> Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Dienst Regelingen
Waterschap Hollandse Delta H.T.J. Peelen Postbus 4103 2980 GC RIDDERKERK
Postbus 19530 2500 CM Den Haag www.drloket.nl T 0800 - 22 333 22 F 070 - 378 61 39
[email protected]
Onze referentie Aanvraagnummer FF/75C/2012/0056a.toek.js Bijlagen 2
Datum: Betreft
11 augustus 2014 Beoordeling wijzigingsverzoek
Geachte heer Peelen, Naar aanleiding van uw verzoek van 17 april 2014, geregistreerd onder aanvraagnummer FF/75C/2012/0056A, om wijziging van de ontheffing met kenmerk FF/75C/2012/0056, deel ik u het volgende mee. Hierbij ontvangt u de gewijzigde ontheffing die u heeft aangevraagd, van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen van de spindotterbloem, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de noordse woelmuis, en de waterspitsmuis, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de blauwborst, boerenzwaluw, boomkruiper, bosrietzanger, bosuil, bruine kiekendief, buizerd, Cetti's zanger, ekster, fitis,fuut, gaai, gekraagde roodstaart, gele kwikstaart, grasmus, graspieper, grauwe gans, grauwe vliegenvanger, groene specht, groenling, grote bonte specht, grote lijster, heggenmus, holenduif, houtduif, huismus, huiszwaluw, ijsvogel, kauw, kievit, kleine karekiet, kneu, knobbelzwaan, koekoek, kolgans, koolmees, krakeend, kuifeend, matkop, meerkoet, merel, nachtegaal, pimpelmees, putter, rietgors, rietzanger, ringmus, roodborst, scholekster, slobeend, spotvogel, spreeuw, sprinkhaanzanger, staartmees, tjiftjaf, tuinfluiter, tureluur, Turkse tortel, veldleeuwerik, vink, waterhoen, wielewaal, wilde eend, winterkoning, witte kwikstaart, zanglijster, zomertaling, zomertortel, zwarte kraai en de zwartkop, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden en/of verwonden; het beschadigen, vernielen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen; het beschadigen of vernielen van eieren van de bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad.
Pagina 1 van 14
Dienst Regelingen
Besluit Bij besluit van 18 oktober is ontheffing met kenmerk FF/75C/2012/0056 verleend voor de realisatie van het project “Dijkversterking eiland van Dordrecht Oost (EvDO)” gelegen in de gemeente Dordrecht. Het project betreft het versterken van een drietal dijkvakken aan de oostelijke kant van het Eiland van Dordrecht. Het gaat hier om de dijkvakken Wantijdijk (circa 1 km) en Zeedijk (circa 2,5 km) nabij de Kop van ’t Land en de Buitendijk (circa 2,5 km) tussen recreatiegebied de Elzen en de Moerdijkbrug. Ten behoeve van de dijkversterking worden graafwerkzaamheden uitgevoerd en damwanden aangebracht, worden de gebouwen aan de Zeedijk 34 en 36 gesloopt, worden bomen gekapt, sloten gedempt en er wordt een tijdelijke werkweg aangelegd, dit alles inclusief de inzet van zwaar materieel en het aanleggen van gronddepots. Ontheffing is verleend van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen van de spindotterbloem, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de noordse woelmuis, en de waterspitsmuis, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de blauwborst, boerenzwaluw, boomkruiper, bosrietzanger, bosuil, bruine kiekendief, buizerd, Cetti's zanger, ekster, fitis,fuut, gaai, gekraagde roodstaart, gele kwikstaart, grasmus, graspieper, grauwe gans, grauwe vliegenvanger, groene specht, groenling, grote lijster, heggenmus, holenduif, houtduif, huismus, huiszwaluw, ijsvogel, kauw, kievit, kleine karekiet, kneu, knobbelzwaan, koekoek, kolgans, koolmees, krakeend, kuifeend, matkop, meerkoet, merel, nachtegaal, pimpelmees, putter, rietgors, rietzanger, ringmus, roodborst, scholekster, slobeend, spotvogel, spreeuw, sprinkhaanzanger, staartmees, tjiftjaf, tuinfluiter, tureluur, Turkse tortel, veldleeuwerik, vink, waterhoen, wielewaal, wilde eend, winterkoning, witte kwikstaart, zanglijster, zomertaling, zomertortel, zwarte kraai en de zwartkop, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden en/of verwonden; het beschadigen, vernielen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen; het beschadigen of vernielen van eieren van de bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad.
Datum 11 augustus 2014 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2012/0056A
Verzoek Uit de door u opgestuurde stukken wordt opgemaakt dat een tijdelijke loswal inclusief bijbehorende rijroute van enkele honderden meters wenst aan te leggen. Tevenst wenst u voor de grote bonte specht (Dendrocopos major) aanvullend ontheffing aan te vragen aangezien de werkzaamheden gedeeltelijk tijdens het broedseizoen uitgevoerd worden. Dit zou, net zoals voor de overige vogelsoorten, leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de grote bonte specht.
Pagina 2
van 5
Overwegingen grote bonte specht Dienst Regelingen
Wettelijk kader Beschermde soorten De grote bonte specht is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de Flora- en faunawet. Voor vogels is alleen ontheffing nodig indien het nest valt onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Hieronder zal dit nader worden toegelicht.
Datum 11 augustus 2014 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2012/0056A
Verbodsbepalingen Op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet is het verboden om nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse diersoorten te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Ontheffing Op grond van artikel 75, lid 5, van de Flora- en faunawet worden ontheffingen slechts verleend wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Op grond van artikel 75, lid 6, aanhef en onder c, wordt voor soorten genoemd op de Vogelrichtlijn ontheffing slechts verleend wanneer er, naast de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, geen andere bevredigende oplossing bestaat en met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. De belangen waarnaar verwezen wordt, zijn genoemd in artikel 2, lid 3 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Instandhouding van de soort Het nest van een vogel is de plaats of ruimte die een vogel gebruikt voor het leggen en uitbroeden van de eieren en, voor zover het geen nestvlieders betreft, het grootbrengen van de jongen. In de context van artikel 11 van de Flora- en faunawet moet onder nest ook de inhoud en de functionele omgeving daarvan, voor zover het broedsucces van vogels daarvan afhankelijk is, worden begrepen. Daartoe zijn alle activiteiten begrepen die het broedsucces negatief beïnvloeden of teniet doen. Artikel 11 van de Flora- en faunawet is gedurende het broedseizoen van toepassing op alle in gebruik zijnde nesten van vogels. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat een nieuw nest te maken en gebruiken hun nest niet als vaste rust- of verblijfplaats. Dergelijke nesten voor eenmalig gebruik genieten buiten het broedseizoen niet de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Nesten van de grote bonte specht vallen buiten het broedseizoen niet onder de definitie van het begrip nesten in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Dit type wordt niet weer in gebruik genomen en is dus buiten het broedseizoen niet van belang voor de instandhouding van soorten.
Pagina 3
van 5
De grote bonte specht is in het plangebied aangetroffen. In het plangebied is de grote bonte specht broedend aangetroffen. Door de werkzaamheden kunnen nestof vaste rust- of verblijfplaatsen van de grote bonte specht worden verstoord. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken stelt u maatregelen voor zoals beschreven op bladzijden 13 en 14 en paragrafen 5.1.1. 5.1.2. en 5.4. van het bij de ontheffingsaanvraag aangeleverde Activiteitenplan van 6 april 2012. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorschriften opgenomen.
Dienst Regelingen
Datum 11 augustus 2014 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2012/0056A
Echter, ondanks de voorgestelde maatregelen worden door het realiseren van de dijkversterkingwerkzaamheden nest- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de grote bonte specht verstoord tijdens het broedseizoen. Door de werkzaamheden wordt het in artikel 11 van de Flora- en faunawet neergelegde verbod op het verstoren van de vaste rust- of verblijfplaats van de grote bonte specht derhalve overtreden, zodat voor die werkzaamheden een ontheffing is vereist. Daar de grote bonte specht wel in de omgeving aanwezig blijft gaat er geen wezenlijke invloed uit van deze verstoring. De grote bonte specht is in Nederland niet zeldzaam. Daarbij speelt ook mee dat in de omgeving van de dijktrajecten voldoende alternatief broedgelegenheid is in de vorm van onder meer opgaande (laan)beplanting, (wilgen)struweel en bos. Ook ten aanzien van het foerageeraanbod zijn voldoende alternatieven in de (directe) omgeving (buiten de verstorende invloed van de werkzaamheden) aanwezig. Het plangebied is zodoende niet van invloed op de mogelijkheden voor de grote bonte specht om voldoende voedsel te kunnen vergaren. De gunstige staat van instandhouding van de grote bonte specht komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de door u voorgestelde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorschriften. Overwegingen aanleg en gebruik van een tijdelijke loswal met bijbehorende rijroute. Het ruimtebeslag van deze extra activiteit is beperkt. Desalniettemin kan er, zo blijkt uit betreffende wijziging op basis van een recentelijk uitgevoerde (veld)toets, een aanvullend effect optreden ten aanzien van de (potentieel) aanwezige soorten de noordse woelmuis, waterspitsmuis en de spindotterbloem. Voor deze soorten is reeds ontheffing verleend. Het gaat hierbij om dezelfde potentieel nadelige effecten als bij de andere activiteiten waarvoor tevens reeds ontheffing is verleend en voorts om dezelfde mitigerende maatregelen. Deze nieuwe activiteit behoeft zodoende enkel een wijziging van het vigerende besluit in de zin dat doorvoor het plangebied waarvoor het besluit geldt dient te worden aangepast, zoals weergegeven in figuur 11, bladzijde 23 van het bij de wijzigingsaanvraag gevoegde rapport “Wijzigingsaanvraag ontheffing Flora- en faunawet” van 25 maart 2014.
Pagina 4
van 5
Conclusie Gelet op het voorgaande verleen ik u ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Aan deze ontheffing zijn voorschriften verbonden. De gewijzigde ontheffing met het kenmerk FF/75C/2012/0056A en de voorschriften treft u hierbij aan. Ik verzoek u de originele ontheffing met het kenmerk FF/75C/2012/0056 retour te (laten) zenden. Voor mijn overige afwegingen verwijs ik u naar mijn brief van 18 oktober 2012 met het kenmerk FF/75C/2012/0056.
Dienst Regelingen
Datum 11 augustus 2014 Onze referentie aanvraagnummer FF/75C/2012/0056A
Bezwaar Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na verzending van deze brief digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl. Om in te loggen heeft u uw gebruikerscode en wachtwoord nodig, voor de ondertekening een TAN-code. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij het indienen van een digitaal bezwaarschrift vragen wij u naar een aantal gegevens uit deze brief.Maakt u schriftelijk bezwaar, vermeld in uw bezwaarschrift dan in ieder geval onze referentie en de datum van de beslissing waartegen u bezwaar maakt. U vindt dit nummer in de rechter kantlijn in deze brief. Op mijn.rvo.nl vindt u meer belangrijke informatie over het digitaal en schriftelijk indienen van een bezwaarschrift. Meer informatie Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: 088 042 42 42 (lokaal tarief).
Met vriendelijke groet,
De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze:
Marco Klaassen Teammanager Vergunningen Dienst Regelingen
Pagina 5
van 5
Bijlage 1
DE STAATSSECRETARIS1 VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE Naar aanleiding van het verzoek van de heer H.T.J. Peelen namens het Waterschap Hollandse Delta, op 23 februari 2012 en de aanvullingen hierop van 10 april 2012, 16 april 2012 en 18 april 2012 en het wijzigingsverzoek van 17 april 2014 gelet op artikel 75, lid 3, van de Flora- en faunawet
Verleent hierbij aan: Adres: Postcode en woonplaats: Voor het tijdvak van:
Waterschap Hollandse Delta Handelsweg 100 2980 GC RIDDERKERK 11 augustus 2014 met 31 augustus 2018
ONTHEFFING FF/75C/2012/0056A Van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen van de spindotterbloem (Caltha palustris araneosa), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de noordse woelmuis (Microtus oeconomus), en de waterspitsmuis (Neomys fodiens), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de blauwborst (Luscinia svecica), boerenzwaluw (Hirundo rustica), boomkruiper (Certhia brachydactyla), bosrietzanger (Acrocephalus palustris), bosuil (Strix aluco), bruine kiekendief (Circus aeruginosus), buizerd (Buteo buteo), Cetti's zanger (Cettia cetti), ekster (Pica pica),fitis (Phylloscopus trochilus),fuut (Podiceps cristatus), gaai (Garrulus glandarius), gekraagde roodstaart (Phoenicurus phoenicurus), gele kwikstaart (Motacilla flava), grasmus (Sylvia communis), graspieper (Anthus pratensis), grauwe gans (Anser anser), grauwe vliegenvanger (Muscicapa striata), groene specht (Picus viridis), grote bonte specht (Dendrocopos major), groenling (Chloris chloris), grote lijster (Turdus viscivorus), heggenmus (Prunella modularis), holenduif (Columba oenas), houtduif (Columba palumbus), huismus (Passer domesticus), huiszwaluw (Delichon urbicum), ijsvogel (Alcedo atthis), kauw (Corvus monedula), kievit (Vanellus vanellus), kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus), kneu (Carduelis cannabina), knobbelzwaan (Cygnus olor), koekoek (Cuculus canorus), kolgans (Anser albifrons), koolmees (Parus major), krakeend (Anas strepera), kuifeend (Aythya fuligula), matkop (Parus montanus), meerkoet (Fulica atra), merel (Turdus merula), nachtegaal (Luscinia megarhynchos), pimpelmees (Parus caeruleus), putter (Carduelis carduelis), rietgors (Emberiza schoeniclus), rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus), ringmus (Passer montanus), roodborst (Erithacus rubecula), scholekster (Haematopus ostralegus), slobeend (Anas clypeata), spotvogel (Hippolais icterina), spreeuw (Sturnus 1
Krachtens de wettekst is de Minister bevoegd tot het afgeven van een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Op basis van de portefeuilleverdeling tussen de Minister van EL&I en de Staatssecretaris van EL&I is deze bevoegdheid belegd bij de Staatssecretaris.
FF/75C/2012/0056A
Pagina 1 van 5
Bijlage 1
vulgaris), sprinkhaanzanger (Locustella naevia), staartmees (Aegithalos caudatus),tjiftjaf (Phylloscopus collybita), tuinfluiter (Sylvia borin), tureluur (Tringa totanus), Turkse tortel (Streptopelia decaocto), veldleeuwerik (Alauda arvensis), vink (Fringilla coelebs), waterhoen (Gallinula chloropus), wielewaal (Oriolus oriolus), wilde eend (Anas platyrhynchos), winterkoning (Troglodytes troglodytes), witte kwikstaart (Motacilla alba), zanglijster (Turdus philomelos), zomertaling (Anas querquedula), zomertortel (Streptopelia turtur), zwarte kraai (Corvus corone), zwartkop (Sylvia atricapilla), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden en/of verwonden; het beschadigen, vernielen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen; het beschadigen of vernielen van eieren van de bittervoorn (Rhodeus amarus), grote modderkruiper (Misgurnus fossilis), kleine modderkruiper (Cobitis taenia) en de rivierdonderpad (Cottus perifretum). Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied voor de realisatie van het project “Dijkversterking eiland van Dordrecht Oost (EvDO)”, betreft de dijkvakken Wantijdijk en Zeedijk, nabij de Kop van t Land en de Buitendijk, tussen het recreatiegebied de Elzen en de Moerdijkbrug gelegen in de gemeente Dordrecht, één en ander zoals is weergegeven in de bij de aanvraag gevoegde afbeelding 1 van het bij de aanvraag gevoegde Activiteitenplan dijkversterking Eiland van Dordrecht oost ten behoeve van ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet van 6 april 2012 en figuur 11 van het bij het wijzigingsverzoek gevoegde rapport “Wijzigingsverzoek ontheffing Floraen faunawet” van 25 maart 2014. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorschriften 1. De ontheffing wordt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verleend. 2. Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. 3. Het Waterschap Hollandse Delta (hierna te noemen: de ontheffinghouder) dient onverwijld contact op te nemen met Dienst Regelingen indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift 1 noodzakelijk zijn. 4. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder blijft daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing. 5. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. 6. De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen bekend is, het bijgevoegde meldingsformulier volledig in te vullen en naar Dienst Regelingen te zenden. Specifieke voorschriften 7. U dient de maatregelen uit te voeren zoals genoemd op bladzijden 13, 14 en 15 en 24 en 25 en de bladzijden 60 tot en met 64 van het bij de ontheffingsaanvraag aangeleverde Activiteitenplan van 6 april 2012 (zie bijlage 2 bij dit besluit) met inachtneming van onderstaande voorschriften.
FF/75C/2012/0056A
Pagina 2 van 5
Bijlage 1
Spindotterbloem 8. Voorafgaande aan de verstorende werkzaamheden ter plaatse, dienen de betreffende exemplaren van de spindotterbloem onder deskundige begeleiding zorgvuldig te worden verplaatst naar een geschikte alternatieve locatie in de omgeving. 9. Na afloop van de werkzaamheden ter plaatse, dienen de betreffende terreindelen als zodanig opgeleverd te worden dat zij weer als groeiplaats voor de spindotterbloem kunnen fungeren. 10. De oorspronkelijke locatie van de spindotterbloem dient in het kader van herkolonisatie door de soort na afloop van de werkzaamheden hersteld te worden. Noordse woelmuis en waterspitsmuis 11. U dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de seizoenactiviteiten van de noordse woelmuis en de waterspitsmuis, om verstoring in de meest kwetsbare perioden (voortplanting) te voorkomen. De voortplantingsperiode van de soorten loopt globaal van maart tot en met september. Afhankelijk van het seizoen en de weeromstandigheden kan deze periode langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een zoogdierdeskundige2. 12. De dijkversterkingwerken dienen enkel uitgevoerd te worden tussen zonsopkomst en zonsondergang. 13. Daar waar potentieel leefgebied aanwezig is voor de noordse woelmuis en de waterspitsmuis ter plaatse van alle voorziene werkzaamheden nabij de Wantijdijk, Zeedijk en Buitendijk, dient de vegetatie zeer kort gemaaid te worden teneinde het gebied voor betreffende soorten ongeschikt te maken. Het maaisel dient uit het werkgebied te worden verwijderd. Minimaal 5 dagen na het maaien kunnen de werkzaamheden ter plaatse aanvang vinden. 14. Het ongeschikt maken van leefgebied van de noordse woelmuis en de waterspitsmuis dient plaats te vinden buiten de kwetsbare periode van beide soorten, zijnde de voortplantingsperiode. 15. Herkolonisatie van de noordse woelmuis en de waterspitsmuis dient te worden voorkomen door periodiek maaien en/of het gebied voor de soorten af te schermen. 16. Het aanleggen van (grond)depots, stalling van materiaal e.a. dient te worden afgestemd op leefgebied van de noordse woelmuis en de waterspitsmuis, waarbij barrièrewerking en/of aanvullend verlies van leefgebied wordt voorkomen. Broedvogels 17. Ruim voorafgaand aan het broedseizoen dienen alle (potentiële) broedlocaties waar werkzaamheden zullen worden uitgevoerd ongeschikt te worden gemaakt. Dit dient u onder andere te doen door de oevers van de te dempen binnendijkse watergangen en de vegetatie op de dijken voorafgaand aan het broedseizoen kort te maaien en te houden en bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen. De voorgenomen kap van de essenrij dient plaats te vinden buiten de periode november – februari. U dient 2
Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dient te zijn opgedaan doordat de deskundige: op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of op MBO niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de Flora- en faunawet, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; en/of als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zoals bijvoorbeeld een bureau welke is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied) en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming.
FF/75C/2012/0056A
Pagina 3 van 5
Bijlage 1
–waar mogelijk –buiten het broedseizoen te werken. Ik wijs u erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. 18. De voorziene damwandprofielen dienen in de grond te worden gedrukt om verstoring door geluid en trillingen zoveel mogelijk te beperken. Vissen De door u voorgestelde maatregelen, zoals genoemd op bladzijde 63 in het Activiteitenplan, zijn gewijzigd. U dient het volgende in acht te nemen: 19. U dient bij de planning van de werkzaamheden zo veel mogelijk rekening te houden met de seizoenactiviteiten van de vissen, om verstoring in de meest kwetsbare perioden (voortplantingsperiode) te voorkomen. De voortplantingsperiode van de bittervoorn loopt globaal van april tot en met augustus, die van de grote modderkruiper van april tot en met juni en die van de kleine modderkruiper en de rivierdonderpad van maart tot en met augustus. Afhankelijk van het seizoen en de weeromstandigheden kunnen deze perioden langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een visdeskundige. 20. Wegvangen van vissen geschiedt op een zo kort mogelijke termijn voorafgaande aan de werkzaamheden. 21. Naast het afvangen van exemplaren van de bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad, dient u ook rekening te houden met de aanwezigheid van zoetwatermossels. Zoetwatermossels dienen tezamen met de vissen te worden verplaatst. 22. De werkzaamheden die plaatsvinden in leefgebied van betreffende soorten dienen te worden begeleid door een visdeskundige. 23. Na afloop van de dijkversterkingsmaatregelen dient het watersysteem rondom de dijkversterking te worden hersteld, zodat het weer als leefgebied voor de bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad kan fungeren. 24. Ten aanzien van het dempen van watergangen dient u het volgende in acht te nemen: a. Afhankelijk van de lengte van de te dempen watergang, is het nodig om deze eerst op te delen in compartimenten van 100 à 200 meter. Bij brede watergangen moeten deze eerst vanuit het midden verondiept en tenslotte gedempt worden, waarbij een vier meter brede oeverzone gespaard wordt. Deze oeverzone wordt vervolgens behandeld als een normale watergang. b. De waterdiepte moet tot 30 à 40 centimeter verlaagd worden, waarna exemplaren van de bittervoorn (alsook zoetwatermosselen), grote modderkruiper, kleine modderkruiper en de rivierdonderpad worden afgevangen. c. Dempen dient zoveel als mogelijk en voor zover van toepassing te geschieden richting open water dan wel sloottrajecten die door de werkzaamheden niet worden beïnvloed. 25. Ten aanzien van het verwijderen en aanbrengen van gronddammen en duikers dient u het volgende in acht te nemen: a. Voorafgaande aan het verwijderen en aanbrengen van gronddammen en duikers is het noodzakelijk dat u ook hier dieren wegvangt en uitzet op een geschikte locatie in de directe omgeving buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. b. Wegvangen van de dieren in de periode dat de watertemperatuur erg laag is (maar boven nul) is mogelijk. Bij eventuele uitvoer in de winterperiode dient u echter rekening te houden met winterclusteringen van vissen in de nabijheid van duikers. c. Bij de aanleg van duikers dient de passeerbaarheid voor vissen te worden gegarandeerd. 26. Ten aanzien van het verwijderen en herplaatsen van oeverbescherming (Buitendijk) dient u het volgende in acht te nemen: Daar waar oeverbescherming aanwezig is in de vorm van stortstenen e.d., dient eveneens (met name) rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van rivierdonderpad. Om doden en verwonden van exemplaren te voorkomen, dient u ook hier dieren voorafgaande aan de geplande ingreep
FF/75C/2012/0056A
Pagina 4 van 5
Bijlage 1
weg te vangen (elektrisch vissen) en stroomafwaarts uit te zetten op een geschikte locatie buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Algemeen 27. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend. 28. U dient ten behoeve van de specifieke uitvoering (ruim) voorafgaande aan de werkzaamheden en conform alle voorwaarden (en idealiter aanbevelingen) uit dit besluit een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin opgenomen een gedetailleerde en praktische vertaling van de werkzaamheden en maatregelen. Met name de maatregelen en planning ten aanzien van het mitigeren van broedende vogels gedurende de uitvoer verdient hierin nadere aandacht, alsmede de inzet van deskundigen. 29. Het ecologisch werkprotocol dient ter goedkeuring te worden aangeboden aan Dienst Regelingen vooraleer de werkzaamheden aanvang kunnen vinden. 30. Het ecologisch werkprotocol dient bij alle betrokken partijen, met name ook de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, bekend te zijn. Overige voorschriften 31. Deze ontheffing kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de ontheffinghouder zich niet houdt aan de voorschriften. 32. Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, zeker vier maanden voor het verstrijken van deze termijn een nieuwe aanvraag indienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. 33. Aanspreekpunt in het kader van deze ontheffing en de daaruit voortvloeiende voorschriften is Dienst Regelingen, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag.
Den Haag, 11 augustus 2014
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze:
Marco Klaassen Teammanager Vergunningen Dienst Regelingen
FF/75C/2012/0056A
Pagina 5 van 5