PROVINCIE
FLEVOLAND
Postbus 55 8200 AB Lelystad Telefoon (0320)-265265 Fax (0320)-265260 E-mail
[email protected]
Lelystad Airport De heer D. Hoekstra Postbus 2201 8203 AE LELYSTAD
Verzenddatum
Website www.flevoland.nl
Bijlagen
Uw kenmerk
MKT. 2015
Ons kenmerk
1777450
nderwerp
Besluit op bezwaar/nieuwe ontheffing
Geachte heer Hoekstra, 1. inleiding. Bij besluit van 27 februari 2015, nummer 1712176 hebben wij aan u op grond van artikel 68, vierde lid van de Flora- en faunawet een ontheffing verleend voor de verjaging en ondersteunend afschot van vogels. Op 4 april 2015 heeft Stichting Vogel- en Natuurwacht Zuid-Flevoland (hierna: vogelwacht) tegen ons besluit bezwaar aangetekend. Wij hebben dit bezwaarschrift voor advies in handen gesteld van de Commissie bezwaar en beroep provincie Flevoland (hierna: commissie). Op 19 mei 2015 heeft deze commissie een hoorzitting gehouden, waarbij ook u in de gelegenheid bent gesteld uw standpunt naar voren te brengen. De commissie heeft ons geadviseerd om het bezwaarschrift van de vogelwacht gegrond te verklaren en ons besluit van 27 februari 2015 te herroepen. Het advies van de commissie is als bijlage bijgevoegd. 2. In 1. 2.
Besluit op bezwaar vogelwacht. navolging van de commissie hebben bij besloten: het bezwaarschrift van de vogelwacht gegrond te verklaren; ons besluit van 27 februari 2015, nummer 1712176 te herroepen.
3. Gevolg herroeping van ons besluit van 27 februari 2015. Herroeping van ons besluit betekent dat wij een nieuw besluit dienen te nemen op uw aanvraag van 13 februari 2015. 4. Door ons gevolgde procedure bij de voorbereiding van ons nieuwe besluit. Bij de voorbereiding van ons nieuwe besluit hebben wij u en de vogelwacht in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken. Dit hebben wij gedaan door zowel aan u als de vogelwacht bij brief van 13 augustus 2015 een concept van het door ons te nemen besluit toe te sturen. Op 10 september 2015 heeft u telefonisch aan de betreffende ambtenaar van de provincie meegedeeld dat het concept voor u geen aanleiding geeft om zienswijzen kenbaar te maken. De vogelwacht heeft bij brief van 9 september 2015 samengevat de volgende zienswijzen naar voren gebracht:
Inlichtingen bij
Doorkiesnummer
Bezoekadres
mr. A.A.G.E. Wolf
0320 265278
Visarenddreef 1 Lelystad
Bladnummer
2 Ons kenmerk:
1777450
a. uit pagina 10 van het Faunabeheerplan 2014-2018 blijkt dat de luchthaven wel degelijk onder het zorggebied van een faunabeheereenheid valt; b. er zijn meer alternatieve maatregelen voor het verjagen van vogels op het luchthaventerrein dan het rijden van vier reguliere vogelrondes per dag, te weten: I. het Intensiveren van deze vogelrondes; II. het onaantrekkelijk maken van het terrein als biotoop voor vogels; III. het hervatten van het onderzoek naar onder andere grassoorten in combinatie met de ondergrond alsmede; IV. het tijdelijk ontbreken van het vliegverkeer; c. de verjaging mag geen betrekking hebben op de kiekendieven omdat er voor deze soort andere bevredigende oplossingen voorhanden zijn, zoals het tijdelijk uitstellen van de start en landing zolang de kiekendief zich binnen het luchthaventerrein bevindt en het terugdringen van muizen; d. het gaat niet om het belang van het luchtverkeer, maar om de veiligheid van het luchtverkeer; e. voorwaarde 6 dient zodanig aangescherpt te worden dat duidelijk is dat sprake is van indirecte verontrusting van overige vogelsoorten. 5. Onze overwegingen naar aanleiding van de ingediende zienswijzen. ad a. Zorggebied Faunabeheereenheid. In het Besluit Faunabeheer zijn regels opgenomen waaraan een door een faunabeheereenheid op te stellen faunabeheerplan moet voldoen. Zo is in artikel 10 sub a van dit besluit bepaald dat het faunabeheerplan de omvang van het werkgebied van de faunabeheereenheid bevat. Uit onderstaande citaten van pagina 10 en 12 van het faunabeheerplan blijkt ons inziens duidelijk dat het luchtvaartterrein niet binnen het werkgebied van de Faunabeheereenheid valt. Dit houdt in dat de zorg van de faunabeheereenheid zich niet over dit luchtvaartterrein uitstrekt. Citaat pagina 10 Faunabeheerplan: "Witte vlekken" In het werkgebied bevinden zich een aantal zogenaamde "witte vlekken" die niet in eigendom eniof beheer zijn bij de partijen in de FBE. In hoofdzaak zijn dit gebieden van: Provincie, Waterschap, Nederlandse spoorwegen/Pro-rail, vliegveld Lelystad, Nutsbedrijven en grondeigenaren en gebruikers die niet zijn aangesloten bij partijen in de FBE." Citaat pagina 13 Faunabeheerplan: " In Oostelijk Flevoland ligt tevens vliegveld Lelystad, noodzakelijke beheermaatregelen in relatie tot de veiligheid van het vliegverkeer worden door vliegveld Lelystad nader uitgewerkt." ad b. Alternatieve maatregelen. Op 15 september 2015 is door een medewerker van de provincie telefonisch contact opgenomen met een medewerker van Lelystad Airport over de door de vogelwacht genoemde alternatieve maatregelen. Naar aanleiding van dit telefonisch contact is bij mail van 17 september 2015 door een medewerker van Lelystad Airport de volgende informatie verstrekt: I. standaard worden er op het luchthaventerrein vier vogelrondes per dag gereden. Als het nodig is worden deze rondes vaker gereden. Dit gebeurt in ieder geval indien: - vogels op een voor het luchtvaartverkeer gevaarlijke plek worden gesignaleerd; - er in de directe omgeving grote concentraties van vogels worden waargenomen die een potentieel gevaar kunnen opleveren; - het een startend of landend straalvliegtuig betreft en bij alle vliegtuigen zwaarder dan 3000 kg; - de vlieger daarom vraagt. II. op het luchthaventerrein zijn recent percelen omploegd om de muizenpopulatie terug te
Bladnummer
3 Ons kenmerk:
1777450
dringen en het terrein minder aantrekkelijk te maken voor vogels. Daarnaast kent Lelystad Airport reeds een lang-grascultuur. Het gras rondom de start-/landingsbaan wordt bewust niet gemaaid om het zo minder aantrekkelijk te maken voor vogels; III. Lelystad Airport voert thans, in samenwerking met Schiphol proeven uit met ganzen-werende grassoorten. De experimenten die in den lande bij luchthavens plaatsvinden met grassoorten om een luchthaventerrein onaantrekkelijk te maken voor vogels - zoals de proeven die bij luchthaven Schiphol plaatsvinden - worden nauwlettend in de gaten gehouden; IV. start en landing van een vliegtuig worden reeds uitgesteld wanneer zich grote groepen vogels op het luchtvaarterrein bevinden, waardoor het uit een oogpunt van de veiligheid van het luchtverkeer niet verantwoord is om de start eniof landing plaats te laten vinden; ad c. Verjaging mag geen betrekking hebben op kiekendieven De te verlenen ontheffing heeft alleen betrekking op het verjagen van vogels, waaronder de kiekendief, wanneer alternatieve maatregelen niet het beoogde effect hebben en dit uit een oogpunt van veiligheid van het luchtvaartverkeer noodzakelijk is. Ad d. Nuancering dat het moet gaan om de veiligheid van het luchtvaartverkeer. Deze nuancering nemen wij over. Ad e. Aanscherpen voorwaarde 6. Wij zullen voorwaarde 6 aanscherpen. 4. Nieuw besluit om ontheffing. A. Uw aanvraag van 13 februari 2015. Bij brief van 13 februari 2015, uw briefnummer OD/DH/2015FF150123 heeft u bij ons een verzoek Ingediend om de eerder aan u bij besluit van 15 april 2009, nummer 800924, verleende ontheffing te verlengen tot 1 april 2018. Deze ontheffing was verleend voor het met behulp van seinpistolen verjagen van vogels. In uw brief van 13 februari 2015 verzoekt u niet alleen om vogels met behulp van afweerpistolen te verjagen, maar verzoekt u tevens om ondersteunend afschot mogelijk te maken. Ook wilt u op experimentele basis vogels gaan verjagen met een zogenaamde handheld laser. Tot slot verzoekt u om middels kunstlicht konijnen en vos te kunnen bestrijden om graafschade rond infrastructurele werken te voorkomen. Gelet op de door u gewenste uitbreiding van de eerder verleende ontheffing, hebben wij uw verzoek om verlening aangemerkt als een nieuwe aanvraag om ontheffing. B. Overwegingen naar aanleiding van uw aanvraag Wettelijk kader. Het wetteUjk kader op grond waarvan uw aanvraag om ontheffing moet worden beoordeeld, is de Flora- en Faunawet. in artikel 9 van deze wet is bepaald dat het verboden is dieren die behoren tot een beschermde inheemse diersoort te doden, verwonden, vangen, bemachtigen en met het oog daarop op te sporen. In artikel 10 is bepaald dat het verboden is dieren die behoren tot een beschermde Inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 68 van de Flora en faunawet maakt het mogelijk dat wij ontheffing verlenen van het bepaalde in deze artikelen 9 en 10, wanneer voldaan wordt aan de volgende criteria: a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing bestaat: b. er wordt geen afbreuk gedaan aan een gunstige Instandhouding van de soort; c. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
Bladnummer
A Ons kenmerk:
1777450
d. uitgangspunt is daarbij dat de ontheffing slechts wordt verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan. Uitzondering hierop is toegestaan wanneer het gebied waarop de te verrichten handelingen worden verricht niet gelegen is in een gebied dat tot het zorggebied van de faunabeheereenheid behoort. In dat geval kan de ontheffing ook worden verleend aan anderen dan een faunabeheereenheid. Beoordeling van uw aanvraag aan de hand van dit wettelijk kader. Wij hebben eerst beoordeeld of aan u de gevraagde ontheffing kan worden verleend voor het verjagen van vogels met ondersteunend afschot in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer. Ad a. Er bestaat geen andere bevredigende oplossing dan verjagen. In de door u ingediende aanvraag heeft u naar voren gebracht dat Lelystad Aiport dagelijks veelvuldig bezig is met het minder aantrekkelijk maken van het luchthavengebied voor vogels, door minimaal viermaal daags reguliere vogelrondes te rijden. In aanvulling hierop heeft u naar aanleiding van de door vogelwacht bij brief van 9 september 2015 ingediende zienswijze, bij email van 17 september 2015 de volgende nadere informatie verstrekt over de preventieve maatregelen die u treft om vogels te verjagen: I. standaard worden er op het luchthaventerrein vier vogelrondes per dag gereden. Als het nodig is worden deze rondes vaker gereden. Dit gebeurt in ieder geval indien: - vogels op een voor het luchtvaartverkeer gevaarlijke plek worden gesignaleerd; - er in de directe omgeving grote concentraties van vogels worden waargenomen die een potentieel gevaar kunnen opleveren; - het een startend of landend straalvliegtuig betreft en bij alle vliegtuigen zwaarder dan 3000 kg; - de vlieger daarom vraagt. II. op het luchthaventerrein zijn recent percelen omploegd om de muizenpopulatie terug te dringen en het terrein minder aantrekkelijk te maken voor vogels. Daarnaast kent Lelystad Airport reeds een lang-grascultuur. Het gras rondom de start-/landingsbaan wordt bewust niet gemaaid om het zo minder aantrekkelijk te maken voor vogels; III. Lelystad Airport voert thans, in samenwerking met Schiphol proeven uit met ganzen-werende grassoorten. De experimenten die in den lande bij luchthavens plaatsvinden met grassoorten om een luchthaventerrein onaantrekkelijk te maken voor vogels - zoals de proeven die bij luchthaven Schiphol plaatsvinden - worden nauwlettend in de gaten gehouden; IV. start en landing van een vliegtuig worden reeds uitgesteld wanneer zich grote groepen vogels op het luchtvaarterrein bevinden, waardoor het uit een oogpunt van de veiligheid van het luchtverkeer niet verantwoord is om de start eniof landing plaats te laten vinden. Deze preventieve maatregelen zijn niet altijd effectief. Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat door u voldoende is aangetoond dat er in aanvulling op de preventieve maatregelen die u op dit moment al toepast, geen andere bevredigende oplossing bestaat dan verjagen. Ad b. Niet aangetoond dat daarnaast ondersteunend afschot nodig is. Het beleid van de provincie is dat ondersteunend afschot alleen wordt toegestaan, wanneer door de aanvrager is aangetoond dat andere preventieve middelen onvoldoende effectief zijn. Door u is niet aangetoond dat dit het geval is.
Bladnummer
5 Ons kenmerk:
1777450
Ad b. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige instandhouding van de soort. Verjaging zal primair gericht zijn tegen de volgende soorten: aalscholver, blauwe reiger, ooievaar, wilde eend, krakeend, kolgans, grauwe gans, toendrarietgans, knobbelzwaan, buizerd, bruine kiekendief, grauwe kiekendief, kievit, scholekster, zilvermeeuw, stormmeeuw, kokmeeuw, holenduif, houtduif, zwarte kraai, kauw, ekster en spreeuw. Het betreft grotere vogels en vogels die in zwermen op kunnen treden. De genoemde roofvogels zijn niet alleen direct een bedreiging voor het vliegverkeer, maar kunnen ook schrikreacties bij andere vogels uitlokken, die dan vervolgens weer een gevaar zijn vanwege hun vluchtgedrag. Hoewel sommige soorten die hierboven zijn genoemd op de Rode Lijst staan (zoals bijvoorbeeld de grauwe kiekendief) kan gesteld worden dat de staat van instandhouding van deze soorten juist gebaat is bij verjaging, omdat de individuele vogels daarmee een dodelijke aanvaring wordt bespaard. Uiteraard is het onvermijdelijk dat bij verjagingsacties van genoemde soorten ook andere vogels dan de genoemde vogels worden verontrust of verjaagd, die vanwege hun grootte en individuele voorkomen niet direct een risico opleveren voor het vliegveiligheid. Hoewel de ontheffing specifiek wordt afgegeven voor de genoemde soorten wordt deze afwijking van artikel 10 van de Ffwet ten aanzien van de overige vogels impliciet meegenomen in deze ontheffing. Gezien het aanwezige biotoop op de luchthaven in relatie tot de rest van Flevoland heeft een eventuele verontrusting van overige vogels geen effect op de staat van instandhouding van deze vogels. Ad c. Belang van de veiligheid van het luchtverkeer staat niet ter discussie. Uit het in de uitspraak van de Rechtbank Haarlem van 5 mei 2012, zaaknummer AWB 12-2583 genoemde onderzoeksrapport "Noodlanding na vogelaanvaring - Boeing 737- 4B6. Amsterdam Schiphol-Airport, 6 juni 210" dat op verzoek van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid is opgesteld, blijkt dat de aanwezigheid van een of meer vogels, met een grote totale massa in het vluchtpad van een vliegtuig risicovol is voor de verkeersveiligheid. Gelet hierop zijn wij van mening dat het in belang van het luchtverkeer is dat vogels worden verjaagd. Ad d. het luchthaventerrein valt niet onder het zorggebied van de faunabeheereenheid. Binnen de provincie Flevoland is een faunabeheereenheid werkzaam, te weten de Stichting faunabeheereenheid Flevoland. Deze stichting heeft een faunabeheerplan dat door ons college is goedgekeurd. Uit onderstaande citaten van pagina 10 en pagina 12 van dit goedgekeurde faunabeheerplan blijkt van vliegveld Lelystad niet onder het werkgebied van de faunabeheereenheid valt. Citaat pagina 10 Faunabeheerplan: "Witte vlekken" In het werkgebied bevinden zich een aantal zogenaamde "witte vlekken" die niet in eigendom eniof beheer zijn bij de partijen in de FBE. In hoofdzaak zijn dit gebieden van: Provincie, Waterschap, Nederlandse spoorwegen/Pro-rail, vliegveld Lelystad, Nutsbedrijven en grondeigenaren en gebruikers die niet zijn aangesloten bij partijen in de FBE." Citaat pagina 13 Faunabeheerplan: "" In Oostelijk Flevoland ligt tevens vliegveld Lelystad, noodzakelijke beheermaatregelen in relatie tot de veiligheid van het vliegverkeer worden door vliegveld Lelystad nader uitgewerkt."". Gelet hierop geeft artikel 68, zesde lid sub c van de Flora en faunawet de juridische grondslag om u de gevraagde ontheffing te verlenen wanneer toetsing aan de in artikel 68 eerste lid, genoemde criteria daartoe aanleiding geeft.
Bladnummer
6 Ons kenmerk:
1777450
Vervolgens hebben wij beoordeeld of aan u de gevraagde ontheffing kan worden verieend voor het bestrijden van konijnen en vos met kunstlicht. Wij zijn tot het oordeel gekomen dat wij uw aanvraag hiervoor moeten afwijzen. De reden hiervan is dat door u niet is aangetoond, dat er geen preventieve maatregelen kunnen worden getroffen om knaagschade aan bekabeling en graafschade aan start- en landingsbanen te voorkomen. Verder is afschot van zowel vos als konijn op grond van de landelijke vrijstelling in de praktijk reeds mogelijk. De noodzaak voor aanvullend gebruik van kunstlicht is door u onvoldoende aangetoond. C. Ons besluit Gelet op de hierboven bij B genoemde overwegingen en gelezen het door het Faunafonds op 30 april 2015 uitgebrachte advies, besluiten wij: I. aan Lelystad Airport op grond van artikel 68, zesde lid sub c van de Flora- en faunawet de gevraagde ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 10 van de Flora- en faunawet, voor het opzettelijk verontrusten (verjagen) van grote groepen vogels en individuele zwaardere vogels met behulp van een seinpistool eniof een handled laser in het belang van de veiligheid van het vliegverkeer II. de door Lelystad Airport gevraagde ontheffing te weigeren voor: a. het doden van vogels; b. het gebruik van kunstlicht voor het bestrijden van konijnen en vossen. De ontheffing is geldig tot 1 april 2018. Aan deze ontheffing worden de volgende voorwaarden verbonden: 1. Van deze ontheffing mag alleen gebruik worden gemaakt binnen het luchthaventerrein wanneer a. rondom de graspercelen gelegen tussen de taxibaan en de landingsbaan (lokaal bekend als grote graspercelen) lang-grasbeheer wordt toegepast, hetgeen inhoudt dat het gras niet korter mag zijn dan 12 centimeter. Wanneer voortvloeiend uit dit beheer gras gemaaid moet worden, dient dit door u vooraf te worden gemeld via
[email protected]. U stuurt binnen veertien dagen na verzending van deze ontheffing een kaart aan de provincie en de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek waarop bovengenoemde graspercelen en de begrenzing van het luchthaventerrein zijn aangeduid; b. uit dagrapporten blijkt dat er op het luchthaventerrein minimaal vier vogelrondes per dag worden gereden. U dient de toezichthouder van de Omgevingsdienst Flevoland £t Gooi en Vechtstreek desgevraagd inzage te geven in deze dagrapporten. 2. Op de naleving van het in of krachtens de wet gestelde wordt toezicht gehouden door o.a. de politie of daartoe door de provincie/Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek aangewezen ambtenaren. Gebruiker van de ontheffing moet ter plaatse waar deze een der handelingen verricht waartoe de ontheffing strekt, aan genoemde toezichthouders op eerste aanvrage onmiddellijk (een gewaarmerkte kopie van) de ontheffing en een geldig legitimatiebewijs tonen. 3. Verontrusting van vogels is toegestaan met behulp van een seinpistool eniof een 'handheld laser'. 4. Het gebruik van het seinpistool eniof een "handheld laser" is voorbehouden aan de havenmeester en diens gemachtigden. 5. Het verontrusten van vogels is primair gericht tegen de soorten aalscholver, blauwe reiger, ooievaar, wilde eend, krakeend, kolgans, grauwe gans, toendrarietgans, knobbelzwaan, buizerd, bruine kiekendief, grauwe kiekendief, kievit, scholekster, zilvermeeuw, stormmeeuw, kokmeeuw, holenduif, houtduif, zwarte kraai, kauw, ekster en spreeuw. 6. Indirecte verontrusting van overige vogelsoorten is toegestaan, mits dit het gevolg is van de actie die primair en uitsluitend is gericht tegen de hierboven genoemde soorten.
Bladnummer
7 Ons kenmerk:
1777450
7. Deze ontheffing kan op grond van criteria genoemd in artikel 80 van de Flora- en faunawet worden ingetrokken.
8. U bent gehouden de toezichthouders van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek toegang te verstrekken tot het luchthaventerrein wanneer zij zich melden bij de dutymanager operations. D. Beroep Tegen dit besluit kunt u beroep instellen bij de Rechtbank Midden-Nederland. De termijn voor het Indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat dit besluit is verzonden. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste bevatten: a de naam en het adres van de Indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; d. de gronden van het beroep (motivering). Daarnaast kan op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht aan de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland worden verzocht een voorlopige voorziening te treffen, als onverwijlde spoed, gelet op de. betrokken belangen dat vereist. Het vragen van een voorlopige voorziening is mogelijk als u binnen de genoemde termijn ook een beroepschrift indient. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Flevoland, de secretaris, ^ de voorzitter
^ T . van der Wal
L Verbeek
PROVINCIE
FLEVOLAND
Commissie bezwaar en beroep Provincie Flevoland Advies Registratienummer
Gedeputeerde Staten
1747456
Betreft:
bezwaar Vogel- en Natuurwacht
Inleiding Bezwaarschrift d.d. 4 april 2015, ingediend door Vogel- en Natuurwacht Zuid-Flevoland (hierna: bezwaarde) te Almere, op grond van art. 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gericht tegen het besluit van Gedeputeerde Staten (GS) d.d. 27 februari 2015 (nr. 1712176). Het bestreden besluit betreft het verlenen van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet voor de verjaging en ondersteunend afschot van vogels aan Lelystad Airport. Hoorzitting De hoorzitting heeft op 19 mei 2015 plaats gevonden. Van de zitting is een digitale opname gemaakt. De commissie bestond uit de heer mr. dr. S.D.P. Kole (voorzitter), de heer mr. R.M. Rensing, mevrouw mr. CCV. Fenwick (leden) en mevrouw mr. T. Ruhnke (secretaris). Bezwaarde, werd vertegenwoordigd door mevrouw I. Hagens en mevrouw S. Hartlief. GS werd vertegenwoordigd door de heer N. Bolt en mevrouw I. van Exel. Namens Lelystad Airport was aanwezig de heer D. Hoekstra. Ter zitting is in aanvulling op de stukken en voor zover voor de inhoudelijke behandeling van belang, het volgende aangevoerd. Bezwaarde merkt op het te betreuren dat zij niet betrokken is in de plannen van Lelystad Airport met betrekking tot de nu voorliggende aanvraag. De heer Hoekstra merkt op dat er ruimte is voor een gesprek. Door bezwaarde is een pleitnota overgelegd en voorgedragen, welke aan het advies is aangehecht en daarvan onderdeel uitmaakt. Namens GS is puntsgewijs op het bezwaar en de overgelegde pleitnota ingegaan. Daarbij is het volgende gesteld. Bij de aanvraag voor een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet wordt ten onrechte gesproken over een verlenging van een reeds verleende ontheffing. Weliswaar is een verlenging van de ontheffing aangevraagd, maar nu de aanvraag meer omvat dan de eerder verleende ontheffing is de aanvraag beschouwd als een nieuwe aanvraag. Dit volgt ook uit het bestreden besluit. Zoals al in het verweerschrift op pagina 3 is gesteld, maken de MER en Deelonderzoek H geen onderdeel uit van de aanvraag. Deze stukken dienen dan ook buiten beschouwing te blijven. Met betrekking tot het door de aanvrager overgelegde Faunabeheerplan wordt benadrukt dat dit stuk geen status heeft. Het stuk is ter info voorgelegd en heeft inhoudelijk geen rol gespeeld bij de besluitvorming. Wel heeft GS de tekst uit het overgelegde Faunabeheerplan geciteerd, nu daarin is opgenomen op welke wijze de luchthaven vogelaanvaringen wil voorkomen. Met betrekking tot de opmerking van bezwaarde dat er geen vogeljaarverslag bekend is, merkt verweerder op dat dit stuk hem niet bekend is. Dat kan worden uitgezocht. In het kader van de belangenafweging heeft GS het belang van de verkeersveiligheid van het luchtverkeer zwaarder laten wegen en derhalve de ontheffing verieend voor het verjagen en ondersteunend afschieten van vogels. Daarbij geldt dat afschot het uiterste middel is en alleen mag worden toegepast als er concreet gevaar bestaat voor het vliegverkeer. De ontheffing is verleend tot en met 2018, omdat er gedurende een jaar onderzoek moet worden verricht, waarvan de onderzoeksresultaten moeten worden geëvalueerd. Gelet hierop is besloten om de ontheffing voor een periode van drie iaar (tot en met 2018) te verlenen. ^
—
Commissie bezwaar en beroep Provincie Flevoland Bladnummer
2
Op de vraag van de commissie op welke juridische grondslag ontheffing is verleend, wordt door GS geantwoord dat de ontheffing is verleend op grond van artikel 68, vierde lid, van de Flora- en faunawet. De commissie merkt op dat In dit artikellid is bepaald dat de ontheffing wordt verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan. Niet in geschil Is dat de havenmeester van Lelystad Airport niet is aan te merken als een faunabeheereenheid als bedoeld in dit artikellid en dat het faunabeheerplan dat is overgelegd geen status heeft en niet ter onderbouwing van de ontheffing heeft gediend. Gelet hierop voldoet de ontheffing niet aan het bepaalde van artikel 68, vierde lid, van de Flora- en faunawet, zodat dit artikellid ten onrechte aan de ontheffing ten grondslag is gelegd. GS heeft vervolgens gesteld dat de ontheffing zou kunnen worden verleend op grond van artikel 68, zesde lid, van de Flora- en faunawet. Op de vraag van de commissie of de volledige aanvraag aan het Faunafonds is overgelegd, wordt geantwoord dat in het contact met het Faunafonds is gemeld dat het gaat om een nieuwe aanvraag en niet om een verlenging van de verleende ontheffing. Daarnaast wordt gesteld dat het bestreden besluit steunt op het advies van het Faunafonds en de Nota Flora- en Fauna Flevoland. Namens Lelystad Airport is een korte toelichting gegeven op de aanvraag. Uitgegaan werd van verlenging van de bestaande ontheffing met als uitbreiding ondersteunend afschot. Gelet op de uitbreiding is de aanvraag opgevat als een nieuwe aanvraag om ontheffing. Ondersteunend afschot is een uiterste middel dat kan worden toegepast als vegaging niet het gewenste effect heeft. Dit blijkt ook uit de voorwaarden die zijn gekoppeld aan de ontheffing. De luchthaven zet In op andere middelen die zien op verjaging, zoals het gebruik van lasers en speciaal gras. Ter zitting is afgesproken dat GS met betrekking tot de aangehaalde jurisprudentie in het verweerschrift de vindplaatsen doorgeeft en motiveert waarom deze jurisprudentie op de nu voorliggende zaak van toepassing is. Verder is afgesproken dat nogmaals advies wordt gevraagd aan het Faunafonds met betrekking tot de voorliggende aanvraag. Tot slot is afgesproken dat de heer Hoekstra het jaarverslag inzake de aanwezige vogels rond de luchthaven toestuurt. De stukken zullen via het secretariaat van de commissie aan partijen worden toegezonden. Partijen stemmen in met de aanhouding van de inhoudelijke behandeling van het bezwaarschrift.
Nadere stukken De commissie merkt op dat bezwaarde nadere stukken heeft ingediend op 18 mei 2015, op de dag voor de hoorzitting. Nu bezwaarde de zogenoemde 10 dagentermijn uit artikel 7:4, eerste lid, van de Awb niet in acht heeft genomen, heeft de commissie deze stukken niet in haar advisering betrokken. Conform de ter zitting gemaakte afspraken zijn later de volgende stukken overgelegd. Op 20 mei 2015 heeft de heer Hoekstra per mailbericht het Vogeljaarverslag 2014 van Lelystad Airport overgelegd. Dit stuk is doorgestuurd naar partijen en de commissie. Op 20 mei 2015 heeft GS per mailbericht de In het verweerschrift aangehaalde jurisprudentie toegezonden. Deze informatie is doorgestuurd naar partijen en de commissie. Op 22 mei 2015 heeft bezwaarde per mailbericht gereageerd op de toegezonden jurisprudentie. Kort samengevat is het standpunt van bezwaarde dat de aangehaalde jurisprudentie geen betrekking heeft op de grauwe kiekendief. Deze reactie is naar alle partijen en de commissie gestuurd. Naar aanleiding van deze reactie heeft GS op 26 mei 2015 per mailbericht gesteld dat de aangehaalde jurisprudentie algemene jurisprudentie betreft over vogelverjaging die ook van toepassing is op de grauwe kiekendief. Op 29 mei 2015 heeft bezwaarde per mailbericht gesteld dat de aangehaalde jurisprudentie niet van toepassing kan zijn op de grauwe kiekendief nu deze vogelsoort vermeld staat op de zogenoemde rode lijst. Algemene jurisprudentie kan niet van toepassing zijn op deze soort.
Commissie bezwaar en beroep Provincie Fievolancl Bladnummer
3 De mail van 29 mei 2015 is ter kennisgeving doorgestuurd aan partijen en de commissie. Op 2 juni 2015 is per mailbericht het advies van het Faunafonds ontvangen. Dit stuk is doorgestuurd naar partijen en de commissie. Op 10 juni 2015 heeft bezwaarde per mailbericht inhoudelijk gereageerd op het advies van het Faunafonds. De reactie is - kort samengevat - de volgende. Uit het advies van het Faunafonds blijkt niet dat specifiek is ingegaan op de situatie op en rond luchthaven Lelystad. Er wordt een algemene vergelijking gemaakt met de luchthavens Schiphol en Eindhoven. Op de gestelde noodzaak van afschot wordt in het geheel niet inhoudelijk ingegaan door het Faunafonds. Het Faunafonds heeft in de Flora- en faunawet een belangrijke wettelijke taak toebedeeld gekregen. Bezwaarde vindt daarom dat de adviezen van het fonds, zeker nu het gaat om het verjagen en zelfs doden van door de wet beschermde diersoorten zorgvuldig tot stand dienen te komen. Zij missen de zorgvuldigheid in de procedure en de zorgvuldigheid en de juistheid in het uitgebrachte advies. Het advies kan naar hun mening niet dienen ter onderbouwing van de door bezwaarde bestreden ontheffing. Deze reactie is ter kennisgeving aan partijen en aan de commissie gestuurd. Met inachtneming van de nader overgelegde stukken en reacties, gaat de commissie over tot het uitbrengen van het advies. Juridisch kader Het juridisch kader betreft de Flora- en faunawet en in het bijzonder artikel 68 van de Flora- en Faunawet. Artikel 68 van de Flora- en faunawet 1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten, voor zover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 15, 15a, 15b, tweede lid in samenhang met het eerste lid, 16, 17, 18, 53, eerste lid, onderdelen c en d, 72, vijfde lid, en 74: a. in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid; b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer; c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren; d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna of e. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. 2. Een ontheffing die betrekking heeft op vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, of op soorten als bedoeld in bijlage IV, onderdeel a, of, voor zover de ontheffing betrekking heeft op artikel 15b, soorten als bedoeld in bijlage V, onderdeel a, van richtlijn 92/43/EEG, wordt uitsluitend verleend voor zover de grond als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, overeenstemt met een van de gronden, genoemd in artikel 9 van richtlijn 2009/147/EG onderscheidenlijk artikel 16 van richtlijn 92/43/EEG. (...) 4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan. (...) 6. In afwijking van het derde lid kan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, ook aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend indien: a. de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan gelet op de soort dan wel de aard of omvang van te verrichten handelingen; (...)
Overwegingen
Ontvankelijkheid Het geschilpunt betreft het besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 27 februari 2015 (nr. 1712176). Het bestreden besluit betreft het verlenen van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet
Commissie bezwaar en beroep Provincie Flevoland Siodnummer
4 voor de verjaging en ondersteunend afschot van vogels aan Lelystad Airport. Het bezwaarschrift, gedateerd 4 april 2015, op grond van art. 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is tijdig ingediend. Het bezwaarschrift voldoet aan de vereisten die artikel 6:5, eerste lid, Awb stelt. Bezwaargronden samengevat De gronden van bezwaar zijn - kort samengevat - de volgende: • De ontheffing voldoet niet aan de in de Flora- en faunawet gestelde eisen. • Feiten en conclusies in de aanvraag en de ontheffing staan diametraal op de feiten en conclusies genoemd in het MER ter onderbouwing van het Luchthavenbesluit Lelystad. • De inhoudelijke beoordeling faalt. • Er zijn op de luchthaven andere bevredigende oplossingen mogelijk om vogels te weren en vogelaanvaringen te voorkomen. • De noodzaak tot het doden van vogels is niet aangetoond. Overweging Commissie De vraag die de commissie in bezwaar moet beantwoorden is of het bestreden besluit in stand kan blijven. Daartoe overweegt de commissie het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat het belang van de verkeersveiligheid van de vliegtuigen een zwaarwegend belang is waarvoor het middel van verjaging kan worden ingezet. Wel in geschil is de vraag of dit belang het middel van ondersteunend afschot rechtvaardigt. De commissie is gebleken dat het bestreden besluit ten onrechte op grond van artikel 68, vierde lid, van de Flora- en faunawet is verleend. Ten onrechte nu dit artikel spreekt over de verlening van een ontheffing aan een faunabeheereenheid. Niet in geschil is dat de aanvraag Is ingediend door de havenmeester van Lelystad Airport. Tevens is niet in geschil dat de havenmeester van Lelystad Airport niet aangemerkt kan worden als een faunabeheereenheid zoals bedoeld in de wet. De juridische grondslag waarop het besluit gebaseerd is, is daarmee onjuist. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of dit in bezwaar hersteld kan worden, door het besluit in heroverweging te verlenen op grond van het bepaalde in artikel 68, zesde lid, onder a, van de Flora- en faunawet. In dit artikel is bepaald dat de ontheffing ook aan anderen dan een faunabeheereenheid kan worden verleend, indien de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan gelet op de soort dan wel de aard of omvang van de te verrichten handelingen. Namens GS Is gesteld dat door Lelystad Airport een faunabeheerplan is opgesteld, maar dat deze niet voldeed aan de eisen die GS aan een faunabeheerplan stelt. In het door GS vastgestelde Faunabeheerplan 2015-2018 is Lelystad Airport vervolgens niet meegenomen. Gelet op het bepaalde in artikel 68, zesde lid, onder a, van de Flora- en faunawet moet worden gemotiveerd dat de noodzaak voor het opstellen van een faunabeheerplan gelet op de soort dan wel de aard of omvang van de te verrichten handelingen, ontbreekt. De enkele toelichting dat een overgelegd faunabeheerplan niet voldeed aan de eisen die GS daaraan stelt, is geen motivering met betrekking tot de soort dan wel de aard of omvang van de te verrichten handehngen. Nu de motivering voor de toepassing van artikel 68, zesde lid, onder a, van de Flora- en faunawet, ontbreekt kan het bestreden besluit reeds hierom niet in stand blijven. De commissie adviseert dan ook tot het herroepen van het bestreden besluit. Volledigheidshalve gaat de commissie in op de gronden van bezwaar. De commissie merkt op dat ter onderbouv/ing van het bezwaarschrift door bezwaarde is verwezen naar de MER, Deelonderzoek H en het concept-faunabeheerplan. Zoals uit de stukken volgt en ter zitting door GS is bevestigd, maken voornoemde stukken, kijkend naar het wettelijk kader voor het verlenen van een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet, geen onderdeel uit van de nu voorliggende besluitvorming. De verwijzing van bezwaarde naar deze stukken slaagt dan ook niet.
Commissie bezwaar en beroep Provincie Flevoland Bladnummer
5 De commissie merkt op dat GS alleen de gevraagde ontheffing voor ondersteunend afschot kan verlenen. Indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van de instandhouding van de soort. Op grond van het bepaalde in artikel 68, eerste lid, van de Flora- en faunawet wordt een verzoek om ontheffing voorgelegd aan het Faunafonds. Met betrekking tot de bezwaargrond dat uit de stukken niet blijkt dat het Faunafonds door GS is gehoord, is GS in de gelegenheid gesteld om nogmaals een advies aan het Faunafonds te vragen, waarin ook wordt gewezen op het feit dat de aanvraag om ontheffing ziet op ondersteunend afschot. Op 2 juni 2015 heeft het Faunafonds een advies uitgebracht op basis van de volledige aanvraag, inclusief het ondersteunend afschot. De commissie merkt op dat hiermee formeel is voldaan aan artikel 68, eerste lid van de Flora- en faunawet. Met betrekking tot de inhoud van voomoemd advies van het Faunafonds merkt de commissie op dat in het advies diverse feiten worden opgesomd, maar dat een onderbouwing ontbreekt. Gelet hierop Is de commissie van oordeel dat GS niet heeft kunnen verwijzen naar dit advies ter onderbouwing van het bestreden besluit. Ten aanzien van de door GS overgelegde jurisprudentie, te weten de uitspraak van de rechtbank 'sGravenhage van 17 november 2011, parketnummer 83/134243-11, en de stelling dat deze uitspraak van toepassing is op het voorliggende besluit merkt de commissie op dat zij dit standpunt niet deelt. De commissie kan uit de overgelegde uitspraak geen algemene jurisprudentielijn vaststellen die van toepassing kan worden geacht op de onderhavige zaak, nu het in deze (straf)zaak ging om de vraag of sprake was van het opzettelijk verontrusten van de wilde eend in het kader van artikel 5 van de Vogelrichtlijn. De aangehaalde uitspraak ziet niet alleen op een andere vogelsoort, de wilde eend in plaats van de grauwe kiekendief, maar heeft inhoudelijk ook betrekking op een ander wettelijk kader, de Vogelrichtlijn In plaats van de Flora- en faunawet. Ook op dit onderdeel is de motivering van het bestreden besluit onvolledig. De commissie merkt op dat GS naar haar oordeel op pagina 5 van het bestreden besluit wel inzichtelijk heeft gemaakt dat met het verlenen van de ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van de Instandhouding. Op dit onderdeel is het bestreden besluit wel voldoende gemotiveerd. Ten aanzien van de stelling van bezwaarde dat er andere oplossingen voorhanden zijn dan ondersteunend afschot, merkt de commissie op dat GS in het verweerschrift afdoende heeft gemotiveerd dat ondersteunend afschot een uiterste middel is, dat slechts mag worden toegepast nadat de vogels preventief zijn verstoord door een akoestisch middel en een visueel middel. Ter zitting is namens Lelystad Airport ook bevestigd dat het uitgangspunt is dat de vogels verjaagd worden door inzet van akoestische en visuele middelen en dat ondersteunend afschot alleen wordt toegepast als uiterste middel. Er wordt op de luchthaven o.a. gebruik gemaakt van een handheld laser en er wordt geëxperimenteerd met nieuwe grassoorten die een vogelwerend effect hebben. Gelet op het voorgaande komt de commissie tot het oordeel dat het bestreden besluit niet gedragen wordt door een deugdelijke motivering, welke ook niet in bezwaar kan worden hersteld. De commissie adviseert GS om het bestreden besluit te herroepen. Daarbij geeft de commissie u en de aanvrager in overweging om met bezwaarde in overleg te treden, om te bezien op welke wijze een voor alle partijen acceptabel oplossing kan worden gevonden. Ter zitting is gebleken dat bezwaarde en de heer Hoekstra van Lelystad Airport hier open voor staan.
Commissie bezvvaêir ^ en beroep Provincie Flévoland Bladnumnwr
6 Advies Gelet op het bovenstaande adviseert de connmissie Gedeputeerde Staten om het door bezwaarde ingediende bezwaarschrift ontvankelijk te verklaren en om het béstreden besluit té herroepen. Lelystad, juni 2015 Namens de Commissie bezwaar en beroep provincie Flevoland,
nir. dr. S.D.P. Kole, voorzitter
mr. Tanja Ruhnke, secretaris
Toelichting op bezwaar Stichting Vogel- en Natuurwacht Zuid-Flevoland Hoorzitting: 19-5-2015; 13.30u. tegen de ontheffing voor verjaging en afschot van vogels op luchthaven Lelystad. 1. De ontheffing voldoet niet aan de in de Flora- en Faunawet gestelde eisen. In het verweerschrift geeft GS aan dat de zij advies heeft ingewonnen bij het Faunafonds met betrekking tot de verleende ontheffing, maar dat dit per abuis niet in de ontheffing vermeld staat. In eerste instantie is het advies mondeling gegeven door het Faunafonds (maar aan wie en wanneer is niet duidelijk). Pas op 30 april 2015 heeft het Faunafonds haar advies op verzoek van de Provincie op schrift gesteld. Dit is na het verstrijken van de bezwaartermijn op 10 april 2015. Naar onze mening is dit een onjuiste gang van zaken. Het Faunafonds blijkt een positief advies te geven met betrekking tot het verlengen van de ontheffing die a^egeven is in maart 2014. In het advies wordt niet gesproken over een nieuw te verlenen ontheffing, waarin ook sprake is van verjaging middels ondersteunend afschot. GS heeft dus onterecht de conclusie getrokken dat er een positief advies van het Faunafonds ligt op dit punt. Daarbij geeft het Faunafonds geen inhoudelijke onderbouwing van haar advies. Lelystad Airport wordt vergeleken met Schiphol, vliegveld Eindhoven en Rotterdam Airport, allen luchthavens met groot vliegverkeer. Lelystad Airport blijft echter tot 2018 een luchthaven voor klein vliegverkeer. Bovendien geeft het Faunafonds geen blijk over enige gegevens te beschikken van de situatie op Lelystad Airport. We vragen ons dus af op welke basis een positief advies gegeven kon worden, aangezien dè benodigde getallen voor een reëel advies ontbraken in de aanvraag. Met betrekking tot het punt van het verstoren van grauwe kiekendief geeft GS aan dat er met landelijke jurispridentie kan worden aangetoond dat dit hier zou mogen, maar voegt de bedoelde stukken niet toe. De jurisprudentie had al genoemd dienen te worden in de ontheffing van de provincie ter onderbouwing. Bovendien stélt GS geen eisén aan het kómen tot een duurzame oplossing om het verontrusten van de grauwe kiekendief te voorkomen, namelijk het ongeschikt maken van het terrein als foerageergebied voor de grauwe kiekendief, met inrichtingsmaatregelen. Een duurzame oplossing vinden wij ook in het belang voor de soorten spreeuw, scholekster en kievit.
2. Feiten en conclusies in de aanvraag en de ontheffing staan diametraal op de feiten en de conclusies genoemd in het MER ter onderbouwing van het Luchthavenbesluit Lelystad. Gedeputeerde Staten stelt in het verweerschrift dat het MER en het Deelonderzoek 4H (vanaf nu genoemd het MER) geen onderdeel uitmaken van de aanvraag en derhalve niet betrokken zijn bij de totstandkoming van het besluit de ontheffing te verlenen. GS maakt in de ontheffing echter wel gebruik van andere gegevens die niet betrokken zijn bij de aanvraag van Lelystad Airport, namelijk het 'concept Faunabeheerplan' en een recent bezoek van de handhaver groene wetten van het OFGV. Wij zijn van mening dat dit geen steekhoudend argument is en dat het MER wel betrokken dient te worden in de inhoudelijke en cijfermatige afweging. Dat het Deelrapport 4H is opgesteld om de effecten van de ontwikkeling van de luchthaven op de nabijgelegen Natura2000-gebieden in kaart te brengen, is onjuist. Het deelonderzoek doet wel degelijk onderzoek naar "Vogels en de Vliegveiligheid", zoals de titel ook aangeeft. Bovendien is er specifiek onderzoek gedaan naar de vogelsoorten die nu in aanmerking komen voor afschot. Er is hierbij niet alleen gekeken naar vogelaantallen in nabijgelegen natuurgebieden en rondom de luchthaven, maar ook naar de trekroutes van deze vogelsoorten. Omdat GS later aangeeft dat afschot nodig is voor die vogels die het luchthaventerrein doorkruisen (en er dus niet verblijven), is het deelonderzoek dus bij uitstek een bron om hierover betrouwbare gegevens te verkrijgen. Wij zijn het eens met de constatering van GS dat het MER geen uitspraken doet over de vliegveiligheid bij het huidige gebruik van de luchthaven (klein vliegverkeer) in relatie tot de lokaal aanwP7i(7P vnppk Maar rip arciimpntatip riat riaarrïm hpt MFR nipt pphriiikt kan wnrrlpn nm in/irht tp
krijgen in de vogels en hun vliegbewegingen, is onjuist. Juist bij klein vliegverkeer en met het huidige gebruik van de luchthaven, vormen de vogels een minder groot risico voor de vliegveilgheid dan bij groot vliegverkeer met daarbij ook een ander gebruik van de luchthaven. Conclusies van het MER over de aantallen vogels en hun vliegbewegingen in relatie tot groot vliegverkeer op Lelystad Airport kunnen zeker toegepast worden op het huidige kleine vliegverkeer op de luchthaven. Bovendien heeft het MER de vogelaantallen en hun vliegbewegingen ook in absolute uitspraken in kaart gebracht, los van vergelijkingen met het toekomstig gebruik van de luchthaven en los van vergelijkingen met Schiphol of andere luchthavens met groot vliegverkeer. Op basis van de gegevens in het MER kan dus niet worden geconcludeerd dat naast verjaging ook verjaging met afschot nodig is. GS geeft tenslotte aan in het verweer onder punt 2 dat er gewenning optreedt en vogels zich slechter laten verjagen. Dit argument zou het begeleidend afschot rechtvaardigen. Hier zijn wij het niet mee eens, maar we komen hier op terug bij punt 4 en 5.
3. De inhoudelijke beoordeling faalt. GS stelt in het verweer dat het faunabeheerplan niet voldoet aan de normen, geen grondslag vormt van het besluit, niet door GS is beoordeeld of goedgekeurd en daarmee geen enkele status heeft. Sterker nog, het beheerplan is zelfs onvindbaar op het moment dat de Vogelwacht ernaar vraagt. We stellen dus terecht dat de inhoudelijke beoondeling faalt, omdat de inhoudelijke beoordeling van de ontheffing grotendeels gebaseerd is op dit statusloze concept Faunabeheerplan. Wij hebben sterk het idee dat de aanvraag van Lelystad Airport niet inzichtelijk genoeg geweest is voor Gedeputeerde Staten en dat men zich daardoor genoodzaakt heeft gezien een groot gedeelte van de inhoudelijke beoordeling te baseren op dit document zonder status. Het is echter de taak van GS/Provincie om de ontheffingsaanvraag inhoudelijk te toetsen. De aanvraag bevat echter geen cijfermatige en inhoudelijke onderbouwing. Er wordt niet getoetst en er worden geen kritische vragen gesteld door GS, zoals dat bij het Faunafonds ook niet gebeurd is. GS neemt stukken tekst klakkeloos over uit een concept document. GS had evenwel bbk stukken tekst over kunnen nemen uit het Grote Boek van Sinterklaas. In de op 3 maart 2014 door de GS verieende ontheffing (kenmerk: 1593009) wordt in de algemene voorwaarden van deze ontheffing Lelystad Airport verplicht om binnen vier weken na afloop van de ontheffingstermijn een verslag uit te brengen, waarin minimaal gevraagd wordt om plaats, tijd en het effect van de verjaging te omschrijven. Deze rapportage hebben we niet kunnen vinden en wordt ook niet gebruikt voor de onderbouwing van de nieuwe aanvraag. Wij vragen ons af waarom GS een verslag vraagt (wat volgens de FF wet moet), als de evaluatie van dit verslag niet gebruikt wordt als basisinformatie voor het al dan niet verienen van de nieuwe ontheffing.
4. Er zijn op de luchthaven andere bevredigende oplossingen mogelijk om vogels te weren en vogelaanvaringen te voorkomen. GS geeft in haar venweer aan dat kleinere vliegtuigen flexibeler zijn en er niet met vastgestelde vliegtijden gevlogen wordt. Toch stelt GS daarbij dat ondersteunend afschot noodzakelijk blijkt voor de vogelsoorten Grauwe gans. Krakeend, Wilde eend en Houtduif Een inhoudelijk argument hiervoor blijft echter uit, wat suggereert dat gegevens ontbreken die dit ondersteunende afschot wel noodzakelijk zou maken. Vervolgens stelt GS dat de vogelsoorten waarvoor afschot noodzakelijk wordt geacht, niet op de luchthaven zelf voorkomen en in bepaalde perioden van het jaar voor problemen zorgen door het kruisen van de start- en landingsbaan. Inzet van preventieve middelen zouden daarom ontoereikend zijn. Maar, als deze vogelsoorten niet op de luchthaven zelf voorkomen, dan is verjaging van deze vogelsoorten op de luchthaven überhaupt geen effectief preventief middel, laat staan ondersteunend afschot. Het is voor ons dan ook onbegrijpelijk waarom dit toch een onderdeel is van de ontheffing.
Bovendien zijn de voorwaarden die men stelt aan het afschot, in onze ogen niet praktisch uitvoerbaar bij overtrekkende vogels. Ten eerste moet Lelystad Airport voordat men tot afschot overgaat, eerst preventief een akoestisch én een visueel middel inzetten. Als dit niet afdoende blijkt, moet dit door Leiystad Airport 24 uur voor de uitvoering van het begeleidend afschot gemeld worden bij de Provincie. Voor vogels waarbij alleen sprake is van doortrek, zal een gepoogde verjagingsactie altijd al reactief zijn en niet preventief Het moet immers gebeuren als de vogels al 'in overtreding' zijn. Dan zit er nog een tijdsduur van 24 uur tussen de verjagingsacties en het schieten, waarna de vogels die zich een dag eerder niet hebben laten verjagen, zeer waarschijnlijk allang gevlogen. Na 24 uur is de kans groot dat het om een hele andere groep doortrekkende vogels gaat, dan die eerder verontrust is. Het lijkt ons dan ook veel logischer en doeltreffender als het vliegveld in de inrichting zoveel mogelijk aanpassingen verricht dat het voor de vogels onaantrekkelijk wordt om daar tussenlandingen tijdens de trek te willen maken. En met klein vliegverkeer zonder vaste vliegtijden, denken wij dat het geen probleem hoeft te zijn om, de keren dat vogels het luchthaventerrein doorkruisen, deze vogels te vermijden door een start of landing uit te stellen.
5. De noodzaak tot het doden van vogels is niet aangetoond GS stelt in het verweer op pagina 5 (bij 4b) dat de vogelsoorten, waarvoor ondersteunend afechot geldt, niet voorkomen op de luchthaven zelf Tegelijkertijd stelt GS dat er sprake is van gewenning van de verjaging van deze vogelsoorten. Als deze vogelsoorten niet op de luchthaven voorkomen, maar daarbuiten, dan worden deze vogelsoorten ook niet met regelmaat verjaagd en kan er geen sprake zijn van gewenning. Wij zijn het spoor bijster Het lijkt erop dat GS geen duidelijk beeld heeft met betrekking tot het al dan niet voorkomen van vogelsoorten op de luchthaven en op welke wijze de vogelsoorten een risico vormen voorde vliegveiligheid. Overigens kunnen wij, op basis van de aanvraag van Lelystad Airport, niet tot de cöncïüsie komen dat de vogels gewend raken aan verjagingsacties. Bij de ganzen en de holenduiven wordt hierover in de bijlage niets vermeld. Over de eenden vermeldt Lelystad Airport dat deze wel op- en wegvliegen bij verjaging, maar dat ze terugkeren. Dat betekent dus dat de verjaging succesvol is, alleen is het resultaat op de langere termijn niet afdoende. Om te komen tot een blijvend resultaat, zal het gebied anders ingericht moeten worden, zodat de kans kleiner is dat de eenden terugkeren. In de tussentijd zou dan het inzetten van een handheld laser een middel kunnen blijken dat uitkomst biedt om de eenden 's nachts te weren van dé luchthaven. Als het terrein 's nachts niet bezocht wordt door eenden door verjaging, zullen ze ook niet geneigd zijn overdag op de luchthaven tê pleisteren. Wij geven hierbij misschien ten overvloede aan, dat ter voorkoming van gewenning verjagingsacties altijd onvoorspelbaar dienen te zijn voor de vogels. Vier dagelijkse, reguliere vogelrondes klinken ons heel voorspelbaar in de oren! De suggestie wordt gewekt dat te weinig gezocht wordt naar mogelijke oplossingen die ervoor zorgen dat afschot überhaupt niet nodig is. Op het gebruik van de handheld laser zijn we hiervoor al ingegaan. De in het verweer genoemde proeven met grassoorten hebben juist wel hun effectiviteit bewezen om vogels te weren, Het is vreemd dat dit niet als serieuze/mogelijke oplossing is gevraagd in de ontheffing. (Hoofdstuk 7 van het Handboek Vogelaanvaringen.) Wij verwijzen met betrekking tot het doden van vogels nogmaals naar de conclusie uit het MER, namelijk dat met actieve verjaging van het luchthaventerrein met groot vliegverkeer het aanvaringsrisico laag gehouden kan worden. Over het doden van vogels wordt niet gesproken. We vinden het vreemd dat GS op dit moment op het standpunt staat dat het doden van vogels, in de huidige situatie met klein vliegverkeer dat naar zijzelf zeggen flexibeler is, verjaging niet afdoende blijkt en overgegaan moet worden tot het doden van vogels. Tenslotte ontbreekt het in de inhoudelijke overwegingen in de ontheffing aan een cijfermatige onderbouwing. Er ontbreken cijfers van de luchthaven over het huidige vliegverkeer en het te
verwachten vliegverkeer tot 2018 (een toename van MRO / BA verkeer en een afname van GA verkeer, zie het Ondernemingsplan blz 49). Verder ontbreken er cijfers met betrekking tot de aanwezige vogelsoorten op de luchthaven in de verschillende perioden in het jaar en inzicht in de vliegbewegingen van de vogels. De noodzaak om over te gaan tot het doden van vogels wordt, we zeggen het nog maar eens een keer, niet cijfermatig onderbouwd. GS gaat in haar verweer niet in op dit bezwaarpunt. Wij trekken daarom de voorzichtige conclusie dat GS het hiermee eens is.
Tot slot Uit het verweer van GS blijkt dat er geen gedegen onderbouwing geven kan worden, die het verlenen van deze ontheffing rechtvaardigt. De gehele ontheffing is afgegeven op basis van een document dat niet voldoet aan de normen van GS en dat geen enkele status heeft volgens de Provincie. Een cijfermatige onderbouwing ontbreekt op alle fronten. Er worden conclusies getrokken door GS die nergens op gestoeld lijken te zijn en er is te weinig gezocht naar alternatieve mogelijkheden die het doden van vogels kan voorkomen. De ontheffing wordt verleend voor de periode tot en met 2018. In de in deze ontheffing geldende voorwaarden wordt echter de eis gesteld dat er voor 1 maart 2016 onderzoek dient plaats te vinden naar het ongeschikt maken van het terrein voor vogels. We prijzen het dat GS dit eist, maar kan niet begrijpen dat de ontheffing dan niet voor een jaar wordt afgegeven. Weet GS nu al dat er in 2016 geen bevredigende oplossingen voorhanden zullen zijn? We willen nog opmerken dat de termen verontrusten en verjagen niet zuiver worden gebruikt. In de ontheffing lijkt er geen verschil gemaakt te worden tussen beide, waar dat er wel degelijk is. Tenslotte willen wij voor alle duidelijkheid aangeven dat wij niet tegen het verjagen zijn van vogels op het luchthaventerrein, want vliegveiligheid is ook voor ons belangrijk. Wel zijn we van mening dat het overgaan tot verjaging, en zeker bejaging, op de juiste feiten gebaseerd moet zijn en dat er door alle betrokkenen zoveel mogelijk gezocht wordt naar duurzame oplossingen.