Driemaandelijks tijdschrift - P209718 - 26e jaargang - januari - februari - maart 2009 - nummer 1
Oncologisch
Afgiftekantoor 1740 Ternat
België-Belgique P.B. 1740 Ternat 2/1637
Tijdschrift VVRO
WWW.VVRO.BE
COLOFON
VERENIGING VOOR VERPLEEGKUNDIGEN RADIOTHERAPIE EN ONCOLOGIE
V.V.R.O.
Doelstellingen 1. Organiseert wetenschappelijke bijscholingen en voordrachten. 2. Bevordert de groei en de belangstelling van de oncologieverpleging. 3. Organiseert de naschoolse opleidingen van verpleegkundigen die werkzaam zijn in de oncologie. 4. Bevordert de uitwisseling van kennis, zowel nationaal als internationaal, betreffende optimale verpleging van kankerpatiënten. 5. Bevordert de erkenning van dit specialisme. 6. Geeft 4x per jaar het oncologisch tijdschrift uit. 7. Werkt internationaal samen met de E.O.N.S. Bestuur Voorzitter: Sven D’haese Penningmeester: Danny Verstraete
ONCOLOGISCH TIJDSCHRIFT Driemaandelijks tijdschrift Zesentwintigste Jaargang Maart 2009 - Nummer 1 Eindredakteur Sabine Goethals Onderzoeker verpleegkundige ethiek KaHo St-Lieven opleiding verpleegkunde Redaktie Sabine Goethals Marie-Thérèse Bate Linda Simons Myriam Spinnoy Verantwoordelijke uitgever VVRO Radiotherapie Vrije Universiteit Brussel 1090 Brussel Lay-out en typografie Orga-Med Congress Office Opalfeneweg 3, 1740 Ternat
[email protected] De redaktie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de onder auteursnaam opgenomen artikels. Bovendien is het overnemen van de artikels alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke uitgever. Dit tijdschrift wordt geïndexeerd in INVERT
Bestuursleden Marie-Thérèse Bate (Gent) Veerle Braspenning (Turnhout) Gerrit Ponnet (Brussel) Geert Pustjens (Antwerpen) Linda Simons (Antwerpen) Danny Verstraete (Gent) Secretariaat Anne Maes UZ Brussel, Dienst 34, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel Tel.: 02/477 83 87 Fax: 02/477 83 86 E-mail:
[email protected] Maandag en donderdag: 9:00 - 12:00 en 13:00 - 16:00 Werkgroepen Werkgroep Radiotherapie: Paul Bijdekerke Werkgroep Chemotherapie: Jan Van Gaver Werkgroep Kinderoncologie: Johan De Porre Werkgroep Vlaamse Borstverpleegkundigen : Rita De Coninck Werkgroep Website: Mark Vos Voortgezette opleidingen in de Oncologieverpleging: Guy Vandevelde Nationaal Vlaamse Verpleegunie (VVU) Internationaal European Oncology Nursing Society (EONS) - Sven D’Haese European Society for Therapeutic Radiology and Oncology (ESTRO): Radiotherapy Technologist’s (RTT) Committee - Guy Vandevelde
1
INHOUD 3
Editoriaal
4
De bijzondere beroepstitel voor oncologie: eindelijk een feit S. D’Haese
10
Wanneer de waarheidsmededeling slecht nieuws is: aandachtspunten voor, tijdens en na het gesprek H. Vanneste
20 32
Verenigingsnieuws Nieuwe tendensen binnen de targettherapie: Herceptin als adjuvante therapie bij mammacarcinoom. Belang van informatievoorziening bij patiënten met een positieve HER-2 status A. Ketels
36
Cytogenetische afwijkingen in acute myeloïode leukemie als voorspeller van prognose D. Breems
40
2
Internationale congresagenda
EDITORIAAL
Sabine Goethals
Beste collega’s,
Een van de belangrijke doelstellingen van de beroepsvereniging is om de erkenning van het oncologisch specialisme te bevorderen. 2009 is nog maar net uit de startblokken gegaan en de goedkeuring van de bijzondere beroepstitel in de oncologie is een feit! Deze beroepstitel is dan ook een terechte erkenning en waardering voor verpleegkundigen in hun dagdagelijkse zorg voor de oncologische patiënt. Het is onder meer door de grote inzet en actieve bijdrage van heel wat verpleegkundigen uit de beroepsvereniging dat de oncologieverpleging op de kaart is gezet. Uitgebreide informatie hierover vindt u verder in dit nummer. Verder in dit tijdschrift willen we voornamelijk eindwerken van verpleegkundigen in de schijnwerpers zetten. In eerste instantie komt het werk van Hilde Vanneste, hoofdverpleegkundige abdominale - gynaecologie AZ Groeninge, Kortrijk aan bod. Zij won de VVRO-prijs met haar werk ‘Wanneer de waardheidsmededeling slecht nieuws is: aandachtspunten voor, tijdens en na het gesprek’. Als tweede komt het werk van Annelies Ketels aan bod, dit handelt over: ‘Het belang van informatievoorziening bij patiënten die Herceptin krijgen’. De rode draad in beide werken is het belang van ‘communicatie’. Zij ondersteunen de bevinding dat de rol van de verpleegkundige met betrekking tot communicatie in de zorg voor de oncologische patiënt essentieel is en bijzonder waardevol kan zijn voor het welzijn van de patiënt.
Namens de redactieraad Sabine Goethals
3
ARTIKEL
DE BIJZONDERE BEROEPSTITEL VOOR ONCOLOGIE ... EINDELIJK EEN FEIT! S. D’Haese Voorzitter VVRO
Eureka… dé uitroep van vreugde die Archimedes riep toen hij eindelijk de oplossing vond voor een vraagstuk waar hij al jaren mee worstelde. Kunnen we dit als verpleegkundige in de oncologie nu ook roepen? We zijn uiteraard tevreden omdat na veel jaren het Ministerieel Besluit is verschenen dat de criteria vastlegt voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden de bijzondere beroepstitel te dragen van verpleegkundige gespecialiseerd in de oncologie. Dit houdt de intrinsieke erkenning in van de oncologische verpleging als specialisatie, iets wat reeds van bij de start één van de voornaamste doelstellingen van VVRO is. Hiermee komt Minister Onkelinx een belofte na die was opgenomen onder initiatief 14 van het Nationaal Kankerplan. De medische wereld wordt al jaren complexer en de talrijke technologische ontwikkelingen hebben geleid tot verregaande specialisatie. Hierdoor wordt ook de verhoogde professionalisering, de aandacht voor zorgkwaliteit en de nood aan specialisatie in de verpleegkunde verscherpt. Het is al langer duidelijk dat de basisopleiding niet meer volstaat voor verpleegkundigen die dagelijks met kankerpatiënten werkzaam zijn. Ook kan men het niet blijven overlaten aan de afdelingen om goed opgeleide verpleegkundigen te vormen. Dit vraagt een extra investering in tijd en geld van de afdeling die niet door alle afdelingen kan worden geleverd. Ook is er op die manier geen enkele controle of de kwaliteit van dergelijke vorming. De vereniging is tevreden dat de wetgever nu volgt wat al lang op de werkvloer werd aangevoeld, namelijk de nood aan goed (beter) opgeleide verpleegkundigen die voldoende gewapend zijn om hun verscheidenheid aan taken aan te pakken. De vraag naar bijkomende opleiding komt er ook niet zomaar. Naast het gezond verstand van verpleegkundigen op de werkvloer die de behoefte bijna dagelijks aanvoelen zijn er ernstige wetenschappelijke studies verschenen die aantonen dat een
4
hogere opleiding van verpleegkundigen in de ziekenhuizen kan leiden tot een lagere morbiditeit en mortaliteit.
Hieronder worden de belangrijkste pijlers van het Ministerieel Besluit samengevat: Om de titel te behalen:
Maar toch moeten we enige reserves inbouwen in onze vreugde. Hoewel vanuit de Vlaamse Verpleegunie en zijn leden (waaronder VVRO) wordt geijverd voor een extra verloning voor verpleegkundigen die een beroepstitel behalen en dit in het attractiviteitsplan voor de verpleegkunde van Mevr. Onkelinx werd opgenomen, is dit tot op vandaag nog niet het geval of wordt dit overgelaten aan de ziekenhuisdirecties. Bijkomende opleiding zal op deze manier eerder aanzien worden als een last dan een troef om verpleegkundigen gewonnen te krijgen voor de specialisatie. Nochtans is dit in het bedrijfsleven een evidentie, voor bijkomende diploma’s en opleidingen zijn er aangepaste barema’s. Gezien steeds meer bedrijfsprincipes ingang vinden in de gezondheidszorg, zou dit ook kunnen gebeuren met het verloningsbeleid. Met het verschijnen van het Ministerieel Besluit is het werk voor VVRO echter niet af. Naast het ijveren voor een betere omkadering van de beroepstitel, m.n. een betere verloning, zien we het als onze plicht om bij te dragen tot kwalitatieve opleidingen. Enerzijds door het organiseren van kwalitatief hoogstaande bijscholingen die verpleegkundigen in staat moet stellen een permanente vorming in de oncologie te volgen overeenkomstig de huidige evolutie van de verpleegkundige wetenschap met het oog op het behoud van de bijzondere beroepstitel. Anderzijds moeten we als vertegenwoordigers van het werkveld de inhoud van de opleidingsprogramma’s opvolgen die door de hogescholen worden georganiseerd. Hiervoor hebben we al jarenlang een constructief overleg lopen tussen vertegenwoordigers van VVRO en de opleidingscoördinatoren van verschillende hogescholen.
Art. 2: - Houder zijn van een diploma gegradueerde verpleegkundige of bachelor in de verpleegkunde - Een bijkomende specialisatie gevolgd hebben die beantwoord aan de vereisten in art. 3 Art. 3: - De opleiding omvat een theoretisch gedeelte van minstens 450 effectieve uren of 30 studiepunten en omvat minstens de volgende domeinen: Verpleegkundige wetenschappen: principes in de oncologische verpleegkundige zorg en palliatieve zorgen, deontologie en ethiek, methodiek van wetenschappelijk onderzoek, gegevensverzameling en bijzonder electronisch dossier, radioprotectie, hygiëne/veiligheid/ergonomie, preventie en gezondheidsopvoeding Biomedische wetenschappen: oncologische pathologie en fysiologie, methoden van opsporing, etiologie en epidemiologie, diagnostische methoden, klinische studies en wetenschappelijk onderzoek, oncologische therapieën (radiotherapie/chemotherapie/heelkunde en andere), farmacotherapie, voeding en diëtetiek, supportive care en oncologische revalidatie Sociale en menswetenschappen: culturele/ spirituele/religieuze/psychosociale aspecten, psycho-oncologie, sociale wetgeving en specifieke oncologische wetgeving, communicatie tussen verzorger en patiënt - De opleiding omvat een praktisch gedeelte van minstens 450 effectieve uren of 30 studiepunten en minstens 3 domeinen: Algemene en gespecialiseerde oncologie Palliatieve zorgen Radiotherapie
5
ARTIKEL Om de titel te behouden: Art. 4: - Permanente vorming van 60 effectieve uren per vier jaar in minstens 3 van de theoretische domeinen hierboven vermeld. - Minstens 1500 effectieve uren in de afgelopen vier jaar gewerkt hebben met kankerpatiënten in de intra- of extramurale sector of in een erkend zorgprogramma voor oncologische basiszorg, voor oncologie of voor borstkanker. Art. 5: - De documenten die de permanente vorming en de werkervaring van 1500 effectieve uren in vier jaar aantonen moeten zes jaar bewaard blijven en altijd meegedeeld kunnen worden aan de erkenningscommissie. Om de titel opnieuw te verkrijgen na verlies: Art. 6: - 12 uren bijkomende uren opleiding Overgangsmaatregelingen: Art. 7: - Houder zijn van een diploma gegradueerde verpleegkundige of bachelor in de verpleegkunde. - Toegankelijk voor wie 2 jaar voltijds equivalente ervaring heeft opgebouwd in de periode 1 oktober 2007 tot 30 september 2012. - Deze ervaring bestaat uit het werken als verpleegkundige met kankerpatiënten in de intra- of extramurale sector of in een erkend zorgprogramma voor oncologische basiszorg, voor oncologie of voor borstkanker. - 150 effectieve uren bijkomende opleiding gevolgd hebben in de periode van 1 oktober 2007 tot 30 september 2012. - Ten laatste op 31 december 2012 een schriftelijke aanvraag bij de minister hebben ingediend. 6
Met artikel 7 dat de periode bepaald waarin de bijkomende opleiding van 150 uren moet gevolgd worden om te kunnen genieten van de overgangsmaatregelen, kunnen we echter niet akkoord gaan. In samenspraak met de Vlaamse Verpleegunie werd de problemen met art. 7 reeds verschillende keren aangekaart met kabinetsmedewerkers van het ministerie van sociale zaken en volksgezondheid. Meer bepaald vragen wij dat alle relevante opleidingen die in het verleden werden gevolgd in aanmerking worden genomen voor het bekomen van de titel, ongeacht het tijdstip wanneer ze werden gevolgd. In verband met het volgen van een bijkomende opleiding is het Koninklijk Besluit dat de criteria vastlegt waaraan het zorgprogramma voor oncologie en oncologische basiszorg moeten voldoen om te worden erkend (KB 21 maart 2003) zeer belangrijk. Hierin wordt duidelijk gekozen voor beter opgeleide verpleegkundigen en dit door een bijkomende opleiding verplicht te maken. Immers voor de toediening van chemotherapie in een ziekenhuis erkend voor een zorgprogramma oncologie moeten de verpleegkundigen een bijkomende opleiding hebben gevolgd of bezig zijn met het volgen ervan. Enkel wie vijf jaar ervaring heeft wordt hier van vrijgesteld. Nieuwe verpleegkundigen die chemotherapie willen geven moeten dus een bijkomende opleiding krijgen. Momenteel bestaat er nog verwarring tussen het Ministerieel Besluit betreffende de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige in de oncologie en het Koninklijk Besluit betreffende de oncologische zorgprogramma’s. In het laatste spreekt men van een bijzondere beroepsbekwaming (iets wat momenteel niet bestaat voor oncologie), in het eerste spreekt men van een bijzondere beroepstitel. Deze twee verschillen wezenlijk, vooral in de duur van de opleiding voor het behalen ervan. Er wordt verwacht dat, mede door de uitvoering van allerlei andere initiatieven uit het Nationaal Kankerplan, er een aanpassing zal komen van
het Koninklijk Besluit betreffende de oncologische zorgprogramma’s. Volgens de huidige wettekst wordt de beroepstitel toegekend na het volgen van een bijkomende opleiding. Men heeft dus niet de bedoeling de beroepstitel zomaar weg te geven. Hiervoor wordt een belangrijke inspanning gevraagd in de vorm van een bijkomende opleiding, (momenteel) ook voor verpleegkundigen met reeds jarenlange ervaring. Er worden 2 opleidingstrajecten gecreëerd: een lange opleiding (60 studiepunten) voor wie minder dan 2 jaar voltijdse ervaring heeft in de afgelopen 5 jaar en een korte opleiding (20 studiepunten) voor wie meer dan 2 jaar voltijdse ervaring heeft. Deze laatste groep moet echter de korte opleiding vóór 30 september 20012 gevolgd hebben. Na die datum vervallen de overgangsmaatregelen en moet iedere verpleegkundige die een beroepstitel wil halen, met of zonder 2 jaar voltijdse ervaring, de lange opleiding volgen. Maar zoals reeds eerder vermeld in de tekst is de discussie over een aanpassing van de overgangsmaatregelen nog volop aan de gang. De erkenningcommissie van de Nationale Raad voor Verpleegkunde staat in voor de uitvoering van het Ministerieel Besluit. Concreet betekent dit dat zij beoordelen of de gevolgde opleidingen voor het behalen van een beroepstitel inhoudelijk voldoen aan de vereisten zoals bepaald in artikel 3 van het Ministerieel Besluit. De beroepstitel wordt toegekend voor vier jaar maar kan niet onbeperkt en zonder voorwaarden behouden blijven. Een relevante werkervaring in de oncologie en een permanente vorming van 60 effectieve uren in vier jaar moet gevolgd worden om de titel te kunnen blijven dragen. Met deze verplichting tot permanente vorming krijgt het concept ‘levenslang leren’ zijn praktische toepassing.
7
BD™ Saline Speciaal ontworpen voor het spoelen van I.V.-katheters
Veilig, gemakkelijk, snel BD en BD Logo zijn handelsmerken van Becton, Dickinson and Company. ©2008 BD.
BD Medical Eremobdegem-Dorp 86 9320 Erembodegem T: +32 53 72 02 11 E:
[email protected]
ARTIKEL Inleiding
WANNEER DE WAARHEIDSMEDEDELING SLECHT NIEUWS IS: aandachtspunten voor, tijdens en na het gesprek
Vanuit mijn verantwoordelijkheid als hoofdverpleegkundige ben ik dikwijls betrokken bij een slechtnieuwsgesprek in vaak heel uiteenlopende situaties. Dit liet me inzien hoe ingrijpend het voor de zieke en zijn omgeving is. Tevens mocht ik ervaren dat een goede opvang en begeleiding door het voltallige team, ervoor zorgde dat de patiënten, ondanks alles, hun leven toch weer zin konden geven. Mijn collega’s daagden me ook uit om hen -op hun beurt- te begeleiden, de nodige steun te geven en afspraken te maken over de manier waarop zij de patiënt en zijn naasten in dergelijke situaties nabij konden zijn. De vaststelling dat dit alles niet zo eenvoudig en pasklaar is, prikkelde mijn interesse voor dit domein.
Gesprek zelf Binnen onze opleiding hebben we daar heel wat over gezien daarom wil ik dit thema hier het minst belichten. Het is wel belangrijk te zien dat vpk en arts complementair zijn
H. VANNESTE Abdominale - gynaecologie AZ Groeninge, Kortrijk Dit artikel won de VVRO prijs tijdens het 25ste jaarcongres 2008
10
Ook al is de waarheidsmededeling een opdracht van de arts, het samen dragen van de uitgesproken waarheid is een taak van eenieder die zorg draagt voor de patiënt en zijn omgeving. We kunnen stellen dat een slechtnieuwsgesprek een multidisciplinair karakter heeft, waarbij artsen en verpleegkundigen respectievelijk hun taken en verantwoordelijkheden hebben. Artsen zijn de boodschappers, zij vertellen het slechte nieuws over diagnose, behandelplan en/of prognose. Verder ondersteunen zij patiënten bij de verwerking van het slechte nieuws. Verpleegkundigen hebben een taak als procesbewaker. Zij zijn vooral betrokken bij de begeleiding en ondersteuning van patiënten vóór, tijdens en na het gesprek. Voor de continuïteit van zorg ligt het dan
ook voor de hand dat iemand van het verpleegkundig team aanwezig is tijdens het gesprek om zodoende:
• •
• De patiënt en zijn familie de kans te geven er op terug te komen. • Te kunnen inspelen op hun vragen en emoties, vanuit wat is meegedeeld. • Te kunnen terugkoppelen naar de arts over hoe de informatie is overgekomen. Samen met de arts en het team zoeken naar wat de patiënt en zijn omgeving nodig hebben om te kunnen leven met het slechte nieuws. Soms zal men van daaruit besluiten om te zorgen voor aanvullende ondersteuning door bijvoorbeeld de sociaal assistent, de psycholoog, de pastor, een lid van het palliatief supportteam … • De brug te vormen naar de andere teamleden. De verpleegkundigen hebben zeker ook een taak in de voorbereiding van het gesprek. Ze kunnen de patiënt en zijn naasten ondersteunen bij het (leren) stellen van vragen of door de vragen zelf te verwoorden tijdens het gesprek als blijkt dat de patiënt noch de familie deze vragen zelf durft te stellen. Het verpleegkundig team heeft een belangrijke taak in de nazorg. Daar wordt later nog dieper op ingegaan. Om een slechtnieuwsgesprek goed te laten verlopen is de voor en nazorg belangrijk. Om dit vlot te laten verlopen werd er een checklijst gemaakt die we kunnen gebruiken om geen dingen uit het oog te verliezen Tijdens het voeren van een slechtnieuwsgesprek zijn er verschillende valkuilen die zich kunnen aandienen zoals: • Patiënten zelf het slechte nieuws laten verwoorden (’hang yourself’-methodiek). • Het slechte nieuws voor je uitschuiven door eerst uitgebreid andere onderwerpen
•
• • • •
•
•
•
•
te bespreken. Een gesprek aangaan met de familie, zonder de patiënt of buiten de patiënt om. Bagatelliseren van het slechte nieuws of benadrukken van de positieve kanten. Als hulpverlener al vóór het gesprek uitspraken doen over het slechte nieuws omdat de patiënt hiernaar vraagt. Verontschuldigen. Vertellen hoe moeilijk je het zelf hebt met het slechte nieuws. Oorzaken noemen die het slechte nieuws rechtvaardigen. De ’hit-and-run’ methodiek: snel de diagnose vertellen en direct doorverwijzen naar een collega-arts. Meegaan in de ontkenning van de patiënt, door snel naar oplossingen of praktische consequenties over te gaan, terwijl de impact van het nieuws onbesproken blijft. Veronderstellingen doen over de zorgen en verwachtingen van de patiënt, zonder hiernaar te vragen. In de verdediging schieten wanneer een patiënt zijn boosheid uit over zaken die tijdens het proces zijn misgelopen. Teveel of juist te weinig tonen van de eigen emoties.
Vaak belanden we in een valkuil omdat we het goed menen met de patiënt en zijn omgeving. Als we de valkuilen kennen zullen we er minder vlug intrappen.
Vóór het gesprek In de tijdspanne vóór het gesprek zal het dan ook belangrijk zijn om reeds een inschatting te kunnen maken van de mogelijke reactiewijze van deze concrete persoon en van de factoren die hierbij van positieve of negatieve invloed zijn. Op deze manier zullen we de patiënt en zijn omgeving beter kunnen begeleiden tijdens en na het slechtnieuwsgesprek.
11
ARTIKEL Copingstijl Copingstijl is de manier waarop iemand zowel gedragsmatig, cognitief als emotioneel op aanpassing - vereisende omstandigheden reageert. Een slechtnieuwsgesprek is zo’n gebeurtenis. Het karakteristieke copinggedrag moeten we zien als persoonlijkheidsstijl. Dit betekent niet dat de copingvormen die iemand hanteert, op te vatten zijn als onveranderlijke eigenschappen, maar wel dat er sprake is van bepaalde voorkeuren voor copingvormen over een aantal situaties heen. Deze reactiepatronen zijn mede tot stand gekomen door vroegere leerervaringen, opvoedingspatronen en persoonlijkheidskenmerken.
waarbij iets dierbaars verloren gaat voor de patiënt en/of zijn omgeving, dan zal dit meer reactie uitlokken. Bijvoorbeeld: chemotherapie bij een kapster die hierdoor het haar zal verliezen, heeft wellicht een grotere impact dan bij iemand die al kalend is. Toch moeten we voorzichtig zijn om niet zelf een invulling te geven aan het belang van iets. Het zal met andere woorden cruciaal zijn om na te gaan wat het verlies betekent voor de patiënt, waarmee dit geassocieerd wordt en welke reacties hij verwacht van zijn omgeving. Het gaat er om dat we proberen in te schatten welk effect het slechte nieuws kan hebben op het totale leven van de patiënt en zijn omgeving. Het lichaamsbeeld
Zo kunnen we zien dat sommige patiënten een grote nood aan informatie hebben om te kunnen overleven, om houvast te hebben. Anderen hebben juist nood aan afleiding en vermijding. Het zal dus belangrijk zijn om aan te voelen met wie we te maken hebben, en zo bijv. de hoeveelheid informatie af te stemmen op de persoon die voor ons staat. Vanaf het moment van opname van een patiënt proberen wij zoveel mogelijk te weten te komen over zijn manier van reageren. Dit doen wij door gerichte observatie (hoe reageert de patiënt hier en nu?), door vragen te stellen, door actief te luisteren naar de informatie en naar ‘het verhaal’. Hierdoor wordt duidelijk welke stijl(en) deze concrete patiënt hanteert. Dit zal ons helpen om uit te maken welke zorg en ondersteuning hij precies nodig heeft.
Ziekte kan het lichaamsbeeld ernstig bedreigen of aan het wankelen brengen. We zullen ons dus de vraag moeten stellen in welke mate het slechte nieuws een bedreiging zal betekenen voor het lichaamsbeeld van de patiënt. We kunnen daarover heel wat informatie verwerven uit een gerichte observatie van de patiënt: o.a. de fysieke verschijning, de algemene houding, het gebruik van lichaamstaal, wat drukt men uit in houding en gebaren, de verbale en de non-verbale uiting van emoties, de vragen en reacties met betrekking tot de ingreep en de effecten ervan, …
Belangrijk is ook te zien dat er een groot verschil kan bestaan tussen de copingstijl van de patiënt en zijn naasten. Het zal belangrijk zijn om hier rekening mee te houden, zodat patiënt en familie elkaar kunnen blijven verstaan, erkennen, horen en zorg dragen voor elkaar.
Een patiënt kwam binnen met darmkanker. Hij vertelde over zijn bodybuilding. Zijn hele leven stond eigenlijk in het teken van zijn lichaam. Bij deze patiënt moest een stoma worden aangelegd: zijn leven stortte in. Bij het geven van informatie hebben we daar zeker rekening mee gehouden. Zo hebben we veel aandacht gegeven aan de filter (die de geurhinder voorkomt), de aanpassing van kledij (waardoor je het stoma niet kan zien), het opstarten van kinesitherapie (om zo zijn spieren te blijven oefenen),…
Wat gaat verloren
De geschiedenis van de patiënt
Wanneer we slecht nieuws moeten meedelen
De wijze waarop een patiënt zal omgaan met
12
slecht nieuws en hoe hij de gevolgen ervan zal integreren of verwerken, staat niet los van wat de patiënt al heeft meegemaakt. Welke moeilijke ervaringen heeft de patiënt reeds meegemaakt? Hoe paste hij zich aan? Wat/wie heeft hem dan geholpen? Wat stond hem toen in de weg?… Als we de antwoorden op deze vragen kennen, hebben we al heel wat informatie over wat belangrijk kan zijn voor die patiënt om slecht nieuws te verwerken. Daarom is het belangrijk om alle kansen en iedere gelegenheid te benutten om te luisteren en zo iets van de patiënt te ontdekken. Patiënt komt binnen met een darmpoliep en vertelt: Ik weet er al het één en ander van want mijn broer heeft ook al darmkanker gehad. Ze weten bij mij wel nog niet of het darmkanker is, maar ja, ze kunnen nu al veel, want mijn broer heeft toen van alles en nog wat gekregen, en nu is hij wel echt goed.
haar moeder die ze dagelijks eten geeft in het rusthuis. Verpleegkundige: Maak je je zorgen dat dit nu niet goed meer zal verlopen? Patiënt: Ik heb schrik dat mijn moeder niet voldoende meer zal willen eten en drinken, omdat ik er niet kan naar toe gaan. Verpleegkundige: Kunnen we daar iets aan doen? Patiënt: Het zou al goed zijn indien ze zou horen hoe de operatie verlopen is als ik terug op de kamer ben. Maar ja, ik zal niet kunnen telefoneren. Verpleegkundige: Wil je dat wij, als je terug bent op de kamer, het nummer vormen zodat jij dan met je moeder kan spreken? Patiënt: Dit zou een goed idee zijn! Verpleegkundige: Ik zal nu reeds het nummer noteren in het verpleegdossier zodat we dit dan niet uit het oog verliezen als je terug bent. Het al of niet hebben van steunbronnen
Soms weet de arts reeds een deel van deze informatie via de huisarts dus ook hier zie je hoe de relatie arts-vplk complementair is De context Is het een onverwachte opname? Een patiënt die al een lange tijd minder goed is en voelt dat het zo niet verder kan, verlangt soms naar een opname en/of een operatie. Een patiënt daarentegen die vóór zijn werk een routineonderzoek ondergaat en waarbij vervolgens een kwaadaardig letsel wordt vastgesteld, zal compleet overstuur zijn. Is de patiënt zeer angstig bij de opname? Wat maakt de patiënt en zijn familie vooral angstig? Wie of wat moet hij achterlaten? Wat houdt hem bezig? Het zal belangrijk zijn deze dingen niet naast ons neer te leggen maar op te nemen Een patiënt, die binnenkomt met een darmtumor, vertelt heel veel over hoe zij zorgt voor
Het is belangrijk dat de patiënt kan terugvallen op steunfiguren en niet alles alleen moet dragen. Deze steunfiguren zijn ook voor ons van grote waarde. Zij kunnen ons helpen bij het inwinnen van informatie over de patiënt, zijn manier van leven en over wat hij belangrijk vindt. Wie de echte steunpilaren zijn, wie of wat de patiënt kracht geeft, kunnen we achterhalen uit het verhaal van de patiënt. Door te luisteren hoe alles tot nu toe is verlopen en wat hem dan juist wel of niet gesteund heeft, hoe hij in het verleden werd geholpen door zijn familie of vrienden, bij wie hij met zijn verhaal, angsten en vragen terecht kan …? We kunnen ook veel observeren dat niet onder woorden wordt gebracht. Een patiënt krijgt een plaatsbepaling voor een stomazakje: een testzakje wordt aangebracht in het bijzijn van zijn echtgenote. Het maakt een verschil uit als de echtgenote helemaal in een hoekje van de kamer gaat zitten of wanneer ze mee nadenkt: “Zou het 13
ARTIKEL niet beter zijn dat het wat hoger zit, want je zult het toch niet zien?” en “Mag ik dat ook eens vastnemen”. We mogen er ook niet vanuit gaan dat de partner -als die er is- sowieso de grootste steunfiguur is. We mogen ook niet vergeten dat de steunbronnen niet altijd mensen zijn. Voor sommige mensen kan het geloof een belangrijke steunpilaar zijn. Dit kun je vaak afleiden uit wat je op de kamer aantreft, bijvoorbeeld een gebedsprentje, een Mariabeeldje, … Vertrouwen Wanneer een patiënt vertrouwen heeft, zal de begeleiding die we aanbieden tijdens en na het slechtnieuwsgesprek veel meer effect hebben. De patiënt zal ook meer op verhaal durven komen, meer zijn vragen en zorgen durven delen. Dit kan helpen bij de verwerking. Daarom is het belangrijk om in de fase ervoor een zo groot mogelijke vertrouwensband op te bouwen. De contactvaardigheden zijn daarbij van cruciaal belang. Vertrouwen opbouwen gebeurt door alles heen. Dit kan onder andere door: • De patiënt te laten voelen dat we, als we bij hem zijn, dan ook ècht bij hem zijn. • Door duidelijk te maken dat je belangrijk vindt wat er gezegd wordt. Dit kan door aansluitende vragen te stellen, door te herhalen wat je hoort, door samen te vatten. Dit kan zowel non-verbaal (afstand, houding, …) als verbaal. • Door te zorgen dat een afspraak wordt nageleefd. • Door vragen te beantwoorden, ook al gaat dit om kleine dingen. • Door te zorgen dat er éénduidigheid is in de informatie zodat de patiënt geen verschillende versies te horen krijgt.
14
Na het gesprek Zal de aandacht zowel moeten gaan naar de patiënt en zijn omgeving, als naar de hulpverlener toe. Deze mensen zijn immers betrokken geraakt door het slechte nieuws en hebben dus zorg nodig om daarmee op een goede manier om te gaan. Voor de patiënt en zijn omgeving is het belangrijk om het leven weer te kunnen opbouwen; voor de zorgverstrekkers, om er te kunnen zijn voor de patiënt en zijn omgeving. Voor de patiënt en zijn omgeving Zorgverleners mogen er niet van uitgaan dat, eens de waarheidsmededeling achter de rug, alles gezegd is. Er moet ruimte zijn voor de gevoelens na een waarheidsmededeling. Mensen leven met toekomstverwachtingen en na een waarheidsmededeling die slecht nieuws bevat, wordt de mat van onder hun voeten weggetrokken. Zorgverlenners zullen de patiënt en zijn omgeving moeten ondersteunen en helpen om zijn ingestorte wereld terug op te bouwen. De juiste grondhouding in deze ondersteuning vertrekt vanuit het geloof dat de patiënt en zijn omgeving, met de nodige tijd, in staat zullen zijn om het leven weer richting en betekenis te geven. Als zorgverlener moet men de problemen niet oplossen, integendeel; men moet mensen hulpmiddelen aanreiken zodat ze terug vooruit kunnen. De vraag die men kan stellen is de volgende: wat hebben mensen nodig om hun leven te hertekenen? De informatie die verzameld werd vóór het slechtnieuwsgesprek, zal daarbij kunnen helpen. Eén van de belangrijke punten daarbij zal het herkennen en erkennen van de normale reacties zijn en daar dan ook adequaat op reageren.
(H)erkennen van emoties vergt actief luisteren, geduld en de gave om de impliciete boodschap uit de mededeling aan te voelen. Mensen kunnen zeer verschillend reageren bepaalde reageren agressief, weer anderen beginnen te huilen, anderen klappen dicht, nog anderen reageren met stereotiep gedrag, bepaalden vinden dat zij nu het slachtoffer zijn en vinden dan ook dat al de anderen hen moeten bedienen op hun wenken, soms zien we ook dat mensen het slechte nieuws gewoon ontkennen. De patiënt en zijn omgeving moeten aanvoelen dat er geluisterd wordt. Daartoe zal het luisteren ook voelbaar moeten zijn. Dit kan op verschillende manieren zowel met non-verbaal als verbaal gedrag. Het geven van juiste informatie Zoals eerder gesitueerd, moet de hoeveelheid informatie steeds afgestemd worden op de behoefte van de individuele patiënt. Het is m.a.w. belangrijk om rekening te houden met zijn copingstijl, draagkracht, geschiedenis,… informatie zal sowieso beter tot zijn recht komen indien ze: • Herhaald wordt. • Schriftelijk of grafisch ondersteund is. • Afgetoetst en zonodig herhaald wordt. Lichamelijk comfort bevorderen Wanneer een patiënt pijn heeft, niet comfortabel ligt, constant moet braken of braakneigingen heeft … met andere woorden lichamelijk ongemak heeft, wordt hij via zijn lichaam continu gewezen op zijn ziek-zijn. Pas wanneer deze symptomen onder controle zijn, zal de zieke in staat zijn om aandacht te hebben voor de psychologische, sociale, culturele en spirituele vragen. Juist stilstaan bij deze vragen biedt kansen om zijn leven nieuwe richting te geven. Dus het zal dan ook belangrijk zijn om het lichamelijk comfort te bevorderen. We zullen dan ook aan een effectieve symptoomcontrole moeten doen
en daarvoor is continue evaluatie noodzakelijk. Wij doen dit door observatie, bevraging en het juist inschatten van de specifieke klachten. Emotionele ondersteuning Nadat we ons ten volle ingespannen hebben om de fysische pijn en symptomen onder controle te krijgen, bestaat het risico dat we de spirituele pijncomponent op dezelfde manier willen aanpakken. Alleen een klein deel van de spirituele pijn, namelijk de onrealistische angsten schuldgevoelens, kunnen van buitenaf gecontroleerd worden. Het overgrote deel kan maar opgelost worden als de spirituele pijn naar boven gebracht en doorleefd wordt, als de pijn zelf de tijd krijgt om te groeien naar nieuw inzicht. De zorg voor emotionele pijn omhelst geen grote technologie maar een grote persoonlijke betrokkenheid. Gepaste balans betrokkenheid – ruimte geven We zullen moeten opletten dat patiënten vanuit zorg en bekommernis niet in een erg afhankelijke positie geplaatst wordt iets die toch we veel gebeurt. Patiënten slagen er soms niet meer in om voor zichzelf op te komen. Hun zelfwaarde-gevoel evolueert omgekeerd evenredig met de bekommernis rond hen. We moeten oppassen niet te beslissen voor de mensen. Dit schuilt vaak in heel kleine dingen: hoe vanzelfsprekend nemen verpleegkundigen een pyjama of slaapkleed uit de patiëntenkast zonder na te vragen of dit wel kan en of dit net datgene is wat de patiënt wenst aan te trekken? Soms zien we ook dat de naasten van de patiënt zich daaraan bezondigen Een patiënt die werd geopereerd van een colontumor vertelde me wenend: Heb je dat nu al meegemaakt, mijn buurvrouw, waar ik zo goed mee kan opschieten, is hier nog niet geweest. Weet je hoe dit komt? 15
ARTIKEL Verpleegkundige: Schudt van neen. Patiënt: Mijn dochter vond dat ik daar nog niet ging tegen kunnen en dus heeft ze haar verboden om langs te komen. En wat nog meer is, ze liet ook mijn schoonzoon niet komen, want het is toch haar moeder die ziek is en niet de zijne. Ik weet toch zelf nog wie ik op bezoek wil, ik kan toch zelf nog beslissen …. Als we zien dat een zieke veel meer is dan zijn ziekte, dan zullen we ons gespreksonderwerpen niet beperken tot dit ene facet alleen. Juist door over andere dingen te spreken, wordt een impliciete boodschap gegeven aan de zieke dat hij -ondanks zijn ziekte- nog iemand is en meer kan doen (of zijn) dan ziek zijn. Ik zie hoe vrouwelijke patiënten er deugd aan beleven als de collega’s met kinderen eens iets vertellen over hun kinderen en luisteren hoe die zieke daarmee zou omgaan. Dan voelt de zieke dat zij meer is dan haar ziekte alleen en dat zij ook nog moeder of grootmoeder is… Ook observatie van wat in de patiëntenkamer ligt, is ook hier een goed middel om betekenisvolle en zingevende dingen op het spoor te komen en om de patiënt te bevestigen. Het is bovendien goed om deze observaties uit te wisselen tussen collega’s onderling. Hulpverleners kunnen vaak, vanuit persoonlijke interessevelden en hobby’s, gemakkelijker een geanimeerd gesprek aanknopen met de patiënt met een gelijkaardige hobby of interesse. Dit versterkt op dat moment het gevoel bij de patiënt dat hij meer is dan zijn ziekte alleen. Voor de zorgverleners Het is niet alleen van belang om de patiënt en zijn naasten zo goed mogelijk te informeren en te begeleiden. Ook zal er gedurende het gehele traject zorg moeten zijn voor de verschillende hulpverleners die bij de situatie van de patiënt betrokken zijn. Voor een stuk moet de zorgverlener daar zelf
16
werk van maken. Anderzijds is het ook een zorg voor het hele team. Net zoals bij patiënten die geconfronteerd worden met slecht nieuws, zal een hulpverlener soms kracht halen door het alleen te doorleven of samen met de andere groepsleden, maar ook door het te vermijden. Bij de ondersteuning van de hulpverleners kunnen we vijf gebieden onderscheiden: • Informatie. • Klinische en praktische ondersteuning. • Emotionele ondersteuning. • Betekenisgeving. • Erkenning geven voor de inzet. Informatie Het is belangrijk dat iedereen tijdig wordt geïnformeerd over de diagnose, de prognose en het beleid voor de patiënt. Dit is van belang om meerdere redenen: om verantwoord handelen van de hulpverleners te bevorderen en om te voorkomen dat door informatieverschillen tussen de betrokken hulpverleners, misverstanden ontstaan ten aanzien van de patiënt en/of zijn naasten. Klinische en praktische ondersteuning De basis van goede zorg ontstaat door samenwerking tussen alle betrokken hulpverleners. Regelmatig moet er overleg over die zorgverlening plaatsvinden tussen de arts en de (hoofd)verpleegkundige die voor de andere hulpverleners de zorg coördineert. De hoofdverpleegkundige moet laagdrempelig en goed bereikbaar zijn wanneer er vragen of dilemma’s rijzen. Het behoort tot de taak van de hoofdverpleegkundige om met de arts te overleggen over het beleid en over de vragen die bij de betrokken hulpverleners leven. Wanneer daar behoefte aan is, moet er ruimte gemaakt worden voor een bespreking. Bij alle betrokkenen moeten voldoende kennis
en vaardigheden aanwezig zijn omtrent de totale zorgverlening en dus ook rond het begeleiden van de patiënt en zijn naasten. Goede (gezamenlijke) scholing rond deze verschillende domeinen is hiervoor essentieel. Het werk moet ook degelijk gefaciliteerd worden. Gepast, degelijk en voldoende materiaal alsook goede afspraken omtrent werkwijzen kunnen de zorgverlening ondersteunen en makkelijker maken (bijv. een overzichtelijk patiëntendossier, duidelijke protocollen, …) Emotionele ondersteuning Ook voor de hulpverleners en de arts kan het moment waarop de patiënt het slechte nieuws vernomen heeft veel emoties teweeg brengen. Hulpverleners moeten op zo’n moment aandacht hebben voor elkaars emoties. ‘Zorg voor zorgenden’ betekent daarom dat er ruimte is voor veiligheid, collegiale aandacht en ondersteuning.
geven aan reflectie op het gehele traject van zorgbegeleiding van de patiënt signalerend, verhelderend en kwaliteitsverhogend werkt. Erkenning geven voor de inzet Het begeleiden van mensen die slecht nieuws hebben gekregen vraagt heel wat. Als verantwoordelijke moet men er dan ook voor zorgen dat de hulpverleners in hun hart ervaren dat wat zij doen van belang is en het verschil maakt. Erkenning geven is niet gelijk aan een compliment geven. Erkenning geven gaat een stap verder: men ziet niet enkel het resultaat maar ook de inzet. Op een goede manier erkenning geven vertrekt bij een fundamentele grondhouding van genegenheid. Als verantwoordelijken, medewerkers, een hart onder de riem willen steken dan moeten zij het volgende doen:
Behoefte aan betekenisgeving Door de confrontatie met pijn, verdriet, lijden, zin-vragen over leven en dood worden hulpverleners regelmatig met hun eindigheid geconfronteerd. Hulpverleners hebben dan ook behoefte aan persoonlijke en onderlinge reflectie. Vragen die in dit kader aan de orde kunnen komen zijn: Wat maakt het leven zinvol? Wat zijn de wezenlijke dingen in het leven? Wat is goed sterven? Wanneer is een behandeling nog zinvol en hoe lang gaan we ermee door? Hoe kan het lijden van de patiënt en de naasten verlicht worden? Op welke wijze wil en kan de patiënt zijn leven afronden en hoe kunnen patiënt en naasten afscheid nemen? Op welke inspiratiebronnen kunnen we een beroep doen? Welke normen en waarden leiden de patiënt, de naasten en de hulpverleners? Hoe maken we voldoende ruimte voor herkenning en erkenning van het unieke van deze patiënt zodat de patiënt en zijn naasten zich veilig en gesteund weten?... Wat dan nog een meerwaarde is dat aandacht
• Duidelijke normen stellen. • Het beste verwachten van hun medewerkers. • Aandacht schenken. • Erkenning een persoonlijk tintje geven. • Verhalen vertellen van dingen die goed gelopen hebben. • Successen samen vieren. • Het voorbeeld geven. Men kan erkenning geven: • Van mens tot mens. • In groep.
17
FOR
SAFE PREPARATION AND DELIVERY OF HAZARDOUS MEDICATIONS
THE
The new GENIETM A closed vial access device that minimizes aerosols, leaks or spills and never allows vapors outside the vial. (Pending approval by the U.S. Food and Drug Administration)
ICU Medical, a leader in closed, needlefree technologies has developed a complete line of products for the safe preparation and delivery of hazardous medications. Products include the landmark CLAVE®; the world leader in closed connector technology.
Think INSIDE the Vial
All components of the system follow guidelines proposed by NIOSH, OSHA, ONS, ASHP by adhering to engineering controls and Personal Protective Equipment (PPE). Simple. Safe. Secure.
NEEDLES
hi
951 Calle Amanecer, San Clemente, CA 92673, U.S.A. Tel: +1 949 366 2183 • Fax: +1 949 366 8368 www.icumed.com
The new SPIROSTM
A closed connector for preparation and delivery of hazardous medication.
waarom risico’s nemen?
een volledig gamma naaldloze systemen • Clearlink is een nieuw toedieningssysteem dat een naaldloze toegang tot IV-katheters, toebehoren en infusiesets mogelijk maakt. • Clearlink biedt een veilige toediening, aspiratie en volledige spoelprocedure van bloed en andere viskeuze vloeistoffen zonder het gebruik van naalden. • Clearlink is niet compatibel met naalden, wat volledig overeenstemt met een naaldloze procedure voor toediening.
Eenvoudige veiligheid Inlichtingen : Baxter Belgium Pleinlaan 5 1050 Brussel Tel. : 02-650 18 21 • Fax : 02-650 18 19 E-mail :
[email protected] Internet : www.baxter.be
Oplossingen voor het leven Baxter en Clearlink zijn handelsmerken van Baxter International Inc. MD/2005/060
Medication Delivery
VERENIGINGSNIEUWS
26e V.V.R.O. Jaarcongres 21 november 2009 Leuven (departement onderwijs en navorsing)
PROGRAMMA Oncologie
Hematologie
Radiotherapie
09.00 u. NKO- tumoren Dr. Schrijvers, ZNA Middelheim
09.00 u. Nieuwe molecules in de hematologie (Spreker nog te bepalen)
09.00 u. IMRT of IMRT? (Spreker nog te bepalen)
09.45 u. Update colo-rectale tumoren (Spreker nog te bepalen)
09.45 u. Anemie Dr. De Muynck, Roeselare
09.45 u. Toekomst in de RT (Spreker nog te bepalen)
11.00 u. Melanoma Prof. Dr. B. Neyns, UZ Brussel
11.00 u. Stollingsstoornissen Dr. A. Vantilborgh, UZ Gent
11.00 u. Bellyboards: gebruik en resultaten (Spreker nog te bepalen)
11.45 u. NSCLC: etiologie, diagnostiek en behandeling Dr. A. Verstraeten, AZ St-Lucas Gent
11.45 u. Immuniteit in de hematologie (Spreker nog te bepalen)
11.30 u. Huidverzorging bij RT (Spreker nog te bepalen)
Algemeen 1
Algemeen 2
Radiotherapie
13.45 u. Beroepstitel Oncologie Sven D’Haese, UZ Brussel
13.45 u. Ouderen en Kanker Prof. Wildiers, UZ Leuven
14.30 u. Wetgeving ivm wilsbeschikking (Spreker nog te bepalen)
14.30 u. Extravasatie, preventie (Spreker nog te bepalen)
13.30 u. In-vivo dosimetrie prospectief bekeken: welke fouten komen nog voor en worden nog voorkomen als alles automatisch gaat
10.30 u. Pauze
12.30 u. - 13.45 u Middagpauze
14.15 u. Radiotherapie en sexualiteit
15.15 u. 15.15 u. Zorg voor de zorgenden; Burn-out in de oncologie Aansprakelijkheid voor verpleegkundigen 15.15 u. L. Haesenbrouck, AZ St-Lucas , Gent Erfelijk belast:getuigenis van een Dhr. J. Van de Moortele patiënt
Het hiergenoemde programma is een voorlopig programma en kan nog veranderen in de aanloop naar het congres. De sessies kinderoncologie en borstverpleegkundigen volgen nog. Kom gerust terug naar onze website (www.vvro.be) voor verdere informatie omtrent het congres.
20
Lid worden… Zegt het je wat? De Vereniging voor Verpleegkundigen Radiotherapie en Oncologie, kortweg VVRO, bestaat reeds meer dan 20 jaar en is in de loop der jaren een referentie geworden binnen de oncologische verpleegkundige zorg. De vereniging is uitgegroeid tot een breed netwerk van mensen werkzaam in de oncologie in al zijn deelaspecten.
Doelstelling Bijdragen aan een optimale professionele verpleegkundige zorg voor de kankerpatiënt en zijn familie. Bijdragen aan de professionalisering en deskundigheid van de oncologisch verpleegkundigen. Het ontwikkelen van de oncologische verpleging als een bijzondere deskundigheid. Zij tracht deze doelstellingen te bereiken door: • • • • • • • •
Het organiseren van wetenschappelijke bijscholingen en voordrachten. Het organiseren van het jaarcongres, symposia, cursussen… . Het opbouwen van een netwerk van werkgroepen en stuurgroepen Betrokkenheid bij de organisatie en inhoudelijke invulling van opleidingen voor verpleegkundigen. Het uitwisselen van informatie door het onderhouden van een website en het uitgeven van het Oncologisch Tijdschrift. Samenwerking met nationale en internationale organisaties (VVU, VLK, Federatie Palliatieve Zorg, EONS, ERTED) en contacten met de overheid. Het ontwikkelen van projecten in samenwerking met de farmaceutische industrie. Wetenschappelijke projecten binnen de werkgroepen van de vereniging.
Hoe lid worden Dit kan u doen door bijgevoegd inschrijvingformulier terug te sturen naar het secretariaat of door u in te schrijven via de website (www.vvro.be). Het lidmaatschap bedraagt 30 Euro. Voor een student is dit € 10 (Zelfde voordelen als gewoon lid, echter men krijgt geen VVRO tijdschrift toegezonden). Voordelen van het lidmaatschap: • • • • • • • • •
Gratis abonnement op het ‘Oncologisch Tijdschrift’. Abonnement op ‘EONS Newsletter’ gratis op aanvraag. Toegang tot het afgesloten ledensegment op de website. Op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen in de oncologie. Interessante contacten met collega’s uit het werkveld. Mogelijkheid om te participeren in de werkgroepen. Mogelijkheid om mee te werken aan de organisatie van activiteiten. Belangrijke reductie op alle activiteiten georganiseerd door VVRO. Belangrijke reductie op internationale congressen.
Terugsturen naar VVRO secretariaat: UZ Brussel, Dienst 34, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel, T. 02 477 83 87, F. 02 477 83 86, E-mail:
[email protected] IK WIL LID WORDEN VAN VVRO ! Naam: ..............................................................................................................Titel of diploma: ..................................................................................... Instelling: ......................................................................................................Afdeling: ...................................................................................................... Thuisadres: ............................................................................................................................................................................................................................... Tel: ....................................................................Fax: .............................................................. E-mail: ................................................................................... Datum:..............................................................................................................Handtekening: ........................................................................................
21
At Novartis Oncology, we strive to provide a broad range of innovative therapies and practical solutions that change the way patients live with cancer. Every day, around the world we are exploring and pioneering new treatments that are likely to transform the way cancer is treated.
WERKGROEP RADIOTHERAPIE BIJSCHOLING: Medische beeldvorming in radiotherapie Zaterdag 25 april 09 UZ Leuven Campus Gasthuisberg, Dienst Radiotherapie
PROGRAMMA 8.30 u. Onthaal met koffie en koeken 9.15 u. Imaging voor een individueel behandelingsplan Dr. Piet Dirix zal het hebben over oa. PET-CT en KST of MR 10.00 u. Koffiepauze 10.30 u. Radiotherapeutische Imaging Imagingspecialiste Laure Pape: “Online matching” Dr. Tom Budiharto: ”Implementatie markermatching” 11.30 u. Demonstraties radiotherapeutische imaging op 4 lineaire versnellers (PI, OBI, CBCT en Rapid Arc) 12.30 u. Einde
INFO EN INSCHRIJVINGEN secretariaat VVRO Tel: 02/477 83 87 Fax: 02/477 83 86 E-mail:
[email protected] Leden: € 10 Niet-leden: € 15
23
VERENIGINGSNIEUWS
UITWISSELINGSPROJECT VERPLEEGKUNDIGEN RADIOTHERAPIE P. BIJDEKERKE Voorzitter werkgroep radiotherapie
Hoewel het al een tijdje geleden is, de vorige uitwisseling dateert al van midden 2008, wil ik toch de mensen bedanken die al meerdere malen meegewerkt hebben aan dit project. Feedback van de bezoekers bevestigt tevens het belang van deze uitwisselingsdagen. Even op een rijtje zetten: Het vriendelijke, gastvrije onthaal breekt meteen het ijs. Een open en gemoedelijke sfeer bevordert ook de uitwisseling van ideeën en opmerkingen. Men wordt aangemoedigd om zich eens te bezinnen over zijn of haar functie op een radiotherapieafdeling. Een citaat van een de bezoekers geeft dit weer: “Het zou interessant zijn om die uitwisselingsprojecten verder te zetten want dat zijn leerrijke ervaringen met het oog op het steeds verbeteren van de zorg ten opzichte van de patiënt en het creëren van een goed georganiseerde werksfeer voor de verpleegkundigen”. De techniek staat ook niet stil. De laatste jaren zien we een steeds snellere evolutie in de technische en andere ontwikkelingen van toestellen en planningssystemen. Deze evolutie brengt een steeds grotere verscheidenheid in behandelingsmogelijkheden met zich mee en heeft zeker een impact op de vele verpleegkundige taken en verantwoordelijkheden. Uit de reacties van de bezoekers onthoud ik, dat het zien van en werken met recente toestellen en technieken, als erg boeiend en leerzaam wordt ervaren. Het doet ons nadenken over de toekomstige rol van de verpleegkundige op een radiotherapie-afdeling. Het verzoek om het uitwisselingsproject te herhalen of zelfs uit te breiden tot meerdere dagen of malen per jaar, bevestigt het succes van deze uitwisselingsdagen. Dit project is erg leerrijk en brengt de verpleegkundigen, werkzaam op de verschillende radiotherapie afdelingen, dichter bij elkaar.
24
www.vvro.be
VVRO stelt voor Bijscholingsnamiddag
Oncologie
(Eerste aankondiging meer info volgt)
Onderwerp : Target therapie Vrijdag 5 juni 2009 UZ Gent
Het UZ Gent is makkelijk bereikbaar via openbaar vervoer. Kijk op www.vvro.be voor meer info over bereikbaarheid. Informatie en Inschrijving zie website VVRO of via Secretariaat VVRO Tel 02/477 83 87 (Enkel op Maandag en Donderdag) Fax 02/477 83 86 E-Mail :
[email protected]
25
V.V.R.O.
AANKONDIGINGEN EN INFORMATIE OVERZICHT VAN DE MODULES:
OPLEIDING EN VORMING LEIF NURSES 2009 Wim Distelmans LEIF
1. Algemene Introductie (6 u) 1.1 Situering en inleiding: palliatieve zorg en beslissingen bij het levenseinde (90’) Wim Distelmans (i.s.m. de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen) 1.2 Praktijk van beslissingen bij het levenseinde (60’) Raymond Mathys 1.3 Wetgeving ivm medische beslissingen bij het levenseinde: de plaats van de verpleegkundige (60’) Etienne De Groot 1.4 Praktijkstudie over de handelingen van arts en verpleegkundige bij het levenseinde van de patiënt (45’) Johan Bilsen 1.5 Forumgesprek over de praktijk van verpleegkundigen en een reflectie over het vervolg van de opleiding Magriet De Maegd, Yves Peleman, Wim Distelmans, Paul Destrooper Data: dinsdag 17 februari 2009 (9u30-12u30 en 13u30-16u30) dinsdag 22 september 2009 (9u30-12u30 en 13u30-16u30)
2. Kader in het denken bij het levenseinde (3 u ) 2.1 Wetgeving betreffende patiëntenrechten (30’) 2.2 Wetgeving betreffende euthanasie (30’) Evelien Delbeke / Sylvie Tack
LevensEinde InformatieForvm
26
2.3 Het ethisch kader en levensbeschouwing (105’) Paul Destrooper
Data: dinsdag 3 maart 2009 (13u30-16u30) dinsdag 6 oktober 2009 (13u30-16u30)
Data: dinsdag 31 maart 2009 (13u30-16u30) dinsdag 17 november 2009 (13u30-16u30)
3. Beslissingen bij het levenseinde (6 u)
5. Communicatie als LEIFnurse (6 u)
Aan de hand van casussen rond verschillende beslissingen bij het levenseinde: (i.s.m. de Federatie Palliatieve zorg Vlaanderen).
Teamcommunicatie, communicatie met patiënt en familie Mieke Verdin, Johan Heestermans, Magriet De Maegd Wegens het sterk interactief karakter wordt in kleine groepen gewerkt. Wanneer deze sessies reeds volzet zouden zijn, kan u zich steeds inschrijven voor de sessie van het volgende semester.
3.1 Doorgedreven pijn- en symptoomcontrole (60’) Magriet De Maegd 3.2 Palliatieve sedatie (60’) Heidi Vanheusden 3.3 Euthanasie (60’) Antoni Van Venrooij 3.4 Hulp bij zelfdoding (60’) Johan Bilsen 3.5 Stoppen/ niet opstarten van een behandeling (60’) Peggy Bosschaert
Data: dinsdag 21 april 2009 (9u30-12u30 en 13u30-16u30) dinsdag 1 december 2009 (9u30-12u30 en 13u30-16u30) 6. Continue vorming
Data: dinsdag 17 maart 2009 (9u30-12u30 en 13h30-16h30) dinsdag 20 oktober 2009 (9u30-12u30 en 13h30-16h30) 4. Context van de beslissing bij het levenseinde (3 u) 4.1 Begrippen: ondraaglijkheid, medische uitzichtloosheid (60’) Wim Distelmans 4.2 Werking LEIF en palliatieve zorg in Vlaanderen (30’) Paul Destrooper 4.3 Context van de verpleegkundige, de nabijen, het team (45’) 4.4 Nazorg voor de verpleegkundige (45’) Manu Keirse
Intervisiegroepen Paul Destrooper, Wim Distelmans, e.a. In de verschillende regio’s worden groepen gevormd om de praktijk te bespreken en elkaar te consulteren. De data en plaats van samenkomst zullen in de loop van de opleiding bekend gemaakt worden via mail en website. Gemeenschappelijke activiteiten 1. Minisymposia (in voorbereiding) 2. Symposia (in voorbereiding) De programma’s en inhoud van deze activiteiten zullen o.a. worden gepubliceerd op www.leif.be 3. Studiebezoeken Eéndaagse of meerdaagse studiereizen
27
AANKONDIGINGEN EN INFORMATIE Elektronisch forum Een continu aanbod van informatie, gemakkelijk te raadplegen op www.leif.be Inschrijvingen Dit kan telefonisch, per fax of per e-mail gebeuren Forfaitaire deelnemersbijdrage: €75 (studie-materiaal en lunch inbegrepen), te storten op reknr. 979-2491213-64 (met vermelding naam + LN) De LEIFopleiding leidt tot een certificaat. Locatie: J. Vander Vekenstraat 158, 1780 Wemmel tel 02/456.82.15 • fax 02/461.28.56
[email protected] •
[email protected] Het LEIFblad kan tevens via bovenstaande coördinaten besteld worden Docenten - Prof dr Johan Bilsen, verpleegkundige PhD, Faculteit Geneeskunde en Farmacie VUB - Mevr Peggy Bosschaert, verpleegkundige Support Team, ZNA Campus Middelheim UZA - Prof. Johan Braeckman, moraalfilosoof, UGent - Dr. Peter Burvenich, gastro-enteroloog AZ Maria
Middelares, palliatief arts en LEIFarts - Dr Marc Cosyns, huisarts, staflid vakgroep huisartsgeneeskunde en eerstelijnsgezondheidszorg UGent - Prof dr Etienne De Groot, arts en jurist, medische ethiek VUB, lid Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek - Mevr Magrit De Maegd, palliatief verpleegkundige dagcentrum TOPAZ UZ Brussel (UZB), palliatief support team UZB - Lic Evelien Delbeke, juriste, UA, vorser MELC - Prof dr Luc Deliens, voorzitter onderzoeksgroep Zorg rond het Levenseinde VUB - Lic Paul Destrooper, vormingsverantwoordelijke Netwerk Palliatieve Zorg Brussel-Halle-Vilvoorde, moderator LEIF - Prof dr Wim Distelmans, radiotherapeut-oncoloog, palliatieve zorg UZB, voorzitter Federale Controle en Evaluatiecommissie Euthanasie, lid Federale Evaluatiecel Palliatieve Zorg, LEIFarts - Dhr Heestermans Johan, acteur - Prof dr Manu Keirse, klinisch psycholoog, Faculteit Geneeskunde KULeuven, voorzitter Federale Evaluatiecel Palliatieve Zorg - Lic Christophe Lemmens, jurist UA, vorser MELC - Dr Raymond Mathys, oncoloog, lid Federale Controle en Evaluatiecommissie Euthanasie, voorzitter Cédric Hèle Instituut - Lic Yves Peleman, verpleegkundige, rusthuisdirectie Akapella - Lic Wim Schrauwen, psycholoog Medische Oncologie en Palliatieve Zorg UZGent - Lic Sylvie Tack, juriste UGent, vorser MELC - Dr.Antoni Van Venrooij, huisarts, LEIFarts - Lic Heidi Vanheusden, verpleegkundige, staflid NVKVV - Mevr Mieke Verdin, actrice.
In samenwerking met: VVRO Vereniging voor Verpleegkundigen Radiotherapie en Oncologie
FOD Sociale Zekerheid en FOD Volksgezondheid, veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
28
CD-ROM PROCEDURE VENEUZE POORTEN
Sinds eind 2008 is de CD-rom beschikbaar betreffende de procedure voor de zorg rond veneuze poorten. Dit project werd gerealiseerd door een kerngroep van de werkgroep chemotherapie van VVRO. Met dit project beoogt de werkgroep chemotherapie van VVRO tot een consistente, kwaliteitsgerichte en gestandaardiseerde katheterzorg te komen. Aan de hand van wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen wordt de zorgverstrekker geholpen in het nemen van dagdagelijkse beslissingen aangaande katheterzorg. Het is vermeldenswaardig dat het resultaat van dit project uniek is voor België en zelfs voor Europa. Als specifieke doelstelling willen we met deze CD-rom de kennis verhogen en standaardhandelingen aanbieden op vlak van: • • • • •
Dit project kwam tot stand met de steun van deze sponsors: Bard B-Braun Cardinal Health Codan ICU Medical Leo Pharma Perouse Smiths Medical Smith&Nephew VygonN
• • • • • • • •
Veneuze poorten en huberpuntnaalden Basismateriaal voor het aanprikken Voorbereiding voor het aanprikken poort Techniek van het aanprikken Functiemogelijkheden van de veneuze poort Afschakelen van infuusvloeistof Hepariniseren van een veneuze poort Verwijderen van Huberpuntnaald Nazorg Naaldloze connectoren Veiligheidsnaalden Aandachtspunten en veel gestelde vragen Complicaties van veneuze poorten
De CD-rom kan besteld worden door contact op te nemen met het VVRO-secretariaat (02/477 83 87 of
[email protected]) en wordt gratis ter beschikking gesteld.
29
Easypump
£
Elastomeric Infusion Devices
For more information, please contact our Customer Services Tel. 02/725.82.58
[email protected]
At Home or in the Hospital
ARTIKEL 1. Inleiding
NIEUWE TENDENSEN BINNEN DE TARGETTHERAPIE. Herceptin als adjuvante therapie bij mammacarcinoom. Belang van informatievoorziening bij patiënten met een positieve HER-2 status A. Ketels Katholieke Hogeschool St-Lieven campus WAAS Sint-Niklaas
Eindwerk aangeboden tot het behalen van het diploma van Bachelor in de Verpleegkunde academiejaar 07-08
32
Eén op negen Vlaamse vrouwen wordt geconfronteerd met de diagnose van borstkanker. Daarmee is borstkanker de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. De weg van de diagnose tot het herstel is vaak lang en moeizaam. De rol van de verpleegkundige in de zorg voor de vrouwen met borstkanker is dan ook bijzonder. Van verpleegkundigen wordt verwacht dat zij met de juiste kennis, vaardigheden en gepaste attitudes de specifieke zorg voor hun patiënte opnemen. Dit impliceert dat verpleegkundigen over de nodige competenties moeten beschikken om in functie van de specifieke behoefte van de vrouw de zorg op een kritische wijze moet kunnen evalueren en bijsturen. Een belangrijk aspect in de zorgverlening is het geven van informatie. Het geven van informatie is niet alleen een opdracht van de arts, ook verpleegkundigen worden in de zorg heel vaak met vragen over de behandeling en verzorging geconfronteerd. Dit gegeven impliceert dat verpleegkundigen op een accurate wijze moeten kunnen doorverwijzen of zelf de nodige informatie moeten kunnen verschaffen. Informatie geven kan op mondelinge of schriftelijke wijze, vaak worden beide vormen van informatie gecombineerd. Het bijkomende voordeel van schriftelijke informatie is dat deze vaak later op een rustig moment door de patiënt kan worden doorgenomen. Dit eindwerk heeft als doelstelling om na te gaan wat het belang is van goede informatievoorziening bij vrouwen die Herceptin krijgen als adjuvante therapie bij borstkanker. Dit werk bestaat uit een literatuurstudie en een praktijkgedeelte. Vanuit de literatuur is er nagegaan welk het belang is van goede informatievoorziening. In het praktijkgedeelte
is er aan de hand van interviews bij vrouwen getoetst welke informatiebehoefte vrouwen hebben tijdens hun behandeling met Herceptin en in welke mate er informatie wordt voorzien. Zo werd er ook nagegaan of er een informatiebrochure bestaat voor patiënten.
2. Belang van informatie voorziening bij borstkanker De diagnose borstkanker en de hierbij aansluitende behandelingen roepen veel vragen op. Een goede informatievoorziening is dan ook onontbeerlijk. Uit literatuur blijkt dat het geven van informatie op het moment van de diagnose zeer belangrijk is. Op dat moment hebben vrouwen nood aan informatie over de mogelijkheid tot genezing, stadium van de aandoening en behandelingsmogelijkheden (Luker, 2000). Toch wordt er eerder geopteerd om de informatie op dat moment te beperken gezien er vaak weinig informatie van bijblijft. Naarmate de behandelingen starten en vorderen is het belangrijk patiënten te informeren over de behandeling zelf, mogelijke neveneffecten, de adjuvante therapie en het afronden van de therapie (Hoskins et al., 2000). Het geven van informatie blijft altijd een individuele aangelegenheid. Dit betekent dat het geven van informatie mede wordt bepaald door de draagkracht van de vrouw en diens omgeving. Sommige vrouwen wensen veel informatie en wensen sterk te worden betrokken in hun ziekteproces, andere vrouwen daarentegen wensen dit in veel mindere mate. Aanvullende op de informatie die gegeven wordt door artsen en verpleegkundigen is het aangewezen dat patiënten kunnen terugvallen op een blijvende ondersteuning. Deze rol kan opgenomen worden door verschillende mensen. We denken hierbij aan de behandelende oncoloog, huisarts,
thuisverpleegkundige, partner, … Ook informatiebrochures, DVD’s, kunnen hier deel van uitmaken. Hoskins et al. (2000) duiden op het belang van telefonische support. Bij dit telefonisch advies komt de patiënte met haar vragen bij een gespecialiseerde verpleegkundige terecht.
3. Belang van informatievoorziening bij Herceptin Herceptin (Trastuzumab) is een monoklonale antistof die behoort tot de immunotherapie. Vrouwen die een HER-2 positieve borstkanker hebben komen in aanmerking voor de behandeling met Herceptin. Vrouwen die worden behandeld met Herceptin hebben meestal al een heelkundige ingreep, chemo- en/of radiotherapie achter de rug. De behandeling met Herceptin die nog een of meerdere jaren in beslag neemt, vraagt leidt vaak tot specifieke vragen. Door middel van interviews werd de informatiebehoefte nagegaan bij 7 vrouwen tussen de 40-60 jaar uit één regionaal ziekenhuis met een HER-2 positieve borstkanker die allemaal chemo- en radiotherapie kregen. Volgende vragen werden voorop gesteld: • Wanneer worden vrouwen met borstkanker geïnformeerd over de behandeling met Herceptin? • Zijn deze patiënten voldoende geïnformeerd over de behandeling met Herceptin? • Wat willen vrouwen met borstkanker over de behandeling met Herceptin weten?
4. Resultaten Alle vrouwen werden op het moment van de diagnose geïnformeerd over hun behandeling met Herceptin. Vijf van de zeven vrouwen kregen nogmaals de informatie tijdens hun chemo- en of radiotherapie. Uit de interviews blijkt, zoals aangegeven in de literatuur, dat
33
ARTIKEL de behoefte aan informatie afhankelijk is van waar men zich in het ziekteproces bevindt. Zo getuigt een vrouw dat de informatie over Herceptin pas zinvol was voor haar bij de aanvang van de therapie en minder belangrijk op het moment van de diagnose. De meeste vrouwen gaven aan dat de informatie verkregen op het moment van de diagnose voldoende was. Naarmate de behandeling dichterbij kwam en startte verwacht men meer concrete informatie, zowel mondeling als schriftelijk. Vooral de informatie naar mogelijke neveneffecten en de slaagkansen van de therapie bleek belangrijk voor de meeste vrouwen. Uit de bevraging kwam duidelijk naar voor dat een informatiebrochure voor patiënten heel wenselijk zou zijn. Naar aanleiding van deze bevinding werd er een informatiebrochure Herceptin voor patiënten ontwikkeld en geïmplementeerd.
5. Conclusie Het verstrekken van informatie over behandelingen blijft een belangrijke taak van de arts. Toch wordt de verpleegkundige heel vaak met zowel inhoudelijke als praktische vragen over een therapie geconfronteerd. Het is dan ook een belangrijke verpleegkundige taak om hier met de nodige kennis van zaken op in te spelen. Uit het praktijkgedeelte blijkt dat deze vrouwen naast mondelinge informatie ook graag terugvallen op een schriftelijke informatiebron. Het tijdig geven van informatie, maar vooral het kunnen terugvallen op informatie op het gepaste tijdstip blijken essentieel. Gezien de kleine groep van vrouwen die werden bevraagd is het niet mogelijk de bevindingen te generaliseren. Toch kunnen deze resultaten richtinggevend zijn en ons aanmoedigen tot verder onderzoek.
34
6. Referenties (enkel ivm informatievoorziening) - De Laere, L., 2007. Informeren om angst te reduceren. Oncologisch Tijdschrift, 24 (3) - Everaert, E., 2007. Adjuvante therapie bij borstkanker. Oncologisch Tijdschrift, 24 (4) - Hoskins, C.N., Haber, J., 2000. Adjusting to Breast Cancer. American Journal of Nursing, 100 (4) - Luker, K.A., 2005. Voldoen wij aan de behoeften van de patiënten? Oncology Nurses Vandaag, 1.
Attack
Transform
We are developing therapeutics that target specific cellular and biomolecular processes to attack cancer.
35
ARTIKEL
CYTOGENETISCHE AFWIJKINGEN IN ACUTE MYELOÏDE LEUKEMIE ALS VOORSPELLER VAN PROGNOSE? D. Breems Afdeling Hematologie, ZNA Stuivenberg, Antwerpen
Acute myeloïde leukemie (AML) is een kwaadaardige bloedziekte waarbij onrijpe myeloïde voorlopercellen woekeren in beenmerg, bloed en soms ook andere organen. Dit leidt tot verdringing van de normale bloedcelvorming met als belangrijkste symptomen bloedarmoede door een tekort aan rode bloedcellen, infecties door een tekort aan witte bloedcellen en bloedingen door een tekort aan bloedplaatjes. De huidige behandeling van AML bestaat uit intensieve chemotherapie. Wanneer de ziekte na chemotherapie in remissie is gebracht bestaat er nog steeds een grote kans op terugkeer van de leukemie. Om dit te voorkomen worden patiënten vaak aanvullend behandeld met een autologe of allogene stamceltransplantatie. Het is al langer bekend dat chromosomale afwijkingen die worden gevonden in de leukemiecellen de prognose van AML patiënten kunnen voorspellen. Enkele cytogenetische afwijkingen hebben een gunstige prognose namelijk een bepaalde translocatie tussen chromosomen 8 en 21 en een specifieke afwijking op chromosoom 16 (inversie 16). Er is sprake van een ongunstige prognose als er drie of meer verschillende cytogenetische afwijkingen, zoals structurele afwijkingen (bijvoorbeeld translocatie of inversie), verlies van een deel of gehele chromosomen of extra chromosomen tegelijk in een leukemiecel voorkomen. Echter het was tot nu toe niet goed duidelijk welke soort afwijkingen deze ongunstige prognose bepaalde. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over deze laatste vraag zijn in een recent onderzoek de cytogenetische afwijkingen in leukemiecellen
36
onderzocht van 1975 AML patiënten. Deze patiënten waren bij diagnose van de ziekte tussen de 15 en 60 jaar oud en zijn in België, Nederland en Zwitserland op dezelfde manier behandeld volgens een vooraf afgesproken protocol. Vier jaar na start van de behandeling waren nog 37% van de patiënten in leven. Echter bij de 254 patiënten met een translocatie tussen de chromosomen 8 en 21 of met een inversie chromosoom 16 was dit 66% hetgeen overeenkomt met een relatief gunstige prognose zoals eerder al is beschreven. Bij 1002 AML patiënten werden geen cytogenetische afwijkingen gevonden of hadden alleen een verlies van een geslachtschromosoom X of Y. Deze patiënten hadden een gemiddelde prognose (vierjaarsoverleving van 41%). De overige 719 patiënten hadden één of meer andere cytogenetische afwijkingen en werden verder onderzocht. Een eerste belangrijke observatie was dat AML patiënten met leukemiecellen waarbij een autosomaal chromosoom ontbrak (= monosomie van niet-geslachtschromosoom) een slechtere prognose hadden dan de patiënten met andere cytogenetische afwijkingen (vierjaarsoverleving van 27 versus 12%). Verdere analyse van de AML patiënten met het ontbreken van een autosmale monosomie liet zien dat patiënten met twee of meer monosomieën en patiënten met één monosomie in combinatie met een of meer structurele afwijkingen een zeer slechte prognose had met een vierjaarsoverleving van slechts 4%. Referentie Breems DA, et al. Monosomal karyotype in acute myeloid leukemia: a better indicator of poor prognosis than a complex karyotype. J Clin Oncol 2008; 26 : 4791 - 7.
37
Hoe gevoelig is uw huid?
Iedere huid heeft basisverzorging nodig, ook de overgevoelige of allergische huid. De hypoallergene verzorgingslijn van dermolin® is vrij van parabenen, zeep, parfum, kleurstoffen, broomverbindingen en nikkel. De dermolin® producten bieden extra ondersteuning aan de natuurlijke beschermende functie van de huid. Ook kunnen ze bijdragen aan het voorkómen van alledaagse problemen in de toekomst.
DUURZAME HUIDVERZORGING
Dermolin® is een produkt van Santesa B.V. Voor meer info bel 03/780 90 30 of email
[email protected]
Multiple lines of defense against the causes and consequences of cancer
There’s more than one way to fight cancer. You can prevent it, treat it, and provide supportive care to improve the lives of people who have it. At GlaxoSmithKline Oncology, we have a heritage of doing all three. For example, it was GSK Nobel Laureates who found a new way to inhibit rapidly dividing cancer cells, which led to breakthrough therapies. We also researched antiemetics to revolutionize cancer care. Today, our researchers are delving deep into cancer’s biology to design drugs that stop its proliferation. And, we are also working on innovative vaccines to harness the power of the immune system in the fight against cancer. The result of these research efforts is a robust pipeline of novel compounds that may provide multiple lines of defense against the causes and consequences of cancer. Learn about where we’ve been…and where we’re going next. Visit www.gsk.com/oncology.
INTERNATIONALE CONGRESAGENDA
40
•
Quality Assurance of Advanced Radiation Therapy • Hands-on course 21 - 25 April 2009, Haarlem, The Netherlands Info: Course secretariat, Ms. Hanneke Dolfsma INHolland University of Applied Sciences, ASAR, Bijdorplaan 15, 2015 CE Haarlem, The Netherlands Tel.: +31-23-5412412 • E-mail:
[email protected]
•
IBCM2 (International Breast Cancer Meeting) 23 - 25 April 2009, Sarajevo, Bosnia and Herzegovinia Info: European School of Oncology Via del Bollo, 4, 20123 Milan - Italy Tel: +39 02 8546451 • Fax: +39 02 85464545 •Email:
[email protected] • www.eso.net
•
34th Annual Oncology Nursing Society Congress) April 30 - May 2009, San Antonio, USA Info: Oncology Nursing Society 125 Enterprise Drive, RIDC Park West, Pittsburgh, PA 15275-1214 Tel. +1 866-257-4ONS, •
[email protected], e-mail • http://www.ons.org/contact.shtml
•
ECCO 15 - 34th ESMO Multidisciplinary Congress The joint 15th Congress of the European CanCer Organisation and 34th Congress of the European Society for Medical Oncology 20 - 24 September 2009, Berlin, Germany Info: ECCO the European CanCer Organisation Avenue E. Mounier 83, B-1200 Brussels, Belgium Tel.: +32 2 775 02 01 • Fax: +32 2 775 02 00 • www.ecco-org.eu
WWW.VVRO.BE VVRO
Secretariaat UZ Brussel, Afdeling 34 Laarbeeklaan 101 1090 Brussel Tel: 02 / 477 83 87 Fax: 02 / 477 83 86 Email:
[email protected] www.vvro.be