Postbus 579 7550 AN Hengelo (Ov.)
Bijlagen Bijlage
Titel
A
Aanvraagformulier watervergunning
B
Toelichting bij aanvraagformulier
1
Situatietekening windpark
1A
Plattegronden turbine 1
1B
Plattegronden turbine 2
1C
Plattegronden turbine 3
1D
Plattegronden turbine 4
1E
Plattegronden turbine 5
1F
Plattegronden turbine 6
1G
Plattegronden turbine 7
1H
Plattegronden turbine 8
1I
Plattegronden turbine 9
1J
Plattegronden turbine 10
1K
Plattegronden turbine 11
1L
Plattegronden turbine 12
1M
Plattegronden turbine 13
1N
Plattegronden turbine 14
1O
Plattegronden turbine 15
1P
Plattegronden turbine 16
1Q
Plattegronden turbine 17
2
Aanzichttekening windturbine
3
Detailtekening gondel en rotor
4
Bouwvergunning windpark Noordermeerdijk
5
Tekening en doorsnede transformatorstation NMD
6
Principe Werkplan. Ventolines, 2011
7
Effecten op de waterkering windpark Noordermeerdijk (opdrachtnummer 1009-0061006). Fugro, 2011
8
Civiele werken windpark Noordoostpolder (opdrachtnummer 1009-0061-006). Fugro, 2011
9A
Toename van de faalfrequentie van de dijken door windturbines van de dijken door windturbines (referentie K5012/S&P/CM/LW/11.107962). NRG, 2011
9B
Windturbines Noordoostpolder (referentie 1009-0061-005.R05V05.AJS). Fugro, 2011
10
Aanvaardbare risico’s van windmolens nabij waterkeringen (referentie PR2176.00). Matthijs Kok, (HKV) en Han Vrijling (TU Delft), 2011
11
Machtiging ondertekening aanvraag
Aanvraag Watervergunning
Versie 2.2 1 oktober 2010
2 van 38
Aanvraag
Watervergunning O1. Algemene gegevens Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Introductie Inleiding Met dit formulier kunt u een watervergunning of wijziging daarvan aanvragen. Belangrijk! Raadpleeg altijd eerst de gemeente waar uw voorgenomen activiteiten plaatsvinden of de bevoegde instantie en hoor of een vergunning nodig is. Vaak volstaat alleen een melding.
De watervergunning De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. U hebt een watervergunning nodig als u in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering activiteiten wilt ondernemen, of als u grondwater wilt onttrekken of water wilt infiltreren in de bodem.
De aanvraag U dient de aanvraag om een (wijziging van de) watervergunning in bij de gemeente of rechtstreeks bij de bevoegde instantie. De bevoegde instantie beoordeelt of de gevraagde vergunning kan worden verleend.
Bevoegde instantie Dit kan zijn: een waterschap (regionaal watersysteem), Rijkswaterstaat (hoofdwatersysteem), de provincie (grote grondwateronttrekkingen/infiltraties) of de Inspectie Verkeer en Waterstaat (eigen werken RWS) en is afhankelijk van de voorgenomen activiteiten en de locatie. Neem bij twijfel hierover contact op met uw gemeente of de bevoegde instantie (zie de bijlage voor contactgegevens).
Vooroverleg Vooroverleg met de bevoegde instantie maakt de beoordeling van uw aanvraag makkelijker. Neem daarom vroegtijdig contact op met de bevoegde instantie. U hoort waarvoor u precies een watervergunning nodig heeft en welke voorwaarden gelden.
Behandelkosten Provincies of waterschappen kunnen kosten in rekening brengen voor de behandeling van uw aanvraag.
Zo werkt het
Voer bij voorkeur vooroverleg met de bevoegde instantie Vul het formulier in voor zover nodig Voeg de gevraagde bijlagen toe, elk voorzien van een nummer Onderteken het formulier Verstuur de aanvraag inclusief bijlagen in viervoud naar de gemeente of naar de bevoegde instantie Afhankelijk van de procedure ontvangt u binnen acht weken of zes maanden bericht over toewijzing of afwijzing van uw aanvraag en de mogelijkheid om in beroep te gaan. Als de procedure langer duurt, ontvangt u daarover apart bericht.
Digitale aanvraag Naar verwachting kunt u vanaf het midden van 2011 via Omgevingsloket online digitaal een aanvraag indienen. Tot die tijd is alleen dit formulier geldig.
3 van 38
Aanvraag
Watervergunning O1. Algemene gegevens Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
O1. Algemene gegevens Inleiding Vul dit onderdeel van de aanvraag altijd in. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
> Vul hier de gegevens in van degene op wiens naam de vergunning moet komen: organisatie/bedrijf of particulier
1
2
> Stuur een machtiging
3
Gegevens van de aanvrager Organisatie/bedrijf:
Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f.
Naam en voorletter(s):
J.G.A. Bastiaanssen
Adres:
Postbus 1060
Postcode:
8300 BB
Woonplaats:
Emmeloord
Telefoonnummer:
0527-271060
E-mailadres:
[email protected]
Gegevens van de contactpersoon of adviseur van de aanvrager Naam en voorletter(s):
M. ten Klooster
Functie:
Adviseur
Telefoonnummer:
06-46111889
E-mailadres:
[email protected]
Gegevens van de gemachtigde (dient de aanvraag namens de aanvrager in)
met de aanvraag mee
! Bijlage
> Vul in voor zover
4
Naam en voorletter(s):
J.F.W. Rijntalder
Adres:
Postbus 579
Postcode:
7550 AN
Woonplaats:
Hengelo
Telefoonnummer:
074-2489940
E-mailadres:
[email protected]
Locatie van de activiteiten Adres:
Geen specifiek adres, zie bijlage B, paragraaf 2.2
Postcode en plaats:
gemeente Noordoostpolder
mogelijk
Kadastrale gegevens:
Gemeente:
zie bijlage B, §2.2
sectie:
zie bijlage B, §2.2
nummer(s):
zie bijlage B, §2.2
Gemeente:
zie bijlage B, §2.2
sectie:
zie bijlage B, §2.2
nummer(s):
zie bijlage B, §2.2
4 van 38
Aanvraag
Watervergunning O1. Algemene gegevens Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Overige locatiegegevens:
5
Naam oppervlaktewaterlichaam:
nvt
X/Y-coördinaten:
zie bijlage 1
Kilometrering:
13,6 t/m 22 Westermeerdijk
Zijde (N/Z/O/W/Li/Re):
O
Periode van de activiteiten 5a Wat is de geplande begin- en einddatum van de voorgenomen activiteiten?
> Ga zo nodig verder op een aparte bijlage
Activiteit:
Bouw
Begindatum: dd/mm/jjjj: Activiteit:
Einddatum: dd/mm/jjjj: Exploitatie
Begindatum: dd/mm/jjjj:
Einddatum: dd/mm/jjjj:
Activiteit: Begindatum: dd/mm/jjjj:
Einddatum: dd/mm/jjjj:
Geef zo nodig een toelichting
zie ook bijlage B Toelichting bij aanvraagformulier
> Geef een korte
6
Activiteiten
omschrijving 6a Omschrijf de aard van de activiteiten
De activiteiten betreffen de realisatie en exploitatie van een windpark. Het windpark bestaat: • 17 windturbines van Enercon, van het type E-126, in een lijnopstelling; • Een transformatorstation; • Elektriciteitskabels tussen de windturbines en naar het transformatorstation; • Per windturbine een opstelplaats; • Een bouwweg. Zie ook bijlage B voor een nadere omschrijving van de aard van de activiteiten
6b Omschrijf de reden / het doel van de activiteiten Het doel van de activiteiten is het opwekken van elektriciteit uit windkracht met behulp van windturbines.
5 van 38
Aanvraag
7
Watervergunning O1. Algemene gegevens Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Type aanvraag 7a Gaat het om een nieuwe aanvraag of om een wijziging van een vergunning? Nieuwe aanvraag Aanvraag voor wijziging van een bestaande vergunning, namelijk: Vergunningnummer/kenmerk:
|
Verleend door/bevoegd gezag:
|
Datum:
|
Overzicht bijlagen bij blad O1 > Voorzie de bijlage van
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
4
Situatietekening, kaart of foto
Gebruik een situatietekening, kaart, foto of ander geschikt middel om de precieze locatie van de activiteiten ten opzichte van de omgeving aan te geven. Tekening en kaart zijn voorzien van een noordpijl. De schaal van de kaart is 1:10.000, maar na overleg met de bevoegde instantie mag u eventueel een andere schaal gebruiken.
O1-4
5a
Begin- en einddatum activiteiten
Vervolg van de bij vraag 5a vermelde datums.
O1-5a
het juiste nummer
7 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Inleiding Vul dit onderdeel in als u afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen (bijvoorbeeld afvalwater) rechtstreeks in een oppervlaktewaterlichaam, zoals een watergang, vijver, rivier, kanaal of meer, of in een rioolwaterzuiveringsinrichting wilt brengen. Let op! Vraag de gemeente of de bevoegde instantie vooraf of u dit onderdeel moet invullen of dat u onder algemene regels valt. Als u onder algemene regels valt, moet u vooraf een melding doen aan de bevoegde instantie. Dat geldt in de volgende situaties: o Als u vanuit een huishouden wilt lozen o Als uw bedrijf onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij of het Besluit glastuinbouw valt. Voer zeker bij grote lozingen vooroverleg met de bevoegde instantie voordat u de aanvraag officieel indient. Als u niet rechtstreeks in een oppervlaktewaterlichaam wilt lozen, maar bijvoorbeeld via de gemeentelijke riolering of via de riolering of zuivering van een ander bedrijf vraagt u bij uw gemeente een milieu- of omgevingsvergunning aan. Zo‟n lozing kan echter ook onder algemene regels vallen. Als uw bedrijf een IPPC-bedrijf is, bent u wettelijk verplicht om binnen zes weken naast de watervergunning bij uw gemeente ook een milieu- of omgevingsvergunning aan te vragen. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1
Bedrijfsactiviteiten
! Bijlage
1a Voeg als bijlage toe: een rapport over de bedrijfsactiviteiten, -processen, -installaties en -voorzieningen
! Bijlage
1b Voeg als bijlage toe: een bedrijfsplattegrond met de indeling van het bedrijf
! Bijlage
1c Voeg als bijlage toe: een overzicht van alle stoffen en producten en hun kenmerken die u in opslag kunt hebben, voor zover die in een oppervlaktewaterlichaam terecht kunnen komen
2 > De Europese IPPC-
IPPC 2a Is Richtlijn 2008/1/EG van toepassing op uw inrichting?
richtlijn over geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging
Ja Nee ► Ga verder met vraag 3a 2b Wat is de specifieke categorie zoals bedoeld in bijlage I van de IPPC-richtijn?
! Bijlage
2c Voeg als bijlage toe: een rapport met de maatregelen of technieken die u toepast om te voldoen aan de definitie van „beste beschikbare techniek‟ (bbt), zoals bedoeld in Richtlijn 2008/1/EG of het betreffende BREF voor deze bedrijfstak
3 ! Bijlage
Ongewone voorvallen/ onvoorziene lozingen 3a Hebt u in het kader van BRZO 1999 een veiligheidsrapport (VR) opgesteld?
> BRZO1999: het
Ja ► Voeg als bijlage toe: de resultaten van de milieurisicoanalyse, en ga door naar vraag 3d
Besluit risico's zware ongevallen
Nee
! Bijlage
> Hanteer bij de risicobeoordeling bijlage 2 van het CIW-rapport 'Integrale aanpak risico’s van onvoorziene lozingen'
3b Maak een risicobeoordeling: zijn binnen de inrichting risicovolle stoffen voor het oppervlaktewater in hoeveelheden boven de drempelwaarde aanwezig? Ja ► Voeg als bijlage toe: de resultaten van de risicobeoordeling, en ga door naar vraag 3c Nee ► Voeg als bijlage toe: de resultaten van de risicobeoordeling
8 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
! Bijlage
3c Voeg als bijlage toe: de resultaten van een milieurisicoanalyse met zo nodig een Proteus-modellering
> Gebruik zo nodig een
3d Vul in de tabel die installaties en lozingsscenario‟s in die volgens Proteus de grootste risico‟s dragen
aparte bijlage Installatie
! Bijlage
Scenario
Faalkans (1/jaar)
Volumecontaminatie (m³)
Maatregel
3e Hebt u een bedrijfsnoodplan opgesteld? Ja ► Voeg als bijlage in overleg met de bevoegde instantie uw bedrijfsnoodplan toe Nee
4 ! Bijlage
Bedrijfsriolering 4a Voeg als bijlage toe: een rioleringstekening met de afvoerwijze van het afvalwater 4b Zijn op de bedrijfsriolering andere bedrijven of woningen aangesloten? Zo ja, welk(e) bedrijf/bedrijven en hoeveel woningen? Ja, namelijk: naam bedrijf of bedrijven:
aantal woningen: Nee
5
Afvalwaterstromen 5a Vul in de tabel in welke soorten afvalwater u wilt lozen en vul de afvoergegevens in
> Gebruik zo nodig een
Soort afvalwater
Inname
Afvoer
aparte bijlage Herkomst
1
Lozing op 2
Lozingspunt 3
Continu of discontinu (C of D)
Hoeveelheid in m3/jaar
Bepaald volgens4
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Totaal
1) Aangeven wat de herkomst is van het gebruikte water; D=drinkwater, O=oppervlaktewater, G=grondwater, H=hemelwater, A= anders 2) Aangeven waarop het afvalwater wordt geloosd; O=oppervlaktewater, Z=rechtstreeks op zuiveringtechnisch werk, RWA= gemeentelijk hemelwaterriool, DWA= gemeentelijk vuilwaterriool, B=bodem en I= indirect (via een werk van een derde) 3) Aangeven met een letter via welk lozingspunt het betreffende afvalwater wordt geloosd (gebruik dezelfde letters als op de rioleringstekening) 4) Bij iedere hoeveelheid aangeven op welke wijze(n) de volumestroom van de verschillende soorten afvalwater is bepaald; (W) watermeter, (D) debietmeting, (S) uit specificatie, (G) geschat, (A) andere manier
9 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
5b Vul per lozingspunt in op welk oppervlaktewaterlichaam uw bedrijf wil lozen Lozingspunt
Naam oppervlaktewaterlichaam
5c Vul in de tabel in welke verontreinigende stoffen (ook KRW-stoffen) in welke hoeveelheden tijdens normale bedrijfsomstandigheden in het te lozen afvalwater voorkomen Soort afvalwater
> Gebruik dezelfde nummering als bij 5a
Verontreinigende stoffen die kunnen vrijkomen
Hoeveelheid in kg/jaar
Concentratie in mg/l
Temperatuur bij lozing in ºC (koelwater)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
! Bijlage
5d Voeg als bijlage toe: de berekening van de warmtevracht van het koelwater zoals genoemd bij vraag 5c
! Bijlage
5e Voeg als bijlage toe: analyseresultaten van de samenstelling van de deelstromen zoals genoemd bij de vragen 5a en c en van de samenstelling van het afvalwater per lozings/meetpunt
! Bijlage
5f Zijn specifieke bedrijfsomstandigheden van invloed op de samenstelling van de lozing zoals omschreven bij vraag 5c? Ja ► Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de aard en duur van de bedrijfsomstandigheden en een zo nauwkeurig mogelijke schatting van de samenstelling van het te lozen afvalwater tijdens deze periode Nee 5g Beschrijf hoe u de lozing wilt meten (meetfrequentie, meetmethode, meetvoorzieningen), registreren en hoe u daarover wilt rapporteren
6
Maatregelen en onderzoeken om de lozing te beperken Preventieve maatregelen en hergebruik
! Bijlage
6a Heeft uw bedrijf preventieve maatregelen getroffen en/of onderzoeken verricht om de lozing van afvalwater te voorkomen? Ja ► beschrijf de preventieve maatregelen en/of onderzoeken in een aparte bijlage Nee
10 van 38
Aanvraag
! Bijlage
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
6b Worden afvalwaterstromen en/of stoffen hergebruikt? Ja ► beschrijf het hergebruik van afvalstromen en/of stoffen in een aparte bijlage Nee
Zuiveringtechnische voorzieningen 6c Geef hieronder aan welke (afval)water(deel)stromen een zuiveringtechnische voorziening passeren voor de lozing plaatsvindt Voorziening
Type
Capaciteit
Afvalwaterstroom
Olie/waterafscheider(s) Vetafscheider(s) Zuiveringsinstallatie(s) Bezinkput(ten) IBA(s) Andere voorziening:
! Bijlage
6d Voeg als bijlage toe: de kenmerken van de zuiveringtechnische voorzieningen zoals bij 6c genoemd
7 ! Bijlage
Nadelige effecten op het watermilieu 7a Voeg in overleg met de bevoegde instantie als bijlage toe: een beschrijving van de belangrijke nadelige effecten voor het watermilieu (immissietoets)
8 > Gebruik zo nodig een
Ontwikkelingen 8a Zijn in de toekomst ontwikkelingen (bijvoorbeeld uitbreidingsplannen) te verwachten, in of rondom uw bedrijf, die gevolgen kunnen hebben voor de aard en omvang van de lozingen?
aparte bijlage
Ja , namelijk:
Nee
9
Samenvatting 9a Geef hieronder een korte samenvatting van de inhoud van dit deel van de vergunningaanvraag Aard en omvang van het bedrijf
11 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Globale procesbeschrijving
Beschrijving van de bedrijfslocatie/naam oppervlaktewaterlichaam
Beschrijving van de lozing: aard, omvang, continu/discontinu, maatregelen (preventie) en zuiveringtechnische voorzieningen
Periode waarvoor vergunning wordt gevraagd
12 van 38
Aanvraag
Watervergunning A1. Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Overzicht bijlagen bij blad A1 Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1a
Activiteitenrapport
Beschrijving van alle (veranderde) activiteiten, processen, installaties en voorzieningen binnen het bedrijf. Voeg ook processchema's toe.
A1-1a
1b
Bedrijfsplattegrond
Met ten minste: de laad- en losplaatsen, de opslag voor grond- en hulpstoffen en tussen- en eindproducten, de plaats van de zuiveringtechnische voorzieningen. Arceer de terreindelen waar mogelijk verontreinigd hemelwater wordt geloosd.
A1-1b
1c
Overzicht stoffen en producten
Tabel of overzicht met alle grond- en hulpstoffen en tussen- en eindproducten. Per stof of product moeten de volgende kenmerken worden benoemd: -Opslagcapaciteit (kg of ton), -Wijze van opslag en opslaglocatie op de inrichting -Verbruik (kg/jaar of ton/jaar) -Waterbezwaarlijkheid (1 t/m 12) en de saneringsinspanning (A, B of C) of de stofeigenschappen (samenstelling ingeval van een preparaat, R-zinnen, acute toxiciteit, afbreekbaarheid, oplosbaarheid, log POW) op grond van de Algemene beoordelingsmethodiek (ABM)).
A1-1c
2c
Bbt-rapport
Opsomming en omschrijving van toegepaste maatregelen en technieken die invulling geven aan de definitie van „beste beschikbare techniek‟ (bbt)
A1-2c
3a
Milieurisicoanalyse
Onderdeel van het veiligheidsrapport zoals bedoeld in het BRZO 1999
A1-3a
3b
Risicobeoordeling drempelwaarden
Resultaat van toetsing aan bijlage 2 van het CIW-rapport „Integrale aanpak van risico‟s van onvoorziene lozingen‟
A1-3b
3c
Overleg met de bevoegde instantie over de noodzaak van toepassing van de Proteusmodellering
A1-3c
3d
Milieurisicoanalyse met Proteusmodellering Tabel Proteus
Installaties en lozingsscenario‟s die volgens Proteus de grootste risico‟s dragen
A1-3d
3e 4a
Bedrijfsnoodplan Rioleringstekening
5a
Tabel
Tabel afvalwaterstromen
A1-5a
5d
Berekening warmtevracht koelwater Analyseresultaten
Berekening warmtevracht zoals beschreven in de toelichting
A1-5d
De samenstelling van de deelstromen en van het afvalwater per lozings/meetpunt
A1-5e
5f
Beschrijving bedrijfsomstandigheden
Informatie over de samenstelling van het te lozen afvalwater tijdens bepalende bedrijfsomstandigheden en de duur van de omstandigheden
A1-5f
6a
Beschrijving preventieve maatregelen Beschrijving hergebruik afvalwaterstromen
Zie toelichtingenblad
A1-6a
Zie toelichtingenblad
A1-6b
6d
Rapport zuiveringtechnische voorzieningen
Beschrijvingen (eventueel schematische weergave / stroomschema‟s bijvoegen), ontwerpgrondslagen, capaciteitsberekeningen, zuiveringsrendement, tekeningen
A1-6d
7a
Immissietoets
Volg de methodiek zoals beschreven in het CIW-rapport “Emissie-immissie, prioritering van bronnen en de immissietoets”. U kunt dit rapport downloaden via www.helpdeskwater.nl.
A1-7a
8a
Ontwikkelingen
Beschrijving van ontwikkelingen die relevant zijn voor de aard en omvang van de lozingen
A1-8a
> Voorzie elke bijlage van het juiste nummer
5e
6b
Een compleet overzicht van de aanwezige riolering, waarmee bedrijfsafvalwater, huishoudelijk afvalwater, al dan niet verontreinigd hemelwater, etc. wordt afgevoerd. Met aanduiding van alle reguliere, maar ook calamiteuze afvoerroutes. Met ten minste: de lozingspunten, controleputten en/of meetvoorzieningen, stroomrichting alsook de plaats van de zuiveringtechnische voorzieningen. Vermeld ook de diverse afvalwaterstromen duidelijk.
A1-3e A1-4a
13 van 38
Aanvraag
Watervergunning A2. Stoffen in zee brengen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
A2. Stoffen in zee brengen Inleiding Vul dit onderdeel in als u baggerspecie op een locatie buiten de 12-mijlszone en binnen de exclusieve economische zone (EEZ) van de Noordzee wilt brengen. Bij toepassingen van baggerspecie binnen de 12-mijlszone heeft u geen watervergunning nodig, maar kunt u volstaan met een melding volgens het Besluit bodemkwaliteit aan Agentschap NL. Het afvoeren naar of storten in zee van andere stoffen dan baggerspecie en het verbranden van stoffen op zee is niet vergunbaar. Tijdens vooroverleg zal Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat u duidelijkheid verschaffen over de vergunbaarheid van de beoogde activiteiten. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1
Bagger- en stortlocatie 1a Vermeld de coördinaten van de locatie waar de specie wordt gebaggerd en gestort
! Bijlage
Baggerlocatie
X:
Y:
(In ETRS89, WGS84, UTM zone 31 ED50 of RD)
Stortlocatie
X:
Y:
(In ETRS89, WGS84 of UTM zone 31 ED50)
1b Voeg als bijlage toe: een overzichtskaart van de bagger- en stortlocatie
2
Materiaal 2a Wat is de aard van de te storten baggerspecie? Zand Klei Leem Slib Anders, namelijk:
! Bijlage
2b Voeg als bijlage toe: een rapport met de samenstelling van het te storten materiaal
! Bijlage
2c Voeg als bijlage toe: een rapport met de onderzoeksmethode
3
Hoeveelheid 3a Vermeld nauwkeurig hoeveel baggerspecie u wilt storten in kubieke meters m3
Overzicht bijlagen bij blad A2
> Voorzie elke bijlage van
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1b
Overzichtskaart van de bagger-en stortlocatie
A2-1a
2b
Analyserapport(en) van de samenstelling van het materiaal
De coördinaten van de hoekpunten van de bagger- en de stortlocatie mag u in ETRS89, WGS84 of UTM zone 31 ED50 (en voor de baggerlocatie ook in RD) vermelden. Een analyserapport moet minstens inzicht geven in de korrelgrootteverdeling, het drogestofgehalte en in de chemische parameters die deel uitmaken van de zoutebaggertoets (www.helpdeskwater.nl/zeeslib/norm/). Als de samenstelling niet voldoet aan de normen van de zoutebaggertoets wordt in beginsel geen vergunning verleend voor het storten van de betreffende partij baggerspecie.
2c
Rapport conform NEN 5720 van de monsterlocaties en de boorstaten
In NEN 5720 staat hoe het bodemonderzoek moet worden uitgevoerd, zoals het minimaal vereiste aantal boringen en bodemmonsters. Bespreek tijdens het vooroverleg wat in uw geval de meest geschikte onderzoekshypothese is.
A2-2c
het juiste nummer
A2-2b
14 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
A3. Waterstaatwerk of beschermingszone gebruiken Inleiding Vul dit onderdeel in als u activiteiten wilt uitvoeren in, op, boven, over of onder een waterstaatwerk of bijbehorende beschermingszone, of als u vaste substanties of voorwerpen wilt storten, plaatsen, neerleggen of juist wilt laten staan of laten liggen bij het waterstaatwerk of de beschermingszone. Een waterstaatswerk is: een oppervlaktewaterlichaam (zoals een watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee), een bergingsgebied, een waterkering of een ondersteunend kunstwerk (zoals een sluis, stuw of brug). Let op! Raadpleeg uw waterbeheerder vooraf of u een watervergunning nodig hebt of dat u alleen een melding hoeft te doen. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1 > Kruis aan wat van
Gebruik 1a Op welke wijze wilt u gebruikmaken van het waterstaatwerk? Meerdere opties zijn mogelijk
toepassing is en ga verder bij de voor u relevante vra(a)g(en)
Activiteiten
! Bijlage
Dempen van een oppervlaktewaterlichaam
2
Graven van een oppervlaktewaterlichaam
3
Ontwikkelen of inrichten van natuur
4
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een brug
5
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een dam (met of zonder duiker)
6
Beschoeien (oeververdediging)
7
Aanbrengen van beplanting in of nabij een oppervlaktewaterlichaam
8
Overige activiteiten in of nabij oppervlaktewaterlichamen
9
Oprichten van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, in de Noordzee
10
Activiteiten in, op of nabij waterkeringen
11
Aanleggen van kabels of leidingen
12
Innemen van een ligplaats
13
Bouwen, wijzigen of verwijderen van een steiger of vlonder
14
Wijzigen van het waterpeil
15
Aanbrengen van verhard oppervlak (waaronder dakoppervlak)
16
Activiteiten in een waterbodem
17
1b Voeg als bijlage toe: een constructietekening van de voorgenomen activiteiten
2
Vraag
Dempen van een oppervlaktewaterlichaam 2a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Geheel dempen van een oppervlaktewaterlichaam Dempen van een deel van een oppervlaktewaterlichaam Versmallen van een oppervlaktewaterlichaam
15 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
2b Geef aan wat de lengte is van het te dempen oppervlaktewaterlichaam in meters zie bijlage B
m
2c Geef aan wat de omvang is van de demping in vierkante en kubieke meters zie bijlage B
m2
Zie bijlage B
m3
2d Omschrijf hieronder de toe te passen materialen voor de demping
Zie bijlage B
3
Graven van een oppervlaktewaterlichaam 3a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Graven van een nieuw oppervlaktewaterlichaam Verbreden van een bestaand oppervlaktewaterlichaam 3b Vermeld de afmetingen van de vernieuwing of verbreding in meters Nieuw oppervlaktewaterlichaam: Zie bijlage B
m lengte
Zie bijlage B
m bodembreedte
Verbreding oppervlaktewaterlichaam: m lengte m bodembreedte
3c Wat is de taludhelling van het nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam?
Zie bijlage B
4
Ontwikkelen of inrichten van natuur 4a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Inrichten van een natuurvriendelijke oever Ontwikkelen van natuur, zoals het creëren van dynamische begroeiing (bijvoorbeeld ooibossen) Aanleggen van fauna-uittredingsplaatsen Aanleggen van faunapassages Aanleggen van ecologische verbindingszones Natuurvriendelijk oever: 4b Vermeld de lengte van de natuurvriendelijke oever in meters m
4c Omschrijf hieronder de toe te passen materialen en/of beplanting
! Bijlage
4d Voeg als bijlage toe: een profielschets van de natuurvriendelijke oever
16 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Natuurontwikkeling/dynamische begroeiing: ! Bijlage
4e Voeg als bijlage toe: een vegetatiekaart
5
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een brug 5a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanleggen van van een nieuwe brug Wijzigen van een bestaande brug Verwijderen van een brug 5b Vermeld de afmetingen van de brug in meters m lengte m breedte
5c Vermeld de hoogte van de brug ten opzichte van het waterpeil of maaiveld in meters m boven waterpeil m boven maaiveld
5d Omschrijf de afwerking of inrichting van de taluds onder de brughoofden
6
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van een dam (met of zonder duiker) 6a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanleggen van een nieuwe dam Wijzigen van een bestaande dam Verwijderen van een dam 6b Vermeld de afmetingen van de dam in meters Zie bijlage B
m lengte
Zie bijlage B
m lengte van de eventuele duiker op de waterlijn
Zie bijlage B
m diameter van de duiker of m breedte x m hoogte van de duiker
Zie bijlage B
m bovenbreedte van de dam m huidige lengte van de te wijzigen dam (als van toepassing)
7
Beschoeien (oeververdediging ) 7a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanleggen van nieuwe beschoeiing Vervangen van bestaande beschoeiing Verwijderen van bestaande beschoeiing Anders, namelijk:
17 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
7b Kruis aan wat de samenstelling is van de beschoeiing Beton Staal Kunststof Hout, namelijk: Anders, namelijk: 7c Vermeld de lengte en hoogte van de beschoeiing ten opzichte van de waterlijn in meters m lengte m hoogte
8
Aanbrengen van beplanting in of nabij een oppervlaktewaterlichaam 8a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanplanten van bomen Verwijderen van bomen of beplanting Aanbrengen van overige beplanting, namelijk:
8b Omschrijf om welke soort bomen of beplanting het gaat
9
Overige activiteiten in of nabij oppervlaktewaterlichamen 9a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Plaatsen van hekwerken en afrasteringen Oprichten van een gebouw, zoals een woning of bedrijfspand Plaatsen van nutsvoorzieningen (meet- en regelstations, e.d.) (Ver)bouwen van een boothuis Plaatsen van afmeerpalen Plaatsen van remmingwerken Aanbrengen van lozingswerken, namelijk: Plaatsen van mosselzaadinvanginstallaties Plaatsen van meetpalen Aanbrengen van visfuiken of ander vistuig Oprichten van een windturbine(park) Oprichten van een zendmast Anders, namelijk:
10
Oprichten van bouwwerken, niet zijnde gebouwen, in de Noordzee
! Bijlage
10a Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten voor het rechtmatig gebruik van de Noodzee door derden
! Bijlage
10b Voeg als bijlage toe : een beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten in de Noordzee voor het milieu
! Bijlage
10c Voeg als bijlage toe: een oprichtings- en inrichtingsplan Alleen voor activiteiten in de exclusieve economische zone :
! Bijlage
10d Voeg als bijlage toe: een beschrijving van het nut en de noodzaak van het oprichten van het werk of de installatie
18 van 38
Aanvraag
11
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Activiteiten in, op of nabij waterkeringen 11a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Oprichten van een gebouw, zoals een woning, bedrijfspand, strandpaviljoen of strandhuisje Aanbrengen van een waterinlaat- of wateruitlaatconstructie Plaatsen van een windturbine(park) Aanleggen van een oprit of grondlichaam Aanbrengen van een baggerdepot of gronddepot Ontgraven van grond Beweiden met vee, namelijk: soort vee:
aantal te beweiden stuks vee:
Organiseren van een wedstrijd of evenement, namelijk in de periode: van (dd/mm/jjjj):
tot (dd/mm/jjjj):
Aanbrengen van beplanting/bomen, namelijk: soort: Verwijderen van beplanting/bomen, namelijk: soort : Uitvoeren van boringen of sonderingen Oprichten van zandbanketten op het strand ten behoeve van niet-permanente bebouwing Verplaatsen van zand op het strand (anders dan zandbanket) Andere werkzaamheden, namelijk:exploiteren van een windturbinepark
! Bijlage
11b Voeg als bijlagen toe: tekeningen, berekeningen, werkplan en boorplan (als aanvulling op de constructietekening)
12
Aanleggen van kabels of leidingen 12a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanleggen van kabels of leidingen in of nabij een oppervlaktewaterlichaam Aanleggen van kabels of leidingen in, op of nabij een waterkering Aanleggen van kabels of leidingen in, op of nabij een oppervlaktewaterlichaam en een waterkering 12b Kruis aan om welke kabels of leidingen het gaat Aanleggen van een vloeistofleiding Aanleggen van kabels Aanleggen van een warmtetransportleiding Aanleggen van kabels ten behoeve van telecom/televisie Aanleggen van een drukleiding
bar, namelijk een:
van
gasleiding waterleiding riolering overige drukleiding, namelijk:
Aanleggen van een gasleiding, namelijk een: Hogedrukleiding, namelijk met een druk van: Lagedrukleiding, namelijk met een druk van:
bar bar
Anders, namelijk:
! Bijlage
12c Voeg als bijlagen toe: een (tracé-)tekening, berekeningen, een omschrijving van de aanlegmethode, een boorplan en een werkplan (als aanvulling op de constructietekening)
19 van 38
Aanvraag
13
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Innemen van een ligplaats 13a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Afmeren van een woonboot Afmeren van een recreatieschip Afmeren voor de beroepsvaart Anders, namelijk:
13b Wat is het soort of type vaartuig of woonschip?
13c Vermeld de afmetingen en diepgang van het vaartuig of woonschip in meters m lengte m hoogte m diepgang
13d Wat is de eventuele lading(vracht) van het vaartuig?
14
Bouwen, wijzigen of verwijderen van een steiger of vlonder 14a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Bouwen van een steiger Wijzigen van een steiger Bouwen van een vlonder Wijzigen van een vlonder Verwijderen van een vlonder of steiger 14b Vermeld de huidige afmetingen van de te wijzigen steiger/vlonder in meters m lengte m breedte
15
Wijzigen van het waterpeil 15a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Peilverhoging t.o.v. het door de waterbeheerder gehanteerde peil, namelijk:
cm
Peilverlaging t.o.v. het door de waterbeheerder gehanteerde peil, namelijk:
cm
15b Vermeld de periode van de gewenste peilafwijking: van (dd/mm/jjjj):
tot (dd/mm/jjjj):
15c Welke werken behoren bij de peilafwijking? Pomp, namelijk met een capaciteit van: m³ per uur
Inlaat Stuw Bemalen drainage Anders, namelijk:
! Bijlage
15d Voeg als bijlagen toe: tekeningen en een rapport peilwijziging
20 van 38
Aanvraag
16
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Aanbrengen van verhard oppervlak (waaronder dakoppervlak) 16a Kruis aan wat van toepassing is op de aanvraag Aanbrengen van verharding Inrichten van een opslagdepot (bijvoorbeeld voor grond of grind) Bouwen van dakoppervlak Bouwen van kassen Anders, namelijk:
16b Wat is het soort of type van de aan te brengen verharding?
16c Vermeld de oppervlakte van de aan te brengen verharding, dakoppervlak of kassen m2
16d Omschrijf de wijze van afvoer van het hemelwater dat op de verharding valt
16e Omschrijf de compenserende of bergende maatregelen voor de aan te brengen verharding, dakoppervlak of kassen
17
Activiteiten in een waterbodem 17a Hoeveel baggerspecie wordt verwijderd? m3
17b Wat is de omvang van het totaal te baggeren oppervlak? m lengte m breedte
17c Wat is de bestemming van de baggerspecie? Depot Hergebruik Anders, namelijk:
21 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Overzicht bijlagen bij blad A3 > Voorzie elke bijlage van
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1b
Constructietekening met berekeningen
Criteria: minimaal A4, goed leesbare gegevens, geen „verkleinde' aanlevering‟ in verband met de schaalindeling, correcte schaalindeling en onderbouwende berekeningen.
A3-1b
4d
Profielschets
Profielschets van de oever.
A3-4d
4e
Vegetatiekaart
Een vegetatiekaart, schaal 1 : 5000, met weergave van de vegetatiesoort en de contour waar de soort naar verwachting ontstaat, of wordt gepland. Geef op de kaart de ruwheidstypen in gesloten contouren en aangegeven door gekleurde vlakken weer. Geef ook de contouren, als van toepassing, van bebouwing weer op de kaart. Bebouwing wordt meegenomen in de bepaling van de weerstand van de stroming.
A3-4e
10a
Beschrijving gevolgen rechtmatig gebruik
Beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten voor het rechtmatig gebruik van de Noordzee door derden
A3-10a
10b
Beschrijving milieugevolgen
Beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen activiteiten voor het milieu
A3-10b
10c
Oprichtings- en inrichtingsplan
Omschrijving van de veiligheidswaarborgen, het onderhoud, de verlichtingsmaatregelen, maatregelen ter voorkoming en beperking van calamiteiten, en de wijze van verwijdering van de installatie.
A3-10c
10d
Beschrijving nut en noodzaak
Beschrijving van het nut en de noodzaak van het oprichten van het werk of de installatie in de EEZ.
A3-10d
11b
Tekeningen
Tekening met een dwarsdoorsnede van het werk ten opzichte van de waterkering met maatvoeringen en een tekening met de dwarsdoorsnede van de huidige situatie (ten opzichte) van de waterkering.
A3-11b
11b
Berekeningen
Berekeningen op basis van gegevens verkregen uit grondonderzoek conform normering TAW/ENW door een op dit vakgebied ter zake kundige. De berekeningen tonen ten minste aan dat: door de activiteiten de stabiliteit van de waterkering of kade niet afneemt, door de activiteiten de waterkering of kade niet zodanig waterdoorlatend wordt dat risico‟s ontstaan in de vorm van piping en kwel. door eventuele bemaling tijdens de activiteiten geen schade wordt veroorzaakt aan de (grondlagen in de) waterkering of kade en naastgelegen ondervelden.
A3-11b2
11b
Werkplan
Plan van aanpak
A3-11b3
11b
Boorplan
Boorplan is nodig als de waterkering of de bijbehorende beschermingszone wordt gekruist door een horizontaal gestuurde (HDD-)boring. Het boorplan bevat een beschrijving van de horizontaal gestuurde boring.
A3-11b4
12c
Tracé-tekening van de kabel of leiding
De ligging van de kabel of leiding, in een gangbare, goed leesbare schaal, met daarop de leidinggegevens en eventueel bijkomende werken. Als detailtekening op de tracé-tekening zelf of apart aangeven: kruisingen met oppervlaktewaterlichamen in doorsnede met opgave van maatvoeringen en de kabel- of leidinggegevens. vermelding van de aanlegmethode.
A3-12c
12c
Berekening van de leiding en de effecten
Een berekening van de leiding en de effecten op de waterkering conform de NEN 3650, 3651-serie, NPR 3659.1996 als de kabel of leiding binnen de waterkering wordt gelegd.
A3-12c2
12c
Tekening kabel of leiding binnen waterkering
Doorsnede van de kabel en/of leiding ten opzichte van de waterkering met vermelding van eventuele boogstralen (bij kruisingen), gegevens van toegepaste materialen en het te transporteren medium.
A3-12c3
12c
Boorplan
Boorplan is nodig als een oppervlaktewaterlichaam, waterkering of bijbehorende beschermingszone wordt gekruist door een horizontaal gestuurde (HDD-)boring. Het boorplan bevat een beschrijving van de horizontaal gestuurde boring.
A3-12c4
12c
Werkplan
Plan van aanpak met omschrijving van de aanlegmethode als de kabel of leiding binnen de waterkering wordt gelegd.
A3-12c5
15d
Tekeningen
Een tekening met de begrenzing van het gebied waarop de peilwijziging van
A3-15d
het juiste nummer
22 van 38
Aanvraag
Watervergunning A3. Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
invloed is, plus detailtekeningen van alle toegepaste peilregulerende werken met vermelding van de gebruikte schaal en toegepaste materialen. 15d
Rapport peilwijziging
Beschrijving van de noodzaak van de peilwijziging, de gevolgen van de peilwijziging voor de waterhuishouding en voor eventuele derden.
A3-15d2
23 van 38
Aanvraag
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Inleiding Vul dit onderdeel in als u grondwater wilt onttrekken, water wilt infiltreren of een bodemenergiesysteem wilt realiseren, waarbij grondwater wordt onttrokken of water in de bodem wordt gebracht. Raadpleeg uw waterschap vooraf of u een vergunning nodig hebt of dat u kunt volstaan met een melding. Raadpleeg echter de provincie in de volgende gevallen:
Onttrekkingen of infiltraties voor industriële toepassingen, als meer dan 150.000 m³/jaar wordt onttrokken Onttrekkingen of infiltraties voor de openbare drinkwatervoorziening Onttrekkingen of infiltraties voor een bodemenergiesysteem.
In deze gevallen is ontheffing van de vergunningplicht alleen mogelijk als de onttrekking niet meer dan 10 m3/uur bedraagt. Vul ook onderdeel A1 van dit formulier in als bij het boren van onttrekkingsof infiltratieputten spuiwater ontstaat dat u in een oppervlaktewaterlichaam wilt lozen. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1
Onttrekkingen 1a Wat is het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt? Provincie bevoegd gezag industriële toepassingen (>150.000 m3/jaar) openbare drinkwatervoorziening bodemenergiesysteem
Waterschap bevoegd gezag industriële toepassingen (<150.000 m3/jaar) drinkwater vee bronbemaling bodem- en/of grondwatersanering beregening anders, namelijk:
1b Vul in de tabel de gegevens van de onttrekkingsputten in
> Ga bij meer putnummers verder op een aparte bijlage
Putnummer
Nr.
Nieuw of bestaand (n/b) Diameter filter(s) (m) Lengte filter(s) (m) Bovenkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP) Onderkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP) Bovenkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv) Onderkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv) Brutopompcapaciteit (m3/uur) Pompcapaciteit (m3/uur) RD-coördinaten (X/Y)*
*plaatsaanduiding t.o.v .het Rijksdriehoeksnet
Nr.
Onttrekkingsputten Nr.
Nr.
24 van 38
Aanvraag
> Vul bij een tijdelijke
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
1c Geef de hoeveelheden water aan die u maximaal wilt onttrekken
onttrekking ook het totaal in
m3 per uur
m3 per etmaal m3 per maand m3 per kwartaal m3 per jaar m3 totaal
! Bijlage
1d Voeg als bijlage toe: een beschouwing van de (mogelijk) negatieve gevolgen van de onttrekking(en) en hun omvang
! Bijlage
1e Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die u treft om de (mogelijk) negatieve gevolgen van de onttrekking(en) te voorkomen of te beperken 1f Wat gebeurt met het onttrokken grondwater, dat niet wordt verbruikt? Lozen in een oppervlaktewaterlichaam Lozen via de gemeentelijke riolering Terugbrengen in de bodem/grondwater Anders, namelijk:
2 > Ga bij meer putnummers
Infiltraties 2a Vul in de tabel de gegevens van de infiltratieputten in
verder op een aparte bijlage Putnummer
Nr.
Nr.
Infiltratieputten Nr.
Nieuw of bestaand (n/b) Diameter filter(s) (m) Lengte filter(s) (m) Bovenkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP) Onderkant filter(s) t.o.v. NAP (m±NAP) Bovenkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv) Onderkant filter(s) t.o.v. maaiveld (m±mv) Brutopompcapaciteit (m3/uur) Pompcapaciteit (m3/uur) RD-coördinaten (X/Y)* *plaatsaanduiding t.o.v .het Rijksdriehoeksnet
2b Geef de hoeveelheden water aan die u maximaal wilt infiltreren m3 per uur m3 per etmaal m3 per maand m3 per kwartaal m3 per jaar m3 totaal
Nr.
25 van 38
Aanvraag
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
2c Op welke wijze wordt water geïnfiltreerd? Bodeminfiltratie Putinfiltratie ! Bijlage
2d Voeg als bijlage toe: een rapport met de herkomst en de samenstelling van het te infiltreren water
! Bijlage
2e Voeg als bijlage toe: een beschouwing van de (mogelijk) negatieve gevolgen van de infiltratie(s) en hun omvang
! Bijlage
2f Voeg als bijlage toe: een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die u treft om de (mogelijk) negatieve gevolgen van de infiltratie(s) te voorkomen of te beperken
3
Bodemenergiesystemen 3a Geef de pompcapaciteit aan m3 per uur
3b Geef de hoeveelheden water aan die u maximaal in de bodem wilt brengen m3 per uur m3 per etmaal m3 per maand m3 per kwartaal m3 per jaar
3c Geef de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per jaar aan m3 per jaar
3d Op welke wijze wordt water in de bodem gebracht of in de bodem verplaatst? Monobronsysteem Doubletsysteem Anders, namelijk:
! Bijlage
3e Voeg als bijlage toe: een rapport met de samenstelling van het in de bodem te brengen water
! Bijlage
3f Voeg als bijlage toe: een beschouwing van de (mogelijk) negatieve gevolgen van het bodemenergiesysteem en hun omvang
26 van 38
Aanvraag
Watervergunning A4. Water in de bodem brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Overzicht bijlagen bij blad A4 > Voorzie elke bijlage van
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1b
Tabel onttrekkingsputten
Gegevens van de onttrekkingsputten.
A4-1b
1d
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschouwing van de mogelijk (negatieve) gevolgen van de onttrekking(en) aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-1d
1e
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschrijving van de voorgenomen maatregelen aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-1e
2a
Tabel infiltratieputten
Gegevens van de infiltratieputten.
A4-2a
2d
Analyserapport
Rapport dat inzicht geeft in de samenstelling (relevante parameters) van het te infiltreren water.
A4-2d
2e
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschouwing van de mogelijk (negatieve) gevolgen van de infiltratie(s) aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-2e
2f
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschrijving van de voorgenomen maatregelen aan de hand van criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-2f
3e
Analyserapport
Rapport dat inzicht geeft in de samenstelling (relevante parameters) van het in de bodem te brengen water.
A4-3e
3f
Beschouwing met onderbouwend rapport
Beschouwing van de mogelijk (negatieve) gevolgen van het bodemenergiesysteem aan de hand van de criteria zoals genoemd in de toelichting.
A4-3f
het juiste nummer
27 van 38
Aanvraag
Watervergunning A5. Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
A5. Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken Inleiding Vul dit onderdeel in als u grote hoeveelheden water in een oppervlaktewaterlichaam wilt lozen of daaraan grote hoeveelheden wilt onttrekken. Afhankelijk van de hoeveelheden water die u wilt lozen of onttrekken en van de criteria die de waterbeheerder hanteert kunt u volstaan met een melding of heeft u een watervergunning nodig. Raadpleeg bij twijfel de bevoegde instantie. Als bij de vraag een toelichting (i) of een bijlage (!) hoort, dan is dit aangegeven. Toelichtingen (i) staan op een apart toelichtingenblad.
1 > Gebruik zo nodig een
Noodzaak 1a Geef aan wat de noodzaak is van het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam
aparte bijlage
2 > Gebruik zo nodig een
In- en uitstroomvoorzieningen 2a Vul in de tabel gegevens van de in- en uitstroomvoorzieningen in
aparte bijlage Instroomvoorziening
Uitstroomvoorziening
Pompcapaciteit (m³/uur) Afmetingen Lengte (m) Breedte x hoogte (m) of Diameter (m) Ligging Diepte t.o.v. maaiveld (m±mv) Afstand t.o.v. oever (m)
! Bijlage
2b Voeg als bijlage toe: een tekening met de ligging van de in- en uitstroomvoorzieningen
3
Hoeveelheid 3a Vul in de tabel per periode de maximaal te onttrekken of te lozen waterhoeveelheden in Voorjaar (1/3 – 31/5)
Zomer (1/6 – 31/8)
Najaar (1/9 – 30/11)
Winter (1/12 – 28/2)
Lozing (max. m3/uur) Onttrekking (max. m3/uur)
3b Hoe worden de onttrokken en geloosde hoeveelheden water vastgesteld? Debietmeting Pompcapaciteit x draaiuren Schatting Anders, namelijk:
! Bijlage
3c Voeg als bijlage toe: een rapport dat een beschrijving bevat van de maatregelen om visintrek tegen te gaan
28 van 38
Aanvraag
Watervergunning A5. Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Overzicht bijlagen bij blad A5 > Voorzie elke bijlage van
Vraag
Benodigde bijlage
Toelichting
Nummer
1a
Omschrijving
Onderbouwing van de noodzaak van lozen in een oppervlaktewaterlichaam.
A5-1a
2a
Tabel
Gegevens van in- en uitstroomvoorzieningen.
A5-2a
2b
Tekening in- en uitstroomvoorzieningen
Schets van de ligging van de in- en uitstroomvoorzieningen, inclusief de hoek ten opzichte van de stroomrichting. Geef op de tekening ook de monsterpunten aan.
A5-2b
3c
Rapport maatregelen
Onderbouwend rapport dat een beschrijving bevat van de maatregelen om visintrek tegen te gaan. Maatregelen zijn bijvoorbeeld: roosters (roosterdiameter vermelden), zeven (maaswijdte vermelden), en een terugvoersysteem voor vissen.
A5-3c
het juiste nummer
29 van 38
Aanvraag
Watervergunning Contactinformatie Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Contactinformatie Inleiding Hieronder vindt u adressen, telefoonnummers en websites van waterschappen, regionale diensten van Rijkswaterstaat, IVW/Waterbeheer en provincies. Deze contactgegevens hebt u onder andere nodig voor het aanvragen van vooroverleg over uw vergunningaanvraag.
1
Waterschappen Waterschap Aa en Maas Postbus 5049 5201 GA 's Hertogenbosch Telefoon (073) 615 66 66 Website www.aaenmaas.nl
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 130 1135 ZK Edam Telefoon (0299) 66 30 00 Website www.hhnk.nl
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Postbus 94370 1090 GJ Amsterdam Telefoon (0900) 93 94 Website www.agv.nl
Waterschap Hunze en Aa's Postbus 195 9640 AD Veendam Telefoon (0598) 69 38 00 Website www.hunzeenaas.nl
Waterschap Brabantse Delta Postbus 5520 4801 DZ Breda Telefoon (076) 564 10 00 Website www.brabantsedelta.nl
Waterschap Noorderzijlvest Postbus 18 9700 AA Groningen Telefoon (050) 304 89 11 Website www.noorderzijlvest.nl
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Postbus 550 3990 GJ Houten Telefoon (030) 634 57 00 Website www.destichtserijnlanden.nl
Waterschap Peel en Maasvallei Postbus 3390 5902 RJ Venlo Telefoon (077) 389 11 11 Website www.wpm.nl
Hoogheemraadschap van Delfland Postbus 3061 2601 DB Delft Telefoon (015) 260 81 08 Website www.hhdelfland.nl Waterschap De Dommel Postbus 10001 5280 DA Boxtel Telefoon (0411) 61 86 18 Website www.dommel.nl Wetterskip Fryslân Postbus 36 8900 AA Leeuwarden Telefoon (058) 292 22 22 Website www.wetterskipfryslan.nl Waterschap Groot Salland Postbus 60 8000 AB Zwolle Telefoon (038) 455 72 00 Website www.wgs.nl Waterschap Hollandse Delta Postbus 4103 2980 GC Ridderkerk Telefoon (0900) 200 50 05 Website www.wshd.nl
Waterschap Reest en Wieden Postbus 120 7940 AC Meppel Telefoon (0522) 27 67 67 Website www.reestenwieden.nl Waterschap Regge en Dinkel Postbus 5006 7600 GA Almelo Telefoon (0546) 83 25 25 Website www.wrd.nl Waterschap Rijn en IJssel Postbus 148 7000 AC Doetinchem Telefoon (0314) 36 93 69 Website www.wrij.nl Hoogheemraadschap van Rijnland Postbus 156 2300 AD Leiden Telefoon (071) 306 30 63 Website www.rijnland.net Waterschap Rivierenland Postbus 599 4000 AN Tiel Telefoon (0344) 64 90 90 Website www.waterschaprivierenland.nl
Waterschap Roer en Overmaas Postbus 185 6130 AD Sittard Telefoon (046) 420 57 00 Website www.overmaas.nl Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Postbus 4059 3006 AB Rotterdam Telefoon (010) 453 72 00 Website www.schielandendekrimpenerwaard.nl Waterschap Vallei & Eem Postbus 330 3830 AJ Leusden Telefoon (033) 434 60 00 Website www.wve.nl Waterschap Velt en Vecht Postbus 330 7740 AH Coevorden Telefoon (0524) 59 22 22 Website www.veltenvecht.nl Waterschap Veluwe Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn Telefoon (055) 527 29 11 Website www.veluwe.nl Waterschap Zeeuwse Eilanden Postbus 1000 4330 ZW Middelburg Telefoon (0118) 62 10 00 Website www.wze.nl Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Postbus 88 4530 AB Terneuzen Telefoon (0115) 64 10 00 Website www.wszv.nl Waterschap Zuiderzeeland Postbus 229 8200 AE Lelystad Telefoon (0320) 27 49 11 Website www.zuiderzeeland.nl
30 van 38
Aanvraag
2
Watervergunning Contactinformatie Ministerie van Verkeer en Waterstaat Aanvraag
Regionale diensten Rijkswaterstaat Contactgegevens voor het aanvragen van vooroverleg: Dienst Noord-Nederland Postbus 2301 8901 JH Leeuwarden Telefoon (058) 234 43 44
Dienst Noord-Holland Postbus 3119 2001 DC Haarlem Telefoon (023) 530 13 01
Dienst Limburg Postbus 25 6200 MA Maastricht Telefoon (043) 329 44 44
Dienst Oost-Nederland Postbus 9070 6800 ED Arnhem Telefoon (026) 368 89 11
Dienst Zuid-Holland Postbus 556 3000 AN Rotterdam Telefoon (010) 402 62 00
Dienst Noordzee Postbus 5807 2280 HV Rijswijk Telefoon (070) 336 66 00
Dienst IJsselmeergebied Postbus 600 8200 AP Lelystad Telefoon (0320) 299 111
Dienst Zeeland Postbus 5014 4330 KA Middelburg Telefoon (0118) 622 000
Dienst Utrecht Postbus 24094 3502 MB Utrecht Telefoon (088) 797 3111
Dienst Noord-Brabant Postbus 90157 5200 MJ Den Bosch Telefoon (073) 681 78 17
Website voor alle diensten: www.rws.nl
Aanvragen voor een watervergunning met Rijkswaterstaat als bevoegd gezag worden naar een centraal loket gestuurd:
[email protected] (voor digitale aanvragen) Service Center Vergunningen Rijkswaterstaat (voor schriftelijke aanvragen) Postbus 4142 6202 PA Maastricht
3
Inspectie Verkeer en Waterstaat/Waterbeheer (eigen RWS-werken) Vergunningen voor eigen werken van Rijkswaterstaat worden aangevraagd via
[email protected] of Service Center Vergunningen Rijkswaterstaat (zie onder 2), maar verleend door de Inspectie Verkeer en Waterstaat/Waterbeheer, website www.ivw.nl.
4
Provincies Provincie Groningen Postbus 610 9700 AP Groningen Telefoon (050) 316 49 11 Website www.provinciegroningen.nl
Provincie Gelderland Postbus 9090 6800 GX Arnhem Telefoon (026) 359 91 11 Website www.gelderland.nl
Provincie Zeeland Postbus 6001 4330 LA Middelburg Telefoon (0118) 63 10 11 Website www.zeeland.nl
Provincie Fryslân Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden Telefoon (058 )292 59 25 Website www.fryslan.nl
Provincie Utrecht Postbus 80300 3508 TH Utrecht Telefoon (030) 258 91 11 Website www.provincie-utrecht.nl
Provincie Noord-Brabant Postbus 90151 5200 MC ‟s-Hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Website www.brabant.nl
Provincie Drenthe Postbus 122 9400 AC Assen Telefoon (0592) 36 55 55 Website www.drenthe.nl
Provincie Noord-Holland Postbus 123 2000 MD Haarlem Telefoon (023) 514 31 43 Website www.noord-holland.nl
Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Telefoon (043) 389 99 99 Website www.limburg.nl
Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon (038) 499 88 99 Website www.overijssel.nl
Provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag Telefoon (070) 441 66 11 Website www.zuid-holland.nl
Provincie Flevoland Postbus 55 8200 AB Lelystad Telefoon (0320) 265 265 Website provincie.flevoland.nl
31 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Toelichtingen Inleiding Op dit blad vindt u een toelichting bij de diverse onderdelen van het aanvraagformulier watervergunning.
O1
Algemene gegevens 4 Wees zo nauwkeurig en uitgebreid als mogelijk. De locatie is bepalend voor de vraag welke instantie het bevoegd gezag is, en voor de beoordeling van de voorgenomen activiteiten. Bij „naam oppervlaktewaterlichaam‟ vermeldt u de naam van het oppervlaktewaterlichaam waarin de activiteiten zullen plaatsvinden (bijvoorbeeld Maas, Noordzee, Meppelerdiep, Roer). In het geval de activiteiten in de Noordzee plaatsvinden, geeft u ook de X/Y-coördinaten aan. 5 Geef zo concreet mogelijk aan wanneer de activiteiten beginnen. Vermeld bij een aanvraag voor een tijdelijke vergunning ook de te verwachten einddatum van de activiteiten. Het zal niet altijd mogelijk zijn om het begin of het eind van de activiteiten tot op de dag nauwkeurig te vermelden. Daar waar dat niet mogelijk is, kunt u volstaan met een globalere aanduiding. Als u meerdere activiteiten van uiteenlopende duur wilt uitvoeren, geeft u per activiteit aan om welke periode het gaat. 6a Geef als het een afvalwaterlozing betreft duidelijk aan tot welke IPPC-categorie of C-categorie van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit: zie bijlage 1) uw bedrijf behoort. 6b U motiveert uw vergunningaanvraag en geeft duidelijk aan welk belang u heeft bij de voorgenomen activiteiten. Het doel van de activiteiten is mede bepalend voor de vraag welk bestuursorgaan als bevoegd gezag optreedt, bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten als het gaat om één van de in artikel 6.4 van de Waterwet omschreven categorieën grondwateronttrekkingen (gebruiksdoelen) of een waterschap als het een andersoortige onttrekking betreft. Bij grondwateronttrekkingen is het gebruiksdoel ook relevant om te kunnen toetsen op efficiënt en effectief gebruik van het te onttrekken grondwater, zoals de eventuele noodzaak om drinkwaterkwaliteit te leveren.
O2
Activiteitenkeuze en ondertekening Het kan zijn dat u naast een watervergunning nog andere vergunningen nodig hebt of meldingen moet doen. Hieronder vindt u enkele voorbeelden van mogelijke andere verplichtingen. Deze lijst is niet compleet. Raadpleeg daarom uw gemeente of de bevoegde instantie voor regels die gelden in uw specifieke situatie. Milieuvergunning Deze vergunning is soms vereist voor het oprichten of wijzigen van een inrichting (bedrijf) of voor het lozen van afvalwater op de riolering (indirecte lozing). Veel inrichtingen vallen echter onder het Activiteitenbesluit, en u hebt dan geen milieuvergunning nodig. Voor onder meer IPPC-bedrijven is het wettelijk verplicht om volgens een coördinatieregeling de procedures voor de watervergunning en de milieuvergunning onderling af te stemmen. Zo wordt een aanvraag om een watervergunning buiten behandeling gelaten als niet binnen zes weken ook een aanvraag om een milieuvergunning is ingediend. Vraag de milieuvergunning aan bij de gemeente, of als het gaat om grote inrichtingen bij de provincie of het ministerie van VROM. Bouwvergunning De bouwvergunning is vereist voor het bouwen van bouwwerken. In bepaalde gevallen is geen bouwvergunning vereist, zie daarvoor het Besluit bouwvergunningsvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken. Vraag de bouwvergunning aan bij de gemeente. Ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet Deze ontheffing is vereist als u in gebieden met beschermde planten en dieren activiteiten wilt uitvoeren. Vraag de ontheffing aan bij het ministerie van LNV. Vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet De natuurbeschermingswetvergunning is vereist als u in of bij beschermde natuurgebieden activiteiten wilt uitvoeren. Vraag de vergunning aan bij de provincie (of in uitzonderlijke gevallen bij het ministerie van LNV). Melding op grond van het Activiteitenbesluit Deze melding is nodig als u gaat lozen vanuit een inrichting die onder het Activiteitenbesluit valt. U kunt uw melding aan de waterbeheerder digitaal doen door de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM: zie http://aim.vrom.nl) te gebruiken. Meldingen op grond van het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Besluit glastuinbouw, het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij Deze meldingen zijn nodig als u vanuit een huishouden huishoudelijk afvalwater gaat lozen in een oppervlaktewaterlichaam
32 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
of op de bodem, als u een glastuinbouwbedrijf opricht of wijzigt of als u gaat lozen in verband met agrarische activiteiten. Dien de melding in bij de waterbeheerder. Melding op grond van het Besluit bodemkwaliteit Deze melding is nodig als u grond of baggerspecie gaat toepassen (bijvoorbeeld in een oppervlaktewaterlichaam of binnen de 12-mijlszone van de Noordzee). Dien de melding in bij Agentschap NL. Andere meldingen van voorheen vergunningplichtige activiteiten De meldingsplicht geldt voor een groot deel van de activiteiten waar tot voor kort op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wet op de waterhuishouding, de Grondwaterwet of de Keur van het waterschap een vergunning of keurontheffing voor nodig was. Raadpleeg uw waterbeheerder! Ontheffing van de provinciale landschapsverordening Deze ontheffing is nodig als u een oppervlaktewaterlichaam wilt dempen. Vraag deze ontheffing aan bij de provincie. Ontheffing op grond van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer Deze ontheffing is nodig als u een oppervlaktewaterlichaam wilt dempen met houtachtig materiaal. Vraag deze ontheffing aan bij de provincie. Vergunning op basis van de Ontgrondingenwet De ontgrondingenvergunning is nodig als u grote hoeveelheden grond wilt ontgraven. Vraag deze vergunning aan bij de provincie, of bij ontgronding in rijkswateren bij Rijkswaterstaat. Milieueffectrapportage (m.e.r.) De m.e.r. is vaak verplicht als activiteiten groot van omvang zijn. In het Besluit milieueffectrapportage 1994 kunt u nagaan of de m.e.r.-plicht in uw situatie geldt. Stuur in dat geval een m.e.r. mee met de aanvraag voor een watervergunning. Vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) De omgevingsvergunning is vereist bij bouw-, woon-, ruimte-, natuur- en milieu-activiteiten, en bij lozing van afvalwater via de riolering (indirecte lozing). De omgevingsvergunning combineert onder meer de milieu- en bouwvergunning, en kunt u aanvragen zodra de Wabo in werking treedt (naar verwachting in de loop van 2010). Vraag deze vergunning te zijner tijd aan bij de gemeente.
A1
Stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen 3c In overleg met de bevoegde instantie kan de Proteusmodellering in minder complexe situaties mogelijk vervallen. 5a Denk bij de afvalwaterstromen in ieder geval aan: procesafvalwater, koelwater, ketelspuiwater, regeneratiewater van ionenwisselaars, laboratoriumafvalwater, spoelwater ontijzering, (mogelijk) verontreinigd hemelwater en huishoudelijk afvalwater 5c/d Als het om koelwater gaat, vermeldt u: welke chemicaliën eventueel aan het koelwater zijn toegevoegd, alsook de jaarlijks geloosde hoeveelheid chemicaliën en de concentratie van deze stoffen in het geloosde koelwater (5c) de maximale temperatuur van het koelwater bij lozing (5c) op een aparte bijlage: de warmtevracht, inclusief berekeningen (5d). De warmtevracht van een koelwaterlozing wordt berekend als het product van: a. het lozingsdebiet van koelwater in kubieke meter per seconde; b. het verschil tussen de lozingstemperatuur en de temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater in graden Celsius; c. de warmtecapaciteit van het koelwater, die gelijk is aan 4190 kilojoule per kubieke meter per graad temperatuurverhoging. Kleinere koelwaterlozingen vallen onder het Activiteitenbesluit. 5f Bedrijfsomstandigheden, zoals proefdraaien, in bedrijf stellen, uit bedrijf nemen, schoonmaak- en herstelwerkzaamheden. 6a Hierbij valt te denken aan maatregelen en/of onderzoeken gericht op: grondstof-, hulpstof-, en productkeuze toepassing van schone technologie, nieuw(e) productieproces of bedrijfsvoering en procesgeïntegreerde maatregelen. 6b Hierbij valt te denken aan: kringloopsluiting (hergebruik binnen het productieproces/de bedrijfsvoering) hergebruik buiten het productieproces/de bedrijfsvoering en opwerking t.b.v. mogelijk hergebruik. 9a Geef een korte, niet-technische samenvatting van de inhoud van dit deel van de vergunningaanvraag. Zorg dat hierbij alle genoemde onderwerpen aan de orde komen. De samenvatting is bedoeld voor het informeren van het publiek over de lozing waarvoor vergunning wordt gevraagd, de milieubelasting die wordt veroorzaakt en de maatregelen die worden getroffen om deze milieubelasting te beperken. Een derde moet met behulp van de samenvatting zijn/haar
33 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
oordeel kunnen vormen over de lozing.
A2
Stoffen in zee brengen Het staat de aanvrager in beginsel vrij vergunning te vragen voor alle in artikel 6.3 van de Waterwet genoemde activiteiten, maar van oudsher wordt voor de Noordzee een stringent vergunningenbeleid gehanteerd. Feitelijk kunnen alleen stortingen van baggerspecie worden vergund, mits aan bepaalde (kwaliteits)criteria wordt voldaan en er geen landalternatief voor handen is. Daarom biedt het aanvraagformulier alleen ruimte voor het aanvragen van baggerspeciestortingen buiten de 12mijlszone (binnen de exclusieve economische zone). Overigens zullen deze activiteiten economisch vaak niet aantrekkelijk zijn, vanwege de grote afstanden die moeten worden overbrugd. Toepassingen van baggerspecie of grond binnen de 12-mijlszone vallen onder het Besluit bodemkwaliteit. Als een initiatiefnemer andere activiteiten dan baggerspeciestortingen wil verrichten (binnen of buiten de 12-mijlszone), moet dit via het vooroverleg met het bevoegde gezag (Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat) expliciet aan de orde worden gesteld. 1 Vermeld de X/Y-coördinaten van de bagger- en stortlocatie en voeg een overzichtskaart van beide locaties als bijlage bij. 2/3 Vermeld de aard, samenstelling, eigenschappen en hoeveelheid van de te baggeren en te storten specie. Het gaat hierbij om de aard (zoals zand, klei, leem, slib), de chemische samenstelling, de korrelgrootteverdeling, het drogestofgehalte en om de hoeveelheid in m3. Bij het beoordelen van de toelaatbaarheid van het storten van baggerspecie in de Noordzee zal het bevoegde gezag de normen die worden gehanteerd bij de zogenaamde zoutebaggertoets (zie http://www.helpdeskwater.nl/zeeslib/norm/) als referentie hanteren. Uit de aanvraag zal dan ook moeten blijken in hoeverre de baggerspecie aan deze normen voldoet. In de praktijk zal de aanvrager analyserapporten van de chemische samenstelling van de baggerspecie als bijlage bij de aanvraag voegen. Op grond daarvan kan het bevoegd gezag beoordelen of de baggerspecie voor storting in de Noordzee in aanmerking komt. Het bij vraag 2c bedoelde rapport laat zien hoe het vereiste bodemonderzoek is uitgevoerd. NEN 5720 geeft hiervoor richtlijnen, zoals het minimaal vereiste aantal boringen, monsters en analyses. Het is verstandig de te volgen onderzoekshypothese tijdens het vooroverleg aan de orde te stellen.
A3
Waterstaatwerk of beschermingszone gebruiken 1b De constructietekening heeft de volgende onderdelen: een schets van de bestaande situatie en de toekomstige situatie na voltooiing van de activiteiten een detailtekening van het werk met vermelding van de gebruikte schaal en toegepaste materialen een situering van het werk inclusief maatvoering ten opzichte van het oppervlaktewaterlichaam of de waterkering waarin, waarlangs of in de nabijheid waarvan het werk wordt aangebracht; maatvoeringen ten opzichte van het waterpeil of het maaiveld met vermelding van de NAPhoogte onderbouwende berekeningen, voor zover relevant. 2a Overleg van te voren met uw waterbeheerder omdat u de gewenste demping mogelijk volledig moet compenseren door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Als u voor het dempen grond of baggerspecie wilt gebruiken, bent u verplicht dat op grond van het Besluit bodemkwaliteit vooraf (digitaal) te melden bij Agentschap NL. Ook hebt u mogelijk ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig op grond van een provinciale landschapsverordening. Als u voor de demping houtachtig afval wilt gebruiken, is daar op grond van de Wet milieubeheer ontheffing van Gedeputeerde Staten voor nodig. 3a De waterbeheerder kan eisen stellen aan de minimale afmeting van een nieuw oppervlaktewaterlichaam of de minimaal toe te voegen (bodem)breedte als u een bestaand oppervlaktewaterlichaam wilt verbreden. De taludhelling is onder meer afhankelijk van de grondsoort. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Als u vrijgekomen materiaal elders wilt toepassen, is het op grond van het Besluit bodemkwaliteit verplicht dat u vooraf een melding doet. 4b Over het algemeen worden natuurvriendelijke oevers buiten het normale profiel van de oppervlaktewaterlichamen aangelegd. Het is mogelijk noodzakelijk dat u een onderhoudsplan overlegt. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 4e Het doel van de vegetatiekaart is om alle weerstanden voor de stroming binnen het inrichtingsgebied vast te leggen. Dit is de stromingsweerstand van de vegetatie, maar ook de bodemwrijving die ontstaat door plassen, strangen en geulen. De aanwezigheid van vegetatietypen met de daarbij behorende stromingsweerstanden/bodemwrijving vertaalt u op de vegetatiekaart naar ruwheidstypen. Rijkswaterstaat onderscheidt de volgende veertien ruwheidstypen: 1. 2. 3.
Open water Strangen, nevengeulen, plassen et cetera. Riet Zegge/rietgras
34 van 38
Aanvraag 4.
5. 6. 7. 8. 9. 10.
11.
12. 13. 14.
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Moeras Zonder nadere specificatie wordt als vegetatietype riet aangenomen. Bij vermenging van vegetatietypen zo mogelijk de afzonderlijke gebieden aangeven of anders het aantal procenten per oppervlakte. Struweel/struiken Houterige begroeiing van dicht op elkaar staande stammen met een kleine diameter tot maximaal 0.10 m. Ooibos Zonder nadere specificatie wordt uitgegaan van dichtbos (hard- of zachthout). Bij een meer open structuur is informatie nodig over de dichtheid. Heggen Informatie over de dichtheid (aantal stammen per m1) en de (verwachte) hoogte van de heggen. Griend Informatie over de dichtheid (aantal stammen per hectare) en de (verwachte) hoogte. Grasland (agrarisch beheer) Het gras is kort tengevolge van intensieve begrazing of maaien. Grasland (natuur beheer) Het gras en eventueel ander daarin voorkomende vegetatie is hoger ten gevolge van een extensieve begrazing. Over de in grasland voorkomende andere vegetaties wordt opgemerkt dat alleen de in de winter nog aanwezige vegetatie van belang is voor de stromingsweerstand. Samengestelde vegetatietypen De stromingsweerstand van samengestelde vegetatietypen hangt af van het aandeel (omvang) van de afzonderlijke vegetatietypen. Deze informatie over de omvang (percentage oppervlakte) van de afzonderlijke vegetatietypen moet worden verstrekt. Ruigte Ruigte kan gezien worden als een samengesteld vegetatietype. De afzonderlijke vegetatietypen met kenmerken en omvang moeten worden aangegeven. Zand, zandige oever Slikkige oever
Houd er rekening mee dat de waterbeheerder tijdens het vooroverleg aanvullende informatie vraagt. 5a In sommige gebieden is het noodzakelijk dat u eventueel gedempt oppervlaktewater compenseert door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Tevens kunnen eisen worden gesteld aan de doorvaart- of doorstroombreedte en hoogte van de brug en het aantal toegestane bruggen per perceel. Het is verstandig vooraf te informeren bij uw waterbeheerder. Indien uw brug bedoeld is als ontsluiting naar de openbare weg is ook een uitritvergunning noodzakelijk. Deze wordt door de wegbeheerder opgesteld. Dit kan het waterschap, de gemeente of de provincie zijn. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 6a Over het algemeen moet een dam worden voorzien van een duiker. Een duiker is een buis (rond of rechthoekig) waar het water doorheen kan stromen, ter weerszijden van de dam. Eisen aan de afmetingen van de duiker zijn afhankelijk van de regio waar u de dam wenst aan te brengen. In sommige gebieden is het noodzakelijk dat u eventueel gedempt oppervlaktewater compenseert door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Als uw dam bedoeld is als ontsluiting naar de openbare weg is ook een uitritvergunning noodzakelijk. Deze wordt door de wegbeheerder opgesteld. Dit kan het waterschap, de gemeente of de provincie zijn. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Als u voor het aanleggen van de dam grond of baggerspecie wilt gebruiken, moet u dat op grond van het Besluit bodemkwaliteit vooraf (digitaal) melden bij Agentschap NL. Tevens kan voor de aanleg van een dam ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig zijn op grond van een provinciale landschapsverordening. Als voor de aanleg houtachtig afval wordt gebruikt, is daarvoor ontheffing van Gedeputeerde Staten nodig op grond van de Wet milieubeheer. 7a Als u beschoeiing wilt aanbrengen, kan uw waterbeheerder dit beschouwen als demping. Het is mogelijk dat u deze demping moet compenseren door het graven of verbreden van een oppervlaktewaterlichaam. Ook kunnen voorwaarden worden gesteld aan de hoogte van de beschoeiing. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 8a Houd er rekening mee dat onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam waarlangs u de beplanting aan wilt brengen, mogelijk moet blijven. Als u dit onderhoud niet zelf hoeft uit te voeren, worden er waarschijnlijk extra voorwaarden opgenomen in de eventuele watervergunning om het onderhoud te waarborgen. Niet overal is het toegestaan beplanting langs een oppervlaktewaterlichaam aan te brengen. Uw waterbeheerder kan u hierover informeren. 9a Als de activiteiten voor een deel in, op of nabij waterkeringen worden uitgevoerd, vul dan ook vraag 11 in: „Activiteiten in, op of nabij waterkeringen‟. De waterbeheerder kan u hierover nader informeren. Activiteiten op het strand, zoals het oprichten van zandbanketten, het verplaatsen van zand (anders dan voor zandbanketten), het oprichten van strandpaviljoens of strandhuisjes vallen ook onder vraag 11. De waterbeheerder kan aanvullende voorwaarden stellen aan de constructie van bijvoorbeeld een boothuis. Onder lozingswerken vallen ook drainagewerken. 10 Bij het verrichten van activiteiten in de Noordzee is het verstandig altijd contact op te nemen met het bevoegde gezag om vooroverleg te voeren. Bevoegd gezag voor de Noordzee is dienst Noordzee
35 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
van Rijkswaterstaat (voor contactgegevens zie de bijlage). Het bevoegde gezag kan snel duidelijk maken welke gegevens bij de aanvraag moeten worden verstrekt. Vaak zijn activiteiten in de Noordzee ook m.e.r.-plichtig: zie het Besluit milieueffectrapportage. In die gevallen kunt u bij vraag 10b verwijzen naar de relevante passages uit het milieurapport. 11a Voor het maken van zandbanketten op het strand ten behoeve van niet-permanente bebouwing is op grond van de Waterregeling geen watervergunning nodig als de banketten maximaal 6 meter +NAP hoog zijn en niet breder dan 25 meter kustdwars, gemeten boven op het banket vanaf het duinfront. Voor zandverplaatsingen op het strand in hoeveelheden van maximaal 20 m³ per strekkende meter is volgens de Waterregeling eveneens geen watervergunning nodig. Nietvergunningplichtige zandbanketten en zandverplaatsingen moeten wel minimaal vier weken voor de uitvoering schriftelijk aan Rijkswaterstaat worden gemeld. Als het gaat om een combinatie van het maken van zandbanketten en het verplaatsen van zand neemt u contact op met Rijkswaterstaat. 11b Gezien het belang van waterkeringen hebben waterbeheerders over het algemeen speciaal beleid vastgesteld ten aanzien van activiteiten door derden in, op of nabij waterkeringen. Als u het vermoeden heeft dat voor de door u geplande activiteiten één of meer van de hier genoemde berekeningen, tekeningen, werkplan en/of boorplan niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, dan kunt u hierover contact opnemen met de waterbeheerder. Ook moet u er rekening mee houden dat tijdens het stormseizoen in principe geen activiteiten in, op of nabij waterkeringen worden toegestaan. 12c Gezien het belang van waterkeringen heeft de waterbeheerder over het algemeen speciaal beleid vastgesteld ten aanzien van activiteiten in, op of nabij waterkeringen. Als u het vermoeden heeft dat voor de door u geplande activiteiten één of meer van de hier genoemde berekeningen en/of tekeningen niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, dan kunt u hierover contact opnemen met de waterbeheerder. 13a Bij een woonschip moet de locatie zijn opgenomen in het bestemmingsplan van de gemeente waarbinnen deze is gelegen. Is de locatie gelegen langs een waterkering of kunstwerk, houd er dan rekening mee dat hieraan aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld of dat het hierdoor niet mogelijk is een ligplaats op de gewenste locatie in te nemen. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Ook is mogelijk een melding op grond van het Besluit lozing afvalwater huishoudens nodig als uw afvalwater niet via de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 14a De waterbeheerder kan aanvullende voorwaarden stellen aan de constructie van bijvoorbeeld een steiger/vlonder. Is de locatie gelegen langs een waterkering, houd er dan rekening mee dat hieraan aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld of dat het hierdoor niet mogelijk is een steiger/vlonder op de gewenste locatie aan te brengen. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Het is verboden verduurzaamd (bijvoorbeeld gewolmaniseerd of gecreosoteerd) hout te gebruiken. 15a Het op een ander peil brengen van oppervlaktewater dan het peil welke door het waterschap wordt gehanteerd, is slechts in beperkte zin mogelijk. Het waterschap kan u hierover informeren. 15d Als u het vermoeden heeft dat voor de door u geplande activiteiten één of meer van de hier genoemde berekeningen en/of tekeningen niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, dan kunt u hierover contact opnemen met het waterschap. 16b Onder verharding worden ondermeer woningen, bedrijven, wegen en parkeervoorzieningen verstaan. Of en welke compenserende maatregen genomen moeten worden is afhankelijk van lokaal beleid en gebiedsamenstelling. De waterbeheerder kan u hierover informeren. Wanneer u op grond van die locale omstandigheden compenserende maatregelen moet treffen, zal de waterbeheerder ook aangeven welke aanvullende gegevens u moet verstrekken. 17a Als sprake is van activiteiten aan of in een waterstaatswerk waarbij een al dan niet verontreinigde waterbodem geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, zoals bij baggeren van een haven, moet inzicht worden gegeven in de hoeveelheid te verwijderen baggerspecie. Daarnaast moet de omvang van het te baggeren oppervlak worden vermeld, en de bestemming van de baggerspecie. Het toepassen van baggerspecie elders wordt gereguleerd door het Besluit bodemkwaliteit, waarbij onder meer de samenstelling/kwaliteit van het materiaal aan de waterbeheerder moet worden gemeld.
A4
Water in de bodem brengen of eraan onttrekken 1b De brutopompcapaciteit is de theoretische, maximaal te leveren capaciteit; de pompcapaciteit is de in de praktijk beschikbare capaciteit voor de beoogde onttrekking. 1d/2e/3f Voor uw analyse/beschouwing is het nodig dat u verschillende berekeningen uitvoert. Hanteer de volgende uitgangspunten voor uw op te leveren bijlage. Vermeld telkens de informatiebronnen die u bij de berekeningen hebt gebruikt.
Bodemprofiel Beschrijf de lokale en regionale bodemopbouw. Hanteer daarvoor een maatgevende geohydrologische schematisatie (met kD- en c-waarden).
36 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Grondwaterstanden/stijghoogten Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maatgevende grondwaterstanden/stijghoogten zijn (gemiddeld hoogste, gemiddelde en gemiddeld laagste waarden). Locatie-inrichting (niet voor bodemenergiesystemen) Beschrijf alle handelingen die op of in de bodem plaatsvinden (bijvoorbeeld damwanden, ontgravingen en grondverbeteringen), met een relevantie voor de hydrologische situatie. Kwantificeer ook alle uitgangspunten die relevantie hebben met deze hydrologische situatie (bijvoorbeeld omvang, diepte, doorlatendheid) en neem een kaart op met daarop de betreffende inrichting. Temperatuur en energie (alleen voor bodemenergiesystemen) Geef voor de wintersituatie (het koude seizoen) aan wat de gemiddelde en minimale temperaturen zijn van het in de bodem te brengen grondwater. Geef voor de zomersituatie (het warme seizoen) aan wat de gemiddelde en maximale temperaturen zijn van het in de bodem te brengen grondwater. Geef ook aan wat de temperatuur van het grondwater is op de diepte waarop de filters van de onttrekking en retournering zijn beoogd, vóór ingebruikname van het bodemenergiesysteem. Vermeld daarnaast de energiehoeveelheid die per kwartaal respectievelijk aan het grondwater wordt onttrokken en toegevoegd.
Verder dient u ten minste de volgende gegevens in, waarbij u iedere keer de gebruikte informatiebronnen vermeldt. 1d Effecten onttrekkingen: Opbarst-risico Bij ontgravingen in een gebied met een bodemopbouw en hydrologische situatie waarbij opbarsten voor kan komen, maakt u met een opbarstberekening een inschatting van de kans op het opbarsten van de bodem. Hydrologische invloed Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maximale verlaging van de grondwaterstand/stijghoogte is en tot welke afstand het 5 cm-invloedsgebied maximaal reikt. Het 5 cm-invloedsgebied, alsmede overige relevante verlagings-isohypsen, geeft u ook grafisch weer op een kaart (op schaal) met een duidelijke topografische ondergrond. Zettingen/maaivelddaling Bepaal via een zettingsberekening wat de maximale maaiveldzetting alsook het maximale zettingsverhang zal zijn. Bebouwing en infrastructuur Op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen kunt u analyseren wat de kans op schade (constructief, architectonisch, paalrot) aan bebouwing en infrastructuur is door toedoen van de onttrekking. Kwel/inzijging Geef aan in hoeverre de verticale stromingsrichting (kwel/inzijging) verandert door toedoen van de onttrekking. In gebieden met wisselend zoet, brak en/of zout grondwater in de betreffende bodemlagen geeft u aan in hoeverre zoet/brak (chloridegehalte 150 mg/l) en brak/zout (chloridegehalte 1.000 mg/l) grensvlakken worden verplaatst door toedoen van de onttrekking. De invloed op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties Informatie over overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties kunt u opvragen bij provincie of waterschappen. Beschrijf en onderbouw wat het maximale effect is van de onttrekking op overige grondwateronttrekkingen en infiltraties binnen het 5 cm-invloedsgebied van de onttrekking. Archeologie en aardkundige waarden Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen wat de kans op schade aan archeologisch waardevolle objecten en aardkundige waarden is door toedoen van de onttrekking. Landbouw, natuur (onder andere Natura 2000-gebieden) en waardevolle groenvoorziening Beschouw op basis van de maximale grondwaterstandsverlagingen wat de effecten voor landbouw, natuur en waardevolle groenvoorziening kunnen zijn door toedoen van de onttrekking. Kwantificeer eventuele vermindering van landbouwopbrengsten. 2e Effecten infiltraties: Opbarst-risico In een gebied met een bodemopbouw en hydrologische situatie waarbij opbarsten voor kan komen, maakt u met een opbarstberekening een inschatting van de kans op het opbarsten van de bodem. Hydrologische invloed Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maximale verhoging van de grondwaterstand/stijghoogte is en tot welke afstand het 5 cm-invloedsgebied maximaal reikt. Het 5 cm-invloedsgebied, alsmede overige relevante verhogings-isohypsen, geeft u ook grafisch weer op een kaart (op schaal) met een duidelijke topografische ondergrond. Bebouwing en infrastructuur Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverhogingen wat de kans op schade (constructief, architectonisch) aan bebouwing en infrastructuur is door toedoen van de infiltratie. Kwel/inzijging Geef aan in hoeverre de verticale stromingsrichting (kwel/inzijging) verandert door toedoen
37 van 38
Aanvraag
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
van de infiltratie. In gebieden met wisselend zoet, brak en/of zout grondwater in de betreffende bodemlagen geeft u aan in hoeverre zoet/brak (chloridegehalte 150 mg/l) en brak/zout (chloridegehalte 1.000 mg/l) grensvlakken worden verplaatst door toedoen van de infiltratie. De invloed op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties Informatie over overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties kunt u opvragen bij provincie of waterschappen. Beschrijf en onderbouw wat het maximale effect is van de infiltratie op overige grondwateronttrekkingen en infiltraties binnen het 5 cm-invloedsgebied van de infiltratie. Landbouw, natuur (onder andere Natura 2000-gebieden) en waardevolle groenvoorziening Beschouw op basis van de maximale grondwaterstandsverhogingen wat de effecten voor landbouw, natuur en waardevolle groenvoorziening kunnen zijn door toedoen van de infiltratie. Kwantificeer eventuele vermindering van landbouwopbrengsten.
3f Effecten bodemenergiesystemen: Hydrologische invloed Geef per bodemlaag (deklaag en watervoerende pakketten, eventuele opsplitsing in tussenlagen) aan wat de maximale verlaging en verhoging van de grondwaterstand/stijghoogte is en tot welke afstand het 5 cm-invloedsgebied maximaal reikt. Het 5 cm-invloedsgebied, alsmede overige relevante verlagings-en verhogings-isohypsen, geeft u ook grafisch weer op een kaart (op schaal) met een duidelijke topografische ondergrond. Hydrothermische invloed Geef per watervoerend pakket en zowel voor de wintersituatie (koude seizoen) en zomersituatie (warme seizoen) aan tot welke afstand de thermische invloedsgebieden (temperatuursverandering + of - 0,5 °C) na 20 jaar werking van het systeem maximaal kunnen reiken. Geef ook de thermische invloedsgebieden zowel voor de wintersituatie (koude seizoen) en zomersituatie (warme seizoen) na 20 jaar werking van het systeem grafisch weer op een kaart met een duidelijke topografische ondergrond. Zettingen/maaivelddaling Bepaal via een zettingsberekening wat de maximale maaiveldzetting zal zijn. Bebouwing en infrastructuur Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen wat de kans op schade (constructief, architectonisch, paalrot) aan bebouwing en infrastructuur is door toedoen van de onttrekking. Kwel/inzijging Geef aan in hoeverre de verticale stromingsrichting (kwel/inzijging) verandert door toedoen van het bodemenergiesysteem. In gebieden met wisselend zoet, brak en/of zout grondwater in de betreffende bodemlagen geeft u aan in hoeverre zoet/brak (chloridegehalte 150 mg/l) en brak/zout (chloridegehalte 1.000 mg/l) grensvlakken worden verplaatst door toedoen van het bodemenergiesysteem. De invloed op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties Informatie over overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties kunt u opvragen bij provincie of waterschappen. Beschrijf en onderbouw wat het maximale effect is van het energieopslagsysteem op overige grondwateronttrekkingen en -infiltraties binnen het 5 cminvloedsgebied van het energieopslagsysteem. Archeologie en aardkundige waarden Beschouw op basis van de maximale grondwaterstands- en stijghoogteverlagingen en zettingen wat de kans op schade aan archeologisch waardevolle objecten en aardkundige waarden is door toedoen van de onttrekking. Landbouw, natuur (onder andere Natura 2000-gebieden) en waardevolle groenvoorziening Beschouw op basis van de maximale grondwaterstandsverlagingen en -verhogingen wat de effecten voor landbouw, natuur en waardevolle groenvoorziening kunnen zijn door toedoen van de onttrekking en retournering. Kwantificeer eventuele vermindering van landbouwopbrengsten. 1e/2f Geef een uitgebreide beschouwing van de maatregelen die u neemt om (mogelijk) optredende effecten als gevolg van de onttrekking of infiltratie te voorkomen of te beperken. Hierbij beschrijft u alle hiermee samenhangende handelingen die op of in de bodem plaatsvinden (bijvoorbeeld damwanden, onderwaterbeton, infiltratiedrains of (bij infiltratie) afvoerdrains), die van belang zijn voor de hydrologische situatie. Kwantificeer ook alle uitgangspunten die van belang zijn voor deze hydrologische situatie (bijvoorbeeld omvang, diepte, doorlatendheid of capaciteit) en voeg een kaart bij met daarop de betreffende inrichting. Door middel van berekeningen toont u aan wat de effectbeperkende werking is van de maatregelen. 2b De brutopompcapaciteit is de theoretische, maximaal te leveren capaciteit; de pompcapaciteit is de in de praktijk beschikbare capaciteit voor de beoogde infiltratie. 3b/c Het verschil tussen de maximaal per jaar in de bodem gebrachte (vraag 3b) en onttrokken (vraag 3c) hoeveelheden water wordt veroorzaakt door regeneratie van bronnen, waarbij spuiwater ontstaat. 3d Monobron: een energieopslagsysteem dat gebruik maakt van één put, waarbij de warme en koude bel zich op verschillende dieptes binnen één watervoerend pakket bevinden. Doubletsysteem: energieopslagsysteem dat gebruik maakt van (series van) twee putten, waarbij de warme en koude bel zich op dezelfde diepte binnen één watervoerend pakket bevinden.
38 van 38
Aanvraag
A5
Watervergunning Toelichtingen Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Water in een oppervlaktewaterlichaam brengen of eraan onttrekken De vergunningplicht voor lozingen of onttrekkingen is afhankelijk van de hoeveelheden en de criteria van de waterbeheerder.
> Gaat het om Rijkswateren dan geldt het volgende.
U hebt een watervergunning voor onderdeel A5 nodig (zie artikel 6.16 van de Waterregeling): o Bij lozingen > 5.000 m3 water per uur of onttrekkingen > 100 m3 per uur, en o Als de in- of uitstroomsnelheid meer dan 0,3 m/s is of o Als u al een watervergunning nodig hebt voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam (onderdeel A1) U moet een melding doen aan Rijkswaterstaat (zie artikel 6.17 van de Waterregeling): o Bij lozingen > 5.000 m3 water per uur of onttrekkingen > 100 m3 per uur, en o Als de in- of uitstroomsnelheid niet meer dan 0,3 m/s is of o Als u geen watervergunning nodig hebt voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam (onderdeel A1)
> Gaat het niet om Rijkswateren, dan kunt u het beste uw waterschap raadplegen over de vergunninggrenzen. 1a Volgens het Nationaal bestuursakkoord water bent u verplicht om mogelijke alternatieven voor lozing, zoals vasthouden en bergen na te gaan. In de onderbouwing doet u hiervan verslag en geeft u aan waarom lozing toch noodzakelijk is. 2a Gegevens van in- en uitstroomvoorzieningen zijn nodig voor het berekenen van de inzuig- en uitstroomsnelheid. Bij grote onttrekkingen, met name uit Rijkswateren, is de inzuigsnelheid (bij het inlaatwerk) van belang in verband met de bescherming van vissen. De uitstroomsnelheid en de ligging van de voorzieningen zijn relevante gegevens in verband met het vaarwegbeheer. Als het gaat om rechthoekige in- en uitstroomvoorzieningen vult u bij afmetingen, naast de lengte, de breedte en de hoogte in; als het om ronde voorzieningen gaat vult u de diameter in. 3a Zowel de grootte van het watersysteem waaruit u water wilt onttrekken als de hoeveelheid per periode te onttrekken en te lozen water zijn belangrijke gegevens voor de bevoegde instantie om te beoordelen of kritische snelheden voor vislarven en juveniele (jonge) vis al of niet worden overschreden. Als u chemicaliën aan het onttrokken (koel)water wilt toevoegen, vermeldt u de aard en de hoeveelheid hiervan bij onderdeel A1 van dit formulier. 3c Stem het rapport met maatregelen om visintrek tegen te gaan af met de waterbeheerder.
Pondera Consult
707016 5 augustus 2011
Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f. Watervergunning Bijlage B Toelichting bij aanvraagformulier
Opdrachtgever
Koepel Windenergie Noordoostpolder
Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo Telefoon (074) 248 99 40
Documenttitel
Projectnaam
Aanvraag om een watervergunning voor de bouw van een lijnopstelling met windturbines op land aan de Westermeerdijk Windpark Noordoostpolder
Projectnummer
707016
Opdrachtgever
Koepel Windenergie Noordoostpolder
Opgesteld door
Martijn ten Klooster
Vrijgegeven door
Ten behoeve van:
Hans Rijntalder
Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f.
Vrijgave
Datum:
| 5 augustus 2011………………….………………
Plaats:
| Hengelo… ………………………….………….…
Naam:
| Hans Rijntalder, directeur Pondera Consult
Handtekening: |…………… …………………………. ………………
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
Inhoud 1
Toelichting op aanvraag
1
1.1 1.2 1.3
Algemeen Aanvraag (O2.1) Aanvrager (O1.1)
1 1 2
2
Algemene gegevens
3
2.1 2.2 2.3
Activiteiten (O1.6) Locatie (O1.4) Realisatie en exploitatie (O1.5)
3 6 10
3
Gebruik beschermingszone (A3)
11
3.1 3.2 3.3 3.4
Windturbines nabij waterkeringen (A3-11) Dempen en graven van oppervlaktewaterlichaam (A3-2, A3- 3) Aanleggen van een dam (met duiker) (A3-6) Aanleggen van kabels (A3-12)
11 11 12 12
4
Effecten op de waterkering
14
4.1 4.2 4.3
Realisatiefase Gebruiksfase Bereikbaarheid van de waterkering
15 19 21
5
bijlagen
22
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
1
1
TOELICHTING OP AANVRAAG
1.1
Algemeen Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f. wil bij de Westermeerdijk een windturbinepark realiseren bestaande uit zeventien windturbines met bijbehorende voorzieningen. Het doel van de activiteiten is het opwekken van elektriciteit uit windkracht met behulp van windturbines. De activiteiten betreffen de realisatie en exploitatie van een windpark. Het windpark bestaat uit: Zeventien windturbines van het type ENERCON E-126, in een lijnopstelling; Een transformatorstation nabij de Westermeerdijk; Elektriciteitskabels en communicatieverbindingen tussen de windturbines en naar het transformatorstation; Per windturbine een opstelplaats; Infrastructuur: bouwweg/kraanweg, in- en uitrit en ontsluitingswegen; Tijdelijke voorzieningen benodigd tijdens de bouw van het windpark. Voor het realiseren van het windturbinepark met bijbehorende voorzieningen is een watervergunning (voorheen: keurontheffing) vereist op grond van de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, aangezien de windturbines en bijbehorende voorzieningen worden gerealiseerd in de beschermingszones van de Westermeerdijk. Deze waterkering is in beheer bij het waterschap Zuiderzeeland Dit document is bijlage B bij het aanvraagformulier voor de aanvraag om een watervergunning. Voor dit windpark hebben Acousticon windpark BV en de Vereniging Windenergie Westermeerweg reeds een keurontheffing ontvangen in 2005 (kenmerk: EWK/KG/2005/12552). Acousticon Windpark BV en de Vereniging Windenergie Westermeerweg zijn inmiddels onderdeel geworden van de uitvoerende VOF voor de bouw en exploitatie van het windpark, genaamd Windmolenproject Westermeerdijk Binnendijks v.o.f..
1.2
Aanvraag (O2.1) Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f. vraagt hierbij om een vergunning voor het bouwen en exploiteren van een windturbinepark met bijbehorende voorzieningen in de beschermingszones van de Westermeerdijk. In het verleden is reeds een keurontheffing verleend voor het windpark. In het kader van de beroepsprocedure inzake het inpassingsplan voor het windpark wordt gesteld dat deze keurontheffing niet betrekking heeft op het huidige ontwerp. Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f. deelt dit standpunt niet, echter vindt het wenselijk dit formeel verschil van inzicht weg te nemen door onderhavige aanvraag. De details van de bestaande keurontheffing zijn in de volgende tabel opgenomen. Aangezien inmiddels de
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk Augustus 2011
Pondera Consult
2
keurontheffing gelijkgesteld wordt met een watervergunning wordt in de aanvraag uitgegaan van een watervergunning. Tabel 1 Details bestaande keurontheffing Kenmerken Kenmerk
EWK/KG/2005/12552
Verleend
3 november 2005
Bevoegd gezag
Waterschap Zuiderzeeland
Voor de aanvraag is gebruik gemaakt van het aanvraagformulier watervergunning (versie 2.2, 1 oktober 2010). Het formulier is als bijlage A bij de aanvraag gevoegd. Op een aantal plaatsen in het formulier wordt verwezen naar bijlage B. Bijlage B betreft dit document. In deze bijlage zijn verwijzingen gemaakt naar de vragen uit het aanvraagformulier.
1.3
Aanvrager (O1.1) Tabel 2 Gegevens aanvrager Gegevens van de aanvrager Organisatie/bedrijf
Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f.
Contactpersoon
J.G.A. Bastiaanssen
Functie
Bestuurslid
Postadres
Postbus 1060
Postcode
8300 BB
Woonplaats
Emmeloord
Telefoonnummer
0527 - 27 10 60
E-mailadres
[email protected]
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
3
2
ALGEMENE GEGEVENS
2.1
Activiteiten (O1.6) De activiteiten betreffen de realisatie en exploitatie van een windpark, grotendeels gelegen binnen de beschermingszones van de nabij gelegen waterkering, Westermeerdijk. Het windpark bestaat uit: Zeventien windturbines van het type ENERCON E-126, in lijnopstelling; Een transformatorstation nabij de Westermeerdijk; Elektriciteitskabels en communicatieverbindingen tussen de windturbines en naar het transformatorstation; Per windturbineturbine een opstelplaats; Infrastructuur: bouwwegen/kraanbaan, kruisingen van watergangen, in- en uitrit en ontsluitingswegen; Tijdelijke voorzieningen benodigd tijdens de bouw van het windpark. Het doel van de activiteiten is het opwekken van elektriciteit uit windkracht met behulp van windturbines. In bijlage 1 Situatietekening WMD (tekeningnummer 2B) is een situatietekening opgenomen van het windpark en de bijbehorende voorzieningen. De schaal van deze tekening is 1:10.000. In bijlage 1H is een plattegrond van windturbine 8 met daarbij het transformatorstation opgenomen. In deze paragraaf is een korte beschrijving van de onderdelen van het windpark gegeven. In het bij de aanvraag bijgevoegde werkplan is een meer gedetailleerde beschrijving opgenomen van de activiteiten. Het werkplan is als bijlage 6 bij deze aanvraag gevoegd. Het werkplan bevat eveneens een beschrijving van de realisatie van de onderdelen van de activiteit en van de exploitatie, beide voor zover relevant in het licht van deze aanvraag. De beschrijvingen betreffen het voorontwerp van het windpark. Gelijk aan hetgeen is voorgeschreven in de bouwvergunning zullen definitieve ontwerpen en –tekeningen uiterlijk 3 weken voorafgaand aan de start van de bouw worden voorgelegd aan het waterschap. Windturbine De windturbine bestaat uit een conische gevormde (naar boven) ronde prefab betontoren met aan de bovenkant een gondel waar de 3 rotorbladen aan zijn bevestigd. Alle zeventien windturbines zijn qua afmetingen en onderdelen identiek. De rotorbladen en de gondel kunnen draaien. De rotorbladen draaien met de klok mee (standpunt voor de turbine) en de gondel kan zowel links- als rechtsom draaien. De windturbine voldoet aan de internationale ontwerpnorm voor windturbines: IEC 614001 (Wind turbines – Part1: design requirements). Deze ontwerpnorm specificeert alle ontwerpcriteria voor windturbines. De norm heeft betrekking op de windturbine en alle bijbehorende subsystemen. Met deze norm wordt gewaarborgd dat de windturbine bestand is tegen alle voor de locatie geldende omgevingscondities (zoals: wind, bliksem,
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
4
e.d.) en de constructie gedurende de gehele technische levensduur op een veilige wijze windenergie om kan zetten naar elektrische energie. Tevens is de windturbine gecertificeerd (type certificaat) door een geaccrediteerde instelling voor het certificeren van windturbines, zoals onder andere: DEWI, DNV, TUV en Germanischer Llyod In bijlage 2 zijn op schaal aanzichten van de windturbine opgenomen (voor- en zijaanzicht). De hoofdafmetingen van de windturbine zijn in de tekeningen opgenomen. Bijlage 3 betreft een detailtekening van verschillende aanzichten van een beeldbepalend element van het bouwwerk, de gondel met rotorbladen. Ook in deze tekening zijn de hoofdafmetingen aangegeven. De windturbine wordt gefundeerd op een fundatie van gewapend beton, bestaande uit een fundatieplaat en grondverdringende heipalen. De fundatieplaat zal bovengronds worden gerealiseerd. Rondom de fundatieplaat zal een terp worden aangebracht. De paalafmetingen en het benodigde paalpuntniveau van de individuele windturbines worden locatiespecifiek ontworpen op basis van sonderingen bij de windturbines. Op grond van de reeds verleende bouwvergunning dienen gedetailleerde gegevens, definitieve tekeningen, constructieberekeningen en sonderingen uiterlijk 3 weken voor aanvang van de bouw van de windturbines aan, het bevoegd gezag te weten de gemeente Noordoostpolder, ter goedkeuring worden toegezonden. Met uitzondering van de sokkel (het bovenste deel van de fundatieplaat) ligt het fundament in een aarden terp. In de terp wordt een betonnen toerit of trap aangebracht. De bouwvergunning is als bijlage 4 bij deze aanvraag gevoegd. Samengevat zijn in de volgende tabel de hoofdkenmerken van de windturbines beschreven. Tabel 3 Eigenschappen windturbines Kenmerken Aantal turbines Turbinetype Ashoogte t.o.v. bovenkant fundament Diameter mastvoet Diameter bovenzijde mast Rotordiameter Tiphoogte (ashoogte + fundamenthoogte + halve rotordiameter) Aantal rotorbladen Afmetingen voorontwerp fundament (rond) Diameter teen terp, behorende bij het voorontwerp fundament Fundamentprincipe
Bouwplan 17 Enercon E-126 135 meter 14,5 meter 4,09 meter 127 meter 202,4 meter Drie Diameter 25,4 meter Circa 37 meter Bovengronds, met grondverdringende heipalen 3,9 meter boven het actuele maaiveldniveau
Hoogte fundament
Transformatorstation De windturbines zijn via ondergrondse kabels met elkaar verbonden en aangesloten op het transformatorstation. In het transformatorstation wordt de door de windturbines opgewekte stroom getransformeerd naar een spanningsniveau van 110 kV om het af te kunnen zetten op het landelijke hoogspanningsnet.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
5
Het transformatorstation bestaat uit een transformator inclusief bijbehorende elektrische voorzieningen als aarding, schakelaars en meet- en regelapparatuur. Het station is omheind met een hekwerk met een hoogte van circa 2,5 meter. Toegangshekken en – poorten worden bij verdere detaillering uitgewerkt, welke zullen aansluiten op het wegenstelsel. De transformator staat opgesteld boven een betonnen opvangbak met een diepte van circa 1,2 meter. Om de transformatoren worden gedeeltelijk scherfmuren geplaatst . De scherfmuren zijn van beton. De metalen container bevat monitoringsystemen en de vermogenschakelaars. De container is boven een kabelkelder gelegen. In bijlage 5 is een plattegrond van het transformatorstation opgenomen. In bijlage 5 zijn tevens enkele doorsneden van het station opgenomen. De onderdelen van het transformatorstation, zoals de stalen kolommen (schakeltuin) en de transformatoren zullen elk worden gefundeerd op een betonnen fundering. Tabel 4 Eigenschappen transformatorstation Kenmerken Afmetingen transformatorstation (hekwerk) Hoogte scherfmuren Hoogte container Hoogte hekwerk
Bouwplan 45 x 46 meter 4 meter 3,75 meter 2,5 meter
Het transformatorstation wordt ter plaatse van de Westermeerdijk gerealiseerd (zie bijlage 1H). Kabels De windturbines wekken elektriciteit op, welke door middel van ondergrondse kabels wordt getransporteerd naar het transformatorstation. Vanaf het transformatorstation wordt door middel van een ondergrondse kabel een aansluiting gerealiseerd op het landelijke hoogspanningsnet. De ligging van de kabels is op de situatiekaart in bijlage 1 weergegeven. De kabels liggen niet tussen de windturbines en de waterkering maar aan de andere zijde van de windturbines (aan de ‘landzijde’) op een afstand van ruim 60 meter ten opzichte van de insteek van de kwelsloot. Wegen, kraanbaan, opstelplaatsen en kraanplaatsen Ten behoeve van de bouw en exploitatie worden opstel- en kraanplaatsen en wegen aangelegd. Per windturbine wordt een opstel- en kraanplaats (hierna te noemen opstelplaats) gerealiseerd. Daarnaast wordt een bouwweg/kraanbaan (hierna: de weg/de wegen) aangelegd. De weg zal worden gesitueerd tussen de windturbines en de waterkering en loopt parallel met de waterkering. Haaks op de Westermeerdijk worden een aantal ontsluitingswegen gerealiseerd (aanleg of verbreding van een bestaande weg) naar de openbare weg. In het werkplan in bijlage 6 zijn de uitgangspunten voor deze civiele voorzieningen beschreven. Door Fugro is in bijlage 8 de uitvoerbaarheid van de voorzieningen conform de gestelde uitgangspunten aangetoond, gegeven de locatie. Aangezien de wegen en de opstelplaatsen op een aantal locaties bestaande sloten kruisen, zullen een aantal sloten ter plaatse worden gedempt. Om de functie van de sloten
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
6
te behouden worden duikers aangelegd of worden deze sloten omgelegd. In de situatietekening in bijlage 1 en de detailtekeningen per windturbine is dit aangegeven. In het werkplan (bijlage 6) is dit meer in detail beschreven.
2.2
Locatie (O1.4) Het windturbinepark bestaat zoals aangegeven uit een lijnopstelling met zeventien windturbines, een transformatorstation en bijbehorende civiele werken. De lijnopstelling bevindt zich, uitgaande van het hart van het fundament, op een afstand van 55 meter van de insteek van de kwelsloot van het Waterschap Zuiderzeeland en is parallel aan de Westermeerdijk gesitueerd. De lijnopstelling ligt tussen kilometerpalen 13,6 en 22 van de waterkering. Het transformatorstation is gelegen ter hoogte van de Westermeerweg 35a. Bijlage 1 betreft een kadastrale ondergrond waarop de situering van de windturbines en de bijbehorende voorzieningen is weergegeven. De locatie van het transformatorstation aan de Westermeerdijk is in bijlage 1H opgenomen. In bijlagen 1A t/m 1Q is een situatietekening per windturbine opgenomen. De coördinaten van de windturbines zijn op de situatietekening in bijlage 1 weergegeven evenals de adressering van omliggende bebouwing zodat duidelijk is ter hoogte van welk adres een windturbine is gelegen. In de volgende tabellen zijn de kadastrale secties en nummers weergegeven waar het bouwwerk wordt gerealiseerd. De locatie van de opstelplaatsen is hierbij tevens aangegeven. Alle kadastrale perceelnummers en secties betreffen percelen in de gemeente Noordoostpolder. Tabel 5 Turbines Turbinenummer
Perceelnummer
WT-01 WT-02 WT-03 WT-04 WT-05 WT-06 WT-07 WT-08 WT-09 WT-10 WT-11 WT-12 WT-13 WT-14 WT-15 WT-16 WT-17 *Turbines van Noord naar Zuid Tabel 6 Opstelplaatsen Turbinenummer
Sectie
1787 1787 2072 2046 1420 1428 1423 1425 1427 2029 1793 1372 1373 en 1374 1817 1380 1388 1386
Perceelnummer WT-01 WT-02 WT-03 WT-04 WT-05 WT-06
E E E E E E E E E E E E E E E E E
Sectie 1787 1787 2072 2046 1420 1428
E E E E E E
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
7
WT-07 WT-08 WT-09 WT-10 WT-11 WT-12 WT-13 WT-14 WT-15 WT-16 WT-17 *Turbines van Noord naar Zuid
1423 + 1831 1425 1426 + 1427 2029 1793 1372 1374 1817 + 1379 1380 1384 + 1388 1386
Tabel 7 Transformatorstations Perceelnummer
E E E E E E E E E E E
Sectie 1425
E
Locatie ten opzichte van de waterkering In de volgende tabel is per onderdeel van het windpark aangegeven wat de minimale afstand tot de insteek van de kwelsloot is en is aangegeven in welke beschermingszones dit onderdeel is gelegen. De insteek van de kwelsloot is de grens van de kernzone als bedoeld in de keur als bedoeld in de keur. In figuur 1 zijn alle zones schematisch weergegeven. Voor de bepaling van de afstanden is uitgegaan van de legger van de Westermeerdijk zoals die is vastgesteld door het waterschap Zuiderzeeland in april 2011. In figuur 2 is de doorsnede van de Westermeerdijk opgenomen bij km 17,4. Figuur 1 beschermingszones waterkering
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
8
Tabel 8 positionering activiteiten ten opzichte van de beschermingszones Onderdeel
Beschermingszones*
Afstand tot de kwelsloot
Windturbines
Fundatie: ‘Tussen’ en ‘buiten’ Middelpunt: ‘buiten’ ‘Binnen’, deel ‘tussen’
Rand van fundatie: 42,3meter Middelpunt turbine: 55 meter Rand van verharding: ≥ 15 meter
Niet in een zone
≥ 155 meter
‘Buiten’ en deels niet in een zone ‘Tussen’ en ‘buiten’
Rand kabeltracé ≥ 60 meter
Wegen Transformatorstation Westermeerdijk Kabels Kraanplaats
Middelpunt kraanopstelplaats ≥ 49 meter
*Kern: kernzone Binnen: binnenbeschermingszone Tussen: tussenbeschermingszone Buiten: buitenbeschermingszone
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
9
Figuur 2 Doorsnede Westermeerdijk km 17,4 (Legger Waterschap Zuiderzeeland, 2011)
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk Augustus 2011
Pondera Consult
10
2.3
Realisatie en exploitatie (O1.5) De periode van de activiteiten betreft de periode van de bouw en de periode van de exploitatie. De precieze aanvang en afronding van de bouw is nog niet bekend, aangezien er nog een traject dient plaats te vinden van aanbesteding en detailengineering voor de verschillende windparkonderdelen. Derhalve is ter indicatie aangegeven in welke periode de bouw naar verwachting plaats vindt. De exploitatie vangt aan op het moment dat het gehele windpark in bedrijf is genomen (naar verwachting in het tweede helft van 2015). De technische levensduur van een windturbine is 20 jaar, maar door het vervangen van de windturbine of delen hiervan kan de exploitatieperiode nog verder worden verlengd. Tabel 9 Planning indicatief Activiteit
Aanvang
Bouw windpark
e
2 helft 2012
1e helft 2015
e
-
Civiele werken
2 helft 2012
-
Fundaties
2e helft 2012
-
Turbine
1e helft 2013
Exploitatie
Eind
1e helft 2015
Nog niet bepaald
In het werkplan in bijlage 6 is een nadere beschrijving van activiteiten gegeven.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk Augustus 2011
Pondera Consult
11
3
GEBRUIK BESCHERMINGSZONE (A3) Conform het formulier voor de watervergunning zijn in dit hoofdstuk waar nodig aanvullende details gegeven over de wijze waarop gebruik gemaakt wordt van de beschermingszones. In het werkplan (bijlage 6) is meer in detail informatie opgenomen over de wijze waarop de beschermingszones worden benut. In het volgende hoofdstuk (4) zijn de effecten op de waterkering besproken.
3.1
Windturbines nabij waterkeringen (A3-11) Er worden zeventien windturbines gerealiseerd welke in een lijnopstelling parallel aan de Westermeerdijk zijn voorzien. In de bijlagen zijn de precieze locaties van de windturbines aangegeven. Het hart van de fundatie bevindt zich op een afstand van 55 meter van de insteek van de kwelsloot. Het fundament ligt in de buitenbeschermingszone en voor een deel in de tussenbeschermingszone. Ten behoeve van de bouw en exploitatie (onderhoud en inspecties) van de windturbines wordt een weg gerealiseerd parallel aan de waterkering. De weg is voorzien tussen de waterkering en de windturbines. Bij elke windturbine wordt een opstel- en kraanplaats gerealiseerd voor de benodigde kranen en materieel, welke nodig zijn om de windturbineonderdelen te installeren. Voor de windturbine, met uitzondering van de fundatie, geldt dat deze zijn ontworpen conform de internationale ontwerpnorm voor windturbines, de IEC61400-serie (in het bijzonder deel 1). Het fundament zal worden ontworpen volgens de geldende Eurocodes en de nationale normen en richtlijnen. Ten aanzien van de fundaties en de wegen en opstelplaatsen geldt dat op dit moment een voorontwerp is opgesteld. Detailengineering dient nog plaats te vinden door de nog te selecteren aannemers welke hiervoor verantwoordelijk zijn. In hoofdstuk 4 is beschreven hoe met dit aspect is omgegaan bij de beschrijving en bepaling van de effecten op de waterkering. Als uitgangspunt geldt dat: Het fundatieconcept een fundatieplaat bovengronds, met grondverdringende heipalen betreft; Wegen en opstelplaatsen eveneens op maaiveld gerealiseerd worden met minimale ontgraving Een nadere beschrijving van het windpark is opgenomen paragraaf 2.1 en bijlage 6 en een nadere beschrijving van de vastgelegde uitgangspunten voor de bouw en het windpark in hoofdstuk 4, bij de beschrijving van de effecten op de waterkering.
3.2
Dempen en graven van oppervlaktewaterlichaam (A3-2, A3- 3) De opstelplaatsen die ten behoeve van de realisatie en exploitatie van het windpark worden aangelegd kruisen op een aantal punten kavelsloten. Ter plaatse van de opstelplaatsen worden de sloten gedempt. Deze kavelsloten zijn haaks op de waterkering georiënteerd. Om de afwaterende functie van de sloten te waarborgen wordt de sloot
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
12
omgelegd om de opstelplaats of de turbine. Daarbij geldt dat het profiel van de nieuw aan te leggen sloot minimaal gelijk is aan dat van de oorspronkelijke sloot. In bijlage 1 zijn de locaties van de te dempen en aan te leggen sloten weergegeven. Op basis van het voorontwerp is op 6 locaties de opstelplaats gepositioneerd over een kavelsloot (zie ook bijlage 1). Bij één van de aansluiting op de Westermeerweg, op ruime afstand van de waterkering, wordt eveneens een sloot verlegd. Er vindt nog detailengineering plaats. Onder meer inzake de wegen en de opstelplaatsen. Op het moment dat detailengineering is afgerond worden de detailgegevens aan het Waterschap toegezonden. Dit betreft onder meer: Lengte van de te dempen sloten in meters; Omvang van de demping in vierkante en kubieke meters; Toe te passen materialen; Lengte en bodembreedte van de nieuw aan te leggen sloten; Taludhelling van de nieuw aan te leggen sloten.
3.3
Aanleggen van een dam (met duiker) (A3-6) De wegen die ten behoeve van de realisatie van het windpark worden aangelegd kruisen op een aantal punten kavelsloten, ter plaatse van de kruising wordt een dam aangelegd. Deze kavelsloten zijn haaks op de waterkering georiënteerd. Om de afwaterende functie van de sloten te waarborgen worden duikers aangebracht. De ontsluitingswegen kruisen eveneens een sloot nabij de Westermeerweg. In bijlage 1 zijn de locaties van duikers weergegeven. De diameter van de duikers is minimaal 0,4 m. Op basis van het voorontwerp worden 33 duikers aangelegd op locaties waar wegen sloten kruisen (waarvan twee bij de Westermeerweg). De slootkruisingen ter hoogte van de Westermeerweg bevinden zich buiten de beschermingszones van de waterkering. Er vindt nog detailengineering plaats. Onder meer inzake de wegen. Op het moment dat detailengineering is afgerond worden de detailgegevens aan het Waterschap toegezonden. Dit betreft onder meer de: Afmeting van de dam in meters; Lengte van de duiker in meters op de waterlijn; Diameter van de duiker in meter; Bovenbreedte van de dam in meters.
3.4
Aanleggen van kabels (A3-12) Er zullen diverse kabels worden aangelegd, zoals elektriciteitskabels en communicatiekabels. De kabels voor de afvoering van de elektriciteit hebben een doorsnede van +/- 7,5 – 10 cm en zullen door middel van een open sleuf methode worden aangebracht op een diepte van circa 1,0 m -mv. Hierbij zal een minimale gronddekking van 0,8 m worden aangehouden. Inzake de locatie en ligging ten opzichte van de waterkering is meer informatie opgenomen in paragraaf 2.1.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
13
De te hanteren kabelsleufontwerp en de daarbij behorende aanlegmethode voor de kabels wordt nog nader gedetailleerd (breedte sleuf, type kabels, kabels gebundeld leggen, toe te passen bescherming, etc.), aangezien de aannemer welke belast zal worden met de uitvoering nog niet bekend is. Op het moment dat dit bekend is wordt detailinformatie over de aanleg toegezonden aan het Waterschap. .
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
14
4
EFFECTEN OP DE WATERKERING In dit hoofdstuk worden op hoofdlijnen de potentiële effecten op de waterkering beschreven, die ten gevolge van de realisatie en exploitatie van het windpark kunnen optreden. Daarbij wordt verwezen naar de door Fugro, NRG en HKV opgestelde rapportages welke als bijlagen zijn bijgevoegd. De beschrijving van mogelijke risico’s vindt plaats voor de verschillende relevante activiteiten. Voor een gedetailleerde effectbeschrijving wordt verwezen naar de bijlagen 7 t/m 10. In de rapportages van de deskundigen wordt geconcludeerd dat de stabiliteit van de waterkering niet in het geding is en dat er geen ontoelaatbaar additioneel risico voor falen van de waterkering ontstaat als gevolg van het windpark. Voorontwerp windpark De locaties van de windturbines en de situering van de wegen en de opstelplaatsen zijn een gegeven. Deze zijn vastgelegd in het inpassingsplan Windparken in de Noordoostpolder. Dit is weergegeven in de situatietekening in bijlage 1. Tevens zijn de dimensies van de windturbines een gegeven. Er is in opdracht van de aanvrager een voorontwerp voor de diverse windparkonderdelen opgesteld. Dit heeft betrekking op de fundaties, het transformatorstation, de wegen en de opstelplaatsen. Er zijn sonderingen en boringen uitgevoerd ter plaatse van deze locaties en deze zijn benut voor het voorontwerp. Voorafgaand aan de bouw zal, zoals gebruikelijk is bij bouwprojecten van deze omvang, nog nadere detailengineering plaatsvinden door de aannemer(s) welke de windturbines of andere zaken ten behoeve van het windpark bouwen of aanleggen. Zo wordt er voor elke windturbinespecifiek een paalfundatieontwerp opgesteld afgestemd op de grondkarakteristieken ter plaatse op basis van de reeds uitgevoerde sonderingen. En worden belastingstudies uitgevoerd ten behoeve van de detailengineering van de civiele infrastructuur, bijvoorbeeld voor de kraanplaatsen. Op grond van het voorontwerp staan nog diverse technische keuzes open die in de nadere detailengineering moeten worden ingevuld. Daarbij spelen technische, veiligheids-, financiële en organisatorische aspecten en afwegingen een rol, vanzelfsprekend binnen de hierdoor vereiste kaders van wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde kaders. Ten behoeve van deze aanvraag zijn de effecten van de aangevraagde activiteiten op de waterkering onderzocht door Fugro (zie bijlagen 7 en 8). Om hierin zekerheid te kunnen geven over de effecten op de waterkering is aan Fugro verzocht om conservatief de effecten te bepalen binnen de door Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f. opgegeven maximale uitgangspunten, voor zover relevant, van potentiële effecten op de waterkering. Op basis van deze uitgangspunten kan het windpark worden gerealiseerd zonder dat de stabiliteit of het functioneren van de waterkering in het geding is, blijkt uit de genoemde bijlagen. Terwijl er tegelijkertijd ruimte is om in de detailengineering de juiste keuzes te kunnen maken.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
15
Voorbeeld maximale uitgangspunten Aan Fugro is verzocht om ook rekening te houden met een paalbelasting van 2.700 kN, terwijl in het verleden met 2.000 kN rekening is aangehouden (trillingsrisicoanalyse Fugro uit 2009, bijlage F1 bij het MER voor het Windpark Noordoostpolder). De paalbelasting bepaalt de benodigde dimensies van de heipaal (omtrek of diameter en lengte), daarmee de benodigde hei-installatie en heiblok (de hei-energie in kN: hoe groter de heipaal, hoe hoger de hei- of slagenergie). Dit bepaalt vervolgens samen, gegeven de grondomstandigheden ter plaatse, de omvang van de trillingen die worden veroorzaakt en die optreden ter plaatse van de dijk. Door uit te gaan van een maximale paalbelasting zijn de optredende trillingen die worden verwacht ook maximaal. Dit geeft vervolgens de ruimte om bij het opstellen van het definitieve fundatieontwerp verschillende opties te beschouwen die, binnen de 2.700 kN (en natuurlijk andere relevante uitgangspunten), toepasbaar zijn zonder dat dit leidt tot negatieve effecten op de stabiliteit van de waterkering .
Aan het Waterschap wordt verzocht in de vergunning afwijkingen ten opzichte van de aannames/uitgangspunten welke zijn gehanteerd in de bijgevoegde rapportage van Fugro, toe te staan mits de gelijkwaardigheid van het afwijkende ten opzichte van hetgeen hier is onderzocht in het kader van de stabiliteit van de waterkering is aangetoond. Dit, gelijk aan de wijze waarop dit in de bouwvergunning is geregeld ten aanzien van constructieberekeningen. In dit hoofdstuk zijn de relevante uitgangspunten en conclusies inzake de effecten op de waterkering op hoofdlijnen beschreven. In het werkplan, bijlage 6, en in de rapportage van Fugro naar het effect van de windturbines op de waterkering (met uitzondering van de additionele risico’s ten gevolge van falen van de windturbine), bijlage 7, en de rapportage inzake de civiele werken, bijlage 8, is dit in meer detail beschreven. Bijlagen 9A, 9B en 10 betreffen de analyse van het additionele risico voor de waterkering ten gevolge van het falen van de windturbine.
4.1
Realisatiefase In de realisatiefase voor het windpark vinden een aantal relevante activiteiten plaats. In het werkplan is een beschrijving opgenomen van de bouw van het windpark. Aanleg fundatie - trillingen Omdat de fundatie op heipalen wordt gerealiseerd wordt er een groot aantal heipalen, 60120 afhankelijk van het fundatieontwerp, de grond in geheid. Hierbij treden trillingen op die zich in de grond verplaatsen en daarbij de waterkering kunnen bereiken. De maximaal te verwachten trillingen zijn bepaald door Fugro en getoetst aan de toetswaarde voor de waterkering. Aan deze toetswaarde dient te worden voldaan om zeker te stellen dat er geen gevaar is voor de stabiliteit van de waterkering. Bijlage 7 betreft de rapportage van Fugro. In deze rapportage heeft Fugro berekeningen uitgevoerd van de te verwachten trillingen op basis van het voorontwerp. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd om zekerheid te geven over de maximaal te verwachten trillingen: Bij alle windturbines zijn sonderingen uitgevoerd. Door Fugro is op basis van deze sonderingen een maatgevende situatie bepaald. Deze is maatgevend omdat deze
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
16
een relatief ongunstige bodemopbouw heeft voor wat betreft de effecten op de waterkering; Op basis van de maatgevende locatie zijn de maximale uitgangspunten bepaald welke relevant zijn voor het heien en daarmee voor de maximaal te verwachten trillingen. In het werkplan is hier nader op ingegaan. Dit betreft onder meer de maximale dimensies van de toe te passen heipalen, waarbij is uitgegaan van twee type grondverdringende paalsystemen, te weten een vibropaal en een prefab betonpaal; Er wordt met één heistelling per fundatie gewerkt. Op basis van gegevens van het waterschap en de uitgevoerde sonderingen zijn de karakteristieken van de Westermeerdijk bepaald; Bij de toetsing is rekening gehouden met Maatgevend Hoogwater (MHW). Dit houdt in dat het hoog water is aan de buitenzijde van de waterkering. Dit heeft een groot effect op de stijghoogte in het watervoerende pakket in de waterkering. De stijghoogte neemt toe bij een hogere waterstand en dit leidt tot een minder stabiele waterkering. Uitgaan van MHW is conservatief aangezien MHW in het IJsselmeer alleen optreedt, aangezien er geen getijde is en het IJsselmeer twee vaste peilen kent (winterpeil 0,4m NAP en zomerpeil -0,2m NAP), bij stormcondities die het water in de richting van de Westermeerdijk opstuwt, of als niet gespuid kan worden op de Waddenzee gedurende langere periode. Gedurende dergelijke omstandigheden (hoge stormcondities) vinden echter geen bouwwerkzaamheden plaats. In tabel 10 zijn de resultaten van de trillingsanalyse opgenomen. Hierin is de stabiliteit van de waterkering in de huidige situatie (ongestoord) weergegeven, de stabiliteit gedurende de realisatiefase en gedurende de exploitatiefase. In de tabel zijn als voorbeeld de waarden opgenomen van de vibropaal met de grootste diameter. In de rapportage is dit ook voor een andere diameter en voor de prefab betonpaal opgenomen. Als toetswaarden gelden daarbij dat de waterkering in de huidige situatie en in de realisatiefase (gebruiksfase) minimaal moet voldaan aan F=1,22 voor het binnentalud (landzijde van de waterkering) en F=1,16 voor het buitentalud (IJsselmeerzijde). Gedurende de realisatiefase wordt onderscheidt gemaakt tussen een toetswaarde ter plaatse van de insteek van de kwelsloot (‘waterkerend vermogen niet in het geding), welke F = 0,99 bedraagt en een toetswaarde ter plaatse van het dichtstbijzijnde punt van de diepe glijcirkel (‘waterkerend vermogen in het geding), welke F=1,10 bedraagt. De totstandkoming van deze toetswaarden is gemotiveerd in de rapportage van Fugro (zie bijlage 7). Indien wordt voldaan aan de toetswaarde geldt dat de stabiliteit (of ‘standzekerheid’) van de waterkering niet in het geding is. Fugro heeft de trillingen ter plaatse van beide locaties bepaald.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
17
Tabel 10 Effecten trillingen realisatiefase op stabiliteit vibropaal Ø 609 Toetswaarde (F)
Stabiliteit binnentalud
Stabiliteit buitentalud
Locatie 15 Huidige situatie
1,22 (binnentalud) 1,16 (buitentalud)
1,41
Bij insteek kwelsloot
0,99
0,98
1,45
Bij diepe glijcirkel
1,10
1,10
1,85
1,22 (binnentalud) 1,16 (buitentalud)
1,11
Exploitatie
1,79
1,55
Zoals aangegeven vinden tijdens hoge stormcondities geen bouwwerkzaamheden plaats. Fugro heeft in de rapportage in bijlage 7 als gevoeligheidsanalyse aangetoond wat het effect is van een lagere waterstand op de stabiliteit van de waterkering gedurende het uitvoeren van de heiwerkzaamheden voor de windturbinefundaties. Hieruit blijkt dat bij een MHW -10% of -20% de stabiliteit gedurende heien snel hoger wordt in vergelijking met de conservatieve berekening met MHW. Voor de bouw van het windpark geldt dat bouwactiviteiten welke van invloed zijn op de stabiliteit van de waterkering gedurende MHW maar ook gedurende MHW -10% of -20% niet zullen plaatsvinden. Monitoring trillingen De trillingsanalyse is uitgevoerd op basis van de sonderingen op de locatie en de omstandigheden ter plaatse. Ter verificatie van de modelberekeningen is het gebruikelijk monitoring uit te voeren tijdens het heien van de eerste heipalen. Voor de realisatie van het windpark zal derhalve ook monitoring plaatsvinden op de optredende trillingen (ook wel ‘versnellingen’) gedurende heien. Fugro geeft aan dat bij een overschrijding van de maximaal toelaatbare trillingen het stoppen van het heiwerk direct leidt tot een verbetering van de situatie en daarmee onder de maximaal toelaatbare niveaus komen. Conform het advies van Fugro zal bij locatie 15 minimaal 1 dag een bemande monitoring plaatsvinden. Ten behoeve van de monitoring wordt een monitoringsplan opgesteld dat voorafgaand aan de aanvang van het heien ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het waterschap. In paragraaf 10.5 van het werkplan in bijlage 6 is aangegeven op welke wijze het monitoringsplan wordt opgezet. Maximale belasting en trillingen civiele infrastructuur Ten behoeve van de bouw vindt in de nabijheid van de waterkering transport plaats over de bouwwegen en worden er kranen opgesteld nabij de windturbine op de opstelplaats om de windturbinedelen te kunnen installeren. In het werkplan zijn de maximale belastingen opgenomen die kunnen optreden en de effecten op de ondergrond, evenals de overige gehanteerde uitgangspunten voor het voorontwerp. Daarbij is uitgegaan van een maximaal ontwerp van deze civiele werken en van de maximaal optredende belastingen. Detailengineering hiervoor dient nog plaats te vinden, echter de aangehouden belastingen zijn maximaal. De detailengineering heeft tot doel bereikbaarheid van de locatie tijdens de bouw te garanderen (onder meer voor het passeren van voertuigen) en de stabiliteit van de kranen en het overige materieel tijdens de bouw te garanderen.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
18
Uit de rapportage van Fugro inzake de effecten van de civiele werken (bijlage 8) blijkt dat ten gevolge van de trillingen van het transport de standzekerheid van de waterkering niet in gevaar brengen. De aanwezigheid van de grondlichamen van de wegen en opstelplaatsen in de beschermingszone, met de aangehouden uitgangspunten, heeft eveneens geen negatief effect op de waterkering. Transformatorstation Het transformatorstation nabij de Westermeerdijk bevindt zich buiten de beschermingszones van de waterkering, op een afstand van circa 155 meter van de insteek van de kwelsloot. Een deel van de stations, zoals de schakelapparatuur, wordt gefundeerd op grondverdringende heipalen of op staal (zonder heipaal). In de rapportage van Fugro inzake de effecten van de civiele werken op de waterkering (bijlage 8) blijkt dat beide opties geen onaanvaardbare effecten op de stabiliteit van de waterkering hebben, mede gezien de afstand tot de waterkering. In geval van een fundering op heipalen geldt dat deze significant kleiner (ordegrootte 200x200mm met een lengte van ordegrootte 12 meter) zijn dan de getoetste heipalen voor de windturbines. Aangezien de afstand tot de waterkering daarbij groter is dan die van de fundatie van de windturbines, en eveneens met maximaal één heistelling tegelijk zal worden gewerkt, zullen de optredende trillingen kleiner zijn dan die van de windturbines en is er geen gevaar voor de stabiliteit van de waterkering. Eén van de onderzochte opties voor het aanleggen van de verdiepte delen (kabelkelder, opvangbak en kabelgoot) betreft het toepassen van bouwput met toepassing van bemaling. Uit de rapportage van Fugro inzake de civiele werken (bijlage 8) blijkt dat de er geen negatieve effecten zijn te verwachten ten gevolge van het ontgraven van een bouwput en de toepassing van een bemaling. De stabiliteit van de waterkering komt niet in het geding ten gevolge van het toepassen van deze bouwmethode. De andere onderzochte opties voor het aanleggen van de verdiepte delen (kabelkelder, opvangbak en kabelgoot) betreft het toepassen van damwanden. Het in- en uittrillen hiervan leidt tot trillingen. Uit de rapportage van Fugro inzake de civiele werken (bijlage 8) blijkt dat de optredende trillingen dermate laag zijn, en in geval van het transformatorstation voor windpark Westermeerdijk op een afstand van meer dan 155 meter van de insteek van de kwelsloot, dat de stabiliteit van de waterkering niet in het geding is ten gevolge van de trillingen. Ontgraving Het fundament van de windturbine wordt op het maaiveld gerealiseerd waardoor beperkte tot geen ontgraving is vereist. Derhalve zijn er geen risico’s voor de waterkering ten gevolge van ontgraving. Ook de aanleg van de wegen en de opstelplaatsen vindt eveneens plaats op maaiveld. Derhalve zijn er geen risico’s voor de waterkering ten gevolge van ontgraving.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
19
Voor de kabels geldt dat deze met een gronddekking van circa 0,8 m-mv worden gerealiseerd. De kabels zijn parallel ten opzichte van de waterkering gesitueerd en bevinden zich in de buitenste beschermingszone. Enkel ter plaatse van de windturbines worden de kabels in het fundament van de windturbine ingevoerd (invoer vindt niet aan de waterkeringzijde plaats maar aan de andere zijde). Gezien de beperkte ontgraving, parallel gesitueerd en de afstand tot de waterkering geeft Fugro in bijlage 8 aan dat er geen risico´s op negatieve effecten op de stabiliteit van waterkering ten gevolge het aanleggen van de kabels. Daarbij is de ontgraving van tijdelijke aard. Voor het transformatorstation nabij de Westermeerdijk is een ontgraving (bouwput met bemaling of damwandkuip) vereist voor de kabelkelder, de opvangbank onder de transformatoren en de kabeltuin. De ontgraving bevindt zich buiten de invloedszone van de waterkering en heeft dan ook geen effect op de stabiliteit van de waterkering. Kwel en piping Voor de fundaties, van zowel de windturbines als de transformatorstations, geldt dat gebruik gemaakt zal worden van grondverdringende heipalen (voor de transformatorstations is een fundering op staal eveneens onderzocht). Daarnaast vindt er beperkte tot geen ontgraving plaats aangezien de fundaties, de wegen en de opstelplaatsen op het maaiveld worden gerealiseerd. Uit de rapportage van Fugro (bijlage 7) blijkt dat er derhalve een verwaarloosbaar risico op kwel is. Gezien de afstand tot de waterkering kan er geen piping optreden. Dit effect treedt op indien door grondwaterstroming zand uit de waterkering wordt gespoeld. In de rapportage van Fugro in bijlage 7 is echter aangetoond dat dit, ten gevolge van de afstand tot de waterkering niet kan optreden.
4.2
Gebruiksfase In de gebruiksfase is het windpark operationeel. De windturbines hebben normaliter een technische beschikbaarheid van circa 98% Periodiek worden de windturbines bezocht voor onderhoud en inspectie. Trillingen De draaiing van de rotor van een in bedrijf zijnde windturbine veroorzaakt trillingen. Deze trillingen worden voor het grootste deel uitgedempt door de betonnen mast en de fundatie. In de rapportage van Fugro in bijlage 7 zijn berekeningen uitgevoerd om te beoordelen of de trillingen tijdens de gebruiksfase een negatief effect heeft op de stabiliteit van de waterkering. In de rapportage is op basis van metingen bij bestaande windturbines en op basis van extrapolatie een berekening gemaakt voor de te verwachten trillingen van de windturbines tijdens de gebruiksfase. De trillingen die in de bodem optreden ter plaatste van de voet van de waterkering (de kwelsloot) zijn een factor 10 tot 14 lager dan de trillingen ten gevolge van het heien. De resultaten zijn in tabel 11 weergegeven. De stabiliteit van de waterkering voldoet ruim aan de toetswaarden.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
20
Tabel 11 Effect stabiliteit trillingen gebruiksfase Toetswaarde (F)
Stabiliteit binnentalud
Stabiliteit buitentalud
Locatie 15 Huidige situatie
1,22 (binnentalud) 1,16 (buitentalud)
1,41
Exploitatie
1,22 (binnentalud) 1,16 (buitentalud)
1,36
1,79 1,72
Risico´s In geval van falen van (delen van) de windturbine kunnen effecten op de stabiliteit optreden. Dit is het geval indien delen van de windturbine op de waterkering terecht komen. De kans op het falen van (een deel van) een windturbine is klein tot zeer klein. In acht dient echter te worden genomen dat sprake is van meerdere windturbines. Het windpark Westermeerdijk bestaat uit zeventien windturbines. Deze kunnen effect hebben op de Westermeerdijk, welke onderdeel uitmaakt van dijkring 7. Omdat aan de Zuider- en de Noordermeerdijk eveneens windparken worden gerealiseerd is de kans op falen cumulatief bepaald. De kans op een incident met een windturbine is voor elke windturbine even groot. Bij meerdere windturbines is sprake van een grotere kans. Voor het bepalen van de risico’s is uitgegaan van de posities en het aantal windturbines zoals deze in het Rijksinpassingsplan Windpark Noordoostpolder zijn vastgelegd. Dat betekent dat is uitgegaan van 38 windturbines. Dit is ook het uitgangspunt in de risicoanalyse welke is opgesteld. De relevante scenario’s, conform het Handboek Risicozonering Windturbines, betreffen het falen van: Een rotorblad of een deel hiervan; De gondel; De mast. Door NRG is, op basis van de faalkansen van de windturbine of delen hiervan, een risicoanalyse uitgevoerd. De toename van de faalfrequentie van de waterkeringen van de Noordoostpolder is bepaald. Dit betekent dat het additionele risico op falen van de waterkering, aangezien de waterkering vanuit zichzelf ook een specifieke kans op falen heeft, is bepaald. Deze risicoanalyse is bijgevoegd als bijlage 9A bij de aanvraag. Onderdeel van de risicoanalyse is een onderzoek van Fugro (bijlage 9B) naar de effecten op de waterkering ten gevolge van genoemde gebeurtenissen. Als grens voor een toelaatbaar additioneel risico op falen van de waterkering geldt 10% van de autonome faalkans van de waterkering. NRG heeft deze grens gebaseerd op het Handboek Risicozonering Windturbines waarin deze grens voor windturbines bij activiteiten met gevaarlijke stoffen wordt gehanteerd. NRG acht deze grens ook toepasbaar voor het beoordelen van het additionele risico voor waterkeringen aangezien geldt dat het effect van de additionele faalfrequentie in dat geval verwaarloosbaar is, zie ook de rapportage van NRG. Aanvullend is een memo van HKV Lijn in Water/TU Delft als bijlage 10 bij deze aanvraag gevoegd. In deze memo is een toelaatbaar additioneel risico bepaald op basis van de wettelijke veiligheidsnorm van de dijkring waarop de windturbines
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
21
van invloed zijn en de eigenschappen van de dijkring. Hieruit blijkt eveneens dat een additioneel risico van 10% aanvaardbaar wordt geacht.
4.3
Bereikbaarheid van de waterkering Zowel de bouw als de exploitatie van het windpark heeft geen effect op de toegankelijkheid van de waterkering voor het waterschap ten behoeve van onderhoud, inspectie of bijvoorbeeld reparatie. De windturbines en bijbehorende voorzieningen worden niet in de kernzone gerealiseerd. De huidige toegangswegen tot de waterkering blijven toegankelijk voor het waterschap. Gedurende slechte weersomstandigheden (storm) hoeft ook niet voor de veiligheid van het personeel gevreesd te worden in verband met afbrekende/-vallende (onder)delen van de windturbines aangezien de windturbines voldoen aan de internationale veiligheidseisen voor windturbines, de IEC 61400-1. Vanzelfsprekend worden de windturbines, mede op basis van dit certificaat, ontworpen om bestand te zijn tegen de maximale weersomstandigheden die ter plaatse kunnen optreden. Tijdens extreme stormcondities worden de windturbines uitgeschakeld of afgeregeld (boven 25m/s). De windturbines zijn voorzien van diverse redundante veiligheidssystemen om overspeed (‘doordraaien’) van de rotor te voorkomen. Andere veiligheidsvoorzieningen zijn onder meer bliksembeveiliging, conditie meting van alle relevante onderdelen, diverse sensoren voor het o.a. bewaken van temperaturen in relevante delen van de windturbine, etc. Zoals uit de risicoanalyse in bijlage 9A naar voren komt is de kans op falen van de turbine of een onderdeel hiervan en een inslag in de waterkering kleiner dan de overschrijdingskans van de waterkering, dit geldt ook voor de kans op falen van alle 38 windturbines cumulatief welke zijn voorzien bij de IJsselmeerdijken van de Noordoostpolder.
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
Pondera Consult
22
5
BIJLAGEN Bijlage
Titel
A
Aanvraagformulier watervergunning
B
Toelichting bij aanvraagformulier (onderhavige rapportage)
1
Situatietekening windpark
1A
Plattegronden turbine 1
1B
Plattegronden turbine 2
1C
Plattegronden turbine 3
1D
Plattegronden turbine 4
1E
Plattegronden turbine 5
1F
Plattegronden turbine 6
1G
Plattegronden turbine 7
1H
Plattegronden turbine 8
1I
Plattegronden turbine 9
1J
Plattegronden turbine 10
1K
Plattegronden turbine 11
1L
Plattegronden turbine 12
1M
Plattegronden turbine 13
1N
Plattegronden turbine 14
1O
Plattegronden turbine 15
1P
Plattegronden turbine 16
1Q
Plattegronden turbine 17
2
Aanzichttekening windturbine
3
Detailtekening gondel en rotor
4
Bouwvergunning windpark Westermeerdijk
5
Tekening en doorsnede transformatorstation WMD
6
Principe Werkplan. Ventolines, 2011
7
Effecten op de waterkering windpark Westermeerdijk (opdrachtnummer 1009-0061-006). Fugro, 2011
8
Civiele werken windpark Noordoostpolder (opdrachtnummer 1009-0061006). Fugro, 2011
9A
Toename van de faalfrequentie van de dijken door windturbines van de dijken door windturbines (referentie K5012/S&P/CM/LW/11.107962). NRG, 2011
9B
Windturbines Noordoostpolder (referentie 1009-0061-005.R05V05.AJS). Fugro, 2011
10
Aanvaardbare risico’s van windmolens nabij waterkeringen (referentie PR2176.00). Matthijs Kok, (HKV) en Han Vrijling (TU Delft), 2011
11
Machtiging ondertekening aanvraag
Watervergunning aanvraag Westermeerdijk 5 augustus 2011
62
Perceelnr. 1409 63
KM-paal 13,6
Perceelnr. 1786
Bestaande weg verbreden tot 4 meter
Inrit A (Tekening 21B)
Perceelnr. 160
Y
61 X
Perceelnr. 590
WT-01
Perceelnr. 1787 60
64
Perceelnr. 1054
59
Perceelnr. 1787 Y
X
WT-02 58
Perceelnr. 1736 Perceelnr. 1787 57
56
Perceelnr. 2072
Y
WT-03 X
Perceelnr. 1412 55
Perceelnr. 2046 Y
54
X
WT-04
Perceelnr. 1781
53
52
Y
Perceelnr. 1420 X
51 WT-05
Inrit B (Tekening 21B) Perceelnr. 1691 50
Y
X
WT-06
Perceelnr. 1428
49
Perceelnr. 1423 48 Y
X
WT-07 47
Perceelnr. 1831 46
Inrit C (Tekening 21B) Dwarsprofiel (Tekening 3B) A
Y
A
Kabeltrace buitendijks
45 X
WT-08
Perceelnr. 1425
IJsselmeer
44
Perceelnr. 1426
Y
43
X
WT-09
Perceelnr. 1427
42
Perceelnr. 2029 Y
WT-10 X
Perceelnr. 1369 41
Y
Perceelnr. 1793
40
X
WT-11
Perceelnr. 1371 Perceelnr. 1522
Y
Perceelnr. 1372 X
WT-12 39
Perceelnr. 1363
Perceelnr. 1373
Windpark Westermeerdijk
Perceelnr. 1524 Y
X
38
WT-13
Perceelnr. 1374 Perceelnr. 1365 65
Inrit D (Tekening 21B) 66
Bestaande weg verbreden tot 4 meter
37 Y
Perceelnr. 1817 X
WT-14
36
Perceelnr. 1379
Y
35
X
WT-15
Perceelnr. 1380
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
2
12-04-2010
Wijziging locatie trafostations
FD
3
MWe
1
07-10-2009
Diverse wijzigingen/aanpassingen doorgevoerd
FD
3
EWL
0
08-09-2009
PD
1
EWL
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
Terp
Perceelnr. 1384
Rotordiameter
X
Y
Rev.
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
Windturbine X
WT-16
Bestaande situatie of overig WP-NOP 34
Indraai windpark
Perceelnr. 1388
Inrit E (Tekening 21B)
Verharding (kraanplaatsen en wegen) Inrichtingsgebied Montageplaats
Y
Perceelnr. 1386
33
32 X
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
KM-paal 22
WT-17
Lozingspunt
Perceelnr. 1382 31
Windpark Westermeerdijk binnendijks Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f. Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
A0 1:7500
2B
0
10
20
30
50m
40
Y 54m
Perceel 590
X 15m
50m
8m
4m
147m
WT-01
Perceel 1787
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
4B
0
10
20
30
40
50m
Y
67m
54m
X 15m
WT-02
8m
50m
4m
Perceel 1736
Perceel 1787
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
5B
0
10
20
30
50m
40
Y 54m
Perceel 2072
X 15m
4m
20m
WT-03
8m
50m
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
6B
0
10
20
30
40
50m
Y 54m
Perceel 2046
X 15m
50m
WT-04
8m
106m
4m
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
7B
0
Y
10
20
30
40
50m
107m
55m
X 15m
50m
8m
Perceel 1420
4m
WT-05
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
8B
0
10
20
30
40
50m
Y
21m
54m
X 15m
WT-06
8m
50m
4m
Perceel 1428
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
9B
0
10
20
30
40
50m
Y 54m
Perceel 1423
X 50m
WT-07
8m
65m
15m 4m
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
10B
Geplande locatie Tennet station
10,5m 46m
Detail A
Y 154m
45m
Geplande locatie transformatorstation buitendijkse windparken
148m
54m
X 15m
50m
Perceel 1425
8m
4m
0
10
20
30
50m
40
WT-08 Monsternameput
Monsternameschacht
Verzamelruimte
Legenda Windturbine (rand fundament)
1
09-04-2010
0
07-10-2009
Positie trafostation
FD
2
MWe
FD
3
EWL
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
-
Y
Terp Rotordiameter
Rev.
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
11B
0
10
20
30
40
50m
Y
62m
54m
X 15m
50m
8m
Perceel 1427
4m
WT-09
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
12B
0
10
20
30
40
50m
Y 54m
Perceel 2029
WT-10 25m
X 15m
4m
50m
8m
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
13B
0
10
20
30
40
50m
Y 54m
Perceel 1793
X 15m
WT-11
8m
50m
111m
4m
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
14B
0
10
20
30
40
50m
Y 103m
54m
X 15m
WT-12
8m
50m
4m
Perceel 1363
Perceel 1372
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
15B
0
10
20
30
40
50m
Y 54m
16m
X 15m
50m
8m
WT-13
4m
Perceel 1365
Perceel 1374
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
16B
0
10
20
30
50m
40
Y 54m
Perceel 1817
X 15m
50m
WT-14
8m
70m
4m
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
17B
0
10
20
30
40
50m
Y 54m
Perceel 1380
X 15m
50m
WT-15
8m
157m
4m
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
18B
0
10
20
30
40
50m
Y
57m
54m
X 15m
50m
8m
4m
Perceel 1388
WT-16
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
19B
0
10
20
30
40
50m
Y 54m
Perceel 1386
15m
30m
X 50m
8m
4m
WT-17
Legenda Windturbine (rand fundament) Y
0
Terp Rotordiameter
Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
X
Windturbine
Bestaande situatie of overig WP-NOP Indraai windpark
Windpark Westermeerdijk binnendijks
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
Inrichtingsgebied
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
Montageplaats
A3 1:1000
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
20B
134.95m
198.45m
12 7. 0m
Draairichting
Toegang
B.K. fundering +3.9m 0.0m (maaiveld)
Rand fundament Terp
EWL
1
07-10-2009
FD
3
0
08-09-2009
PD
1
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
Rev.
Diverse wijzigingen/aanpassingen doorgevoerd
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
Windpark Noordoostpolder Ventolines B.V.
Kruirichting
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
A3 1:750
1C
CALC. BY
Draairichting
Kruirichting
0 Rev.
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
OMSCHRIJVING/DESCRIPTION
Windpark Noordoostpolder Ventolines B.V. Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527 616167 F: +31 527 615468
A3 1:750
2C
CALC. BY
REGULIERE BOUWVERGUNNING (artikel 44, lid 1, Woningwet) Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, beschikkende op de aanvraag van
Windmolenproject Westermeerdijk Binnendijks vof De heer J.G.A. Bastiaanssen Postbus 1060 8300 BB EMMELOORD
ingediend op 2 november 2009, no. 20090537, waarbij vergunning wordt gevraagd voor het plaatsen van 17 windturbines met transformatorstation, op het perceel kadastraal bekend gemeente Noordoostpolder, sectie E, nrs. 1787, 2072, 2046, 1420, 1428, 1423, 1425, 1427, 2029, 1793, 1372, 1373, 1374, 1817, 1380, 1388, 1386, plaatselijk gemerkt Westermeerdijk (binnendijks) te Espel; Overwegende: dat in eerdere stukken in verband met dit project is aangegeven dat het inpassingsplan wordt vastgesteld door de ministers van Economische Zaken (EZ) en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en l"1ilieubeheer (VROM), en dat de vergunningenprocedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken; dat bij het aantreden van het nieuwe Kabinet per 14 oktober 2010 de namen van de desbetreffende ministeries echter aangepast zijn; dat daarom hierna wordt gesproken over de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) respectievelijk de minister van Infrastructuur en Milieu (I&M); dat indien er wordt terugverwezen naar besluiten van voor 14 oktober 2010, dan ministerie van Economische Zaken (EZ) blijft staan; dat in artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a van de Elektriciteitswet 1998 bepaald is dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing is; dat dat in dit geval wil zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor "Windpark Noordoostpolder" gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I); dat op grond van het uitvoeringsbesluit op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing is; dat daarbij de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure doorlopen als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro; dat dit besluit een van de besluiten is die nodig zijn voor "Windpark Noordoostpolder"; dat de minister van EL&I een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor "Windpark Noordoostpolder" heeft bevorderd;
-2-
-2dat onderhavig besluit samen met het inpassingsplan en de andere besluiten als volgt is voorbereid: op 17 juni 2010 en op 19 augustus 2010 is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; op 17 juni 2010 is door de minister van EZ een ontwerp van het besluit aan de initiatiefnemer gezonden; het ontwerp van het besluit heeft van 18 juni tot en met 29 juli 2010 en van 20 augustus tot en met 30 september 2010 ter inzage gelegen bij het ministerie van EZ, gemeente Noordoostpolder, gemeente Lemsterland, gemeente Urk en provincie Flevoland; er zijn drie informatieavonden georganiseerd, op 1, 5 en 8 juli 2010, waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen; dat op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EL&I bekendgemaakt worden; dat de minister van EL&I daarvan tevens mededeling doet in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg; dat eerdere insprekers apart geïnformeerd worden; dat de aanvraag om bouwvergunning getoetst is aan het Bouwbesluit 2003, de bouwverordening en de redelijke eisen van welstand; dat de welstandscommissie, met inachtname van de criteria zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota, op 8 maart 2010 en 2 juli 2010 een positief advies heeft uitgebracht; dat het bouwplan in overeenstemming is met bovengenoemde toetsingskaders; dat het bouwplan tevens getoetst is aan het vigerend bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2004'; dat de aangevraagde bouwvergunning in strijd is met het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2004'; dat voor "Windpark Noordoostpolder" echter een (rijks)inpassingsplan in voorbereiding is; dat artikel 3.30, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 3.35, achtste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) bepaalt dat in zo'n geval een aanvraag niet aan het bestemmingsplan, maar aan het in voorbereiding zijnde inpassingsplan moet worden getoetst; dat daarom nagegaan is of het bouwplan in strijd is met dit inpassingsplan; dat dat niet het geval is, het bouwplan is in overeenstemming met het inpassingsplan;
- 3 -
- 3 dat naar aanleiding van de publicaties van de kennisgevingen en de terinzageleggingen van alle ontwerp-besluiten in het kader van de rijkscoördinatieregeling voor het project "Windpark Noordoostpolder" in totaal 693 waarvan 109 unieke zienswijzen over de ontwerp-besluiten naar voren gebracht zijn; dat wij naar de antwoordnota zienswijzen verwijzen voor een overzicht van de behandeling van de zienswijzen; dat in deze antwoordnota ook de reacties op de inhoudelijke punten uit de zienswijzen die niet specifiek zijn, c.q. over alle ontwerp-besluiten gaan zijn opgenomen; dat de antwoordnota afzonderlijk door ons college is vastgesteld voor dat deel waarvoor ons college bevoegd gezag is; dat voor de zienswijzen die betrekking hebben op onderhavige aanvraag en onze reactie daarop wordt verwezen naar de antwoordnota, welke hier als aangehaald en ingelast dient te worden beschouwd; dat de zienswijzen en de reacties daarop het verlenen van de vergunning niet in de weg staan; dat gelet op artikel 40a, lid 1, artikel 44, lid 1, artikel 40, lid 1 en artikel 56 van de Woningwet, het Bouwbesluit 2003, de bouwverordening van deze gemeente en het inpassingsplan "Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder"; BES L U I TEN: Reguliere bouwvergunning te verlenen onder de voorwaarden die op de navolgende pagina(s) worden genoemd en overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bescheiden. Emmeloord, 23 november 2010, Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester,
C- -.::;::, \{Ct J
Begroting der bouwkosten
€
Reguliere bouwvergunning Welstand Totaal
€ €
Een legesnota met acceptgiro wordt u binnenkort separaat toegezonden.
- 4-
-4 BEROEP Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA, Den Haag. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd. Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze over het ontwerp van dit besluit naar voren heeft gebracht. Op dit besluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbende in het beroepschrift moet aangeven welke beroepsgronden hij aanvoert tegen het besluit. !'Ja afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Vermeld in het beroepschrift dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
VOORWAARDEN 1. Het bouwtoezicht dient tenminste twee dagen van te voren door middel van bijgevoegd kaartje in kennis te worden gesteld van de aanvang der werkzaamheden, ontgravingswerkzaamheden daaronder inbegrepen. 2. De aanvang van heiwerkzaamheden, indien van toepassing, dient tenminste één dag voor aanvang gemeld te worden. Uiterlijk twee dagen na het gereed komen van de werkzaamheden dient er een kalenderstaat te worden overgelegd. 3. Tenminste twee dagen van tevoren dient het bouwtoezicht gelegenheid te krijgen om: de wapening te controleren alvorens beton wordt gestort, uit het zicht komende (staal- )constructies te controleren en uit het zicht komende riolering te controleren. 4. Uiterlijk op de dag van beëindiging dient de voltooiing van het gebouw door middel van bijgevoegd kaartje gemeld te worden. 5. Met toepassing van artikel 4 lid 2 van het Besluit indieningsvereisten dienen de gegevens en bescheiden met betrekking tot de constructie uiterlijk drie weken voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden verstrekt te worden. OVERIGE BEPALINGEN 1. Er moet worden gebouwd overeenkomstig het Bouwbesluit 2003. 2. Op het bouwwerk dienen te allen tijde aanwezig te zijn en aan de ambtenaren van de het cluster Handhaving ter beschikking te worden gesteld: de bouwvergunning, andere vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen, het bouwveiligheidsplan en eventuele aanschrijvingen ingevolge de Woningwet. 3. Het is verboden een nieuw of geheel vernieuwd gebouw of gedeelte daarvan in gebruik te geven of te nemen indien één van de volgende omstandigheden zich voordoet: het bouwwerk is gereed gemeld bij het cluster Handhaving; er is niet gebouwd overeenkomstig de bouwvergunning.
vrom 01072009/9150 Datum ontvangst
Dossiernummer
2 NOV 2009
Aanvraag ingediend in
3
Indienen bij dienst of afdeling
voud
Cluster Vergunningen
Verzendadres
Noordoostpolder Postbus 155 8300 AD Emmeloord
[email protected]
Aanvraag bou""vergunning .l-Gegevens aanvrager (vergunninghouder) Vraagt u de vergunning > aan namens een rechtspersoon (bedrijf, instelling, vereniging e.dJ? Vul dan bij lb de naam van de rechtspersoon in en bij 1a de naam van degene die vertegenwoordigingsbevoegd is. Bij een particuliere aanvraag hoeft u 1b dus niet in te vullen
1a Naam en voorletters
!..~.:§.:.~.: ...I?~~.t.i~.~.~~.~~.~......................................................................:. 181 Man 0 Vrouw
1b Rechtspersoon
!.yy.~~.~.~.?!.~.~.e~?j~~t...'!'!~.~~::'.f!.1::r..~V~. .l?.i.~.~.E:3.~.~ij~~..y. ?:.!:. . ~.:.?.:.............:.
Postbus 1060 1c Correspondentieadres in Nederland, bij voorkeur geen postbusnummer
1d Postcode en plaats
L~.~gg..I?I?..§.I!1I!1.E:3.I?.~O"·"""·""""·""""·""·"""··"""""""........................................................:.
Ie Telefoon overdag
19??.!. =. ?..!.~. 9.?.g. . . . .~~.t.~.p.~~~ ~:~dt van bUf'gemte
1f Faxnummer
1 0527
- 271055
.
eqemeente Noo~eren
19 E-mailadres
~. ~·~~~·~·~i~~~·@:;;~~dt~~N.QIV. 20 rlr)".<;tf)OlrJer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .;. . . . . . . . . . . . ...10. . 0. .9. ·_. 5··37. ·. . . . . . . . . . . . . . . .
lh Bent u
1&1 eigenaar 0
o
huurder
.
= . .= . . .:.:.-
L.::;:;:;-~::;=::::........~P.~~ . ~~;:::. .:. :. :.= ..= . . .= ...
anders, namelijk
~Machtiging
Indien deze aanvraag betrekking heeft op een bouwvergunning tweede fase: vul hier de gegevens in van de gemachtigde, ook al is dit dezelfde gemachtigde als bij de aanvraag om bouwvergunning eerste fase
>
.?9.... Laat u de aanvraag voor de bouwvergunning door een gemachtigde verzorgen? D Nee, ga naar 3 1&1 Ja, vul dan hier de gegevens van de gemachtigde in
2b Naam en voorletters 2c Functie
Directeur
2d Correspondentieadres in Nederland
Postbus 579
2e Postcode en plaats ~
Zie de toelichting
>
t~. :~.:.'!'!.: . .~u..~!.~.~~~.r.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 181 Man 0 Vrouw
Telefoon overdag
,..???g. ~.~. .r.:t.~.~.Q.~I.?....................................................................................................................................:. t9.~.=??.?..~.~.~.~.!... . . . . . . . . . . . . . . . .:
2g Faxnummer
!...~.~~..................................................................:
2h E-mailadres
~.~.:.r.~j~~~!~.~.r.@p.?~~.~r.~.~~.~.~.I.~:.~.?I!1...........................................................................
3
Kosten
3
Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW)
~. .z.:!.~. .~il.l~Q~ ...1....................................:. 10543500Q ....
AKKOORD
1
/
Aan de Stadsmuur 79"83
HE
ov
Postbus 531,8000 AM Zwolle
RSTICHT
welstandscommissie
College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordoostpolder Afd. Bouw- en Woningtoezicht Postbus 155 8300 AD EMMELOORD
. besluit va b wethouders van de n urgemeester en oemeente Noordoost Zwolle, 8 maart ~10 polder
J
NOV. 2010 0 9 - 5 3 7 ~
BETREFT
: plaatsen van 17 windturbines met transformatorstation
ADRES : Westermeerdijk (binnendijks) OPDRACHTGEVER: Windmolenproject Westermeerdijk Binnendijks INLICHTINGEN : de heer Ir. H.FA Dekkers
~~
uw KENMERK : SR 2009-537 ADVIESKOSTEN: 45.000,00 ONS KENMERK : RB-528-2010 I PE
Geacht college. Bovengenoemde aanvraag voor het plaatsen van 17 windturbines met transformatorstation is op 25 januari 2010 voor advies binnengekomen bij de welstandscommissie. Het voorliggende plan betreft één van de vier bouwaanvragen die onderdeel uitmaken van het rijksinpassingsplan 'Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder". Zes windmolens in dit windmolenpark bevinden zich in de buurgemeente Lemsterland. Deze aanvraag is in een eerder stadium behandeld. Bij de beoordeling van het voorliggende plan worden de overige afzonderlijke bouwaanvragen betrokken als onderdeel van het gehele windmolenpark. Het plan voor de realisatie van het gehele windmolenpark betreft het plaatsen van windmolens zowel op het land (binnendijks) als in het water (buitendijks). 19 windturbines binnendijks en een transformatorstation langs de Noordermeerdijk. (inclusief zes windturbines in de gemeente Lemsterland). 49 windturbines buitendijks en een transformatorstation langs de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk. 17 windturbines binnendijks en een transformatorstation langs de Westermeerdijk. 8 windturbines binnendijks en twee transformatorstations langs de Zuidermeerdijk. De windmolens die binnendijks worden geplaatst. zijn van een ander type dan de windmolens die buitendijks worden geplaatst. De windmolens binnendijks hebben een ashoogte van ongeveer 135 meter met een maximale hoogte. inclusief wiek. van ongeveer 199 meter. De windmolens buitendijks hebben een ashoogte van ongeveer 90 meter met een maximale hoogte, inclusief wiek, van ongeveer 149 meter. De hart-op-hart-afstanden tussen de windmolens buitendijks en binnendijks verschillen eveneens van elkaar. Het rijksinpassingsplan 'Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder" is het nieuwe ruimtelijke kader en maakt de plaatsing van deze windmolens mogelijk. Hierbij moet opgemerkt worden dat het rijksinpassingsplan nog niet vigerend is. Het plan is tijdens de commissievergadering van donderdag 11 februari 2010 in de welstandscommissie besproken. De heren Lauter (projectdirecteur windpark) en 't Klooster (betrokken vanuit MER en bouwvergunning) hebben het project aan de commissie toegelicht. Het hieronder beschreven welstandsadvies bestaat uit een beoordelingskader. bevindingen, kennisneming van aanvullende relevante beleidsstukken, een conclusie en aanbevelingen.
T (038) 421 3257 F Genootschap lot bevordering en instandhouding van het landelijk en stedelijk schoon
(038) 421 81 84
[email protected] W www.oversticht.nl
/
Aan de Stadsmuur 79-83 Postbus 531, 8000 AM Zwolle
H
T
OVERSTICH
welstandscommissie Behoort bij besluit b wethouders van dp. van urgemeester en . Clemeente Noordoostpolder
23 NOV. 2010 0 9 - 5 37
College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordoostpolder Afd. Bouw- en Woningtoezicht Postbus 155 8300 AD EMMELOORD
BETREFT
etarls
: plaatsen van 17 windturbines met transformatorstation
ADRES : Westermeerdijk (binnendijks) OPDRACHTGEVER: WindmolenprojectWestermeerdijk Binnendijks INLICHTINGEN : de heer ir. H.FA Dekkers
UW KENMERK . RB 20090537 ADVIESKOSTEN: 0,00 ONS KENMERK : RB-3815-2010 I CO
Geacht college, Bovengenoemde aanvraag voor het plaatsen van 17 windturbines met transformatorstation is op 21 juni 2010 voor advies binnengekomen bij de welstandscommissie. De commissie heeft al eerder advies uitgebracht over dit plan op 8 maart 2010. Het voorliggende plan betreft één van de vier bouwaanvragen die onderdeel uitmaken van het rijksinpassingsplan 'Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder'. Zes windmolens in dit windmolenpark bevinden zich in de buurgemeente Lemsterland. Deze aanvraag is in een eerder stadium behandeld. Bij de beoordeling van het voorliggende plan worden de overige afzontlerlijke bouwaanvragen betrokken als onderdeel van het gehele windmolenpark. Het plan voor de realisatie van het gehele windmolenpark betreft het plaatsen van windmolens zowel op het land (binnendijks) als in het water (buitendijks). 13 windturbines binnendijks en een transformatorstation langs de Noordermeerdijk. 42 windturbines buitendijks en een transformatorstation langs de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk. 17 windturbines binnendijks en een transformatorstation langs de Westermeerdijk. 8 windturbines binnendijks en twee transformatorstations langs de Zuidermeerdijk. De windmolens die binnendijks worden geplaatst zijn van een ander type dan de windmolens die buitendijks worden geplaatst. De windmolens binnendijks hebben een ashoogte van ongeveer 135 meter met een maximale hoogte, inclusief wiek, van ongeveer 199 meter. De windmolens buitendijks hebben een ashoogte van ongeveer 90 meter met een maximale hoogte, inclusief wiek, van ongeveer 149 meter. De hart-op-hart-afstanden tussen de windmolens buitendijks en binnendijks verschillen eveneens van elkaar. Het rijksinpassingsplan 'Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder' is het nieuwe ruimtelijke kader en maakt de plaatsing van deze windmolens mogelijk. Hierbij moet opgemerkt worden dat het rijksinpassingsplan nog niet vigerend is. Het plan is tijdens de commissievergadering van donderdag 1 juli 2010 in de welstandscommissie besproken. De heren Arnoldy (projectleider gemeente Noordoostpolder) en Poppe (wethouder gemeente Noordoostpolder) zijn aanwezig. De heer Arnoldy heeft het project aan de commissie toegelicht. Het hieronder beschreven welstandsadvies bestaat uit een beoordelingskader, bevindingen, kennisneming van aanvullende relevante beleidsstukken, een conclusie en aanbevelingen.
Genootschap tot bevordering en instandhouding van het landelijk en stedelijk schoon
T
(038) 421 32 57
F
(038) 421 81 84
E maî
[email protected] W www.overstichl.nl
Toegang
B.K. fundering +3.9m ~
O.Om (maaiveld)
Rand fundament FD EWL __-+_O_~_1_~_2_00_9__I__D-iv-e-~-e-w-ljz-ig-in-g-e-nl-a.-n_pa_s_sl_n~ge_n_d_Qo_r~ge_v_Qe_rn________________II__--__ --4-I------_~I------4-I------~1
::ë0l 1-
3: ij-
"-l
g !{ ;i} 0'"
CA,)
:;:
Cl. (1)
:c
0..5. ....
r
~
/
I
~
\îr
c.o
Kruirichting BEHOORD BIJ AANVRAAG:
DATUM:
~ ! Ó,-
'L00C)
'~al 3:::J
-
Q
Q
(dd-mm-yyyy)
I
OMSCliRIJVINGIDESCRIPTION
I
STATUS
EWL
I
I DRAWN BY I
I CALC, BY
.;:0'"
~!
."
~
Rev,
PD
IFASEiSTAGE I
ijf.::::
Q
,
I
OB-09-2009 DATUM/DATE
Lo~~
;:;r
ti
Il aft
g ... ::.3
'J
.,&
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
PROJECT:
Windpark Noordoostpolder
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Ventolines B.V.
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Nelherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
ONDERWERP! SUBJECT:
Aanzicht windturbine ENERCON E126
ORAWING 10: 1C-WP-NOP-NMD-WMD-Aanzichten turbine
SIZE:
A3
SCALE: 1:750 !
DRAWINGNO:
1C I
\(K,OORD n0 ~,~e::I':~'~
--'----f·:t---- OVE RSTl CHT
~
" - ..... rUlf
van burgemeester en
We/ho,,;, '" d, '''''''''" f>/o ordoOstP<1fder
22 APR. 2010
23 NOV. 2010
---
a9 - 537
Legenda Windturoine (rand fundament)
2
~ Rotordiame1er
Ix
0 Rev,
12-04-2010
Wijziging locatie trafostations
FD
3
MWe
07-10-2009
Diverse wijzigingen/aanpassingen doorgevoerd
FD
3
EWL
08-09-2009 DAlUMlDATE (dd-mm-yyyy)
EWL DRAWNBY
OMSCHRIJVINGIOESCRIPTION
I CALC,BY
Windturbine
staande situatie of overig WP-NOP
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION I
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
PROJECT:
.
lraai windpark rharding (kraan plaatsen en wegen) ichtingsgebied ntageplaats cé windparkbekabeling (33kV) cé windparkbekabeling (11 OkV)
I
Windpark Westermeerdijk binnendijks "
OPDRACHTGEVER/ PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks V.O.f.
PROJ ECTB UREAUJ PROJECTSUPPORT OFFICE:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
otkruising "leggen sloot (slootprofiel gelijk of ,ter dan de bestaande slootprofiel)
2=DRAFT
ONDERWERPI SUBJECT:
ORAWING 10:
SJZE:
AO
2B-WP-NOP-WMD-Overzichtstekening
Overzichtstekening windpark Westermeerdijk binnendijks
SCALE: 1:7500 DRAWINGNO:
28
:ingspunt
_
....
~
....... -
!
Afmetingen Gonde I E126 I Pos iOmschrijving Afmeting! U7m 1 Rotordiameter I :U844m2 I 2 Rotoroppervlakte 3 Gondelhuis breedte u,Om 22,6m ! 4 Gondelhuis lengte ! 12,9m I 5 Gondelhuis hoogte 6 Middelpunt mast tot snij lijn as-rotordiamete r 7,Sm 3,6m ! 7 : Bove.nkant mast tot ashoogte ! 8 Ashoek graden ! 5 !
I
Behoort bij besluit b wethouders ve" de Vq~n urgemeester en meente Nonrd(lostpoJder
23 NOV. 2010 0 9 - 537
AKKOORD no~~I~~
HET OVERSTICHT
de directeu
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
2-0 -- /0 _ 200
DATUM:
o
07-10-2009
FD FASE/STAGE
Rev.
DATUM/DATE (dd-tnm.yyyy)
EWl STATUS
DRAWN BY
GALG. BY
OMSCHRIJVING/DESGRIPTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
PROJECT:
Windpark Noordoostpolder
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Ventolines B.V.
PROJECTBUREAU! PROJECTSU PPORT OFFICE:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
ONDERWERPI SUBJECT:
DRAWINGID:
SIZE:
2C-WP-NOP-NMD-WMD-Gondelhuis E126
Aanzicht gondelhuis ENERCON E126
A3
SCALE: 1:750 DRAWINGNO:
2C
127 [mI
Behoort bIj besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente NoordoostJ)older
23 NOV. 2010 0 9 - 5'37 Oe secretaris
HET OVERSTICHT datum
.:::t ."'1./"'?I......-;. . . ..lJ
de directeur
o o o ..-
30 [mI !schermingswne
50 [m1 buitenbescnermingszone
Detail
A 1:100
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
DATUM:
Diverse wljzigingen/aanpasslngen doorgevoerd
07-10-2009
o Re\!.
08-09-2009
PD
OATUMIOATE (dd-mm-yyyy)
FASE/STAGE
EWL STATUS
ORAWN6Y
CALC. BY
OMSCHRIJVINGiDESCR!P1l0N
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=-CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER! PRINC[PAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnedijks V.o.f.
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527 615468
ONDERWERPI SUBJECT:
DRAWINGID:
SIZE:
A3
3B-WP-NOP-WMD-Dwarsprnfiel
Dwarsprofiel en bovenaanzicht dijk Westenneerdljk ter plaatse van kilometerpaal 17,40
SCALE: 1:750 DRAWINGNO:
38
I
I
iI
I
I
I
I I I I I
I I I I I
I I I I I I I I
1
1 1 1
I
1
I i I I
I
1 1
I
'c
-
I
1
I
I
--;
II
1
I I
..
~I ...- ,
I I I I I I I
I I
Perceel 1787
,
1
I
1
I I
1
! --
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
DATUM:
2 0 - /0
_cocg
Legenda
'" Z W
0
Bestaande siluatie of overig WP-NOP Indraai windpark
h..:~ ;--.;:J
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
[z=z:J
Inrichtingsgebied
~
Montageplaats 7UDFp
ZLQGSDUNEHND
~ -
=-== ......, <::)
~
<::)
>---<
ZLQGSDUNEHND
Slootkruising
(.Q
~ (I)
I
til
U'I
ii liJ
~
Verleggen slooI (slooIprofiel gelijk of groter dan de beslaande slooIprofiel)
- -0
<:)
Lozingspunt '---
,---
8 ;+
c a.. m cr
=
Cl.
Cl.
ài :::J g-i ~ ~
s
c
~i
~~ .
~ :=r
~
(!)
CD
:3
CD
II
()
:..---
f.
!
<: ~t
~\
Rev.
Er)
ril ~ IJl g: ::::r
0
n
7UDFp
;Jt:' /1
::::----
/~
~ 0
~
~
~,.
t:--C
l~
~
I5
m -I
0 < m
:0 Cf)
-I ()
:r: -I
»
%6 ~jf ,
~
07-10-2009
FD
3
EWL
DATUMIDATE
FASEISTAGE
STATUS
DRAWN 6Y
(dd-mm-yyyy)
--
STAGES:
PD=PRELIM1NARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C"-'CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
~--
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
0
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
0
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
:0
CALC.6Y
OMSCHRIJVINGiOESCRIPTION
ONDERWERP! SUBJECT:
Ventollnes bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
SIZE:
A3
4B-WP-NOP-WMD-Delail WT.(I1
Windpark Westermeerdijk binnendijks Detail WT-01
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
48
I .
!I
Perceel 1787
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
2.-0 ~ I 6
DATUM:
2.
0::::;,
Legenda Windturbine mnd fundament'
FD
07-10-2009 DATUM/DATE Rev. I (dd.mm-yyyy)
N W
~
h. 3~ ;-..q rz:::zI ~
» A ~r6
:1:5
m,ó
Beslaande situatie of overig WP-NOP
<()
Indraai windpark
:::xJ
m
f'I!I
Verharding (kraanplaatsen en wegen) Inrichtingsgebied Monlageplaats 7UDFp
ZLQGSDUNEHNni
7UDFp
ZLQGSDUNEHND
>--<
Slootkruising
--0
Lozlngspunl
Verleggen slooi (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
g~
0
:JJ
FASE/STAGE
EWL
I
STATUS
I
DRAWN 8Y
I
CALC. BY
OMSCHRIJ\IING/DESCRIPTION
STAGES:
PD=PRELJMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
,.--PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVERJ PRINCIPAL: PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERPI SUBJECT:
--
_
.......
2=DRAFT
~
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f. Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Nelherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
Windpark WestellTleerdijk binnendijks Detail WT-02
.....
_-
SIZE:
A3
5B-WP·NOP·WMD·Delail WT-02 SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
58
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
DATUM:
Legenda FD
07-10-2009
FASElSTAGE
EWL
I
STATUS
I
DRAWN IlY
I
CALC. IlY
OMSCHRININGIDESCRIPTION
N CA.)
'2 Bestaande situatie of overig WP-NOP ~
h.. :~ ;...;;j I:Z:Z] ~
>---<
Indraai windpark VerhardIng (kraan plaatsen en wegen) Inrichtingsgebied Montageplaats 7UDI?p
ZLQGSDUNEHNni
7UDI?p
ZLQGSDUNEHND
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
- --a
Lozingspunt
C
:c
» A A
o o
:n
o
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
STATUS:
1=INTERNAL
2=DRAFT
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
I
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVERl PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
PROJECTBUREAUI PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERPI SUBJECT:
Ventolines bv Duil15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
SIZE:
A3
6B-WP-NOP-WMD-Detail WT-03
Windpark Westermeerdijk binnendijks DetailWT-03
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
68
,
''''',.''1'
ö"
.1
. ... ',
td I I I I I I
,----
I I
1
7
I f I I
--
"-
,
I I I I I I I
r
I
I I I I I
, I
I I I
I
I I I I I I
~mp
I HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
l51
0._/0_ '2
DATUM:
Legenda
1./
Wlndturb!no rand fundament
v
I 07-10-2009
Rev.
» A
A
Bestaande situatie of overig Wp·NOP
~ .'11' ~
Indraai windpark
[ZZJ
InrichtIngsgebied
~
MontageIlIaats
'~,
".~
7 u D FP
ZLQGSDUNEIlND ZLQGSDUNEHND
>-<
Slootkruising
--0
Lozingsllunt
Verleggen slooi (slooillrofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
I
STATUS
DRAWN BY
I
CALC. BY
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4~CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
:0
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks V.oJ.
o
7 U D Fp
EWL
I
o
o
Verharding (kraanillaatsen en wegen)
I ~~~~r;::~~ I
FD FASEISTAGE
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
IJIONDERWERPt SUBJECT:
I _ __
Ventolines bv Duil15 8305 BB Emmeloord The Nefherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
•
_
SIZE:
A3
7B-WP-NOP-WMD-Detail WT-04
WindparK Westermeerdijk binnendijks Detail WT-04
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
78
~
, :n
~
p 16.ö I HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG: -~--
~
Legenda
-.;;: /
Windturbine "md fundamel'lt
DATUM:
~~~~
/'
"
...-c.'
o
Bestaande situatie of overig WP·NOP ~
N W :lli!:
\
Q
:c:
Indraai windpark
N
Q
Verharding (kraan plaatsen en wegen)
lZ::::zJ
Inrichtingsgebied
~
Montageplaats
>-< -~
Q
Q 7UDFp
ZLQGSDUNBHND
7UDFp
ZLQGSDUNEHND
Slootkruising Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel) Lozingspunt
CO I ~
::c::> J>
mlj
çs
...,!I:l1-I-.--r-l-
~I:::=~~~ 1"""--- -I
'
........
2....,
ER!
w
A A
g
""",_ ~::o.... ::0 Cf) ft 0
c:..n
.. '
~ ---
~~~
Rev.
~
-I'O'Z-OC9
.h~~~.L/ 07-10-2009
I r;d~~~:::i I
I
STATUS
I DRAWN BY I
CALC. BY
OMSCHRWVINGIDESCRIPTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
STATUS:
1=INTERNAL
2=DRAFT
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVERJ PRINCIPAL:
Windmolen project Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
PROJECTBUREAUI PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERP! SUBJECT:
---
EWL
FD FASE/STAGE
Venlolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
SIZE:
A3
8B-WP-NOP-WMD-Detail WT·05
Windpark Weslermeerdijk binnendijks Detail WT-05
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
8B
l
'--
Perceel 1428 'I
'"•
rh
~rnp H§~5
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG: IJl
ti
11
10_200
DATUM:
Legenda WlndllUblne rand foodllment
EWL
07-10-2009 DATUM/DATE
Rev'l (dd-mm-yyyy)
I
FASE!STAG~
I
STATUS
I DRAWN BY I
GALC. BY
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTION
~
Il~
Bestaande situatie of overig WP·NOP
~
Indraai windpark
h.·:,,>::J
Verharding (kraanplaalsen en wegen)
lZZl
InrIchtingsgebied
~
Montageptaats 7
u
D Fp
7 U D Fp
>-<
Slootkruising
--0
Lozingspunt
'-V I
w
:::"ii!:
Q
:c: N
11
Q --. Q
"
Q
c:.o r
ZLQGSDUNEHND
c.n
ZLQI3SDUNEHND
W
.......
Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande sloolprofiel)
1\
i
i"\3
1 \
. !
•
<;
·a :::
Iê;
»
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
m~Ä -l A
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
O.
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolen project Westermeerdijk-binnendijks
<~ m
0 0 ::0
:0""0 (J)i1 -I,
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
n
:c -l
ONDERWERP/ SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Nelherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
......
_-
SIZE:
A3
9B-WP-NOP·WMD-Detail WHIG
Windpark Westenneerdijk binnendijks DetailWT-06
-_
V.oJ.
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
9B
i
I
I
I
I
I
I I I I
~~~ ~---------~L~~ I
I
I
:rnp 17' ö -
+-= 1- +-= -
f---
t=:- I=t=I=J--
1-
}--
----
I-
I--
l-
1--~
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
fF IE
(J' Q) -
-
L
DATIJM:
Z 0 __ / 0 _ 2- 00
Legenda 07-10-2009 FASE/STAGE I
STATUS
I
DRAWN BY
I
GALG. BY
OMSGHRIJVINGIDESGRIPTION
:::l
Bestaande situatie of overig WP-NOP
l'Rml
Indraai windpark
h··:~; ..·;:l
Verharding (kraan plaatsen en wegen)
[Z7]
Inrichtingsgebied
~
Montageplaats 7 TI D F P
ZLQGSDTINEHND
7 TI P Fp
ZLQGSDTINEHND
>-<
Slootkruising
--0
Lozingspunt
Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
c:;)
:c:
~ c:;)
c:;)
c:;)
,,..,
....<
UJ
0-
ëD
Ë
3
-L.
m -I
0
» A
~0 < 0 0
m
:0 rl'\
A
~
::0
0
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION '
STATIJS:
l=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2"DRAFT
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.oJ.
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERPI SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 6305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615466
DRAWINGID: 10B-WP-NOP-WMD-Delail wr.{J7
Windpark Weslermeerdijk binnendijks Detail WT-07
SIZE:
A3
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
108
o!
10
20
30
I
I
40
:
50m
:
!
g
A Principeschets Mcn.l!lm."'.plrt
MOI'1Ih1mlm...:tl1u:ht
rE"""," "J MN-'G~
I:::::-~::::::El
IHANDTEKEN'NG,
--~-
DATUM:
Legenda WindllJtbfne {rand fundament!
I 1 I 09-04-2010
I1
07-10-2009 DATUMIDATE Rev. I (dd-mm-vyyy)
2
FD
Positie trafostatlon
MWe
FD
3
EWL
FASE/STAGE
STATUS
DRAWN BY
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTION
I
CALC. BY
----
:Fm .... m
")
<"'~ Bestaande situatie of overig WP-NOP ~
h, ':" ;"''-'\ lC2Q2j
Indraai windpark
ai c: ti> ;:)!!!..
li};:;:
Verharding (kraanplaatsen en wegen) Inrlchllngsgebled
Montageplaats
me:
Tracé windparkbekabelIng (110kVJ Slootkruising
Lozingspunt
~a .... 111
(1)3
g:m
a@o .,
~~ ~ CL ~
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.oJ.
PROJECTBUREAUI PROJECTSUPPORT OFFICE:
3C"
Verleggen sloot (slootprofIel gelijk of groter dan de bestaande slootprofIel)
- -0
.Z~~O~ o 'V < •
Tracé windparkbekabelIng (33kV)
>---<
S:g
--
ONDERWERPI SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 6305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31527616167 F: +31 527615466
DRAWINGID:
-~
......
_._ _._ .......
A3
SCALE: 1:1000
Windpark Westermeerdijk binnendijks DetailWT-08
-~
SIZE:
11 B-WP-NOP-WMD-Detail wr-08
.......
__
........
DRAWINGNO:
118
_ - - - - - - - - - - - - L.....- .... _ _ _ _
....... _.~
I !
~~~,I
'-I'!
!!l
f !
~LJ.....J_
~~_..J..--1_-L-''----l
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
r--
_ _-'
DA'UM,
HANDTEKENING:
~
2-0"_/O-2 C 'O'1 ~
Legenda Windllllhlnn rand futldamenl
o R
ft
Ig » rr1lJ--",_orI~~
CA)
::z:
Q
--:::n:::t:=-O
:< Bestaande situatie of overig WP-NQP
~
Indraai windpark
h·':,,>'·;:l
Verharding (kraan plaatsen en wegen)
lZZl
Inrichllngsgebied Montageplaats 7 U D FP 70 D Fp
>-<
Slootkruising
--0
Lozingspunt
FASE/STAGE I
OATUMiOATE
N
~
FD
I 07-10·2009
ZLQGSDUNEHND ZLQGSDONEHND
Verleggen slooi (slooiprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
~:i Cf)
~~
~ 1/
c..n w .......
~'
<:)
~ g) .... 13 . g:0
al!)
E: ~
.......
-I
:JJ
0
I ORAWN BY I GALG, BY
OMSGHRIJV1NGiOESCRIPTION
STAGES:
0
<~ 0
'" iS Q
Rev'!ldd-mm-yyyy )
EWL STATUS
PD=PRELIMINARY DESIGN 1=INTERNAL
2=DRAFT
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks V.o.f.
PROJECTBUREAU/ PROJECTSUPPORT OFFICE:
-
ONDERWERPI SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 6305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
SIZE:
A3
12B-WP-NOP-WMD-Delail WT-Q9
Windpark Westermeerdijk binnendijks Detail WT-09
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
128
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
_ I 0 _ 2. 0 0
Z 0
DATUM:
Legenda Windturbine lmnd fundamuof
".
Rev.
» A
Bestaande situatie of overig WI'-NOI'
~
Indraai windpark
h··:~>;:1
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
lZZ1
.0_.....
~
7UDFp
ZLQGSDUNEHND
7UDFp
ZLQGSDUNEHND
>-<
Siootkruising
--0
Lozingspunt
Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de besteande slootprofiel)
i?
~
I C:;~::;'~î
or
STATUS
I
ORAWN BY
I
CALC.6Y
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
STATUS:
1=INTERNAL
2=DRAFT
FD=FINAL DESiGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTiON
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
Windpark Westermeerdijk binnendijks
o
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAl:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
o
PROJECTBUREAUI PROJECTSUPPORT OFFICE:
<J
iiÇ.
I
PROJECT:
:::0
1
FASEISTAGE
A
o
Inrichtingsgebied
EWL
FD
07-10-2009
R,
ONDERWERPI SUBJECT:
-_ _._ ....
Ventollnes bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Nelherlands T: +31527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
Windpark Westermeerdijk binnendijks Detail WT-10
......
_~
SIZE:
A3
13B-WP-NOP-WMD-Detail WT-10 SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
138
I
"Dl
"'iL
fl Hli
\-. /
r
~·'
I
/
~
Q.)
E
~
~
en
"'I
""
",.--..
I HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG: JA
I
L.
DATUM:
?
0_ / 0 _
Q/}
~~
-
Goq
Legenda WlndlurblM rond fundamenI
o
.....,
El)
Rev,
FD
I 01-10-2009
I ~:.r~,:,~~ I
J - - - -• . .
FASEiSTAGE
EWL
I
STATUS
C=CONSTRUCT10N
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
STATUS:
1=INTERNAL
Bestaande situatie of overig WP·NOP
:c:
~ h··:~· ..,;;j
PROJECT:
Indraai windpark
N
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVERl PR1NCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks
lZZl
Inrichtingsgebied
~
Montage plaats 7 U 0 Pp
ZLQGSDUNEHNDII'
7 U 0 PP
ZLQGSDUNEHND
>--<
Slootkruising
--0
Lozingspunt
Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
~~\~ tiJ
[{:
CALC, BY
T=TENDER
PD=PRELIMINARY DESIGN
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
I
FD=FINAL DESIGN
STAGES:
Q
DRAWN BY
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTIDN
W ::ii!!:
c
I
PROJECTBUREAU/ PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERP/ SUBJECT:
2=DRAFT
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31527615468
DRAWINGID:
V.DJ, SIZE:
A3
14B-Wp·NOP-WMD-Delail WT-11
Windpark Westermeerdijk binnendijks Detail WT-11
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
148
Perceel 1372
~'r--
~I' H.l.1 HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
-",. DATUM:
z
0_ iD_
2ooq-
Legenda Windturbine rMd: ruodamenl
1-
h..:~ ;--.;:j [z::z:l ~
>-< --0 L--
Montage plaats ZLQGSDUNEHND
»
~~2~8 m_:o
Inrichtingsgebied
ZLQGSDUNEHND
Rev. I (dd-mt1>-yyyyl
:r:: ~~A m -l Ä
fj5(r
0
FD
I 01-10-2009 DATUMIDATE
3
Verharding (kraan plaatsen en wegen)
7UDFp
o
"'
Ë
Indraai windpark
7UDPp
/
/
~
Bestaande situatie of overig WP·NOP ~
"
FASEiSTAI3E
(Je:
:co
Verleggen sloot (slootproliel gelijk of groter dan de bestaande sloolproliel)
-l~
Lozingspunt
11
....L
STATUS
I
DRAWN BY
I
CALC. BV
I OMSCHRIJVIN1310ESCRIPTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
STATUS:
1=INTERNAL
2=DRAFT
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks V.o.f.
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
-LL
Slootkruising
EWL
I
ONDERWERPI SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
SIZE:
A3
15B-WP-NOP·WMD·Delaii WT-12
Windpark Westermeerdijk binnendijks DetailWT-12
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
158
~\ I
I ..
L
iI I
*
. '. .
---------
Perceel 1365
_ _ .J
'-......
K0
,-..
Perceel 1374
P 2t).
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
,-"ATUM Legenda
20.. fG
1.00)
i
Wlndtotblne (aod {tll'ldnmonl
Iig
CA)
rll -l
ëi!::
o
o
:=:
»
DATUMIOATE
~.(~d-mm-Ym)
2§
Verharding (kraan plaatsen en wegen)
!ZZl
Inrichtingsgebied
~
Montageplaats 7 U D Fp
ZLQGSDUNEHND
7 U D Fp
Z L Q GSD U N E H N D'
>--<
Slootkruising
--0
Lozingspunt
Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
<11
~='.
J-'
....~
It~
FASE/STAGE
EWL
I
STATUS
I DRAWN BY I GALC. BY
OMSGHRIJVINGIDESCRIPTIDN
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVERJ PRINCIPAl:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
Of) ..
a
I
FD
L-
Bestaande situatie of overig WP-NOP
h··:.. ;---':l
-=
I 07-10-2009
I
Indraai windpark
I
I
N
m!ll
z~ /
ONDERWERPI SUBJECT:
f1
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWINGID:
SIZE:
A3
16B-WP-NOP·WMD-Detail WT-13
Windpark Westermeerdijk binnendijks DetailWT-13
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
168
I I I I I I
~
___ .J -I
(---------
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
DATUM:
10-200
Legenda
N W
Bestaande silualle of overig WP-NOP ~
f:, .. ;" ;...;:j
lZ:::zJ l22SC2I
>---<
Indraai windpark Verharding (kraanplaalsen en wegen)
»
-I
A
m$A.0 Ol <(JO
Inrichlingsgebied
m.(j
Montageplaats
:.:0...
7UDFp
ZLQGSDUNEHND
7UDFp
ZLQGSDUNEHND
Sloolkruising Verleggen 51001 (slooiprofiel gelijk of groter dan de bestaande slooiprofiel)
- -0
:cg
Lozingsl'unl
W/. -I,
;iJ
0
o
07-10-2009
FD FA5E1STAGE
Rev.
DATUMmATE Idd.mm-yyyy)
I
I
:c
STATUS
I
DRAWN BY
I
CALC. BY
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTION
STAGES:
PD=PREUMINARY DESIGN
STATUS:
l=INTERNAL
2=DRAFT
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVERI PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.oJ.
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
CJ'
-l
EWL
I
ONDERWERPI SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31527615468
DRAWINGID:
17B-WP-NOP-WMD-Delail wr-14
Windpark Westermeerdijk binnendijks Detail WT-14
SIZE:
A3
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
178
E
~
f'....
LO
..-
",.-..
~
~~P 21.1
/
" 7
" HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG: L-.L...U-__
u
!
j
I 1 _L __
~
___
!
I
I~
DATUM:
0_ 10- 200-5-
~/ A
o
Rev. 1 (dd-m",.yyyy)
I'\.) CA,)
a>
::iii!1:
c
~
~
Verharding (kraanplaalsen en wegen)
lZZl
Inrichtingsgebied
~
Montageplaats
>-< - -0
7UDFp
ZLQGSPUNEHND
7UPFp
ZLQGSPUNEHND
~~. o
~~. 0~
/l)
~
(f) ~
~.
Slootkruising
:;It
Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
3
EWL
STATUS
DRAWN BY
1
CALC. BY
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
o
:JJ
o
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolen project Westermeerdijk-binnendijks V.o.f.
PROJECTBUREAUI PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERPI SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31521616161 F: +31 527615466
DRAWINGID:
SIZE:
I
I
A3
18B-Wp·NOP-WMD·Delaii WT-15 SCALE: 1:1000
Windpark Weslerrneerdijk binnendijks
DRAWINGNO:
Detail WT-15
188
v
LozIngspunt
--,==================='~I
»
?\
Iq
1
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTION
STAGES:
A
Indraai windpark
FD FASE/STAGE
1 ---- - -2=DRAFT ----------1 3=APPROVED 4'-'CONTRACT 5=REVISION 1=INTERNAL STATUS:
I6
Bestaande situatie of overig WP.NOP
.--
I 07-10-2009 DATUM/DATE
!<
mm
--
/'
Legenda Windturbine rand fundnmanl
.~.tL-.1
I·
.LI_________________________________-'
--
....
~
II1II
l11li
..,.
o
~p
;!U
IIM
11
1111
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG: Hl
1!
I
~L
11
__ ~~
DATUM:
20 __ 10 ZO ?'
Legenda Wlnd!urOOIfl rand fundamen!
Fot I
Rev·1
Bestaande situatie of overig WP-NOP ~
Indraai windpark
h.. :~ ;...;:j
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
rz=zl
Inrichtingsgebied
~
Montageplaats 7UDFp
ZLQGSOUNEHND
7UDFp
ZLQGSDUNEHND
>--<
Slootkruising
-0
Lozingspunt'
Verleggen sloot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
~ 'Lf::
~-DATUMIDATE (dd-mm-yyyy)
FD
I
FASE/STAGE I
3
EWL
STATUS
DRAWN BY
CALC,BY
OMSCHRIJVINGIDESCRIPTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
STATUS:
l=INTERNAL
2~DRAFT
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C~CONSTRUCTION
3~APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVERJ PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
PROJECTBUREAUI PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERP} SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31527616167 F: +31 527615468
ORAWING 10:
SIZE:
A3
19B-WP-NOP-WMD-Detail WT-16
Windpark Weslermeerdijk binnendijks Detail WT-16
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
198
p 22.
HANDTEKENING:
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
DATUM:
Legenda
'---~
0
~~-
20- 10._ 2OC9
.r-
./ ~-~
/:7.k ~/
07-10-2009 DATUMIDATE
Rw.
Q (1)
-r ........
m
-l
Bestaande situatie of overig WP-NOP
~
Verharding (kraanplaatsen en wegen)
lZZl
Inrichtingsgebied
l:3QQ.2'I
Montageplaats 7UDFp 7 U D F P
>-< --0
0
< m
Indraai windpark
ZLQGSDUNEHND
Verleggen stoot (slootprofiel gelijk of groter dan de bestaande stootproliel)
»
Ps 0
~
Q
"c:::'
m~ (j) -;'1°
11 11
\
0
:c -I
-:)
o~
!1)::J
iil-
!!1
c.o '
.......,
PD=PRELIMINARY DESIGN 1=INTERNAL
agJ: !(I-
--
CALC~
BY
2=DRAFT
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
Windmolen project Westermeerdijk-binnendijks v.oJ. Venlolines DV Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
--
DRAWINGID:
-_
.......
_~
SIZE:
A3
20B-WP-NOP-WMD-Detail WT-17
Windpark WestelTTleerdijk binnendijks Detail WT-17
0
,
EWL DRAWN BY
OPDRACHTGEVERl PRINCIPAL:
i;$::J
6: ~
3 STATUS
Windpark Westermeerdijk binnendijks
ONDERWERPI SUBJECT:
g .... ......
FD FASE/STAGE
PROJECT:
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
IJ
Q
liJ
STATUS:
~~
S!
C3I 'c,.,
g fj .ig; iil~
c::::;:,
a
' STAGES:
---
OMSCHRININGJDESCRIPTION
<1"
.....,
ti)
~J:
g:~
c,., :ii!1:
:::0
ZLQGSDUNEHND
Slootkruising
Lozingspunt
IJ
::>
(dd·mm-YY)Y)
v· ~
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
208
Inrit C
m
-
d:/; t-
./
I
:;..---1.,(/11-
)f
I
w 0 3
I~
I
~~
/11-
YED
Sloot
I
I I1I Ir I
~-~ -:
I
J
DUiker
Sloot
\ ,\ I -1----f------
1'1 \
.I>-
~/I
3
Id
Weg
Principeschets slootkruising BEHOORD BIJ AANVRAAG:
I
I
«
1
rÇii;-' ""' Legenda
\l.. Y •
-~ h--:~-
..;:l
Windturbine
Te kappen boom Bestaande situatie of overig WP.NOP
Indra.1 windpark Verharding (kraanpla.tsen en wegen)
lZZl
inrIchtingsgebied
~
Montagepla.ts
---
'7 U '7
n
Fp
ZLQGSDUNEHND EH 0
u D Fp
ZLQGSDUNEHND EH 0
>-< --
SI001l
--0
Lozingspunt
Verleggen sloot Islootprofiel gelijk of groter dan de bestaande slootprofiel)
Zo
DATUM:
I
07~10~2009
'2 OC~
D!versewijzigingen!aanpassJngendoorgevoerd
-~
/~D 3
r-0-r_08_-0_9-_20_09-+________________________________~~ Rev.
DATUM/DATE (dd-mm-yyyy)
EWL
~~E~W~L~~~~
FASE/STAGE
DRAWN BY
CALC. BY
OMSCHRIJVINGfDESCR1PTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN
T=TENDER
C=CONSTRUCTION
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
4=CONTRACT
5=REVISION
2=DRAFT
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER! PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
PROJECTBUREAU! PROJECTSUPPORT OFFICE:
ONDERWERP! SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527615468
DRAWING rD:
SIZE:
A3
21 B-WP-NOP-WMD-Civiele details
Civiele details windpark Westenmeerdijk binnendijks
SCALE: 1:1000 DRAWINGNO:
218
~------------------~----~I
re! 7 I\lrl\!
?nno
I
+
~
-1
110 kV eenfase kabeleindsluiting 110 kV hoog liggend driefase railsysteem 110 kV eenfase steuniso~lo~to-r--'------------------! 110 kV driefase railscheider met earder 110 kV eenfase stroomtransf:-orm-a7t o - r - - - - - - - - - - - - - - - - J 110 kV eenfcse spanningstransformator 110 kV driefase vermogenschakelaar 110 kV eenfase overspanningsafleider met aarde I 110/33 kV driefa~~ energietransformator met koelers en expansievat I scherfmuren
I
8
"" .x
0 .0
<:n
<::
'8
0
>
0-
,3
+
+
8
0 0
o
""
LO
LJ "
9 10 11 transformatoroli~:::-opvongbok olieafscheider i 12 bemonsteringsput van de olieafscheider ! 13 4 container t.b.v. 3~ kV schakelmateriaal. beveiliging, meting. communicatie etc • 15 aardingslransformator 16 33/0.4 kV eigen bedrijfstransformator • 17 bliksemopvangmast 18 I terreingrens / hekwerk Opmerking: de componenten worden gefundeerd op palen, waarbij het palenplan nader te bepalen is.
I
U
1
I
I I
Behoort b" b
0 0 0 CO
-.t
wethoude~ v~s~~t van burgemeester en +
+
0 0 0
0 0
egemeente Noordoostpolder
~
""
LO
.')
23 NOV. 20~1f=t!t37-1
.0
<:n
<::
[ 0
'.'
".,
0 0
I
-"" datum
."t;) ~
de directeur
BEHOORD BIJ AANVRAAG:
ü
/0 -
DATUM:
2CO)
Q)
'"'0 Q)
c: ti)
2
15-10-2009
Aanpassingen container
FO
3
EWL
1
07-10-2009
Diverse wijzigingen/aanpassingen doorgevoerd
FO
3
EWL
I-
o o
Cl
0 Ra\!,
H
O1Hl9-2009
PO
1
EWL
DAnJMIDP.TE
FASEJSTP.GE
STAnJS
ORAWNBY
(dd-mm-YfflJ
OMSCHRIJVING/OESCRIPnON
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
STATUS:
l=INTERNAL
2",ORAFT
FD=FINAL DESIGN T=TENDER 3=APPROVED
C=CONSTRUCTlON •
4=CONTRACT 5=REVISION
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER/ PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.oJ.
PROJECTBUREAU/ PROJECTSUPPORT OFFICE:
)+ ONDERWERP/ SUBJECT:
Ventolines bv Duit 15 8305 BB Emmeloord The Nelherlands T: +31527616167 F: +31 527615468
ORAWING 10: 22B-WP-NOP-WMD-Transfonnalorslation
Doorsneden transformatorstation windpark Westermeerdlj< blnnendij<s
CALC.BY
SIZE:
A3
SCALE: 1:250 ORAWING NO:
228
Legenda Transformotorstation 110 kV eenfase kabeleindsluitiog f-=--+-:-:--::-:-:-c 110 kV hoog liggend driefase railsysteem ~--I.-l:-'l'-;;:O-;K7.Veenfase steunÎsolator 110 kV driefase railscheider met aorder 110 kV eenfase stroomt-ra-ns-,f,-orm-at'o-r----------------1 110 kV eenfase sponningstransformotor f-=------'---:C 11-:-:0:-:-:kV7"'driefase vermogenschakelaar 110 kV eenfase overspanningsafleider met aarde kV driefase energietransfo'rmator met koelers en expansievat scherfmuren transformatorolie-opvongbak olieafscheider bemonsteringsput van de olieofscheider container lb~v. 33 kV schakelmateriaal, beveiliging, meting, communicatie etc aardin stransformator 4 kV eigen bedrijfstransformator bliksemopvangmast terreingrens l~he~k::.:.we::.:.rk~_ _-'-----_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ ____l
Behoort bij besluit v wethouders van d an burgemeester en e gemeente Noordoostoolcter
23 NOV, 20100 9 - 5 3 7
~~ AKKOORD no~.~\""S;_
HET OVERSTICHT
/1
1 BEHOORD BIJ AANVRAAG: 1
A
u I u
ZO
DATUM: I
(0
LOG
H$~
"
..j..I
...c: u ON c: A'
c: ,zicht beton
c
«
.--
/
/-'l
2
15-10-2009
Aanpassingen container
Fa
3
EWL
1
07-10-2009
Diverse wljzJglngen/aanpassingen doorgevoerd
Fa
3
EWL
0
08-09-2009
~
pa
1
EWL
FASE/STAGE
STATUS
DRAWNBY
SCRIPTION
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN T=TENDER
STATUS:
l=INTERNAL
3=APPROVED
2=DRAFT
C=CONSTRUCnON
4=CONTRACT 5=REVlSION
PROJECT:
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER/ PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v.o.f.
PROJECTBUREAU~
Duit 15
Ventolines bv
DRAWING 10: 23B-WP-NOp·WMD·Transrormatorstation
PROJECTSUPPOR OFFICE:
8305 BB Emmeloord The Netherlands T: +31 527616167 F: +31 527 615468
ONDERWERP/ SUBJECT:
Aanzichten transformatorstotion windpark Westermeerdij< binnendij<s
SIZE:
A3
SCALE: 1:250 DRAWING NO:
23B
,
5000+ o
o
zicht beton :elplaats transformatoren"
200+
mv=O
Behoort bij besluit Van b
wethouders Yan de e urgemeester en l1 meente Noorrlo"'rtrJolder
23 NOV. 2010 0 9 - 5 3 7
-
-=-- ;41rnur
ls .
AKKOORD
-
Opmerking:
Overzicht transformatorstaton op Drawing ID 23B-WP-NOP-WMD-Transformatorstation
DATUM:
15-10-2009
AanpassTngen containsl'
FO
3
EWL
1
07-10-2009
Dwarse wiJzJglngenfaanpasslngen doorgevoerd
FO
3
EWL
0
06-09-2009
PO
1
EWL
FASE/STAGE
STATUS
DRAWNBY
2
Rev.
3500 ----,r;f ~200+
oating RAL 6011
----'---r-f
DAruMIDATE (dd-mm-\'Y}'lll
OMSCHRIJVINGIDESCRIP110N
STAGES:
PD=PRELIMINARY DESIGN
FD=FINAL DESIGN T=TENDER
STATUS:
1=INTERNAL
3=APPROVED
It container
4=CONTIRACT 5=REVISION
Windpark Westermeerdijk binnendijks
OPDRACHTGEVER/ PRINCIPAL:
Windmolenproject Westermeerdijk-binnendijks v_o.f.
PROJECTSUPPO OFFICE:
PROJECTBUREA~
Ventolines bv Duit 15 8305 ElB Emmeloord The NBthBrlands T: +31527616167 F: +31 527615468
ONDERWERP/ SUBJECT:
Gevefaanzichten transformatorstotian windpark Westermeerdlj< binnendiJ<s
DRAWING 10: 24B-WP-NOP-WMD-Transformatorstation
CALC.BY
C=CONSTRUCTION
PROJECT:
1200+ mv=O
2=DRAFT
!
SIZE:
A3
SCALE: 1:100 DRAWING NO:
248
"
75kNm*
.!!2 "Ei
• minimum design values (minimafl!=l1olilr:/:!tJIJCff&EH.ft
WethoUders van
de an burgemeester n
23 N
oordoostPOlder
av. 2010 a9 - 5 3 7
:rimum rotation stiffness: K IV = 300.000 MNm/rad ; the base of the pylon/aan de voet van de most) ;,imum rotation stiffness: K IV = 520.000 MNm/rad " the pile-system only / voor enkel de polen) hest groundwaterlevel (hoogste grondwaterstand) = 0,25m -
I· ;ATION/WIJZIGING:
; ECT:
datum
~
de directeu
. Name owner removed
09-09-2009
. DESCRIPTION/OMSCHRIJVING:
DATE/DATUM:
Windpark Noord-Oostpolder
:RS:
INITIALS/PARAAF:
SCALE:
31-07-2009 Al 1:50 / 20
DRAWN:
rk
DATE: SIZE:
CALC: INITIALS:
! :IPAL: I
ECT:
Enercon Benelux BV Paxtonstraat 10, 8013 RP Zwolle
PROJECT NO:
E-126/BF/131/36/02 principle pileplan / principe polen plan
DRAWING NO:
Adviesburo voor Bouwkonstrukties Roosendaal
109256
0.1 Bergrand 220 Postbus 1659, 4700 BR Roosendaal Telefoon 0165-565477 Telefax 0165-529355
Behoort bij besluit van bUrgemeest~r ent older wethouders van de gemeente Noor OOS P
23 NOV. 20\0 0 9 - 5 ,~ 7
L---;--
~:-J
-----==---~ liI::\.l'll\;Qll..
i/mum rotation stiffness: K lil == 300.000 MNm/rad ,; the base of the pylon/aan de voet van de mast) :i/mum rotation stiffness: K lil == 520.000 MNm/rad ;-r the pile-system only / voor enkel de palen) i nest groundwaterlevel (hoogste grondwaterstand) == .lcrete volume (betonvolume): 1274 m3 I
: mdation plate of reinforced concrete (funderingspioot van gewapend beton) : ::rete quality (betonkwaliteit) : C28/35 ,:rete cover (betondekking): 55 mm ronmenlal class (milieuklasse): XC4, XF1, XAl ~I quality (staal kwaliteit) : $ FeB500 / BSt SOOS ;;imum grain size (maximale korrelgrootte): 16 mm
I
.."
**
· Concrete quaJity of blinding (betonkwaliteit werkvloer) : C20/25 · ~ecessary for the first and the lost part of the concrete pouring. For the other parts concrete with a maximim · n size of 32mm is sufficient. (Noodzakelijk t.b.v. het eerste en laatste deel van de stort van de plaat. Voor de :ige delen van de stort kan een korrelgrootte van max. 32mm worden toegestaan)
.J
./~
~-"'/
! :ATION/WIJZIGING:
Name awner removed
09-09-2009
DESCRIPTION/OMSCHRIJVlNG:
DATE/DATUM:
INITIALS/PARAAF:
,
I
I
!~========~======================================~======~======~
!r-CT' ;..... . .~
Windpark Noord-Oostpolder
RS:
DATE:
31-07-2009
SIZE:
A1
SCALE:
1:50
DRAWN:
rk
CALC: INITIALS:
:IPAL:
-:CT: ,,
,
Enercon Benelux BV Paxtonstraat 10, 8013 RP Zwolle
PROJECT NO:
E-126/BF/131/36/02 Pile foundation: concrete form / vormtekening
DRAWING NO:
Adviesburo voor Bouwkonstrukties Roosendaal
109256
1. 1 Bergrond 220 Postbus 1659, 4700 BR Roosendaal Telefaon 0165-565477 Telefax 0165-529355
I'~================================~~~==~ r2 2 Nnu ')(tno
Bijlage 7 Foto's bestaande situatie en omliggende bebouwing Toelichting op de opgenomen foto's In deze bijlage zijn een drietal foto's opgenomen die een indicatie geven van het·plangebied en de omgeving. De gebouwen op de opgenomen foto's zijn alleen die, die zich in de directe omgeving van geplande turbines bevinden. Aan de rand van het plangebied (op circa 800 meter afstand van geplande turbines) zijn woningen van derden aanwezig. Deze liggen echter op een dusdanige afstand dat ze niet relevant zijn voor deze bijlage en derhalve ook niet zijn opgenomen. Opslagloods Waterschap Zuidermeerpad
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder,
De secretaris
2 NOV ?nno
Gemeente Noordoostpolder, Windmolenpark Een Bureauonderzoek voor de Noordermeerdijk en een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek voor de Noordermeerdijk ell Westermeerdijk
K. van Kappel A. de Boer
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostooider
23 NOV. 2010 0 9 - 5 3 7
2 NOV ?l1nq
708013 20 oktober 2009
Windmolenproject Westermeerdijk binnendijks v.o.f. A~m~IM~~w~raunning wethouders van de
eèSfér en gemeente Noordoostpolder
23 NOV. 2010 0 9 - 5 3 7 De secretaris
Opdrachtgever
Koepel Winde
I Milieuvergunningaanvraag Westermeerdijk binnendijks (E-126) 120 oktober 2009
je
2 NOV 2009
Zuidermeerdijk & estermeerdijk rapport 1003
Behoort bij besluit wethoUders van de van blJrgemeester en gemeente Noordoostpolder
23 NOV. 2010 0 9 - 5 37
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder
23 NOV. 2010 0 9 - 5 3 7 Dossiernummer: 32159463
Blad 00001
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel Deze ving valt onder het beheer van de Kamer van Koophandel voor Gooi Eem- en Flevoland I
Rechtsvorm Naam Statutaire zetel Eerste inschrijving in het handelsregister Akte van oprichting Maatschappelijk kapitaal kapitaal Gestort kapitaal
:Besloten vennootschap ........................ . :VWW Ontwikkeling & Exploitatie B.V . . . . . . . . . . . . :Noordoostpolder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 11-11-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 09-11-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :EUR 100.000,00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : EUR 25. 700 00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :EUR 25.700,00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . I
. . . . .
:VWW Ontwikkeling & Exploitatie B.V . . . . . . . . . . . . :Espelerpad 14, 8311PT Espel .................. . Adres Telefoonnummers : 0527-271060 / 06-53196777 .................... . : 0527 -271055 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Faxnummer E-mailadres :[email protected] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum vestiging :24-09-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De rechtspersoon drijft de onderneming sinds:09-11-2009 Bedrijfsomschrijving :Het ontwikkelen en van één of ..... meer energieprojecten alsmede het verrichten .. van alle daarmede samenhangende werkzaamheden . en activiteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Werkzame personen : 0 •.••.••.••••••••••••••••••••••.•••••••...•.•• Enig aandeelhouder: Naam
:stichting Administratiekantoor VWW ........... . ontwikkeling& Exploitatie .................... . :Espelerpad 14, 8311PT Espel .................. .
Adres Inschrijving handelsregister onder dossiernummer : 32160339 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enig aandeelhouder sedert :09-11-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bestuurder(s) : Naam Geboortedatum en -plaats 13-01-2010
: Bastiaanssen, Johannes Gijsbertus Antonius ... . :19-02-1951, de Noordoostelijke Polder ........ . Blad 00002 volgt.
Behoort bij besl 't wethouders van U~e van burgemeester en gemeente Noordoostpolder
23 NOV. 2010 0 9 - 537
1 ~lp,ARl 2010 Dossiernummer: 32165686
Blad 00001
Uittreksel uit het handel ster van de Kamers van Koophandel Deze inschrijving valt onder het beheer van de Kamer van Koophandel voor Gooi-, Eem- en Flevoland Vennootschap: Rechtsvorm Naam Oprichting Duur Onderneming: Handelsna(a)m(en) Adres Correspondentieadres Telefoonnummers Faxnummer Emailadres Datum vestiging Bedrijfsomschrijving
Werkzame personen Venno(o)t(en) : Rechten t.O.V. derden
:Vennootschap onder firma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Windrnolenproject Westermeerdijk-binnendijks VOF :01-10-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : Onbepaa 1 d . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Windrnolenproject Westermeerdijk-binnendijks VOF :westerringweg 16, 8311RG Espel . . . . . . . . . . . . . . . . :Postbus 1060, 8300BB Emmeloord . . . . . . . . . . . . . . . . :0527-271098 / 0527-271181 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 0527 - 271099 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . • . . . . . : acous ti con@Wendywind. nl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :01-10-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Het in gezamelijkheid kua~en realiseren en ... . bedrijven van een windrnolenproject ter hoogte . van de binnendijks langs de Westermeerdijk ... . gelegen gronden; een en ander in ............. . overeenstemming met het hierover in de ....... . firma-akte gestelde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 0 ...........••.•..••.•.............•...••..••.
:Er zijn beperkende bepalingen. Blijkens deze .. bepalingen is ieder vennoot bevoegd tot een .. . bedrag van euro 10.000,00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Naam : VWW Windpark B. V. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres :Westerringweg 16, 8311RG Espel . . . . . . . . . . . . . . . Inschrijving handelsregister onder dossiernummer : 32159687 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toetreding tot vennootschap :01-10-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevoegdheid :Beperkt bevoegd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Naam : Acousticon Windpark B. V. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres :Duit 6, 8305BB Emmeloord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inschrijving handelsregister onder dossiernummer :39071017 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Toetreding tot vennootschap :01-10-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13-01-2010
Blad 00002 volgt.
. . . . . . . . .
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder'
23 NOV. 2010 0 9 ~ 5 3 7
1 HAA~T 2010 Dossiernummer: 39071017
Blad 00001
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel Deze inschrijving valt onder het beheer van de Kamer van Koophandel voor Gooi , Eem- en Flevoland Rechtsvorm Naam Statutaire zetel Eerste inschrijving in het handelsregister Akte van oprichting Maatschappelijk kapitaal Geplaatst kapitaal Gestort kapitaal
: Besloten vennootschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Acousticon Windpark B.V . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Nagele . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :01-12-1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :30-11-1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : EUR 90. 000, 00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : EUR 18. 200 , 00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. :EUR 18.200,00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderneming: Handelsna(a)m(en) :Acousticon Windpark B.V . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : Duit 6 8305BB Emmeloord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres Correspondentieadres :Postbus 1060 8300BB Emmeloord ............... Telefoonnummer : 0527-271098 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 0527-271099 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Faxnummer :[email protected] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . E-mailadres Datum vestiging :01-10-1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De rechtspersoon drijft de onderneming sinds: 30 11 1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedrijfsomschrijving :Opzetten en exploiteren van windturbines . . . . . Werkzame personen : 0 ....................................... ..... 1
1
. . . . . . . . . .
Enig aandeelhouder: Naam : Knappers Beheer B. V. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres : Duit 6 1 830 5BB Emmeloord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inschrijving handelsregister onder dossiernummer : 39066140 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enig aandeelhouder sedert :30-11-1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . .
Bestuurder(s) : Naam : Knappers Beheer B. V . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres :Duit 6 1 8305BB Emmeloord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inschrijving handelsregister onder dossiernummer : 39066140 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Infunctietreding :30-11-1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 - 01-2010
Blad 00002 volgt.
. . . .
:::---'
"
'.
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder
23 NOV. 2010 0 9 - 5 3 ?-----
~
Dossiernummer: 32159687
1 MAART 2010
Blad 00001
uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel Deze inschrijving valt onder het beheer van de Kamer van Koophandel voor Gooi-, Eem- en Flevoland Rechtspersoon: Rechtsvorm Naam Statutaire zetel Eerste inschrijving in het handelsregister Akte van oprichting Maatschappelijk kapitaal Geplaatst kapitaal Gestort kapitaal
: Besloten vennootschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :VWW Windpark B.V . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Gemeente Noordoostpolder ..................... . : 12-01-2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :11-01-2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :EUR 90.000,00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : EUR 18. 000 , 00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ... : EUR 18. 000 , 00 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .....
. . . . .
Onderneming: Handelsna(a)m(en) : VWW Windpark B. V. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............... . : Westerringweg 16, 8311RG Adres Correspondentieadres :Postbus 1038, 8300BA Emmeloord ............... . : 0527-271181 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Telefoonnummer : 0527-271183 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Faxnummer : [email protected] . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . E-mailadres : 01-10-2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum vestiging De rechtspersoon drijft de onderneming sinds:11-01-2010 Bedrijfsomschrijving :Ontwikkeling en exploitatie van een .......... . windmolenproject. Deelnemen in andere ........ . ondernemingen en samenwerkingsverbanden . . . . . . . Werkzame personen : 0 •••..•••.•.••.•...••••.•••••••.•••.••..•..•.• Enig aandeelhouder: Naam :VWW Ontwikkeling & Exploitatie B.V . . . . . . . . . . . Adres :Espelerpad 14, 8311PT Espel .................. Inschrijving handelsregister onder dossiernummer : 32159463 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enig aandeelhouder sedert :11-01-2010 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . .
Bestuurder(s) : Naam :VWW Ontwikkeling & Exploitatie B.V . . . . . . . . . . . . Adres :Espelerpad 14, 8311PT Espel .................. . Inschrijving handelsregister 13 01-2010
Blad 00002 volgt.
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostooider
23 NOV. 2010 0 9 - 5 .~ 7. Dossiernummer: 39066140
~ART 2010
~
Blad 00001
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel Deze inschrij valt onder het beheer van de Kamer van Koophandel voor Gooi-, Eem- en Flevoland Rechtsvorm Naam Statutaire zetel Eerste inschrijving in het handelsregister Akte van oprichting Maatschappelijk kapitaal Geplaatst kapitaal Gestort kapitaal Onderneming: Handelsna(a)m(en) Adres Correspondentieadres Telefoonnummer Faxnummer Datum vestiging Bedrijfsomschrijving Werkzame personen
: Besloten vennootschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : Knoppers Beheer B. V. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : Tollebeek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :01 10-1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 30-09 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :EUR 90.756,04 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :EUR 19.058,77 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :EUR 19.058,77 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . .
: Knoppers Beheer B. V. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Duit 6, 8305BB Emmeloord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Postbus 1060, 8300BB Emmeloord . . . . . . . . . . . . . . . : 0527-271098 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : 0527-271099 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :30 09-1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Verrichten van beheerwerkzaamheden . . . . . . . . . . .
. . . . . . .
:0
••..•...••••••••••••••.•..•••••••••••••••..••
Enig aandeelhouder: Naam Geboortedatum en -plaats Enig aandeelhouder sedert
: Knoppers, Nolle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :23 04-1962, Zuidelijke IJsselmeerpold ........ . : 30-09-1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bestuurder(s) : Naam Geboortedatum en -plaats Infunctietreding Titel Bevoegdheid
: Knoppers, Nolle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :23-04-1962, Zuidelijke IJsselmeerpold ........ :30-09-1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . : Direkteur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . :Alleenjzelfstandig bevoegd . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Alleen rechtsgeldig indien voorzien van een elektronische handtekening. Afgedrukt is het uittreksel niet rechtsgeldig.
21-11-2009
Blad 00002 volgt.
. . . . .
GEM. NOORDOOSTPOLDER Gemeente Noordoostpolder
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder
College van B&W T.a.v. de heer O.W.M. Storms
IN GEK.
1 8 DEC. 2009
23 NOV. 2010 0 9 - 5 3}
Postbus 155 8300 AD Emmeloord
17 december 2009 Betreft: verzoek uitstel aanvulling bouwvergunningaanvraag windpark Westermeerdijk Binnendijks V.O.F.
Geachte heer Storms, Op 2 november heeft u van namens Windmolenproject Westermeerdijk Binnendijks V.O.F. een aanvraag om bouwvergunning ontvangen voor het bouwen van 17 windturbines met 1 transformatorstation bij de Westermeerdijk (binnendijks). Per brief van 30 november 2009, kenmerk 2009023206-VERG-u, heeft u aangegeven dat de aanvraag nog niet compleet is. U verzoekt om een aantal aanvullende gegevens. Het betreft : 1.
Een opgave van de aannemingssom, als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de UAV 1989, van het uit te voeren werk dan wel, voorzover deze ontbreekt, een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631;
2.
Handtekening van de aanvrager op het aanvraagformulier;
3.
1 kleurstelling aangeven, niet 2 kleurstellingen;
4.
De gebruiksfunctie in de toelichting van het aanvraagformulier klopt niet.
Graag vullen wij onze aanvraag voor een bouwvergunning aan voor de genoemde punten.
1. Raming van de bouwkosten In de aanvraag is aangegeven dat het op dit moment niet mogelijk is om de werkelijke bouwkosten op te geven aangezien overeenkomsten met leveranciers nog niet zijn afgesloten. Er is een globaal investeringsbedrag per MW geïnstalleerd vermogen aangegeven. Per abuis is daarbij een werktuigenvrijstelling van 46% genoemd. Dit is niet correct aangezien dit van toepassing is op de bepaling van de waarde van een windturbine als onroerende zaak in het kader van de WOZ-bepaling. In plaats van de informatie die oorspronkelijk in de aanvraag is opgenomen geven wij hierbij dan ook, conform uw verzoek, een meer gedetailleerde raming van de bouwkosten. Algemeen geldt, zoals eerder ook gesteld, dat het op dit moment niet mogelijk is de werkelijke bouwkosten te bepalen. Derhalve is een raming van de bouwkosten opgesteld. Conform normblad NEN 2631 is deze raming gerelateerd aan het gebruik gerelateerde eenheden. In het geval van windturbines betreft dit de opwekking van elektriciteit en is het geïnstalleerd vermogen een toepasbare eenheid voor het bepalen van de kosten. De raming is derhalve gebaseerd op de kosten per kW (kilowatt) geïnstalleerd vermogen. Voor het bepalen van de hoogte van de kosten per kW hebben wij aansluiting gezocht bij een algemeen geaccepteerde bepaling van de kosten. Het betreft de notitie 'Specificatie SDE-waardering windturbines', van EeN Beleidstudies (ECN/Kema, 2008)1 . Deze is onder meer op verzoek van de VNG opgesteld en wij gaan er dan ook van uit dat deze in uw bezit is. De in deze notitie bepaalde investeringskosten voor het realiseren van een windpark zijn algemeen geaccepteerd. De investeringkosten in de notitie zijn gebaseerd op de studie van
, In de notitie wordt gesproken over kWe (kW elektrisch) dit Îs hetzelfde als kW. In de vergunningaanvraag wordt gesproken over MW geïnstalleerd vermogen. 1 MW geïnstalleerd vermogen is gelijk aan 1.000 kW geïnstalleerd vermogen.
Behoort bij besluit van bl.lrgemeestei en wethouders van de gemeente Noordoostpolder
23 NOV. 2010 0 9 - 5 37
11NG~K,
Ü
"
Gemeente Noordoostpolder College Burgemeester & Wethouders Postbus155 8300 AD Emmeloord
Kenmerk: 20100226/WMD/Aanv/BV
Hengelo, 26 februari 2010
Betreft: aanvulling aanvraag om bouwvergunning
Geacht College, Op 2 november 2009 heeft u een aanvraag om een vergunning op grond van de Woningwet ontvangen voor het bouwen van zeventien windturbines en een transformatorstation nabij de Westermeerdijk, ten behoeve van het Windpark Westermeerdijk binnendijks, in de gemeente Noordoostpolder. Graag zouden wij enkele aanvullingen op deze aanvraag aan u doorgeven. Het is namelijk gebleken dat een aantal perceelnummers (aanvraagformulier vraag 1) niet juist is vermeld. De correcte gegevens zijn in tabel 1 opgenomen. Hiermee komen de eerder verstrekte kadastrale gegevens te vervallen. Tevens is in bijlage 2A van de aanvraag (tekeningnummer 2B) een onjuist kadastraal nummer vermeld. Tussen WT-11 en WT12 staat perceelnummer 1596 vermeld. Dit nummer is niet correct en moet worden vervangen door nummer 1371. Tabel 1 Kraanopstelplaatsen ~ur6lilj[ljmrnêrj~~eörnum~lJl)f$~~tTi;~llij~~imê~~~!:~l :E WT-01 ," ;NMr.do9~tp91~er ' na7' WT-02 :É, ,11.81 , 'NÖcii~ci6s!P9I,d~r , ,E" . 2072 ' WT-03 ,N9'(}rd9Q~P9tder :,,' 'E ; WT-04 2Ó~(), . N90id:Qo~tp:Old~r •,,', WT~()5 1420' , ;NOQ@Q9êtpoidèi",' ',1; .,,1; WT-06 1428 ,~ó()rÇf.90&tp91~el" 'È WT-07 1423+1i:d1 NQQfdÇlostPqider, ' , 1425" 'WT~08 É NóQ'CgoostpÇlJdÈ'!r, W:r~Og
1426tH2],
Vvr~1Ö ' WT~11
202!;J'" 1793
WT-12
131?
WT-13 WT-14
1374 ' , : 181.7 +1379, 1;380 ,,', ' 1384 +1388 1386
WT-15 WT-:16
WT:"17
,E E ,E
: ~ E: " E
, NQ6rtlào~tpo(dêr, ' ',,Noq't(fuQstp9fd€3r " , ,Ncî61"~:oo~fpàldE!r '~NöQri;i9QstpOJi:f~I',
;Ni:îoi'doostpoÎçJer:
ç
·Nobidoö.stpQfdèr
E E E
.. Nöordoostpolder
NóoO:!óostpblder Noordoostpolder
*Turbines van Noord naar Zuid
Daarnaast is in een aantal tekeningen per abuis de legenda van de windparkbekabeling vervallen en vervangen door betekenisloze woorden. De donkerblauwe lijn betreft 'tracé windparkbekabeling 33 kV', de lichtblauwe lijn betreft 'tracé windparkbekabeling 110 kV'.
PRINCIPE WERKPLAN Watervergunning Waterkering Noordoostpolder
Project windpark Noordoostpolder Windparken: Zuidermeerdijk, Westermeerdijk en Creil
Opgesteld door: V.J. Winkel Ventolines, 4 augustus 2011
PRINCIPE WERKPLAN Inhoud
1.
Inleiding .........................................................................................................................................3
2.
Project windpark Noordoostpolder..............................................................................................4
3.
Algemeen .......................................................................................................................................6 3.1. Bouw van een windpark .........................................................................................................6 3.2. Fasering .................................................................................................................................6 3.3. Windparkonderdelen ..............................................................................................................7 3.4. Risico inventarisatie ...............................................................................................................9 3.5. Relevante afstanden ten opzichte van de waterkering .......................................................... 10 3.6. Relevante niveaus ................................................................................................................ 11 3.7. Rijksinpassingsplan .............................................................................................................. 12
4.
Voorontwerpfase ......................................................................................................................... 13 4.1. Algemeen ............................................................................................................................. 13 4.2. Voorontwerp civiele infrastructuur ........................................................................................ 17 4.3. Voorontwerp windturbinefundatie ......................................................................................... 25 4.4. Windturbine .......................................................................................................................... 28 4.5. Voorontwerp elektrische infrastructuur: windpark transformatorstation ................................. 35 4.6. Voorontwerp elektrische infrastructuur: windparkbekabeling ................................................ 41
5.
Fase: Detail planning & ontwerp ................................................................................................ 43
6.
Realisatiefase .............................................................................................................................. 45 6.1. Inleiding................................................................................................................................ 45 6.2. Realisatie ............................................................................................................................. 45 6.3. Civiele Infrastructuur: wegen, kraanbaan en opstelplaatsen ................................................. 47 6.4. Windturbinefundatie: heipalen .............................................................................................. 48 6.5. Monitoren tijdens het heien .................................................................................................. 50 6.6. Windturbinefundatie: fundatieplaat ....................................................................................... 50 6.7. Windturbine .......................................................................................................................... 51 6.8. Elektrische infrastructuur: windparkbekabeling ..................................................................... 54 6.9. Elektrische infrastructuur: windpark transformatorstation ..................................................... 56
7.
Exploitatiefase ............................................................................................................................. 58
2/59
PRINCIPE WERKPLAN 1.
Inleiding In opdracht van Pondera Consult heeft Ventolines BV te Emmeloord, het onderliggende principe werkplan opgesteld. Dit principe werkplan is opgesteld ten behoeve van de aanvraag voor een watervergunning voor de binnendijks gesitueerde windparken Creil (Noordermeerdijk), Westermeerdijk en Zuidermeerdijk. En dient dan ook in die context te worden gelezen. Het doel van het principe werkplan is om inzichtelijk te maken welke voorontwerpen voor de verschillende windparkonderdelen zijn opgesteld en welke uitgangspunten hierbij gehanteerd zijn. Tevens om duidelijk te maken welke activiteiten in en/of nabij de beschermingzones van de waterkering plaatsvinden tijdens de verschillende projectfasen. De in het werkplan beschreven voorontwerpen zijn door Fugro beoordeeld betreffende uitvoerbaarheid (geotechnisch) en tevens zijn door Fugro de mogelijke effecten van de voorontwerpen op de de stabiliteit van de waterkering beoordeeld. De gehanteerde uitgangspunten (belastingen) zijn te beschouwen als maximaal. Opgemerkt wordt dat het aannemelijk is dat ten opzichte van het in dit principe werkplan uiteengezette voorontwerpen per windparkonderdeel, tijdens de fase detail planning en ontwerp, verder kunnen worden geoptimaliseerd. Wanneer dit leidt tot een aangepaste werkwijze en werkplan zal daarvan moeten worden aangetoond dat de risico’s voor de waterkeringen gelijk of kleiner zijn dan op grond van het hier beschreven principe werkplan. Hoofdstuk 2 geeft in het kort de situering van de windparken weer. In hoofdstuk 3 worden de van belangzijnde algemene aspecten beschreven. Beschreven wordt welke fasering voor een windpark relevant zijn en uit welke onderdelen de windparken bestaan. In paragraaf 3.4 en 3.5 worden alle relevante afstanden en niveaus gegeven, welke de basis vormen voor de opgestelde voorontwerpen en de door Fugro uitgevoerde analyses. Hoofdstuk 4 gaat in op de voor de diverse windparkonderdelen opgestelde voorontwerpen en de bij de voorontwerpen behorende uitgangspunten en resultaten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 en 6 kort ingegaan op de fasen detail planning & ontwerp en realisatie van de verschillende windturbineonderdelen. Per onderdeel is de te hanteren uitvoeringswijze kort omschreven, om zo inzichtelijk te maken welke aspecten relevant zijn in relatie tot de waterkering. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 kort ingegaan op de exploitatiefase van de windparken.
3/59
PRINCIPE WERKPLAN 2.
Project windpark Noordoostpolder Het project windpark Noordoostpolder bestaat uit een viertal windparken. Het onderliggende principe werkplan heeft enkel betrekking op de binnendijkse windparken: Windpark Creil (nabij de Noordermeerdijk, ook wel genoemd windpark Noordermeerdijk) (WPC), Windmolenpark Westermeerdijk Binnendijks (WMD) en Windpark Zuidermeerdijk (ZMD). De windparken betreffen zogenaamde lijnopstellingen, waarbij per windpark de lijnopstelling parallel met de waterkering is gesitueerd (zie afbeelding 01).
Windpark Noordermeerdijk
Windpark Westermeerdijk
Windpark Zuidermeerdijk Afbeelding 01. overzicht windparken Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk
De lijnopstellingen bevinden zich tussen de volgende kilometerpalen: 1. WPC 2. WMD 3. ZMD
km 6.0 t/m km 12.3; km 13.6 t/m km 22.0; km 27.8 t/m 31.2.
4/59
PRINCIPE WERKPLAN
De windturbines zijn binnen de lijnopstelling volgens de onderstaande tussenafstanden van elkander gesitueerd: 1. WPC 2. WMD 3. ZMD
circa 5051 meter; circa 513 meter; circa 463 meter.
Het aantal windturbines per windpark is: 1. WPC 2. WMD 3. ZMD
13 17 8
Voor meer details betreffende de windparklay-outs en de windturbineposities wordt verwezen naar de bij de aanvraag voor een watervergunning bijgevoegde overzichtstekening en detailtekening per windturbine
1
Een verspringing bij windpark Noordermeerdijk van ca 649 meter i.v.m. de aanwezigheid van een varkensschuur
5/59
PRINCIPE WERKPLAN 3.
Algemeen
3.1.
Bouw van een windpark Bij het ontwikkelen, realiseren en exploiteren van een windpark worden diverse projectfasen doorlopen, waarbij elke fase zijn specifieke kenmerken en activiteiten kent. In de navolgende paragrafen worden de diverse fasen welke relevant zijn voor de aanvraag van de watervergunning omschreven. Per fase wordt het van toepassingzijnde (voor)ontwerp en de daarbij behorende manier van uitvoering beschreven.
3.2.
Fasering Het ontwikkelen, realiseren en exploiteren van een windpark is in een aantal fasen te verdelen. Hieronder zijn de belangrijkste fasen schematisch weergegeven.
Locatie bepaling Haalbaarheidstudie
Voorontwerp & vergunningen
Detail: planning & ontwerp Realisatie Exploitatie Ontmanteling Overzicht 01. fasering van een windpark
De aanvraag van een watervergunning, voor het uitvoeren van werken in de beschermingzone van de waterkering, maakt onderdeel uit van de projectfase: “Voorontwerp en vergunningen” (groen gemarkeerd in overzicht 01). Tijdens deze fase wordt het kader van het windparkontwerp vastgelegd en alle relevante vergunningen aangevraagd. Na het verkrijgen van de vergunningen kunnen contracten met aannemers voor het windpark worden afgesloten. Het principeontwerp (hierna te noemen voorontwerp) van het windpark wordt tijdens deze fase bepaald, vervolgens wordt tijdens de volgende fase Detail planning & ontwerp, het ontwerp en de bouwwijze ten behoeve van de realisatiefase verder uitgewerkt, omdat onder andere dan bekend is welke leverancier de windturbines gaat leveren, welke aannemers het werk gaan uitvoeren en welk materieel de aannemer wenst in te zetten. Het is dus mogelijk dat ten
6/59
PRINCIPE WERKPLAN opzichte van het in dit principe werkplan uiteengezette voorontwerp in het detailontwerp optimalisaties kunnen worden behaald. Wanneer dit leidt tot een aangepaste werkwijze en werkplan zal daarvan moeten worden aangetoond dat de risico’s voor de waterkeringen gelijk of minder zijn dan op grond van het hier beschreven principe werkplan. In het kader van het onderliggend principe werkplan (hierna te noemen werkplan), ten behoeve van de aanvraag van de watervergunning, zal in meer detail worden ingegaan op de navolgende fasen: Voorontwerp Realisatie Tevens zal er een korte beschrijving worden gegeven over de voor een watervergunning relevante aspecten tijdens de exploitatiefase. De ontmantelingfase valt buiten het kader van dit werkplan.
3.3.
Windparkonderdelen De opzet van de windparken is in de basis identiek, wat inhoud dat de hierna beschreven windparkonderdelen bij elk van de windparken van toepassing is. Afhankelijk van de lokale omstandigheden (o.a. bodemgesteldheid) en het totale vermogen van het windpark zijn de ontwerpen windpark specifiek. Elk windpark bestaat uit een aantal onderdelen, welke weer kunnen worden onderverdeeld in een aantal subonderdelen. In overzicht 02 zijn de verschillende onderdelen weergegeven, inclusief een beknopte toelichting. Windparkonderdeel
subonderdeel
toelichting
Wegen: bouwwegen en ontsluitingswegen
Alle voorzieningen tbv het rijdend materieel om het windpark te kunnen realiseren en te onderhouden. Het betreft de interne windpark infrastructuur, welke via ontsluitingswegen aansluiten op de naburige openbare wegen (de externe infrastructuur, welke buiten het kader van dit werkplan valt).
Kraanbaan
Via de kraanbaan kunnen de kranen (rupskranen) zich binnen het windpark van windturbinelocatie naar windturbinelocatie verplaatsen.
Opstel- & kraanplaatsen
Benodigd voor het op een doeltreffende en veilige wijze kunnen bouwen van de windturbinefundatie en de windturbine. De kraanplaats betreft de locatie waarop de kranen gepositioneerd worden en stabiel kunnen worden opstellen ten opzichte van de windturbine. Tijdens de exploitatiefase zullen de opstelplaatsen gebruikt worden ten behoeve van het onderhouden en inspecties van de windturbines.
Tijdelijke voorzieningen
Extra voorzieningen t.b.v. de bouwfase van het windpark, o.a.: montageplaatsen, montagestrook t.b.v. opbouw van de kraangiek, faciliteiten (WC, eetgelegenheden, etc.), opslag van bouwmaterialen, e.d.. Dergelijke voorzieningen worden na de realisatie geheel verwijderd.
Civiele Infrastructuur
Opgemerkt wordt dat tijdelijke voorzieningen buiten het kader van dit werkplan valt, omdat de uitvoering van deze voorzieningen sterk aannemer en uitvoering afhankelijk zijn. Uitwerking van de benodigde tijdelijke voorzieningen vindt tijdens de fase: “detail planning en ontwerp” plaats. Tevens wordt aangenomen dat deze voorzieningen geen negatieve invloed op de stabiliteit van waterkering en/of buiten de beschermingszone van de waterkering zijn gelegen.
7/59
PRINCIPE WERKPLAN
Windturbine fundatie
Fundatieplaat Palen
De windturbine wordt gefundeerd op een fundatie van gewapend beton, bestaande uit een fundatieplaat (ook wel fundatieblok genoemd) en grondverdringende heipalen.
Prefab betontoren
De toren van de windturbine bestaat uit prefab betonringen, welke onderling worden gekoppeld en door middel van een systeem van spankabels worden opgespannen.
E-module
Locatie in de voet van de toren en bevat alle elektrische schakelinstallaties, windturbinetransformatoren, etc.
Gondelhuis
Wordt op de toren gemonteerd en bestaat o.a. uit de machinedrager, naaf, ringgenerator, etc.
Rotor + rotorbladen
Betreft de naaf en de rotorbladen, welke wordt gekoppeld aan de ringgenerator.
Transformatorstation
Koppeling van het windpark (33kV) met het landelijke elektriciteit net (110kV).
Windparkbekabeling
De koppeling van alle windturbines met het windpark transformatorstation.
Communicatie netwerk
De windturbines worden via een glasvezelnetwerk met het windpark SCADA systeem verbonden. De routing van het glasvezelnetwerk is dezelfde route als voor de windparkbekabeling.
SCADA systeem
Met behulp van het SCADA (Supervisory Control and Data Acquisition) system kan de bedrijfsvoering van de windturbine en het totale windpark worden gemonitoord.
Windturbine
Elektrische Infrastructuur
Remote control & monitoring system
Overzicht 02, windparkonderdelen
8/59
PRINCIPE WERKPLAN 3.4.
Risico inventarisatie Ten gevolge van het bouwen van een windpark nabij een waterkering mag de stabiliteit en waterkerende functie van de waterkering in geen geval in het geding komen. Dit geldt zowel tijdens de realisatie van het windpark als tijdens de exploitatie. Om te beoordelen welke mogelijke risico’s (risico = kans x effect) een rol spelen bij de realisatie en exploitatie van de verschillende windparkonderdelen is er een risico-inventarisatie uitgevoerd. Bij het opstellen van het voorontwerp, welke de basis bepaalt voor het detailontwerp, zijn de mogelijke risico’s meegewogen in het maken van de keuzes voor het voorontwerp. Door de risico’s te mitigeren door ze volledig te kunnen uitsluiten (geen effect) en/of door een risico op een acceptabel niveau te brengen (lage kans en/of een klein effect).
Enkele voorbeelden van dergelijke mitigerende maatregelen zijn: Als voorkeur voor het voorontwerp is gekozen voor het bouwen van de verschillende civiele werken (fundatieplaten, opstel- en kraanplaatsen, bouwweg, etc.) op het maaiveld, waardoor er minimale grondroering nabij de waterkering plaatsvindt en er minimaal tot niet behoeft te worden bemalen; Het uitvoeren van een monitoringprogramma tijdens de uitvoering van de heiwerkzaamheden; Indien mogelijk windparkonderdelen buiten de beschermingszone te plaatsen (voorbeeld hiervan zijn de aan de Westermeerdijk geplande transformatorstations) of zo ver mogelijk van de waterkering af te plaatsen en/of buiten de binnenbeschermingszone; Het toepassen van grondverdringende heipalen; Een actief VGWM-beleid; Kwaliteitsmanagementsysteem tijdens de verdere uitwerking van het ontwerp en tijdens de realisatie en exploitatie van het windpark.
Voor meer details betreffende de uitgevoerde analyses met betrekking tot risico’s stabiliteit waterkering, wordt verwezen naar de bij de aanvraag gevoegde rapportages van Fugro, NRG en HKV.
9/59
PRINCIPE WERKPLAN 3.5.
Relevante afstanden ten opzichte van de waterkering De afstand van de verschillende windparkonderdelen ten opzichte van de waterkering speelt een belangrijke rol. Tijdens het bepalen van de windparklay-outs zijn alle van belangzijnde factoren in kaart gebracht en is het optimum tussen al deze belangen bepaald. Enkele factoren die een rol spelen bij het bepalen van een windparklay-out zijn: Bepalen onderlinge afstanden, een optimum tussen maximale energieopbrengst en parkeffect (het onderling beïnvloeden van windturbines binnen een windpark); Bestemmingsplan en vergunningsprocedures; Landeigenaren/gebruikers; Ecologie; Geluid, afstanden tot woningen; Slagschaduw; Naburige belendingen en objecten (zoals een waterkering); Netaansluiting, koppeling van het windpark aan het landelijke elektriciteitsnet; Infrastructuur, positie van het windpark t.o.v. de bestaande wegen. In het onderstaande overzicht zijn de relevante afstanden in relatie tot de waterkering weergegeven. Het betreft de afstanden t.o.v. de insteek van de kwelsloot, welke overeenkomt met de binnendijkse grens van de kernzone. Item
Afstand tov kernzone [meter]
Grens binnenbeschermingszone Grens tussenbeschermingszone Grens buitenbeschermingszone Grens inpassingsplan waterkeringzijde Grens inpassingsplan (buitenste)
20 50 100 15 95
Hart windturbine Dichtst mogelijke ligging van een windparkkabel (de buitenste begrenzing van het kabeltracé) Hart dichtstbijzijnde heipaal windturbinefundatie Start hekwerk transformatorstations aan de Westermeerdijk Begrenzing eerste constructieonderdeel transformatorstations aan de Westermeerdijk Start hekwerk transformatorstation Noordermeerdijk Begrenzing eerste constructieonderdeel transformatorstation aan de Noordermeerdijk Onderzijde talud kraanbaan Onderzijde talud opstelplaats Afstand tot middelpunt kraanplaats
55 >60 42,5 155 >157,5 80 >90 ≥ 15 ≥ 15 49
Overzicht03, relevante afstanden ten opzichte van de insteek kwelsloot
In afbeelding 02 is als voorbeeld een doorsnede weergegeven van de waterkering en het windturbinefundament, met daarin aangeven de beschermingszones van de waterkering en relevante afstanden.
10/59
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 02, doorsnede positie windturbinefundatie t.o.v. de waterkering
3.6.
Relevante niveaus In onderstaande overzicht zijn de relevante niveaus weergegeven.
Maaiveld Hoogte fundatieplaat Hoogte kraanbaan en bouwweg Hoogte kraanopstelplaats Hoogte toren tov bovenkant fundatie Ashoogte tov bovenkant fundatie Ashoogte tov maaiveld
Ca -3,5 a -4,5 meter NAP ≤ 3,9 meter tov het actuele maaiveld ≤ 1,5 meter tov het actuele maaiveld ≤ 3,5 meter tov het actuele maaiveld Ca. 131m Ca. 135m Ca. 139m
Overzicht 04, relevante niveaus
11/59
PRINCIPE WERKPLAN 3.7.
Rijksinpassingsplan Voor het ruimtelijke besluit van het Rijk is voor het project windpark Noordoostpolder een Rijksinpassingsplan opgesteld. Het voorontwerp en het uiteindelijke definitieve ontwerp van de windparken dienen binnen het kader van het Rijksinpassingsplan voor het project windpark Noordoostpolder te passen. In afbeelding 03 is het voor een windturbinelocatie het principe van het Rijksinpassingsplan, inclusief de daarbij behorende legenda, weergegeven.
Afstanden tov insteek kwelsloot:
- Grens plangebied aan waterkering zijde = 15 m Hartlijn windturbines (sba-wtb) = 55 m - Breedte plangebied = 40 m (verkeer) + 40 m (leiding – Hoogspanning) => totaal 80 m - Breedte zone B-WTP = 42 m (betreft maximale breedte van fundatie met terp, ofwel teen terp) Afbeelding 03, het principe voor een windturbinelocatie conform het Rijksinpassingsplan
Het Rijksinpassingsplan voor het project windpark Noordoostpolder is te vinden via de volgende link: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/?planidn=NL.IMRO.0000.EZ10ipwindNOP-3000
12/59
PRINCIPE WERKPLAN 4.
Voorontwerpfase
4.1.
Algemeen Tijdens de voorontwerpfase wordt het kader en wijze van bouw van een windpark bepaald. Zoals aangegeven wordt tijdens de daarop volgende fase: “detail planning en ontwerp” het voorontwerp verder uitgewerkt ten behoeve van de aanbesteding en de uiteindelijke realisatie van de verschillende windparkonderdelen. In het navolgende overzicht zijn de relevante reeds uitgevoerde onderzoeken en opgestelde voorontwerpen, inclusief een beknopte omschrijving, weergegeven. Uitgevoerde voorontwerpen & onderzoeken Windpark-layout (micrositing)
Beknopte omschrijving Het uitvoeren van windmetingen en analyseren van de site condities (wind, luchtdruk, temperaturen, turbulentie, etc.) en het daarmee bepalen van o.a.: -
Data verzameling
aantal windturbines vereiste tussenafstanden ashoogte coördinaten (middelpunt windturbine) type windturbine (nominaal vermogen) energieopbrengsten etc.
Het resultaat van deze activiteiten is de lay-out en opzet van het windpark, welke de basis vormde voor het Rijksinpassing en de vergunningsaanvragen. Het verzamelen van beschikbare gegevens over de locaties en zijn omgeving, zoals: reeds uitgevoerde grondonderzoeken, waterkeringstudies, peilbuismetingen, etc.
Onderzoeken
Grondonderzoek (sonderingen en boringen) ten behoeve van: windturbinefundatie (3 sonderingen en 1 boring per locatie) kraanbaan en bouwweg (sonderingen en boringen) kraanopstelplaats (sonderingen en boringen) Peilbuismetingen Bodemonderzoek ter hoogte van de geplande transformatorstations Archeologisch onderzoek
Voorontwerpen windparkonderdelen
Algemeen: risico inventarisatie voor het te hanteren voorontwerp, bouwwijze en op het gebied van VGWM Kraanstudies ten behoeve van de installatie van de windturbineonderdelen Civiele infrastructuur: kraanbaan, bouwweg en opstelplaatsen, oa: - Opstellen programma van eisen (belastingen, toelaatbare zettingen, etc.) - (verkorte) berekeningen tbv voorontwerp bepaling - voorontwerp bepaling - Principe tekeningen Windturbinefundatie: oriënterend fundatieadvies en het opstellen van de tekeningen en berekeningen voorontwerp Wijze van aansluiten van het windpark op het landelijke elektriciteitsnet Transformatorstation: principeontwerp (vermogen, type transformatoren, te hanteren installaties, etc.) Windparkbekabeling: bepalen van het kabeltracé en wijze van aansluiten van de windturbines
13/59
PRINCIPE WERKPLAN
Onderzoeken de mogelijke wijze van aanpak
Logistiek: welke aan- en afvoerroutes, te hanteren materieel, wijze van vervoer, wijze van laden en lossen, etc. Principe bepaling van de wijze van uitvoering van de civiele werken en elektrische infrastructuur (windparkbekabeling en transformatorstations) Principe van installeren van de windturbineonderdelen: type kraan, teamsamenstelling, te hanteren materieel en materiaal, etc.
Studies stabiliteit waterkering
Risico inventarisatie Analyse van de beschikbare en uitgevoerde grondonderzoeken (bepalen maatgevende grondopbouw per windpark) Windturbinefundatie: trillingsanalyse en beoordeling stabiliteit waterkering Windturbine: faalkansanalyse en beoordeling stabiliteit waterkering Civiele werken: beoordeling waterkering stabiliteit en de stabiliteit van de constructies: kraanbaan, bouwweg en kraanopstelplaatsen Elektrische infrastructuur: windparkbekabeling en transformatorstation en beoordeling stabiliteit waterkering
Overzicht 05, uitgevoerde voorontwerpen
Zoals reeds voorgaande is opgemerkt zijn tijdens de voorontwerpfase, voor zover relevant, alle van belangzijnde principekeuzes gemaakt (type windturbine, ashoogte, tussenafstanden, type fundatie, etc.) en de te hanteren uitvoeringswijze, benodigd om de watervergunning te kunnen aanvragen. Tevens zijn de voorontwerpen benodigd voor het kunnen afsluiten van de verschillende contracten met leveranciers en aannemers. De in het voorontwerp gehanteerde uitgangspunten en belastingen (voor onderbouwende studies) zijn hierbij representatieve waarden. De uiteindelijke uitgangspunten en belastingen, welke gehanteerd zullen worden bij het afronden van het detailontwerp, zullen dan ook gelijkwaardig zijn. Hieronder is een voorbeeld opgenomen van de te doorlopen fasen en stappen bij het ontwerp van het fundament voor een turbine. Voorbeeld stappenplan windturbinefundament: Ter toelichting op de voorgaande beschrijving wordt als voorbeeld de doorlopen en nog te doorlopen stappen voor het windturbinefundatie-ontwerp hierna in het kort omschreven.
FASE: Voorontwerp en vergunningen Stap 1 (gereed) Vaststelling windturbinemiddelpunten Stap 2 (gereed) Vaststellen grondonderzoek eisen Stap3 (gereed) Per fundatielocatie is een grondonderzoek uitgevoerd, bestaande uit 3 elektrische sonderingen en 1 boring, benodigd voor het kunnen opstellen van een fundatieadvies. Het grondonderzoek is uitgevoerd door het Ingenieursbureau Inpijn Blokpoel voor de windparken Noordermeerdijk en Westermeerdijk en door Fugro Ingenieursbureau voor het windpark Zuidermeerdijk. Stap 4 (gereed) Er is een voorontwerp fundatieadvies per windpark opgesteld. Daarbij is bepaald dat een paalfundatie noodzakelijk is, de te hanteren paalsysteem een grondverdringende heipaal dient
14/59
PRINCIPE WERKPLAN te zijn (prefab betonpaal en/of vibropaal) en de maximaal benodigde paaldimensies (schachtafmeting en paalpuntniveau). Deze voorontwerp fundatieadvies is opgesteld door Fugro Ingenieursbureau namens de Koepel Windenergie Noordoostpolder (hierna “de Koepel”). Stap 5 (gereed) Risico inventarisatie: fundatie versus omgeving (waterkering, belendering, etc.) Gekozen is voor het principe om de fundamentplaat boven het maaiveld aan te brengen, hierdoor vindt er minimale grondroering plaatst en is geen bouwput en daarmee geen bemaling noodzakelijk. Risico’s op aspecten als openbarsten bouwput, kwel, invloed bemaling, instabiliteit bouwput, etc. zijn daarmee uitgesloten. Stap 6 (gereed) Door het bouwkundigadviesbureau ABR en de windturbinefabrikant ENERCON is een voorontwerp voor het fundament opgesteld. Als ontwerptekening is het principe van het palenplan en de vormtekening van het fundament opgesteld. Daarbij zijn in ieder geval de volgende uitgangspunten vastgelegd: Fundatieconcept: fundatieplaat + heipalen Fundatiehoogte (ca 4 meter) en daarmee de ashoogte (4 + 135 = ca 139 meter) van de windturbine ten opzichte van het actueel maaiveld Een rond fundatieconcept met een fundatiesokkel. De paalpositie wordt bepaald door de paalcirkel tov het middelpunt. Hierdoor zijn de belastingen en het ontwerp (wapening) in alle richtingen gelijk Toepassen van een “kelder”, benodigd voor het kunnen opspannen van de spankabels van de prefab-betontoren Het aanbrengen van een terp rondom en bovenop de fundatieplaat (grondballast), enkel zichtbaar aan de oppervlakte is de sokkel van het fundament. Stap 7 (gereed) Ten behoeve van de risico inventarisatie zijn diverse onderzoeken verricht, betreffende de verschillende windparkonderdelen in relatie tot de stabiliteit van de waterkering, zoals: Risicoanalyse falen windturbineonderdelen in relatie tot de waterkering, uitgevoerd ten behoeve van het MER en de vergunningsaanvragen door: NRG, HKV en Fugro De fundatie in relatie tot de waterkering, onderzoek door Fugro: trillingsonderzoek tijdens bouwfase en de gebruiksfase, stabiliteit waterkering: kwel, piping, etc. De kraanbaan, bouwweg en opstel- en kraanplaatsen in relatie tot de waterkering, onderzoek door Fugro: trillingsonderzoek tijdens bouwfase en de gebruiksfase, zettings-berekeningen, etc. stabiliteit waterkering: kwel, piping, etc. Beoordeling door Fugro van windparkbekabeling en transformatorstations in relatie tot de stabiliteit van de waterkering
Stap 8 (gereed(huidige fase)) Het voorontwerp van het benodigde fundament is geïntegreerd in de vereiste tekeningen ten behoeve van de vergunningsaanvragen: Overzichtstekeningen Aanzicht windturbine met fundatie
15/59
PRINCIPE WERKPLAN Dwarsdoorsnede profiel waterkering en windturbinefundatie Stap 9 (nog uit te voeren) Aanbesteding en contracteren van leveranciers en aannemers
FASE: detailplanning en ontwerp (nog uit te voeren) Stap 10 Het door de constructeur aan de hand van de definitieve windturbinebelastingen en overige eisen uitwerken van het definitieve fundatieontwerp. Resultaat: principe palenplan en paalgegevens, vormtekeningen, wapeningtekeningen, werkvloerontwerp, e.d. Stap 11 Het uitvoeren van een funderingsadvies per windturbinelocatie door de geotechnisch adviseur Stap 12 Het opstellen van het definitief palenplan Stap 13 Het opstellen van de paalberekeningen door de paalleverancier en het goedkeuren van de berekeningen door de constructeur Stap 14 Het goedkeuren van alle fundering tekeningen en berekeningen door de windturbineleverancier Stap 15 Het indienen van alle fundering tekeningen en berekeningen bij onder andere het bevoegd gezag voor de bouwvergunning Stap 16 Na ontvangst van alle goedkeuringen krijgen de fundering tekeningen en berekeningen de status: “uitvoering” en kan de aannemer aanvangen met het uitvoeren van het werk
16/59
PRINCIPE WERKPLAN 4.2.
Voorontwerp civiele infrastructuur In het navolgende deel wordt het voorontwerp voor de benodigde (interne) civiele infrastructuur beschreven. Kraanbaan en bouwweg Om het windpark te kunnen bouwen en te kunnen onderhouden zijn wegen nodig. Via deze wegen vindt al het transport van de bouwmaterialen en windparkonderdelen plaatst. De benodigde interne infrastructuur voor het windpark is te verdelen in: een bouwweg en ontsluitingswegen. De bouwweg betreft het stuk weg welke langs de windturbines wordt aangelegd, parallel aan de waterkering. De ontsluitingswegen zijn de verbinding tussen de bouwweg en de naburige openbare weg. De constructie van de bouwweg en ontsluitingswegen dient de door het transport veroorzaakte belastingen op een juiste wijze naar de ondergrond over te dragen. Tevens dienen de dimensies van de wegen te voldoen aan de eisen van de transporteurs: breedte van de wegen en de benodigde bochten. Aan de hand van de door de leverancier opgegeven belastingen is een voorontwerp opgesteld waarbij er gekozen is om de benodigde bouwweg te integreren in de benodigde kraanbaan, om indien wenselijk de kranen te kunnen verrijden van windturbinelocatie naar –locatie en deze op het maaiveld aan te brengen. De kraanbaan met bouwweg wordt langs de windturbines gesitueerd en ligt parallel aan de waterkering. Vervolgens wordt de bouwweg op een aantal posities verbonden met de naburige openbare weg, doormiddel van de ontsluitingswegen. In het navolgende overzicht zijn de voor het voorontwerp van de kraanbaan en bouwweg gehanteerde uitgangspunten weergegeven. Uitgangspunten voorontwerp kraanbaan en bouwweg Voorontwerp principe Minimale ontwerp levensduur Maximale niveau kraanbaan Maximale gronddruk kraanbaan (overrijden hoofdkraan op schotten) Benodigde kraanbaanbreedte Breedte bouwweg Vrije breedte bouwweg Vrije hoogte bouwweg Minimale bocht radius (buiten) Verkeersklasse bouwweg Maximale aslast bouwweg Maximale last bouwweg Snelheidslimiet Maximale toegestane zetting Toegestane helling rijrichting Toegestane helling dwarsrichting Basis topverharding (bouwweg) Optionele topverharding (bouwweg) Topverharding bestaande ontsluitingswegen Maximale breedte (teen talud) conform rijksinpassingsplan Minimale afstand tov de insteek kwelsloot Afwatering
Aanleg op maaiveldniveau 20 jaar 1,5 meter t.o.v. het maaiveld 133 kN/m2 15 meter 5 meter 7 meter 4,85 meter 34 meter 2a 12to. 144 to. 50 km/uur 0,8 meter bij een periode van 20 jaar 1° 1,5° Open structuur, bijvoorbeeld slakken of puin Asfalt Gelijkwaardig aan bestaande situatie of asfalt 40 meter 15 meter In definitief ontwerp voorzieningen voor afvoer van water en het voorkomen van structuurschade
Overzicht 06, uitgangspunten voorontwerp kraanbaan en bouwweg
17/59
PRINCIPE WERKPLAN De kraanbaanconstructie zal bestaan uit een voldoende verdicht zandbed tot een maximale hoogte van 1,5 meter ten opzicht van het maaiveld. De breedte van de kraanbaan is 15 meter (bovenzijde). Vervolgens zal de kraanbaanconstructie worden voorzien van steunbermen, bestaande uit zanderige gronden. De breedte van de steunbermen varieert van 2 tot 8 meter. Indien noodzakelijk voor de stabiliteit en/of zettingverschillen op te vangen zal ter hoogte van de steunbermen of over de gehele breedte van de kraanbaan geotextiel worden aangebracht, al dan niet in combinatie met geogrid. Ten behoeve van de afvoer van onder andere hemelwater zal een afwateringsysteem in het definitieve ontwerp worden geïntegreerd (bijvoorbeeld: goten, drainage, e.d.).
Geotextiel
Geogrid
De te hanteren talud zal 1:2 zijn. De onderzijde talud vangt minimaal aan op 15 meter van de insteek van de kwelsloot. Afhankelijk van de steunbermbreedte zal de feitelijke kraanbaan aanvangen op een minimale afstand van ca 20 a 25 meter ten opzichte van de kernzone (grens binnenbeschermingszone). De bouwweg zal in principe in het midden van de kraanbaan worden gesitueerd, zodat deze zich in het midden van de kraanonderstel bevindt tijdens het overrijden van de rupskraan, zie afbeelding 04.
afbeelding 04, bouwweg positie t.o.v. kraanonderstel
De bouwwegconstructie zal bestaan uit een ca 0,5 meter dik steenachtig pakket, bijvoorbeeld: menggranulaat of slakken, al dan niet voorzien van een 8 cm dikke asfaltlaag. Om eventuele zettingverschillen op te vangen zal er op bepaalde delen van het traject onder de bouwwegconstructie geotextiel worden aangebracht. De bouwweg zal een breedte hebben van 4 à 5 meter. Ten behoeve van afwatering zal de bovenzijde bouwweg onder een lichte helling worden aangebracht en ca 5 à 10 cm hoger dan de kraanbaan worden aangelegd. In de volgende afbeelding is het principe van de kraanbaan met bouwweg weergegeven.
18/59
PRINCIPE WERKPLAN
afbeelding 05, principe doorsnede kraanbaan en bouwweg tbv het project windpark Noordoostpolder
De functie van de kraanbaan is het mogelijk maken van het overrijden van locatie naar locatie van de gehanteerde (rups)kranen of een deels afgebouwde kraan. De kraanbaan is dan ook de verbinding tussen de opstel- en kraanplaatsen. De maatgevende kraan tijdens de realisatie van een windpark is de hoofdkraan ten behoeve van de bouw van de windturbines. Voorzien is als hoofdkraan het gebruik van een Demag CC9800 (of gelijkwaardige) rupskraan (zie afbeelding 06). Alle overige kranen die tijdens de installatie van de windparkonderdelen gebruikt zullen worden, zijn van een kleiner kaliber, bijvoorbeeld een Demag CC2800 (of gelijkwaardig). De op- en afbouw van een deze rupskraan kost normaliter 2 à 3 weken. De kraanbaan is gedimensioneerd om het overrijden van de hoofdkraan te faciliteren. Het overrijden van de kraan zal gebeuren met behulp van een schottenbaan welke op de kraanbaan wordt aangebracht. Door het kunnen overrijden via de aangelegde kraanbaan, kan de kraan binnen 1 à 2 dagen weer op de volgende locatie zijn en weer gereedheid zijn om de volgende windturbine te installeren. Door de aanleg van een kraanbaan wordt de doorlooptijd van de realisatiefase aanzienlijk verkort en daarmee het aantal activiteiten op de bouwlocaties.
Afbeelding 06, zijaanzicht Demax CC9800 tijdens transport over de kraanbaan
19/59
PRINCIPE WERKPLAN
Ontsluitingswegen De ontsluitingswegen (de verbinding tussen bouwweg en de openbare weg) zullen volgens hetzelfde principe als de bouwweg worden opgebouwd: zandbed plus een 0,5 dik pakket menggranulaat of slakken plus steunbermen (zie afbeelding 07). Optioneel is een uitvoering met een asfaltlaag van ca 80 tot150 mm dikte
Afbeelding 07, principe doorsnede ontsluitingswegen
Een andere constructiewijze voor de ontsluitingswegen is het uitgraven van een ca 50cm diep cunet, het aanbrengen van geotextiel, eventueel in combinatie met een geogrid, en een ca 0,5 meter dik pakket steenachtig materiaal, bijvoorbeeld menggranulaat of slakken. Vervolgens zal de bovenzijde worden voorzien van een 80 a 150 mm dikke asfaltlaag. De bestaande ontsluitingswegen (ca 3 meter breed) dienen te worden verbreedt tot een breedte van 4 à 5 meter. Dit is ook de breedte van de nieuwe ontsluitingswegen. De verbreding zal afhankelijk van de situatie, constructie en breedte van de bestaande weg (Noordermeerpad, Zuidermeerpad en het Schapenpad), worden uitgevoerd door het verbreden met een fundatie met steenachtig materiaal en asfalt, of door bijvoorbeeld het aanbrengen aan beide zijde van een betonschouders, zie afbeelding 08.
Afbeelding 08, principe doorsnede verbreding bestaande wegen door middel van betonschouders
Tijdens de detailontwerpfase zal er per ontsluitingsweg een definitieve ontwerpkeuze worden gemaakt. Opgemerkt wordt dat de ontsluitingswegen voor windpark Noordermeerdijk en Westermeerdijk haaks t.o.v. de waterkering zijn gesitueerd en zich voor het grootste deel buiten de beschermingszone van de waterkering bevinden. De ontsluitingsweg ten behoeve van het windpark Zuidermeerdijk is voor het grootste deel parallel gelegen aan de waterkering, de in- en uitrit van het windpark Zuidermeerdijk bevindt zich buiten de beschermingszone van de waterkering, zie onderstaande afbeelding 09. Voor de ligging van de geplande ontsluitingswegen per windpark wordt verwezen naar de bij de aanvraag bijgevoegde overzichtstekeningen.
20/59
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 09, ontsluitingsweg en in- en uitrit windpark Zuidermeerdijk
Bochten Het transport van de diverse windparkonderdelen stelt eisen aan de benodigde bochten voor het kunnen indraaien van de vrachtwagens (zie afbeelding 10). De in- en uitritten van de ontsluitingswegen zullen dan ook van een driehoekige verharding worden voorzien, zie onderstaande afbeelding 11. Bij de verbinding van de ontsluitingswegen met de bouwweg zullen ook dergelijke driehoekige verhardingen worden aangebracht. De opbouw van deze verhardingen zal gelijk zijn aan de wegconstructie.
Afbeelding 10, vereiste bochtradius tbv transport E-126 windturbineonderdelen
21/59
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 11, illustratie geplande in- en uitritten project windpark Noordoostpolder
Opstel- en kraanplaatsen Ter hoogte van iedere windturbinelocatie zal een opstel- en kraanplaats (hierna te noemen “opstelplaats”) worden aangebracht, welke benodigd is voor het bouwen van de fundatie, toren en de windturbine. Tevens zullen de opstelplaatsen worden gebruik voor het kunnen uitvoeren van onderhoud en inspecties aan de windturbine gedurende de exploitatiefase. In het navolgende overzicht zijn de voor het voorontwerp van de opstel- en kraanplaats gehanteerde uitgangspunten weergegeven. Uitgangspunten voorontwerp opstel- en kraanplaats Voorontwerp principe Aanleg op maaiveldniveau Minimale ontwerp levensduur 20 jaar Maximale niveau kraanbaan 3,5 meter t.o.v. het maaiveld Maximale gronddruk kraanplaats 260 kN/m2 Maximale gronddruk opstelplaats 200 kN/m2 Maximale aslast bouwweg/opstelplaats 12to. Maximale last bouwweg/opstelplaats 144 to. Maximale toegestane restzetting 0,8 meter bij een periode van 20 jaar Talud 1:2 Vlakheid kraanbaan ±0,3 (0,5%) Toegestane helling rijrichting 1° (opstelplaats) Toegestane helling rijrichting 1,5° Basis topverharding Open structuur, bijvoorbeeld slakken of mengranulaat Optionele topverharding (na realisatie) Asfalt Minimale afstand tov de insteek kwelsloot 15 meter Afwatering In definitief ontwerp voorzieningen voor afvoer van water en het voorkomen van structuurschade Referentie kraan CC9800 of gelijkwaardig Overzicht 07, uitgangspunten voorontwerp opstel- en kraanplaats
22/59
PRINCIPE WERKPLAN Het voorontwerp voor de opstelplaatsen zal net als de kraanbaan bestaan uit een voldoende verdicht zandbed, waarbij de bovenzijde verhard wordt door middel van een 0,5 meter dik steenachtig pakket, bijvoorbeeld menggranulaat of slakken. De verharding zal aansluiten met de bouwweg. De overgang tussen opstelplaats en kraanbaan gebeurt via een helling van ca 1,0°. De verharding van de opstelplaats zal een oppervlakte van circa 40x65 meter bestrijken. Het middelpunt van de kraanplaats ten behoeve van de hoofdkraan voor de installatie van de windturbine is op ca 49 meter gelegen van de insteek van de kwelsloot. De kranen zullen worden gepositioneerd op schotten. De hoofdkraan zal bijvoorbeeld worden gepositioneerd op twee lagen schotten: 450mm stalen schotten + 250mm houten schotten. De opstelplaatsen zullen worden voorzien van steunbermen, welke een afmetingen hebben variërend van 2 tot 15 meter. De te hanteren talud 1:2 zijn. Afhankelijk van de lokale bodemgesteldheid, in het bijzondere vanwege de aanwezigheid van een samendrukbare laag op ca 1,5 onder het maaiveld, zullen één of meerdere lagen geotextiel, al dan niet in combinatie met geogrid, worden aangebracht. In ieder geval is bij iedere locatie geotextiel ter hoogte van de steunbermen voorzien. In afbeelding 12 een schematische bovenaanzicht van de kraanbaan, bouwweg en opstelplaats weergegeven. In afbeelding 13 is een principe doorsnede van een opstelplaats weergegeven.
Afbeelding 12, principe bovenaanzicht opstel- en kraanplaats
23/59
Afbeelding 13, principe doorsnede opstel- en kraanplaats
Afwatering en drainage
Zoals reeds is opgemerkt zal bij het verdere uitwerken van het ontwerp rekening worden gehouden met het op het afwateren van hemelwater, onder meer om opsluiting van water en uitspoelen van de taluds te voorkomen. Daarbij moet gedacht worden aan het onder het juiste profiel aanleggen van de constructie, het aanbrengen van bermslootjes (overgang steunberm/kraanbaan) en het aanbrengen van drainage. Het aanbrengen van drainage in de aan te brengen kraanbaan en opstelplaats kan ook een onderdeel uit gaan maken van de constructie. Door afvoer van het in het zandbed aanwezige water wordt de stabiliteit van de kraanbaan- en opstelplaatconstructie verbeterd.
4.3.
Voorontwerp windturbinefundatie Zoals voorgaande reeds opgemerkt is, is door het bouwkundigadviesbureau ABR en de windturbinefabrikant ENERCON een voorontwerp voor het fundament opgesteld. Als voorontwerptekeningen zijn het principe van het palenplan en de vormtekening van het fundament opgesteld, zie afbeelding 14.
Afbeelding 14, bovenaanzicht en dwarsdoorsnede fundatieontwerp
PRINCIPE WERKPLAN
De volgende uitgangspunten zijn door middel van het voorontwerp vastgelegd: - Fundatieconcept: fundatieplaat van gewapend beton, gefundeerd op grondverdringende heipalen (schoorpalen); - Fundatiehoogte (3,9 meter) en een totale ashoogte van ca 139 meter ten opzichte van het actueel maaiveld; - Een rond fundatieconcept met een fundatiesokkel; - De paalpositie wordt bepaald door de paalcirkel tov het middelpunt. Hierdoor zijn de belastingen en het ontwerp (wapening) in alle windrichtingen gelijk; - Diameter torenvoet 14,5 meter; - Toepassen van een “kelder”, benodigd voor het kunnen opspannen van de spankabels van de prefab-betontoren, zie afbeelding 15;
Afbeelding 15, detail kelder en spankabels
- Het aanbrengen van een terp rondom en bovenop de fundatieplaat (esthetisch & t.b.v. grondballast bovenkant fundamentplaat), enkel zichtbaar aan de oppervlakte is de sokkel van het fundament. De diameter van het onderzijde van het talud is ca 37 met, daarmee is de afstand tov de insteek van de kwelsloot ca 36,5 meter2.
Ten behoeve van het kunnen uitvoeren van een oriënterend fundatieadvies (uitgevoerd door Fugro) zijn de volgende belastingen gehanteerd (zie overzicht 08). Gekozen is om een bandbreedte voor de paalbelasting te beoordelen, daarbij uitgaande van de volgende twee grondverdringende paalsystemen: prefab betonpalen en vibropalen Ondergrens [60 – 90 palen] Max. [kN] Min. [kN]
Bovengrens [90 – 120 palen] Max. [kN] Min. [kN]
Bedrijfssituatie Representatief, 1179 (druk) 197 (druk) 1718 (druk) excl. Belasting factoren Extreme situatie Representatief, 1556 (druk) -248 (trek 2260 (druk) excl. Belasting factoren Extreme situatie Representatief, 1939 (druk) -385 (trek 2686 (druk) incl. Belasting factoren Overzicht 08, gehanteerde bandbreedte paalbelasting tbv het oriënterend fundatieadvies
2
371 (druk) -179 (trek -430 (trek
Maximale diameter terp conform het inpassingsplan is 42 meter
26/59
PRINCIPE WERKPLAN Doel van deze keuze is om de resultaten te beoordelen bij een maximale paalbelasting (de bovengrens: minimaal aantal palen (60), maar een hogere paalbelasting en de ondergrens betreffende een groot aantal palen (90-120) met een daarbij behorende paalbelasting. Hiermee is de worst-case scenario getoetst. De door Fugro aangehouden maatgevende belastingen voor het uitgevoerde oriënterend funderingsadvies zijn: Druk Trek
: :
2700kN 450kN
De resultaten (paalafmetingen en paalpuntniveaus van het door Fugro uitgevoerde oriënterend funderingsadvies zijn gehanteerd bij de uitgevoerde toetsing van de stabiliteit van de waterkering. Fugro heeft beoordeeld of de aanleg en gebruik van de windturbinefundamenten een negatieve invloed heeft op de stabiliteit van de waterkering. Volgens Fugro is dit niet het geval. Wel dienen een aantal aspecten tijdens de realisatiefase in acht worden genomen, zoals: het uitvoeren van een monitoringsprogramma en het niet werken bij MHW. Op deze aspecten wordt verderop in deze rapportage onder het hoofdstuk realisatie nader ingegaan. Voor meer detail betreffende de beoordeling van de faalmechanismen waterkering wordt verwezen naar de bij de aanvraag bijgevoegde rapportages van Fugro.
Afwatering en drainage Een aandachtspunt bij het toepassen van een terp is het op de juiste wijze afvoeren van hemelwater, om te voorkomen dat de terptaluds uitspoelen en niet verzadigd wordt. Bij het voorontwerp is er daarom vanuit gegaan dat er rondom het sokkel van het fundament een grindbak zal worden aangebracht, waarin zich een drainageleiding bevindt. In afbeelding 16 is een voorbeeld van een dergelijke grindbak rond een windturbinefundatie weergegeven.
Afbeelding 16, grindbak rondom fundatiesokkel
Ter hoogte van de werkvloer (ca maaiveldniveau) wordt rondom de gehele fundatieplaat een koffer van drainagezand aangebracht, waarin een drainageleiding komt te liggen. Zie de volgende afbeelding, waarin de positie van de grindbak en de aan te leggen drainage zijn weergegeven.
27/59
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 17 positie grindbak en de ringdrainage
De drainage van de grindbak en rond het fundament worden via een aftakking gekoppeld met een nabijgelegen drainage of via verkrijgen een eigen afvoer naar de dichtstbijzijnde watergang. Opgemerkt wordt dat in principe de bestaande drainages in de bodem intact blijven, enkel ter hoogte van het fundament is het risico dat bestaande drainage tgv een heipaal zal worden beschadigd. De functie zal deels worden overgenomen door de voorgaande beschreven grindbak en ringdrainage.
4.4.
Windturbine Een windturbine is een serieproduct. Voordat een windturbine in serieproductie wordt genomen is de betreffende windturbine uitvoerig getest en gecertificeerd volgens de geldende normen en richtlijnen. Voor het voorontwerp voor het project windpark Noordoostolder is voor de windturbine gekozen voor de E-126 van de Duitse windturbinefabrikant ENERCON. In het onderstaande overzicht 09 zijn de relevante kenmerken van de E-126 weergegeven. In afbeelding 18 is een overzicht van het gondelhuis opgenomen. Kenmerken E-126 Nominaal vermogen Rotordiameter Ashoogte (tov bovenkant fundament) Toren concept Windklasse Rotoroppervlakte Drive train concept Rotortoerental Cut in windspeed Cut out
7500 kW 127 meter 135 meter Prefab beton 1a 12.668 m2 Direct Drive 5 – 11,7 rpm 3 à 4 m/s 25 m/s met ENERCON storm control 28 – 34 m/s
Overzicht 09, kenmerken E-126
De windturbine van het type E-126/7,5MW, dient te zijn ontworpen en gecertificeerd volgens de geldende normen voor het ontwerpen van grote windturbines (de IEC 61400 serie). Daarmee voldoet de E-126 aan de nationale en internationale richtlijnen en normen die van toepassing zijn op het ontwerpen, produceren, installeren en onderhouden van windturbines.
28/59
PRINCIPE WERKPLAN
E-126
Cross sectional drawing of nacelle E-126 / 7,500 kW
Afbeelding 18, E-126 / 7,5 MW bron: www.enercon.de
Prefab betontoren Het gondelhuis met rotor wordt gefundeerd op een ca 131 meter hoge prefab betontoren. De prefab betontoren voor de E-126 bestaat uit betonsegmenten welke samen 36 ringen vormen (afbeelding 20). De ringen worden samengevoegd (afbeelding 19-2 & -3). De afmetingen en gewichten van elk betonsegment zijn dusdanig dat vervoer over de weg mogelijk is (afbeelding 19-1). Nadat alle ringen onderling zijn gekoppeld wordt het staalsegment geïnstalleerd, welke de verbinding tussen de toren en het gondelhuis vormt. Vervolgens wordt een netwerk van kabels door de toren geleid, die alle in de fundatiekelder uitkomen en daar worden opgespannen.
29/59
PRINCIPE WERKPLAN
(1)
(2)
(3)
Afbeelding 19, foto’s E-126 prefab betontoren: (1)transport van een segment, (2) samenbouwen van de ringen en (3) montage van de ringen op elkander
30/59
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 20, aanzicht E-126 prefab betontoren
31/59
PRINCIPE WERKPLAN
Remote control & monitoring system Een windturbine, zoals de E-126/7,5MW is een volledig autonome installatie met eigen autonome veiligheidssystemen en kan zonder enige communicatieverbinding met de buitenwereld volledig zelfstandig functioneren. Voor het bewaken van de technische status, service en onderhoud, het verkrijgen van operationele data en het kunnen analyseren van data wordt ieder windpark voorzien van een eigen Informatie-, Communicatie-, Besturing- en Monitoringsysteem (SCADA). SCADA staat voor “Supervisory Control And Data Acquisition”. Het omvat het verzamelen, doorsturen, verwerken en visualiseren van meet- en regelsignalen van de windturbine en de elektrische installatie (transformatorstation). De verbinding tussen de windturbines onderling wordt tot stand gebracht door een glasvezelnetwerk binnen het windpark. De glasvezelkabels worden tezamen met de noodzakelijke windparkbekabeling gelegd. In onderstaande afbeelding is de uitvoering van een ENERCON SCADA-systeem ten behoeve van een windpark schematisch weergegeven.
afbeelding 21, principe van een ENERCON SCADA-systeem
32/59
PRINCIPE WERKPLAN Fabricage van de windturbines
Een windturbine, volgens het Direct Drive principe van ENERCON, bestaat uit een aantal hoofdcomponenten die in serieproductie in de fabrieken ENERCON worden geproduceerd. De navolgende afbeelding geeft de hoofdcomponenten van de E-126 weer.
De rotorbladen, vervaardigd uit glasvezelwapening en epoxyhars, wordt via een schroefdraadverbinding met de rotoradapter van de bladnaaf verbonden
De rotornaaf die de verbinding vormt tussen de rotorbladen en de ringgenerator. De rotornaaf wordt omhult door een kap bestaande uit panelen. Ook wel de spinner genoemd
Het gondelhuis waar zich de kern van de installatie bevinden: - de ringgenerator - machinedrager, verbind de rotor, ringgenerator en het gehele gondelhuis met de toren - krui-inrichting - besturingkasten, e.d.
De toren: Voor de windparken zullen de torens van het type prefab beton zijn. Dit type toren bestaat uit betonnenringen en een staalsectie. De toren wordt opgespannen door middel van een systeem aan staalkabels
De E-model bevat alle noodzakelijke sturing-, controle, omvormers -, meeten regelsystemen. Tevens bevindt zich in de E-model de transformator voor het transformeren van de spanning naar het vereiste spanningsniveau .
Afbeelding 22, fabricage van de E-126 hoofdcomponenten
33/59
PRINCIPE WERKPLAN E-126 type certificaat Zoals voorgaand reeds is beschreven zijn de windturbines voorzien van een kwaliteitscertificaat (Type Certificate) volgens de IEC 61400-1. De IEC 61400-1 formuleert de ontwerpeisen voor windturbine.
De kwaliteitscertificaat (Type Certificate) is een samenvatting van de deelcertificaten die per module dient te worden verkregen. De indeling in modules is: Design Evaluation Type Testing Manufacturing Evaluation Final Evaluation In onderstaande afbeelding is het schema voor een “Type Certificering” procedure voor windturbines weergegeven.
Afbeelding 23, schema type certificering windturbines. Bron: Certification Description March 2008, rev. 11 DNV Wind Turbine Certification
Tijdens de diverse fabricage en installatie fasen van de windturbineonderdelen zullen er inspecties en testen volgens het kwaliteitsysteem worden uitgevoerd.
34/59
PRINCIPE WERKPLAN 4.5.
Voorontwerp elektrische infrastructuur: windpark transformatorstation Aan de Westermeerdijk zijn de transformatorstations ten behoeven van het aansluiten van de windparken Westermeerdijk en Zuidermeerdijk gesitueerd. De posities van deze transformatorstations zijn ten opzichte van de waterkering gelegen op een afstand van ca 155 meter ten opzichte van de insteek kwelsloot (kernzone). Dit betreft de afstand tot de hekwerken van de transformatorstation. De feitelijke onderdelen/constructies bevinden zich op meer dan 157,5 meter ten opzichte van de insteek kwelsloot. De aan de Westermeerdijk geplande transformatorstations bevinden zich dan ook buiten de beschermingszone van de waterkering. Voor windpark Noordermeerdijk geplande transformatorstation is gepland nabij de windturbinelocatie 13. De aan de Noordermeerdijk gesitueerde transformatorstation bevindt zich ten opzichte van de insteek kwelsloot op een afstand van ca 80 meter (hekwerk). Opgemerkt wordt dat op dit moment voorzien is, dat de optionele transformatorstation posities voor het windpark Zuidermeerdijk en Noordermeerdijk niet benut zullen worden. Hierin is in dit werkplan en de aanvragen voor de watervergunningen dan ook niet voorzien. De betreffende posities zijn de gereserveerde optie bij windturbinelocatie 1 van het windpark Noordermeerdijk en de gereserveerde optie aan de Zuidermeerdijk. In de navolgende afbeeldingen zijn de positie van de te realiseren transformatorstation per windpark weergegeven.
afbeelding 24, positie transformatorstation nabij WT-08 tbv windpark Westermeerdijk
35/59
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 25, positie transformatorstation nabij WT-08 tbv windpark Zuidermeerdijk
Afbeelding 26, positie transformatorstation nabij WT-13 tbv windpark Noordermeerdijk
In de onderstaande afbeelding 27, 28 en 29 is het principe ontwerp van de geplande transformatorstations weergegeven.
36/59
Afbeelding 27, opzet 33/110kV transformatorstation tbv windpark Noordermeerdijk
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 28, opzet 33/110kV transformatorstation tbv windpark Westermeerdijk
38/59
PRINCIPE WERKPLAN
Afbeelding 29, opzet 33/110kV transformatorstation tbv windpark Zuidermeerdijk
39/59
De opbouw van een transformatorstation is te verdelen in de civiele werken, de benodigde staalconstructies/behuizing en de elektrische installatie. Overzicht 10 geeft globaal de verdeling van de verschillende hoofdonderdelen weer. Hoofdonderdeel Civiele Werken
Onderdelen benodigde fundaties voor de transformatoren, staalconstructie en behuizingen (containers). Type fundatie: hoofdconstructie op grondverdringende heipalen en overige onderdelen “op staal” opvangbakken scherfmuren verharding (toegang en rondom de installaties) overige: olieafscheider, bemonsteringput, afwatering, etc. Staalconstructie/behuizing kolommen hekwerk behuizing (container) Elektrische installatie transformatoren aardings- en bliksembeveiligingssysteem schakelinstallaties rails, kabels, kabelaansluitingen, etc. beveiliging-, controller- en communicatiesystemen koppeling met het landelijk net Overzicht 10, indeling hoofdonderdelen 33/110kV transformatorstation
In het navolgende overzicht zijn de voor het voorontwerp van het transformatorstation Noordermeerdijk gehanteerde uitgangspunten weergegeven. Uitgangspunten voorontwerp transformatorstation Noordermeerdijk Totaal vermogen 115 MVA Aantal transformatoren 1 Spanningsniveau 33kV / 110kV Afmetingen terrein 29m x 38m Afstand (hekwerk) tov de insteek kwelsloot 80 meter Niveau onderzijde constructie tov Circa 1,5 meter maaiveld Beschouwde aanleg methoden Op bouwput met bemaling of damwandkuip Fundatieprincipe Op staal Overzicht 11, uitgangspunten voorontwerp transformatorstation Noordermeerdijk
In het navolgende overzicht zijn de voor het voorontwerp van het transformatorstation WMD gehanteerde uitgangspunten weergegeven. Uitgangspunten voorontwerp transformatorstation WMD Totaal vermogen 290 MVA Aantal transformatoren 2 Spanningsniveau 33kV / 110kV Afmetingen terrein 46m x 45m Afstand (hekwerk) tov de insteek kwelsloot 155 meter Niveau onderzijde constructie tov Circa 1,5 meter maaiveld Beschouwde aanleg methoden Op bouwput met bemaling of damwandkuip Fundatieprincipe Op staal of palen (buiten de invloedsfeer) Overzicht 12, uitgangspunten voorontwerp transformatorstation Westermeerdijk
PRINCIPE WERKPLAN
In het navolgende overzicht zijn de voor het voorontwerp van het transformatorstation ZMD gehanteerde uitgangspunten weergegeven. Uitgangspunten voorontwerp transformatorstation ZMD Totaal vermogen 150 MVA Aantal transformatoren 1 Spanningsniveau 33kV / 110kV Afmetingen terrein 40m x 27m Afstand (hekwerk) tov de insteek kwelsloot >155 meter Niveau onderzijde constructie tov Circa 1,5 meter maaiveld Beschouwde aanleg methoden Op bouwput met bemaling of damwandkuip Fundatieprincipe Op staal of palen (buiten de invloedsfeer) Overzicht 13, uitgangspunten voorontwerp transformatorstation Zuidermeerdijk
Voor de ligging van de transformatorstation per windpark wordt verwezen naar de bij de aanvraag bijgevoegde overzichtstekeningen.
4.6.
Voorontwerp elektrische infrastructuur: windparkbekabeling De windturbines binnen een windpark worden door middel van een middenspanningskabels met het windpark transformatorstation (33kV/110kV) verbonden. Er is een ontwerp voor de windparkbekabeling te volgen kabeltracé opgesteld. Ter illustratie is in afbeelding 30 een windturbine locatie weergegeven, met daarin gemarkeerd de te volgen kabeltracé (gesitueerd op 16 meter t.o.v. de windturbinemiddelpunt).
kabeltracé
afbeelding, 30, windparktracé
De kabeltracés zijn ter plaatse van de windparken parallel ten opzichte van de waterkering gesitueerd. De dichtstbijzijnde kabel is conform het huidige voorontwerp op een afstand van minimaal circa 71 meter t.o.v. de insteek van de kwelsloot gesitueerd. De kabeltracés zijn vanuit de waterkering bekeken aan de achterzijde van de windturbines gesitueerd, dus bevinden zich niet tussen de waterkering en de windturbines. Ter plaatse van de windturbinelocaties worden de kabels de fundatie in- en uitgevoerd.
41/59
PRINCIPE WERKPLAN Binnen een windpark worden groepen van windturbines met elkander verbonden (hierna te noemen “kabelsysteem”). Het aantal windturbines dat op een kabelsysteem wordt aangesloten wordt onder andere bepaald door het te transporteren vermogen, acceptabele verliezen, te hanteren kabeltype, e.d.. Het aantal kabelsystemen per windpark is bepalend voor de breedte van de te hanteren kabelsleuf. De kabelsystemen (gebundeld in een driehoek) dienen op een gespecificeerde afstand van elkaar te worden gelegd. In afbeelding 31is een voorbeeld van een kabelsleufontwerp weergegeven. De minimale sleufdiepte is 1 meter t.o.v. het maaiveld.
afbeelding 31, voorbeeld van een kabelsleufontwerp
Uitgangspunten voorontwerp windparkbekabeling Spanningsniveau 33kV Niveau legdiepte 1 meter, minimale gronddekking 0,8 m Positie Conform tracétekeningen Situering Parallel aan de waterkering en buitenbeschermingszone Beschouwde aanleg methoden Open sleuf Overzicht 14, uitgangspunten voorontwerp windparkbekabeling
Voor de ligging van de te hanteren kabeltracés per windpark wordt verwezen naar de bij de aanvragen bijgevoegde overzichtstekeningen.
42/59
PRINCIPE WERKPLAN 5.
Fase: Detail planning & ontwerp Na het afronden van de voorontwerpfase volgt de fase Detail planning & ontwerp. Tijdens de fase Detail planning & ontwerp worden alle windparkonderdelen verder uitgewerkt ten behoeve het kunnen bouwen van de verschillende windparkonderdelen. Tijdens deze fase worden de uitvoeringstekeningen en werkplannen door de geselecteerde aannemers en leveranciers verder uitgewerkt, na toetsing hiervan verkrijgen de tekeningen en werkplannen de status: “uitvoering” en kan er worden aangevangen met de bouw van het betreffende windparkonderdeel. In onderstaand overzicht zijn de belangrijkste activiteiten, welke tijdens de fase Detail planning & ontwerp nader zullen worden uitgewerkt, weergegeven. Activiteit Aanvullend grondonderzoek
Beschrijving Indien noodzakelijk voor het kunnen afronden van het definitieve ontwerp van de windparkonderdelen zal aanvullend grondonderzoek worden uitgevoerd.
Aanvullend milieukundig bodemonderzoek
Indien noodzakelijk voor het kunnen afronden van het definitieve ontwerp van de windparkonderdelen zal aanvullen milieukundig bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Funderingsadvies per locatie
Aan de hand van de definitieve paalbelastingen per locatie definitief vastgelegd: - te hanteren paalsysteem: prefab betonpalen of vibro; - paaldimensies, de te hanteren schachtafmeting; - paalpuntniveaus; - uitvoeringsaspecten heiwerkzaamheden.
Definitieve fundatieontwerp
Aan de hand van de uitgevoerde grondonderzoeken en de definitieve windturbinebelastingen wordt het fundatieontwerp definitief gemaakt en getoetst (toetsing door een tweede ingenieursbureau (windturbineleverancier) en door de bouwkundige afdeling van het bevoegd gezag).
Werkplan voor de bouw van het fundament
De (hoofd)aannemer zal aan de hand van de definitieve ontwerpen en het in te zetten materieel en materiaal een werkplan opstellen. In het werkplan wordt beschreven hoe de uitvoering in detail zal plaatsvinden.
VGWM-plan
Een VGWM-plan (Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu) zal worden opgesteld, waarin omschreven wordt hoe deze aspecten worden geborgd (inclusief een risico inventarisatie).
Kwaliteitsplan
In het kwaliteitsplan zal worden omschreven hoe de kwaliteit van het uit te voeren werk wordt geborgd. Omschreven wordt welke toetsingen en inspecties er worden uitgevoerd, om de kwaliteit van het werk te kunnen bewaken en tijdig te kunnen bijsturen indien noodzakelijk.,
Monitoringsprogramma heiwerkzaamheden
In samenspraak met het Waterschap wordt een monitoringsprogramma ten behoeve van de heiwerkzaamheden opgesteld (zie verderop voor meer details).
43/59
PRINCIPE WERKPLAN
Ontwerp: kraanopstelplaatsen, kraanbaan en bouwwegen
Aan de hand van de belastingen voor de gekozen kranen en de transportmiddelen zal per locatie de definitieve opbouw van de kraanopstelplaatsen, kraanbaan en bouwwegen worden bepaald.
Transportplan
Intern en extern transportplan: hoe aanvoer extern (speciaal transport), intern en externe verkeersmaatregelen, verkeersveiligheid, e.d. Werkplan voor de bouw van het De (hoofd)aannemer zal aan de hand van de definitieve ontwerpen en het in te windturbine zetten materieel en materiaal een werkplan opstellen. In het werkplan wordt in detail beschreven hoe de uitvoering zal plaatsvinden Tijdelijke voorzieningen Benodigde tijdelijke voorzieningen bepalen op basis van het definitieve ontwerp en werkplan en eventueel benodigde tijdelijke vergunningen verkrijgen door de verantwoordelijke aannemer.. Overzicht 15, overzicht van de meest relevante activiteiten tijdens de fase: “detail planning en ontwerp”
44/59
PRINCIPE WERKPLAN 6.
Realisatiefase
6.1.
Inleiding De opgestelde ontwerpen voor de verschillende onderdelen van de windparken en de voor de ontwerpen opgestelde bestekken en deelplannen worden in de realisatiefase tot uitvoering gebracht. De voor het project geselecteerde leveranciers en aannemers dienen de diverse onderdelen conform het opgestelde ontwerp, bestek en deelplannen te leveren, bouwen, installeren, testen en in bedrijf te stellen. Per leverancier en aannemer zal een contract van toepassing zijn, waarin eenduidig de omvang van de uit te voeren werkzaamheden en de van toepassing zijnde spelregels zijn beschreven. De organisatie en samenstelling van het met de uitvoering belaste projectteam dient nog nader te worden uitgewerkt per windpark en zal in het projectplan voor de realisatiefase worden beschreven. Ook zal de volledige inrichting van de voor het project noodzakelijke bouwterrein(en) en de layout(s) nog nader dienen te worden uitgewerkt. Daarbij moet gedacht worden aan het inrichten en plaatsen van: bouw- en directieketen, opslagterreinen en loodsen en parkeerplaatsen (tijdelijke voorzieningen). Dergelijke voorzieningen zullen zo gesitueerd en/of ontworpen worden, dat er geen negatieve effecten op de stabiliteit waterkering plaatsvinden. De definitieve plannen worden aan het Waterschap voorgelegd.
6.2.
Realisatie In het navolgende overzicht is het principe van de bouwvolgorde weer. De werkwijze is per windturbinelocatie gelijk en verplaatst zich van locatie naar locatie volgens het “principe van een treintje”, locaties bevinden zich in verschillende fases van de bouwcyclus en worden één voor één door de fasen van de bouwcyclus gebracht.
45/59
Principe bouwvolgorde windparkonderdelen Uitzetten civiele infrastructuur Aanleg wegen Aanleg opstelplaatsen Cyclus per windturbinefundatie Aanleg heiplatform Aanvoer heistelling (per rups) Aanbrengen heipalen Afvoer heistelling (per rups) Ontgraven heiplatform Aanbrengen werkvloer + koppen snellen Binnenbekisting Aanbrengen wapening Buitenbekisting Gefaseerde stort beton Afwerken fundatie Aanbrengen terp Cyclus per toren Aanvoer kraan (per rups) Voormontage ringen Samenbouw toren Aanbrengen spankabels Afvoer kraan (per rups) Opspannen kabels Grouten van kabelkanalen Cyclus per windturbine Aanvoer kraan (per rups) Voormontage onderdelen Installatie achterste deel gondelhuis Installatie generator + hub Installatie rotorbladeren Afvoer kraan (per rups) Pre-commissioning Commissioning (inbedrijf) Testperiode Transformatorstation en windparkbekabeling Civiele werken station Installatie transformatoren Installatie Elektrische installatie Aanleg windparkbekabeling Testen Overzicht 16, principe bouwvolgorde windparkonderdelen
Zoals uit het overzicht is op te merken zal er worden aangevangen met bouwgereed maken van de locaties en de aanleg van de civiele infrastructuur: bouwwegen, kraanbaan en de opstel- en kraanplaatsen. Wanneer een locatie bereikbaar is en een deel, danwel de gehele opstelplaats voor de betreffende locatie gereed is, wordt een heiplatform aangebracht en kan worden begonnen met het aanbrengen van de heipalen. Na het aanbrengen van de heipalen kan worden begonnen met de bouw van het fundament. Wanneer het fundament gereed is en het beton voldoende is uitgehard wordt de prefab betontoren opgebouwd. Na het aanbrengen en opspannen van de spankabels is de toren gereed en kan worden begonnen worden met het installeren van de windturbineonderdelen: gondelhuis, rotor en de rotorbladeren. Na dat alle onderdelen van de windturbine mechanisch gereed zijn, kan worden begonnen met het daadwerkelijk inbedrijfstelling van de windturbine. De aanleg van de windparkbekabeling en de bouw van het transformatorstation vindt parallel met de bouw van de windturbines plaats. Deze onderdelen dienen gereed te zijn op het moment dat de eerste windturbine onder spanning kan worden gesteld. In de navolgende paragrafen zal een meer gedetailleerde omschrijving van de realisatie van de verschillende windparkonderdelen worden weergegeven.
6.3.
Civiele Infrastructuur: wegen, kraanbaan en opstelplaatsen Aan de hand van het uitgevoerde grondonderzoeken en voorontwerpen wordt als bouwmethode aangehouden dat de benodigde constructies ten behoeve van de bouwwegen en kraanbaan op het maaiveld worden aangebracht. Er vindt hierdoor een minimale roering van de ondergrond plaats, enkel het egaliseren van de toplaag. Het toepassen van bemaling en het risico op bijvoorbeeld het openbarsten van een bouwput wordt hierdoor uitgesloten. Na het bouwgereed maken van het maaiveld en het uitzetten van het tracé zal de kraanbaan worden aangebracht. De aanleg van de kraanbaan zal gebeuren met behulp van gangbaar bouwmaterieel, zoals: dumpers, graafmachines en shovels. Het verdichten zal gebeuren door de graafmachines en shovels, met behulp van een wals (er wordt geen gebruik gemaakt van trilwalsen) en door besproeiing met behulp van een tractor met watertank. De volgens het ontwerp benodigde verdichting zal steekproefsgewijs worden beoordeeld. De bouwweg, welke naderhand als onderhoudsweg zal functioneren, zal in de kraanbaan worden geïntegreerd. De kraanbaan functioneert dan ook als wegconstructie om de belastingen ten gevolge van het gebruik ervan op te kunnen nemen. De weg zal worden opgebouwd uit een ca 0,5 meter dik steenachtig pakket, bijvoorbeeld menggranulaat of slakken. Al dan niet zal er
PRINCIPE WERKPLAN een laag asfalt met een dikte van 8 centimeter worden aangebracht. De breedte van de bouwweg is 5 meter. Op de locaties waar watergangen worden gekruist door wegen zal een dam worden aangebracht. De dam zal worden voorzien van betonnen duikers, volgens de specificatie van het Waterschap, zodoende is de doorstroming voldoende geborgd. Op locaties waar een opstelplaats is gepositioneerd over een watergang wordt de watergang gedempt. Om de doorstroming te waarborgen wordt de watergang omgelegd om de opstelplaats en/of de windturbine, het profiel van de aan te leggen sloot is gelijk of groter dan de oorspronkelijke watergang (zie afbeelding 32 en 33).
Afbeelding 32 omleggen van watergangen indien een opstelplaats gesitueerd is op een bestaande watergang
Afbeelding 33, principedoorsnede en details slootkruising/te verleggen watergang
6.4.
Windturbinefundatie: heipalen Na het gereed komen van een deel of de gehele opstelplaats voor een locatie zal op de positie van het toekomstig fundament een heiplatform worden aangebracht. Het heiplatform zal bestaan uit een voldoende verdicht zandbed, al dan niet voorzien van een topverharding bestaande uit mengpuin. Het heiplatform is een tijdelijke voorziening en heeft als doel om de heistelling boven de paalkoppen te kunnen positioneren. Dit is noodzakelijk omdat de windturbinefundatie boven het maaiveld zal worden gebouwd en er een minimale
48/59
PRINCIPE WERKPLAN verankeringlengte van 1 meter in de fundamentplaat vereist is. De hoogte van het heiplatform zal dan ook minimaal rond de 1 à 1,2 meter liggen. Tevens dient het heiplatform als fundatie voor het stabiel en veilig kunnen werken met de heistelling. De heistelling zal gepositioneerd worden op draglineschotten. De navolgende afbeelding is een voorbeeld van een heiplatform, waarin de heistelling met behulp van een helling en schotten is gepositioneerd.
Afbeelding 34, heiplatform en heistelling
Per locatie zal één heistelling worden ingezet. Voor de langere paallengtes moet gedacht worden aan een Sennebogen 6100 of gelijkwaardig, met een makelaarlengte van ca 50 meter (zie afbeelding) met een hydraulisch heiblok Junttan HHK 14A. Voor de locaties met kortere paallengtes zal een kleinere heistelling en heiblok gehanteerd worden.
Afbeelding 35, aanzichten Sennebogen 6100
49/59
PRINCIPE WERKPLAN De heipalen zullen onder schoor worden aangebracht. Er wordt bij het heien nabij een waterkering aangevangen met de palen welke de kortste afstand ten opzicht van waterkering hebben. Vervolgens worden de palen één voor één aangebracht. De heiwerkzaamheden worden uitgevoerd onder toezicht van een gediplomeerde heitoezichthouder. De heitoezichthouder is tevens verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging op de locatie: afname van de palen na transport, toezien op het juist hijsen van de palen, het kalenderen van de palen, etc. Nadat de laatste heipaal voor een locatie is aangebracht en deze is vrijgegeven door de constructeur zal de heistelling zich met behulp van zijn rupsen en schotten verplaatsen naar de volgende windturbinelocatie of worden afgebouwd en op de volgende locatie weer worden opgebouwd. Voor de verplaatsing van de kraan zal gebruik worden gemaakt van de aangelegde kraanbaan. Het heiteam verplaatst zich volledig naar de volgende locatie, om zodoende plaats te maken voor de civiele aannemer ten behoeve van de fundatieplaat.
6.5.
Monitoren tijdens het heien Tijdens de heiwerkzaamheden zal het monitoringsprogramma worden uitgevoerd, welke vooraf door het Waterschap Zuiderzeeland is goedgekeurd. Tijdens het monitoren zal worden gemeten of de optredende trillingen de in het voorontwerp en defintieve ontwerp bepaalde theoretische criteria niet overschreden worden en daarmee de stabiliteit van de waterkering te bewaken. Fugro heeft in de door hen opgestelde rapportage een advies uitgebracht voor het monitoren tijdens de uitvoering van de heiwerkzaamheden. Daarbij heeft Fugro ook de te hanteren grenswaarde bepaald. Het door Fugro uitgebrachte advies zal gevolgd worden bij het aanbrengen van de eerste paalfundatie, in geval van ZMD geldt dit tevens bij een tweede paalfundatie (locatie 3). Afhankelijk van de meetresultaten en de daaruit te trekken conclusie zal in samenspraak met het Waterschap het verdere verloop van het monitoringprogramma worden bepaald. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht gedacht worden aan: Het monitoringen, zoals uitgevoerd bij de eerste fundatie, doorzetten bij alle daarop volgende fundaties; Verdere monotring is niet meer noodzakelijk; Steeksproefgewijs monitoren, bijvoorbeeld om de 4 fundaties; Het doorgaan met een beperkte monotoring omvang (onbemand met 1 a 2 meetpunten). Onderdeel van het monitoringprogramma zal zijn het te volgen communicatierprotocol, hierin staat omschreven hoe de communicatie verloopt tussen de diverse bij de monitoring betrokken partijen: opdrachtgever, aannemer, heitoezichthouder, ingenieursbureau, waterschap, e.d.
6.6.
Windturbinefundatie: fundatieplaat Na het gereedkomen van de paalfundatie en vrijgave door de constructeur zal de civiele aannemer aanvangen met de bouw van de fundatieplaat. Het bouwen van een fundatie voor een windturbine kan per locatie worden opgedeeld in de volgende bouwfasen:
50/59
PRINCIPE WERKPLAN Het verwijderen van het heiplatform; Het gereedmaken van de ondergrond tbv de werkvloer; Uitzetwerk; Aanbrengen van de werkvloer; Het koppen snellen van de heipalen; Aanbrengen van de binnenbekisting; Aanbrengen van de wapening, het aardings- en bliksembeveiligingssysteem en de in te storten voorzieningen (spanankers, mantelbuizen, e.d.); Aanbrengen van de buitenbekisting; Aanbrengen van het beton in één of meerdere fasen; Ontkisten; Afwerken van het fundamenten; Het aanbrengen en inzaaien met gras van de aarden terp rondom het fundament; Afwerken van de omgeving en het aanbrengen van de toegangsweg tussen de opstelplaats en de windturbine.
Tijdens de uitvoering van de verschillende bouwfasen van de fundamenten zullen er conform het kwaliteitsplan de noodzakelijke inspecties en testen worden uitgevoerd.
6.7.
Windturbine Voordat kan worden aangevangen met de installatie van de windturbine, dient het beton voldoende te zijn uitgehard. Aan de hand van testen wordt de bereikte druksterkte van het beton bepaald, totdat de vereiste druksterkte bereikt is en het fundament wordt vrijgegeven door de constructeur. De installatie van de windturbine zal door de opbouwteams van de windturbineleverancier worden uitgevoerd. De volledige installatie van een windturbine is onder te verdelen in de volgende activiteiten: Opbouw kraan of overrijden van de kraan vanaf de voorgaande locatie; Bouwen prefab betontoren en het plaatsen van de spankabels; Afbreken kraan of het overrijden van de kraan naar de volgende locatie; Het opspannen van de kabels, grouten van de spankabels en het afwerken van de prefab betontoren; Opbouw kraan of overrijden van de kraan vanaf de voorgaande locatie; Het plaatsen en monteren van het gondelhuis op de betontoren; Het plaatsen en monteren van de ringgenerator; Het plaatsen en verbinden van de spinner (bladnaaf + kap); Het één voor één plaatsen en monteren van de rotorbladen; Afbreken kraan of het overrijden van de kraan naar de volgende locatie.
De installatieactiviteiten zullen door gespecialiseerde opbouwteams worden uitgevloerd. De opbouwteams dienen volgens de door de leverancier van de windturbine opgestelde opbouwhandboek de werkzaamheden uit te voeren.
51/59
PRINCIPE WERKPLAN De verdeling en samenstelling van de teams is grofweg in te delen in: Opbouwteam prefab betontoren + kraanteam; Teams voor het opspannen van de betontoren, het grouten van de spankanalen en het afwerken van de betontoren; Opbouwteam windturbine + kraanteam. Het afsluiten van deze bouwfase van een windturbine wordt aangeduid met de term “Mechanical Completion”. Dit houdt in dat alle hoofdcomponenten van de windturbine zijn samengebracht en met elkander zijn verbonden. Echter betekent dit niet dat de installatie gereed is, er dienen nog vele activiteiten te worden uitgevoerd alvorens de eerste ’opgewekte elektriciteit aan het elektriciteitsnet kunnen worden geleverd. Zoals het pre-commissioning (cold-testing), commissioning (hot-testing), 300-uren-periode, 300-uren-beurt, testperiode, eindinspectie en overdracht. Tijdens de uitvoering van de verschillende bouwfases voor de windturbines zullen er conform het kwaliteitsplan de noodzakelijke inspecties en testen worden uitgevoerd. In de navolgende afbeeldingen zijn enkele van de hiervoor beschreven bouwfasen voor de windturbine onderdelen weergegeven.
36-1, bouw prefab betontoren
36-2, bouw prefab betontoren
52/59
PRINCIPE WERKPLAN
36-4, monteren gondelhuis
36-3, afwerken prefab betontoren
36-5, monteren ring-generator
36-6, installeren spinner (hub)
36-7, installeren spinner
36-8, overzicht installatie E-126
53/59
PRINCIPE WERKPLAN
36-9, monteren rotorbladen
36-10, monteren rotorbladen
Afbeeldingen 36, bouw E-126 in beeld Bron: www.hansebubeforum.de/index.php & presentatie Enercon
6.8.
Elektrische infrastructuur: windparkbekabeling De aanleg van de windparkbekabeling zal parallel plaatsvinden met de overige bouwactiviteiten: bouw fundatie, installatie betontoren en windturbine. Het hoofdtracé van de windparkbekabeling is parallel aan de waterkering gesitueerd en bevind zich ten opzichte van de waterkering aan achterzijde van de windturbines. Per windturbine zal een aftakking plaatsvinden en worden de kabels via de in het fundament aangebrachte mantelbuizen de windturbine ingevoerd. Het kabeltracé en de verbindingen met de windturbines bevinden zich in de buitenbeschermingszone van de waterkering. De kabels worden aangebracht door middel van het toepassen van een opensleuf. Met behulp van een graafmachine worden de benodigde sleuven gegraven. De geplande minimale gronddekking is 80 cm. Afbeelding 37 geeft het principe van een opensleuf weer.
54/59
PRINCIPE WERKPLAN
afbeelding 37, opensleuf tbv bekabeling
De aanleg van de windparkbekabeling vindt gefaseerd achter elkaar plaats: Benodigde kabelsleuf ontgraven over een bepaalde lengte, volgens de vereiste diepte en breedte; Het uitrollen en bundelen van de kabels; Het aanbrengen van de kabels in de kabelsleuf; Het aanvullen van het eerste deel; Het aanbrengen van bescherming (PE); Het aanvullen van het tweede deel; Het aanbrengen van waarschuwingslint; Het volledig opvullen (tussentijds verdichten) van de sleuf en het afwerken van het maaiveld; (herhaling) Benodigde kabelsleuf ontgraven over een bepaalde lengte, volgens de vereiste diepte en breedte; Etc. Het openhouden van de ontgraven sleuven zal zo kort mogelijk worden gehouden, vanwege vandalisme, wateroverlast en eventuele instabiliteit van de sleufwanden. Normaliter worden op dezelfde werkdag de in de sleuf aangebrachte kabels direct afgedekt. Ter hoogte van een windturbine wordt de benodigde kabellengte ten behoeve van het aansluiten van de windturbine tijdelijk opgeslagen. Of, indien het fundament reeds gereed is, direct ingevoerd. Het kruisen van de bestaande watergangen en wegen zal afhankelijk van de afmetingen van de watergang of weg gebeuren doormiddel van de volgende methoden: Opensleuf methode waarbij de kabel ter hoogte van de kruising zullen worden voorzien van een bescherming, bijvoorbeeld een stalen mantelbuis of betonplaten; Een persing, waarbij een mantelbuis onder de kruising wordt doorgeperst; Een gestuurde boring. De te hanteren minimale passeerdiepte (de afstand t.o.v. de onderkant van de watergang) zal conform de eisen van de beheerder zijn.
55/59
PRINCIPE WERKPLAN 6.9.
Elektrische infrastructuur: windpark transformatorstation Transformatorstation WPC Het transformatorstation voor WPC nabij de Noordermeerdijk kan conform het voorontwerp en het door Fugro opgestelde oriënterend fundatieadvies worden gefundeerd op staal. Om de civiele werken te kunnen uitvoeren zijn de volgende twee bouwmethoden mogelijk, welke geen negatieve effect op de stabiliteit van de waterkering hebben (zie hiervoor rapportage Fugro inzake civiele werken): -
Open bouwput + bemaling; Damwandkuip.
Het civiele deel van het transformatorstation zullen ter plaatse in de bouwput of damwandkuip worden vervaardigd en/of prefab worden aangevoerd en gepositioneerd. De bouw van de transformatorstation volgens de bouwmethode “open bouwput + bemaling” is globaal in de volgende fases in te delen: Aanleg toegangswegen en inrichten van de bouwplaats; Uitzetwerkzaamheden en bouwrijp maken van de locatie; Het aanbrengen van de bemaling, conform het bemalingplan; Na het bereiken van de gewenste verlaging, het ontgraven van de bouwput (talud 1:1); Het aanbrengen van een verdicht zandbed en de benodigde werkvloeren; Indien prefab, het plaatsen van de prefab elementen (indicatie duur bemaling = 2 weken); Indien in het werk te storten: aanbrengen wapening, aanbrengen bekisting en het storten van het beton (indicatie duur bemaling = 8 weken); Aanvullen van de bouwput en verwijderen bemaling; Aanbrengen van de staalconstructie en behuizingen; Installeren van de elektrische installatie; Testen en het inbedrijfstelling. De bouw van de transformatorstation volgens de bouwmethode “bouwput” is globaal in de volgende fases in te delen: Aanleg toegangswegen en inrichten van de bouwplaats; Uitzetwerkzaamheden en bouwrijp maken van de locatie; Het aanbrengen van de damwandplanken (AZ 18 met een lengte van 8 meter) ; Het ontgraving; Aanbrengen van de afdichtvloer; Het eventueel leegpompen van de bouwkuip; Indien prefab, het plaatsen van de prefab elementen ; Indien in het werk te storten: aanbrengen wapening, aanbrengen bekisting en het storten van het beton (indicatie duur bemaling = 8 weken); Aanvullen van de kuip; Het trekken van de damwandplanken; Aanbrengen van de staalconstructie en behuizingen;
56/59
PRINCIPE WERKPLAN Installeren van de elektrische installatie; Testen en het inbedrijfstelling. Opgemerkt wordt dat de bouw van het transformatorstation wordt uitgevoerd met regulier bouwmaterieel: graafmachines, shovels, bouwkraan(tjes), hoogwerkers, e.d..
Transformatorstation WMD en ZMD nabij de Westermeerdijk De transformatorstations voor de windparken WMD en ZMD nabij de Westermeerdijk bevinden zich buiten de beschermingszone van de waterkering (155 meter t.o.v. de kwelsloot). Bij de voor deze transformatorstations opgestelde voorontwerpen wordt vooralsnog uitgegaan van de opties: fundering op staal of fundering op grondverdringende heipaal. De bij het transformatorstation Noordermeerdijk voorgaande beschreven bouwmethoden zijn eveneens mogelijk voor deze beide transformatorstations. Tijdens de fase: “detail planning en ontwerp” zal een definitieve keuze gemaakt worden betreffende te hanteren funderingsprincipe en bouwmethode. Opgemerkt wordt dat de beide funderingsopties en bouwmethoden geen negatieve effecten hebben op de stabiliteit van de waterkering.
57/59
PRINCIPE WERKPLAN 7.
Exploitatiefase Wanneer alle windturbines van een windpark in bedrijf zijn genomen en de van toepassingzijnde testen succesvol hebben afgerond, wordt het windpark aan de eigenaar overgedragen. Op dat moment start de exploitatiefase van het windpark. Windturbines van het type E-126 zijn volledige autonome installaties. Er is geen bediening en/of interactie benodigd. Diverse geïntegreerde systemen sturen de diverse windturbineonderdelen aan en bewaken het veilig opereren van de windturbine. Enkele van dergelijke systemen zijn: Variabele bladhoek controle, zorgt voor een maximale aerodynamisch rendement; Het kruisysteem zorgt ervoor dat het gondelhuis op de juiste wijze ten opzichte van de windrichting is gepositioneerd; Het sensoren- en conditie monitoring systeem zorgt voor het bewaken van alle windturbineonderdelen en het veilig kunnen opereren van de windturbine; De elektrische installatie zorgt ervoor dat de opgewekte energie volgens de eisen van de netbeheerder in het landelijke elektriciteitsnet kan worden geïnjecteerd. De E-126 zal worden onderhouden door de leverancier van de windturbines. De firma ENERCON heeft een speciaal onderhouds- en inspectieprogramma voor zijn windturbines ontwikkeld, het EPK (ENERCON Partner Koncept). In het kort houdt het EPK per windturbine in: “Remote monitoring en control” (SCADA) van het windpark (24/7). Via het SCADA systeem wordt de status van het windpark bewaakt en kunnen de windturbines op afstand worden bediend. Bijvoorbeeld: het beoordelen van foutmeldingen, het stopzetten van de windturbines, het analyseren van de operationele status, e.d.; Het uitvoeren van regulier onderhoud. Vier keer per jaar wordt volgens een vast programma onderhoud aan de windturbines uitgevoerd (zie afbeelding 38).; Het uitvoeren van een inspectieprogramma; Het verhelpen van storingen; Het vervangen van onderdelen, indien noodzakelijk.
58/59
PRINCIPE WERKPLAN
afbeelding 38, onderhoudscyclus van 4 keer per jaar (bron presentatie ENERCON)
Ten behoeve van het uitvoeren van het onderhoud en de inspecties zal een lokaal service centrum worden opgezet. Vanuit dit service centrum worden alle dagelijkse activiteiten gecoördineerd. Tevens zal het functioneren als opslag voor alle noodzakelijke reserveonderdelen, gereedschappen, gebruiksgoederen, e.d. Naast de EPK activiteiten zal het windpark namens de exploitant worden beheerd vanuit het windpark operationele centrum. De locatie van het windpark operationele centrum zal nabij het windpark zijn, bijvoorbeeld op een bestaande bedrijfslocatie aan één van de parallelwegen. In hoofdlijnen zijn de voornaamste taken van het windpark operationele centrum: Kwaliteitsbewaking: toezien op de uitvoering van het onderhoudsprogramma door de windturbinefabrikant en overige partijen; Het uitvoeren van VGWM- en kwaliteitaudits; Communicatie met derden, zoals het Waterschap o.a. voor de naleving van de vergunningen, calamiteiten, e.d. (single contact); Monitoren van de operationele status, o.a.: de productie per windturbine, de netaansluiting, etc.; Alle administratieve activiteiten; Voortgang Rapportage aan alle belanghebbende partijen.
59/59
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
RAPPORT BETREFFENDE EFFECTEN OP DE WATERKERING WINDPARK WESTERMEERDIJK NOORDOOSTPOLDER Opdrachtnummer: 1009-0061-006
Opdrachtgever:
:
Koepel Windenergie Noordoostpolder Postbus 579 7550 AN Hengelo
Projectleider
:
ir. A.J. van Seters
Opgesteld door
:
ir. A.J. Snethlage Senior Adviseur Geotechniek
Geverifieerd door
:
ir. W.R. Halter Senior Adviseur Waterbouw Ing. W.A. Nohl Principal Consultant
VERSIE
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
1
19 juli 2011
vrijgave
2
5 augustus 2011
2 versie
PARAAF PROJECTLEIDER
e
3 1009-0061-006 R02V02.doc Op deze rapportage zijn de algemene voorwaarden van V.O.T.B. van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten.
Kantoor Leidschendam: Veurse Achterweg 10, Postbus 63, 2260 AB Leidschendam, Tel.: 0703111271, Fax: 070-3010470, Internet: www.fugro-nederland.nl Handelsreg.nr. 27114147, BTW Nr. NL005621409B08
INHOUDSOPGAVE Blz.
1
INLEIDING
1
2
PROJECTOMSCHRIJVING 2.1 Projectlocatie 2.2 Beschikbare informatie 2.3 Faalmechanismen waterkering 2.4 Terrein –en bodemgesteldheid 2.5 Waterstanden en stijghoogtes
3 3 5 5 6 9
3
ANALYSE PAALDRAAGVERMOGEN 3.1 Uitgangspunten 3.2 Berekeningsresultaten
11 11 12
4
ANALYSE TRILLINGSINVLOED 4.1 Heien 4.1.1 Karakteristieken werkzaamheden 4.1.2 Modellering werkzaamheden 4.1.3 Geometrische en materiaaldemping 4.1.4 Trillingsoverdracht in ondergrond 4.1.5 Uitvoering heien 4.2 Trillingsintensiteiten gebruiksfase 4.3 Samenvatting trillingsintensiteiten
16 16 16 17 18 18 20 20 22
5
ANALYSE STABILITEIT WATERKERING 5.1 Stabiliteit (binnen- / buitenwaarts) 5.2 Toegepaste partiële veiligheidsfactoren 5.3 Schematiseringsfactor 5.4 Uitgangspunten 5.5 Grondparameters 5.6 Waterspanning 5.7 Toetsing 5.8 Toetsing representatief profiel 5.9 Conclusie toetsing stabiliteit 5.10 Invloed gevoeligheid MHW
24 24 25 26 27 29 30 31 32 33 33
6
ANALYSE ZETTINGSVLOEIING
35
7
KWEL en PIPING
37
8
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 8.1 Conclusies 8.2 Monitoring
39 39 41
BIJLAGEN Bijlage 1: Sondeergrafieken cpt66, cpt71, cpt76, cpt83, cpt86, cpt91, cpt96, cpt103, cpt108, cpt113, cpt117, cpt123, cpt128, cpt132, cpt137, cpt141, cpt147, cpt150 Bijlage 2: Kwelrisico‟s bij palen Bijlage 3:Toelichting Trillingsmodel Bijlage 4: Draagkracht berekeningsresultaten Bijlage 5: D-GeoStability berekeningsresultaten
1
INLEIDING
Op 11 juli 2011 ontving Fugro Ingenieursbureau B.V. te Leidschendam van de Koepel Windenergie Noordoostpolder (De Koepel) opdracht voor het uitvoeren van een analyse of de realisatie en exploiteren van windturbines langs de binnendijk van de waterkering op het traject Ketelbrug – Lemmer (Noordermeer, - Westermeer- en Zuidermeerdijk van de Noordoostpolder) effecten heeft op de stabiliteit van de waterkering. Doelstelling Het doel van de analyse is het bepalen van de geotechnische effecten op de waterkering van het installeren van de windturbinefundatie, in het bijzonder de aan te brengen heipalen, en de geotechnische effecten van het in gebruik zijn van de windturbine. Risico‟s ten gevolge van falen van de windturbine vallen buiten het kader van de opdracht. In de Noordoostpolder worden op een drietal locaties windturbines gebouwd. De locaties zijn gelegen aan: 1. locatie Noordermeerdijk 2. locatie Westermeerdijk 3. locatie Zuidermeerdijk
km 6.0 t/m km 12.3; km 13.6 t/m km 22.0; km 27.8 t/m 31.2.
In onderliggende rapportage zijn voor het windpark aan de Westermeerdijk de analyses uitgevoerd. De 17 windturbines van 7,5 MW type E126 worden gefundeerd op een paalfundatie. Voor de paalfundering is door de opdrachtgever een geheid, grondverdringend paalsysteem voorzien. De opdrachtgever heeft Fugro verzocht om twee verschillende paalbelastingen te beschouwen voor de paalsystemen: prefab betonpalen en vibropalen. De ondergrens van de in deze rapportage gehanteerde ranges voor de paalbelastingen (zie paragraaf 3.1 en 4.1.1), behoort bij het huidige voor het project gehanteerde voorontwerp van de fundering. De opdrachtgever werkt momenteel ook aan een voorontwerp waarbij een minder aantal palen wordt gehanteerd, waardoor een hogere paalbelasting van toepassing is. De bovengrens heeft betrekking op deze maximale paalbelasting. Benadrukt wordt dat in onderliggende rapportage een conservatieve benadering wordt aangehouden met betrekking tot de fundering van de windturbine en daarmee de beoordeling op mogelijke effecten op de stabiliteit van de nabijgelegen waterkering. Voor het windpark aan de Westermeerdijk zijn alle uitgevoerde sonderingen beoordeeld en is gekozen voor één representatieve grondprofiel. Vervolgens zijn voor dit grondprofiel paaldraagkracht berekeningen uitgevoerd, gegeven de paalbelastingen (trek en druk). Daarna is voor het grondprofiel het maximaal verwachte benodigde heienergieniveau bepaald en zijn de stabiliteitsanalyses uitgevoerd Tijdens de nog uit te voeren detailengineering dient per locatie een paalontwerp te worden opgesteld, wat in de praktijk betekenen dat voor de meeste locaties kleinere paalafmetingen (en lengte) van toepassing kan zijn en derhalve van een lichter heiblok dan wel energieniveau gebruik kan worden gemaakt.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 1
In 1994 is door Fugro beperkt grondonderzoek uitgevoerd bij genoemde waterkering locaties. Door Mos is in 2000 aanvullend grondonderzoek ter hoogte van windpark nabij de Westermeerdijk uitgevoerd. In 2010 is door Inpijn-Blokpoel aanvullend grondonderzoek op de locaties van de windturbines langs de Westermeerdijk en Noordermeerdijk uitgevoerd. De resultaten van deze grondonderzoeken zijn gebruikt bij het opstellen van de desbetreffende analyse met mogelijke effecten op de desbetreffende waterkering. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in een eerder stadium een trillingsrisicoanalyse voor de geplande windturbines langs de Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk is uitgebracht. De resultaten zijn op genomen in rapport 1009-0061002.R01 d.d. 11 augustus 2009. Met deze rapportage is een eerste inzicht verkregen in mogelijke risico‟s ten gevolgen van het aanleggen van de windturbinefundaties. De toentertijd opgestelde rapportage is gebaseerd op de op dat moment beschikbare gegevens ten aanzien van grondonderzoek, paalafmetingen en paalbelastingen.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 2
2 2.1
PROJECTOMSCHRIJVING Projectlocatie
In figuur 2.1 is een luchtfoto van de Noordoostpolder opgenomen (bron Google Earth). In de figuur zijn de drie in ontwikkeling zijnde windparklocaties aangegeven. Onderhavig rapport heeft betrekking op de windturbines nabij de Westermeerdijk (hierna te noemen “windpark Westermeerdijk”).
Noordermeerdijk
Westermeerdijk
Zuidermeerdijk
Figuur 2.1: projectlocaties
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 3
76,5 [m] 13
weg
r= 9 m
Afstand heiwerkzaamheden tot de insteek van de kwelsloot Opgegeven is dat het hart van de windturbine op een afstand van circa 55 meter ten opzichte van de insteek van de kwelsloot ligt (insteek kwelsloot komt overeenkomt met de binnendijkse grens van de kernzone van de waterkering). Omdat de palen in een straal van circa 12,5 m om het hart van de windturbine liggen, staan de dichtstbijzijnde palen ten opzichte van de teen van de kwelsloot op een afstand van 55 m – 12,5 m = 42,5 meter. De grootste afstand bedraagt 55 m + 12,5 = 67,5 m uit de insteek van de kwelsloot. Een principe doorsnede van de fundering ten opzichte van de insteek van de kwelsloot (kernzone waterkering) is aangegeven in figuur 2.2.
weg zone conform keurontheffing
binnenbeschermings zone
kernzone
binnen tussen beschermingszone beschermingszone
buitenbeschermingszone
ca.
Dwarsprofiel kilometerpaal 7,50
Figuur 2.2: Principe doorsnede windturbine t.o.v. waterkering
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 4
2.2 Beschikbare informatie Door Koepel is de volgende informatie beschikbaar gesteld: Fugro-rapport V-1233/041, d.d. augustus 1996, Dijkversterking IJsselmeerdijk Noordoostpolder; Fugro rapport – Q-1528, d.d. 3 november 2000, 17 windturbines aan de Noordermeerdijk bij Creil in de Noordoostpolder; Mos, Grondonderzoek Windpark Westermeerdijk-Noord d.d. 14 september 2000; Inpijn-Blokpoel, Grondonderzoek windturbines Noordoostpolder (refnr. VH-5874 d.d. april 2010). Door Waterschap Zuiderzeeland is de volgende informatie beschikbaar gesteld: Dwarsprofiel Westermeerdijk, km 21.00; Grondonderzoek dijkversterking NO-Polder fase 1: km 44 – km 31.1, Kering Ramsdijk – Ketelbrug (blz 25 t/m 29). Factual report. CO-396930/28, GeoDelft, januari 2001; Geotechnisch rapport Dijkverbetering Noordoostpolder, fase 2: Ketelbrug – Lemmer, Rijkswaterstaat, juni 2002. Volledigheidshalve: Door Fugro is in 2011 een aanvullend grondonderzoek ten behoeve van windpark Zuidermeerdijk uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in rapport 50110113-000.R01 d.d. 7 juni 2011. 2.3
Faalmechanismen waterkering
De mogelijke invloed van de windturbine op de waterkerende functie van de dijk (primaire waterkering) is vanuit geotechnisch oogpunt beschouwd. Hiertoe dienen de belangrijkste faalmechanismen conform Voorschrift Toetsen op Veiligheid primaire waterkering 2006 (VTV) te worden geanalyseerd zoals deze schematisch zijn weergegeven in figuur 2.3.
Figuur 2.3 Faalmechanismen waterkeringen (VTV 2006)
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 5
Niet alle faalmechanisme van een waterkering zijn relevant bij de beoordeling van een mogelijke invloed ten gevolge van het realiseren en exploiteren van windturbines nabij de waterkering. De navolgende faalmechanismes zijn beschouwd. Macrostabiliteit binnenwaarts en buitenwaarts talud, in een aanlegfase en in een gebruikfase, zowel door trillingsintensiteiten als door wateroverspanningen; Zettingsvloeiing; Kwelrisico ten gevolge van de windturbinefundatie, in het bijzonder kwel langs de paal; Piping. Deze faalmechanismen zijn ook beschouwd in de beoordeling van de gevolgen van het falen van een windturbine in de rapportage van Fugro, met kenmerk 1009-0061005.R05/AJS van april 2011. De faalmechanismen: instabiliteit door infiltratie en erosie bij overslag, micro-instabiliteit, instabiliteit van de bekleding en instabiliteit van het voorland treden niet op door de aanleg of gebruik van de windturbines en zijn derhalve niet relevant. Van een heave-situatie is geen sprake aangezien er geen geforceerde kwelstroom in verticale richting aanwezig is. 2.4
Terrein –en bodemgesteldheid
Voor een trillingsrisicoanalyse is de opbouw van de vast gepakte zandlagen in de ondergrond ter plaatse van de turbines naast de waterkering (polderzijde) van belang. In tabel 2.1 is, per locatie van de windturbine, een maatgevende sondering aangegeven. In de bijlagen zijn de betreffende representatieve sonderingen opgenomen. Tot op grote diepte is overwegend zand aanwezig, waarbij de pakking varieert van matig vast tot zeer vast gepakt. In de tabel is per locatie aangegeven of er harde vast gepakte zandlagen aanwezig zijn die bij het heien gepasseerd moeten worden. Op enkele windturbine locaties zijn in de ondergrond direct onder de harde te passeren zandlagen grondlagen aanwezig waarvan de conuswaarde minder dan 4MPa is (siltig zand dan wel klei). Bij de definitieve keuze van het type paal en de lengte ervan dient rekening gehouden te worden met sterk wisselende conuswaarden.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 6
Tabel 2.1: Uitgevoerd grondonderzoek Westermeerdijk, representatieve sonderingen Windturbine
km
Sonderingen
Representatieve sondering
01 02 03 04 05 06
13.800 14.300 14.815 15.325 15.840 16.350
66 t/m 70 71 t/m 75 76 t/ m 80 81 t/m 85 86 t/m 90 91t/m 95
66 71 76 83 86 91
07 08 09 10
16.850 17.350 17.875 18.400
96 t/m 100 101 t/m 105 106 t/m 110 111 t/m 115
96 103 108 113
11 12 13
18.900 19.400 19.925
116 t/m 120 121 t/m 125 126 t/m 130
117 123 128
14 15 16 17
20.450 20.950 21.475 22.000
132 t/m 135 136 t/m 140 141 t/m 145 146 t/m 150
132 137 141 147/150
[cptnr
Zeer vast gepakte zandlagen (qc > 20 MPa) t.o.v. NAP [m] Vanaf -26 Vanaf -23 Vanaf -26 Vanaf -26 Vanaf -29 -15 t/m -23 lokaal Vanaf -26 Vanaf -27 Vanaf -26 Vanaf -26 -12 t/m -23 lokaal Vanaf -28 Vanaf -26 Vanaf -35 -19 t/m -21 lokaal Vanaf -27 Vanaf -30 Vanaf -27 Vanaf -31 Vanaf -24
Voor de stabiliteitsberekening is de bodemgesteldheid in en onder de waterkering van belang. Omdat geen recent grondonderzoek in de waterkering is uitgevoerd, is een bodemgesteldheid gehanteerd uit rapportages uit 1996 en 2002 zoals weergegeven in tabel 2.2, waarbij de dikte van de samendrukbare laag nader is ingevuld op basis van de in 2011 op locatie van de turbines uitvoerde grondonderzoek aangetroffen laagdikten (tabel 2.3). Tabel 2-2: Globale bodemgesteldheid ter plaatse van km 21,0 op 44 m van de kruin (DKM 211 uit project V1233) Diepte bovenkant laag in m t.o.v. NAP
Bodembeschrijving
-2,9
KLEI
-3,6
ZAND
-4,7
ZAND, kleihoudend
-5,1
VEEN, kleiig
-7,4
VEEN
-8,1
ZAND
ca. -14,0
1009-0061-006.R02V02
Maximaal verkende diepte
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 7
Voor zowel de stabiliteitsberekeningen als voor beschouwing van kwel is de dikte van het aanwezige samendrukbare pakket van belang. In tabel 2.3 is, per windturbine locatie, de dikte en het niveau van de samendrukbare lagen opgenomen. Tabel 2.3: Dikte samendrukbaar pakket Windturbine
Representatieve sondering [cptnr]
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17
66 71 76 83 86 91 96 105 109 113 117 123 128 132 137 141 147/150
Boven- / onderkant Samendrukbaar pakket t.o.v. NAP [m] -5,3 -5,6 -5,3 -5,4 -5,3 -5,5 -6,0 -5,7 -6,1 -6,0 -6,3 -7,7 -6,5 -6,3 -4,8 -5,0 -5,8
Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot Tot
-6,0 -7,8 -6,2 -6,3 -6,3 -7,0 -7,1 -7,2 -7,6 -7,4 -7,4 -8,0 -8,0 -8,3 -8,1 -8,0 -7,8
Dikte samendrukbaar pakket [m] 0,7 2,2 0,9 0,9 1,0 1,5 1,1 1,5 1,5 1,4 1,1 1,3 1,5 2,0 3,3 3,0 2,0
Representatief grondprofiel stabiliteitsanalyses Uit de sonderingen gemaakt op locaties van de windturbines blijkt dat de dikte van de aanwezige samendrukbare laag varieert van 1,0 m tot 3,3 m, in veel gevallen is deze circa 1,5 m dik. In de stabiliteitsanalyses voor de Westermeerdijk is geen onderscheid gemaakt in de dikte van het samendrukbare pakket, deze is aangehouden op 3,3 m dik.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 8
2.5 Waterstanden en stijghoogtes De freatische lijn in de waterkering is conservatief hoog geschat op basis van onderstaande uitgangspunten. Naar mate de waterstanden hoger zijn zal de waterkering meer verzadigd zijn en is er sprake van een verlaagde standzekerheid (stabiliteit) van de waterkering. Lagere waterstanden leiden tot een verhoogde standzekerheid van de waterkering. De waterpeilen zijn als volgt: Gedurende een situatie van Maatgevend Hoog Water (MHW) stijgt de stijghoogte in de watervoerende zandlaag ook. Over de mate van deze stijging zijn geen gegevens beschikbaar. Derhalve wordt conservatief uitgegaan van een 80% respons. Dit betekent dat de stijghoogte in het watervoerende pakket 80% reageert op de stijging van de buitenwaterstand; Het buitenwaterpeil zomer periode NAP -0,2 m; winterperiode NAP -0,4 m; Freatische peil ter plaatse van de sloot NAP -4,5 m; Freatische peil ter plaatse van de kruin NAP -2,1 m; Stijghoogte eerste watervoerende zandlaag NAP -3,5 m; MHW volgens “Hydraulische Randvoorwaarden 2006” NAP +1,6 m. Toelichting op de aangehouden MHW waarden: In figuur 2.4 zijn de toetspeilen (MHW) uit de Hydraulische Randvoorwaarden 2006 voor dijkringgebied 7 weergegeven. Hieruit is op te maken dat langs de Westermeerdijk de te hanteren MHW varieert van NAP + 1,3 m t/m NAP + 1,6 m . Zoals voorgaande is aangegeven wordt zoveel mogelijk een conservatieve benadering gehanteerd, zodoende er zeker van te zijn dat de maximale ongunstigste situatie wordt beoordeeld. Uit figuur 2.4 is op te maken dat de te hanteren MHW NAP + 1,6 m bedraagt.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 9
Figuur 2.4, toetspeilen Dijkringgebied 7, Noordoostpolder, conform de Hydraulische Randvoorwaarden 2006
De stijghoogte in de watervoerende zandlaag onder de dijk heeft een grote invloed op de stabiliteit van de dijk. De stijghoogte wordt sterk beïnvloed door de waterstand op het IJsselmeer en zal dus maximaal toenemen bij MHW. Dit is in de berekeningen gehanteerd. Opgemerkt wordt dat de stijghoogte in de eerste watervoerende zandlaag sterk kan variëren. Geadviseerd wordt om ter hoogte van de binnenteen peilbuizen te plaatsen, verspreid over het tracé, en gedurende een nader te bepalen periode de stijghoogte te monitoren met dataloggers.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 10
3
ANALYSE PAALDRAAGVERMOGEN
3.1 Uitgangspunten Voor de windturbines aan de binnenzijde van de waterkering Westermeerdijk zijn draagkrachtberekeningen uitgevoerd, waarbij een tweetal belastingscombinaties wordt aangehouden. Er is sprake van een 1e inzicht in de draagkrachten (haalbaarheidsanalyse), waarbij geotechnische “vervormingen” en “rotaties” (nog) buiten beschouwing zijn gelaten. Met het definitieve paalfunderingsontwerp dienen deze bepaald te worden. Voor de uitwerking van het oriënterende funderingsadvies zijn voor dit project de volgende uitgangspunten en aannamen gehanteerd: Het project is geplaatst in geotechnische categorie 2; omdat in dit stadium van het ontwerp de stijfheid van het object nog niet exact bekend is, is deze niet in rekening gebracht (M=1). Volgens tabel 1 van NEN 6743-1 kan uitgaande van voorgaande voor de factor een waarde van 0,72 worden gehanteerd; De partiële materiaalfactor m;b4 voor de draagkracht van een paal, berekend aan 1 de hand van sonderingen bedraagt respectievelijk 1,35 (trek) en 1,2 (druk); Vanwege een wisselende belasting in trek en druk is bij de berekening van de draagkracht op trek uitgegaan van m;var;qc = 1,5 (trek-druk wisselbelasting); De rekenwaarden voor de paalbelastingen vanuit de constructie in druk (Fs;v;d) variëren voor de grenstoestanden 1A en 1B van ca. 2000 tot 2700 kN (druk)2; De rekenwaarden voor de paalbelastingen vanuit de constructie in trek (Fs;v;trek) variëren voor de grenstoestanden 1A en 1B van ca. 385 kN tot 450 kN (trek)2; Voor het bepalen van het kluitgewicht is uitgegaan van een paalstramien van 2,0 x 2,0 m; De geplande terp rond het fundament, kraanbaan en opstel- & kraanbaan bedraagt maximaal 4 m ten opzichte van het actuele maaiveld (verschil hoogte > 4 m). Grenstoestand 1 (A en/of B) gelden voor de draagkracht, grenstoestand 2 is een gebruikstoestand, waarbij onderlinge vervormingen mede beschouwd worden. In dit stadium van de analyses niet van toepassing. Voor de uitgewerkte paalsystemen zijn de in tabel 3.1 vermelde paalklassefactoren gehanteerd: Tabel 3.1: paalklassefactoren ap Prefab 1,0 Vibro 1,0
as 0,010 0,014
at 0,007 0,012
b 1,0 1,0
s 1,0 1,0
1
In CUR 2001-4 staan de oude -waarden in combinatie met m;b4 = 1,40. Bij toepassing van de verlaagde -waarden van NEN 6743-1:2006 moet m;b4 verlaagd worden naar 1,35 om hetzelfde veiligheidsniveau te handhaven. 2
Verwezen wordt naar de inleiding, waar een korte toelichting is gegeven met betrekking tot de gehanteerde belastingranges 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 11
3.2 Berekeningsresultaten Voor berekeningen van de voor het windpark geldende maatgevende draagkracht op trek zijn nog geen geotechnische normen beschikbaar. Voor de berekeningen is daarom CURpublicatie 2001-4 met correctieblad oktober 2002 gebruikt. Omdat de trekbelasting maatgevend is voor het bepalen van het (minimaal) vereiste paalpuntniveau zijn eerst berekeningen uitgevoerd op welke diepte het benodigde trekdraagvermogen kan worden opgenomen (zie tabel 3.2). Tabel 3.2: Paalpuntniveaus waarop wordt voldaan aan de rekenwaarden van de draagkracht (trek) Fs;v;trek = 385 kN Prefab
Windturbine /
Fs;v;trek = 450 kN Vibro
/
Prefab /
Vibro
/
500
556
609
500
556
609
1
-16,5
-16,0
-13,5
-13,0
-17,5
-17,0
-14,0
-13,5
2
-15,5
-14,5
-11,0
-11,0
-16,5
-15,5
-12,0
-11,5
3
-15,0
-14,0
-11,5
-11,5
-16,0
-15,0
-12,0
-12,0
4
-15,0
-14,5
-12,0
-12,0
-16,0
-15,0
-12,5
-12,0
5
-16,5
-16,0
-14,0
-12,5
-17,0
-16,5
-14,5
-14,0
6
-16,5
-16,0
-14,0
-14,0
-17,5
-17,0
-15,0
-14,5
7
-16,5
-16,0
-13,0
-12,5
-17,5
-16,5
-14,0
-13,0
8
-17,0
-16,0
-13,5
-13,0
-18,0
-17,0
-14,0
-13,5
9
-15,5
-15,0
-13,5
-13,0
-16,5
-16,0
-14,0
-13,5
10
-16,5
-15,5
-13,0
-12,5
-17,0
-16,5
-14,0
-13,0
11
-16,5
-15,5
-13,5
-13,5
-17,0
-16,5
-14,0
-14,0
12
-18,5
-17,5
-15,0
-14,5
-19,0
-18,5
-16,0
-15,5
13
-18,0
-17,5
-15,0
-15,0
-19,0
-18,0
-16,0
-15,5
14
-17,0
-16,0
-14,0
-13,5
-17,5
-17,0
-14,5
-14,0
15
-18,0
-17,5
-15,5
-15,0
-19,0
-18,0
-16,0
-15,5
16
-18,5
-18,0
-16,0
-15,5
-20,0
-19,0
-16,5
-16,0
17
-14,5
-13,0
-11,0
-11,0
-16,5
-14,5
-12,0
-11,5
450
450
Opgemerkt wordt dat op trek belaste palen over de gehele lengte dienen te worden gewapend. Dimensionering van de wapening valt buiten het kader van dit rapport. De oriënterende draagkrachtberekeningen ten behoeve van het bepalen van de voor het windpark geldende maatgevende draagkracht op druk zijn uitgevoerd conform de normen geotechniek NEN 6740 en NEN 6743-1 In de bijlagen is een overzicht van de berekeningsresultaten opgenomen. Benadrukt wordt dat het definitieve funderingsontwerp moet worden aangescherpt op basis van de werkelijke uitgangspunten en getoetst dient te worden aan de geldende geotechnische normen. Bij het definitieve ontwerp dient de rotatiestijfheid ook beoordeeld te worden. In tabellen 3.3 en 3.4 zijn de draagkracht berekeningsresultaten per windturbinelocatie opgenomen. Uitgaande van de opgegeven belastingscombinatie (trek / druk) zijn in onderstaande tabellen paalpuntniveau‟s opgenomen waarbij aan de belastingscombinatie wordt voldaan.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 12
Tabel 3.3: Rekenbelasting circa 2000 kN (druk), 385 kN (trek) Installatieniveau [m t.o.v. NAP] Windturbine
Prefab betonpaal
CPT /
450 mm
/
500 mm
Vibropaal – heiend getrokken buis 556/640 mm
609/745 mm
1
66 67 68
-16,5 -16,5 -16,5
-16,0 -16,0 -16,0
-13,5 -13,5 -13,5
-13,0 -13,0 -13,0
2
71 72 73
-15,5 -16,0 -18,0
-14,5 -15,0 -16,0
-13,0 -14,0 -14,5
-13,0 -13,0 -13,0
3
76 (gef) 77 (gef 78 (gef)
-33,5 -34,0 -15,0
-16,0 -16,5 -14,0
-15,5 -12,5 -11,5
-14,5 -11,5 -11,5
4
81 82 83
-15,0 -15,0 -15,0
-14,5 -14,5 -14,5
-12,0 -12,0 -12,0
-12,0 -12,0 -12,0
5
86 87 88
-16,5 -16,5 -16,5
-16,0 -16,0 -16,0
-14,0 -14,0 -14,0
-14,0 -14,0 -14,0
6
91 92 93
-16,5 -16,5 -16,5
-16,0 -16,0 -16,0
-14,0 -14,0 -14,0
-14,0 -14,0 -14,0
7
96 97 98
-16,5 -18,5 -16,5
-16,0 -16,0 -16,0
-13,0 -14,5 -13,5
-12,5 -12,5 -12,5
8
101 102 103
-27,0 -27,0 -26,5
-16,5 -16,5 -17,0
-16,0 -13,5 -16,5
-13,0 -13,0 -15,5
9
106 107 108
-19,5 -15,5 -17,5
-15,0 -15,0 -15,5
-13,5 -13,5 -13,5
-13,0 -13,0 -13,0
10
111 112 113
-16,5 -17,5 -16,5
-15,5 -15,5 -15,5
-14,5 -13,0 -13,0
-12,5 -12,5 -12,5
11
116 (gef) 117 (gef) 118 (gef)
-16,5 -16,5 -21,5
-16,5 -15,5 -20,5
-13,5 -13,5 -15,5
-13,5 -13,5 -15,5
12
121 123
-18,5 -18,5
-17,5 -17,5
-15,0 -15,0
-14,5 -14,5
13
126 127 128
-18,0 -18,0 -18,0
-17,5 -17,5 -17,5
-15,0 -15,0 -15,0
-15,0 -15,0 -15,0
14
131 132 133
-17,0 -17,0 -17,0
-16,0 -16,0 -16,0
-14,0 -14,0 -14,0
-13,5 -13,5 -13,5
15
136 137 138
-18,0 -18,0 -19,0
-17,5 -17,5 -18,5
-15,5 -15,5 -15,5
-15,0 -15,0 -15,0
16
141 142 143
-24,0 -23,0 -24,0
-23,0 -23,0 -23,0
-16,0 -16,0 -16,0
-15,5 -15,5 -15,5
17
146 147a 148
-28,0 -28,0 -28,0
-28,0 -28,0 -28,0
-16,5 -14,5 -14,0
-16,0 -14,0 -14,0
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 13
Tabel 3.4: Rekenbelasting circa 2.700 kN (druk), 450 kN (trek) Installatieniveau [m t.o.v. NAP] Windturbine
Prefab betonpaal
CPT /
450 mm
/
500 mm
Vibropaal – heiend getrokken buis 556/640 mm
609/745 mm
1
66 67 68
-29,0 -30,0 -26,5
-17,0 -17,0 -17,0
-14,0 -15,5 -15,5
-13,5 -13,5 -13,5
2
71 72 73
-27,0 -30,5 -28,5
-27,0 -28,5 -28,5
-13,0 -15,0 -16,5
-13,0 -14,5 -14,5
3
76 (gef) 77 (gef) 78 (gef)
-
-35,0 -15,0
-32,0 -16,5 -12,0
-16,5 -12,5 -12,0
4
81 82 83
-
-15,0 -15,0 -
-13,0 -12,5 -14,5
-12,0 -12,0 -12,0
5
86 87 88
-17,5 -19,5 -17,0
-16,5 -17,0 -16,5
-14,5 -16,0 -14,5
-14,5 -14,0 -14,0
6
91 92 93
-13,5 -18,5 -20,0
-17,0 -17,0 -17,0
-15,0 -15,0 -15,0
-14,5 -14,5 -14,5
7
96 97 98
-26,5 -27,0 -26,5
-16,5 -19,0 -17,5
-14,0 -17,0 -16,0
-13,0 -14,5 -14,5
8
101 102 103
-27,0 -27,0 -27,0
-17,5 -27,0 -26,5
-17,5 -19,5 -18,0
-16,0 -13,5 -17,0
9
106 107 108
-27,0 -27,0 -27,0
-27,0 -27,0 -27,0
-14,0 -14,0 -16,5
-13,5 -13,5 -14,5
10
111 112 113
-22,0 -22,5 -17,5
-17,0 -18,0 -16,5
-15,0 -14,0 -14,0
-14,5 -13,0 -13,0
11
116 (gef) 117 (gef) 118 (gef)
-19,5 -17,0 -26,5
-18,0 -16,5 -26,0
-16,5 -14,0 -21,0
-16,0 -14,0 -19,5
12
121 123
-20,0 -21,0
-18,5 -18,5
-17,0 -16,0
-15,5 -15,5
13
126 127 128
-28,5 -28,5 -28,0
-18,0 -18,5 -18,0
-16,0 -17,0 -16,0
-15,5 -16,0 -15,5
14
131 132 133
-20,5 -17,5 -19,5
-18,5 -17,0 -17,5
-16,0 -15,0 -15,0
-14,5 -14,0 -14,0
15
136 137 138
-19,0 -19,0 -20,5
-18,0 -18,0 -20,0
-16,0 -16,0 -18,5
-15,5 -15,5 -16,0
16
141 142 143
-28,0 -25,5 -28,0
-24,0 -24,5 -24,0
-23,0 -23,0 -23,5
-23,0 -23,0 -23,0
17
146 147a 148
-28,5 -28,0 -28,0
-28,0 -28,0 -28,0
-28,0 -28,5 -28,0
-17,0 -18,0 -18,5
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 14
Opmerkingen bij de tabellen: Fr;net;d = rekenwaarde van de netto draagkracht van de paal, rekening houdend met negatieve kleef (Fr;max;d - Fs;nk;d); nd = niet dieper heien/installeren. Op een dieper paalpuntniveau is de theoretische draagkracht minder dan de in de tabel vermelde waarde; … / ... = diameter schacht (d) = 609 mm; diameter voetplaat (D) = 745 mm. Hierbij wordt voldaan 2 2 aan NEN 6743-1, art.5.4.2.2.3 : D eq / d eq < 1,5. (gef) = gebruikte gef files geven sprongen op locatie van de sondeerstangwisseling, berekeningsresultaat niet betrouwbaar
De in de tabellen gepresenteerde waarden voor de paaldraagkracht zijn grondmechanische waarden. In een definitief ontwerpstadium dient door de constructeur te worden gecontroleerd of de bijbehorende paalschachtspanningen toelaatbaar zijn. Hierbij 1 kan als bijdrage voor de rekenwaarde van de negatieve kleef (Fs;nk;d) 25 kN per m paalomtrek worden gehanteerd voor ondiepe inheiniveaus. Voor diepe inheiniveaus een rekenwaarde worden aangehouden van maximaal 650 kN per m1. Bij heiafwijkingen kunnen de schachtspanningen in de paal maatgevend worden. Omdat ook een terp aanwezig is, worden de palen ook horizontaal belast door horizontale gronddeformaties nabij de rand van de ophoging. Nadat het definitieve paal funderingsontwerp bekend is, dient hier aandacht aan gegeven te worden.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 15
4 4.1
ANALYSE TRILLINGSINVLOED Heien
4.1.1 Karakteristieken werkzaamheden Voor de windturbine locatie aan de Westermeerdijk wordt het volgende voorzien: windturbine 7,5 MW, type E126 Afmeting funderingsblok cirkelvormig met diameter circa 25,5 m; Fundatieconcept Funderingsblok op het maaiveld Diameter teen terp circa 37,0 m Afstand tot insteek kwelsloot circa 55 m; Aantal palen tussen 60 en 120 palen prefab betonpalen / 450 mm en / 500 mm; vibropalen (alternatief) schacht Ø 556 mm en Ø 609 mm; belasting (rekenwaarde)3 druk 1940 kN tot 2700 kN; trek 385 kN tot 450 kN; Opgemerkt wordt dat de paallengte volgt uit de berekende paalpuntniveau‟s tezamen met de hoogteligging van het maaiveld. Voor het bepalen van het benodigde heienergieniveau is in tabel 4.1 onderscheid gemaakt in korte en lange palen. Door de opdrachtgever is een opgave gedaan van type heiblok en daarmee het benodigde energieniveau van het heiblok. Verwacht wordt dat alle heiwerkzaamheden met een hydraulisch heiblok Junttan HHK 14A kunnen worden uitgevoerd. Het maximale energieniveau van dit blok bedraagt 170 kNm. Gezien de bodemopbouw kan worden volstaan met een energieniveau van 140 kNm. Aangezien de grootte van de optredende versnellingen sterk afhankelijk is van het heienergieniveau is een globale analyse uitgevoerd van het op locatie benodigde energieniveau. In tabel 4.1 is, per windturbine locatie, aangegeven met welk energieniveau verwacht wordt dat de palen op diepte gebracht kunnen worden. Verwacht wordt dat het stootrendement van het hydraulische heiblok circa 90% bedraagt. Tabel 4.1: Benodigd energieniveau Locatie
01 t/m 17
Paallengte
Prefab betonpaal
Vibropaal Ø 556 mm / Ø 609 mm
Kort Lang
/ 450 mm / / 500 mm [kNm] 125 140
[kNm] 100 115
Opgemerkt wordt dat de in voorstaande tabel opgenomen energieniveau‟s van het heiblok gelden voor het heien van de palen door de te penetreren lagen. Voorzien wordt dat ook op het paalpuntniveau met hetzelfde energieniveau geheid gaat worden.
3
Verwezen wordt naar de inleiding, waar een korte toelichting is gegeven met betrekking tot de gehanteerde belastingranges 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 16
Vergelijking energieniveau met andere windturbine parken Voor de heibaarheid van de palen hebben de aanwezige harde zandlagen een grotere invloed op de trillingen dan de grondslag (demping ed). Uit een vergelijking van de “hardheid” van de zandlagen tussen de 3 windturbinelocaties (Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk) volgt dat ten aanzien van dit punt de situaties onderling vergelijkbaar zijn. Derhalve is geen onderscheid gemaakt in de geprognosticeerde trillingsintensiteiten naar de 3 windturbine locaties. Heibaarheidsanalyses Gezien het karakter van de analyses en het detailniveau van de uitgangsgegevens hebben heibaarheidsanalyses (TNO PDP wave berekeningen) in dit stadium nog geen toegevoegde waarde. Met een heibaarheidsanalyse wordt de heibaarheid van de paal beschouwd, om zo te beoordelen of de beoogde paal zonder uitvoeringstechnische problemen, met het beoogde heiblok, op diepte te krijgen is. Zowel kalenderingen (aantal benodigde slagen per 0,25 m indringing) als trek- en drukspanningen in de paal tijdens het heien worden met een heibaarheidsanalyse berekend en getoetst. Bij de analyse voor de heibaarheid is een globale check uitgevoerd op het paaldraagvermogen, waarbij is uitgegaan van een rekenwaarde van de paalbelasting op druk van ca. 2700 kN en op trek van ca. 450 kN dan wel 1940 kN druk en 385 kN trek. Er is sprake van een conservatieve aanname (extreem zware belastingen). In de praktijk kan in een later stadium gekozen worden voor een lagere belasting, hetgeen leidt tot een kortere paallengte (draagkracht), waardoor met een lagere energie geheid kan worden. Derhalve zullen ook de geprognosticeerde trillingsintensiteiten lager zijn. Gezien de grondslag met de sterk afwisselende conuswaarden (conuswaarden van meer dan 20 MPa gevolgd door conuswaarden van minder dan 4 MPa) dient bij de keuze van het type paal (en de lengte ervan) hiermee rekening gehouden te worden. Geadviseerd wordt op termijn heibaarheidsanalyses per locatie uit te voeren, zeker indien gekozen wordt voor prefab betonpalen. Opgemerkt wordt dat voor het heien van prefab betonpalen, gezien de lokaal hoge conuswaarden, sprake is van zwaar tot zeer zwaar heiwerk. Bovengenoemde aannamen zijn als uitgangspunt voor de trillingsanalyse gehanteerd. 4.1.2 Modellering werkzaamheden In de bijlage “Toelichting Trillingsmodel” wordt nader ingegaan op de theoretische achtergrond omtrent trillingen. De modellering en het opstellen van de trillingsrisicoanalyse vindt plaats op basis van CUR - publicatie 166 „Damwandconstructies’ . In genoemde CUR - publicatie wordt onderscheid gemaakt in verschillende bodemkarakteristieken, verschillende palen en damwandplanken alsmede in verschillende wijzen van inbrengen. Het handboek hanteert 7 voor Nederland kenmerkende grondprofielen. In CUR 166 wordt voor de bronintensiteit van de trillingsintensiteit een van de 7 “standaard” bodemprofielen gehanteerd. Door de bronwaarden van dit “standaard” profiel te correleren naar de grondcondities van de projectlocatie (fitten) is met lokale 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 17
omstandigheden rekening gehouden. Voor de modellering van de projectlocaties zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Bronsnelheid u5m, heien Variatie coëfficiënt
0,04 mm/s 0,6 e
In tegenstelling tot de in CUR 166 (5 druk) gehanteerde lognormale verdeling voor de methodiek wordt in de analyse uitgegaan van een normale kans verdeling. 4.1.3 Geometrische en materiaaldemping Tijdens de installatie van de palen wordt de omringende grond in beweging gebracht. Hierdoor ontstaan trillingen. Deze trillingen planten zich als golven door de ondergrond voort. Te onderscheiden zijn compressie-, afschuif- en Rayleigh-golven. Op korte afstand van de trillingsbron zijn qua trillingsniveau zowel de afschuif- als Rayleighgolven van belang, op grotere afstand alleen de Rayleighgolven. De voortplantingssnelheid van de trillingsgolven in de aanwezige zandlagen bedraagt globaal 125 à 200 m/s. Op korte afstand tot de trillingsbron is de verticale trillingsrichting dominant, op grotere afstand is de horizontale trillingsrichting dominant. Afhankelijk van de grondgesteldheid ligt het omslagpunt doorgaans op een afstand van circa 1,5 tot 2 maal de paallengte. De demping is in sterke mate afhankelijk van de mate waarin het grondmateriaal vervormd wordt onder invloed van de homogeniteit en de gelaagdheid van het bodemprofiel. De demping is frequentie afhankelijk. Doorgaans bedraagt de dominante frequentie bij heien van betonpalen 10 Hz tot 15 Hz en bij heien van vibro palen 20 Hz tot 25 Hz. Tijdens het heien van de prefab betonpalen wordt bij een dempingsmaat van = 2% uitgegaan van een dempingconstante van circa α = 0,01 m-1. Voor het heien van vibropalen wordt een dempingconstante van α = 0,02 m-1 aangehouden. Een hogere demping leidt tot eerder “uitdempen” van de amplitude. 4.1.4 Trillingsoverdracht in ondergrond In tabellen 4.2 en 4.3 is een overzicht van de waarden van de trillingsversnelling in de ondergrond als functie van de afstand gepresenteerd. De versnellingen zijn bepaald bij een dominante trillingsfrequentie voor het heien van prefab betonpalen van 10 Hz tot 15 Hz, voor het heien van vibro palen geldt een dominante frequentie van 20 Hz tot 25 Hz.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 18
Tabel 4.2: Trillingsversnellingen als functie van afstand tot trillingsbron, heien prefab betonpalen afstand tot E = 125 kNm E = 140 kNm E = 170 kNm werkzaamheden / 450 mm / / 500 mm / 450 mm / / 500 mm / 450 mm / / 500 mm Frequentie 15 Hz
Frequentie 15 Hz
2
[m] 5 10 15 20 25 30 35 40 42,5 45 50 55 57,5 60 65 70
50% 1,26 0,85 0,66 0,54 0,46 0,40 0,35 0,32 0,30 0,28 0,25 0,23 0,22 0,21 0,19 0,18
Frequentie 15 Hz
2
[m/s ]
2
[m/s ] 99% 3,03 2,04 1,58 1,30 1,11 0,96 0,85 0,75 0,71 0,68 0,61 0,55 0,53 0,50 0,46 0,42
50% 1,34 0,90 0,70 0,58 0,49 0,43 0,37 0,33 0,32 0,30 0,27 0,24 0,23 0,22 0,20 0,19
[m/s ] 99% 3,21 2,16 1,67 1,38 1,17 1,02 0,90 0,80 0,76 0,72 0,65 0,59 0,56 0,53 0,49 0,45
50% 1,47 0,99 0,77 0,63 0,54 0,47 0,41 0,37 0,35 0,33 0,30 0,27 0,26 0,25 0,22 0,21
99% 3,53 2,38 1,85 1,52 1,29 1,12 0,99 0,88 0,83 0,79 0,71 0,65 0,62 0,59 0,54 0,49
Afstand = afstand tussen trillingsbron en object De 50% waarden betreft de waarde voor de maximaal optredende trillingsintensiteit met een kans van ca. 50% op overschrijding De 99% waarden betreft de waarde voor de maximaal optredende trillingsintensiteit met een kans van ca. 1% op overschrijding
Tabel 4.3: Trillingsversnellingen als functie van afstand tot trillingsbron, heien vibro betonpalen afstand tot E = 100 kNm E = 115 kNm E = 135 kNm werkzaamheden Ø 556 mm / Ø 609 mm
Ø 556 mm / Ø 609 mm
Ø 556 mm / Ø 609 mm
Frequentie 25 Hz
Frequentie 25 Hz
Frequentie 25 Hz
2
2
[m/s ] [m] 5 10 15 20 25 30 35 40 42,5 45 50 55 57,5 60 65 70
50% 1,88 1,21 0,89 0,70 0,57 0,47 0,39 0,33 0,31 0,28 0,24 0,21 0,19 0,18 0,16 0,14
2
[m/s ] 99% 4,52 2,89 2,13 1,67 1,35 1,12 0,94 0,79 0,73 0,68 0,58 0,50 0,47 0,43 0,38 0,33
50% 2,02 1,29 0,96 0,75 0,61 0,50 0,42 0,35 0,33 0,30 0,26 0,22 0,21 0,19 0,17 0,15
[m/s ] 99% 4,84 3,10 2,29 1,79 1,45 1,20 1,00 0,85 0,78 0,73 0,62 0,54 0,50 0,47 0,40 0,35
50% 2,19 1,40 1,04 0,81 0,66 0,54 0,45 0,38 0,35 0,33 0,28 0,24 0,23 0,21 0,18 0,16
99% 5,25 3,36 2,48 1,94 1,57 1,30 1,09 0,92 0,85 0,79 0,67 0,58 0,54 0,50 0,44 0,38
Afstand = afstand tussen trillingsbron en object De 50% waarden betreft de waarde voor de maximaal optredende trillingsintensiteit met een kans van ca. 50% op overschrijding De 99% waarden betreft de waarde voor de maximaal optredende trillingsintensiteit met een kans van ca. 1% op overschrijding
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 19
4.1.5 Uitvoering heiwerk Tijdens de uitvoering van de heiwerkzaamheden zal de afstand van het heiwerk tot aan de kwelsloot variëren tussen 42,5 m tot 67,5 m. Per windturbine locatie wordt gewerkt met 1 heistelling. Vanuit de heipraktijk is bekend dat, bij heien van geclusterde palen voor de fundering van poeren, dat voor de later te heien palen meer heienergie benodigd is dan bij de eerste paar palen van een poer. Door het heien wordt het zandpakket bij de paalpunt opgespannen. Indien gewerkt wordt vanaf de grootste afstand naar de kortste afstand tot de waterkering (routing) dan wordt er een trillingsscherm gecreëerd, waarbij de trillingen “opgesloten” worden tussen het werk en de waterkering. Verhoogde intensiteiten kunnen dan verwacht worden. Indien andersom gewerkt wordt (van de waterkering af) kunnen juist verlaagde intensiteiten worden verwacht, omdat dan de reeds aangebrachte palen tussen als een trillingsscherm ten opzichte van de waterkering fungeren.. Bij de te hanteren windturbinefundatie worden de palen onder verschillende schoorstanden weggezet. Daarbij is een deel van de palen naar buiten gericht en een deel naar binnen gericht. Hierdoor worden de paalvoeten van de palen niet direct in elkaars invloedsgebied geplaatst en is daardoor het effect op de trillingsintensiteiten van het opgespannen zand beperkt. Ondanks voorstaande wordt geadviseerd de routing dusdanig te plannen dat gestart wordt op de kortste afstand en dat van de waterkering af gewerkt wordt. Opgemerkt wordt dat in het geval van overschrijding van de maximaal toelaatbare trillingensniveau‟s (volgend uit de monitoring) tijdens de uitvoering de situatie zich direct verbetert door het heiwerk stop te zetten. Dit gezien een directe beëindiging van trillingen en geleidelijke afname van de wateroverspanningen. Het totaal aantal te heien palen heeft geen invloed op de grootte van de trillingsintensiteiten dan wel de afvloeiing van het overspannen water. Met het huidige voorstel tot uitvoering wordt het funderingsblok met de onderkant op het bestaande maaiveld geplaatst en wordt er niet ontgraven. Ten behoeve van het heien wordt een heiplatform op maaiveld aangebracht, dit om een stabiele situatie voor o.a. de heistelling te krijgen. Het aanbrengen van het heiplatform heeft geen invloed op de grootte en afdracht van de opgewekte trillingen. Omdat het heiplatform in de passieve zone van de waterkering wordt aangebracht heeft dit een positief effect op de stabiliteit van de waterkering. 4.2
Trillingsintensiteiten gebruiksfase
Algemeen is er weinig bekend over de door werking van trillingsintensiteiten in de ondergrond tijdens in werking zijnde windturbines van het onderhavige 7,5 MW E-126 type. Ten behoeve van de analyse is het trillingsniveau derhalve conservatief op twee manieren bepaald. A Opgave fabrikant Enercon In tabel 4.4 zijn theoretische versnellingswaarden opgenomen (aangeleverd door de fabrikant van de windturbine Enercon). De waarden zijn bepaald ter hoogte van de torenvoet (d.i. niet aan de rand van de fundatie, maar op overgang toren/fundatie): 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 20
Tabel 4.4: theoretische versnellingswaarden torenvoet [bron Enercon] X - richting Y – richting Maximum 0,167 0,073 Minimum -0,169 -0,101
B Metingen aan Windturbines In het verleden heeft Fugro aan een aantal windturbines trillingsmetingen uitgevoerd, bij opgestelde 3 MW windturbines in de Afrikahaven te Amsterdam in oktober/november 2008 en bij 3 MW turbines opgesteld op Noordland (eiland Neeltje Jans) in januari/februari 2009. In beide gevallen is gemeten buiten aan de buitenzijde aan het funderingsblok en binnen op de vloer van de toren. De windturbines zijn in beide gevallen gefundeerd op prefab betonpalen. Het doel van de uitgevoerde metingen was het inzichtelijk maken van de optredende trillingsintensiteiten tijdens het regulier in bedrijf zijn van de windturbine. De metingen zijn uitgevoerd in 3 orthogonaal op elkaar staande richtingen (X-, Y-, en Z-richting). Tijdens de meetperiode voor Noordland in 2009 is een windkracht van 3 tot 6 Bft (d.i. tot 14 m/s) opgetreden. In tabel 4.5 zijn de tijdens in bedrijf zijn van de turbine gemeten intensiteiten opgenomen. Tabel 4.5: Meetresultaten funderingsblok 3 MW turbine Afrikahaven en 3MW turbine Noordland 2
locatie X - richting Y – richting Z – richting
Versnelling [m/s ] Noordland Afrikahaven 0,010 tot 0,025 0,015 tot 0,030 0,000 tot 0,020 0,010 tot 0,035 0,020 tot 0,075 0,015 tot 0,050
Extrapolatie van 3 MW naar 7,5 MW turbine Bij aanname van een lineair verband tussen een 3 MW en een 7,5 MW windturbine, wordt gesteld dat de intensiteiten circa 2,5x zo hoog kunnen zijn. Gezien voorstaande worden versnellingswaarden aan het funderingsblok verwacht van: 2 2 Horizontaal 0,09 m/s (2,5 * 0,035 m/s ); Verticaal 0,19 m/s2 (2,5 * 0,075 m/s2). In rapportage 1009-0061-005.R04 heeft Fugro aangegeven dat met aanname van een 2,5 maal zo hoge intensiteit voor 7,5 MW, de genoemde versnellingen aan de rand van het funderingsblok verwacht kunnen worden. Toetsing analysemethoden A en B Op Noordland is door Fugro ook een trillingsmeting op de keldervloer (overgang toren/fundatie) uitgevoerd. Op de vloer van de keldervloer (torenvoet) zijn versnellingen 2 2 2 van 0,035 m/s tot 0,125 m/s gemeten. Met de factor van 2,5 wordt dit 0,085 m/s tot 2 0,300 m/s . Een vergelijking van de theoretisch opgegeven waarde van de leverancier van de windturbines Enercon namelijk 0,169 m/s2 en de waarden van Noordland volgt dat de waarde van Enercon binnen deze range valt. Geconcludeerd kan dan ook worden dat met de aanname van een extrapolatiefactor van 2,5 er sprake is van een conservatieve benadering. Door overdracht van funderingsblok naar ondergrond en door geometrische en gronddemping, zal de daadwerkelijk optredende versnelling op een afstand van 42,5 m 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 21
(minimale afstand van de turbine tot de kwelsloot) aanzienlijk lager zijn. Met een vergelijkbare analyse als die gevolgd is bij heien, zijn een horizontale versnelling van circa 0,030 m/s2 (d.i. 0,003g) en een verticale versnelling van circa 0,060 m/s2 (d.i. 0,006g) bij de insteek van de kwelsloot geprognosticeerd. Invloed materiaal toren windturbine Bij de voorstaande beschouwingen is conservatief het effect van het materiaal van de toren op de optredende trillingsintensiteiten niet meegewogen, echter dit speelt wel een rol bij de afgifte van de trillingen in de omgeving van de windturbine. Zowel in de Afrikahaven als op Noordland is de toren van de windturbine uitgevoerd in staal. De geplande windturbines in de Noordoostpolder worden uitgevoerd in voorgespannen beton (wanddikte 35 mm tot 40 mm). De dempingfactor van voorgespannen gewapend beton is hoger (=gunstiger) dan die voor staal, zie ook tabel 4.6. Tabel 4.6: Dempingfactoren voor verschillende constructie materialen [bron: cement 5, 2009] Dempingfactor Materiaal [-] Gewapend beton - ongescheurd 0,007 tot 0,010 - gescheurd (zonder vloeien wapening) 0,010 tot 0,040 - gescheurd (met vloeien wapening) 0,005 tot 0,008 Voorgespannen beton 0,004 tot 0,007 Gedeeltelijk voorgespannen beton 0,008 tot 0,012 Staal-beton 0,002 tot 0,003 Staal 0,001 tot 0,002
Voorstaande houdt in dat de in werkelijk optredende trillingsintensiteiten lager zullen zijn als gevolg van de materiaaldemping van de toren. 4.3
Samenvatting trillingsintensiteiten
Voor alle windturbine locaties zijn de geprognosticeerd trillingsintensiteiten hetzelfde aangehouden. De grootte van de geprognosticeerde trillingsintensiteiten wordt in meerdere mate bepaald door het energieniveau van het heiblok en in mindere mate bepaald door parameters voor de grondlagenopbouw (bronwaarde van de trilling en de demping van de grond). De grondslag is voor alle windturbinelocaties vergelijkbaar. In de analyse van de stabiliteit is onderscheid gemaakt in de aan te houden trillingsintensiteit. De invloed van de trillingen wordt geschematiseerd door op het dwarsprofiel een aardbevingscomponent aan te brengen. Deze component geldt voor het gehele dwarsprofiel en is niet “op locatie” ergens in het dwarsprofiel aan te brengen. In eerste instantie is een conservatieve benadering uitgevoerd, waarbij voor de aardbevingscomponent intensiteiten tot 0,85 m/s2 aangebracht is (geldig ter plekke van de insteek van de kwelsloot). In tweede instantie is een aardbevingscomponent met intensiteiten tot 0,62 m/s2 op het dwarsprofiel aangebracht, geldig op locatie van de diep liggende cirkel. De diepe cirkel ligt op een grotere afstand van circa 15 m vanaf de insteek van de kwelsloot.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 22
In tabel 4.7 is een samenvatting voor de te verwachte trillingsintensiteiten opgenomen. Tabel 4.7: Samenvatting Heien Paaltype Paalpuntniveau [NAP}] Energie hydraulisch heiblok [kNm] 1) 2 Versnelling op 42,5 m afstand [m/s ] 1) 2 Versnelling op 57,5 m afstand [m/s ] Gebruiksfase 2 Horizontaal insteek kwelsloot [m/s ] 2 Verticaal insteek kwelsloot [m/s ]
Prefab betonpaal
Vibropaal
/ 450 mm / / 500 mm -16 tot -28 125/ 140 0,71 / 0,76 0,53 / 0,56
Ø 556 mm / Ø 609 mm -14 tot -28 100 / 115 0,73 / 0,78 0,47 / 0,50
0,030 0,060
1) - bovengrenswaarde
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 23
5 5.1
ANALYSE STABILITEIT WATERKERING Stabiliteit (binnen- / buitenwaarts)
De stabiliteit is geanalyseerd door het uitvoeren van glijvlakberekeningen volgens de vereenvoudigde methode Bishop met het computerprogramma D-GeoStability. Hierbij wordt een stabiliteitsfactor van een grondmoot langs een cirkelvormig glijvlak berekend. Algemeen geldt dat de stabiliteit van het talud afhankelijk is van: de sterkte van de grond; de diepte van de ontgraving of grootte van de ophoging; de water(over)spanning in de ondergrond en de doorlatendheid van de ondergrond; de taludhelling inclusief de aanwezigheid van een eventuele steunberm(en); de aanwezigheid van een eventuele sloot of watergang bij de teen van een talud. In de berekeningen zijn de afmetingen van het dwarsprofiel aangenomen conform de tekeningen van de legger van het Waterschap Zuiderzeeland (www.zuiderzeeland.nl). Volgens het Waterschap zijn de geometrische variaties in de verschillende dwarsprofielen van de Westermeerdijk marginaal. De ondergrond is verdeeld in een aantal lagen waarbij voor iedere laag het volume gewicht en de wrijvingseigenschappen worden opgegeven (tabel 5.3). De trillingen worden geschematiseerd door op het geometrische profiel een “aardbevingscomponent” aan te brengen, waarbij zowel een verticale als een horizontale versnellingscomponent wordt aangebracht, d.w.z. er wordt een extra kracht ingevoerd met een waarde van de grondmassa maal de versnelling. Omdat de versnellingscomponent niet op een locatie kan worden aangebracht (zoals dat wel kan met b.v. een uniforme belasting of puntlast), geldt de versnellingscomponent voor het gehele profiel, d.i. een ongunstige schematisatie. Beoordeeld zijn de volgende situaties: Conservatieve benadering: Versnellingswaarde op een afstand van 42,5 m (d.i. de insteek van de kwelsloot). In dit geval wordt de hoogste geprognosticeerde versnelling op het dwarsprofiel aangebracht; Detaillering Versnellingswaarde op een afstand van 57,5 m (d.i. de afstand van de ligging van de verwachte diepe glijcirkel). Hierbij is een realistisch energieniveau aangehouden. Vanuit een conservatieve benadering is in eerste instantie gekeken naar de effecten op de waterkering van trillingsintensiteiten op locatie van de insteek van de kwelsloot (hoogste geprognosticeerde versnellingswaarden). Tevens is vervolgens het effect op de waterkering van trillingsintensiteiten op locatie van de diepe glijcirkel beschouwd. Naast een verlaging van de stabiliteit als gevolg van trillingen is er tevens sprake van een indirect effect op de stabiliteit. Door de trillingen kunnen zich namelijk wateroverspanningen voordoen in de zandlagen, zie hoofdstuk 5.6. Deze zijn eveneens in de analyses beschouwd. 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 24
5.2 Toegepaste partiële veiligheidsfactoren De stabiliteit van een dijk wordt volgens de vigerende richtlijnen bepaald met een semiprobabilistische methode op basis van partiële veiligheidsfactoren, waarbij de volgende partiële veiligheidsfactoren tegenwoordig worden onderscheiden: de materiaalfactor; de modelfactor; de schadefactor; de schematiseringsfactor. De materiaalfactor wordt over de sterkte eigenschappen van de grond gezet. Het product van de overige factoren bepaalt de minimale stabiliteitsfactor waaraan de waterkering moet voldoen. Aangezien in het verleden in diverse onderzoeken van de Noordoostpolderdijken niet altijd met dezelfde partiële veiligheidsfactoren is gerekend, zijn berekende stabiliteitsfactoren niet altijd één op één vergelijkbaar. In het in 2009 door Fugro opgestelde advies is getoetst aan het “Voorschrift Toetsen op Veiligheid 2006” (VTV). De indertijd aangehouden eisen die aan de stabiliteitsfactoren zijn gesteld zijn hierin terug te vinden. Omdat in het VTV geen materiaalfactoren zijn gedefinieerd voor representatieve grondparameters, zijn de materiaalfactoren gebaseerd op tabel 1 uit NEN 6740. De indertijd gevolgde werkwijze is ook conform het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies. Het VTV 2006 biedt de mogelijkheid om gebruik te maken van het in 2007 verschenen Addendum bij het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies, waarin nieuwe partiële veiligheidsfactoren zijn geïntroduceerd. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt, omdat: In 2009 had het Addendum bij het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies vooral de status van een ontwerprichtlijn. Het was nog niet gebruikelijk om deze voor toetssituaties te gebruiken; Rekenen volgens het Addendum hield in dat er, onnodig conservatief, een schematiseringsfactor van 1,3 moest worden toegepast. Dit omdat in 2009 officieel nog geen methodieken beschikbaar waren waarmee deze factor onderbouwd kon worden om deze te reduceren; In het Addendum bij het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies staat vermeld dat de nieuwe partiële factoren uit het Addendum gemiddeld tot dezelfde uitkomsten leiden als de oude partiële factoren die in het Voorschrift Toetsen op Veiligheid 2006 zijn voorgeschreven, vanuit veiligheidsoogpunt was er geen reden om over te stappen. Opgemerkt wordt dat het Addendum bij het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies juist is verschenen, omdat er onvrede was over het verschil in rekenresultaten bij toepassing van verschillende methoden uit de oude leidraden. In 2011 zijn nieuwe stabiliteitsberekeningen uitgevoerd op basis van een door het Waterschap Zuiderzeeland aangeleverde proevenverzameling. De proevenverzameling is samengesteld op basis van laboratoriumonderzoek. De proevenverzameling is gebruikt, omdat deze specifieke eigenschappen van de beschouwde waterkeringen geeft. Bij het rekenen met de proevenverzameling is de nieuwe set materiaalfactoren voor triaxiaalproeven uit het Addendum gehanteerd. Hiervoor is gekozen, omdat volgens de nu geldende inzichten hiermee wordt geanticipeerd op een volgende versie van het Voorschrift op het Toetsen op Veiligheid waarin zeer waarschijnlijk de nieuwe partiële 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 25
factoren worden overgenomen en omdat er inmiddels een rekenmethodiek beschikbaar is waarmee de schematiseringsfactor exact kan worden vastgesteld. Voor een gemiddelde situatie, zoals die er is bij de Noordoostpolder, leidt de overstap naar de methodiek uit het Addendum niet tot een ander berekend resultaat. Afhankelijk van de opbouw van de grondlagen in en onder de dijk en de ligging van de maatgevende glijvlakken kan er sprake zijn van een kleine positieve of negatieve afwijking. 5.3 Schematiseringsfactor Bij het opstellen van de nieuwe Leidraad Rivieren en de bijbehorende addenda is het stelsel van partiële veiligheidsfactoren voor de controle op de taludstabiliteit (macrostabiliteit binnenwaarts) herijkt. Deze herijking was nodig om verschillende redenen en was wenselijk vanwege nieuwe ontwikkelde inzichten sinds het verschijnen van de oude Leidraad voor het Ontwerpen van Rivierdijken. De herijking heeft geleid tot een ander stelsel van materiaal- en schadefactoren, waarbij tegelijkertijd een nieuw fenomeen is geïntroduceerd, namelijk de schematiseringsfactor. Deze dient om onzekerheden af te dekken bij het schematiseren van ondergrondopbouw en waterspanningen ten behoeve van de controle van macrostabiliteit. In het format voor stabiliteitscontrole is deze schematiseringfactor op dezelfde wijze verwerkt als de schadefactor en rekenmodelonzekerheidsfactor. In het Addendum bij het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies is voorgesteld voor de schematiseringsfactor een waarde van 1,30 aan te houden. Op basis van een gevoeligheidsanalyse, mag die waarde gereduceerd worden tot ten minste 1,10. In de gevoeligheidsanalyses worden variaties beschouwd in de schematisering van de ondergrondopbouw en de waterspanningen, welke gekozen zijn voor de controleanalyses op macrostabiliteit van het ontwerp van een waterkering of van een dijkversterking. Criteria voor die gevoeligheidsanalyses welke onderdelen beschouwd moeten worden, zijn niet gegeven. Deze zijn later geformuleerd in het Technisch Rapport Grondmechanische Schematiseringen bij Dijken. Het betreft een theoretisch denkmodel waarmee invulling gegeven kan worden aan de gevoeligheidsanalyses. Op basis van het denkmodel is voor het beschouwde dijkprofiel in de Westermeerdijk gecontroleerd of de minimale schematiseringsfactor van 1,1 mag worden gehanteerd. Om geen trendbreuk in de veiligheidsnorm te krijgen is geen waarde van 1,0 aangehouden. Als basis voor de gevoeligheidsanalyse geldt de berekende stabiliteitsfactor met het representatieve dwarsprofiel. Op basis van engineering judgement is beoordeeld welke scenario‟s er nog denkbaar zijn, die ongunstiger zijn dan het basisscenario en wat de kans van optreden hiervan ongeveer is. De naar verwachting belangrijkste scenario‟s zijn in tabel 5.1 opgenomen. Tabel 5.1: gevoeligheidsanalyse schematiseringsfactor Westermeerdijk SC
Aanpassing
1 2 3 4
basisschematisatie veenlaag 0,5 m dikker stijghoogte 0,5 m hoger kwelsloot 0,5 m dieper
P(Si) 10% 10% 5%
SC
= scenarionummer
P(Si)
= kans van voorkomen van scenario
1009-0061-006.R02V02
Stabiliteitsfactor 1,41 1,35 1,25 1,33
Schematiseringsfactor
1,10
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 26
De schadefactoren, schematiseringsfactoren en stabiliteitsfactoren en de kans van optreden van in tabel opgenomen scenario‟s zijn verrekend naar een totale faalkans welke wordt getoetst aan de toelaatbare faalkans en uitgedrukt wordt in een percentage. Meer informatie over de achtergrond van de schematiseringsfactor kan worden gevonden in het Technisch Rapport Grondmechanische Schematiseringen bij Dijken. 5.4 Uitgangspunten Geometrie dwarsprofiel De voor de stabiliteitsanalyses maatgevende geometrie van de Westermeerdijk is gebaseerd op het leggerprofiel KM 17.4, opgesteld door het Waterschap Zuiderzeeland, d.d. 13 maart 2006, tekeningnummer ZBT - / 08C002. Bodemopbouw en representatief profielen De bodemopbouw is geschematiseerd aan de hand van het beschikbare grondonderzoek uit 1996, 2000 en 2010. Voor de Westermeerdijk is voor het bodemprofiel een dikte van 3,3 m voor het samendrukbare pakket representatief gesteld voor de gehele strekking van de waterkering. Toetsfactor stabiliteit De modelfactor (γd) bedraagt 1,0 (methode Bishop zonder opdrijven); De schadefactor (γn) corrigeert voor de hogere vereiste betrouwbaarheid van een waterkering ten opzichte van de basisbetrouwbaarheid. Conform het Addendum bij het Technisch Rapport Grondconstructies bedraagt de schadefactor in de: Uitvoeringsfase Gedurende de uitvoeringssituatie, bij gebruik van rekenwaarden, bedraagt de schadefactor 0,9, mits het waterkerend vermogen niet in gevaar komt. Als een afschuiving wel het waterkerend vermogen in gevaar brengt, dient van een schadefactor (γn) van 1,0 te worden uitgegaan; Gebruiksfase In de gebruiksfase geldt een schadefactor van 1,11 binnenwaarts en 1,05 buitenwaarts; Met behulp van gevoeligheidsanalyses en berekeningen is onderbouwd dat een schematisatiefactor (γb) van 1,1 kan worden gehanteerd (zie ook paragraaf 5.1); Conform het Addendum bij het Technisch Rapport Grondconstructies is de toetsfactor voor de stabiliteit het product van de modelfactor, de schadefactor en de schematisatiefactor. De toetsfactor voor de macrostabiliteit bedraagt derhalve: Uitvoeringsfase, binnen- en buitentalud waterkerend vermogen niet in het geding, factor van 0,99 (1,0 * 0,9 * 1,1). waterkerend vermogen wel in het geding, factor van 1,10 (1,0 * 1,0 * 1,1); Gebruiksfase Voor het binnentalud geldt een toetswaarde van 1,22 (1,11 * 1,0 * 1,1). Voor het buitentalud geldt een toetswaarde van 1,16 (1,05 * 1,0 * 1,1);
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 27
Waterstanden Voor de stabiliteitsbeschouwing zijn de volgende waterstanden aangehouden: Beschouwing binnendijk MHW NAP + 1,6 m; Stijghoogte zandpakket NAP - 2,42 m; Beschouwing buitendijk Val na Hoog Water NAP - 0,4 m; Stijghoogte zandpakket NAP - 4,5 m. Verhouding horizontale en verticale versnellingswaarden Voor de stabiliteit van een grondlichaam is een horizontale versnellingscomponent ongunstiger dan een verticale versnellingscomponent. De verhouding van de horizontale/verticale component is afhankelijk van de afstand van de trillingsbron tot de waterkering. Afhankelijk van de grondgesteldheid ligt het omslagpunt waarbij de horizontale component groter is dan de verticale component, doorgaans op een afstand van circa 1,5 tot 2 maal de paallengte. In de berekeningen is voor de verticale versnelling uitgegaan van 50% van de horizontale versnelling. De verhouding van 1:2 voor de horizontale en verticale versnelling volgt ook uit de meetresultaten bij vergelijkbare projecten waar geheid is. Versnellingen Voor de stabiliteitsbeschouwing zijn de volgende versnellingswaarde aangehouden: Prefab betonpaal afstand 42,5 m 0,71 tot 0,83 m/s2; afstand 57,5 m 0,53 tot 0,62 m/s2; 2 Vibropaal afstand 42,5 m 0,73 tot 0,85 m/s ; afstand 57,5 m 0,47 tot 0,54 m/s2; Omdat de dempingswaarde in de grond van de trillingen bij heien van prefab betonpalen kleiner is aangehouden dan die van het heien van vibropalen, zijn de geprognosticeerde versnellingswaarden ter plekke van de diepe cirkels bij heien van prefab betonpalen hoger dan die van vibropalen Overige uitgangspunten Gedurende het gesloten seizoen of een situatie van hoog water worden er geen werkzaamheden uitgevoerd op de waterkering. Eventueel openstaande ontgravingen worden gedicht. Direct naast de waterkering zijn werkzaamheden uit te voeren; Voor maatgevende omstandigheden wordt conform het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies uitgegaan van een ongedraineerde bovenbelasting van 13,3 kN/m2 over een breedte van 2,5 m; Het heiwerk wordt onder “normale omstandigheden” uitgevoerd, ofwel geen extreme neerslag en / of een verhoogd buitenwaterpeil (t.g.v. o.a. springtij of storm).
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 28
5.5 Grondparameters Door Waterschap Zuiderzeeland zijn basisgegevens van het dijkversterkingsontwerp uit 2002 beschikbaar gesteld. Op basis van laboratoriumonderzoek op grondmonsters uit de waterkering zijn door het Waterschap spanningsafhankelijke grondparameters afgeleid (overgenomen in tabel 5.3). Deze grondparameters zijn gebaseerd op schuifspanning versus normaalspanningsrelaties, die vergelijkbaar zijn met wrijvingshoek ‟en cohesie c‟. De sterkteparameters zijn gecorrigeerd met de nieuwe materiaalfactoren uit het Addendum bij het Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies (zie tabel 5.2).Voor keileem zijn de materiaalfactoren van klei aangehouden. Voor basaltzuilen en kraagstukken zijn in het dijkversterkingsontwerp geen grondparameters afgeleid. Voor deze materialen is conform het Fugro advies uit 2009 een volumiek gewicht van 24 kN/m3, geen cohesie en een rekenwaarde voor de hoek van inwendige wrijving van 30,2 aangenomen. Tabel 5.2 - Materiaalfactoren Grondsoort
Addendum Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies cohesie
hoek van inwendige wrijving
1,25 1,50
1,20 1,20 1,25
Zand Klei Veen
Tabel 5.3 :Indeling grondlagen met rekenwaarden schuifsterkten Noodermeerdijk / Westermeerdijk / Zuidermeerdijk (bron, Waterschap Zuiderzeeland, 2002) '
Τ [kPa]
Grondsoort
[kN/m ]
σ [kPa]
Kade (keileem kade)
18 / 18
0
5,00
Klei siltig
125
56,78
zandhoudend
Zand siltig met kleilaagjes
18 / 20
0 125
Veen
10,4 / 10,4
0
3,49
20
15,61
50 125
Grondsoort 3
-
Zand (matig vast)
18 /20
Klei siltig
16,3 / 16,3
σ' Τ
'
[kN/m ]
σ [kPa]
Τ [kPa]
17,8 / 17,8
0
0,15
50
24,97
0,00
100
48,93
63,69
125
60,89
0
-0,72
5
1,67
27,46
20
8,14
50,36
25
10,28
0
0,00
50
20,17
125
79,63
60
21,96
0
-0,15
100
24,56
5
2,02
125
25,92
10
4,08
20
7,99
40
15,03
100
33,02
125
40,03
3
Klei siltig humeus
12,5 / 12,5
= volumiek gewicht (droog / nat) = korrelspanning = schuifspanning
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 29
5.6
Waterspanning
Op basis van opgedane ervaringen binnen Fugro met vergelijkbare projecten is in figuur 5.1 de generatie van waterspanning door heien weergegeven. Bij o.a. een project in Amsterdam zijn op verschillende afstanden van het werk tot de instrumentatie prefab betonpalen / 450 mm in matig fijn zand geheid.
30
25 toename waterspanning in kPa 20
15
10
5
0 0
10
20
30
40
50
60
afstand in m tot de paal Figuur 4.1: Waterspanning tijdens heien als functie van de afstand
Deze figuur is gebaseerd op metingen in Amsterdam (Oosterdok), waarbij uitgebreide waterspanningsmetingen zijn uitgevoerd op verschillende afstanden van geheide palen tijdens het heien. In Amsterdam zijn prefab betonpalen / 450 mm in matig fijn zand geheid. Op een afstand van 42,5 m geldt een wateroverspanning van 2 kPa, bij toenemende afstand neemt de wateroverspanning af. Extrapolatie voor grotere paalafmetingen Voor een prefab betonpaal / 450 mm bedraagt op een afstand van 42,5 m de toename van de waterspanning circa 2 kPa, dit is een verhoging van de grondwaterstand met 0,2 m. Verhoudingsgewijs is voor een vibropaal Ø 609 mm (grootste paal oppervlak) een mogelijke toename van de waterspanning bepaald van circa 3 kPa, grondwaterstandsverhoging 0,3 m. In alle berekeningen geldig is voor alle palen voor de uitvoering conservatief uitgegaan van een wateroverspanning van 0,3 m.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 30
5.7
Toetsing
De dichtstbijzijnde palen bevinden zich op 42,5 m uit de teen van de sloot. Uit berekeningen blijkt dat de afstand van de ligging van diepe glijcirkels circa 57,5 m bedraagt. In hoofdstuk 3 zijn de versnellingen tijdens heien voor beide afstanden geprognosticeerd. Zoals voorgaande reeds is opgemerkt zijn de exacte configuratie van de palen in het palenveld (“paalgroepen”) en werkvolgorde (routing) mede van invloed op de daadwerkelijk optredende trillingsniveaus en wateroverspanning. Voor de Westermeerdijk is voor de grondlagenopbouw een dikte van het samendrukbare pakket van 3,3 m representatief gesteld voor de gehele strekking van de waterkering. Ondanks dat voor een groot deel van de dijkstrekking een dikte van 1,5 m van toepassing is. De toetsing is voor zowel het binnen- (STBI) als het buitentalud (STBU) uitgevoerd voor een situatie dat er (nog) niet geheid wordt (d.i. de huidige situatie) en voor een situatie dat er geheid wordt (uitvoeringssituatie). De analyse van de huidige situatie dient beschouwd te worden als referentie ten opzichte van een situatie tijdens aanleg en in de gebruiksfase. Hierbij worden de effecten van de trillingen (en wateroverspanningen) beschouwd op de stabiliteit van de waterkering. Overigens moet worden bedacht, dat in de analyse de trillingen overal ter plaatse van de waterkering gelijk genomen zijn aan de waarde bij de kwelsloot (of ter plekke van de ligging van de diepe glijcirkel). Dit is een zeer conservatieve aanname. De trillingen zullen radiaal uitdempen, waardoor de versnelling kwadratisch met toenemende afstand afneemt. Diepteligging glijcirkels Voor het binnentalud is de ligging van de berekende glijcirkels van het binnentalud diep. Voor het buitentalud gaan de glijcirkels door de kruin en het bovenbeloop van het talud. Deze glijcirkels worden niet beïnvloed door de waterspanningen of de eigenschappen van het slappe lagenpakket. De glijcirkels liggen geheel boven het freatisch vlak en zullen gedurende de uitvoering en in de gebruiksfase minder invloed hebben op het waterkerend vermogen dan een diep gelegen glijvlak. Uit een extra berekening waarbij de diepteligging van de glijcirkel is opgelegd, blijkt dat de diepe glijcirkel resulteert in een hogere veiligheidsfactor. Daarom is deze minder kritisch. De veiligheid van de gehele waterkering komt derhalve niet in het geding. Aangezien de glijcirkels door droge delen van de dijk gaan, wordt geen invloed verwacht op de waterspanningen.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 31
5.8
Toetsing representatief profiel
Stabiliteitsfactor tijdens uitvoering In tabel 5.4 is de toetsing van de stabiliteit voor het representatieve profiel uitgevoerd. In de bijlage zijn de berekeningsresultaten (glijcirkels) van de vetgemarkeerde waarden opgenomen. Tabel 5.4: stabiliteitsfactor beschouwde situaties voor representatief profiel (dikte pakket 3,3 m, MHW NAP + 1,6 m)
Afmetingen [mm]
Stabiliteit Binnentalud* Prefab Vibropaal [mm] betonpaal [mm]
Stabiliteit Buitentalud* Prefab Vibropaal [mm] betonpaal [mm]
/ 450
/ 450
/ 500
Ø 556
Ø 609
/ 500
Ø 556
Huidige situatie (zonder trillingen)
1,41
1,79
gebruikssituatie
1,36
1,72
Ø 609
Versnellingen bij de insteek van de kwelsloot (42,5 m) 2
Hor. trillingen [m/s ]
0,71
0,76
0,73
0,78
0,71
0,76
0,73
0,78
2
Vert. trillingen [m/s ]
0,35
0,38
0,36
0,39
0,35
0,38
0,36
0,39
Uitvoeringssituatie bij 0,3 m wateroverspanning** afstand tot insteek sloot
1,01
1,00
1,00
0,98
1,48
1,45
1,47
1,45
Versnellingen ter hoogte van de diepe glijcirkels (57,5 m) 2
Hor. trillingen [m/s ]
0,53
0,56
0,47
0,50
0,53
0,56
0,47
0,50
2
0,26
0,28
0,23
0,25
0,26
0,28
0,23
0,25
1,12
1,11
1,55
1,52
1,57
1,55
Vert. trillingen [m/s ]
Uitvoeringssituatie bij 0,3 m wateroverspanning** 1,09 1,07 afstand tot “diepe cirkel” * Bij maatgevend hoog water ** In de zandlaag van NAP -5,0 m en dieper
Stabiliteitsfactor tijdens gebruiksfase In de gebruiksfase is voor de geprognosticeerde trillingsintensiteiten geen onderscheid gemaakt naar de 3 windturbine parken. Tijdens het in bedrijf zijn van de windturbines zijn de te verwachten versnellingen aan de teen van de waterkering een factor 10 tot 14 lager dan de geprognosticeerde versnellingen tijdens het heien. Tijdens het regulier in gebruik zijn van de windturbines wordt geconcludeerd dat marginale negatieve effecten op de stabiliteit worden uitgeoefend. De stabiliteitsfactoren zijn nog steeds hoger dan de toetswaarden. De trillingsintensiteiten tijdens heien zijn kortdurend van aard, terwijl de trillingsintensiteiten tijdens het bedrijf permanent zijn. Gezien de grootte van de versnellingen (< 0,02g) worden geen wateroverspanningen van betekenis verwacht.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 32
5.9
Conclusie toetsing stabiliteit
Voor de toetsing gelden de volgende toetswaarden: Huidige en gebruiksfase Voor het binnentalud geldt een toetswaarde van 1,22; Voor het buitentalud geldt een toetswaarde van 1,16; Uitvoeringsfase waterkerend vermogen niet in het geding, factor van 0,99; waterkerend vermogen wel in het geding, factor van 1,10; De volgende conclusies voor het representatieve grondprofiel (dikte samendrukbaar pakket 3,3 m, MHW +1,6 m), worden getrokken In de huidige situatie zonder windturbine voldoet de waterkering aan de toetsing. De stabiliteitsfactoren bedragen 1,41 voor het binnentalud en 1,79 voor het buitentalud; Tijdens de gebruiksfase met een windturbine voldoet de waterkering aan de toetsing. De stabiliteitsfactoren bedragen 1,36 voor het binnentalud en 1,74 voor het buitentalud; Tijdens de uitvoeringsfase voldoet de waterkering aan de toetsing voor beide type palen. Hierbij moet opgemerkt worden dat het heien van prefab betonpalen leidt welliswaar net tot een stabiliteitsfactor van iets kleiner dan 1,10 (binnentalud), echter bij een kleine variatie in de hoogte ligging van de waterstand (b.v. MHW) volgt al snel een stabiliteitsfactor groter dan 1,10. Bij uitvoering met vibropalen voldoet de toetsing. De stabiliteitsfactoren bedragen (vibropalen) 1,11 voor het binnentalud en 1,55 voor het buitentalud; Uitgaande van de volgende maatregelen wordt voldaan aan de toetsing: Eerder toepassen van vibropalen dan prefab betonpalen(advies); Niet heien tijdens de extreme situatie van MHW, bij regulier hoogwater zijn de werkzaamheden uitvoerbaar; Ter bewaking: bij een representatieve locatie monitoren van de stijghoogte in de samendrukbare laag en eronder. 5.10 Invloed gevoeligheid MHW Om de invloed van de hoogteligging van de MHW te onderzoeken zijn voor het binnentalud gevoeligheidsberekeningen uitgevoerd met een uitvoering van prefab betonpalen, waarbij de hoogte van de MHW met 10% en 20% is gereduceerd. In tabel 5.5 zijn de resultaten opgenomen.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 33
Tabel 5.5: stabiliteitsfactor voor representatief profiel (dikte pakket 3,3 m) Stabiliteit Binnentalud* Prefab betonpaal [mm] / 450
Afmetingen [mm]
/ 500
Versnellingen bij de insteek van de kwelsloot (42,5 m) 2
0,71
0,76
2
0,35
0,38
1,01
1,00
1,06
1,04
1,09
1,07
Hor. Trillingen [m/s ] Vert. trillingen [m/s ] Uitvoeringssituatie ( MHW =NAP+ 1,60 m) bij 0,3 m wateroverspanning** afstand tot insteek sloot Uitvoeringssituatie (-10% MHW =NAP+ 1,44 m) bij 0,3 m wateroverspanning** afstand tot insteek sloot Uitvoeringssituatie (-20% MHW =NAP+ 1,28 m) bij 0,3 m wateroverspanning** afstand tot insteek sloot
Versnellingen ter hoogte van de diepe glijcirkels (57,5 m) 2
Hor. trillingen [m/s ]
0,53
0,56
2
0,26
0,28
1,09
1,07
1,14
1,13
1,19
1,18
Vert. trillingen [m/s ] Uitvoeringssituatie ( MHW =NAP+ 1,60 m) bij 0,3 m wateroverspanning** afstand tot “diepe cirkel” Uitvoeringssituatie (-10% MHW =NAP+ 1,44 m) bij 0,3 m wateroverspanning** afstand tot “diepe cirkel” Uitvoeringssituatie (-20% MHW =NAP+ 1,28 m) bij 0,3 m wateroverspanning** afstand tot “diepe cirkel”
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 34
6
ANALYSE ZETTINGSVLOEIING
Naast macrostabiliteit is voor de Westermeerdijk het mechanisme zettingsvloeiing beschouwd. Zettingsvloeiing kan omschreven worden als een stabiliteitsverlies in een grondmassief, bestaande uit los gepakt zand onder een relatief steile helling, waarbij de instabiliteit leidt tot de vorming van een zand - watermengsel dat afstroomt en tot rust komt onder een zeer flauw talud. Zettingsvloeiing treedt vooral op in relatief fijn, slecht doorlatend zand, omdat het water daarin niet snel genoeg kan wegstromen, waardoor verweking van het zand kan ontstaan. Zettingsvloeiing kan alleen ontstaan indien voldaan wordt aan de volgende criteria: 1. Er vindt een activiteit plaats, die schuifspanningen initieert in de ondergrond; 2. Het zand is fijnkorrelig, zodat waterspanningen zich kunnen opbouwen in de poriën. De opbouw van waterspanningen kan pas worden uitgesloten bij D50 > 210 m; 3. Het zand is bolvormig en rond van vormen heeft daardoor een geringe interne wrijving; 4. Het gemiddelde talud is steiler dan of gelijk aan 1:4 over een hoogte van minimaal 5 m en het zand heeft over een hoogtetraject van 1 tot 2 m een geringe relatieve dichtheid Re (maat voor de pakkingsdichtheid van het zand). Om zettingsvloeiing te krijgen dient derhalve aan alle vier de criteria te worden voldaan. Buitentalud: Met toepassen van de criteria op het buitentalud, volgt het volgende: 1. Aangezien er sprake is van heiwerk, wordt aan deze voorwaarde voldaan; 2. Er zijn geen lab testen beschikbaar dus deze voorwaarde kan niet getoetst worden. Verwacht wordt echter dat aan deze voorwaarde wordt voldaan; 3. Er zijn geen lab testen beschikbaar dus deze voorwaarde kan niet getoetst worden. Verwacht wordt echter dat aan deze voorwaarde wordt voldaan; 4. In het buitentalud bevindt zich tot een niveau van ca. NAP – 2,5 m tot circa NAP - 4,0 m een keileem koffer. Deze cohesieve lagen zullen niet verdichten als gevolg van trillingen. Derhalve kan het vloeien van het buitentalud van de waterkering worden uitgesloten. De bodem van het IJsselmeer bevindt zich op een niveau van ca. NAP -4,0. De bodem is hier vrijwel horizontaal. Omdat niet aan alle criteria voldaan wordt (niet aan criterium 4), is geen kans op zettingvloeiing bij het buitentalud aanwezig. Binnentalud: Met toepassen van de criteria op het binnentalud, volgt het volgende: 1. Aangezien er sprake is van heiwerk, wordt aan deze voorwaarde voldaan; 2. Er zijn geen lab testen beschikbaar dus deze voorwaarde kan niet getoetst worden. Verwacht wordt echter dat aan deze voorwaarde wordt voldaan; 3. Er zijn geen lab testen beschikbaar dus deze voorwaarde kan niet getoetst worden. Verwacht wordt echter dat aan deze voorwaarde wordt voldaan; 4. In het binnentalud zijn cohesieve lagen aanwezig, die niet verdichten als gevolg van trillingen. Derhalve kan het vloeien van het binnentalud van de waterkering worden uitgesloten. Het achterland is vrijwel horizontaal.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 35
Ad 2 en 3 Uit het in de kern van de waterkering uitgevoerde grondonderzoek blijkt dat er wellicht in de kern van de dijk sprake is van los gepakt zand. Getoetst dient te worden of de pakking van dit zand zodanig los is dat er in de verzadigde zone zettingsvloeiing kan optreden. Voor de beoordeling van de zettingvloeiingsgevoeligheid is gekeken naar de gemeten conusweerstanden in relatie tot de grenswaarde van de conusweerstand, waarbij dit mechanisme kan optreden. In de literatuur “The Fundamentals of Soil Dynamics” van Braja M. Das is een grenswaarde N (SPT-waarde) gegeven voor het optreden van verweking afhankelijk van opgetreden versnellingen in de grond. Aangezien in dit geval alleen de conusweerstand is gemeten is de correlatie volgens “Cone Penetration Testing, in Geotechnical Practice”, Lunne et al, 1997 gebruikt. Volgens Lunne et al geldt de volgende relatie tussen de conusweerstand van een statische sondering en de waarde van een SPT test:
qc / p a N
4
Waarin pa= atmosferische druk = 0,1 MPa qc= conusweerstand van een statische sondering N = SPT-waarde; aantal slagen/ foot van een SPT test 4 = waarde bij een gemiddelde korreldiameter D50 van 0,1 à 0,15 mm (zand)
Aan de hand van figuur 11.24 uit “Fundamentals of Soil Dynamics”, Das, 1983 kan de drempelwaarde van N afgeleid worden met een gegeven versnelling en diepte. In dit geval is de maximaal geprognosticeerde versnelling 0,85 m/s². Op een diepte van 3 m beneden maaiveld is de grenswaarde voor N = 4. Op een diepte van 6 m beneden maaiveld is de grenswaarde voor N = 6. Op een diepte van 3 m beneden maaiveld is de minimaal toelaatbare conusweerstand derhalve 1,6 MPa en op 6 m beneden maaiveld is de minimaal toelaatbare conusweerstand 2,4 MPa. Uit de sondeergrafieken uitgevoerd op locaties van de windturbines van de Westermeerdijk blijkt dat de gemeten conusweerstand vele malen hoger is dan de bovengenoemde waarden. Derhalve is bij het binnentalud er geen gevaar voor zettingsvloeiing. Conclusie zettingsvloeiing Ondanks dat een activiteit (trillingen door heien en in de gebruiksfase) als initiator voor het mechanisme zettingsvloeiing aanwezig is, wordt geconcludeerd dat geen gevaar voor zettingsvloeiing optreedt in het buitentalud en binnentalud. Dit omdat o.a. niet aan de andere criteria voor zettingsvloeiing voldaan wordt. De “kritische” laag is van onvoldoende dikte en niet steil genoeg (de laag heeft geen talud) over voldoende lengte om zettingsvloeiing te laten optreden.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 36
7
KWEL en PIPING
Kwel Uit een hydrologische analyse volgt dat er in de Noordoostpolder sprake is van een kwelsituatie, waarbij vanuit de ondergrond grondwater naar het oppervlak stroomt. De kwel wordt beperkt doordat voor een groot deel van de Noordoostpolder een samendrukbare hydrologische weerstandslaag aanwezig is. Omdat palen deze deklaag doorboren is er risico op kwel. De analyse op kwel bestaat uit het analyseren van mogelijke risico‟s waarbij kwel kan ontstaan. De volgende aspecten worden beschouwd: 1. Grondverdringende paal ten opzichte van een grondverwijderende paal; 2. Ontstaan van holle ruimte door “betonrot” (duurzaamheid) 3. Ophoging ontgravingen; 4. Ontstaan holle ruimten langs de paal als gevolg van dynamische bewegingen windturbine; Ad 1: grondverdringende paal versus grondverwijderende paal Bij de overweging geldt dat bij grondverdringende palen de kans op het ontstaan van kortsluiting van waterregimes tussen 2 watervoerende lagen met een afsluitende laag daartussen nihil is, waardoor de kans op kwel zeer klein is. Bij grondverwijderende palen treedt rond de paal ontspanning van grond op, waarna kwel langs de paalschacht kan ontstaan. De kwelsituatie is voor verschillende paaltypen vergeleken (zie bijlage 1), aan de hand van ervaringen in de praktijk. Het ontwerp van de windturbines gaat uit van grondverdringende betonpalen of vibropalen. Bij dit paaltype wordt de grond van de cohesieve deklaag door het heien opzij gedrukt en rond de paalschacht opgespannen. Hierdoor wordt een goede afdichting tegen kwelwater langs de paalschacht verkregen. In Nederland worden zeer veel grondverdringende palen toegepast in vergelijkbare situaties met een hoge waterdruk in de watervoerende zandlaag t.o.v. de freatische waterdruk. De toestand in de Noordoostpolder is derhalve niets nieuws. Op vergelijkbare locaties is bewezen dat geen verhoogd risico op kwel aanwezig is bij gebruik van grondverdringende palen. De prefab betonpaal scoort hier goed tot uitstekend. Ook de vibropaal scoort goed, mits goed en zorgvuldig uitgevoerd (geen insnoeringen). Beide paaltypen geven een goede bescherming tegen kwel, ook na verloop van jaren. Ad 2: Duurzaamheid paal De duurzaamheid van een betonpaal dan wel vibropaal is goed te noemen, zeker wanneer de wapening voldoende is beschermd (kwaliteitseis en borging bij de fabricage en aanbrengen van de betonpalen dan wel bij vibropalen een uitvoeringskwaliteitseis). De palen bevinden zich deels in een zuurstofarme omgeving dan wel zijn volledig afgesloten van zuurstof (beneden het grondwaterpeil), waardoor het eventueel optreden van “betonrot” (het aantasten van de wapening) uitgesloten is of zeer langzaam optreedt (mits de juiste betondekking en milieuklasse is toegepast, XC2 of hoger). Beton is zeer duurzaam. De betonpaal is dan ook te betitelen als zeer duurzaam, waarbij gedacht kan worden aan meer dan 100 jaar.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 37
Ad 3: Ophoging en ontgravingen Verhoogd risico op kwel is aanwezig wanneer de weerstand tegen opwaartse stroming wordt verminderd. Met het huidige voorstel tot uitvoering wordt het funderingsblok met de onderkant op het bestaande maaiveld geplaatst. Rondom dit funderingsblok wordt een terp aangebracht. Er zijn geen ontgravingen voorzien. Omdat niet ontgraven wordt blijft de aanwezige weerstand tegen kwel gehandhaafd. Als gevolg van de ophoging (terp) zal de deklaag samendrukken, waarmee de weerstand tegen kwel zal toenemen. De afsluiting van de grond langs de paal zal in de loop der jaren toenemen. Door kruip en autonome zetting van de deklaag zal de aanhechting van de grond tegen de paal goed blijven. Er zijn bij Fugro geen gevallen bekend, dat er na verloop van tijd wellen langs de paalschacht optreden. Risico‟s op kwel worden hiermee tot het uiterste beperkt, ook op lange termijn. Ad 3: Holle ruimten als gevolg van dynamische turbinebelasting Het funderingsblok wordt voorzien van funderingspalen die onder schoorstand (naar binnen en naar buiten) geplaatst worden. Als gevolg van horizontale paalbelastingen kunnen de palen horizontaal verplaatsen, waardoor holle ruimten langs de paalschacht ontstaat. Gezien het grote aantal palen (meer dan circa 60 - 120 stuks) is de horizontale paalkracht per paal laag. Mede omdat de palen schoor staan en ingeklemd zijn opgelegd in het funderingsblok, zijn bij deze geringe horizontale belasting de bijbehorende horizontale vervormingen ook klein. De vervormingen vallen binnen het elastische gedrag van de aanwezige deklaag. Op het moment dat de deklaag plastisch vervormd, bestaat gevaar voor verstoring van het contactvlak tussen paal en grond. Gezien voorstaande is het risico op ontstaan van holle ruimte uitgesloten (mits elastisch gedrag) en daarmee het risico op kwel. Piping Voor het mechanisme piping zijn zowel de grootte van het verval tussen Maatgevend Hoog Water (MHW) en de freatische waterstand in het achterland van belang. Met de empirische rekenregel van Bligh is te bepalen of piping kan optreden. Uitgaande van een verval van 4,5 m (MHW – freatisch polderpeil) dient de afstand minimaal circa 80 m te zijn, wil geen piping optreden. Omdat de afstand tussen het buitentalud van de waterkering en de windturbine minimaal circa 125 m bedraagt, zal tijdens de gebruiksfase geen piping ontstaan. Conclusie kwel en piping Met het huidige voorstel van de locatie van de windturbine ten opzichte van de waterkering en het voorstel van grondverdringende palen tezamen met een funderingsblok op maaiveld (met terp), is het risico op kwel dan wel piping nihil (verwaarloosbaar klein) dan wel volledig uitgesloten.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 38
8 8.1
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies
Het doel van de voorliggende analyses is het bepalen van de geotechnische effecten op de waterkering Westermeerdijk van het installeren van funderingspalen en de geotechnische effecten van het in gebruik zijn van de windturbine. Onderzocht is: 1. Verminderde macrostabiliteit van de waterkering als gevolg van trillingen tezamen met wateroverspanningen door trillingen, dit tijdens de gebruiksfase (bewegingen van windturbines) en tijdens de aanlegfase (het heien van de palen); 2. Zettingsvloeiing; 3. Optreden van kwel; 4. Piping. Analyses Op basis van aangeleverde twee verschillende paalbelastingen (en trekbelastingen) is voor twee verschillende paaltypen (prefab betonpaal en vibropaal) een draagkrachtberekening uitgevoerd. Gegeven een per windturbine locatie uniform inheiniveau, is vervolgens de analyse gemaakt voor het benodigde energieniveau om de paal op diepte te krijgen, waarna versnellingen nabij de waterkering zijn geprognosticeerd. Aan de hand van de versnellingswaarden, is de macrostabiliteit onderzocht. Heienergieniveau’s Op de zeventien windturbine locaties wordt verwacht dat de grondverdringende palen met de volgende energieniveau‟s op diepte gebracht kunnen worden: Paalafmeting Energieniveau “korte” / “lange” paal
Prefab betonpaal / 450 mm en / 500 mm 125 kNm / 140 kNm
Vibropaal Ø 556 mm en Ø 609 mm 100 kNm / 115 kNm
Met het opgegeven heiblok kan tot 170 kNm geheid worden. Omdat op de windturbine locaties bij de Westermeerdijk de grondslag dusdanig “gunstig” is, behoeft niet de maximaal beschikbare 170 kNm gebruikt te worden / benodigd zijn. Voor de Westermeerdijk geldt dat tot een energieniveau van 140 kNm toegepast kan worden. Stabiliteit maatgevende locatie windturbine Ondanks dat over de strekking van de Westermeerdijk de samendrukbare laag niet uniform is (varieert van 1,0 m tot 3,3 m, merendeel 1,5 m), is als representatief grondprofiel voor de stabiliteitsanalyses een dikte van 3,3 m aangehouden. Ad 1: Verminderde stabiliteit waterkering Tijdens de in gebruikfase bedragen de toetswaarden 1,22 binnendijks en 1,16 buitendijks. Tijdens de uitvoeringsfase bedragen de toetswaarden, binnendijks/buitendijks, in het geval er geen sprake is van risico op verminderd waterkerende vermogen 0,99 anders 1,10. Voor het representatieve bodemprofiel bedragen de berekende stabiliteitsfactoren in de huidige situatie (situatie zonder windturbine) 1,41 voor het binnentalud en 1,79 voor het buitentalud. Voor het representatieve bodemprofiel bedragen de berekende stabiliteitsfactoren in de gebruiksfase (situatie met windturbine) 1,36 voor het binnentalud en 1,74 voor het buitentalud. Geconcludeerd wordt dat tijdens het in gebruik zijn van de windturbine de stabiliteit van de waterkering niet in het geding is. 1009-0061-006.R02V02 Opdr. : 1009-0061-006 Blz. : 39
Heien van “korte” palen Voor het representatieve bedragen tijdens het installeren van de prefab betonpalen (E = 125 kNm) de stabiliteitsfactoren voor het binnentalud 1,09 en 1,55 voor het buitentalud. Tijdens het installeren van de vibropalen (E = 100 kNm) bedragen de berekende stabiliteitsfactoren voor het binnentalud 1,12 en 1,57 en voor het buitentalud. Heien van “lange” palen Voor het representatieve bedragen tijdens het installeren van de prefab betonpalen (E = 140 kNm) de berekende stabiliteitsfactoren voor het binnentalud 1,07 en 1,52 voor het buitentalud. Tijdens het installeren van de vibropalen (E = 115 kNm) bedragen de berekende stabiliteitsfactoren voor het binnentalud 1,11 en 1,55 voor het buitentalud. Geconcludeerd wordt dat tijdens het installeren van de vibro-palen de standzekerheid van de waterkering niet in het geding is. Voor prefab betonpalen geldt dat zonder additionele maatregelen de standzekerheid van de waterkering in het geding kan komen. De heiwerkzaamheden kunnen wel met prefab betonpalen uitgevoerd worden mits deze niet tijdens MHW worden uitgevoerd en mits aangetoond wordt dat de optredende stijghoogte in de samendrukbare lagen en in de watervoerende zandlaag eronder niet hoger ligt / komen dan de aangehouden waarden. Ad 2: Zettingsvloeiing Geconcludeerd wordt dat ondanks dat een actieve bronactiviteit (trillingen door heien en door in gebruik zijn) als initiator voor het mechanisme zettingsvloeiing aanwezig is, dat geen gevaar voor optreden van zettingsvloeiing is. Er wordt niet aan de alle criteria voor zettingsvloeiing voldaan. De “kritische” laag is van onvoldoende dikte en is niet steil genoeg (er is geen talud) over voldoende lengte om zettingsvloeiing te laten optreden. Ad 3: Optreden kwel langs de paal Omdat een grondverdringende paal wordt toegepast (prefab betonpaal of vibropaal), geen ontgravingen gedaan worden, een terp op maaiveld wordt aangebracht en de dynamische horizontale belasting vanuit het funderingsblok / paal elastisch is (niet plastisch), is het risico op kwelvorming langs de schacht van de paal verwaarloosbaar klein. Ad 4: Piping Omdat de afstand tussen het buitentalud van de waterkering en de locatie van de windturbine minimaal 125 m bedraagt, kan het optreden van het mechanisme piping worden uitgesloten. Eindconclusie Op basis van de beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat het in bedrijf zijn van de windturbine marginale invloed heeft op de standzekerheid van de waterkering, de standzekerheid is niet in het geding. Bij de uitvoering (installeren vibropalen) is de standzekerheid van de waterkering niet in het geding. Indien uit wordt gegaan van prefab betonpalen is dit niet uitgesloten. Indien het wenselijk is toch van dergelijke heipalen gebruik te maken wordt, gezien het karakter van de uitgevoerde analyses, geadviseerd, een heibaarheidsanalyse uit te (laten) voeren. Dit om de reële risico‟s ten aan zien van de te installeren palen inzichtelijk te krijgen. Opgemerkt wordt dat indien wordt uitgegaan van niet heien tijdens MHW en het aantonen 1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 40
(=monitoring) van een stijghoogte, die niet hoger is dan de aannamen,het aannemelijk is dat de standzekerheid ook met gebruik van prefab betonpalen niet in geding is. Volgend uit een gevoeligheidsanalyse voor de MHW, blijkt dat met een 10% lagere waarde van de MHW de standzekerheid van de waterkering bij het heien van prefab betonpalen niet in het geding is (stabiliteitsfactor is 1,13). Aangezien het niet aannemelijk is dat er tijden MHW omstandigheden wordt gewerkt en dit derhalve geen belemmering van belang voor de bouw (doorlooptijd/kosten) is deze aanpassing realistisch. 8.2
Monitoring
Geadviseerd wordt de werkzaamheden tijdens de installatiefase van een aantal palen dan wel locaties te monitoren, waarbij zowel de trillingen als de waterspanningen gemeten worden. In eerste instantie wordt geadviseerd een intensieve monitoring op te zetten, afhankelijk van de meetresultaten kan dan vervolgens voor vergelijkbare werksituatie de monitoring beperkt voortgezet worden dan wel niet meer noodzakelijk zijn. Geadviseerd wordt om zowel op locatie 15 (als maatgevend van het representatieve grondprofiel) als op locatie 15 te starten met minimaal 1 dag een intensieve bemande monitoring. Dit ter verificatie van de berekeningen en aannamen, waarna de metingen onbemand (eventueel in een afgeslankte vorm) voortgezet kunnen worden. Geadviseerd wordt met de heiwerkzaamheden te starten op de kortste afstand tot de waterkering om vervolgens van de waterkering af te werken. Uitvoering monitoring Bij de trillingsmetingen wordt geadviseerd zowel op maaiveld (in 2 meetraaien) als “op diepte” in de ondergrond in 2 meetpunten te monitoren. In totaal in 10 meetpunten. Bij de waterspanningsmetingen wordt geadviseerd ter hoogte van de ligging van de glijcirkel in minimaal 6 meetlocaties te monitoren, in zowel de samendrukbare laag als eronder in het watervoerende zandpakket. Met de voorgestelde meetopstelling zijn zowel de grootte van het invloedsgebied van trillingen als van de water(over)spanningen te bepalen. Tevens worden de waarden aan de teen bewaakt. Toetswaarden versnelling monitoring Om te bepalen welke trillingsintensiteit als grenswaarde is te hanteren voor de monitoring is bepaald wanneer deze kritisch is voor de waterkering (toetsfactor van 0,99 dan wel 1,10). Hiertoe zijn berekeningen uitgevoerd, waarbij dusdanig hogere versnellingen op de waterkering zijn opgelegd, dat net niet meer aan de toetsfactor voldaan wordt. Eenzelfde verhouding tussen de horizontale en verticale versnellingscomponent is aangehouden als die bij de andere berekeningen.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 41
Tezamen met een wateroverspanning van 0,3 m wordt verwacht dat de stabiliteit in het geding komt indien de volgende versnellingswaarden optreden: Toetsfactor 1,10 Binnentalud horizontaal 0,55 m/s2 (0,050g) verticaal 0,27 m/s2 (0,025g); Buitentalud horizontaal 1,60 m/s2 (0,160g) verticaal 0,80 m/s2 (0,080g); Toetsfactor 0,99 2 2 Binnentalud horizontaal 0,80 m/s (0,080g) verticaal 0,40 m/s (0,040g); 2 Buitentalud horizontaal 1,80 m/s (0,180g) verticaal 0,90 m/s2 (0,090g); Op het moment dat versnellingswaarden hoger dan genoemde waarden optreden, wordt de stabiliteitsfactor minder dan de toetswaarde van 0,99 of 1,10. Omgekeerd, bij genoemde waarden voldoet de waterkering nog aan de toets.
1009-0061-006.R02V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 42
BIJLAGE 2. “Kwelrisico’s bij palen”
KWELRISICO’S BIJ PALEN
BIJLAGE 2
BIJLAGE 3. “Toelichting Trillingsmodel” Modellering conform CUR 166 De modellering en het opstellen van de trillingsrisicoanalyse vindt plaats op basis van CUR - publicatie 166 „Damwandconstructies’‟. In genoemde CUR - publicatie wordt onderscheid gemaakt in verschillende bodemkarakteristieken en verschillende palen en planken alsmede de verschillende wijzen van inbrengen. Wanneer een paal of plank in een grondmassief doordringt, veroorzaakt deze langs en aan de onderzijde van de paal plastische en elastische vervormingen. Door de snelle introductie van deze vervormingen ontstaan golfverschijnselen in de grond. De plastische golfverschijnselen blijven beperkt tot een gebied rondom de paal/plankpunt met een doorsnede van ongeveer 1,5 tot 2,5 maal de equivalente paal/plankdiameter. Voor de trillingen in de omgeving zijn alleen de elastische golven van belang. Wanneer de paal/plank enige meters diep in de grond is doorgedrongen, ontstaan trillingsgolven die zich in alle richtingen (kunnen) voortplanten. Komen deze golven aan de oppervlakte, bij een laagovergang of bij een bouwwerk, dan vindt hier reflectie en omzetting van de trillingsgolven plaats, zodat een interferentiepatroon van bodembewegingen ontstaat. Gezien de complexiteit van dit interferentiepatroon kan de bodembeweging slechts in benaderende zin beschreven worden. De factoren die invloed hebben op de intensiteit van de trillingen die door installatie van de palen / planken aan de bodem worden afgegeven zijn: eigenschappen van de ondergrond; afmetingen van de paal/plank; energie / slagkracht die nodig is om de paal / plank op diepte te krijgen.
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 3
Bronsterkte CUR 166 hanteert voor Nederland enkele karakteristieke bodemprofielen. Voor deze karakteristieke bodemprofielen is voor de verschillende wijze van inbrengen van palen en planken, een bronintensiteit gegeven op een referentie afstand van 5 m tot de bron. De bronsterkten zijn gerelateerd aan een lognormaal verdeling. In de analyse wordt gebruik gemaakt van een normale verdeling. Op basis van praktijkervaringen, waarbij prognosesmet metingen vergeleken zijn, is gebleken dat prognose waarden, waarbij een normale verdeling is gehanteerd, beter aansluit op de meetwaarden. Voor de karakteristieke bodemprofielen zijn indicatiewaarden gegeven voor de demping, de referentiesnelheid (u0) op 5 m en de variatiecoëfficiënt van de trillingsbron voor het inen uitrillen van damwandplanken of het heien van stalen buispalen. Voor de meeste situaties zijn geen indicatiewaarden gegeven en dient de referentiesnelheid geschat te worden. Voor het trillingsniveau zijn het noodzakelijke inheiniveau en de grondopbouw van grotere invloed dan het paal/planktype of –lengte. Deze factoren worden in rekening gebracht. Bepaling bronsterkte heien De referentie trillingsintensiteit wordt bepaald met een empirische formule, welke afhankelijk is van het vermogen van het heiblok:
v o ,( x
5m)
u0
E
Waarin: v0(x=5m) trillingsnelheid op referentieafstand van 5 meter u0 referentie trillingsnelheid E inhei-energieniveau stootrendement
[mm/s]; [mm/s]; [Nm]; [-].
Op basis van deze relatie is de bronsterkte van de trillingssnelheid bepaald. Bepaling bronsterkte trillen De bronsterkte van het intrillen van stalen damwandelementen wordt bepaald met de volgende empirische relatie:
v0 ( x
5m)
u0
0,002( F 350)
waarin: v0 bronsterkte van de trillingsintensiteit op 5 m afstand van de bron u0 referentie trillingsnelheid op 5 m afstand F slagkracht trilblok
[mm/s]; [mm/s]; [kN].
Bij uittrillen wordt voor de referentiesnelheid op 5 m 1,5 maal de waarde voor intrillen gehanteerd.
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 3
Trillingsoverdracht in de ondergrond Tijdens de installatie van de palen / planken wordt de omringende grond in beweging gebracht. Hierdoor ontstaan trillingen. Deze trillingen planten zich als golven door de ondergrond voort. Te onderscheiden zijn compressie-, afschuif- en Rayleigh-golven. Bij compressiegolven (drukgolven) bewegen de gronddeeltjes zich in dezelfde richting als de voortplantingsrichting van de drukgolf. Ten gevolge van de afschuifgolf worden de gronddeeltjes zijdelings bewogen, loodrecht op de voortplantingsrichting van de golf. Aangezien zowel de compressie- als afschuifgolven zich bolvormig voortplanten wordt de trillingsenergie over een steeds groter volume verdeeld en zal dus vrij snel afnemen. Ten gevolge van de afschuifgolven en compressiegolven aan het maaiveld ontstaan zogenaamde oppervlaktegolven (Rayleigh-golven). Deze golven nemen het grootste deel van de totale trillingsenergiebron op en kenmerken zich door een geringe dieptewerking, waardoor deze golven op grotere afstand van de bron nog steeds een behoorlijke trillingssterkte kunnen bezitten. De afname van de amplitude van de golven wordt veroorzaakt door geometrische demping. Tevens vertoont de grond door inwendige wrijving een dissipatief gedrag (energieverlies) bij vervormingen, wat materiaaldemping wordt genoemd. Dit energieverlies wordt gemodelleerd door hysteretische demping. Indien de geometrische verzwakking en de materiaaldemping worden samengenomen kan met onderstaande relatie de amplitude van een trilling op een afstand x van de bron bepaald worden:
v(x)= v0 Waarin: v(x) v0 x0 x
x0 e x
(x- x0 )
trillingssnelheid op afstand x van de bron bronsterkte van de trillingsintensiteit op 5 m afstand van de bron referentieafstand van 5 m tot de bron afstand tot de bron karakteristieke dempingsconstante ten gevolge van materiaaldemping
[mm/s]; [mm/s]; [m]; [m]; -1 [m ].
Verwijzend naar CUR-166 wordt in de tabellen een indicatieve waarde voor de dempingsconstante gepresenteerd van 0,00 à 0,03 m-1. Afhankelijk van de grootte van de golfsnelheden (oppervlakte golf) is een nadere indicatie voor de karakteristieke bodemdemping te bepalen met:
2
f c
Waarin: f dominante frequentie dempingsmaat als functie van de vervormingshoek c voortplantingssnelheid van de trilling in de bodem
[Hz]; [-]; [m/s].
Ter indicatie zijn in CUR 166 voor zand snelheden van 100 tot 200 m/s, voor klei snelheden van 50 tot 100 m/s en voor veen snelheden van 75 tot 125 m/s aangegeven.
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 3
Versnellingen afgeleid van snelheden De trillingsversnelling is te herleiden uit de trillingssnelheid tezamen met de frequentie volgens onderstaande formule:
v waarin:
a f T v
a 2
f
trillingsversnelling, amplitude
[mm/s2];
frequentie
[Hz] ;
trillingstijd, tijd tussen opeenvolgende piekwaarden trillingssnelheid
[s]; [mm/s].
Hierbij is als uitgangspunt gehanteerd, dat de trillingen te benaderen zijn als harmonische t )dt . trillingen volgens: a(t ) aˆ sin( t ) en v(t ) aˆ sin(
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 3
BIJLAGE 4. “Draagkracht berekeningsresultaten” Windturbine 1 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
nr.
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
CPT66
CPT67
-4,17
-4,18
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1825
2150
2650
3300
-13,50
1975
2300
2900
3400
-14,00
2100
2350
2900
3550
-14,50
2050
2450
3050
3700
-15,00
2150
2500
3150
3850
-15,50
2150
2550
3200
3950
-16,00
2100
2500
3200
4050
-16,50
2400
2800
3550
4100
-17,00
2500
2900
3400
4150
-26,00
2400
2825
3155
3865
-26,50
2250
2625
3255
3965
-27,00
2350
2725
3405
4115
-27,50
2450
2875
3555
4265
-28,00
2550
2975
3655
4415
-28,50
2650
3125
3955
5065
-29,00
3350
3925
4955
5915
-29,50
3400
4025
4905
5115
-30,00
3450
3575
4305
5215
-13,00
1250
1475
1900
2400
-13,50
1500
1750
2200
2800
-14,00
1600
1900
2350
3000
-14,50
1700
2000
2500
3100
-15,00
1775
2050
2550
3150
-15,50
1975
2300
2850
3500
-16,00
2250
2650
3250
3950
-16,50
2350
2700
3350
4100
-17,00
2400
2800
3500
4050
-26,00
2050
2375
3005
3665
-26,50
2200
2575
3305
3665
-27,00
2600
3025
2955
3415
-27,50
2150
2275
2855
3465
-28,00
2000
2325
2905
3465
-28,50
2000
2325
2905
3465
-29,00
2050
2375
2955
3465
-29,50
2200
2625
3455
4365
-30,00
3100
3625
4555
5365
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
nr.
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
CPT68
-4,10
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1300
1525
1925
2400
-13,50
1500
1775
2250
2800
-14,00
1600
1875
2350
2950
-14,50
1675
1975
2450
3050
-15,00
1750
2050
2600
3200
-15,50
1850
2200
2800
3450
-16,00
1950
2300
2900
3700
-16,50
2200
2550
3250
4050
-17,00
2300
2700
3350
3950
-26,00
2550
3025
3755
4715
-26,50
2750
3225
4055
5015
-27,00
2900
3375
4205
5215
-27,50
3000
3575
4505
4965
-28,00
3100
3525
4305
5265
-28,50
3050
3575
4455
5465
-29,00
3150
3675
4605
5615
-29,50
3150
3725
4655
5665
-30,00
3250
4025
5055
6315
Windturbine 2 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
nr.
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
CPT71
-4,31
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1750
2100
2700
3400
-13,50
1950
2300
2900
3700
-14,00
2050
2450
3050
3850
-14,50
2100
2500
3050
3750
-15,00
2200
2500
3100
3500
-15,50
2150
2300
2850
3550
-16,00
1975
2300
2900
3600
-16,50
2000
2300
2950
3600
-27,00
2970
3530
4525
5670
-27,50
3070
3630
4625
5320
-28,00
3170
3730
4475
5470
-28,50
3170
3730
4625
5670
-29,00
3320
3880
4825
5920
-29,50
3420
3980
4975
6020
-30,00
3470
4080
5025
6070
-30,50
3570
4180
5275
6520
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
nr.
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
CPT72
CPT73
-4,29
-4,23
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1275
1500
1875
2300
-13,50
1325
1525
1925
2300
-14,00
1425
1650
2050
2500
-14,50
1625
1900
2400
2950
-15,00
1875
2200
2700
3300
-15,50
1925
2250
2800
3450
-16,00
2000
2350
2900
3600
-16,50
2100
2450
3050
3700
-27,00
1670
1930
2425
2820
-27,50
1870
2180
2775
3470
-28,00
2270
2680
3275
3970
-28,50
2370
2780
3475
4220
-29,00
2470
2880
3575
4320
-29,50
2570
2980
3675
4420
-30,00
2570
2980
3775
4720
-30,50
3420
4030
5075
6270
-13,00
1075
1300
1675
2150
-13,50
1275
1525
1925
2400
-14,00
1300
1525
1950
2400
-14,50
1450
1725
2150
2700
-15,00
1550
1825
2300
2850
-15,50
1600
1875
2350
2900
-16,00
1775
2050
2600
3200
-16,50
1875
2150
2700
3350
-27,00
1870
2180
2725
3270
-27,50
1970
2280
2825
3370
-28,00
2070
2380
2975
3620
-28,50
2720
3280
4125
5120
-29,00
3020
3530
4425
5470
-29,50
3070
3580
4475
5520
-30,00
3020
3480
4325
5320
-30,50
3370
3980
5125
6220
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 3 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT76
CPT77
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,36
-4,38
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-11,50
1150
1225
1425
1725
-12,00
1025
1175
1500
1725
-12,50
1050
1175
1475
1775
-13,00
1050
1225
1525
1800
-13,50
1125
1275
1600
1900
-14,00
1125
1300
1625
1900
-14,50
1250
1425
1775
2100
-15,00
1325
1550
1925
2250
-15,50
1725
1975
2450
3000
-16,00
1725
2000
2500
3000
-16,50
1725
2000
2450
2750
-32,00
1750
2150
3200
4250
-32,50
1850
2250
3300
4350
-33,00
1925
2350
3400
4500
-33,50
2000
2450
3500
4600
-34,00
2050
2550
3650
4750
-34,50
2150
2600
3750
4850
-35,00
2250
2700
3850
4950
-11,50
1200
1400
1775
2150
-12,00
1225
1425
1800
2150
-12,50
1600
2000
2300
2850
-13,00
1575
1850
2300
2800
-13,50
1650
1950
2400
2950
-14,00
1725
2000
2550
2550
-14,50
1875
2200
2200
2650
-15,00
1575
1825
2300
2750
-15,50
1625
1900
2350
2800
-16,00
1675
1950
2400
2900
-16,50
1875
2200
2800
3400
-32,00
1650
2000
2950
3900
-32,50
1725
2100
3050
3950
-33,00
1900
2300
3300
4450
-33,50
1975
2400
3500
4550
-34,00
2050
2500
3600
4700
-34,50
2100
2600
3700
4800
-35,00
2200
2650
3800
4900
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT78
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,36
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-11,50
1900
2200
2800
3450
-12,00
2000
2350
2950
3700
-12,50
2100
2450
3050
3800
-13,00
2250
2700
3400
3850
-13,50
2500
2600
3300
4050
-14,00
2300
2700
3400
4200
-14,50
2350
2800
3550
4400
-15,00
2450
2900
3650
4450
-15,50
2600
2900
3650
4500
-16,00
2500
2950
3700
4200
-16,50
2550
2750
3450
3800
-32,00
880
1100
1800
2200
-32,50
940
1075
1775
2300
-33,00
930
1125
1850
2350
-33,50
1025
1250
1975
2500
-34,00
1025
1225
1950
2450
-34,50
1125
1350
2100
2750
-35,00
1500
1775
2650
3350
Windturbine 4 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT81
CPT82
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,37
-4,31
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-12,00
1575
1900
2400
3000
-12,50
1725
2050
2550
3250
-13,00
1850
2150
2750
3450
-13,50
1950
2300
2850
3600
-14,00
2250
2650
3350
3900
-14,50
2400
2750
3300
4100
-15,00
2350
2800
3450
4250
-15,50
2400
2850
3550
4400
-12,00
1850
2200
2800
3450
-12,50
2000
2350
3000
3850
-13,00
2250
2700
3400
4150
-13,50
2300
2700
3350
4200
-14,00
2250
2700
3400
4250
-14,50
2350
2750
3500
4350
-15,00
2400
2850
3550
4450
-15,50
2450
2900
3650
4550
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT83
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,20
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-12,00
1500
1775
2250
2800
-12,50
1550
1825
2300
2850
-13,00
1575
1850
2350
2900
-13,50
1625
1925
2400
3000
-14,00
1775
2100
2650
3400
-14,50
1975
2350
3000
3700
-15,00
2100
2500
3150
3950
-15,50
2200
2600
3300
4100
Windturbine 5 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT86
CPT87
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,29
-4,28
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-14,00
1400
1675
2100
2700
-14,50
1875
2250
2800
3600
-15,00
2050
2450
3100
3850
-15,50
2100
2500
3100
3900
-16,00
2200
2600
3300
4150
-16,50
2450
2850
3550
4400
-17,00
2600
3050
3750
4600
-17,50
2750
3150
3900
4750
-18,00
2850
3300
4100
5050
-18,50
3050
3550
4350
5300
-19,00
3050
3650
4550
5500
-19,50
3150
3700
4700
5750
-14,00
1400
1675
2150
2750
-14,50
1725
1925
2350
2950
-15,00
1750
2050
2550
3100
-15,50
1825
2150
2650
3250
-16,00
1900
2200
2750
3350
-16,50
2050
2450
3100
3800
-17,00
2300
2700
3350
4150
-17,50
2400
2800
3500
4300
-18,00
2500
2900
3650
4400
-18,50
2550
3000
3750
4550
-19,00
2650
3100
3900
4750
-19,50
2700
3200
4000
4950
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT88
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,24
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-14,00
2200
2550
3150
3950
-14,50
2300
2700
3400
4150
-15,00
2450
2900
3600
4400
-15,50
2550
3000
3700
4500
-16,00
2700
3100
3850
4750
-16,50
2800
3250
4050
4900
-17,00
2900
3400
4050
4950
-17,50
2900
3400
4250
5150
-18,00
2950
3500
4400
5350
-18,50
3050
3600
4550
5600
-19,00
3100
3650
4600
5750
-19,50
3200
3800
4750
5900
Windturbine 6 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT91
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
-4,42
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-14,00
2250
2650
3300
4050
-14,50
2450
2850
3500
4350
-15,00
2600
3050
3750
4650
-15,50
2650
3100
3850
4700
-16,00
2800
3300
4050
5000
-16,50
2900
3450
4300
5300
-17,00
2950
3550
4450
5600
-17,50
3050
3600
4600
5750
-18,00
3150
3700
4550
4950
-18,50
3100
3350
4000
4950
-19,00
2800
3250
4100
5000
-19,50
2850
3300
4150
5100
-20,00
2900
3400
4250
5200
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT92
CPT93
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,44
-4,30
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-14,00
1525
1775
2200
2700
-14,50
1900
2300
2900
3650
-15,00
2150
2550
3150
3950
-15,50
2150
2600
3300
4100
-16,00
2350
2800
3500
4350
-16,50
2400
2800
3550
4400
-17,00
2600
3000
3700
4450
-17,50
2650
3100
3750
4600
-18,00
2600
3050
3850
4750
-18,50
2700
3150
3950
4850
-19,00
2750
3250
4050
3700
-19,50
2850
3350
2950
3400
-20,00
2100
2350
2950
3500
-14,00
1575
1825
2250
2700
-14,50
1700
2000
2600
3350
-15,00
2000
2400
3000
3650
-15,50
2100
2500
3150
3950
-16,00
2500
2950
3500
4200
-16,50
2500
2850
3500
4300
-17,00
2500
2900
3600
4450
-17,50
2550
3000
3750
4300
-18,00
2650
3100
3600
4350
-18,50
2550
2950
3650
4400
-19,00
2600
3050
3800
4550
-19,50
2650
3100
3850
4600
-20,00
2700
3100
3900
4650
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 7 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT96
CPT97
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,41
-4,37
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-12,50
1500
1775
2200
2700
-13,00
1600
1875
2300
2900
-13,50
1700
1975
2450
3050
-14,00
1950
2300
2900
3600
-14,50
2100
2500
3100
3800
-15,00
2150
2600
3200
3950
-15,50
2250
2650
3350
4150
-16,00
2700
3250
4100
4700
-16,50
2850
3300
3800
4700
-17,00
2600
3050
3850
4650
-17,50
2600
3050
3750
4700
-18,00
2550
3000
3800
3800
-18,50
2600
3050
3200
3850
-19,00
2300
2650
3300
3950
-26,50
2875
3465
4360
5530
-27,00
2975
3565
4510
5680
-27,50
3075
3615
4610
5780
-28,00
3125
3715
4170
5930
-12,50
1125
1350
1700
2050
-13,00
1175
1375
1750
2150
-13,50
1200
1400
1775
2150
-14,00
1200
1400
1775
2250
-14,50
1575
1850
2350
2950
-15,00
1650
1950
2450
3050
-15,50
1750
2050
2550
3100
-16,00
1800
2100
2500
3050
-16,50
1825
2050
2600
3200
-17,00
1875
2150
2700
3300
-17,50
1925
2250
2800
3400
-18,00
1950
2250
2800
3400
-18,50
2150
2500
3100
3750
-19,00
2350
2750
3500
4350
-26,50
2575
3015
3810
4780
-27,00
2825
3315
4160
5280
-27,50
3025
3565
4510
5730
-28,00
3075
3665
4610
5830
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT98
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,37
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-12,50
1125
1325
1675
2050
-13,00
1175
1375
1725
2100
-13,50
1375
1600
2000
2500
-14,00
1475
1725
2150
2650
-14,50
1550
1825
2250
2750
-15,00
1600
1875
2300
2800
-15,50
1650
1975
2500
3150
-16,00
2000
2400
3000
3700
-16,50
2100
2500
3100
3850
-17,00
2200
2600
3250
4000
-17,50
2300
2700
3350
4150
-18,00
2350
2750
3400
4200
-18,50
2400
2850
3600
4350
-19,00
2550
3000
3800
4100
-26,50
2725
3265
4160
5280
-27,00
2825
3365
4260
5430
-27,50
2875
3465
4360
5530
-28,00
2975
3515
4460
5680
Windturbine 8 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT101
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
-4,26
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1225
1450
1850
2100
-13,50
1275
1500
1775
2200
-14,00
1200
1425
1825
2300
-14,50
1250
1475
1875
2350
-15,00
1300
1525
1925
2400
-15,50
1325
1550
1975
2500
-16,00
1550
1850
2350
2950
-16,50
1725
2050
2600
3250
-17,00
2100
2500
3150
4000
-17,50
2300
2750
3500
3550
-18,00
2500
2850
2600
3050
-18,50
1850
2050
2550
3100
-19,00
1825
2100
2650
3200
-19,50
1825
2100
2650
3150
-26,50
2630
3155
4080
5335
-27,00
2930
3505
4430
5585
-27,50
3030
3555
4530
5735
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT102
CPT103
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,24
-4,16
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1400
1675
2100
2700
-13,50
1625
1925
2400
3000
-14,00
1750
2000
2500
3150
-14,50
1800
2100
2550
2850
-15,00
1875
1875
2350
2950
-15,50
1675
1950
2450
3000
-16,00
1725
2000
2500
2800
-16,50
1800
1900
2350
2750
-17,00
1675
1950
2300
2750
-17,50
1600
1875
2350
2800
-18,00
1650
1900
2350
2850
-18,50
1650
1925
2400
2850
-19,00
1675
1925
2400
2850
-19,50
1850
2150
2750
3450
-26,50
1880
2355
3230
4435
-27,00
2830
3355
4280
5435
-27,50
2930
3455
4380
5585
-13,00
1525
1800
1625
1675
-13,50
1200
1150
1450
1725
-14,00
1025
1200
1500
1775
-14,50
1075
1250
1550
1850
-15,00
1100
1250
1575
1850
-15,50
1100
1300
1725
2150
-16,00
1350
1575
1975
2350
-16,50
1450
1675
2150
2600
-17,00
1800
2050
2500
3050
-17,50
1850
2150
2650
3250
-18,00
1975
2250
2800
3400
-18,50
2050
2350
2950
3000
-19,00
2150
2200
2650
3150
-19,50
1950
2250
2750
3300
-26,50
2380
2905
3930
5285
-27,00
2930
3505
4430
5585
-27,50
3030
3555
4530
5735
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 9 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT106
CPT107
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,33
-4,34
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1875
2200
2700
3150
-13,50
1975
2150
2700
3300
-14,00
1975
2300
2850
3150
-14,50
2100
2450
2750
3350
-15,00
1950
2300
2850
2400
-15,50
2000
2000
2050
2400
-16,00
1450
1650
2050
2450
-16,50
1475
1675
2100
2450
-17,00
1500
1725
2150
2550
-17,50
1475
1675
2050
2400
-18,00
1450
1675
2100
2600
-18,50
1725
1975
2450
2950
-19,00
1975
2250
2800
3350
-19,50
2050
2400
3000
3550
-27,00
2950
3525
4455
5665
-27,50
3050
3625
4605
5765
-28,00
3150
3725
4705
5915
-13,00
1625
1925
2400
2950
-13,50
1825
2150
2600
3200
-14,00
1950
2250
2800
3450
-14,50
2100
2450
3000
3650
-15,00
2200
2550
3150
3850
-15,50
2250
2700
3350
3600
-16,00
2350
2700
3000
3650
-16,50
2050
2400
3050
3750
-17,00
2150
2500
3150
3900
-17,50
2200
2550
3250
3600
-18,00
2200
2550
3200
3900
-18,50
2050
2400
3000
3650
-19,00
2150
2500
3150
3800
-19,50
2250
2600
3250
3950
-27,00
3100
3675
4655
5815
-27,50
3150
3725
4755
5965
-28,00
3250
3825
4855
6065
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT108
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,30
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,00
1300
1525
1900
2300
-13,50
1400
1625
2000
2450
-14,00
1500
1750
2150
2600
-14,50
1625
1925
2300
2800
-15,00
1675
1975
2450
3000
-15,50
1725
2050
2550
3150
-16,00
1800
2100
2650
3300
-16,50
1800
2100
2700
3300
-17,00
1925
2250
2850
3650
-17,50
2550
3000
3500
4000
-18,00
2400
2650
3250
4050
-18,50
2150
2500
3150
3150
-19,00
2150
2400
2650
3200
-19,50
1825
2100
2600
3100
-27,00
2850
3375
4305
5465
-27,50
2950
3475
4405
5615
-28,00
3000
3575
4555
5715
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 10 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT111
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,38
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-12,50
1200
1425
1800
2200
-13,00
1225
1475
1950
2350
-13,50
1300
1525
1950
2400
-14,00
1275
1525
1950
2450
-14,50
1675
1975
2500
3150
-15,00
1800
2100
2700
3350
-15,50
1925
2250
2850
3550
-16,00
2050
2450
3050
3800
-16,50
2200
2550
3200
3950
-17,00
2300
2700
3350
4100
-17,50
2400
2800
3500
4300
-18,00
2500
2900
3650
4450
-18,50
2600
3050
3800
4050
-19,00
2700
2750
3350
4050
-19,50
2350
2700
3400
4100
-20,00
2400
2750
3500
4250
-20,50
2450
2850
3600
4350
-21,00
2400
2750
3450
4150
-21,50
2650
3200
4200
5250
-22,00
3000
3500
4400
5350
-22,50
3000
3500
4400
5350
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT112
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,43
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-12,50
1825
2150
2700
3450
-13,00
1950
2300
2950
3500
-13,50
2100
2350
2950
3300
-14,00
2100
2350
2750
3400
-14,50
1900
2200
2800
3250
-15,00
1950
2300
2650
3300
-15,50
1850
2150
2700
3350
-16,00
1900
2200
2800
3400
-16,50
1925
2250
2850
3500
-17,00
1975
2300
2900
3550
-17,50
2200
2600
3300
4100
-18,00
2350
2750
3450
4250
-18,50
2400
2800
3550
4350
-19,00
2750
3150
3750
3900
-19,50
2650
2700
3300
4000
-20,00
2300
2650
3350
4000
-20,50
2350
2700
3400
4050
-21,00
2350
2700
3400
4050
-21,50
2350
2700
3400
4050
-22,00
2550
3000
3850
4850
-22,50
2900
3350
4200
5050
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT113
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,36
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-12,50
1875
2200
2650
3250
-13,00
1875
2200
2700
3300
-13,50
1925
2200
2800
3500
-14,00
1950
2300
2900
3600
-14,50
2000
2350
3000
3750
-15,00
2050
2400
3050
3800
-15,50
2100
2500
3150
4000
-16,00
2200
2600
3350
4250
-16,50
2500
3000
3800
4750
-17,00
2600
3100
3950
4950
-17,50
2700
3200
4050
5050
-18,00
2750
3250
4100
5050
-18,50
2800
3300
4200
5200
-19,00
2900
3400
4250
4350
-19,50
2950
2900
3600
4350
-20,00
2500
2900
3650
4350
-20,50
2550
2950
3700
4400
-21,00
2600
3000
3800
4500
-21,50
2550
2950
3700
4400
-22,00
2850
3350
4350
5300
-22,50
3100
3600
4550
5500
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 11 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT116
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,32
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,50
1450
1700
2100
2600
-14,00
1550
1800
2200
2150
-14,50
1625
1500
1875
2250
-15,00
1375
1600
2000
2450
-15,50
1500
1725
2150
2650
-16,00
1600
1850
2300
2850
-16,50
2450
2950
3700
4350
-17,00
2350
2550
3150
3850
-17,50
2250
2650
3300
4000
-18,00
2350
2700
3400
4100
-18,50
2500
2850
3550
4300
-19,00
2550
2900
3600
4400
-19,50
2750
3200
3950
4700
-20,00
2900
3350
4200
4050
-20,50
3100
3100
3550
4000
-21,00
2550
2950
3250
3550
-21,50
2350
2550
3100
3550
-26,00
2810
3290
4070
4880
-26,50
2910
3290
4070
5030
-27,00
2960
3440
4320
5230
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT117
CPT118
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,33
-4,28
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,50
1875
2150
2650
3250
-14,00
2000
2300
2850
3450
-14,50
2050
2400
3000
3650
-15,00
2250
2700
3450
4300
-15,50
2550
2900
3650
4550
-16,00
2550
3000
3750
4700
-16,50
2650
3100
3900
4750
-17,00
2750
3250
3950
2900
-17,50
2850
2050
2550
3000
-18,00
1875
2150
2650
3150
-18,50
1950
2200
2750
3200
-19,00
1925
2200
2700
3150
-19,50
2250
2650
3400
4250
-20,00
2450
2700
3350
3950
-20,50
2450
2800
3450
4050
-21,00
2550
2900
3550
3550
-21,50
2650
2800
3150
3550
-26,00
2660
3140
3970
4830
-26,50
3110
3390
4220
5180
-27,00
3060
3590
4470
5480
-13,50
1150
980
1225
1475
-14,00
890
1025
1275
1550
-14,50
920
1050
1300
1550
-15,00
950
1075
1350
1600
-15,50
1400
1625
2050
2500
-16,00
1450
1700
2150
2550
-16,50
1950
1825
2300
2800
-17,00
1675
1950
2450
2600
-17,50
1825
1825
2250
2700
-18,00
1650
1900
2350
2550
-18,50
1700
1800
2250
2600
-19,00
1600
1825
2250
2650
-19,50
1675
1900
2350
2750
-20,00
1725
1975
2450
2850
-20,50
1850
2100
2600
3050
-21,00
1950
2250
2750
3250
-21,50
2050
2350
2950
3150
-26,00
2610
3090
3820
4780
-26,50
2710
3190
3970
4780
-27,00
2810
3290
4020
4930
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 12 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT121
CPT123
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,24
-4,22
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-14,50
1350
1575
1975
2450
-15,00
1425
1675
2100
2600
-15,50
1500
1750
2200
2700
-16,00
1550
1825
2250
2800
-16,50
1625
1950
2450
3150
-17,00
1900
2250
2850
3550
-17,50
2050
2450
3150
4000
-18,00
2400
2900
3550
4450
-18,50
2500
2900
3700
4650
-19,00
2550
3000
3800
4750
-19,50
2650
3150
3950
4700
-20,00
2750
3200
3900
4750
-20,50
2750
3250
4000
4900
-21,00
2800
3250
4100
5000
-14,50
1650
1950
2450
3100
-15,00
1800
2100
2650
3300
-15,50
1950
2300
2900
3600
-16,00
2050
2400
3050
3800
-16,50
2150
2500
3150
3800
-17,00
2350
2650
3200
3950
-17,50
2250
2650
3300
4100
-18,00
2350
2750
3400
4200
-18,50
2400
2800
3550
4350
-19,00
2400
2850
3600
4350
-19,50
2500
2950
3750
4600
-20,00
2600
3050
3850
4650
-20,50
2600
3050
3900
4750
-21,00
2700
3150
3950
4850
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 13 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT126
CPT127
CPT128
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,12
-4,03
-4,08
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-15,00
1775
2100
2650
3250
-15,50
1850
2150
2750
3400
-16,00
1925
2250
2850
3550
-16,50
1975
2300
3050
3950
-17,00
2300
2700
3400
4250
-17,50
2350
2750
3500
4300
-18,00
2650
3100
3950
4850
-28,00
2125
2470
3145
3825
-28,50
3075
3670
4645
5825
-29,00
3175
3720
4745
5925
-15,00
1500
1775
2250
2850
-15,50
1600
1900
2400
3000
-16,00
1700
2000
2500
3150
-16,50
1800
2100
2650
3300
-17,00
2000
2250
2800
3500
-17,50
2050
2350
2950
3650
-18,00
2100
2450
3050
3750
-28,00
1925
2270
2845
3575
-28,50
2725
3270
4145
5275
-29,00
2825
3320
4245
5425
-15,00
2150
2550
3250
3950
-15,50
2200
2650
3400
4200
-16,00
2300
2700
3450
4300
-16,50
2350
2800
3500
4400
-17,00
2450
2900
3650
4550
-17,50
2500
2950
3700
4650
-18,00
2650
3100
3900
4850
-28,00
2925
3570
4495
5725
-28,50
3075
3620
4645
5825
-29,00
3175
3720
4745
5925
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 14 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT131
CPT132
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,10
-4,13
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,50
1300
1550
1950
2400
-14,00
1400
1625
2050
2550
-14,50
1500
1775
2250
2800
-15,00
1700
1975
2450
3100
-15,50
1800
2100
2600
3200
-16,00
1900
2200
2750
3400
-16,50
1975
2300
2900
3550
-17,00
2000
2400
3000
3700
-17,50
2050
2450
3100
3850
-18,00
2050
2450
3200
4000
-18,50
2300
2750
3450
4300
-19,00
2400
2850
3600
4450
-19,50
2500
2950
3700
4600
-20,00
2500
2950
3750
4650
-20,50
2800
3250
4100
5100
-13,50
1475
1750
2150
2650
-14,00
1550
1825
2250
2750
-14,50
1675
1950
2400
2950
-15,00
1875
2200
2800
3450
-15,50
1975
2350
2950
3650
-16,00
2100
2500
3150
3950
-16,50
2350
2800
3550
4450
-17,00
2500
2950
3750
4800
-17,50
2750
3250
4050
4850
-18,00
2850
3150
3950
4950
-18,50
2800
3250
4100
5100
-19,00
2850
3350
4200
5200
-19,50
2950
3500
4400
3800
-20,00
3000
2650
3000
3350
-20,50
2150
2400
2900
3300
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT133
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-4,11
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-13,50
1450
1725
2150
2700
-14,00
1650
1925
2400
3000
-14,50
1775
2050
2550
3200
-15,00
1875
2200
2750
3400
-15,50
2050
2350
2950
3600
-16,00
2100
2500
3100
3800
-16,50
2200
2600
3250
4000
-17,00
2250
2650
3350
4100
-17,50
2400
2850
3600
4500
-18,00
2550
3000
3850
4800
-18,50
2650
3100
3950
4950
-19,00
2650
3100
4000
5150
-19,50
2850
3350
4250
5300
-20,00
2900
3400
4350
5400
-20,50
3000
3550
4450
5550
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 15 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT136
CPT137
CPT138
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-3,97
-3,94
-3,99
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-15,00
2050
2400
3000
3600
-15,50
2150
2500
3050
3750
-16,00
2250
2600
3200
3950
-16,50
2300
2750
3400
4150
-17,00
2350
2800
3550
4350
-17,50
2400
2850
3600
4450
-18,00
2500
3000
3850
4950
-18,50
2800
3350
4200
5300
-19,00
2900
3450
4350
5450
-19,50
3000
3550
4450
5550
-20,00
3100
3650
4600
5700
-20,50
3200
3750
4750
5850
-15,00
2000
2300
2900
3550
-15,50
2100
2450
3050
3750
-16,00
2200
2600
3200
3900
-16,50
2300
2750
3500
4300
-17,00
2500
2950
3650
4500
-17,50
2550
3000
3800
4700
-18,00
2600
3100
3900
4850
-18,50
2700
3150
4000
4950
-19,00
2750
3200
4050
5050
-19,50
2800
3300
4200
5250
-20,00
3050
3600
4550
4050
-20,50
3300
3250
3500
4000
-15,00
1775
2100
2500
2600
-15,50
1875
1975
2200
2650
-16,00
1600
1850
2250
2750
-16,50
1625
1900
2350
2850
-17,00
1650
1925
2450
2950
-17,50
1650
1925
2400
2950
-18,00
1650
1925
2450
3000
-18,50
1950
2300
2900
3650
-19,00
2100
2500
3150
3900
-19,50
2200
2600
3300
4100
-20,00
2500
2900
3700
4700
-20,50
2800
3300
4100
5050
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 16 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT141
CPT142
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-3,91
-3,90
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-15,50
1425
1675
2100
2600
-16,00
1450
1700
2150
2600
-16,50
1725
2050
2150
2400
-23,00
1810
2150
2715
3345
-23,50
1910
2250
2765
3445
-24,00
2460
2900
3215
3695
-24,50
2360
2700
3165
3895
-25,00
2260
2600
3265
3995
-25,50
2310
2700
3315
4045
-26,00
2310
2700
3365
3995
-26,50
2310
2750
3515
4295
-27,00
2660
3100
3865
4695
-27,50
2660
3100
3915
4745
-28,00
2860
3350
4165
5095
-15,50
1050
1225
1500
1875
-16,00
1225
1475
1875
2300
-16,50
1375
1675
2200
2400
-23,00
2060
2400
3065
3845
-23,50
2110
2500
3115
3895
-24,00
2260
2600
3265
4095
-24,50
2510
2900
3665
4545
-25,00
2660
3100
3865
4745
-25,50
2710
3150
3965
4945
-26,00
2960
3500
4415
5245
-26,50
3010
3600
4465
5395
-27,00
3060
3600
4565
5595
-27,50
3160
3700
4665
5595
-28,00
3260
3850
4615
5695
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Sondering nr.
CPT143
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-3,92
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-15,50
1525
1675
2050
2550
-16,00
1550
1825
2300
2700
-16,50
1575
1875
2400
2250
-23,00
1760
2100
2615
3295
-23,50
1910
2250
2915
3745
-24,00
2510
2950
3715
4645
-24,50
2660
3200
4015
3995
-25,00
2760
3200
3415
4195
-25,50
2460
2850
3565
4295
-26,00
2560
2950
3615
4445
-26,50
2610
3050
3815
4595
-27,00
2560
3000
3815
4595
-27,50
2660
3100
3915
4795
-28,00
2710
3200
4015
5045
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
Windturbine 17 – tabel met mogelijke inheiniveaus Sondering nr.
CPT146
CPT147a
CPT148
Maaiveldhoogte
Paalpuntniveau
Fr;net;d in kN
Fr;net;d in kN
in m t.o.v. NAP
in m t.o.v. NAP
Prefab beton - geheid
Vibropaal - heiend getrokken buis
-3,65
-3,59
-3,62
/ 450 mm
/ 500 mm
Ø 556/640 mm
Ø 609/745 mm
-14,00
1075
1250
1550
1875
-14,50
1125
1300
1625
1950
-15,00
1025
1175
1475
1700
-15,50
1025
1150
1450
1675
-16,00
1150
1350
1700
2050
-16,50
1525
1800
2200
2600
-17,00
1600
1825
2250
2750
-17,50
1600
1850
2300
2750
-18,00
1600
1850
2300
2700
-18,50
1650
1900
2350
2750
-28,00
2270
2795
3715
5020
-28,50
2820
3395
4315
5470
-29,00
2920
3495
4415
5570
-14,00
1300
1525
1950
2450
-14,50
1400
1650
2100
2650
-15,00
1525
1800
2250
2600
-15,50
1600
1825
2100
2200
-16,00
1525
1500
1875
2250
-16,50
1350
1550
1950
2350
-17,00
1400
1600
2000
2400
-17,50
1375
1575
1975
2300
-18,00
1550
1925
2500
3250
-18,50
2100
2450
3100
3450
-28,00
2770
3345
4215
5370
-28,50
2870
3445
4365
5520
-29,00
2970
3495
4465
5620
-14,00
1600
1925
2500
3100
-14,50
2050
2350
2700
3000
-15,00
1950
2250
2350
2700
-15,50
1650
1800
2200
2600
-16,00
1475
1700
2100
2500
-16,50
1425
1625
2000
2350
-17,00
1450
1675
2050
2400
-17,50
1450
1675
2050
2350
-18,00
1500
1725
2150
2600
-18,50
1750
2050
2550
2800
-28,00
2820
3345
4265
5420
-28,50
2920
3445
4365
5570
-29,00
2970
3545
4465
5670
BEREKENINGSRESULTATEN DRAAGKRACHT
BIJLAGE 4
BIJLAGE 5. “D-GeoStability berekeningsresultaten”
STBI bij km 21.00, representatief grondprofiel, huidige situatie zonder trillingen en met wateroverspanning
STBI bij km 21.00, representatief grondprofiel, situatie gebruiks trillingen en met wateroverspanning
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 5
STBU bij km 21.00 representatief grondprofiel, huidige situatie zonder trillingen en met wateroverspanning
2
2
STBI bij km 21.00, representatief grondprofiel, horizontaal 0,83 m/s verticaal 0,41 m/s en met wateroverspanning
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 5
2
2
2
2
STBU bij km 21.0, representatief grondprofiel, horizontaal 0,85 m/s verticaal 0,42 m/s en met wateroverspanning
STBI bij km 21.00, representatief grondprofiel, horizontaal 0,54 m/s verticaal 0,27 m/s en met wateroverspanning
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 5
2
2
BU bij km 21.0, representatief grondprofiel, horizontaal 0,54 m/s verticaal 0,27 m/s en met wateroverspanning
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 5
ST
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
RAPPORT BETREFFENDE CIVIELE WERKEN WINDPARKEN NOORDOOSTPOLDER Opdrachtnummer: 1009-0061-006
Opdrachtgever:
:
Koepel Windenergie Noordoostpolder Postbus 579 7550 AN Hengelo
Projectleider
:
ir. A.J. van Seters
Opgesteld door
:
ir. A.J. Snethlage Senior Adviseur Geotechniek Ir. K. Reinders Adviseur Geotechniek Ing. J. Vermeij Adviseur Geotechniek Drs. A.W.M. van de Lockant Adviseur Hydrologie
Geverifieerd door
:
ir. W.R. Halter Senior Adviseur Waterbouw BSc. T.M.E. Eijking Adviseur Hydrologie
VERSIE
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
1
3 augustus 2011
1e versie
2
5 augustus 2011
2e versie
PARAAF PROJECTLEIDER
3 1009-0061-006.R04V02.doc Op deze rapportage zijn de algemene voorwaarden van V.O.T.B. van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten.
Kantoor Leidschendam: Veurse Achterweg 10, Postbus 63, 2260 AB Leidschendam, Tel.: 0703111271, Fax: 070-3010470, Internet: www.fugro-nederland.nl Handelsreg.nr. 27114147, BTW Nr. NL005621409B08
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
RAPPORT BETREFFENDE CIVIELE WERKEN WINDPARKEN NOORDOOSTPOLDER Opdrachtnummer: 1009-0061-006
Opdrachtgever:
:
Koepel Windenergie Noordoostpolder Postbus 579 7550 AN Hengelo
Projectleider
:
ir. A.J. van Seters
Opgesteld door
:
ir. A.J. Snethlage Senior Adviseur Geotechniek Ir. K. Reinders Adviseur Geotechniek Ing. J. Vermeij Adviseur Geotechniek Drs. A.W.M. van de Lockant Adviseur Hydrologie
Geverifieerd door
:
ir. W.R. Halter Senior Adviseur Waterbouw BSc. T.M.E. Eijking Adviseur Hydrologie
VERSIE
DATUM
OMSCHRIJVING WIJZIGING
1
3 augustus 2011
1e versie
2
5 augustus 2011
2e versie
PARAAF PROJECTLEIDER
3 1009-0061-006.R04V02.doc Op deze rapportage zijn de algemene voorwaarden van V.O.T.B. van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten.
Kantoor Leidschendam: Veurse Achterweg 10, Postbus 63, 2260 AB Leidschendam, Tel.: 0703111271, Fax: 070-3010470, Internet: www.fugro-nederland.nl Handelsreg.nr. 27114147, BTW Nr. NL005621409B08
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING
1
2
PROJECTOMSCHRIJVING 2.1 Projectlocatie 2.2 Beschikbare informatie 2.3 (Faal)mechanismen waterkering
2 2 7 8
3
TERREIN - BODEMGESTELDHEID 3.1 Terrein –en bodemgesteldheid 3.2 (Grond)waterstanden en stijghoogtes 3.3 Grondparameters
10 10 11 11
4
BOUWWEG / KRAANBAAN/ OPSTEL- EN KRAANPLAATS 4.1 Verharding 4.1.1 Uitgangspunten 4.1.2 Fundering 4.1.3 Zettingsgedrag 4.1.4 Conclusie verharding 4.2 Verkeerstrillingen 4.3 Zetting 4.4 Stabiliteit 4.4.1 Uitgangspunten 4.4.2 Berekeningsresultaten 4.4.3 Conclusies stabiliteit
12 12 12 13 14 14 14 15 17 17 19 20
5
TRAFO 5.1 Fundering op staal 5.1.1 Uitgangspunten 5.1.2 Aanlegniveaus en draagkracht fundering (grenstoestand 1A) 5.1.3 Zakkingen van de fundering (grenstoestand 2) 5.2 Bemalingen 5.2.1 Bodemopbouw 5.2.2 Geohydrologische schematisering 5.2.3 Grondwaterstand, stijghoogte en open peil 5.2.4 Berekeningen en effecten 5.2.5 Effecten van de bemaling in de omgeving 5.3 Trillen damwandplanken 5.3.1 Uitgangspunten 5.3.2 Modellering werkzaamheden 5.3.3 Geometrische en materiaaldemping 5.3.4 Trillingsoverdracht in ondergrond 5.3.5 Uitvoering trilwerkzaamheden 5.4 Stabiliteit waterkering
21 21 21 22 23 23 24 24 25 25 27 28 28 28 29 29 30 30
6
CONCLUSIES
BIJLAGEN Bijlage 1: Toelichting trillingsmodel Bijlage 2: D-GeoStability berekeningsresultaten
32
1
INLEIDING
Op 11 juli 2011 ontving Fugro Ingenieursbureau B.V. te Leidschendam van de Koepel Windenergie Noordoostpolder (De Koepel) opdracht voor het uitvoeren van een analyse of de realisatie en exploiteren van windturbines langs de binnendijk van de waterkering op het traject Ketelbrug – Lemmer (Noordermeer, - Westermeer- en Zuidermeerdijk van de Noordoostpolder) effecten heeft op de stabiliteit van de waterkering. Doelstelling Het doel van de analyse in onderhavige rapportage is het bepalen van de geotechnische effecten op de waterkering tengevolge van de voorziene civiele werken. De volgende aspecten zijn beschouwd: • Aanleg en gebruik van een bouwweg annex kraanbaan en een opstel- en kraanplaats; • Bouw van trafostations; • Elektrische infrastructuur langs de strekking. Bij de analyses is onderscheid gemaakt tussen effecten van een aspect op de waterkering en de uitvoerbaarheid van het aspect op zich. In de Noordoostpolder worden op een drietal locaties windturbines gebouwd. De locaties zijn gelegen aan: 1. locatie Noordermeerdijk 2. locatie Westermeerdijk 3. locatie Zuidermeerdijk
km 6.0 t/m km 12.3; km 13.6 t/m km 22.0; km 27.8 t/m 31.2.
In onderliggende rapportage zijn voor de drie windparken de analyses uitgevoerd. Nabij de insteek kwelsloot van de waterkeringen wordt de bouwweg / kraanbaan aangelegd. Op grotere afstand van de waterkering wordt de elektrische infrastructuur, bestaande uit trafostations en bekabeling, aangebracht. Benadrukt wordt dat in onderliggende rapportage een conservatieve benadering wordt aangehouden met betrekking tot de opbouw van de bouwweg / kraanbaan en opstel- en kraanplaats en daarmee de beoordeling op mogelijke effecten op de stabiliteit van de nabijgelegen waterkering. De geotechnische effecten op de waterkering van de aanleg en exploitatie van de windturbines zijn in separate rapporten opgenomen. Voor de Noordermeerdijk in rapport 1009-0061-006.R01V03 d.d. 3 augustus 2009, voor de Westermeerdijk in rapport 10090061-006.R02V03 d.d. 3 augustus 2011 en voor de Zuidermeerdijk in rapport 1009-0061006.R03V05 d.d. 3 augustus 2011.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 1
2 2.1
PROJECTOMSCHRIJVING Projectlocatie
In figuur 2.1 is een luchtfoto van de Noordoostpolder opgenomen (bron Google Earth). In de figuur zijn de drie in ontwikkeling zijnde windparklocaties aangegeven.
Noordermeerdijk
Westermeerdijk
Zuidermeerdijk
Figuur 2.1: projectlocaties
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 2
Bouwweg / kraanbaan Een doorsnede van het principe ontwerp van de bouwweg / kraanbaan is aangegeven in figuur 2.2. De kraanbaan is exclusief de benodigde steunbermen 15 m breed (bovenzijde) en wordt tot maximaal 1,5 m boven maaiveld aangebracht, er wordt niet ontgraven. De maximale toe te passen constructiebreedte (teen tot teen talud) is 40 meter. Dit is de breedte van circa 15 m tezamen met eventuele steunbermen. Als conservatieve benadering is een breedte van circa15 m aangehouden.
Figuur 2.2: Principe doorsnede bouwweg / kraanbaan
Opstel- en kraanplaats Een bovenaanzicht van het principe ontwerp van de opstelplaats van de kraan is aangegeven op figuur 2.3. De opstel- en kraanplaats is maximaal 80 meter breed (zijnde 7 + 15 + 50+ 7 = 79 m) en wordt tot maximaal 3,5 m boven maaiveld aangebracht, er wordt niet ontgraven. De effectieve ruimte voor de opstel- en kraanplaats is 65 m.
Figuur 2.3: Bovenaanzicht en dwarsdoorsnede principe ontwerp opstel- en kraanplaats 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 3
Elektrische infrastructuur: trafostations Bij de Noordermeerdijk wordt ter hoogte van windturbine locatie 13 een trafostation gebouwd. Nabij de Westermeerdijk (nabij windturbinelocatie 8 ) zijn een drietal posities voor een trafostation gepland, betreffende het trafostation ten behoeve van het windpark Westermeerdijk (zie figuur 2.4a), windpark Zuidermeerdijk zie (figuur 2.4b) en het buitendijks gelegen windpark. De bij de Westermeerdijk geplande stations zijn gesitueerd op een afstand van circa 155 meter ten opzichte van de insteek van de kwelsloot en liggen dus buiten de beschermingszones van de waterkering.
Figuur 2.4a positie trafostation windpark Westermeerdijk
Figuur 2.4b, positie trafostation windpark Zuidermeerdijk (locatie Westermeerdijk)
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 4
Optioneel is er nog ten behoeve van het windpark Zuidermeerdijk een positie voor een trafostation aan de Zuidermeerdijk, locatie 1, gereserveerd. De opdrachtgever heeft daarbij aangegeven dat de optie bij windturbinelocatie 1 niet wordt benut, het station wordt gebouwd op de positie nabij de Westermeerdijk, zoals in figuur 2.4a is weergegeven. Zoals voorgaande reeds opgemerkt bevindt dit station zich buiten de beschermingszone van de waterkering. Voor windpark Noordermeerdijk waren conform de opgave opdrachtgevers twee locaties ten behoeve van het windpark gereserveerd (nabij windturbinelocatie 1 en 13). De Opdrachtgever heeft daarbij reeds aangegeven dat de optie bij windturbinelocatie 1 niet wordt benut, het station wordt gebouwd op de positie bij windturbinelocatie 13, zoals in figuur 2.4c is weergegeven. Fugro beperkt zich derhalve tot het bij windturbinelocatie 13 Noordermeerdijk geplande trafostation.
Figuur 2.4c: positie trafostation tbv windpark Noordermeerdijk
Bij de Noordermeerdijk wordt op een afstand van circa 80 m, van de insteek van de kwelsloot, een trafostation gebouwd nabij turbinelocatie 13. Een doorsnede van het principeontwerp is opgenomen in figuur 2.5.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 5
Deel A
Deel C
Deel B
Figuur 2.5: Principe ontwerp trafo Noordermeerdijk
Er is sprake van losse delen, de onderdelen worden niet op een gezamenlijke funderingsplaat geplaatst. Onder deel A is een opvangbak, onder deel B is een kabelkelder gepland. Deel C wordt op maaiveld aangebracht, gefundeerd op betonpoeren. Elektrische infrastructuur: windparkbekabeling Een bovenaanzicht van het principe ontwerp van de ligging van de elektrische infrastructuur is aangegeven op figuur 2.6. De kortste afstand van de infrastructuur tot de waterkering is bij de Westermeerdijk, deze bedraagt circa 71 m. Bij de Noordermeerdijk en Zuidermeerdijk is de afstand gelijk of groter.
Figuur 2.6: Principe ontwerp elektrische infrastructuur
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 6
2.2 Beschikbare informatie Door Koepel is de volgende informatie beschikbaar gesteld: • Diverse tekeningen met ontwerpen voor de kraanbaan / bouwweg en opstel- en kraanplaatsen; • Belasting gegevens van de kraan en belastingconfiguratie voor de bouwweg / kraanbaan en opstelplaats; • Diverse tekeningen met een ontwerp van het trafostation.o.a. doorsneden trafostations voor de windparken: Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk . • Belastinggegevens van het trafostation met de aanwezige trafo’s; • Inpijn-Blokpoel, Grondonderzoek windturbines Noordoostpolder, winparken Noordermeerdijk en Westermeerdijk (refnr. VH-5874 d.d. april 2010). • Fugro rapport – Q-1528, d.d. 3 november 2000, 17 windturbines aan de Noordermeerdijk bij Creil in de Noordoostpolder; • Mos, Grondonderzoek Windpark Westermeerdijk-Noord d.d. 14 september 2000; • Door Fugro is in 2011 een aanvullend grondonderzoek ten behoeve van windpark Zuidermeerdijk uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in rapport 5011-0113000.R01 d.d. 7 juni 2011. Door Waterschap Zuiderzeeland is de volgende informatie beschikbaar gesteld: • Dwarsprofiel Noordermeerdijk, km 6.5; • Dwarsprofiel Westermeerdijk, km 21.00; • Dwarsprofiel Zuidermeerdijk, km 29.88 uit AHN2; • Grondonderzoek dijkversterking NO-Polder fase 1: km 44 – km 31.1, Kering Ramsdijk – Ketelbrug (blz 25 t/m 29). Factual report. CO-396930/28, GeoDelft, januari 2001; • Geotechnisch rapport Dijkverbetering Noordoostpolder, fase 2: Ketelbrug – Lemmer, Rijkswaterstaat, juni 2002. In de berekeningen zijn de afmetingen van het dwarsprofiel aangenomen conform de tekeningen van de legger van het Waterschap Zuiderzeeland (www.zuiderzeeland.nl). Volgens het Waterschap zijn de geometrische variaties in de verschillende dwarsprofielen van de waterkeringen (Noordermeerdijk, Westermeerdijk dan wel Zuidermeerdijk) marginaal.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 7
2.3
(Faal)mechanismen waterkering
De mogelijke invloed van een aspect (bouwweg / kraanbaan / kraan opstelplaats / trafostation / elektrische bekabeling) op de waterkerende functie van de dijk (primaire waterkering) is vanuit geotechnisch oogpunt beschouwd. Hiertoe dienen de belangrijkste faalmechanismen conform Voorschrift Toetsen op Veiligheid primaire waterkering 2006 (VTV) te worden geanalyseerd zoals deze schematisch zijn weergegeven in figuur 2.7.
Figuur 2.7 Faalmechanismen waterkeringen (VTV 2006)
Niet alle faalmechanisme van een waterkering zijn relevant bij de beoordeling van een mogelijke invloed ten gevolge van het realiseren het aspect (bouwweg / kraanbaan / kraan opstelplaats / trafostation / elektrische bekabeling) nabij de waterkering. Voor de waterkering zijn de navolgende faalmechanismes beschouwd. • • •
Zetting door bemalingsactiviteiten; Trillingen door installatie van damwandplanken; Grondontspanningen door ontgraving bij een trafostation en de elektrische bekabeling.
Overige faalmechanismen conform het Voorschrift Toetsen op Veiligheid primaire waterkering 2006 (VTV) zijn naar oordeel van Fugro niet relevant en zijn dan ook niet opgenomen in onderliggende rapportage. De civiele werken zijn van dusdanige aard en op een dusdanige afstand gepland dat deze geen invloed heeft op de “aansturende / aandrijvende” aspecten die mogelijk tot het falen van dit mechanisme leidt. De bouwweg / kraanbaan / kraan opstelplaats liggen binnen de beschermzone van de waterkering. De onderdelen worden in de passieve belastingszone van de waterkering aangebracht en werken mee in de verhoging van de weerstand tegen falen van de waterkering. Het aanbrengen van de grondlichamen hiervan werkt als positief effect op de waterkering. 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 8
Naast het falen van de waterkering dienen de opgestelde voorontwerpen voor de civiele werken uitvoerbaar te zijn. De volgende analyse zijn uitgevoerd: • • • • • • • •
Trafo, fundering op staal; Trafo, uitvoering van bemalingen; Bouwweg / kraanbaan, zettingen; Bouwweg / kraanbaan, verharding; Trillingen tgv gebruik bouwweg; Opstel- en kraanplaats, zettingen; Opstel- en kraanplaats, aanleg ophoging (stabiliteit); Elektrische infrastructuur, aanleg.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 9
3 3.1
TERREIN - BODEMGESTELDHEID Terrein –en bodemgesteldheid
Bouwweg / kraanbaan / opstel- en kraanplaats Voor de bouwweg / kraanbaan is de gehanteerde bodemopbouw gebaseerd op een voor de dijk representatief bodemprofiel. De in tabellen 3.1 t/m 3.3 opgenomen bodemprofielen zijn overgenomen uit de eerder uitgebrachte rapporten (rapport R01, R02 en R03) van projectnummer 1009-0061-006. Tabel 3-1: Globale bodemgesteldheid, km 6.5, Noordermeerdijk, dikte samendrukbaar pakket 1,1 m Diepte bovenkant laag in m t.o.v. NAP
Bodembeschrijving
-4,0
ZAND
-4,3
VEEN
-5,4
ZAND
Tabel 3-2: Globale bodemgesteldheid, km 21,0 Westermeerdijk, dikte samendrukbaar pakket 3,3 m Diepte bovenkant laag in m t.o.v. NAP
Bodembeschrijving
-4,0
ZAND
-4,8
KLEI siltig zandhoudend
-6,4
KLEI siltig
-7,0
VEEN
-8,1
ZAND
Tabel 3-3: Globale bodemgesteldheid, km 29.88 Zuidermeerdijk, dikte samendrukbaar pakket 4,0 m Diepte bovenkant laag in m t.o.v. NAP
Bodembeschrijving
-4,0
ZAND
-5,5
VEEN
-9,5
ZAND
Trafostation Noordermeerdijk Bij de Noordermeerdijk wordt het trafogebouw gebouwd nabij windturbine 13. Het grondonderzoek van Inpijn-Blokpoel (2010) ter plekke van deze turbine is gebruikt voor de fundering op staal en voor de bemalingsanalyses.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 10
3.2 (Grond)waterstanden en stijghoogtes De volgende waterstanden zijn geldig voor alle drie de windparken: • Het freatische peil ter plaatse van de sloot is ca. NAP -4,5 m; • De stijghoogte in de eerste watervoerende zandlaag is ca. NAP -3,5 m. 3.3
Grondparameters
Op basis van de resultaten van het grondonderzoek zijn stijfheids- en sterkteparameters voor de verschillende grondlagen afgeleid, zie tabel 3-4. De parameters zijn overgenomen uit rapport : Geotechnisch rapport dijkverbetering Noordoostpolder fase 2, Ketelbrug – Lemmer doc.nr.NOP2-2001-316-T. Tabel 3-4: Karakteristieke waarden stijfheidsparameters
Laag
Klei siltig zandhoudend
γ / γsat [k/m3]
pg [kPa]
17,8/ 17,8
5
Stijfheidsparameters Cp 1) Cs 1) [-] [-] 41,2 443
cv [m2/s] 7,25 x 10-8
9,05 58,01 16,3/ 5 5,61x 10-8 16,3 Veen 10,4 / 5 4,89 21,4 2.21 x 10-8 10,4 Zand 18,0 / 600 20,0 1) voor spanningen beneden de grensspanning pg zijn 4x zo hoge waarden genomen Klei siltig
Tabel 3-5: Karakteristieke waarden sterkteparameters
Klei siltig zandhoudend
Klei siltig
Veen
Zand
1009-0061-006.R04V02
σ
τ
[kPa]
[kPa]
0 50 100 125 0 5 10 20 40 100 125 0 20 50 125 0 125
0,15 24,97 48,93 60,89 -0,15 2,02 4,08 7,99 15,03 33,02 40,03 3.02 14.65 26.03 48.01 0 76.3
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 11
4 4.1
BOUWWEG / KRAANBAAN/ OPSTEL- EN KRAANPLAATS Verharding
4.1.1 Uitgangspunten Het principe ontwerp van de bouwweg bestaat uit een zandbed tezamen met 0,5 m puin / slakken (repak o.i.d) optioneel is een asfaltverharding voorzien. De opbouw van de bouwweg is voor alle drie de windturbine parken hetzelfde. Doel van de analyse is te achterhalen of de uitvoering in puin (of asfalt) haalbaar is. Grondonderzoek Het beschikbare grondonderzoek is gehanteerd voor de verhardingsanalyse. In tabel 4.1 zijn ten behoeve van de dimensionering van de verhardingsconstructie ook de onderstaande uitgangspunten gehanteerd: Tabel 4.1. Uitgangspunten verhardingsconstructie Uitgangspunten verhardingsconstructie Type verharding
Zelf bindend (zand) of gebonden (asfalt)
Type funderingslaag
Zand
Cunet
Geen
Grondverbetering
Niet
Verkeersintensiteit
Klasse 2a (20 bewegingen per etmaal)
Ontwerplevensduur
20 jaar
Maximale aslast (L)
120 kN
Totaal op te nemen aslasten van 100 kN (ΣL)
1,1 x 105 kN
Dynamische elasticiteitsmodulus natuurlijke ondergrond (E ond)
150 MPa (hoog aangenomen, want kraanbaan)
Verwachte beddingsconstante (natuurlijke ondergrond)
50 N/mm3 (aangenomen)
Opmerking bij de verkeersintensiteit. Tijdens de bouw van de windparken rijden onder meer zware vrachtauto’s met een maximale belasting van 144 ton over de bouwweg met een intensiteit die hoger ligt dan 20 bewegingen per etmaal. De 20 bewegingen gelden voor een periode van 20 jaar. Voor het bepalen van de funderingsdikte (en materiaal soorten) is de verdeling van de bewegingen over de levensduur van belang. De kort durende zware belasting (d.i. de bouwtijd van de windturbines) komt overeen met een langdurige lichtere belasting gedurende circa 20 jaar. De hoogteligging van de bouwweg is zodanig (mv+1,5 m) dat bij vorst-indringing geen gevaar voor opdooi aanwezig is. De vorstvrije diepte moet tenminste 0,80 m bedragen.
Levensduur 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 12
In de berekeningen van de ontwerplevensduur is het noodzakelijk de in de toekomst te verwachten verkeersbelasting te kennen. Het verkeer wordt uitgedrukt in aantallen equivalente aslasten gedurende de ontwerplevensduur. Hiertoe worden alle verwachte aslasten omgerekend naar een standaard aslast met een factor die dezelfde relatieve schade aan de constructie geeft als de standaard aslast. Voor de berekening is vooral de verkeersbelasting ten gevolge van het "zware" verkeer van belang, aangezien het uiteindelijk bezwijken van de verhardingsconstructie wordt veroorzaakt door het "zware" verkeer. 4.1.2 Fundering In tabel 4.2 zijn de berekeningsresultaten voor een ongebonden verharding (puingranulaat) en een gebonden verharding (asfalt) opgenomen. Tabel 4.2. Funderingsdikten zelfbindend
Gebonden
Eenheid
(Asfalt)
Funderingsmateriaal
100 mm Puingranulaat
300
-
Menggranulaat
200
400
Zandbed
700
500
Mm
Voor deze berekening zijn de volgende publicaties geraadpleegd: • "Gefundeerd op weg" C.R.O.W. publicatie nr. 81 en KMW versie 1.1; • "Dimensioneren met zandcement", publicatie van de Vereniging Stabilisatie Aannemers Groep (SAG); • "Dimensionering van betonsteenverhardingen voor wegen" CROW publicatie 42; • "Handboek asfaltverhardingen" VBW-Asfalt, mei 2004; • "Ontwerpsysteem Asfaltverhardingen ASCON", DWW, november 1998; • "Handleiding cementbetonwegen" C.R.O.W. publicatie nr. 120; • "Thickness Design of Soil Cement Pavement" van Portland Cement Association Bij de berekening van de constructiedikten is rekening gehouden met variaties in laagdikte, eigenschappen van materialen e.d. De aanbevolen constructie dikte kan dan ook als besteksdikte worden beschouwd. Geconcludeerd wordt dat de beoogde zelfbindende verharding (zonder asfalt) voldoet voor toepassing tijdens de bouwperiode van de windturbines. Asfaltverharding Indien asfalt toegepast gaat worden, wordt geadviseerd, op basis van de uitgangspunten, berekeningen en ervaring, een asfaltlaag toe te passen met een minimale dikte van 80 mm. De dimensioneringsberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van een lineair elastisch meerlagenmodel. Met behulp van dit model en diverse ontwerp tabellen en grafieken worden de maximale rekken, veroorzaakt door een 100 kN dubbellucht wiellast, in de constructie berekend en daarna getoetst aan vermoeiingsdiagrammen. Tevens zijn voor deze berekening de volgende publicaties geraadpleegd: 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 13
• "Gefundeerd op weg" C.R.O.W. publicatie nr. 81 en KMW versie 1.1. • "Ontwerpsysteem Asfaltverhardingen ASCON", DWW, november 1998. • "Handboek asfaltverhardingen” VBW-Asfalt, mei 2004. 4.1.3 Zettingsgedrag Op basis van de resultaten van het grondonderzoek worden, als gevolg van de te verwachten verkeersbelastingen marginale zettingen verwacht bij toepassing van de onder in tabel 4.2 vermelde funderings constructie. In verband met de mate van voorbelasting van het terrein en de gelijkmatigheid van de opbouw van de ondergrond enerzijds en de spreidende werking van de beoogde fundering anderzijds, wordt niet voor een overschrijding van deze eis gevreesd. 4.1.4 Conclusie verharding bouwweg De beoogde dikte als fundering van de bouwweg dient minimaal 0,5 m dik te zijn voor een zelfbindende verharding en circa 0,4 m voor een gebonden verharding (asfalt). Omdat de bouwweg minimaal 0,8 m boven het freatische grondwater ligt is de vorstindringing gewaarborgd. Omdat sprake is van een haalbaarheid, zijn o.a. aannamen gedaan voor stijfheden van de ondergrond en de funderingslagen. Nadat het definitieve wegontwerp bekend is, dient de verhardingsconstructie opnieuw beoordeeld te worden. 4.2
Verkeerstrillingen bouwweg
Door de passages over de bouwweg worden trillingen in de ondergrond opgewekt die mogelijk een risico vormen voor de naast gelegen waterkering. Voor de bepalen van de invloed van verkeerstrillingen op de aangrenzende waterkering (voor zowel de huidige als toekomstige situatie) is gebruik gemaakt van het door TNO ontwikkelde computerprogramma Vibra Prediction. In het programma is onder andere de module VP-drempel opgenomen, waarmee de trillingsinvloed van verkeerspassages over drempels en wegoneffenheden kan worden bepaald. In het programma dienen parameters met betrekking tot de trillingsbron, het medium (de ondergrond en de wegconstructie) en de omgeving te worden ingevoerd. Daarnaast dient aangegeven te worden of er sprake is van een “huidige” dan wel “toekomstige” situatie. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: • Type voertuig 3 assig vrachtauto 20 ton; • Snelheid voertuig 60 km/uur; • Aantal herhalingen 60 passages per etmaal • Vlakheid van de weg slecht; • Funderingsdikte 1 m; • Afstand tot waterkering 30 m; • Situatie toekomstig.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 14
In het programma dient een keuze gemaakt te worden van het type voertuig. De 3 assige vrachtauto 20 ton is binnen het programma de zwaarst aanwezige type voertuig. Het programma vraagt om invoer gegevens van bebouwing. Omdat deze bij de waterkering niet aanwezig is, is voor de invoer een situatie aangehouden, waarbij de grootste effecten waargenomen worden. Met VP-drempel is voor een verharding bestaande uit puingranulaat (slechte wegvlakheid) een trillingssnelheid van 0,22 mm/s (frequentie 5 Hz) berekend voor de 3 assige vrachtauto van 20 ton. Dit komt overeen met een versnelling van 0,006 m/s2 (uitgaande van een harmonische trilling). Met een vertaalslag van de “lichte” vrachtauto naar de “zware”vrachtauto (belasting 144 ton) waarbij een arbitraire factor 2 is gehanteerd, bedraagt de versnelling 0,012 m/s2. Onder Fugronr 1009-0061-006 zijn voor de drie waterkeringen stabiliteitsanalyses uitgevoerd geldig voor de installatie van de funderingspalen (rapporten R01, R02 en R03). In de rapportages is vermeld dat nog net aan de toetswaarden voor het binnentalud dan wel buitentalud wordt voldaan indien de versnellingswaarden niet hoger zijn dan 0,65 m/s2 tot 1,30 m/s2. Geconcludeerd wordt dat tijdens het passages van zwaar vrachtverkeer over de ruwe bouwweg de standzekerheid van de waterkering (Noordermeerdijk, Westermeerdijk en / of Zuidenmeerdijk) niet in het geding komt. 4.3
Zetting ophogingen
Door het aanbrengen van ophogingen wordt een zettingproces op gang gebracht. De zettingen worden veroorzaakt door verhogingen van de korrelspanningen. Deze korrelspanningen worden beïnvloed door het aanbrengen of weghalen van ophogingen en veranderingen in de grondwaterstanden. De zettingen treden tijdsafhankelijk op. Enerzijds is sprake van het uitdrijven van water (primaire consolidatie gedurende de hydrodynamische periode), anderzijds treedt kruip op (ook secundaire zakking genoemd). De berekende zettingen betreffen theoretische eindzettingen en zullen pas na geruime tijd worden bereikt. Hiervoor is een periode van 20 jaar in acht genomen. Binnen de geotechniek wordt veelal een periode van 30 jaar gehanteerd. De berekeningen zijn onder andere uitgevoerd met het computerprogramma DSettlement. Dit programma voor de berekening van zettingen in een semi-driedimensionale ruimte houdt rekening met spreiding van de belasting(en) in de ondergrond, van zowel bestaande als van nieuwe ophogingen. De stijfheidseigenschappen van de bodem zijn bepaald aan de hand van een interpretatie van het uitgevoerde grond- en laboratoriumonderzoek en aangeleverd door het waterschap Zuiderzeeland. Bij de analyses is rekening gehouden met het onder water zakken van de grondlagen, waardoor het effectief gewicht van de ophoging vermindert. De berekeningen geven het verloop van de zetting in de tijd en de zogenaamde eindzettingen, dat wil zeggen de zettingen die over een periode van ca. 30 jaar optreden. De onnauwkeurigheid in de berekende zetting bedraagt circa +/- 30%.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 15
De zetting is berekend voor grenstoestand 2 (BGT) zodat alle partiële materiaalfactoren de waarde 1,0 hebben. De berekeningsresultaten zijn gepresenteerd in de vorm van: • een grafiek waarin de bruto ophoging is uitgezet tegen de berekende zetting; • een grafiek waarin de bruto ophoging is uitgezet tegen de netto ophoging (= bruto ophoging verminderd met de berekende zetting). Restzettingseis Door de opdrachtgever is aangegeven dat een restzetting van 0,8 m in 20 jaar nog toelaatbaar is. In tabel 4-1 en tabel 4-2 zijn de berekende zettingen samengevat. Er is sprake van een conservatieve benadering. Voor de strekking van de waterkering is een dikte van 1,1 m (Noordermeerdijk) en 3,3 m (Westermeerdijk) representatief gesteld. Voor de Zuidermeerdijk is onderscheid gemaakt in een dikte van 2,8 m en 4,0 m (locatie 3). Uit de analyse van de werkelijk aanwezige dikte van de samendrukbaar laag per locaties volgt dat de dikte minder is. Daarmee zal de optredende zetting eveneens minder zijn. Tabel 4-1 Berekende zetting bouwweg / kraanbaan, ophoging 1,5 m km
Maaiveld [m NAP]
B.k. bouwweg [m NAP]
Berekende zetting [m] Na 100 dagen
Berekende zetting [m] Na 360 dagen
Berekende eindzetting [m] Na 20 jaar
Berekende restzetting [m] Na 1 jaar
5,0 21,0 29.881) 29.882)
-4,0 -4,0 -4,0 -4,0
-2,5 -2,5 -2,5 -2,5
0,26 0,10 0,20 0,20
0,35 0,19 0,39 0,34
0,41 0,35 0,74 0,98
0,06 0,16 0,35 0,64
1) 2)
bij een dikte van 2,8 m samendrukbaar pakket locatie 3
Verklaring waarom zettingen bij Noordermeerdijk hoger zijn dan bij de Westermeerdijk Bij de Noordermeerdijk is in de aanwezige samendrukbare laag alleen veen aangetroffen, bij de Westermeerdijk is naast veen ook klei aangetroffen. De klei is siltig en zandhoudend. Het aandeel van de klei is groot ten opzichte van het aandeel van het veen. Omdat de klei minder samendrukbaar is dan veen resulteert dit in een kleinere zetting. Tabel 4-2 Berekende zetting kraan opstelplaats, ophoging 3,5 m km
Maaiveld [m NAP]
B.k. kraanstelplaats [m NAP]
Berekende zetting [m] Na 100 dagen
Berekende zetting [m] Na 360 dagen
Berekende eindzetting [m] Na 20 jaar
Berekende restzetting [m] Na 1 jaar
5,0 21,0 34,01) 34,02) 34,03)
-4,0 -4,0 -4,0 -4,0 -4,0
-0,5 -0,5 -0,5 -0,5 -0,5
0,38 0,17 0,38 0,42 0,42
0,50 0,33 0,66 0,68 0,82
0,59 0,59 1,16 1,58 1,58
0,09 0,26 0,50 0,90 0,76
1) 2) 3)
bij een dikte van 2,8 m samendrukbaar pakket locatie 3, zonder voorbelasten locatie 3, inclusief voorbelasting 1 m gedurende ½ jaar
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 16
Bij de Zuidermeerdijk, locatie 3, is de dikte van het pakket 4,0 m, hetgeen tot de eindzetting na 30 jaar van circa 1,6 m leidt. Na circa 1 jaar is de zetting meer dan de restzettingseis. Indien op locatie 3 een voorbelastingshoogte van circa 1 m wordt aangebracht en deze ligt gedurende ½ jaar op locatie dan wordt verwacht dat aan de restzettingseis wordt voldaan. Geadviseerd wordt de zettingen te monitoren, zodat een juiste afstemming tussen optredende zettingen en te nemen (extra) maatregelen getroffen kan worden. 4.4
Stabiliteit ophogingen
De stabiliteit van de ophogingen is geanalyseerd door het uitvoeren van glijvlakberekeningen volgens de vereenvoudigde methode Bisschop met het computerprogramma DGEOSTABILITY. Hierbij wordt de veiligheidsfactor van een grondmoot langs een cirkelvormig glijvlak berekend. De stabiliteit van het talud is afhankelijk van: • de sterkte van de grond; • de grootte van de ophoging; • de wateroverspanning in de ondergrond en dus van de snelheid van ophogen, de hoogte van de ophoging en van de doorlatendheid van de ondergrond; • de taludhelling inclusief de aanwezigheid van een steunberm; • de aanwezigheid van een sloot of watergang bij de teen van een talud. Toetswaarde Indien wordt uitgegaan van karakteristieke waarden (niet rekenwaarden) van de grondparameters dient de benodigde minimale toetswaarde 1,10 in de uitvoeringsfase en 1,30 in de eindfase te zijn voor het talud van de ophogingen. De stabiliteitsberekeningen zijn gemaakt voor de bruikbaarheidsgrenstoestand. De partiële factoren zijn allemaal 1,0. Per grondlaag is ook het aanpassingspercentage opgegeven, dat wil zeggen, de mate waarin de korrelspanning is aangepast aan het gewicht van de aangebrachte ophogingen. Bij slecht doorlatende grond als klei- en veen resulteert het aanbrengen van een ophoging in eerste instantie in het optreden van wateroverspanningen. Het aanpassingspercentage is dan laag, bijvoorbeeld 20% à 30%. Na verloop van tijd, als het overspannen water de gelegenheid heeft gekregen om af te stromen, neemt het aanpassingspercentage toe waardoor ook de korrelspanningen en de weerstand tegen afschuiven toenemen. Na het verstrijken van de hydrodynamische periode, is sprake van 100% aanpassing. 4.4.1 Uitgangspunten Taludhelling Door de opdrachtgever is een taludhelling van 1 : 2 (verticaal : horizontaal) aangegeven.. Ophoogtempo Een ophoogtempo van 0,5 m per week is aangehouden. Kraan opstelplaats Door de opdrachtgever is de kraanopstelling opgegeven. Ter plaatse van de kraanterp bedraagt de ophooghoogte 3,5 m. De maximale kraanbelasting gronddruk bedraagt 260 kN/m2. In figuur 4.1 is de belastingsconfiguratie van de kraan opstelplaats weergegeven. 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 17
Midden kraan tot rand sloot = 49 m Effectieve breedte kraanterp circa 65 m 15 m
Terphoogte 3,5 m
Maximale belasting op schotten
Talud 1: 2 Schotten 2 keer 10 m = 20 m
Figuur 4.1: Belastingsconfiguratie opstel en kraanplaats
Bouwweg / kraanbaan Daarnaast is een kraanbelasting gegeven voor de rijdende situatie van de kraan over de bouwweg / kraanbaan, waarbij schotten gebruikt worden. In figuur 4.2 is de belastingsconfiguratie van de kraanbaan zonder schotten weergegeven. Bij aanname van een baanbreedte van 15 m is de afstand van de last tot aan de insteek van het talud (8,5 m) conservatief aangehouden. In werkelijkheid worden nog steunbermen met variabele breedte aangebracht.. Midden kraan tot rand sloot = 30,5 m Maximale breedte kraanterp = circa 27 m
8,5 m Bouwweg hoogte 1,5 m
Maximale belasting op schotten over 2 m
Talud 1: 2 2m
2m
Afstand middenas rupsen = ca. 10 m
Figuur 4.2: Belastingsconfiguratie kraanbaan
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 18
4.4.2 Berekeningsresultaten De berekeningsresultaten zijn grafisch weergegeven in figuren opgenomen in bijlage 1. In tabel 4.3 t/m 4.5 zijn de berekeningsresultaten samengevat. Met de boogde spreiding, bestaande uit lagen stalen schotten en een laag houten schotten als spreidingslaag, is in de eindsituatie de ophoging inclusief kraan stabiel. In totaal dienen er dus 3 lagen schotten te worden toegepast. Schotlaag 1 en 2 zijn stalen schotten die verspringend en dwars over elkaar liggen. Met verspringend wordt bedoeld dat twee naast elkaar liggende schotten niet beide in lijn met de kopse kanten tegen de volgende schotten aanligt. Schotlaag 3 is van hout en liggen in de rijrichting onder de rups. Onder iedere rups worden 2 verspringend liggende houten schotten toegepast. Tabel 4.3 Berekende stabiliteitsfactoren km 5,0 Noordermeerdijk
Bouwweg Kraan opstelplaats, 1ste ophoogslag Kraan opstelplaats, 2ste ophoogslag Kraan opstelplaats, 3ste ophoogslag Incl. kraan van 260 kPa Incl. kraan van 220 kPa Incl. kraan van 260 kPa
Ophooghoogte [m]
Dag
stabiliteitsfactor [-]
1,5
1
1,4
1,0 1,0 wachten
14 28 70
1,3 1,2 1,3
eindsituatie eindsituatie Extra belastingspreiding
70 70 70
1,1 1,3 1,3
Tabel 4.4 Berekende stabiliteitsfactoren km 21,0 Westermeerdijk
Bouwweg ste Kraan opstelplaats, 1 ophoogslag Kraan opstelplaats, 2ste ophoogslag Kraan opstelplaats, 3ste ophoogslag Incl. kraan van 260 kPa Incl. kraan van 200 kPa Incl. kraan van 260 kPa
Ophooghoogte [m]
Dag
stabiliteitsfactor [-]
1,5
1
1,5
1,0 1,0 wachten
14 56 130
1,16 1,1 1,3
eindsituatie eindsituatie Extra belastingspreiding
130 130 130
1,0 1,3 1,3
Tabel 4.5 Berekende stabiliteitsfactoren km 29.88 Zuidermeerdijk
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 19
Bouwweg Kraan opstelplaats, 1ste ophoogslag Kraan opstelplaats, 2ste ophoogslag Kraan opstelplaats, 3ste ophoogslag Incl. kraan van 260 kPa Incl. kraan van 200 kPa Incl. kraan van 260 kPa
4.4.3
Ophooghoogte [m]
Dag
stabiliteitsfactor [-]
1,5
1
2,0
1,0 1,0 wachten
14 28 130
1,4 1,4 1,3
eindsituatie eindsituatie Extra belastingspreiding
130 130 130
1,1 1,3 1,3
Conclusies stabiliteit ophogingen
Bouwweg / kraanbaan Op de drie locaties (Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk) kan met een ophoogtempo van 0,5 m per week de bouwweg / kraanbaan opgehoogd worden. De situatie blijft stabiel zowel in de aanlegfase (toetswaarde 1,1) als in de eindfase (toetswaarde 1,3) inclusief een wachtperiode van circa 70 dagen (Noordermeerdijk). Ten aanzien de benodigde wachttijd, wordt opgemerkt dat omdat in de toplaag boven de samendrukbare deklaag op locatie van de Westermeerdijk en de Zuidermeerdijk meer zand aanwezig is, dan bij de Noordermeerdijk wordt eerder aan de toetswaarde voldaan. Opstel- en kraanplaats Op de drie locaties (Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk) kan met een ophoogtempo van 0,5 m per week de ophoging voor de kraan opstelplaats opgehoogd worden. Tijdens de aanleg van de ophoging blijft de stabiliteit voldoende gewaarborgd. De ophoging zonder kraan voldoet na een wachttijd van circa 70 dagen (Noordermeerdijk) dan wel 130 dagen (Westermeerdijk en Zuidermeerdijk) aan de toetswaarde in de eindsituatie. De ophoging inclusief een kraanbelasting van 260 kN met de toepassing van de extra spreiding voldoet aan de toetsing (er treedt dan geen grondbreuk en/of directe afschuiving op). Met toepassen van de voorgeschreven extra spreidingslaag waarbij over 5 m (Noordermeerdijk) dan wel 7,5 m (Westermeerdijk en Zuidermeerdijk) extra gespreid wordt, wordt voldaan aan de toetswaarde in de eindsituatie. In de berekeningen is uitgegaan van een minimale breedte van 50 m. De effectieve beschikbare breedte is groter (inclusief steunbermen is deze 65 m). De ophoging inclusief kraan voldoet aan de toetsing indien de kraanbelasting minimaal 15,5 m uit de rand van de ophoging blijft. Hieraan wordt met de effectieve breedte van 65 m voldaan.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 20
5
TRAFO
5.1 Fundering op staal Bij windturbine 13 aan de Noordermeerdijk wordt een trafostation gerealiseerd. Gezien de bodemgesteldheid ter plaatse van windturbine 13 is het trafogebouw te funderen op staal. Het principe ontwerp gaat uit van een omheind terrein met afmetingen 29 m x 38 m. De verschillende constructieonderdelen worden apart gefundeerd. Het funderingsadvies voor het trafostation is opgesteld conform de normen geotechniek NEN 6740 en NEN 6744. In het definitieve ontwerpstadium dient het ontwerp te worden getoetst aan de dan geldende geotechnische normen. In dit stadium van het project is sprake van een haalbaarheidsanalyse. De constructie dient te voldoen aan: • Grenstoestand 1A (draagkracht): de rekenwaarde van de belasting (Fs;d) dient kleiner te zijn dan de rekenwaarde van de draagkracht (Fr;d); • Grenstoestand 1B (bezwijken bovenbouw door te grote vervorming fundering): bij normale bouwconstructies, waarvan hier sprake is, is grenstoestand 2 (bruikbaarheidsgrenstoestand) maatgevend; • Grenstoestand 2 (vervormingen): getoetst wordt of de berekende zakkingen van de bovenzijde van de fundering toelaatbaar zijn. 5.1.1 Uitgangspunten Ten tijde van het opstellen van dit rapport waren nog geen gedetailleerde gegevens over de krachtsafdracht van de constructie naar de fundering bekend. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: • Een drietal onderdelen van het transformatorstation zijn beschouwd, de massa’s van deze onderdelen zijn door de opdrachtgever opgegeven. De genoemde belastingen zijn inclusief de betonconstructie: • Kabeltuin: 93 ton ⇒ 930 kN ⇒ rekenwaarde (grenstoestand 1A) 930 ⋅ 1,2 = 1116 kN ⇒ verdeeld over 80 m² ≈ 14 kPa; • Transformator met opvangbak: 470 ton ⇒ 4700 kN ⇒ rekenwaarde (grenstoestand 1A) 4700 ⋅ 1,2 = 5640 kN ⇒ verdeeld over 130 m² ≈ 44 kPa; • Container: 145 ton ⇒ 1450 kN ⇒ rekenwaarde (grenstoestand 1A) 1450 ⋅ 1,2 = 1740 kN ⇒ verdeeld over 23,4 m² ≈ 72 kPa. • Het constructieve aanlegniveau van de fundering van de transformator inclusief opvangbak alsmede de container is aangenomen op een niveau van circa NAP -5,9 m (bovenkant vloer op NAP -5,6 m, vloerdikte aangenomen op 0,3 m). • De bovenkant van de funderingsplaat van de kabeltuin zou volgens de verstrekte informatie op MV -1 m komen te liggen. Uitgaande van een dikte van de betonplaat van 0,3 m ligt het constructief aanlegniveau dan nog boven de zandlaag, waardoor (ongelijkmatige) zakkingen van de kabeltuin op zouden kunnen treden. Aangezien dit niet wenselijk wordt geacht is als uitgangspunt gehanteerd dat de funderingsplaat eveneens op NAP -5,9 m wordt aangebracht. • Uitgegaan is van een horizontaal maaiveld, alsmede van verticaal en centrisch aangrijpende belastingen. • In de berekening is gerekend met een grondwaterstand van circa NAP -4,5 m. 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 21
•
De betonplaten van de drie constructies zijn volledig stijf, zodat de belasting gelijkmatig wordt verdeeld.
5.1.2 Aanlegniveaus en draagkracht fundering (grenstoestand 1A) Conform art. 10.3 van NEN 6740 dient uitgegaan te worden van een minimaal aanlegniveau van 0,8 m beneden het (toekomstige) maaiveld. Ter plaatse van de sonderingen is op het constructief aanlegniveau van de fundering vrijwel direct een draagkrachtige zandlaag aanwezig. Consequentie van de omschreven uitvoeringsmethode, waarbij geen bemaling toe wordt gepast, is dat eventueel op het aanlegniveau van de fundering aanwezige los gepakte of verweekte zones niet kunnen worden verdicht. Volgens norm NEN 6744 is de rekenwaarde van de maximale funderingsdruk (σ'max;d) van de funderingsgrondslag berekend op 119 kPa. Dit is ruimschoots voldoende om de maximaal optredende belasting (80 kPa) te kunnen dragen. In figuur 5-1 zijn de meewerkende breedte B en de maatgevende dekking d naast de fundering weergegeven.
maaiveld
B = meewerkende breedte
constructief aanlegniveau
d B
Figuur 5-1: Maatgevende dekking -d- naast vloer zonder vorstrand.
Voor de berekening van de rekenwaarden van de draagkracht onder de plaatfundering zijn denkbeeldige poeren beschouwd. De "gronddekking" naast een dergelijke strook bestaat uit de daar aanwezige betonplaat. Behalve door het eigen gewicht, levert de betonvloer ook weerstand door buiging. In de berekeningen is voor de dekking veiligheidshalve alleen het effectieve gewicht van de betonvloer in rekening gebracht (conservatieve aanname). Het risico op opdrijven van de transformator incl. opvangbak en de container is eveneens globaal beschouwd. Hieruit blijkt dat de neerwaartse kracht als gevolg van de belastingen ruimschoots groter is dan de maximale opwaartse waterdruk (bij GWS = MV).
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 22
5.1.3 Zakkingen van de fundering (grenstoestand 2) Zowel voor grenstoestand 1B als 2 zijn eisen geformuleerd ten aanzien van de maximaal toelaatbare vervormingen. Bij grenstoestand 1B treedt constructieve schade aan de bovenbouw op door te grote (verschil)zakkingen. De eisen voor de bruikbaarheidsgrenstoestand 2 zijn strenger. Aangezien de fundering direct in het zand wordt aangelegd zijn de te verwachten zakkingen verwaarloosbaar klein. Mede omdat het definitieve ontwerp nog niet gereed is, is een nadere analyse van deze vervormingen derhalve niet uitgevoerd. 5.2 Bemalingen Doel van de analyse van de bemalingen is inzicht te krijgen in de te onttrekken hoeveelheid grondwater, het aangeven van de mogelijke effecten van deze onttrekking op de omgeving en het signaleren van knelpunten. In tabel 5.1 is het aanlegniveau en ontgravingsniveau van de constructieonderdelen opgenomen. Door de opdrachtgever is tevens aangegeven dat de onderkant van de kabelkelder zich op ca. MV -1,4 m bevindt. Uitgaande van een maaiveldniveau van ca. NAP -4,0 m bevindt de onderkant van de vloeren zich op ca. NAP -5,4 m. Tabel 5.1: Afmetingen, aanleg- en ontgravingsniveaus Onderdeel Afmetingen
*
Aanlegniveau
Ontgravingsniveau*
kabelkelder
9,4 m x 3,5 m
NAP -5,4 m
NAP -5,9 m
Trafo + opvangbak
13m x 10 m
NAP -5,4 m
NAP -5,9 m
“kabeltuin”met fundering
96m2
NAP -5,2 m
NAP -5,7 m
Inclusief een zandbed van 0,5 m onder de kabelkeldervloer.
Voor de ontgraving is in het kader van deze analyse aangehouden een talud van 1 : 1. Het in tabel 5.1 genoemde ontgravingsniveau bevindt zich beneden de grondwaterstand. Om de werkzaamheden in den droge uit te voeren moet de grondwaterstand in de bouwput door middel van een bemaling worden verlaagd. De bemalingswerkzaamheden zullen volgens opgave in totaal circa 8 weken duren. Als conservatieve benadering is voorde uitvoering aangehouden dat de drie constructie simultaan bemaalt worden. Indien de constructieonderdelen als prefab elementen worden geplaatst, zal de duur van de bemalingswerkzaamheden circa 2 weken bedragen. Op circa 80 m afstand ligt de insteek van de kwelsloot van de waterkering Noordermeerdijk. Op ca. 150 m afstand ten westen van de projectlocatie bevindt zich het IJsselmeer.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 23
5.2.1 Bodemopbouw In maart 2010 is op de projectlocatie door Inpijn-Blokpoel Ingenieursbureau een grondonderzoek uitgevoerd. Het grondonderzoek heeft in de omgeving van het trafogebouw en kabelkelder bestaan uit 5 sonderingen (DKM61 t/m DKM65 met kleefmeting (code DKM). Voor de resultaten van het grondonderzoek wordt verwezen naar het door Inpijn-Blokpoel uitgebrachte grondonderzoek. Op basis van het uitgevoerde grondonderzoek en gegevens uit de literatuur is de bodemopbouw en de geohydrologische gesteldheid van de ondergrond geschematiseerd en weergegeven in tabel 5.2. Tabel 5.2: Geohydrologische gesteldheid Diepte in m t.o.v. NAP (ca.) -4,0 à -4,3
Geohydrologische typering Infiltratie-oppervlak
laag
Maaiveld
Bodembeschrijving
Waterremmende laag
1
Watervoerende laag
2
0
-4,2 à -4,3
tot
-5,6 à -5,8
ZAND en KLEI
-5,6 à -5,8
tot
-20,8 à -21,2
ZAND
-20,8 à -21,2
tot
-24,3 à -25,7* KLEI en zandige lagen
Waterremmende laag
3
-24,3 à -25,7
tot
-190**
Watervoerende laag
4
ZAND
* De waterremmende laag is op de projectlocatie ca. 3 à 4 m dik. In de omgeving kan laag 3 zeer variërend in dikte en lokaal zeer dun zijn. ** Maximaal met behulp van grondonderzoek verkende diepte: ca. NAP -44 m
Op ca. NAP -190 m wordt een dikke kleilaag aangetroffen (volgt uit grondonderzoek in het Fugro archief), die in deze rapportage als geohydrologische basis wordt beschouwd. 5.2.2 Geohydrologische schematisering De parameters die behoren bij de geohydrologische schematisering zijn opgenomen in tabel 5.3. Hierbij is de weerstand tegen verticale grondwaterstroming door een waterremmende laag weergegeven met een c-waarde en is het horizontaal doorlaatvermogen van een watervoerende laag weergegeven met een kD-waarde. Tabel 5.3: Geohydrologische schematisering laag
Typering
Parameterwaarden
0
Drainageweerstand
c =350 dagen*
1a
Watervoerende laag
kD = 5 m2/dag
1b
Waterremmende laag
c = 10 dagen
2
Watervoerende laag
kD = 200 à 250 m2/dag
3
Waterremmende laag
c = 5 à 50 dagen*
4a
Watervoerende laag
kD = 2.000 m2/dag
4b
Fictieve Waterremmende laag
c = 1 dag
4c
Watervoerende laag
kD = 2.000 m2/dag
* Ter plaatse van het IJsselmeer is gerekend met een drainageweerstand van 50 dagen. ** De waterremmende laag is in de omgeving zeer variërend in dikte en lokaal zeer dun. Op de projectlocatie bedraagt de dikte ca. 3 à 4 m
Bovenstaande parameterwaarden zijn geraamd op basis van ervaring, aan de hand van het uitgevoerde grondonderzoek, gegevens uit het Fugro-archief en de literatuur. In de 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 24
modellering is geen rekening gehouden met de invloed van het open water van het IJsselmeer, waardoor de verlagingen in de omgeving als worst-case worden berekend. 5.2.3 Grondwaterstand, stijghoogte en open peil Op circa 150 m ten westen van de projectlocatie is het open water van het IJsselmeer gelegen. Het peil in het open water wordt ’s zomers beheerst op NAP -0,2 m en op NAP 0,4 m in de winter. Op basis van door het waterschap aangeleverde gegevens en gegevens uit het Fugroarchief, informatie uit de DINO-database van TNO en de literatuur zijn voor de bemaling representatieve grondwaterstanden en stijghoogten afgeleid zoals is weergeven in tabel 5.4. Op basis van bovenstaande informatie zijn voor de bemaling representatieve grondwaterstanden en stijghoogten afgeleid zoals is weergeven in tabel 3-4. Tabel 5.4: Raming grondwaterstand en stijghoogte op de projectlocatie Laag
Hoog [NAP m]
Gemiddeld [NAP m]
Laag [NAP m]
Toplaag (1)
-4,5
-4,7
-5,0
-3,5
-4,0
-4,5
Stijghoogte (2)
Opmerking bij gegeven waarden: Geohydroligisch is de impact van een variatie in hoogteligging groter dan bij geotechnische analyses. De waarden bij de geotechnische analyses kunnen enigszins van deze waarden afwijken..
De stijghoogte in laag 2 wordt sterk beïnvloed door het opgelegde polderpeil van NAP -5,7 m en zal richting maaiveld bijna gelijk zijn aan de grondwaterstand. Uitgegaan wordt van een stijghoogte van NAP -3,5 m. De vetgedrukte waarden worden als uitgangsgrondwaterstand en -stijghoogte beschouwd voor de berekening van de bemaling, maar mogen niet zonder meer worden gebruikt voor andere (ontwerp)doeleinden. De aangenomen, maatgevende, waarden zijn niet tot stand gekomen met behulp van een statistische analyse. 5.2.4
Berekeningen en effecten
Benodigde verlaging en te bemalen grondlagen Onderscheid wordt gemaakt in het verlagen van de grondwaterstand en het eventueel (moeten) verlagen van de stijghoogte in diepere watervoerende lagen. Voor een droge en goed begaanbare bouwputbodem dient de grondwaterstand te worden verlaagd tot 0,5 m beneden het aanlegniveau van de drie aan te brengen constructies. Uitgaande van een aanlegniveau van NAP -5,4 m dient de grondwaterstand verlaag te worden tot NAP -5,9 m. Bij een uitgangsgrondwaterstand van NAP -4,5 m bedraagt de verlaging 1,4 m. Omdat de deklaag ter plaatse van het aan te leggen gemaal volledig wordt ontgraven, dient de stijghoogte in laag 2 tot hetzelfde niveau te worden verlaagd als de grondwaterstand in laag 1, namelijk tot 0,5 m onder het aanlegniveau. De benodigde verlagingen zijn samengevat weergegeven in tabel 5.5. 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 25
Tabel 5.5: Benodigde verlagingen van grondwaterstand en stijghoogte Grondwaterstand (laag 1) Onderdeel Verlagen tot Verlaging kabelkelder
NAP -5,9 m
1,4 m
Stijghoogte (laag 2) Verlagen tot Verlaging NAP -5,9 m
2,4 m
Trafo + opvangbak
NAP -5,9 m
1,4 m
NAP -5,9 m
2,4 m
“kabeltuin”met fundering
NAP -5,7 m
1,2 m
NAP -5,7 m
2,2 m
Waterbezwaar Om inzicht te krijgen in het waterbezwaar en de grondwaterstandsverlagingen in de omgeving als gevolg van de bemaling zijn met het softwarepakket MicroFEM bemalingsberekeningen uitgevoerd. Tabel 5.6: Berekende stationaire waterbezwaren Onderdeel
Waterbezwaar [m3/uur]
kabelkelder
55 à 85
Trafo + opvangbak
65 à 100
“kabeltuin”met fundering
55 à 85
3 onderdelen tegelijkertijd
100 à 145
In de stationaire beginfase van de bemaling dient rekening te worden gehouden met een groter waterbezwaar (20 à 30%). Als gevolg van neerslag kan het waterbezwaar bij maatgevende buien van 10 mm/uur of 33 mm/dag toenemen met respectievelijk 1 m3/uur of 3 m3/dag. Bij de dimensionering van de bemalingsinstallatie dient met dit extra waterbezwaar rekening te worden gehouden. Fluctuaties in de grondwaterstand en stijghoogte hebben eveneens consequenties voor het waterbezwaar. Verlaging van de grondwaterstand / stijghoogte in de omgeving De bemaling leidt in de omgeving van de bouwput tot verlagingen van de grondwaterstand en/of stijghoogte. In tabel 5.7 zijn voor een stationaire situatie de verlagingen van de grondwaterstand/stijghoogte weergegeven. Tabel 5.7: Berekende stationaire verlagingen van de grondwaterstand en stijghoogte [m] Afstand tot bouwput [m] laag 5 10 25 50 75
100
250
1
1,8
1,6
1,2
0,8
0,5
0,4
0,1
2
2,0
1,7
1,2
0,8
0,5
0,4
0,1
1
1,9
1,7
1,4
1,0
0,7
0,5
0,2
2
2,0
1,8
1,4
1,0
0,7
0,5
0,2
1 onderdeel 3 onderdelen samen
Ten gevolge van het waterpeil in het IJsselmeer is er sprake van een continue kwelstroom vanuit het IJsselmeer richting de Noordoostpolder. De berekende verlagingen zoals weergegeven in bovenstaande zullen in werkelijkheid dus vooral richting de waterkering kleiner zijn. Ook door de bemalingsduur en eventuele neerslag kunnen de werkelijk optredende verlagingen anders zijn.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 26
Bemalingsplan De benodigde verlaging van de grondwaterstand kan worden gerealiseerd met behulp van een verticale filterbemaling. De verticale bronnering bestaat uit Ø 2” filters die worden bemalen met Ø 1” inhangers. Het geperforeerde deel van de filters dient te worden afgesteld tussen ca. NAP -7 m en NAP -11 m. De filters kunnen met een hart op hart afstand van ca. 1 à 2 m in de boveninsteek van het talud worden geplaatst. Het gebruik van een ringdrain kan worden overwogen om het water dat uit het talud naar de bouwput stroomt op te vangen en af te voeren. De bemaling dient zo te worden ingeregeld dat niet meer wordt verlaagd dan strikt noodzakelijk is. De uitvoering van de bemaling dient te worden overgelaten aan de bemaler, die voldoende lokale ervaring moet hebben. Wij adviseren in het bestek een resultaatverplichting voor de bemaler op te nemen voor het realiseren van de verlagingen. 5.2.5 Effecten van de bemaling in de omgeving Het verlagen van de grondwaterstand en stijghoogte leidt tot ongewenste gevolgen voor objecten binnen het invloedsgebied van de bemaling. Op basis van de in tabel 5.7 weergegeven verlagingen van de grondwaterstand/stijghoogte en de in het verleden opgetreden lage grondwaterstand dient binnen een straal van circa 50 m rekening te worden gehouden met maaiveldzakkingen. In zeer droge periodes kan het gebied waarbinnen zettingen op kunnen treden groter zijn. Ten aanzien van het optreden van zakkingen ten gevolge van de grondwaterstands-verlagingen dient rekening te worden gehouden met maaiveldzakkingen die direct buiten de bouwput op kunnen lopen tot circa 10 à 20 mm (indicatief berekende eindzettingen met Methode Terzaghi). Afhankelijk van de periode waarin wordt bemalen, de bemalingsduur en de mate waarin de bodem in het verleden is voorbelast kunnen deze zakkingen kleiner zijn. Op een afstand van circa 80 m ten westen van de projectlocatie bevindt zich de waterkering Noordermeerdijk. Omdat ter plaatse van de dijk niet of zeer weinig onder de lage grondwaterstand en stijghoogte wordt verlaagd worden geen maaiveldzakkingen ter plaatse van de dijk verwacht. De macrostabiliteit van de waterkering is niet in het geding aangezien de afstand tussen de ontgravingen en de waterkering dusdanig groot is dat de waterkering ruim buiten de invloedszone van de ontgraving ligt. Zoals reeds aangegeven wordt in het IJsselmeer een waterpeil gehanteerd van NAP - 0,2 m à NAP -0,4 m. Hierdoor is sprake van een continue kwelstroom vanuit het IJsselmeer richting de Noordoostpolder. De berekende verlagingen zoals weergegeven in tabel 5.6 zullen in werkelijkheid dus vooral richting de Noordermeerdijk nog kleiner zijn waardoor de zettingen kleiner zullen zijn dan berekend. Afwijkingen ten opzichte van de uitgangspunten Wijzigingen in de uitgangspunten hebben consequenties voor de berekeningen en dus voor de adviezen. Geadviseerd wordt om voor aanvang van de uitvoeringswerkzaamheden de uitgangspunten van het definitief ontwerp te (laten) controleren.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 27
5.3
Trillen damwandplanken
5.3.1 Uitgangspunten Indien gekozen wordt voor een gesloten bouwkuip voor de ondergrondse delen van het trafostation, dienen damwandplanken geïnstalleerd te worden. Met de trilwerkzaamheden worden trillingen in de grond opgewekt welke van invloed kunnen zijn op de stabiliteit van de waterkering, deze zijn derhalve beoordeeld. Door de opdrachtgever zijn geen opgave gedaan van te installeren damwandplanktype, lengte en te hanteren trilblok. Uitgegaan wordt van een damwandplanktype AZ 18 met een lengte van 8 m. Op basis van het handboek CUR 166 “Damwandconstructies” 5e druk is een schatting gemaakt van de benodigde slagkracht van het trilblok. Het handboek bevat grafieken, overgenomen van de NVAF, waarmee de slagkracht gegeven de grondslag, het type en de lengte van de damwandplank bepaald kan worden. Op basis van het grondonderzoek en CUR 166 wordt uitgegaan van een trilblok met een slagkracht van 750 kN. Verwacht wordt dat het stootrendement van het hydraulische heiblok circa 90% bedraagt. Bovengenoemde aannamen zijn als uitgangspunt voor de trillingsanalyse gehanteerd. 5.3.2 Modellering werkzaamheden In de bijlage “Toelichting Trillingsmodel” wordt nader ingegaan op de theoretische achtergrond omtrent trillingen. De modellering en het opstellen van de trillingsrisicoanalyse vindt plaats op basis van CUR - publicatie 166 ‘Damwandconstructies’ . In genoemde CUR - publicatie wordt onderscheid gemaakt in verschillende bodemkarakteristieken, verschillende palen en damwandplanken alsmede in verschillende wijzen van inbrengen. Het handboek hanteert 7 voor Nederland kenmerkende grondprofielen. In CUR 166 wordt voor de bronintensiteit van de trillingsintensiteit een van de 7 “standaard” bodemprofielen gehanteerd. Door de bronwaarden van dit “standaard” profiel te correleren naar de grondcondities van de projectlocatie (fitten) is met lokale omstandigheden rekening gehouden. Voor de modellering van de projectlocaties zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • •
Bronsnelheid u5m, trillen Variatie coëfficiënt
2,6 mm/s 0,8
Bij uittrillen wordt voor de referentiesnelheid op 5 m 1,5 maal de bronwaarde voor intrillen gehanteerd. In tegenstelling tot de in CUR 166 (5e druk) gehanteerde lognormale verdeling voor de methodiek wordt in de analyse uitgegaan van een normale kans verdeling.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 28
5.3.3 Geometrische en materiaaldemping Tijdens de installatie van de planken wordt de omringende grond in beweging gebracht. Hierdoor ontstaan trillingen. Deze trillingen planten zich als golven door de ondergrond voort. Te onderscheiden zijn compressie-, afschuif- en Rayleigh-golven. Op korte afstand van de trillingsbron zijn qua trillingsniveau zowel de afschuif- als Rayleighgolven van belang, op grotere afstand alleen de Rayleighgolven. De voortplantingssnelheid van de trillingsgolven in de aanwezige zandlagen bedraagt globaal 125 à 200 m/s. Op korte afstand tot de trillingsbron is de verticale trillingsrichting dominant, op grotere afstand is de horizontale trillingsrichting dominant. Afhankelijk van de grondgesteldheid ligt het omslagpunt doorgaans op een afstand van circa 1,5 tot 2 maal de paallengte. De demping is in sterke mate afhankelijk van de mate waarin het grondmateriaal vervormd wordt onder invloed van de homogeniteit en de gelaagdheid van het bodemprofiel. De demping is frequentie afhankelijk. Doorgaans bedraagt de dominante frequentie bij trillen van damwandplanken 30 Hz tot 40 Hz. Tijdens het trillen van de damwandplanken wordt bij een dempingsmaat van ζ = 2% uitgegaan van een dempingconstante van circa α = 0,015 m-1. Een hogere demping leidt tot eerder “uitdempen” van de amplitude. 5.3.4 Trillingsoverdracht in ondergrond In tabel 5.8 is een overzicht van de waarden van de trillingsversnelling in de ondergrond als functie van de afstand gepresenteerd. De versnellingen zijn bepaald bij een dominante trillingsfrequentie voor het trillen van damwandplanken van 30 Hz tot 40 Hz. Tabel 5.8: Trillingsversnellingen als functie van afstand tot trillingsbron, trillen damwandplanken afstand tot F = 750 kNm F = 750 kNm werkzaamheden AZ 18 AZ 18 intrillen uittrillen
[m] 5 10 20 30 40 45 50 55 65 70 75 80 85 90 95
Frequentie 40 Hz
Frequentie 40 Hz
[m/s2]
[m/s2]
50% 0,82 0,54 0,33 0,23 0,17 0,15 0,13 0,12 0,09 0,08 0,07 0,07 0,06 0,05 0,05
99% 2,34 1,53 0,93 0,66 0,49 0,43 0,38 0,33 0,26 0,24 0,21 0,19 0,17 0,15 0,14
50% 1,14 0,75 0,46 0,32 0,24 0,21 0,18 0,16 0,13 0,12 0,10 0,09 0,08 0,08 0,07
99% 3,27 2,15 1,31 0,92 0,68 0,60 0,53 0,47 0,37 0,33 0,30 0,27 0,24 0,22 0,19
Afstand = afstand tussen trillingsbron en object De 50% waarden betreft de waarde voor de maximaal optredende trillingsintensiteit met een kans van ca. 50% op overschrijding De 99% waarden betreft de waarde voor de maximaal optredende trillingsintensiteit met een kans van ca. 1% op overschrijding 1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 29
5.3.5 Uitvoering trilwerkzaamheden Tijdens de uitvoering van de trilwerkzaamheden zal de minimale afstand van het werk tot aan de kwelsloot variëren tussen 70 m tot 85 m. Er wordt gewerkt met 1 stelling. Opgemerkt wordt dat in het geval van overschrijding van de maximaal toelaatbare trillingensniveau’s (volgend uit de monitoring) tijdens de uitvoering de situatie zich direct verbetert door het heiwerk stop te zetten. Dit gezien een directe beëindiging van trillingen en geleidelijke afname van de wateroverspanningen. 5.4
Stabiliteit waterkering
In de beschouwende analyse van de stabiliteit is rekening gehouden met de trillingsintensiteiten. De invloed van de trillingen wordt geschematiseerd door op het dwarsprofiel een aardbevingscomponent aan te brengen. Deze component geldt voor het gehele dwarsprofiel en is niet “op locatie” ergens in het dwarsprofiel aan te brengen. Een conservatieve benadering is uitgevoerd, waarbij voor de aardbevingscomponent intensiteiten op een afstand van 70 m (insteek kwelsloot) bij intrillen / uittrillen 0,24 m/s2 tot 0,33 m/s2 is aangebracht. Op een afstand tot de ligging van de diepe cirkel gelden versnellingswaarden van 0,17 m/s2 bij intrillen en 0,24 m/s2 bij uittrillen. Onder Fugro rapportage nummer 1009-0061-006 zijn voor de drie waterkeringen stabiliteitsanalyses uitgevoerd geldig voor de installatie van de funderingspalen (rapporten R01, R02 en R03). In de rapportages is vermeld dat nog net aan de toetswaarden voor het binnentalud dan wel buitentalud wordt voldaan indien de versnellingswaarden niet hoger zijn dan 0,65 m/s2 tot 1,30 m/s2. Geconcludeerd wordt dat tijdens het installeren en trillend verwijderen van de damwandplanken de standzekerheid van de waterkering (Noordermeerdijk) niet in het geding komt.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 30
6
WINDPARKBEKABELING
Conform opgave van de opdrachtgever worden de windturbines binnen een windpark met elkaar verbonden door middel van kabels. Het kabeltracé voor elke windpark is ten opzichte van de insteek van de kwelsloot gelegen op: Noordermeerdijk: Westermeerdijk: Zuidermeerdijk:
71 meter 71 meter 87 meter
De kabels zullen dan ook gelegd worden in de buitenbeschermingszone van de waterkering. Het kabeltracé per windpark zijn parallel gelegen met de waterkering. Ter plaatse van een windturbine vindt er een aftakking plaats. De te hanteren aanlegmethode is volgens opgave van de opdrachtgever een open sleuf methode, waarbij een minimale gronddekking van 0,8 m vereist is, wat overeenkomt met een sleufdiepte van 1 meter ten opzichte van het maaiveld. De breedte van de sleuf zal afhankelijk van het aantal kabels zijn, volgens opgave opdrachtgever kan een kabel niet dichter dan 60 meter ten opzichte van de insteek kwelsloot gelegd worden. Geotechnisch gezien bedraagt de invloed van de ontgraving maximaal circa ½ maal de diepte van de ontgraving. Gezien voorstaande hebben de ontgravingen geen effect op de standzekerheid van de waterkering.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 31
7
CONCLUSIES
Het doel van de voorliggende analyses is het bepalen van de geotechnische effecten op de waterkering van de Noordermeerdijk, de Westermeerdijk en de Zuidermeerdijk van de volgende activiteiten: 1. Bouwen trafostation; 2. Aanbrengen bouwweg / kraanbaan / opstel kraanplaats; 3. Bekabeling. Tevens is de haalbaarheid van de uitvoering van de voorontwerpen conform de uitgangspunten van de opdrachtgever getoetst. Als gevolg van de aanleg / bouw van genoemde constructies zijn de volgende aspecten geanalyseerd: 1. Bouwweg / kraanbaan / opstel kraanplaats: a. Verharding bouwweg; b. Trillingen door passerend verkeer; c. Zettingen a.g.v. baanlichaam; d. Stabiliteit, voor grondlichaam incl. en excl. kraanbelasting 2. Trafostation: a. Fundering op staal; b. Bemalingen; c. Ontgraving; d. Trillingen door damwandplanken voor bouwkuip. 3. Bekabeling a. Ontgraving. De bouwweg / kraanbaan / kraan opstelplaats liggen binnen de beschermzone van de waterkering. De onderdelen worden in de passieve belastingszone van de waterkering aangebracht en werken mee in de verhoging van de weerstand tegen falen van de waterkering. Het aanbrengen van de grondlichamen hiervan werkt als positief effect op de weerstand van de waterkering. Voor genoemde onderdelen zijn de volgende conclusies getrokken. Ad 1a: Verharding bouwweg De beoogde dikte als fundering van de bouwweg dient minimaal 0,5 m dik te zijn voor een zelfbindende verharding en circa 0,4 m voor een gebonden verharding (asfalt). Omdat de bouwweg minimaal 0,8 m boven het freatische grondwater ligt is de vorstindringing gewaarborgd. Ad 1b: Trillingen passerend verkeer over de bouwweg Geconcludeerd wordt dat tijdens het passages van zwaar vrachtverkeer over de ruwe bouwweg de standzekerheid van de waterkering (Noordermeerdijk, Westermeerdijk en / of Zuidenmeerdijk) niet in het geding komt. De geprognosticeerde waarden liggen vele malen lager dan de versnellingswaarden tijdens in gebruik zijn van de windturbine (ref. Fugronr 1006-0061-006.R01V02). Ad 1c: Zettingen baanlichaam: bouwweg / kraanbaan en opstel- en kraanplaats 1009-0061-006.R04V02 Opdr. : 1009-0061-006 Blz. : 32
Van toepassing is een restzettingseis van 0,8 m in 20 jaar. Voor de bouwweg / kraanbaan bedragen de berekende eindzettingen op circa 20 jaar voor de Noordermeerdijk circa 0,4 m, voor de Westermeerdijk circa 0,35 m en voor de Zuidermeerdijk circa 0,75 m (representatief grondprofiel) dan wel 1,0 m (locatie 3). Geconcludeerd wordt dat de Noordermeerdijk en de Westermeerdijk aan de restzettingeis voldoen. Na 1 jaar dat het baanlichaam op locatie ligt zal ook bij de Zuidermeerdijk aan de restzettingseis voldaan worden. Voor de opstel- en kraanplaats bedragen de berekende eindzettingen op circa 20 jaar voor de Noordermeerdijk circa 0,6 m, voor de Westermeerdijk circa 0,60 m en voor de Zuidermeerdijk circa 1,15 m (representatief grondprofiel) dan wel 1,6 m (locatie 3). Geconcludeerd wordt dat de Noordermeerdijk en de Westermeerdijk aan de restzettingeis voldoen. Inclusief voorbelasting van 1 m zand gedurende ½ jaar zal na 1 jaar dat het baanlichaam op locatie ligt ook bij de Zuidermeerdijk aan de restzettingseis voldaan worden. Omdat sprake is van een haalbaarheid, zijn o.a. aannamen gedaan voor stijfheden van de ondergrond en de funderingslagen. Nadat het definitieve wegontwerp bekend is, dient de verhardingsconstructie opnieuw beoordeeld te worden. Geadviseerd wordt de zettingen te monitoren, zodat een juiste afstemming tussen optredende zettingen en te nemen (extra) maatregelen getroffen kan worden. Ad 1d: Stabiliteit grondlichaam bouwweg / kraanbaan / kraan opstelplaats Met een ophoogtempo van 0,5 m per week kan de bouwweg / kraanbaan / kraan opstelplaats opgehoogd worden. Na 70 dagen / 130 dagen (Noordermeerdijk / Westermeerdijk en Zuidermeerdijk) wordt ook in de eindfase aan de toets voldaan. De kraan opstelplaats ophoging inclusief een kraanbelasting van 260 kN voldoet aan de toetsing bij het uitgangspunt van een extra spreidingslaag waarbij over 5 m (Noordermeerdijk) dan wel 7,5 m (Westermeerdijk en Zuidermeerdijk) extra gespreid wordt. Voldaan wordt aan de toetswaarde in de eindsituatie. De ophoging voldoet aan de toetsing indien de kraanbelasting minimaal 15,5 m uit de rand van de ophoging blijft. De effectieve breedte van de ophoging bedraagt circa 65 m (inclusief steunbermen). Omdat de positie van de kraan op grotere afstand dan 15,5 m tot de rand ligt, wordt hieraan voldaan. Ad 2a: Fundering op staal trafostation Noordermeerdijk Omdat de draagkracht van de ondergrond voldoende is, is het mogelijk om het trafostation Noordermeerdijk te funderen op staal. Het risico op opdrijven van de transformator incl. opvangbak en de container is eveneens beschouwd. Omdat de neerwaartse belasting ruimschoots groter is dan de maximale opwaartse waterdruk (bij GWS = MV) is geen risico op opdrijven.
Ad 2b: Bemalingen en ontgraving trafostation Noordermeerdijk Voor het trafostation zijn waterbezwaren van circa 55 à 85 m3/uur voor de kabelkelder, 65 à 100 m3/uur voor de opvangbak en 55 à 85 m3/uur voor de kabeltuin afzonderlijk berekend. 1009-0061-006.R04V02 Opdr. : 1009-0061-006 Blz. : 33
Indien de drie elementen tegelijk gebouw worden is het waterbezwaar 100 à 145 m3/uur. In dat geval is het werk vergunningplichting en kan niet met een melding volstaan worden. Indien een onderdeel afzonderlijk gebouwd wordt, zijn de verlagingen bij de waterkering circa 0,5 m. Indien de 3 onderdelen gelijktijdig gebouwd worden, is de verlaging circa 0,7 m. Doorinvloeden van de waterstanden op het IJsselmeer kunnen de werkelijk optredende verlagingen minder zijn. Op een afstand van circa 80 m ten westen van de projectlocatie bevindt zich de waterkering Noordermeerdijk. Er worden geen maaiveldzakkingen ter plaatse van de dijk verwacht. De stabiliteit van de waterkering is niet in het geding aangezien de afstand tussen de ontgravingen en de waterkering dusdanig groot is dat de waterkering ruim buiten de invloedszone van de ontgraving ligt. Dit geldt eveneens voor de trafostations nabij de Westermeerdijk welke zich op nog ruimere afstand van de waterkering Westermeerdijk bevinden (155 meter). Ad 2c: Ontgravingen trafostation Noordermeerdijk De voor het trafostation benodigde ontgravingen zijn dusdanig klein van aard (maximaal tot maaiveld -1,4 m) dat gezien de afstand de standzekerheid van de waterkering niet in het geding komt. Ad 2d: Trillen damwandplanken bouwkuip trafostation Noordermeerdijk Met een conservatieve benadering is bepaald dat op een afstand van 70 m (insteek kwelsloot) versnellingen bij intrillen / uittrillen 0,24 m/s2 tot 0,33 m/s2 kunnen optreden. Op een afstand tot de ligging van de diepe cirkel gelden versnellingswaarden van 0,17 m/s2 bij intrillen en 0,24 m/s2 bij uittrillen. In rapportage 1006-0061-006.R01V02 is vermeld dat nog net aan de toetswaarden voor het binnentalud dan wel buitentalud wordt voldaan indien de versnellingswaarden niet hoger zijn dan 0,65 m/s2 tot 1,30 m/s2. Aangezien de geprognosticeerde waarden lager zijn, wordt geconcludeerd dat tijdens het installeren en trillend verwijderen van de damwandplanken de standzekerheid van de waterkering (Noordermeerdijk) niet in het geding komt. Dit geldt eveneens voor de trafostations nabij de Westermeerdijk welke zich op nog ruimere afstand van de waterkering Westermeerdijk bevinden (155 meter). Ad 3a: Ontgraving t.b.v. bekabeling Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk De bekabeling van de windturbines ten behoeve van de windparken is gelegen op een afstand van circa 70 m tot 80 m ten opzichte van de insteek van de kwelsloot. Lokaal is de afstand circa 60 m. Dit is ruim buiten de beschermingszone van de waterkering. De voor de bekabeling benodigde ontgraving zijn dusdanig klein van aard (maximaal tot maaiveld -1 m) dat gezien de afstand de standzekerheid van de waterkering niet in het geding komt.
1009-0061-006.R04V02
Opdr. : Blz. :
1009-0061-006 34
BIJLAGE 1. “Toelichting Trillingsmodel” Modellering conform CUR 166 De modellering en het opstellen van de trillingsrisicoanalyse vindt plaats op basis van CUR - publicatie 166 ‘Damwandconstructies’’. In genoemde CUR - publicatie wordt onderscheid gemaakt in verschillende bodemkarakteristieken en verschillende palen en planken alsmede de verschillende wijzen van inbrengen. Wanneer een paal of plank in een grondmassief doordringt, veroorzaakt deze langs en aan de onderzijde van de paal plastische en elastische vervormingen. Door de snelle introductie van deze vervormingen ontstaan golfverschijnselen in de grond. De plastische golfverschijnselen blijven beperkt tot een gebied rondom de paal/plankpunt met een doorsnede van ongeveer 1,5 tot 2,5 maal de equivalente paal/plankdiameter. Voor de trillingen in de omgeving zijn alleen de elastische golven van belang. Wanneer de paal/plank enige meters diep in de grond is doorgedrongen, ontstaan trillingsgolven die zich in alle richtingen (kunnen) voortplanten. Komen deze golven aan de oppervlakte, bij een laagovergang of bij een bouwwerk, dan vindt hier reflectie en omzetting van de trillingsgolven plaats, zodat een interferentiepatroon van bodembewegingen ontstaat. Gezien de complexiteit van dit interferentiepatroon kan de bodembeweging slechts in benaderende zin beschreven worden. De factoren die invloed hebben op de intensiteit van de trillingen die door installatie van de palen / planken aan de bodem worden afgegeven zijn: • eigenschappen van de ondergrond; • afmetingen van de paal/plank; • energie / slagkracht die nodig is om de paal / plank op diepte te krijgen.
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 1
Bronsterkte CUR 166 hanteert voor Nederland enkele karakteristieke bodemprofielen. Voor deze karakteristieke bodemprofielen is voor de verschillende wijze van inbrengen van palen en planken, een bronintensiteit gegeven op een referentie afstand van 5 m tot de bron. De bronsterkten zijn gerelateerd aan een lognormaal verdeling. In de analyse wordt gebruik gemaakt van een normale verdeling. Op basis van praktijkervaringen, waarbij prognosesmet metingen vergeleken zijn, is gebleken dat prognose waarden, waarbij een normale verdeling is gehanteerd, beter aansluit op de meetwaarden. Voor de karakteristieke bodemprofielen zijn indicatiewaarden gegeven voor de demping, de referentiesnelheid (u0) op 5 m en de variatiecoëfficiënt van de trillingsbron voor het in- en uitrillen van damwandplanken of het heien van stalen buispalen. Voor de meeste situaties zijn geen indicatiewaarden gegeven en dient de referentiesnelheid geschat te worden. Voor het trillingsniveau zijn het noodzakelijke inheiniveau en de grondopbouw van grotere invloed dan het paal/planktype of –lengte. Deze factoren worden in rekening gebracht. Bepaling bronsterkte heien De referentie trillingsintensiteit wordt bepaald met een empirische formule, welke afhankelijk is van het vermogen van het heiblok:
v o , ( x =5 m ) = u 0 ⋅ ψ ∗ E Waarin: v0(x=5m) u0 E ψ
trillingsnelheid op referentieafstand van 5 meter referentie trillingsnelheid inhei-energieniveau stootrendement
[mm/s]; [mm/s]; [Nm]; [-].
Op basis van deze relatie is de bronsterkte van de trillingssnelheid bepaald. Bepaling bronsterkte trillen De bronsterkte van het intrillen van stalen damwandelementen wordt bepaald met de volgende empirische relatie:
v0 ( x = 5m) = u 0 + 0,002( F − 350) waarin: bronsterkte van de trillingsintensiteit op 5 m afstand van de bron v0 u0 referentie trillingsnelheid op 5 m afstand F slagkracht trilblok
[mm/s]; [mm/s]; [kN].
Bij uittrillen wordt voor de referentiesnelheid op 5 m 1,5 maal de waarde voor intrillen gehanteerd.
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 1
Trillingsoverdracht in de ondergrond Tijdens de installatie van de palen / planken wordt de omringende grond in beweging gebracht. Hierdoor ontstaan trillingen. Deze trillingen planten zich als golven door de ondergrond voort. Te onderscheiden zijn compressie-, afschuif- en Rayleigh-golven. Bij compressiegolven (drukgolven) bewegen de gronddeeltjes zich in dezelfde richting als de voortplantingsrichting van de drukgolf. Ten gevolge van de afschuifgolf worden de gronddeeltjes zijdelings bewogen, loodrecht op de voortplantingsrichting van de golf. Aangezien zowel de compressie- als afschuifgolven zich bolvormig voortplanten wordt de trillingsenergie over een steeds groter volume verdeeld en zal dus vrij snel afnemen. Ten gevolge van de afschuifgolven en compressiegolven aan het maaiveld ontstaan zogenaamde oppervlaktegolven (Rayleigh-golven). Deze golven nemen het grootste deel van de totale trillingsenergiebron op en kenmerken zich door een geringe dieptewerking, waardoor deze golven op grotere afstand van de bron nog steeds een behoorlijke trillingssterkte kunnen bezitten. De afname van de amplitude van de golven wordt veroorzaakt door geometrische demping. Tevens vertoont de grond door inwendige wrijving een dissipatief gedrag (energieverlies) bij vervormingen, wat materiaaldemping wordt genoemd. Dit energieverlies wordt gemodelleerd door hysteretische demping. Indien de geometrische verzwakking en de materiaaldemping worden samengenomen kan met onderstaande relatie de amplitude van een trilling op een afstand x van de bron bepaald worden:
v(x) = v0 Waarin: v(x) v0 x0 x α
x0 -α (x- x0 ) e x
trillingssnelheid op afstand x van de bron bronsterkte van de trillingsintensiteit op 5 m afstand van de bron referentieafstand van 5 m tot de bron afstand tot de bron karakteristieke dempingsconstante ten gevolge van materiaaldemping
[mm/s]; [mm/s]; [m]; [m]; [m-1].
Verwijzend naar CUR-166 wordt in de tabellen een indicatieve waarde voor de dempingsconstante α gepresenteerd van 0,00 à 0,03 m-1. Afhankelijk van de grootte van de golfsnelheden (oppervlakte golf) is een nadere indicatie voor de karakteristieke bodemdemping α te bepalen met:
α=
2 ⋅π ⋅ f ⋅ζ c
Waarin: f dominante frequentie ζ dempingsmaat als functie van de vervormingshoek c voortplantingssnelheid van de trilling in de bodem
[Hz]; [-]; [m/s].
Ter indicatie zijn in CUR 166 voor zand snelheden van 100 tot 200 m/s, voor klei snelheden van 50 tot 100 m/s en voor veen snelheden van 75 tot 125 m/s aangegeven.
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 1
Versnellingen afgeleid van snelheden De trillingsversnelling is te herleiden uit de trillingssnelheid tezamen met de frequentie volgens onderstaande formule:
v= waarin:
a f T v
a 2⋅π⋅f 2
trillingsversnelling, amplitude
[mm/s ];
frequentie
[Hz] ;
trillingstijd, tijd tussen opeenvolgende piekwaarden trillingssnelheid
[s]; [mm/s].
Hierbij is als uitgangspunt gehanteerd, dat de trillingen te benaderen zijn als harmonische trillingen volgens: a (t ) = aˆ ⋅ sin(ω ⋅ t ) en v(t ) = aˆ ⋅ sin(ω ⋅ t )dt .
∫
TOELICHTING TRILLINGSMODEL
BIJLAGE 1
BIJLAGE 2. “D-GeoStability berekeningsresultaten” KM 5,0 Noordermeerdijk Critical Circle Bishop Layers 5. Ophoging 4. Zand 3. Zand 2. Veen 1. Zand
Phone
Fax
date
-
3-8-2011
-
Annex
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : Zettingen kraanbaan km 5,0 met stijghoogte DGeoStabilityAt1days.sti
1
2
Xm : 13.71 [m] Ym : 0.33 [m]
Radius : 4.38 [m] Safety : 1.40
Stabiliteit na aanbrengen bouwweg en 1ste ophoogslag kraanbaan (ophogen tot NAP -2,5 m) Critical Circle Bishop Layers 6. Ophoging 2 5. Ophoging 1 4. Zand 3. Zand 2. Veen 1. Zand
2 1
date
3-8-2011
-
-
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : Zettingen kraanopstelplaats km 5,0 met stijghoogte DGeoStabilityAt15days.sti
Phone
Fax
Annex
Xm : 16.68 [m] Ym : 0.29 [m]
Radius : 6.19 [m] Safety : 1.28
Stabiliteit na aanbrengen 2de ophoogslag kraanbaan (ophogen tot NAP -1,5 m)
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 2
Critical Circle Bishop Layers 7. Ophoging 3 6. Ophoging 2 5. Ophoging 1 4. Zand 3. Zand 2. Veen 1. Zand
3 2
date
-
3-8-2011
-
Annex
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : Zettingen kraanopstelplaats km 5,0 met stijghoogte DGeoStabilityAt29days.sti
Phone
Fax
1
Xm : 16.42 [m] Ym : 1.42 [m]
Radius : 7.27 [m] Safety : 1.23
Stabiliteit na aanbrengen 3de ophoogslag kraanbaan (ophogen tot NAP -0,5 m)
Stabiliteit na aanbrengen kraan 260 kNm2
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 2
KM 21,0 Westermeerdijk
Critical Circle Bishop Layers 7. Ophoging 6. Zand matig vast 5. Zand matig vast 4. klei zandhoudend 3. klei siltig 2. Veen 1. Zand matig vast
Phone
Fax
date
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : km 21,0 Zetting kraanbaan DGeoStabi;ityAt1days.sti
-
3-8-2011
-
Annex
Xm : 14.64 [m] Ym : -1.23 [m]
Radius : 2.77 [m] Safety : 1.51
Stabiliteit na aanbrengen bouwweg (ophogen tot NAP -2,5 m) Critical Circle Bishop Layers 8. Generated load (2) 7. Generated load (1) 6. Zand matig vast 5. Zand matig vast 4. klei zandhoudend 3. klei siltig 2. Veen 1. Zand matig vast
Phone
Fax
date
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : km 21,0 Zetting kraanopstelplaats DGeoStabilityAt15days.sti
-
3-8-2011
-
Annex
Xm : 18.70 [m] Ym : -0.82 [m]
Radius : 6.03 [m] Safety : 1.16
Stabiliteit na aanbrengen 2de ophoogslag kraanbaan (ophogen tot NAP -1,5 m)
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 2
Critical Circle Bishop Layers 9. Generated load (3) 8. Generated load (2) 7. Generated load (1) 6. Zand matig vast 5. Zand matig vast 4. klei zandhoudend 3. klei siltig 2. Veen 1. Zand matig vast
Phone
Fax
date
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : km 21,0 Zetting kraanopstelplaats DGeoStabilityAt57days.sti
-
3-8-2011
-
Annex
Xm : 19.11 [m] Ym : 0.31 [m]
Radius : 7.15 [m] Safety : 1.13
Stabiliteit na aanbrengen 3de ophoogslag kraanbaan (ophogen tot NAP -0,5 m)
Sta
Stabiliteit na aanbrengen kraan 260 kN/m2
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 2
KM 34,0 Zuidermeerdijk
Critical Circle Bishop Layers 4. Ophoging 3. Zand matig vast 2. Veen 1. Zand matig vast
1 Phone
Fax
date
-
3-8-2011
-
Annex
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : km 34,0 Zetting kraanbaan DGeostabilityAt1days.sti
3
Xm : 14.44 [m] Ym : -1.15 [m]
Radius : 3.17 [m] Safety : 1.77
Stabiliteit na aanbrengen bouwweg (ophogen tot NAP -2,5 m)
Critical Circle Bishop Layers 5. Generated load (4) 4. Generated load (3) 3. Zand matig vast 2. Veen 1. Zand matig vast
2 1 Phone
Fax
3 2
date
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : km 34,0 Zetting kraanopstelplaats DGeoStabilityAt14days.sti
-
3-8-2011
-
Annex
Xm : 18.49 [m] Ym : 0.46 [m]
Radius : 9.83 [m] Safety : 1.51
Stabiliteit na aanbrengen 2de ophoogslag kraanbaan (ophogen tot NAP -1,5 m)
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 2
Critical Circle Bishop Layers 6. Generated load (5) 5. Generated load (4) 4. Generated load (3) 3. Zand matig vast 2. Veen 1. Zand matig vast
3 2 1 Phone
Fax
3 2
date
drw.
ctr.
A4
form.
D-Geo Stability 10.1 : km 34,0 Zetting kraanopstelplaats DGeoStabilityAt29days.sti
-
3-8-2011
-
Annex
Xm : 18.89 [m] Ym : 0.94 [m]
Radius : 10.31 [m] Safety : 1.23
Stabiliteit na aanbrengen 3de ophoogslag kraanbaan (ophogen tot NAP -0,5 m)
Stabiliteit na aanbrengen kraan 260 kN/m2
D-GEOSTABILITY BEREKENINGEN
BIJLAGE 2
Koepel Windenergie Noordoostpolder p/a Postbus 1054 8300 BB Emmeloord
contactpersoon ir. C.M. Ackerman
T.a.v. de heer V. Winkel
fax
Arnhem, 26 april 2011
telefoon 026 356 8530 (0224) e-mail [email protected]
onze referentie :K5021IS& PICMILWll 1.107962 uw referentie onderwerp ¯ Toename van de faalfrequentie van de dijken door windturbines
Geachte heer Winkel, Deze notitie toont aan dat de dijken in de Noordoostpolder een verwaarloosbaar additioneel risico Iopen als gevolg van de plaatsing in de nabijheid van deze dijken van 38 winturbines van het type E126. Deze conclusie volgt uit een risicoanalyse die is uitgevoerd volgens de in Nederland gangbare methode voor risicoanalyses van windturbines die staat beschreven in het handboek risicozonering windturbines versie 2005~. Hoofdstuk 1 start met de definitie van wat onder verwaarloosbaarheid moet worden verstaan. Vervolgens bevat hoofdstuk 2 het onderzoek naar de risico’s die de dijken Iopen. De conclusies uit dit onderzoek staan in hoofdstuk 3.
1
Criterium voor de bepaling van verwaarloosbaarheid
Een additioneel risico is verwaarloosbaar als dat een fractie vormt van het autonome faalrisico dat de dijken Iopen zonder windturbines in hun nabijheid. Het handboek risico zonering windturbines~ stelt dat dit het geval is als het additionele risico kleiner is dan 10% van het autonome faalrisico. De ratio achter deze 10% norm is dat risicoanalyses een nauwkeurigheid bezitten van hooguit 10%. Dit betekent dat als de additionele faalfrequentie lager is dan 10% van de autonome faalfrequentie van de dijk, de som van de additionele en autonome faalfrequentie binnen de nauwkeurigheidsgrenzen van de autonome risicoanalyse blijfl. Dan is het effect van de additionele faalfrequentie verwaarloosbaar. Deze notitie hanteert de volgende definitie voor de faalfrequentie een dijk: Definitie faalfrequentie: Het verwachte aantal keren perjaar dat een dijk tekort schiet in her keren van een waterstand De autonome faalfrequentie van de gezamenlijke dijken bedraagt: 1 op 4000 jaar (0,25 10-3 perjaar). Het 10% criterium voor verwaarloosbaarheid wordt daarmee: Additionele faalfrequentie < 0.25 10-4 per jaar
~ Handboek Risicozonering Windturbines, Rademaker, Braam, Brinkman et al., -Novem, 2e geactualiseerd versie 2005
NRG Petten T +31 (0)224 56 4950 F +31 (0)224 56 8912 Westerduinweg 3 P.O. Box 25 1755 ZG Petten The Netherlands NRG Arnhem T +31 (0)26 356 8524 F +31 (0)26 356 8536 Utrechtseweg 310 P.O. Box 9034 6800 ES Arnhem The Netherlands Trade register 37082135 www.nrg.eu [email protected]
2
datum 26 april 2011
Onderzoek
Het handboekI stelt dater drie faalscenario’s van windturbines zijn die een extern risico opleveren voor de omgeving. Voor deze faalscenario’s heeft DEWI-OCC Offshore and Certification Centre voor de betreffende Enercon windturbine familie een onafhankelijk onderzoek2 verricht naar de faalfrequenties. De drie faalscenario’s en hun faalfrequenties zijn: Faalscenario 1. Omvallen turbine 2. Rotor / gondelval 3. Bladbreuk
onze referentie
Faalfrequentie 1,0 10-6 perjaar 2,0 10-4 perjaar 4,2 10-4perjaar
De paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 bevatten het onderzoek naar het risico dat de dijken lopen als gevolg van deze drie faalscenario’s. 2.1
Omvallen turbine
De faalfrequentie van de dijken als gevolg van plaatsing van 38 windturbines van het type E 126 van het faalscenario mastomval bedraagt 4,77 % van de autonome faalfrequentie.
Dit is als volgt berekend. In dit scenario valt de windturbine vanwege mastbreuk om. De tip van een rotorblad kan maximaal op de afstand van de hoogte van de mast + de halve rotordiameter (139+62,5 = 201,5 meter) van het hart van de mastvoet terecht komen. Omdat de dijken met 90 tot 99 meter dichter bij liggen dan deze maximale waarde vormt mastomval een realistisch risicoscenario. De additionele faalfrequentie van de dijken wordt bepaald door de faalfrequentie van mastomval te vermenigvuldigen met de kans dat een deel van de windturbine bij mastomval op de dijk terecht komt en de dijk daardoor faalt.
NRG Petten T ÷3! (0)224 56 4950 F 431 !~1i224 5689~2 Wer;terduinweg 3 "~755 ZG Peftcn
A utonomefaalfrequentie van de dijk Faalfrequentie omvallen mast: Kans dat een dijk zodanig wordt getroffen dat deze faalt bij omvallen van de turbine3 Aantal windturbines
0,25 l O-3perjaar 10-6 per jaar 0,31 (= hoeksegment 113°/360°) 38
rise Netherlands
NRG Arnhem T ~,;~ "0)26 356 8524 F ~31 {0)26 356 8536 P.O. Box 9034
Faaifrequentie van de dijken van omvallen turbine: 1,19 10s 4,77 % autonome faalfrequentie
6800 ES Amhem The Netherlands Trade register ..~ ~ p c7 ,.~
2.2 Rotor/Gondelval Het scenario Rotor/Gondel val kent geen catastrofale gevolgen voor de dijken. De reden daarvoor is dat de minimale afstand van de dijk tot de dichtstbijzijnde windturbine 90 meter is en de halve rotordiameter slechts 62,5 meter bedraagt. Omdat de rotor/gondel in dit scenario recht naar beneden valt kan zelfs de tip van de rotor de dijk niet raken. Daarom is de bijdrage van dit faalscenario aan de additionele faalkans nul. 2 DEWI-OCC Offshore and Certification Center GmbH Rapport DEWI-OCC-SO-0704-3 3 Fugro rapport: 1009-0061-005.R05
datum 26 april 2011
2.3
onzereferenfie
Bladbreuk
De faalfrequentie van de dijken als gevolg van de plaatsing van 38 windturbines van het type E 126 van het faalscenario bladbreuk bedraagt 0,01% van de autonome faalfrequentie. Dit scenario heeft catastrofale gevolgen voor een dijk als de combinatie van de volgende vier gebeurtenissen optreedt: - Een blad breekt af (zie2 faalfrequentie = 4,2 10-4 perjaar); - Het blad of deel daarvan komt neer op de kruin (hierna te noemen "kruinstrook") van een dijk, waardoor een restprofiel3 ontstaat; - het afgebroken blad komt met de flens naar beneden op de dijk terecht; - De beschadigde dijk faalt in de reparatietijd. Oftewel er treedt aan het begin of gedurende de reparatietijd een waterstand op die hoger is dan de keercapaciteit van het restprofiel. De formule voor de berekening van de Faalfrequentie van de dijken van bladbreuk = Faalfrequentie0~adbrc~k) x P(neerkomen in kruinstrook) X P(Flens naar beneden) X P(falen tijdens reparatie)
De volgende subparagrafen bevatten de bepaling van de drie kansen in deze formule. 2.3.1 P(neerkomen in kritische strook)
Dit is de kans dat een afgebroken blad of deel daarvan neerkomt op de kruinstrook van een dijk waar de inslag van een blad tot een restprofiel leidt dat slechts een lagere waterstand kan keren. ¯ De minimale afstanden van het hart van de windturbinemasten tot de rand van de kruinstrook bedragen: Noordermeerdijk 94 meter Westermeerdijk 99 meter Zuidermeerdijk 90 meter ¯ De breedte van de kruinstrook van een dijk is 20 meter3 De trefkansen in tabel 1 zijn berekend met behulp van een Monte Carlo simulatie met het luchtkrachtenmodel. Dit model staat beschreven in het handboek1. Dijk
Noordermeerdijk Westermeerdijk
Windtubines
P(neerkomen in kritische stook)
4,3%
Zuidermeerdijk
13 17 8
Totaal
38
3,7%
2,9% 4,4%
Tabel 1" De trefkans van de kritische zone bij bladbreuk (Windturbine type E126)
NRG Petten T +31 {0~22a ~6 4550 F +3": ~’0;22~ 56 $9!2 ’.;,/e,sterd~ linweg 3 P O Box 25 ~755 ZG Petter] The, ,"4ett~er!a nds NRG Arnhern ’i ~ S~ (0)26 356 F -, ,31 (0)26 356 8!536 Utrechtsewe9 3 ! 0 P O Box 9034 6800 ESArnhen: The Netherlands
370S2135 www n rg ell [email protected]
2.3.2 P(Flens naar beneden) P(Flens naar beneden) is
de kans dat een afgebroken blad met de flens naar beneden op de dijk terechtkomt. Bladinslag heeft een verlaagde keercapaciteit tot gevolg als het blad met de flens naar beneden op de dijk terecht komt in een hoek die kleiner is dan 45° met de verticaal. (zie referentie3). Als deze hoek groter is dan is de veronderstelling dat de aantasting van de keercapaciteit verwaarloosbaar is. Bovenstaande opmerkingen leiden tot:
datum 26 april 2011 onze referentie
P(Flens naar beneden) ---- 0~25 lift
2.3.3 P(falen tijdens reparatie) Dit is de kans dat erop het moment van bladbreuk een storm heerst oftijdens de reparatietijd een storm opsteekt die de waterstand opstuwt tot boven het niveau dat het restprofiel in het geval van bladinslag met de flens naar beneden keren kan. De volgende parameters bepalen de kans dat het restprofiel van een beschadigde dijk na inslag van een rotorblad het water niet kan keren: 2 weken ¯ Duur van een noodreparatie4 ¯ Keervermogen van het restprofiel van een dijk na 2,4 meter boven NAP 3 een bladinslag die het keervermogen verlaagt ¯ De frequentie perjaar dat een storm optreedt waardoor een 1/10 perjaar dijk een waterstand boven 2,4 meter NAP moet keren3 ¯ De nominale duur van een storm die de waterstand 35 uur 5 opstuwt boven 2,4 meter NAP De faalfrequentie van de kering tijdens reparatie is gelijk aan: P(Storm met waterstand > 2,4 m aanwezig tijdens bladworp Storm met waterstand > 2,4 m steekt op tijdens reparatie) P(falen tijdens reparatie) -- 1/10 x (35/8760) + 1/10 x (2 x 7 x 24/8760) = 0,42%
2.3. 4 Faalfrequentie van de dijken van bladbreuk De faalfrequentie van de dijken door bladbreuk volgt door de invulling van de formule: Faalfrequentie van de dijken van bladbreuk = Faalfrequentie(B~adbre~k) x P(neerkomen in kritische strook) X P(Flens naar beneden) X P(falen tijdens reparatie) Faalfrequentie van de dijken van bladbreuk = 1,7 10~ per jaar (afgerond 0,0! % autonome faalfrequentie)
~ Opgave van de Koepel op 20-4-2011 5 Gegeven door HKV email 20-04-2011
NRG Art:bern T +:4! !0)26 356 8524 F +31 (0)26 356 85,36
P.O. Box 9034 6800 ES &rnk, em
The Nethedar;ds
,%7082135
3
datum 26 april 2011
Conclusies
onze referentie
Door sommatie van de bijdragen van de drie faalscenario’s uit hoofdstuk 2 volgt de totale additionele faalfrequentie voor de dijken door de plaatsing van 38 windturbines van het type E126.
Faalscenario
Faalfrequentie per jaar
% autonome faalfrequentie
Omvallen turbine
1,19 10-s
4,77%
Gondel/rotorval
0
0,0%
Bladbreuk
1,7 10-~
0,01%
Totale additionele faalfrequentie (afgerond)
1,2 10-~
5%
Hoofdconclusie: De additionele faalfrequentie vanwege plaatsing van 38 windturbines van het type E126 van 5% van de autonome faalfrequentie voldoet ruimschoots aan het 10% criterium.
NRG Petten T +31 (0)224 56 4950 F -,31 (0)224 56 8912 Westerduinweg 3 PO Box 25 1 755 ZG Petten The Netherlands
Ir C.M. Ackerman Teammanager Risk Management Consulting NRG
NRG Arnhem T +31 (0)26 356 8524 F -3! i0)26 356 8536 Utrechtseweg 3! 0 P.O. Box 9034 6800 ES Arnhem The Netherlands Trade register 37082135 www.nrg.eu [email protected]
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Veurse Achterweg 10 Postbus 63 2260 AB Leidschendam tel.: 070-3111271 fax: 070-3111470
Onze ref.
: 1009-0061-005.R05/AJS
Betreft
: Windturbines Noordoostpolder
Koepel Windenergie Noordoostpolder p/a Postbus 1054 8300 BB Emmeloord T.a.v. de heer V. Winkel
Leidschendam, 14 april 2011
Geachte heer Winkel, 1 Inleiding Door verschillende initiatiefnemers verenigd in de Koepel Windenergie Noordoostpolder (de Koepel) worden windparken langs de dijk van de Noordoostpolder ontwikkeld, zowel windturbines binnendijks als buitendijks (in het IJsselmeer). Op uw verzoek is in deze brief een beoordeling uitgevoerd van de mogelijke gevolgen voor de dijk in geval een faalmechanisme van een windturbine optreedt. De geometrie en grondopbouw van de dijk is gegeven voor één dwarsprofiel1 (zie Figuur 1) van het dijkvak Westermeerdijk. De geometrie en grondopbouw van de dijkvakken Noordermeerdijk en Zuidermeerdijk West hebben een vergelijkbaar geometrie en grondopbouw.
1
Het dwarsprofiel is afkomstig van de tekening Windpark Westermeerwind, kruising waterkering Westermeerdijk, tekeningnummer 12D, revisie 1 07-10-2009. Hoofdkantoor: Veurse Achterweg 10, 2264 SG Leidschendam, Tel.: 070-3111333, Fax: 070-3277091 Handelsreg. 27114147. BTW-nr NL005621409B08. Kantoren te Amsterdam, Arnhem, Groningen, Hardinxveld-Giessendam, Nieuwegein en Weert. Fugro Ingenieursbureau b.v. maakt deel uit van Fugro N.V. Uitvoering opdrachten volgens vigerende algemene leveringsvoorwaarden die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten. Internet: www.fugro-nederland.nl
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Figuur 1: Geometrie en bodemopbouw dwarsprofiel dijk
2
Faalscenario’s windturbine
De drie faalscenario’s2 van windturbines, welke in deze rapportage zijn beoordeeld zijn: 1. Het omvallen van de toren, inclusief gondelhuis en rotor 2. Neerkomen van het gondelhuis met de rotor 3. Bladbreuk of het afbreken van delen van een rotorblad
3 Faalmechanismen dijk De invloed van het falen van de windturbine of onderdelen van de windturbine op de waterkerende functie van de dijk (primaire waterkering) is beschouwd. Hiertoe dienen de belangrijkste faalmechanismen conform Voorschrift Toetsen op Veiligheid primaire waterkering 2006 (in het vervolg te noemen VTV) te worden geanalyseerd zoals weergegeven in Figuur 2.
2
Conform het Handboek Risicozonering, 2e geactualiseerde versie 2005
Blz. 2
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 3
Figuur 2 Faalmechanismen dijken (VTV 2006) De invloed van het falen van de windturbine op de dijk wordt beschouwd voor de volgende faalmechanismen: • Overloop en overslag; • Macrostabiliteit binnenwaarts; • Macrostabiliteit buitenwaarts. De invloed van het falen van de windturbine op de dijk wordt niet beschouwd voor de overige faalmechanismen: •
Instabiliteit door infiltratie en erosie bij overslag; Indien er een lokale schade ontstaat aan het binnentalud als gevolg van het falen van de windturbine, kan er een situatie ontstaan dat een deel van het zand uit de zandkern van de dijk in de loop van de tijd wegspoelt. Verondersteld wordt, dat er een minimaal restprofiel met een keileemkern (de keileemkern is in het buitentalud geplaatst) overblijft waarbij het binnentalud wordt aangevuld met grond uit de zandkern (en bekleding). De stabiliteit van het binnentalud is hiermee niet kritisch, omdat er geen direct falen van de dijk zal optreden. Er zal dan ook voldoende hersteltijd zijn om de ontstaande schade te herstellen. Een verdere beschouwing van dit faalmechanisme is dan ook niet noodzakelijk.
•
Piping In het dwarsprofiel zoals weergegeven in Figuur 1 bestaat de dijk uit een zandkern op een goed doorlatende ondergrond, waarbij onder de zool van de dijk geen afdekkende slecht doorlatende lagen aanwezig zijn. In deze situatie is het faalmechanisme niet van toepassing.
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 4
Uit archief grondonderzoek blijkt dat ter plaatse van de dijk en de polder een waterremmende laag (klei/veen) aanwezig is waarbij het niveau van de onderkant van de laag is gelegen tussen circa NAP -5 m à NAP -6 m. Deze laag bevindt zich onder de dijk. Dit betekent dat deze dijk theoretisch gevoelig is voor piping (mits een uittredepunt ontstaat). Indien er een krater ontstaat in het binnentalud, wordt de kwelweg verkort (ter plaatse van de krater ontstaat een uittreepunt). Vanwege de locatie en de hersteltijd kan de krater relatief eenvoudig worden gerepareerd met zandzakken of keileem, waardoor de kwel zal afnemen. Het risico van piping is derhalve niet kritisch. Een verdere beschouwing van dit faalmechanisme is dan ook niet noodzakelijk. •
Heave Er is geen sprake van een heave-situatie, aangezien er geen geforceerde kwelstroom in verticale richting aanwezig is.
•
Micro-instabiliteit Als gevolg van de impactschade bij falen van de windturbine kan er schade ontstaan aan het binnentalud en dus ook de bekleding. Uitgegaan wordt dat er minimaal een restprofiel met een kleikern (de kleikern is in het buitentalud geplaatst) overblijft. Bij de beschouwing van het faalmechanisme “overloop en overslag” wordt er rekening gehouden met dit restprofiel. Verwezen wordt dan ook naar de beschouwing van het faalmechanisme “overloop en overslag”.
•
Instabiliteit van bekleding De bekleding in het binnen- of buitentalud kan beschadigd raken als gevolg van het falen van de windturbine. Indien de bekleding van het binnentalud of buitentalud beschadigd raakt, kan worden verondersteld dat minimaal het restprofiel (zie micro-instabiliteit) overblijft. Aangezien er ook bij de beschouwing van het faalmechanisme “overloop en overslag” rekening wordt gehouden met dit restprofiel, wordt dit faalmechanisme voor de instabiliteit van de bekleding niet apart beschouwd.
•
4
Instabiliteit van het voorland (afschuiving en zettingsvloeiing) Dit faalmechanisme wordt niet nader geanalyseerd, aangezien dit een schaardijk betreft, waarvan de oever uit een keileemkade bestaat. Instabiliteit van het voorland is van belang indien de oever uit zand is opgebouwd. Dat is hier niet het geval.
Faalscenario 1: Het omvallen van de toren, inclusief gondelhuis en rotor
De toren heeft een lengte van ca. 131 m (139 meter ashoogte tov het actuele maaiveldniveau) en een gewicht van ca. 28.000 kN. De gondel weegt ca. 7.100 kN (inclusief rotor en rotorbladen) en een enkel rotorblad heeft een gewicht van ca. 730kN. Indien de toren bezwijkt en ten gevolge van het bezwijken de windturbine of delen van de windturbine de dijk raken zal er een aanzienlijke schade aan de dijk ontstaan. Gezien de van toepassing zijnde massa’s wordt aangenomen dat de kerende functie van de dijk, afhankelijk
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 5
van de waterstand en weersituatie, niet meer voldoet en dat de dijk faalt. Hierbij wordt opgemerkt dat het ontstane indringing voor een groot deel zal worden opgevuld met de resten van de toren, welke voor een groot deel van gewapend beton is.
113°
Beoordeeld is welke sector als kritisch kan worden beschouwd, met andere woorden hoe groot is de sector waar de voorgaande aanname van toepassing is (de dijk faalt). In figuur 3 is de betreffende kritische sector (met sectorhoek van 113°) weergegeven. Indien de toren in deze kritische sector terecht komt, wordt verondersteld, dat de dijk zijn functie niet meer kan vervullen.
Kritische zone
76,5 [m] 9 13
weg
r= m
weg zone conform keurontheffing
binnenbeschermings zone
kernzone
binnen tussen beschermingszone beschermingszone
buitenbeschermingszone
ca.
Dwarsprofiel kilometerpaal 7,50
Figuur 3: Kritische sector van de dijk bij omvallen van de toren
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 6
Wanneer de toren buiten deze sector neerkomt, blijft de dijk op hoogte. Mechanismen Overloop en overslag en Macrostabiliteit buitenwaarts zijn dan gewaarborgd. Wel dient het mechanisme Macrostabiliteit binnentalud te worden beschouwd. Bij het omvallen van de windturbine, waarbij de windturbine buiten de kritische sector terechtkomt, zal de invloed op de het mechanisme Macrostabiliteit gedomineerd worden door de impact van het gondelhuis met afmetingen 12x12,9x22,6 m. De toren met een diameter van uiteindelijk ca 4 m aan de top heeft veel minder invloed. Vanwege de kortste afstand tot de dijk en de afmeting van het gondelhuis zal deze de grootste schade veroorzaken. Voor de gondel is uitgegaan van een gewicht van 7.100 kN, aangebracht op 139 m boven maaiveld. Op grond van de energiebeschouwing volgt een afmeting van de krater van ca. 3 m diepte, zie voor de bepaling voor deze waarde bijlage 1. Bij het neervallen van het gondelhuis met rotor buiten de kritische sector (figuur 3) worden de volgende mechanismen beschouwd: 1 Overloop en overslag; 2 Macrostabiliteit binnenwaarts; 3 Macrostabiliteit buitenwaarts; 4 Verweking in het binnentalud (faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts). Ad 1 Overloop en overslag Gezien de locatie van neerkomen, wordt dit faalmechanisme niet nadelig beïnvloed. Ad 2 Macrostabiliteit buitenwaarts Gezien de locatie van neerkomen, wordt de macrostabiliteit buitenwaarts niet nadelig beïnvloed. Ad 3 Macrostabiliteit binnenwaarts Indien de windturbine neerkomt buiten de kritische sector zal dit niet nadelig zijn voor de macrostabiliteit van het binnentalud. Er is sprake van het toevoegen van extra gewicht, tevens zal de ontstane krater geheel worden opgevuld door de resten van de windturbine. Ad 4 Verweking van het binnentalud (faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts) De impact van het gondelhuis zal lokaal een (kortdurende) wateroverspanning geven. Als uitgangspunt is aangenomen, dat de statische belasting per m2 gelijk is aan het gewicht van de gondel/oppervlakte inslag, dat wil zeggen 7.100 kN/(12*13m2) = 45 kPa (4,5 m waterkolom). Uitgaande van de conservatieve aanname, dat alle (statische) belasting direct wordt opgenomen door de waterdruk, dan resulteert dit in een lokale wateroverspanning van 45 kPa. De wateroverspanning zal zich naar de omgeving uitdempen. Uitgaande van alleen oppervlaktedemping resulteert dit in de volgende wateroverspanningen: - op 10 m afstand: 23 kPa - op 25 m afstand: 4 kPa - op 35 m afstand: 2 kPa
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
-
Leidschendam, 22 april 2011
op 45 m afstand:
Blz. 7
1 kPa
Gezien de omvang van een bezwijkvlak met een minimaal veronderstelde afmeting van 40 m, dient deze wateroverspanning te worden gemiddeld. Daaruit volgt een gemiddelde wateroverspanning van ca. 20 kPa. In figuur 4 zijn de resultaten van een stabiliteitsanalyse voor het binnentalud aangegeven, waarbij ter plaatse van het binnentalud een wateroverspanning van 20 kPa is aangenomen. Het kritische glijvlak heeft een stabiliteitsfactor van ca. 1,8, d.w.z. ver boven de vereiste waarde van 1,0. Dat wil zeggen, dat veiligheid voor de statische wateroverspanning ruimschoots gewaarborgd is.
Kritische Cirkel Bishop Lagen 10. klei, bekleding Fugro Ingenieursbureau B.V. 2 260 AB Lei dsch en da m Regio West
9. Basaltzuilen 8. Kraagstukken 7. keileem 6. zand, dijklichaam 5. keileem 4. Zand, matig vast
Pos tbus 6 3
3. klei 2. Veen 1. Zand, matig vast
T1
Tel
0 70-3 01 08 53
0 70-3111 333
6
d atum
-
22-4-2011
-
Bijl.
g et.
ctr.
A4
fo rm.
MStab 9 .10 : STBI- MHW-h uid ig me t 1 m wat er overs p p lus 2 m impa ct. sti
Fa x
7 10
4 3 2 1
Xm : 20,78 [m] Ym : 16,86 [m]
Straal : 24,66 [m] Veiligheidsfactor : 1,79
Figuur 4: Stabiliteit binnentalud bij wateroverspanning van 20 kPa. Wanneer de gehele windturbine buiten de kritische sector neerkomt, zal dit een schokgolf geven. Het effect van deze schokgolf op de dijk is klein, omdat dit een enkelvoudige impact betreft. In vergelijk met een aardbeving (vergelijkbare kans van voorkomen) waarbij een herhaalde trilling optreedt, waarvoor eventueel losgepakte zanden wel kunnen verweken. Gezien de korte duur van deze schokgolf is de kans zeer klein dat de dijk (macrostabiliteit) in beweging komt (ivm traagheid van de grondmassa). De impact veroorzaakt een vervorming van het kratergebied, waarin kortdurend wateroverspanningen kunnen ontstaan. De kans dat deze kortdurende wateroverspanning
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 8
zich tot een faalmechanisme ontwikkelt, zoals verweken van grote zones, wordt als bijzonder klein verwacht en behoeft als zodanig niet verder te worden aanschouwd. Uit archief grondonderzoek blijkt dat ter plaatse van de dijk en de polder een waterremmende laag (klei/veen) aanwezig is waarbij het niveau van de onderkant van de laag is gelegen tussen circa NAP -5 m à NAP -6 m. Deze laag bevindt zich onder de dijk. De inslag van het gondelhuis zal mogelijk deze laag verstoren, waardoor ter plaatse van de krater sprake kan zijn van kwel. Dit vormt echter geen bedreiging voor de waterkerende functie (zie de voorgaande toelichting op faalmechanisme piping), indien direct herstelmaatregelen worden getroffen. Conclusie faalscenario 1: Indien bij het omvallen van de gehele windturbine, deze buiten de voorgaande gedefinieerde kritische sector van 113° neerkomt, zal er geen falen van de dijk optreden. De dijk zal zijn waterkerende functie behouden, er is voldoende hersteltijd voorhanden. 5 Faalscenario 2: Neervallen van het gondelhuis met de rotor De gondel valt volgens opgave conform het Handboek Risicozonering Windturbines en NRG maximaal tot een grens van 63,5 m (1/2 rotordiameter) ten opzichte van het middelpunt van de windturbine neer. Dit is ca. 10 m binnen de kernzone van de dijk. De afstand tussen de neergevallen gondel en de kruin van de dijk bedraagt dan ca. 40 a 45 m. De dijk bestaat hier uit zand met een 1 m dikke deklaag van klei. In het voorgaande hoofdstuk, Faalscenario 1: Het omvallen van de toren, inclusief gondelhuis en rotor, zijn de risico’s voor neerkomen van het gondelhuis reeds behandeld. Omdat de zone waarin het gondelhuis neer kan komen bij het omvallen van de gehele windturbine dichter bij de waterkering ligt, is neervallen van het gondelhuis met de rotor verder niet nader toegelicht. In dit geval ligt de eventuele krater minimaal ca. 15 m uit de kritische sector. Daardoor is de schade altijd repareerbaar of kunnen maatregelen d.m.v. toepassing van zwelklei of zandzakken worden genomen, vervolgens is er dan voldoende hersteltijd om de dijk in originele staat te herstellen. Conclusie faalscenario 2: In het geval van het optreden van faalscenario 2 zal er geen falen van de dijk optreden. De dijk zal zijn waterkerende functie behouden, er is voldoende hersteltijd voorhanden.
6 Faalscenario 3: Bladbreuk of het afbreken van delen van een rotorblad Bij het onverhoopt bezwijken van een rotorblad kan het blad ca. 300 á 400 m worden weggeslingerd en bestaat er de kans dat de dijk wordt geraakt. Afhankelijk van hoe een rotorblad neerkomt en waar deze neerkomt zal er schade aan de dijk ontstaan. Een rotorblad is ca. 59 m lang en weegt 730 kN. Het zwaartepunt ligt op ca. 20 m vanaf de as van de rotor. In Figuur 5 is het rotorblad schematisch weergegeven.
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 9
Figuur 5: Rotorblad Het deel, dat aan de as is bevestigd bestaat uit een deel van staal (de constructie) en een achterlijst van aluminium. Het stalen deel is door middel van een flensverbinding met de rotor verbonden. De rotorbladflens heeft een diameter van 4,2 meter. Het overige deel bestaat uit glasfiber, dat in de meeste gevallen zal versplinteren bij impact. Voor het neerkomen van het blad is gekozen voor de meest conservatieve scenario, namelijk dat het metalen gedeelte “als een pijlpunt” in de grond dringt. Dit scenario wordt aangegeven in onderstaande figuur 6 en treedt op, wanneer het metalen gedeelte (het rotorbladflens) onder een hoek van minder dan 45 graden met de verticaal naar beneden komt (zie bijlage 2). Bij een kleinere hoek wordt de bekleding geschampt, en zal gedeeltelijke vervorming en/of verbrijzeling van het rotorblad plaatsvinden.
Figuur 6: Het neervallen van een rotorblad
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 10
Een draaiende beweging van de rotor met een snelheid van 25 m/sec ter plaatse van het zwaartepunt, resulteert in een maximale valhoogte van het gehele rotorblad, bij het falen van de flensverbinding, van ca. 170 m. Op grond van een energiebeschouwing resulteert dit in een lokale indringing in zand van een aantal meters. Hierbij wordt opgemerkt dat bij deze beschouwing geen rekening gehouden is, met optredende vervorming van de constructie tijdens impact, waardoor een deel van de energie wordt geabsorbeerd. De volgende mechanismen worden beschouwd: 1 Overloop en overslag; 2 Macrostabiliteit binnen- en buitenwaarts. Ad 1 Overloop en overslag Bij het inslaan van een rotorblad ontstaat er een schade (gat in de deklaag). Als deze schade zich in het buitentalud of de kruin (en in mindere mate in het binnentalud) bevindt kan een ontoelaatbaar overslagdebiet ontstaan. In de analyse van bijlage 3 is bepaald welke storm het restprofiel nog veilig (weliswaar met schade) kan keren. Dit komt overeen met een hydraulisch belastingniveau met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer in de 10 jaar (stormduur 35 uur). Ad 2 Macrostabiliteit binnenwaarts en buitenwaarts Wanneer het rotorblad op het binnen- of buitentalud valt, zal de invloed zeer lokaal zijn. De stabiliteit van de dijk wordt hierbij minimaal aangetast, zodat deze faalmechanismen niet kritisch zijn. Conclusie faalscenario 3 Uit de analyse is gebleken dat het afgebroken rotorblad onder een bepaalde hoek de dijk dient te raken, wil een dusdanige schade ontstaan welke een bedreiging is voor de waterkerende functie van de dijk. De hoek waaronder de flens op de dijk terecht komt is kleiner dan 45° met de verticaal. Indien een rotorblad de kruin van de dijk treft, onder een hoek welke kleiner is dan 45° met de verticaal, zal er restprofiel overblijven. De frequentie per jaar dat het restprofiel een waterstand moet keren, welke hoger is dan NAP +2,4 m betreft 1/10 per jaar. Vertrouwend u hiermee van dienst te zijn geweest,
Met vriendelijke groet, FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V.
ir. A.J. van Seters Hoofd Adviesafdeling Geotechniek
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 11
BIJLAGEN
NR.
- Impact van de val van de gondel ENERCON E-126 - Impact van het neerkomen van een rotorblad - Hydraulisch belastingniveau bij overloop en overslag
1 2 3
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 12
Bijlage 1 Impact van de val van de gondel De gondel heeft een afmeting van ca. 12 * 13 * 23 m. De gondel inclusief de rotor weegt circa 7.100 kN. De hoogte van de gondel ligt op 139 m boven maaiveld Bij de impact wordt aangenomen, dat de gondel met een oppervlak van 12 x 13 m2 tegen de grond slaat (conservatieve aanname, vanwege kleinste oppervlakte). Wanneer de gondel neerkomt op het maaiveld wordt er weerstand geboden door de ondergrond. De potentiële energie van de gondel wordt geabsorbeerd door de ondergrond. De reactie van de ondergrond maal de indringdiepte is de arbeid, die door de grond wordt verricht. Deze arbeid is gelijk aan de potentiële energie van de gondel. De potentiele energie is bepaald als volgt: • De gondel met de rotor valt dan over een hoogte van 139 m • Tijdens impact van het gondelhuis zal een deel van de energie door de gondelhuis ten gevolge van vervorming van de gondelbehuizing worden opgenomen. Een toekenning van 25% wordt als realistisch beschouwd De potentiële energie bedraagt dan: 75 % * 7100 kN * 139 m = 742.000 kNm De arbeid, die door de ondergrond wordt geleverd, is afhankelijk van het draagvermogen van de dijk. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende aannamen: • De inslag van de gondel is kortdurend, waardoor de grond zich stijver zal gedragen, anderzijds worden kortdurende wateroverspanningen gecreëerd, waardoor de grond zich juist slapper zal gedragen. Aangenomen wordt, dat deze effecten elkaar min of meer opheffen. Uitgegaan wordt van een statische gedraineerde berekening. • De kern van het binnentalud bestaat uit zand met een klei/leem deklaag van 1 m dikte. Deze laag wordt verwaarloosd en aangenomen als zand. • Het zand is losgepakt met een volumiek gewicht γdry/γsat van 17 / 20 kN/m3 en een hoek van inwendige wrijving ϕ’ van 30 graden. • De waterstand ligt op 1 m minus maaiveld. • Er wordt met karakteristieke waarden gerekend om de werkelijke diepte te kunnen berekenen. • Het statisch draagvermogen wordt berekend met behulp van de draagvermogen berekening volgens NEN 6744 • De wrijving langs de gatwand is erg klein t.o.v. de verticale weerstand en is verwaarloosd. • Het oplegvlak is geschat op 12 * 13 m2. De reactie van de grond versus de indringdiepte is weergegeven in onderstaande figuur 1.
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 13
Weerstand van de grond [kN]
Reactie weerstand versus indringing gondel 500000 400000 300000 200000 100000 0 0
1
2
3
4
5
Indringing [m] gondel Figuur 1 – Reactie van de grond versus indringen gondel
De door de grond geleverde arbeid is gelijk aan het oppervlak onder de grafiek. Voor de gondel komt een arbeid van 740.000 kNm overeen met een indringing van ca 3 m.
6
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 14
Bijlage 2 Impact van het neerkomen van een Rotorblad Een rotorblad is ca. 59 m lang en weegt 730 kN. Het zwaartepunt ligt op ca. 20 m vanaf de as van de rotor. Een draaiende beweging van de rotor met een snelheid van 25 m/sec ter plaatse van het zwaartepunt, resulteert, bij het falen van de flensverbinding, in een maximale valhoogte van het gehele rotorblad van ca. 170 m. De potentiële energie van het rotorblad bedraagt dan: 730 kN * 170 m = 124.000 kNm De doorsnede van de verbinding met de naaf, de flens, is 14 m2. Voor de inschatting van de indringdiepte zijn 2 analysen uitgevoerd: • Grondslag is zand, losgepakt met een volumiek gewicht γdry/γsat van 17 / 20 kN/m3 en een hoek van inwendige wrijving ϕ’ van 30 graden • Grondslag is klei/keileem met ongedraineerde schuifsterkte van 200 kPa. Berekeningen zijn gemaakt met het programma Limit State Geo. Dit eindige elementen programma berekent het bezwijkgedrag van grond in 2D onder statische belasting. De analysen zijn uitgevoerd voor inslag onder 90 graden (verticaal), 60 en 45 graden met de horizontaal. Daarnaast is een analyse conform NEN 6744 uitgevoerd. De resultaten kwamen goed overeen voor het verticaal neerkomen. Het werkelijke 3D-gedrag is verdisconteerd tov Limit State Geo met een modelfactor, die voor klei ca. 1,2 bedraagt en voor zand met de diepte varieert van 0,7 tot 1,2. Een karakteristiek bezwijkpatroon is onderstaand weergegeven in Figuur 1 en 2.
Figuur 1 - Zand – Indringingsdiepte 2,0 m
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 15
Figuur 2 – Bezwijken onder 60 graden - Zand – inbeddingsdiepte 2,0 m De resultaten zijn weergegeven in onderstaande grafieken voor klei en zand (Figuur 3 en 4).
Weerstand van de grond [kN]
40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
Indringing [m] Klei - hoek 90 graden
Klei - hoek 60 graden
Figuur 3 – Grondweerstand tegen indringingsdiepte – rotorblad in klei
Klei - hoek 45 graden
9
10
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 16
40000
Weerstand van de grond [kN]
35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Indringing in richting van de val onder hoek [m] Klei - hoek 90 graden
Klei - hoek 60 graden
Klei - hoek 45 graden
Figuur 4 – Grondweerstand tegen indringingsdiepte – rotorblad in zand Uit de analyse is afgeleid, dat de verticale indringdiepte voor een rotorblad in geval van klei ca. 5 m bedraagt, terwijl de indringing in zand ca. 6 m bedraagt. De indringing van een rotorblad onder een hoek is het gevolg van een versnelling/snelheid van het rotorblad onder dezelfde hoek. Wanneer deze hoek met de horizontaal klein wordt, zal het blad geneigd zijn (omdat het zwaartepunt zich boven het maaiveld bevindt) te kantelen. Hierdoor zal de indringdiepte minder zijn (zie onderstaande Figuur 5).
Zwaartepunt Zwaartepunt
Indringing onder kleine Indringing onder grote hoek hoek met horizontaal, met horizontaal Blad valt om. Blad is ingeklemd in de grond Figuur 5 – Rotorblad indringing in de grond – Inklemming in de grond (ja/nee)
10
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 17
Theoretisch zou er bij een hoek van inwendige wrijving van 30 graden voor het zand en een hoek van inval met de verticaal dan 30 graden er geen indringing zijn en zou er horizontaal afschuiven plaatsvinden. Echter, gezien de grote energie en de geringe weerstand van de deklaag, is dit een onconservatieve benadering. Aangehouden is, dat bij een hoek van inslag met de verticaal groter dan 45 graden er een geringe indringing optreedt. Bij een grotere hoek zal ook een ander gedeelte van het blad de grond raken, een groter oppervlakte zal dan van toepassing zijn en een vervorming danwel verbrijzeling, waardoor er een grotere energie opname zal optreden. De schade aan de dijk zal dan aanmerkelijk minder zijn. Verwacht wordt dat de deklaag dan nog functioneert.
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 18
Bijlage 3 Hydraulisch belastingniveau bij overloop en overslag Randvoorwaarden en uitgangspunten De maatgevende stormcondities zijn bepaald met behulp van het geleverde dwarsprofiel van de dijk en het toelaatbare overslagdebiet. Hiertoe zijn er golfoverslag berekeningen gemaakt voor 1 dwarsprofiel van de dijk met het computerprogramma Hydra-M (versie 1.4). De hydraulische randvoorwaarden zijn bepaald met Hydra-M. De locatie N223 Westermeerdijk is hiervoor beschouwd (zie figuur 1).
Figuur 1: Locatie N223 voor de bepaling van de hydraulische belastingen in Hydra-M Voor de bepaling van de hydraulische randvoorwaarden is het dwarsprofiel gebruikt uit de tekening “Windpark Westermeerdijk, kruising waterkering Westermeerdijk, tekeningnummer 12D , revisie 1 07-10-2009”. De berekende hydraulische randvoorwaarden zijn weergegeven in tabel 1. Restprofiel (keileemkern) Indien een rotorblad wordt afgeworpen en deze in de waterkering terechtkomt (zandkern) is de bekleding van de waterkering doorbroken. Uit controleberekeningen van het dijkprofiel voor de hydraulische randvoorwaarden van de toetsing (3e ronde) blijkt dat het overslagdebiet aanzienlijk is. Een dergelijke storm is het dijkprofiel niet meer tegen bestand indien de schade niet tijdig hersteld is. Daarom is gekeken welke waterstand het restprofiel (na windworp en eventuele vervolgschade door erosie) nog kan keren. Daartoe is het profiel aangepast (verkleind) tot de keileemkern in het buitentalud (zie figuur 2). De kruinhoogte wordt gelijk gesteld aan NAP +2,4 m.
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Adviesafdeling Geotechniek
Onze ref.:1009-0061-005.R05/AJS
Leidschendam, 22 april 2011
Blz. 19
Figuur 2: Aangepast profiel waarbij alleen de kleikern in het buitentalud wordt beschouwd De hydraulische randvoorwaarden zijn weergegeven in tabel 1. r [graden] 270
u [m/s] 25,55
meerpeil waterst [m NAP] [m NAP] -0,35 0,41
golfh [m] 1,80
piekp [s] 5,83
golfr [graden] 271,7
ov.freq. [%] 52,1
Tabel 1: Hydraulische randvoorwaarden Betekenis gegevens: r = windrichting (graden t.o.v. Noord) u = windsnelheid in het illustratiepunt (m/s) meerpeil = meerpeil in het illustratiepunt (m+NAP) waterst = waterstand in het illustratiepunt (m+NAP) golfh = significante golfhoogte in het illustratiepunt (m) piekp = golf(piek)periode in het illustratiepunt (s) golfr = golfrichting in het illustratiepunt in nautische conventie zoals voor de windrichting (graden) ov. freq = bijdrage van de windrichting aan de overschrijdingsfrequentie Het hydraulische belastingniveau is gedefinieerd als de kruinhoogte waarbij precies wordt voldaan aan het geldende overslagcriterium. Uitgangspunt is dat voor de keileemkern een overslagdebiet van 5 l/m/s toelaatbaar is uitgaande van een hydraulisch belastingniveau van NAP +2,5 m. Opgemerkt wordt dat dit overslaggebied hoog is, maar in de praktijk zal het restprofiel ruimer zijn dan alleen de keileemkern, waardoor dit debiet aanzienlijk kleiner uit zal vallen. De berekening is uitgevoerd met het computerprogramma Hydra-M (versie 1.4). Het berekende golfoverslagdebiet voldoet daarbij precies aan het vooraf gekozen toelaatbaar debiet. Dit komt overeen met een hydraulisch belastingniveau met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer in de 10 jaar (stormduur 35 uur).
Document: Afgedrukt:
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum PR2176.00 Project
: Aanvaardbare risico’s van windmolens nabij waterkeringen
Datum
: 6 mei 2011
Onderwerp : memo Van
: Matthijs Kok (HKV) en Han Vrijling (TUD)
Aan
: Martijn ten Klooster
1
Inleiding
De Rijksadviseur voor het Landschap, Yttje Feddes, concludeert in haar rapport “Een choreografie voor 1.000 molens” (september 2010) dat ‘de combinatie van windmolens met de kunstmatige elementen als dijken, dammen, haven en kanalen en de koppeling aan nieuw ingepolderd land een herkenbaar en begrijpelijk verhaal is’. Windmolens in en nabij waterkeringen leveren echter ook een bijdrage aan de faalkans van een waterkering. Immers, windmolens kunnen bijvoorbeeld omvallen, en daardoor falen van de waterkering veroorzaken. In dit memo gaan we in op de aanvaardbare faalkans die windturbines in het windpark Noordoostpolder veroorzaken voor de waterkering nabij de windturbines. De achtergrond van deze vraag is als volgt: “Het windpark Noordoostpolder heeft in januari van dit jaar vergunningen verkregen voor het bouwen van windturbines langs de dijken van de Noordoostpolder. Het betreft 86 windturbines waarvan 38 op land parallel aan de dijken (primaire keringen) van de Noordoostpolder. De windturbines voldoen aan het beleid van het waterschap en staan buiten de kernzone (paar meter van de fundatie staat binnen de tussenbeschermingszone, maar het middelpunt in de buitenste beschermingszone). In de aanloop naar de vergunningen is een MER uitgevoerd waarin onder meer aandacht is besteed aan de gevolgen voor de dijk. Fugro heeft hiertoe advies geleverd inzake de mogelijke effecten van heien en het maken van een boring door de dijk voor de elektriciteitskabels (die behoren bij de buitendijkse windturbines die op meer dan 500 meter afstand van de dijk zijn gesitueerd). Inzake de risico's van falende turbines zijn de faalkansen van windturbines gegeven, aan de hand van deze faalkansen is de conclusie getrokken dat de windturbines een verwaarloosbaar risico op de dijk hebben. Het MER, en daarmee ook het aspect dijkveiligheid, zijn door de Commissie voor de MER getoetst en akkoord bevonden. Naar aanleiding van de verleende vergunningen is beroep ingesteld door tegenstanders van het windpark. De beroepen hebben betrekking op een veelheid van aspecten en één van deze aspecten is het aspect dijkveiligheid. Dit betreft het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de kans additie door windturbines op de dijk. Hiervoor geldt geen duidelijk normatief kader”. Dit memo gaat in op het normatieve kader voor de additionele risico’s van windturbines in en nabij waterkeringen.
HKV
LIJN IN WATER
1 van 9
Document: Afgedrukt:
2
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
Doelstelling
Probleem is dat er geen duidelijk normatief kader gesteld is voor de bijdrage aan het overstromingsrisico van windmolens nabij waterkeringen. Doelstelling van dit memo is het beantwoorden van de vraag welk normatief kader voor het additionele risico van windmolens nabij waterkeringen het meest zinnig is, en vervolgens de vraag aan welke faalkanseis de additionele bijdrage aan de overstromingskans van windmolens nabij waterkeringen in dijkring 7 (elke dijkring heeft in de Waterwet een uniek nummer toegekend gekregen, dijkring 7 is de Noordoostpolder) dienen te voldoen.
3
Systeem van waterkeringen
In de huidige praktijk wordt gebruik gemaakt van leidraden en voorschriften om waterkeringen te toetsen en te ontwerpen. De juridische grondslag wordt gevormd door de Waterwet (voorheen de Wet op de Waterkering) waarin veiligheidsnormen zijn opgenomen waaraan de waterkeringen dienen te voldoen. Basis voor de veiligheidsnorm is artikel 2.2 van de Waterwet: 2.2. In de bij deze wet behorende bijlage II is voor elke dijkring de veiligheidsnorm aangegeven als gemiddelde norm-overschrijdingskans per jaar van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op de overige het waterkerend vermogen bepalende factoren. De norm-overschrijdingskans is het vastgestelde en daarmee aanvaarde veiligheidsniveau (de veiligheidsnorm) voor het gebied dat beschermd wordt door de dijk. Deze bescherming heeft betrekking op het risico van overstroming. De overstromingskans van een dijkringgebied is niet gelijk aan de veiligheidsnorm uit de Waterwet. Waar de norm-overschrijdingskans enkel betrekking heeft op de kans op overstroming door het overschrijden van een bepaalde waterstand wat kan leiden tot ‘overloop’ of ‘te grote golfoverslag’, heeft de overstromingskans betrekking op de kans op overstroming door het bezwijken van een primaire waterkering. In een overstromingskans zijn dan ook meerdere faalfactoren van een waterkering verdisconteerd. De gangbare manier van het bepalen van de betrouwbaarheid van een dijkringgebied, voor andere mechanismen dan overloop/overslag, staat volgens de voorschriften bekend als een semiprobabilistische methode. Met een semi-probabilistische methode wordt op basis van rekenwaarden beoordeeld of een dijkring(deel) voldoet aan een bepaalde betrouwbaarheidseis. De essentie is dat een karakteristieke waarde van de sterkte (bijvoorbeeld een waarde met een onderschrijdingskans van 5%) wordt gedeeld door een partiële veiligheidsfactor om tot een rekenwaarde voor de sterkte te komen. Deze wordt vergeleken met de rekenwaarde voor de belasting (bijvoorbeeld MHW). Om rekenwaarden af te leiden wordt veelal gebruik gemaakt van het ‘ontwerppunt’ (dat is het punt in de faalruimte met de grootste gezamenlijke kansdichtheid van de sterkte en de belasting). In het algemeen zal een partiële veiligheidsfactor groter zijn naarmate: a.
De gewenste betrouwbaarheidseis hoger ligt;
b.
de variatie coëfficiënt (spreiding) groter is;
c.
de absolute waarde van de invloedscoëfficiënt (gebaseerd op de invloed van de spreiding) groter is.
HKV
LIJN IN WATER
2 van 9
Document: Afgedrukt:
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
Als deze methode wordt toegepast dan leidt dit in vergelijking met een volledig probabilistische methode (zie verderop) tot conservatieve (pessimistische) ontwerpwaarden, waardoor de keringen zwaarder worden ontworpen (of eerder worden afgekeurd). Voor de verkrijgen van inzicht in de overstromingkans is het van belang om onderscheid te maken tussen drie kansen (zie ENW, 2011): 1.
de toelaatbare of normoverstromingskans van een dijkring(deel);
2.
de faalkans die hoort bij een bezwijkmechanisme van een dijkvak;
3.
de norm-overschrijdingskans van de waterstand (en golven).
De normoverschrijdingskans van de waterstand heeft enkel betrekking op de hydraulische belasting. De norm-overstromingskans van een dijkringdeel en de faalkans van een bezwijkmechanisme hebben daarentegen betrekking op zowel de hydraulische belasting als ook de sterkte van de waterkering. En naarmate de waterkering, gegeven de hydraulische belasting, sterker wordt ontworpen, zullen de faalkans en de overstromingskans kleiner zijn. Er is dus een uitgangspunt nodig voor de sterkte die we hanteren. We maken voor het bepalen van de sterkte gebruik van de bestaande ontwerpleidraden. Omdat deze niet volledig zijn ingericht op het hanteren van een norm-overstromingskans per dijkringdeel, is het noodzakelijk om enkele aanvullende uitgangspunten te hanteren. Ten eerste wordt in de norm-overstromingskans van een dijkring(deel) een faalkansbegroting gehanteerd, dat is de verdeling van de toelaatbare faalkansen over de verschillende faalmechanismen. Ten tweede moeten dijkring(deel) eisen worden vertaald naar eisen op dijkvak (eigenlijk doorsnede) niveau. De relatie tussen de overschrijdingskans en de overstromingskans is dus niet eenduidig. In een recent ENW rapport (zie ENW, 2011) is over de relatie onder andere het volgende geconcludeerd: •
De berekende overstromingskans (bij de huidige ontwerpleidraden) vrijwel altijd groter dan de norm-overschrijdingskans (en zeker groter dan de normoverstromingskans van de Deltacommissie die op de achtergrond speelt). De belangrijkste oorzaken zijn: (1) in de overstromingskans zijn in principe alle faalmechanismen (overloop/golfoverslag, piping, stabiliteit, ...) per onderdeel van de dijkring opgenomen, terwijl de normoverschrijdingskans alleen betrekking heeft op het mechanisme overloop/golfoverslag (andere mechanismen worden door aanvullende aannames in de leidraden alleen impliciet meegenomen); (2) in de overstromingskans is het zogenaamde lengte-effect opgenomen: de sommatie van de faalkansen van alle vakken/onderdelen van een dijkring (dijken, kunstwerken, duinen). De overstromingskans is (in het algemeen) groter naarmate de lengte van de kering groter is en hij meer onderdelen kent. In het ontwerp van de huidige waterkeringen zijn beide effecten (meer mechanismen en meer vakken) empirisch opgenomen en niet consistent theoretisch gefundeerd.
•
De werkelijke faalkans en de verdeling over de faalmechanismen hangt af van de locale ontwerpkeuzen en de locale omstandigheden. Uit de resultaten van het project Veiligheid Nederland in Kaart kan geconcludeerd worden dat het in de leidraad Bovenrivieren gesuggereerde 90/10 uitgangspunt (90% voor het mechanisme overloop/golfoverslag en 10% voor de overige mechanismen) niet gehaald wordt: de bijdrage van de andere mechanismen is veel groter dan 10%.
•
Het lengte-effect blijkt behalve van de dijklengte en geometrie ook afhankelijk te zijn van het watersysteem. Langs de kust zien we een geringer lengte-effect (orde van grootte een factor 3) dan voor de overige watersystemen (orde van grootte een factor 5). De invloed van de lengte en de geometrie van de dijkring kunnen wij door de beperkte tijd van dit onderzoek niet betrouwbaar vaststellen, maar wij geven wel een schatting voor
HKV
LIJN IN WATER
3 van 9
Document: Afgedrukt:
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
ontwerpdijkringen van 50 km lengte. De oorzaak voor het kleinere lengte-effect langs de kust ligt vooral in de aard van de belasting. Aan de kust is er maar één bepalende windrichting die problematisch is, in het rivierengebied zijn er veel meer (onafhankelijke) belastingcombinaties mogelijk die tot falen kunnen leiden. Voor de onderhavige memo is (op basis van bovenstaande) van belang te concluderen dat de beleidsmatige verankering van de overstromingskans op dit moment sterk in ontwikkeling is. In feite is de overstromingskans ook nu al de achtergrond van de huidige normen, en wordt de overstromingskans als basis genomen van de leidraden voor alle mechanismen anders dan overloop/golfoverslag. Als uitgangspunt wordt gebruikt dat de huidige veiligheidsnorm gelijk wordt gesteld aan de overstromingskans. Wat betreft de orde van grootte van de overstromingskans: uit huidige VNK studies (zie de volgende paragraaf) blijkt dat de overstromingkans veelal groter is dan het beschermingniveau (of veiligheidsnorm) in de Waterwet. Echter, een deel van de waterkeringen is afgekeurd en moet nog worden verbeterd, en vooralsnog lijkt het niet onredelijk om de overstromingkans gelijk te nemen aan het beschermingsniveau uit de waterwet. Voor dijkring 7 is dat gelijk aan een jaarlijkse toelaatbare overstromingskans van 1/4000. In de volgende paragraaf gaan we in op de schatting van de huidige overstromingskans van dijkring 7.
4
Overstromingkans voor dijkring 7
In het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK) zijn overstromingskansen voor de dijkring 7 berekend. Deze kansen hebben, zoals hierboven aangegeven, geen wettelijke status, maar geven wel een idee van de bijdrage van de verschillende faalmechanismen, en van de orde van grootte van de overstromingskans. Dijkringgebied 7 omvat globaal de Noordoostpolder en ligt in de provincie Flevoland en voor een klein gedeelte in de provincies Overijssel en Friesland. Aan de zuidzijde wordt het dijkringgebied begrensd door het Zwarte Meer en het Ketelmeer met de Kadoelerkeersluis en aan de westzijde ligt het IJsselmeer. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door de dijken langs het Kadoelermeer, het Vollenhovermeer en de voormalige zeedijken van het oude land (zie Figuur 1. de dijkringdelen zijn weergegeven in Tabel 1).
HKV
LIJN IN WATER
4 van 9
Document: Afgedrukt:
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
Figuur 1 Overzicht van dijkring 7 met de dijktrajecten [bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005]
Traject 1
Beschrijving Noordermeerdijk (km 0,0-13,0 km)
Belasting IJsselmeer
2 3 4 5 6
Westermeerdijk (13,0-24,2 km) Zuidermeerdijk West (tot Ketelbrug) (25,6-31,5 km) Zuidermeerdijk Oost (na ketelbrug) (31,5-38,5 km) Ramsdijk (38,5-44,0 km) Zwartemeerdijk (44,0-55,3 km)
IJsselmeer IJsselmeer Ketelmeer Ketelmeer Zwarte Meer
Tabel 1 Overzicht van dijkringdelen [bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006]
Een indruk van de hydraulische belasting op de waterkeringen langs de Westermeerdijk is weergegeven in figuur 2. De hydraulische belasting wordt met name veroorzaakt door wind, en een windstorm heeft slechts een beperkte duur (circa 35 uur, zie Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006). De waterstand nabij een waterkering is een functie van de windsnelheid en de windrichting, en wordt berekend met een hydrodynamisch model waarbij de storm constant uit dezelfde richting waait. Voor bepaling van de windrichting wordt er gesampled uit de windroos, deze is afkomstig uit metingen (x % van de tijd is de wind afkomstig uit windrichting y).
HKV
LIJN IN WATER
5 van 9
Document: Afgedrukt:
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
Figuur 2 Windverloop en bijbehorend waterstandsverloop in de tijd [bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006]
In het VNK onderzoeksrapport staan de overstromingskansen van de verschillende dijkringdelen en kunstwerken (zoals gemalen, duikers, etc) voor de verschillende faalmechanismen. De uitkomsten voor de gehele dijkring zijn hieronder aangegeven. Hieruit blijkt dat de overstromingskans voor de dijken in de orde is van 1/30.000 is, en dat is veel kleiner dan veiligheidsnorm uit de Waterwet (1/4.000). Dijkring 7 Noordoostpolder
Overloop of
Opbarsten en
Beschadiging
Afschuiven of
overslag
piping
bekleding
opdrijven
1/30.000
-6
<10
-6
<10
1/50.000
Tabel 3 Overstromingskansen dijken, per faalmechanisme voor drie dijkringgebieden
Voor kunstwerken is de overstromingskans veel groter, zie hiervoor tabel 4. De overstromingskans is hier in de orde van grootte van 1/1.000. Het is overigens met beperkte financiële middelen mogelijk om de faalkans van deze kunstwerken substantieel te verkleinen. Dijkring
Overslag
Niet-sluiten
7 Noordoostpolder
1/1.0000
1/15.000
Constructief falen 1/.000
Tabel 4 Overstromingskansen kunstwerken, per faalmechanisme voor drie dijkringgebieden
In het vervolg van dit memo gaan we niet verder in op de kunstwerken omdat de windmolens geen invloed op deze objecten hebben.
HKV
LIJN IN WATER
6 van 9
Document: Afgedrukt:
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
In tabel 5 zijn de faalkansen van de dijkvakken van dijkring 7 weergegeven.
dijkvak/kunstwerk
faalmechanisme overslag
piping
bekleding
stabiliteit
1. Noordermeerdijk(0.8-4.5) - versterkte dijk
1.27E-06
-
1.19E-13
-
2. Noordermeerdijk (4.5-8.1) - versterkte dijk
2.42E-07
-
2.39E-19
-
3. Noordermeerdijk (8.1-13.0) - niet-versterkte dijk
4.98E-08
-
8.88E-18
-
4. Westermeerdijk (13.0-14.5) - niet-versterkte dijk
3.15E-09
-
2.87E-17
-
5. Westermeerdijk (14.5-24.2) - versterkte dijk
3.41E-08
-
2.72E-14
-
6. Zuidermeerdijk-West (25.6-31.5) - versterkte dijk
1.05E-06
-
8.39E-11
-
8.40E-08
-
9.05E-33
-
8. Zuidermeerdijk-Oost (34.7-37.5) - versterkte dijk
2.18E-06
-
8.88E-15
1.47E-05
9. Schokkerhaven (38.0-38.5) - versterkte dijk
1.80E-05
-
7.75E-17
3.25E-07
7. Zuidermeerdijk-Oost (31.5-34.7) - niet-versterkte dijk
10. Ramsdijk (38.5-42.5) - versterkte dijk
4.61E-06
-
2.57E-09
9.23E-06
11. Ramsdijk(42.5-44) - versterkte dijk
2.02E-05
-
9.78E-10
1.40E-04
12. Zwartemeerdijk (44-49.1) - niet-versterkte dijk
7.49E-12
-
2.58E-28
-
13. Zwartemeerdijk (49.1-50.7) - niet-versterkte dijk
1.29E-11
-
1.01E-15
-
14. Zwartemeerdijk (50.7-53.0) - niet-versterkte dijk
7.31E-11
-
3.55E-14
-
15. Zwartemeerdijk(53-55.3) - niet-versterkte dijk
6.83E-10
-
2.19E-29
-
Tabel 5: Faalkansen van dijkvakken
Uit tabel 5 blijkt dat de jaarlijkse faalkans van de Westermeerdijk, de Noordermeerdijk en de Zuidermeerdijk in de orde van grootte van 10-5. Kan nu op basis van voorgaande beschouwing iets gezegd worden over een aanvaardbare norm voor het additionele risico van windmolens in en nabij waterkeringen? Voor vergelijkbare objecten in en nabij waterkeringen (zoals bijvoorbeeld tunnels) wordt aanvaardbaarheid vanuit een risico optiek (waarin ook de gevolgen van falen meegenomen wordt) beoordeeld. Vooral in die situaties waarin de gevolgen beperkt van omvang zijn, is dat een goede mogelijkheid. Echter, in het probleem van de windturbines is dat geen reëel alternatief. Alternatief is dat als maximaal toelaatbaar risico een percentage (bijvoorbeeld 10%) van de veiligheidsnorm, zijnde de normoverschrijdingskans, genomen wordt. Dan moet deze kans echter wel als een overstromingskans worden geïnterpreteerd. Vanuit de ENW is daarom de gedachte naar voren gekomen om het huidige beschermingsniveau als een overstromingskans te beschouwen (“tussennorm”, zie het ENW advies over piping, ENW 2010). Als we deze gedachte verder voeren, dan is het de vraag welke bijdrage de windturbines aan deze overstromingskans zouden mogen hebben. Bij maximale normopvulling zou de jaarlijkse faalkans ca 1/4.000 mogen bedragen (dat is 2.5 10-4 – 10-6 = 2.49 10 -4
forse toename van de huidige overstromingskans van 2.5 10
-4
). Dat is echter wel een
volgens VNK. Het lijkt daarom
redelijk om, conform de huidige praktijk in de ontwerp en toetsleidraden (zie www.enwinfo.nl, waar een overzicht is gegeven van de leidraden, zie ook figuur 3) van de ENW, uit te gaan van een maximale bijdrage van windmolens in de orde van 10 – 20% van 1/4.000, dat is 1/40.000 – 1/20.000.
HKV
LIJN IN WATER
7 van 9
Document: Afgedrukt:
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
Figuur 3. Overzicht van leidraden en voorschriften van de ENW [bron: www.enwinfo.nl]
De hierboven aanbevolen aanpak is ook gevolgd in het onderzoek van Deltares waarin een norm voor piping is vastgelegd. We citeren uit dit rapport (Deltares, 2011): Toelaatbare faalkans Bij de beschreven aanpak is het dus nodig om de grootte van de toelaatbare faalkans voor het te beschouwen faalmechanisme vast te stellen. Deze zou moeten volgen uit een ‘geautoriseerde’ faalkans begroting voor alle faalmechanismen die bij een dijkring een rol kunnen spelen. Die is er echter (nog) niet. Vooralsnog wordt daarom uitgegaan van de in het verleden ook wel gehanteerde toelaatbare faalkans ten behoeve van kalibratie analyses (voor het afleiden van toets- en ontwerpregels m.b.t. macrostabiliteit). Deze is gelijk is aan 1/10 van de wettelijke beveiligingsnorm voor dijkringgebieden, die wordt uitgedrukt in termen van de overschrijdingskans per jaar van de hydraulische belasting waar een primaire waterkering op berekend dient te zijn. De aldus bepaalde toelaatbare faalkans door ‘opbarsten en piping’ geldt voor de gehele dijkring. Vanwege de afzonderlijke beschouwingen is deze toelaatbare faalkans het uitgangspunt bij het afleiden van toetsregels voor zowel het mechanisme opbarsten als het mechanisme piping. In kader van het WTI (Wettelijk Toetsinstrumentarium) voor waterkeringen is het Deltares onderzoek overgenomen voor het Toetsinstrumentarium dat gaat gelden voor de periode 20122017. Naar verwachting wordt dit instrumentarium eind 2011 formeel vastgelegd. Ook is de 10% norm gebruikt voor de toetsvoorschriften die voor het faalmechanisme ‘macrostabiliteit’, zie hiervoor de leidraden TAW, 1989 en ENW, 2007. Ons advies is om een eenduidig getal te nemen daarom dan ook om 10% van het huidige beschermingsniveau te nemen als maximale bijdrage van windturbines aan de overstromingskans.
HKV
LIJN IN WATER
8 van 9
Document: Afgedrukt:
5
memoAanvaardbaarRisicoDefinitief6mei2011.doc 6 mei 2011
memorandum
Conclusies
Voor het bepalen van een onderbouwde norm voor het windpark bij de NOP zijn twee factoren van belang: wat is de norm voor de dijkring en welk deel van deze norm is ‘gereserveerd’ voor de bijdrage van windmolens aan de overstromingskans? Op basis van de voorgaande analyse kan het volgende worden geconcludeerd: 1.
Op dit moment ontbreekt een beleidsmatige keuze voor de hoogte van de overstromingskans. De hoogte van de norm is altijd een politiek besluit. Echter, in de beroepspraktijk van alle dag die door de beleidsmakers goedgekeurd wordt, kan worden afgeleid dat voor de bijdrage van “Niet Waterkerende Objecten” aan de overstromingskans een percentage van de veiligheidsnorm (voor de Noordoostpolder is deze norm 1/4.000) gereserveerd wordt;
2. Geconcludeerd dat op basis van de VNK inzichten de overstromingskans van de Noordermeerdijk, Westermeerdijk en Zuidermeerdijk zeer klein is (orde 10-6). Dit betekent dat het reserveren van een deel van een faalkansbudget voor windmolens mogelijk is, zonder dat daardoor de overstromingskans groter dan de veiligheidsnorm uit de Waterwet wordt (de veiligheidsnorm wordt dan als een overstromingskans geïnterpreteerd); 3.
Het lijkt aanvaardbaar om voor het windmolenpark in de Noord Oost Polder uit te gaan van een faalkansbijdrage van orde 10 % van 1/4000, dat is orde 1/40.000.
6
Bronnen
Deltares, 2010. SBW Hervalidatie piping HP8b Kalibratie van de veiligheidsfactoren, Delft ENW, 2007. Technisch rapport waterkerende grondconstructies (2001), Addendum bij het technisch rapport waterkerende grondconstructies (2007), Delft. ENW, 2010. Piping: realiteit of rekenfout. Delft, 29 maart 2010. ENW, 2011. De beschermingsnorm in waterveiligheid: relatie tussen overstromingskans en normoverschrijdingskans. Delft, april 2011. www.enwinfo.nl. Overzicht en samenhang van de TAW/ENW-leidraden en -technische rapporten, voorschriften van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en overige voorschriften en richtlijnen voor toetsen, ontwerpen en beheren van (primaire) waterkeringen Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2005. Veiligheid Nederland in Kaart, Overstromingsrisico dijkring 7 Noordoostpolder. December 2005 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006. Risicocase dijkring 7 Noordoostpolder, berekening an het overstromingsrisico, Januari 2006 TAW, 1989. Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken. Deel 2: benedenrivierengebied + appendices, Delft, 1989.
Lelystad, 6 mei 2011
HKV
LIJN IN WATER
9 van 9