Voorbereidende opgaven – Examencursus Tips: 1
Maak de volgende opgaven voorin in één van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een som niet lukt, werk hem dan uit tot waar je kunt en laat het voor de rest rusten. Uiteraard mag je Binas en een rekenmachine gebruiken.
De cel Geef aan of de onderstaande stellingen juist of onjuist zijn:
2
a.
In de mitochondriën vindt assimilatie plaats.
b.
Het verschil tussen een dierlijke cel en een plantencel is dat een dierlijke cel een celmembraan heeft en een plantencel niet.
c.
Een vacuole zorgt in de plantencel voor stevigheid en de opslag van stoffen.
Transport Een aantal rode bloedcellen wordt in een NaCl-oplossing met een onbekende concentratie gelegd. Na verloop van tijd blijkt dat de cellen gezwollen zijn.
3
a.
De concentratie van opgeloste stoffen in de rode bloedcellen was aanvankelijk … (hoger/lager) dan de concentratie van de NaCl-oplossing.
b.
Hoe noemen we dit proces?
Assimilatie & dissimilatie a.
4
Geef de reactievergelijking voor fotosynthese.
Genetica Sikkelcelziekte of sikkelcelanemie is een erfelijke aandoening waarbij het hemoglobine in de rode bloedcellen abnormaal gevormd is en de rode bloedcellen hierdoor een sikkelvorm kunnen aannemen. Mensen met deze ziekte hebben met name last van bloedarmoede, maar daarnaast kunnen ook allerlei andere klachten optreden, zoals pijnlijke crises door afsluiting van bloedvaten. Hieronder is een stamboom zichtbaar van een Afrikaanse familie, waarbij sikkelcelziekte voorkomt. De ouders willen graag weten hoe groot de kans is dat hun pasgeboren zoon (III) de ziekte heeft.
Biologie havo voorbereidende opgaven
1
© SSL 2015
a.
Hoe groot is deze kans? A. B. C. D. E.
5
0 25% 50% 75% 100%
Adembeweging Mensen kunnen op twee manieren inademen: via de buikademhaling of de borstademhaling.
6
a.
Welke spieren moet je aanspannen om een inademing uit te voeren met de borstademhaling?
b.
Welke spieren moet je aanspannen om een inademing uit te voeren met de buikademhaling?
c.
Stel dat je aan het uitademen bent. Is de druk in de longen dan hoger (positief) of lager (negatief) dan de buitenlucht?
Vertering & uitscheiding a.
7
Noem drie functies van de lever.
DNA a.
Leg uit wat een ‘transgene’ plant is.
Biologie havo voorbereidende opgaven
2
© SSL 2015
8
Evolutie De laatste jaren zijn de basten van bomen steeds donkerder geworden in verband met de luchtvervuiling. Bepaalde boomvlinders zitten vaak op deze bomen en leggen hun eitjes op de basten van deze boom. Elk jaar wordt er gekeken naar de kleur van de vleugels van deze vlinders. Hieruit is gebleken dat deze vlinders elk jaar donkerder van kleur zijn geworden. a.
9
Leg met behulp van de evolutietheorie uit hoe het kan dat deze vlinders donkere vleugels hebben gekregen. Gebruik in je antwoord de volgende termen: Genetische variatie, schutkleur, overlevingskans en natuurlijke selectie.
Homeostase Stel, je hebt net een zak snoep leeg gegeten. Hierdoor veranderen in het bloed de concentraties van twee hormonen, die door de alvleesklier gemaakt worden. a.
Geef aan welke hormonen dit zijn en hoe van elke hormoon de concentratie verandert direct na het eten van het snoepgoed.
Biologie havo voorbereidende opgaven
3
© SSL 2015
Planten Op het centraal examen moet je kunnen redeneren met transportprocessen zoals osmose en diffusie. Tijdens de cursus bespreken we een handig ezelsbruggetje zodat je de verschillen tussen osmose en diffusie kunt noemen. Deze transportprocessen moet je kunnen toepassen op planten. Daarom vind je hieronder extra informatie over planten die nodig is voor je centraal examen, maar die we niet klassikaal bespreken tijdens de cursus. Al je vragen over dit onderwerp kun je stellen tijdens het avondprogramma. Tip: schrijf je vragen op in je schrift! Transportprocessen in wortel van plant In de wortel van een plant bevinden zich endodermis cellen. Tussen de endodermis cellen bevinden zich waterdichte bandjes van Caspari (zie Binas 91B).
Functie: Waterdichte afsluiting tussen interne en externe gedeelte van de plant. Gevolg: alle stoffen die de plant opneemt moeten door de cellen van de endodermis.
Transport:
Endodermis cellen nemen anorganische stoffen (zouten) op door actief transport. Daardoor is er een hogere concentratie opgeloste deeltjes in de plant. Met als gevolg osmose van water dóór de cellen van endodermis de plant in.
Transportprocessen in de plant Er zijn twee typen vaten in planten die belangrijk zijn voor het examen.
Houtvaten Richting transport: omhoog (ezelsbruggetje: houtvaten omhoog) Samenstelling: water en anorganische stoffen (zouten, mineralen) Opwaartse kracht: 1) Zuiging vanuit bladeren door verdamping water via huidmondjes in bladeren. 2) Cappilaire werking watermoleculen ‘plakken’ aan elkaar (cohesie) en aan de wand van de vaten (adhesie) en ‘lopen’ zo omhoog. 3) Worteldruk doordat de wortel mineralen en water de houtvaten in pompt. Bastvaten Richting transport: naar beneden (ezelsbruggetje: bastvaten naar beneden) Samenstelling: water en opgeloste organische stoffen (vb. koolhydraten)
Biologie havo voorbereidende opgaven
4
© SSL 2015
10
Planten De cellen van de endodermis nemen anorganische stoffen zoals zouten/mineralen op. a.
Kost de opname van anorganische stoffen door de endodermis cellen energie? Verklaar je antwoord.
b.
Kost de opname van water via de endodermis cellen energie? Verklaar je antwoord.
c.
De houtvaten en bastvaten staan ook weergegeven in Binas 91B. Welke naam wordt in Binas gebruikt voor houtvaten? En welke voor bastvaten?
Drie transportprocessen door celmembranen zijn: 1. 2. 3. d.
actief ionentransport endocytose van organische stoffen osmose
Welke twee van deze transportprocessen vinden achtereenvolgens plaats bij celstrekking? Geef aan in welke volgorde deze twee processen plaatsvinden. Eerst proces ... en daarna proces ... .
Biologie havo voorbereidende opgaven
5
© SSL 2015
Scheik kundige aanvulling a gen Hie eronder worrden een aa antal scheikkundige beg grippen besp proken die van belang g zijn bij het vakk biologie. Deze D inform matie is bedo oeld voor le eerlingen die e geen scheeikunde in hun h vakkkenpakkett hebben. Alls je wel sch heikunde he ebt, kun je dit d gedeeltee van de voo orbereidend de opgaven overslaan. 1
Sttoffen en hu un samens stelling eden Attomen: kleiinste eenhe va an een stof O: zuurstofattoom N: stikstofato oom C: koolstofato oom H: waterstofa atoom
Moleculen: M atoomgroeepen met een e vaste sa amenstellinng O2 : zuurstof CO C 2 : koolstofdioxide H2O: water C6H12O6: glu ucose N2: stikstof NO N 3: nitraat
Io onen: elektrrisch gelade en attomen of ato oomgroepe en, vb b. Cl-, Na+
2
Zuren en bas sen pH = zuurtegra aad. Geeft aan in welkke mate een n waterig milieu zuur, nneutraal of basisch b is. pH heeft waarrden van 0 tot t 14. pH< <7: Zuur 0 1
pH < 7: zuur milieu; m veel H + ionen ten n opzichte van v OH- ionnen vb. maagzuur m + pH = 7: neutraal milieu; ge elijke conce entraties van n H en OH H ionen vb. v water + pH > 7: basisch milieu; ve eel OH ione en ten opzic chte van H ionen vb b. zeep 2
3
4
5
6
pH H=7: Neutraal 7 8 9
10
11
pH>7: Basisch 12 13 14
Neutralisatie: het verande eren van de e pH richting g de 7. p < 7 word dt meer bassisch (door toevoeging van een baase), de pH H wordt Bijvvoorbeeld: pH hog ger en gaatt richting de 7.
Biologie havo voorbereidende opgaven
6
© SSL 2015
3
Voedingsstoffen Sachariden (koolhydraten / suikers): bevatten C, H en O atomen Monosachariden: het kleinste onderdeel van sachariden Glucose / fructose Disachariden: bestaat uit twee monosacharide-eenheden Maltose / sacharose / lactose Polysachariden: bestaat uit meerdere monosacharide-eenheden Zetmeel / glycogeen Vetten / oliën (lipiden): bevatten C, H en O atomen Glycerol en 3 vetzuren Vetten: relatief veel verzadigde vetzuren Oliën: relatief veel onverzadigde vetzuren Eiwitten (proteïnen): bevatten C, H, O en N atomen (soms ook S) Aminozuren: een keten van (20 mogelijke) aminozuren = een eiwit Functies: Plasma-eiwitten (colloïden) / antistoffen / stollingsfactoren / receptoreiwitten / enzymen / hormonen.
4
Opgave over scheikunde: Er zijn veel verschillende spijsverteringsenzymen belangrijk bij de vertering van voedingsstoffen. Je hebt net een heerlijke maaltijdsalade gegeten en je gaat deze verteren. Tip: Maak gebruik van Binas a.
Noem twee enzymen die van belang zijn bij de vertering van het zetmeel uit deze planten?
b.
Één van bovengenoemde enzymen is aanwezig in het speeksel. Is dit enzym nog steeds werkzaam als het in de maag terecht komt? Leg uit waarom wel/niet.
c.
Waardoor kan de pH in de darm te laag worden?
d.
Welke stof in één van de verteringssappen zorgt er voor dat dit zure milieu weer geneutraliseerd wordt?
Biologie havo voorbereidende opgaven
7
© SSL 2015