2e jaargang ∙ februari 2016
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
Het chemobrein
Evidence based informatie over voeding en
Welke chemotherapie heeft de meeste invloed op de mentale weerstand?
kanker via internet
Voorwoord Vorige maand is mijn vriend Buz (Richard) Cooper overleden na een twee jaar durende strijd tegen pancreaskanker. Als hematoloog-oncoloog was Buz één van de eersten in de Verenigde Staten die een succesvolle kliniek had voor de behandeling van kanker. Daarnaast was hij econoom en adviseerde het Amerikaanse congres over de gezondheidseconomie. Vlak voor zijn overlijden schreef hij hierover een boek dat dit voorjaar zal verschijnen. Buz is voor mij van onschatbaar groot belang geweest tijdens de ziekte van mijn partner, die op 45-jarige leeftijd werd gediagnosticeerd met de meest agressieve vorm van lymfklierkanker in stadium 4. Ondanks zijn zeer geringe overlevingskans is hij er bovenop gekomen. Buz was een vraagbaak en ik mocht hem 24 uur per dag bellen. Buz laat een hele lieve vrouw achter, Barrie Cassileth, die op haar beurt weer een vriendin en mentor voor mij is. Zij is zetelhouder (chair) van de Laurence Rockefeller Chair voor Integrative Oncology van het Memorial Sloan Kettering Cancer Center in New York. Van deze uiterst bescheiden maar zeer doortastende vrouw heb ik heel veel geleerd. Samen vormden ze een uniek paar. Samen hebben zij ervoor gevochten kanker de wereld uit te helpen, hun hele leven lang. Toen ik dit ter sprake bracht, waren zowel Buz als Barrie zeer verbaasd over het feit dat nergens ter wereld iets geregeld was wat betreft voetzorg bij kankerpatiënten. Zij waardeerden het dat ik dit onderwerp voor het voetlicht bracht en steunden mij toen ik in oktober 2015 een groot internationaal congres van oncologen toesprak. Hier waren professoren van Harvard en andere grote universiteiten als co-sprekers aanwezig. Ook Barrie zat in de zaal – Buz was al te ziek – en zij was achteraf vol lof. Dat betekende heel veel voor mij, want als het niet goed geweest zou zijn, had ze dat ook gezegd. Tot slot bedank ik op deze plek Marion de Graaf. Als hoofdredacteur heeft zij aan de wieg gestaan van OncoZorg en op deze manier heeft zij bijgedragen aan de zorg rond kanker. Marion gaat zich richten op andere activiteiten en onze wegen zullen zich scheiden, toch draag ik ook deze vriendschap in mijn hart. Mischa Nagel Directeur Supplement, uitgever OncoZorg
Inhoud Voeding en kanker, wat wilt u weten? Evidence based informatie over voeding en kanker via internet
4
Borstkanker en opvliegers Voor welke niet-medische behandelingen is iets te zeggen?
12
Nieuws In het kort
18
Ovariumkanker Screening kan de mortaliteit significant verlagen
20
Lijnzaad Een gewas met veelzijdige eigenschappen
24
Het chemobrein Welke chemotherapie heeft de meeste invloed op de mentale weerstand?
28
Referenties De referenties van ieder artikel zijn te vinden vanaf deze pagina
32
Colofon
35
Voeding en kanker, wat wilt u weten? Evidence based informatie over voeding en kanker via internet
Door: Sandra Beijer, Merel van Veen, Anika Adriaans, Jeanne Vogel, Ellen Kampman
Voeding heeft een belangrijke ondersteunende rol bij kanker. Goede voeding maakt het mogelijk langdurige en intensieve behandeling te kunnen volhouden, de schade als gevolg van de behandelingen te minimaliseren en bij te dragen aan herstel. Na de behandeling kan gezonde voeding en een gezond gewicht het risico op terugkeer van de ziekte of het ontstaan van andere chronische ziekten verminderen. Kankerpatiënten of ex-kankerpatiënten en hun naasten vinden voeding vaak hun eigen verantwoordelijkheid. Om het ziektebeloop gunstig te beïnvloeden, hebben zij veel vragen over voeding maar zij worden regelmatig niet goed geïnformeerd. Wanneer ze zelf op zoek gaan naar informatie vinden ze vaak onbetrouwbare of verwarrende adviezen via het internet, de media of via familie en vrienden. Foutieve informatie kan leiden tot onnodige of zelfs ongezonde veranderingen in de voeding, zoals hoge doseringen vitaminen en mineralen via supplementen of het gebruik van dure superfoods. Inconsistente informatie
Nederland beschikt over een digitaal platform waar betrouwbare informatie over de meest uiteenlopende zaken rond voeding en kanker voor iedere belangstellende vrij beschikbaar is: ∞∞ www.voedingenkankerinfo.nl
Pagina 4 ∙ Februari 2016 ∙
vergroot gemakkelijk onzekerheid en machteloosheid wat een negatief effect heeft op de kwaliteit van leven van de (ex-)kankerpatiënt.
Verbetering informatievoorziening Om meer duidelijkheid te scheppen in de massa aan informatie op internet is in mei 2014 de website www.voedingenkankerinfo.nl gelanceerd.1 Deze website is onderdeel van het project ‘Task Force on nutrition and cancer’ en richt zich op het verbeteren van de informatievoorziening op het gebied van voeding en kanker. Dit project wordt gefinancierd door KWF/Alpe d’Huzes. De basis voor deze website vormt de wetenschappelijke en praktische informatie over voeding en kanker die al beschikbaar was via papieren informatiedragers zoals brochures. Nieuw is echter dat patiënten, publiek, zorgverleners, en andere geïnteresseer-
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
den hun eigen vragen kunnen stellen op de site. Die worden beantwoord op basis van de nieuwste wetenschappelijke bevindingen en op de site gepubliceerd indien het een vaak voorkomende vraag betreft. Persoonlijke vragen worden via de e-mail beantwoord. Sinds de lancering zijn ruim 475 vragen binnengekomen en zijn de antwoorden van 145 vragen op de site gepubliceerd. Vragen die wel over kanker maar niet over voeding gaan, worden verwezen naar een andere website zoals kanker. nl. Ook krijgen we veel verzoeken om een voorraad visitekaartjes van de site. In toenemende mate geven zorgverleners namelijk geen stapeltje papieren informatie meer aan de patiënt, maar een visitekaartje met de site-gegevens zodat de patiënt een antwoord kan vinden op het moment dat een vraag bij hem of haar opkomt.
De vragen die via de website binnenkomen, gaan voornamelijk over specifieke voedingsmiddelen en over klachten tijdens de behandeling. Er is veel belangstelling voor het mogelijk effect van bepaalde stoffen in voedingssupplementen of voor voedingsmiddelen die effect zouden hebben op tumorgroei. Onderzoek naar voedingsstoffen heeft zich echter vaak beperkt tot laboratoriumonderzoek in tumorcellijnen of proefdieronderzoek. Resultaten uit deze onderzoeken kunnen nooit worden vertaald naar de mens, omdat stoffen in het menselijk lichaam zich heel anders gedragen en processen heel anders kunnen verlopen dan bij proefdieren en cellijnen. Zo wordt de werkzame stof vaak onwerkzaam gemaakt in het maagdarmkanaal. De in cellijnen en bij proefdieren gebruikte doseringen kunnen nooit in het menselijk lichaam worden geëven-
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 5
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
aard en komen in die concentraties ook niet in normale voeding voor. Bovendien staat de werkzame stof bij onderzoek met cellijnen in direct contact met de tumorcellen en wordt bij proefdieronderzoek de stof vaak direct in de tumor ingespoten. Omdat onder andere de media effecten uit laboratorium- en proefdieronderzoek vaak uitgebreid onder de aandacht brengen, zijn er veel niet-wetenschappelijk onderbouwde beweringen en fabels in omloop.
De antwoorden op een aantal populaire vragen van de website Is het zinvol om antioxidanten te slikken tijdens chemotherapie? 2 Er zijn studies die laten zien dat hoge doseringen antioxidanten kunnen helpen tegen de bijwerkingen van chemotherapie. Er is echter ook een aantal studies waarin de werking van de chemotherapie negatief beïnvloed leek te worden. De werking van sommige chemotherapeutica is gericht op de vorming van vrije radicalen. Deze vrije radicalen beschadigen de tumor. Als deze vrije radicalen weggevangen worden door antioxidanten zal de chemotherapie minder goed werken. Een onderzoek naar het effect van antioxi-
Pagina 6 ∙ Februari 2016 ∙
danten op schade aan het hart, veroorzaakt door chemotherapie, liet zien dat patiënten die antioxidanten slikten, minder vaak schade aan het hart kregen. Als echter de werking van de chemotherapie dan minder is, schiet het slikken van antioxidanten zijn doel voorbij.2 Omdat patiënten vaak antioxidanten slikken maar dit niet altijd spontaan melden bij bezoek aan arts of andere hulpverleners is het belangrijk het gebruik van vitamine- en mineraalsupplementen standaard na te vragen.
Zijn açaíbessen werkzaam tegen kanker?3 Açaíbessen zijn donkerpaarse besjes afkomstig uit Zuid-Amerika. De laatste jaren zijn ze zeer populair, zowel als sap als gedroogd (in de vorm van poeder of tablet) onder de term superfood. Açaíbessen zijn rijk aan antioxidanten en in studies in kankercellijnen leken açaíbessen, maar ook frambozen, blauwe bessen en andere soorten bessen, een anti-kanker effect te hebben. Het onderzoek is tot op heden echter beperkt gebleven tot onderzoek in losse tumorcellen. Er zijn geen studies bij mensen uitgevoerd. Waarom is er dan toch zoveel aandacht voor açaíbessen? Fabrikanten gebruiken
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
het magere bewijs uit het reageerbuisonderzoek om açaíbessen te promoten. Ze verkopen echter vooral een duur middel zonder een bewezen effect.
Heeft het drinken van basisch water een gunstige invloed?4 Basisch of alkalisch water is kraanwater dat een scheikundig proces heeft ondergaan en hierdoor een basische pH waarde heeft gekregen (pH>7). Ook zijn er bedrijven die allerlei pillen, druppels en apparaten aanbieden om water basisch te maken. In de media verschijnen regelmatig berichten dat door verkeerde voeding en stress het water in de lichaamscellen verzuurt en dat dit tot kanker kan leiden. Basisch water zou dit tegengaan. Beide beweringen zijn niet wetenschappelijk onderbouwd. Alleen bij grote lichamelijke inspanning kan verzuring van de spieren optreden. Het lichaam reageert echter direct op een dergelijke verzuring en heeft de beschikking over een perfect buffersysteem om die verzuring goed aan te pakken en het evenwicht te herstellen. In het bloed is altijd bicarbonaat (een base) aanwezig. Deze stof is het belangrijkst voor het in stand houden van de zuurgraad (pH) van het bloed. Bicarbonaat zorgt ervoor dat het
bloed niet te zuur wordt maar ook niet te basisch, zodat alle organen optimaal kunnen functioneren en het lichaam zelf niet in gevaar komt. De longen en nieren reguleren de hoeveelheid bicarbonaat in het bloed. Door sneller ademhalen komt er meer bicarbonaat in het bloed en door langzamer te ademen minder. De nieren controleren de concentratie van het bicarbonaat in het bloed door dit vast te houden of juist uit te scheiden. Aan het drinken van basisch water worden allerlei gunstige effecten op de gezondheid toegeschreven. Daar is geen enkel wetenschappelijk bewijs voor omdat deugdelijk onderzoek ontbreekt. Bovendien zorgt het maagzuur meteen na het drinken van dit water dat het niet meer basisch is waardoor er geen effect kan worden verwacht.
Kan suiker de groei van de tumor extra bevorderen? 5 Vaak wordt gezegd dat suiker de tumor laat groeien. Hiervoor is echter geen wetenschappelijk bewijs. Natuurlijk gebruikt een tumor voedingsstoffen, zoals alle lichaamsweefsels. Er zijn echter geen betrouwbare aanwijzingen dat suiker in de voeding aan extra groei van de tumor bijdraagt.
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 7
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
Wel kan het gebruik van suiker en producten waar suiker aan is toegevoegd gemakkelijk leiden tot overgewicht. Overgewicht verhoogt het risico op terugkeer van de tumor en kan ook het verloop van de ziekte verslechteren. Dat zijn goede redenen om het gebruik van suiker te beperken.
Mag ik vis eten en visolie gebruiken bij chemotherapie?6,7 Onderzoekers hebben ontdekt dat bij muizen kankercellen minder gevoelig worden voor chemotherapie door bepaalde vetzuren in het bloed: de PIFA’s (platinum-induced fatty acids). PIFA’s zijn stoffen die in visolie zitten, maar die het lichaam ook zélf maakt uit visolie. Visolie zit in commercieel verkrijgbare visolie-supplementen en in vette vis. Een hoog gehalte aan PIFA’s in het bloed maakte in deze muizenstudie de chemotherapie minder werkzaam. Onderzoek bij gezonde vrijwilligers laat zien dat de hoeveelheid PIFA’s in het bloed door het gebruik van visolie-supplementen en vette vis stijgt tot een niveau waarop deze PIFA’s de chemotherapie zouden kunnen tegenwerken. De Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO) pleit er daarom voor
Pagina 8 ∙ Februari 2016 ∙
om een heel korte periode, dat wil zeggen alleen 24 uur voor en 24 uur na het moment dat de chemotherapie wordt toegediend, geen visoliesupplementen of vette vis te gebruiken. Dit advies geldt vooralsnog alleen voor patiënten die met Irinotecan en platina bevattende chemotherapie zoals Cisplatin en Oxaliplatin worden behandeld. Onder de vette vissoorten vallen onder andere haring, bokking, makreel, zalm, sardientjes en ansjovis. Magere vissoorten zoals schol, tong, kabeljauw, koolvis, tilapia en pangasius kunnen wel worden gebruikt. Bij drinkvoeding kan gekozen worden voor een variant zonder toevoeging van visolie. Resultaten uit dierproefonderzoek kunnen echter niet direct worden vertaald naar de mens en gezonde vrijwilligers reageren anders dan zieke mensen. Hoewel de uitkomsten van dit onderzoek nog onzekerheden met zich meebrengen en vragen oproepen, is het uit het oogpunt van veiligheid goed om geen risico te nemen en producten met visolie en vette vis tijdens behandeling met Irinotecan en platina bevattende chemotherapie af te raden.
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
Moet ik groene thee drinken tijdens de behandeling van kanker?8,9,10 Groene-thee-bladeren en zwarte-thee-bladeren zijn afkomstig van dezelfde plant. De groene-thee- bladeren worden alleen licht gestoomd voor ze klaar zijn voor gebruik. Hierdoor behouden ze hun groene kleur en milde smaak. De zwarte-thee-bladeren worden geoxideerd en soms ook gerookt, hierdoor krijgen ze de zwarte kleur en sterkere smaak. Bij een aantal studies met kankercellen en bij muizen leek groene thee de vorming van uitzaaiingen te voorkomen.8 Dit is echter nog niet in mensen onderzocht. Er kan daarom niet gezegd worden dat groene thee het vormen van uitzaaiingen zou kunnen beïnvloeden. Componenten van groene thee in combinatie met targeted therapy die de stof bortezomib bevat, kan mogelijk de werkzaamheid van de behandeling verminderden. Bij behandeling met bortezomib is het advies geen groene thee te drinken.9 Effecten van groene thee op de werkzaamheid van andere (chemo-) behandelingen moeten nog nader worden onderzocht. Een eventueel positief effect van groene
thee bij de behandeling met aromataseremmers wordt toegeschreven aan de antioxidanten in groene thee, de catechines of polyfenolen. Aromataseremmers zijn medicijnen die de werking van het enzym aromatase in het bloed remmen. Het enzym aromatase stimuleert bij vrouwen de aanmaak van oestrogenen in het onderhuids vetweefsel. Een studie bij ratten liet zien dat een catechine extract uit groene thee geen effect had op de remming van aromatase. Een andere studie onderzocht het effect van polyfenolen uit zwarte thee op menselijke borstkanker cellijnen. In deze studie werd wel remming van het aromatase gevonden.10
Wat kan ik doen als ik last heb van slijmvorming in de mond of keel?11 Taai slijm in de mond of keel kan voorkomen na bestraling in het hoofd-halsgebied. Wanneer de grote speekselklieren zijn meebestraald, zijn ze beschadigd door de bestraling. Hierdoor produceren deze speekselklieren taai slijm dat moeilijk kan worden weggeslikt. Het lijkt soms alsof de keel door een ‘spinnenweb’ van taai speeksel wordt afgesloten. Dit taaie slijm wordt bijna nooit veroorzaakt door voeding. Wanneer het
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 9
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
slijm moeilijk kan worden doorgeslikt kan het slijm het beste met een tissue uit de mond worden gehaald. Wanneer het slijm boven de keel zit kan dit het beste worden verwijderd met een wattenstokje of met een klein tandenborsteltje. Veel mensen denken dat melk voor slijmvorming zorgt. Melk is echter niet de oorzaak van de slijmvorming. Melk en melkproducten kunnen wel een plakkerig gevoel in de mond geven. Daardoor lijkt het alsof er extra slijm gevormd is. Het kan helpen om de mond te spoelen met water, thee of koffie na het drinken van melk. Ook spoelen met vruchtensap kan helpen. Zure melkproducten, zoals karnemelk en (drink)yoghurt, geven een minder plakkerig gevoel. Door te spoelen met koolzuurhoudend water of met een zoutoplossing of een zoutsoda-oplossing (twee theelepels keukenzout of één theelepel keukenzout en één theelepel soda oplossen in een liter – lauwwater) kan het slijm enigszins worden opgelost. Daarnaast kan de aanmaak van waterig speeksel worden gestimuleerd door te kauwen op fris-zure producten zoals ananas, appel, kiwi, tomaat, augurk, komkommer of uitjes. Bij gevoelige slijmvliezen kunnen deze producten echter te scherp zijn.
Hoe kan ik afvallen als ik door de behandeling te zwaar ben geworden?11,12,13,14 Er zijn bepaalde behandelingen die gewichtstoename veroorzaken zoals
Pagina 10 ∙ Februari 2016 ∙
chemotherapie en hormonale therapie tegen borstkanker en hormonale therapie tegen prostaatkanker. Ook het in de overgang komen door de behandeling, een ander voedingspatroon of minder bewegen kan tot gewichtstoename leiden. De belangrijkste onderdelen om verantwoord af te vallen zijn meer beweging en minder eten. Het is de bedoeling dat er meer energie wordt verbruikt dan dat het lichaam binnenkrijgt. Op die manier zal het lichaam op zoek gaan naar andere vormen van brandstof en vet gaan verbranden. Minder eten kan door niet te veel tussendoortjes te nemen, te kiezen voor magere of halfvolle producten, geen suiker toe te voegen aan thee en koffie of te kiezen voor light frisdrank (vruchtensap bevat veel calorieën). Als er bij verhoogde eetlust toch behoefte bestaat aan tussendoortjes, neem dan voedingsmiddelen die weinig energie leveren. Voorbeelden hiervan zijn fruit, magere zuivelproducten zonder suiker, een kaakje/biscuitje of een sneetje brood, een toastje met magere kaas of een schaaltje rauwkost met vetarme dressing. Verder helpt het om bij verhoogde eetlust veel water te drinken en vezelrijke voeding te gebruiken zoals volkorenbrood, zilvervliesrijst, volkorenpasta en een ruime portie fruit en groente en om aan tafel te gaan zitten tijdens het eten en niet te snel te eten. Zo voelt iemand beter of hij/zij verzadigd is zodat er minder snel te veel wordt gegeten.
Voeding en kanker, wat wilt u weten?
Figuur 1: Aantal bezoekers van de website in 2014 en 2015 Naast minder eten is meer bewegen erg belangrijk. Het meest efficiënt is om matig intensieve lichaamsbeweging te hebben, gedurende ten minste dertig minuten per dag. Door meer te bewegen wordt meer energie verbruikt. Belangrijk hierbij is voldoende eiwit te gebruiken om de opbouw van spiermassa te ondersteunen. Om gewichtsverlies tijdens en na de behandeling van kanker op een verantwoorde wijze te laten plaatsvinden wordt geadviseerd dit bij voorkeur te doen onder begeleiding van een diëtist en oncologisch fysiotherapeut. Helaas helpt de aanpassing van het eet- en beweegpatroon niet altijd voldoende. De patiënt blijft dan verder aankomen wat een zeer vervelend en frustrerend effect van de behandeling is.
ten met een zachte consistentie die geschikt zijn voor mensen die last hebben van een pijnlijke mond.
Tot slot Men weet de website steeds beter te vinden. De website had het afgelopen jaar 407.300 pageviews en 198.889 bezoekers waarvan 85% nieuwe bezoekers waren. Het aantal bezoekers is hiermee ten opzichte van vorig jaar fors gestegen (zie figuur 1). Het aantal website bezoekers stijgt onmiddellijk wanneer er berichten in de media verschijnen zoals de berichten rondom vis en chemotherapie en het WHO rapport over vlees en kanker. ∞
Over de auteurs Recepten Naast de antwoorden op de vragen worden ook recepten met filmpjes op de website geplaatst. Deze recepten zijn speciaal voor onze website ontwikkeld, de doelgroep van de recepten zijn mensen met kanker, die last hebben van smaakveranderingen. Ook zijn er recep-
• Dr. Sandra Beijer, ir. Merel van Veen en Anika Adriaans zijn verbonden aan het Integraal Kankercentrum Nederland, Utrecht. • Jeanne Vogel is verbonden aan de Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie. • Prof.dr.ir. Ellen Kampman is verbonden aan de Wageningen Universiteit en het Radboud UMC Nijmegen.
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 11
Borstkanker en opvliegers
Voor welke niet-medische behandelingen is iets te zeggen? Door: ir. Willem Koert, wetenschapsjournalist
De meeste vrouwen die worden behandeld voor borstkanker krijgen te maken met opvliegers. Hoe die precies ontstaan is niet bekend en een honderd procent werkzame en veilige behandeling is nog niet voor handen. Er zijn wel enkele veilige en beloftevolle niet-medische behandelmethoden die in individuele gevallen het overwegen waard zijn. Meer dan de helft van alle vrouwen die worden behandeld voor borstkanker1, en een vergelijkbaar percentage van alle mannen die leven met prostaatkanker2, heeft last van opvliegers of, zoals dat in de Engelstalige medische literatuur doorgaans heet van ‘vasomotor symptoms’. Opvliegers kunnen op zichzelf al behoorlijk vervelend en soms zelfs invaliderend zijn, maar verminderen de kwaliteit van leven ook indirect doordat ze dagelijkse bezigheden en slaap ontregelen. Het tijdens de behandeling krijgen van opvliegers is dan ook één van de meest voorkomende redenen waarom vrouwen met borstkanker hun antihormoonbehandeling voortijdig beëindigen.3 Daardoor verhoogt bij die groep de kans op terugkeer van de ziekte. Bij kankeroverlevers is grote interesse in methoden, supplementen en voedingsingrepen die opvliegers verminderen. Websites, tijdschriften en wetenschapsbijlagen van dagbladen berichten geregeld over dergelijk methoden, vaak naar aanleiding van wetenschappelijke studies.
Die berichten hebben echter dikwijls betrekking op dierstudies en kleine verkennende studies. Het is nog maar de vraag of de resultaten overeind blijven in humane studies met meer proefpersonen en degelijker onderzoeksprotocollen. Bovendien hebben veel berichten betrekking op supplementen waarvan onderzoekers vrezen dat ze borstkanker misschien in de hand werken. Dit artikel vat samen wat over belangrijkste en best onderzochte niet-medische behandelmethoden voor opvliegers bekend is. Het beperkt zich tot opvliegers bij borstkankerpatiënten.
Oorzaken van opvliegers Het lichaam reguleert zijn temperatuur. Is de lichaamstemperatuur enkele tienden graden hoger dan normaal, dan compenseert het lichaam daarvoor met transpiratie en het verwijden van de bloedvaten in de huid. Is de lichaamstemperatuur enkele tienden graden lager dan normaal, dan probeert het door te rillen verdere daling van de
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 13
Borstkanker en opvliegers
Gezonde voeding Gezonde menopauzale vrouwen kunnen opvliegers bestrijden door gezonder te leven en te eten.11 Er is maar weinig wetenschappelijk onderzoek naar het effect van voedingspatronen op opvliegers bij borstkankerpatiënten. Het beetje onderzoek dat beschikbaar is, is wel positief. Volgens een epidemiologische studie die de Amerikaanse epidemioloog Ellen Gold in 2006 publiceerde in Menopause vermindert een dieet met veel volwaardige plantaardige producten zoals volle granen, groenten en fruit opvliegers bij borstkankerpatiënten. Des te meer voedingsvezels de vrouwen consumeerden, des te minder last hadden de vrouwen van opvliegers. Gold ontdekte trouwens ook dat vrouwen met een gezond lichaamsgewicht minder last van opvliegers hadden als ze niet te zwaar waren.12 Een kleine en recente Australische studie heeft die resultaten bevestigd. In dat onderzoek volgden enkele tientallen borstkankerpatiënten gedurende twaalf weken een programma dat ze stimuleerde om onder meer gezonder te eten, meer te bewegen en te stoppen met roken. Het programma reduceerde het aantal en de ernst van de opvliegers.13
lichaamstemperatuur te voorkomen. Het orgaan dat de lichaamstemperatuur reguleert zetelt in de hypothalamus, een klier in de hersenen. Neurologen noemen het gebied in de hypothalamus dat specifiek betrokken is bij het reguleren van de lichaamstemperatuur het thermoregulatiecentrum. Als de concentratie van het hormoon estradiol in het bloed lager is dan normaal, raakt het thermoregulatiecentrum ontregeld. Dat kan gebeuren in de overgang, maar ook door het gebruik van medicijnen die de aanmaak van estradiol stopzetten of de werking ervan blokkeren. Chemokuren en antioestrogenen, als anastrozole, vallen onder de eerstgenoemde categorie, antioestrogenen, zoals tamoxifen of anastrozole onder de tweede. Opvliegers zijn het directe gevolg van de ontregeling van het thermoregulatiecentrum.
Pagina 14 ∙ Februari 2016 ∙
Hormoontherapie Tijdens de overgang heeft ongeveer de helft van de vrouwen last van opvliegers. Meestal verdwijnen die binnen enkele jaren na het begin van de overgang. Synthetische versies van estradiol zijn een probaat middel tegen opvliegers, maar die hormonen zijn meestal ongeschikt voor borstkankerpatiënten. Estradiol stimuleert de groei van veel typen borstkanker. De behandeling met antioestrogenen is bedoeld om de groei van borstkankercellen af te remmen of terugkeer van de ziekte te voorkomen. Toediening van synthetische vormen van estradiol ondergraaft de beschermende werking van de antioestrogenen.
Suppletie Hetzelfde geldt mogelijk voor het gebruik van veel concentraten van kruiden die volgens producenten van supplementen overgangsverschijnselen zouden moeten verzachten. Die produc-
Borstkanker en opvliegers
ten bevatten bijvoorbeeld extracten van hop (Humulus lupulus), zilverkaars (Cimicifuga simplex) of van Royal Jelley. Zeker hop4, maar ook zilverkaars5 en ook Royal Relly6 bevatten stoffen die de werking van estradiol imiteren. Dat kan verklaren waarom volgens enkele studies en ervaringen van gebruikers dit soort supplementen opvliegers verzachten of hun incidentie verminderen. Het kan echter ook betekenen dat borstkankerpatiënten die deze supplementen gebruiken de effectiviteit van hun behandeling ondergraven. In dierstudies versnelt zilverkaars, dat tussen twee haakjes volgens kleine studies inderdaad opvliegers verzacht bij vrouwen die tamoxifen gebruiken7, inderdaad de uitzaaiing van borstkankertumoren.5 Andere supplementen met een pseudo-oestrogene werking zijn rode klaver (Trifolium pratense), sojaboon (Glycine max) en vlaszaad (Linum usitatissimum). Kritische wetenschappers vrezen dat ook deze extracten in hoge doses de kans op terugkeer van de ziekte kunnen verhogen. Volgens overzichtsstudies werken deze supplementen bovendien niet tegen opvliegers.8,9,10
Sint Janskruid Oncologen die opvliegers met medicijnen bestrijden gebruiken daarvoor dan ook geen oestrogenen, maar andere middelen zoals het antidepressivum paroxetine of de bloeddrukverlager clonidine. Die middelen imiteren respectievelijk de werking van serotonine en noradrenaline, twee neurotransmitters
die betrokken zijn bij de regulering van de lichaamstemperatuur. Een supplement dat op een manier werkt die in de verte is te vergelijken met het werkingsmechanisme van paroxetine is Sint Janskruid. Sint Janskruid heeft een milde antidepressieve werking. In studies verhoogt suppletie met Sint Janskruid weliswaar de kwaliteit van leven van menopauzale vrouwen, maar heeft het kruid geen noemenswaardige invloed op de frequentie en intensiteit van opvliegers.14
Borstkanker en opvliegers
Hoewel Sint Janskruid geen oestrogene werking heeft, is ook dit supplement niet veilig voor kankerpatiënten. Sint Janskruid versnelt de afbraak van ongeveer zestig procent van alle medicijnen, en kan daardoor hun werking ondergraven.
Stoppen met roken Een leefstijlfactor die bij menopauzale vrouwen opvliegers in de hand werkt, is roken. Volgens een epidemiologische studie die onderzoekers van de Johns Hopkins School of Public Health in 2008 publiceerden, hebben rokende vrouwen twee keer meer kans op opvliegers dan vrouwen die niet roken.15 Hoe dat precies kan is niet duidelijk, maar volgens een al wat oudere theorie verstoort tabaksrook de hormoonhuishouding.
Mogelijk effectief: acupunctuur Volgens metastudies blijkt uit de tot dusver gepubliceerde studies niet dat acupunctuur gezonde menopauzale vrouwen beschermt tegen opvliegers.17 Desondanks zijn diverse studies gepubliceerd waarin acupunctuur bij vrouwen met borstkanker positief reageren op de acupunctuurbehandeling.18,19,20 In 2010 rapporteerden oncologen van het Henry Ford Hospital zelfs dat accupunctuur even effectief was in het bestrijden van opvliegers als venlafaxine, een antidepressivum dat vergelijkbaar is met paroxetine.21 Honderd procent zeker dat accupunctuur borstkankerpatiënten van hun opvliegers af helpt is er nog niet. Daarvoor zijn er nog te weinig studies. Omdat accupunctuur geen bijwerkingen heeft, is het wel een behandeloptie.
Regelmatig maaltijdenpatroon Opvliegers treden vaker op bij een lege maag.16 De eerste negentig minuten na een maaltijd, als de glucosespiegel hoog is, is de kans op een opvlieger volgens kleine experimentele studies aanmerkelijk kleiner dan wanneer weinig glucose in het bloed circuleert. Dat impliceert dat een levensstijl met frequente kleine maaltijden helpt tegen opvliegers. Een aanvullende strategie is de vervanging van levensmiddelen met veel snel opneembare koolhydraten (zoals producten die zijn gebaseerd op witbrood, gebak, koekjes of frisdranken die zijn gezoet met suiker) door vezelrijke producten met langzaam opneembare koolhydraten (zoals volkoren brood, volkoren pasta en bonen).
Pagina 16 ∙ Februari 2016 ∙
Niet effectief: yoga en meer Voor zover dat uit de huidige onderzoeksliteratuur op te maken is, vermindert yoga opvliegers niet bij gezonde menopauzale vrouwen22 en ook niet bij borstkankerpatiënten.23 Desalniettemin kan yoga wel andere complicaties van de behandeling verzachten, zoals pijn in de gewrichten, vermoeidheid, stress en opgezwollen armen. Ook sport of een andere vorm van intensieve beweging, ontspanningsoefeningen en mindfulness helpen volgens overzichtsstudies niet tegen opvliegers, maar mogelijk wel tegen andere vervelende aspecten van de medische behandeling.9
Borstkanker en opvliegers
Hypnose Een niet-medische behandeling die in de schaarse gepubliceerde studies hogere ogen gooit, is hypnose. Ook van hypnose staat de werkzaamheid nog niet honderd procent vast, maar de paar studies die zijn gepubliceerd zijn positief. Bovendien heeft hypnose geen bijwerkingen. Volgens onderzoek door psychologen van de universiteit van Baylor hebben borstkankerpatiënten, wat opvliegers betreft, evenveel baat bij vijf wekelijkse hypnosesessies als bij behandeling met antidepressiva. In die studies verminderde hypnose de opvliegers met zeventig procent.24,25 In 2013 rapporteerden onderzoekers van dezelfde universiteit nog betere resultaten als gevolg van een reeks van twaalf wekelijkse sessies.26
Samenvatting Hormoontherapie en supplementen zijn niet geschikt als middel tegen opvliegers. Een verbetering van de leefstijl door een gezond dieet met veel volwaardige plantaardige voedingsmiddelen en stoppen met roken kan daarentegen wel verlichting bieden. Voor sporten, yoga, intensief bewegen, mindfulness en ontspanningsoefeningen is veel te zeggen, maar niet dat ze opvliegers helpen tegengaan. Twee behandelmethoden waarvan de werkzaamheid weliswaar nog niet volledig is bewezen, maar die toch het overwegen waard zijn, zijn acupunctuur en hypnose. ∞
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 17
Nieuws In het kort
Palliatieve zorg aan huis met een iPad Ernstig zieke patiënten willen vaak hun laatste levensfase thuis doorbrengen. Dat vereist extra zorg en aandacht van huisarts, thuiszorg en mantelzorgers. Een deel van de patiënten heeft daarnaast specialistische palliatieve zorg nodig als de problemen complex worden. Kan dat ook aan huis geregeld worden? En als die fysiek niet gegeven kan worden, is videoconsultatie dan ook een optie?
LEES VERDER
Pagina 18 ∙ Februari 2016 ∙
KWF-subsidie voor onderzoek naar werking beweegprogramma Voldoende bewegen na behandeling van kanker verbetert de fitheid, vermindert vermoeidheid, verbetert de stemming en verkleint mogelijk het risico op de terugkeer van kanker. Toch beweegt maar de helft van de mensen na een kankerbehandeling voldoende. Om mensen na een borst- of prostaatkankerbehandeling te ondersteunen om in beweging te komen en te blijven, werd eerder een internet-zelfmanagementprogramma ontwikkeld dat hulp biedt bij het oppakken van alledaagse activiteiten als wandelen of fietsen. LEES VERDER
Nieuws In het kort
Minder ziekenhuisopnames door casemanager palliatieve zorg
Overlever kinderkanker vaker ongehuwd en in ziektewet
Patiënten met kanker die thuis ondersteuning krijgen van een casemanager palliatieve zorg overlijden vaker thuis en minder vaak in het ziekenhuis dan patiënten zonder casemanager. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Annicka van der Plas aan het VUmc. Zij keek naar de begeleiding die wordt geboden aan patiënten met kanker en de rol van de casemanager in de thuissituatie. De casemanager biedt extra begeleiding in complexe situaties en wordt niet ervaren als de zoveelste zorgverlener aan het bed van de patiënt. LEES VERDER
Volwassenen die op de kinderleeftijd kanker hebben gehad, zijn vaker ongehuwd, wonen vaker bij hun ouders of in een instelling en leven vaker van een uitkering dan leeftijdgenoten die geen kanker hadden. Dat concluderen Anna Font-Gonzalez en Lieke Feijen na vergelijking van overlevers van kanker uit een cohort van het Emma Kinderziekenhuis (EKZ/AMC) met gematchte controles uit de algemene populatie. LEES VERDER
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 19
Ovariumkanker
Screening kan de mortaliteit significant verlagen Door: MIscha P.M. Nagel
Het screenen op ovariumkanker kan het aantal doden als gevolg van deze ziekte met 20% verminderen, aldus de resultaten van een cohortstudie die in december 2015 in het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet werd gepubliceerd. Ovariumkanker wordt vaak pas in een laat stadium ontdekt en 60% van de patiënten overlijdt binnen vijf jaar na de diagnose. Aangezien de ziekte nagenoeg geen klachten geeft, wordt deze vorm van kanker de Silent Lady Killer genoemd. Het grootste deel van de patiënten (75 procent) meldt zich pas wanneer de ziekte al in een vergevorderd stadium is. Professor Ian Jacobs, van het Institute for Women’s Health University College
Pagina 20 ∙ Februari 2016 ∙
in London en zijn collega’s veronderstelden dat screening van de ovaria bij alle vrouwen in het algemeen zou moeten leiden tot eerdere ontdekking. Ook zou er een grotere kans op genezing zijn zonder het lichaam verder te beschadigen door middel van de screening. Screening wordt steeds meer toegepast ook op andere vormen van kanker. The United Kingdom Collaborative Trial of Ovarian Cancer Screening (UKCTOCS) is een van
Ovariumkanker
de grootste gerandomiseerde onderzoeken ook op dit gebied.
Het onderzoek De deelnemers werden geselecteerd uit 1,2 miljoen vrouwen tussen de 50 en 74 jaar. Tussen 2001 en 2005 werden 202.630 vrouwen geïncludeerd via 13 specialistische centra verdeeld over het Verenigd Koninkrijk. De deelnemers werden gerandomiseerd ingedeeld naar een 2:1:1 ratio: 101.299 vrouwen werden niet gescreend, 50.623 ondergingen een jaarlijkse echo en 50.624 vrouwen ondergingen een jaarlijkse screening door middel van een bloedtest en een echo. De jaarlijkse screening werd gestopt in december 2011 en de verwerking van de resultaten duurde tot december 2014. Daarbij werden gegevens van de nationale database kanker/sterfte betrokken en gegevens die verkregen waren via een enquête.
Positieve uitkomst jaarlijkse screening De opvolgtijd was 11,4 jaar. Ovariumkanker werd vastgesteld bij 630 vrouwen die geen screening hadden ondergaan, bij 314 vrouwen die alleen door middel van een echo waren gescreend en bij 338 vrouwen die en een echo hadden gekregen en bij wie de bloedwaarden waren gemeten. Als bij de vrouwen een niet gediagnosticeerde ovariumkanker werd vastgesteld aan het begin van de studie, werden zij alsnog geëxcludeerd. Vergeleken met de groep vrouwen die geen screening hadden ondergaan van jaar 0 tot 14 was de mortaliteit gedaald met maar liefst 11% bij de groep vrou-
wen die alleen met een echo waren gecheckt en met 15% bij de groep die zowel een echo als een bloedonderzoek hadden gekregen. Deze getallen vertegenwoordigen een relatieve reductie van 8% in jaar 0 tot en met 7 en 23% in jaar 7 tot en met 14 in de groep die zowel een echo als een bloedonderzoek heeft ondergaan en een reductie van 2% in jaar 0 tot 7 en 21% in jaar 7 tot 14 in de groep die als sreening alleen een echo had gekregen. De gemiddelde mortaliteitsdaling die is waargenomen ligt op 20% in het algemeen en 28% in jaar 7 tot 14. Professor Jacobs voegt hieraan het volgende toe: “De resultaten van deze UKCTOCS laten zien dat een mortaliteitsvermindering kan plaatsvinden in een spectrum van 15% tot 28%. Een vervolgstudie op deze UKCTOCS zal een grotere zekerheid bieden ten aanzien van daadwerkelijk te behalen percentages. Er valt dan ook nog veel winst te behalen.”
Meer aandacht voor ovariumkanker Co-auteur prof. Usha Menon van het University College London geeft aan dat screening de mortaliteit als gevolg van ovariumkanker kan reduceren. De uitkomsten van de behandeling van deze kanker zijn in de afgelopen decennia echter marginaal gestegen. Ook zij benadrukt dat veel meer onderzoek gedaan moet worden.
Nederland In Nederland deed de patiëntenvereniging voor vrouwen met gynaecologische kanker, Stichting Olijf, een oproep die hier direct op aansluit: “Bij het toe-
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 21
Ovariumkanker
kennen van onderzoeksgelden moet nog meer rekening worden gehouden met ovariumkanker. De sterftekans is de afgelopen 25 jaar niet veranderd: nog steeds sterven zeven van de tien vrouwen die deze ziekte krijgen binnen tien jaar. Ieder jaar wordt in Nederland bij ongeveer 1.300 vrouwen ovariumkanker gevonden en sterven ongeveer duizend vrouwen aan de ziekte. De diagnose wordt meestal pas laat gesteld, omdat de symptomen meestal vaag zijn, zoals een gezwollen buik, een vol gevoel en moeite met eten, misselijkheid, bekken- of buikpijn, vaak moeten plassen en verstopping”. Stichting Olijf doet dan ook een oproep aan de overheid om meer subsidie vrij te maken voor onderzoek naar ovariumkanker.
Juiste interpretatie van de symptomen In 2009 verscheen in de British Medical Journal een artikel hoe huisartsen meer alert kunnen zijn wanneer vrouwen met bepaalde zogezegd vage klach-
Enkele feiten over ovariumkanker »» 1 op de 4 Amerikanen krijgt kanker en in Europa is dat 1 op 3. »» 21,980 nieuw gediagnosticeerde vrouwen met ovariumkanker werden in 2014 geteld in de VS. »» 14.270 vrouwen zijn in 2014 in de VS aan ovariumkanker gestorven. Nederlandse Cijfers: Mortaliteit Ovariumkanker vanaf 1990: 1990
1214
2010
1414
1995
1330
2012
1300
2000
1213
2013
1259
2005
1174
2014
1272
∞∞ (Bron: IKNL)
Pagina 22 ∙ Februari 2016 ∙
ten komen, zodat zij hen beter kunnen doorverwijzen indien een verdenking op ovariumkanker bestaat. Het is geen sterke studie zoals later werd becommentarieerd maar het geeft huisartsen enige handvatten signalen beter te kunnen interpreteren. Als bij deze signalen bekken- en buikonderzoek geen uitsluitsel geven, moet echografisch onderzoek worden overwogen. Een toename van de buikomvang is de belangrijkste voorspeller van ovariumkanker. Dit blijkt uit onderzoek dat wetenschappers van de universiteit van Bristol 25 augustus 2009 publiceerden op de website van British Medical Journal (BMJ). Met een case-control onderzoek waarin de huisartsendossiers van 212 patiënten van 40 jaar en ouder zijn vergeleken met die van 1060 controlepatiënten, hebben de onderzoekers getracht waarschuwingsignalen in kaart te brengen. De dossiers werden daarvoor tot een jaar voor de diagnose blind gescreend op mogelijke aanwijzingen voor ovariumcarcinoom. Het onderzoek brengt zeven symptomen naar voren die een onafhankelijke, positief voorspellende waarde (positive predictive value of PPV) hebben voor ovariumkanker, te weten: • verlies aan eetlust, • postmenopauzaal bloedverlies, • rectaal bloedverlies, • vaak moeten plassen, • buikpijn, • een gezwollen buik, • toename van de buikomvang. In veel studies is tussen symptomen van het hebben van een gezwollen buik en de toename van de buikomvang
Ovariumkanker
geen onderscheid gemaakt. Dit blijkt onterecht te zijn. Een toename van de buikomvang is met een positief voorspellende waarde van 2,5 procent het enige symptoom met een PPV boven de 1 procent. Bij alle andere symptomen melden zich meer dan honderd vrouwen met dezelfde klachten zonder enige relatie met ovariumkanker.
Uit de analyse blijkt verder dat naast een toename van de buikomvang alleen buikpijn (PPV 0,2%) en frequent urineren (PPV 0,3 %) minimaal 180 dagen voor de diagnose waren gemeld. De onderzoekers concluderen dat ovariumkanker geen silent lady killer is, maar dat de signalen meestal niet worden gehoord. ∞
Verfijnde test spoort eierstokkanker zeer nauwkeurig op Een cyste op de eierstokken kan zowel goed- als kwaadaardig zijn. De gevolgen van beide diagnoses liggen mijlenver uit elkaar. Een correcte diagnose is dan ook van zeer groot belang voor het welzijn en de overlevingskansen van de patiënt. Professor Dirk Timmerman, professor Ben Van Calster en wetenschappers van Imperial College London verfijnden de test die het verdict velt. Zo kunnen alle patiënten nu een accurate diagnose krijgen, waar vroeger 20 tot 25% niet kon geholpen worden. Vrouwen die een goedaardige cyste op de eierstokken ontwikkelen moeten vaak niet geopereerd worden of kunnen na een kleine kijkoperatie dezelfde dag alweer naar huis. Patiënten die een kwaadaardige tumor ontwikkelen staat een meer ingrijpende operatie te wachten, waarbij een grotere incisie wordt gemaakt om de tumor te kunnen verwijderen. De operatietijd is aanzienlijk langer en de kans op complicaties veel groter. Om hun overlevingskans te verhogen worden zij het best ook zo snel mogelijk doorverwezen naar een gynaecologisch oncoloog. Een snelle en correcte inschatting van de aard van de tumor is dus van groot belang.
Verfijnde test De inschatting van de aard van de tumor gebeurt in de praktijk met de populaire ‘simple rules’-test. Tot voor kort kon 20 tot 25 % van de patiënten niet geholpen worden met deze test. Voor hen gaf die eenvoudigweg geen uitsluitsel. Professor Dirk Timmerman en zijn team konden deze test verfijnen waardoor vanaf nu elke patiënt een betrouwbare diagnose krijgt. De nieuwe test geeft zelfs precies aan hoe groot de kans is dat het gezwel goed- of kwaadaardig is. Professor Timmerman en het International Ovarian Tumor Analysis-team gingen daarvoor aan de slag met gegevens van 5.000 patiënten uit 22 verschillende landen. De gegevens werden voornamelijk verkregen door een echografie van de eierstokken. Daarmee kunnen artsen onder andere zien hoeveel vast weefsel in de cyste aanwezig is of hoeveel bloed er in de tumor stroomt. Op basis van deze gegevens kon professor Timmerman vaststellen welke combinaties van eigenschappen aantonen dat de cyste goed- of kwaadaardig is. De verfijnde test is onmiddellijk toepasbaar in de medische praktijk. De resultaten van dit onderzoek worden als ‘report of Major Impact’ gepubliceerd in het American Journal of Obstetrics & Gynecology.
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 23
Lijnzaad
Een gewas met veelzijdige eigenschappen Door: Jyothi Gubili, MSc
Lijnzaad is rijk aan polyfenolen. Een subgroep van deze polyfenolen, de flavonoïden, heeft in het lichaam een belangrijke functie als antioxidant. De polyfenolen dragen bij aan het voorkomen van hart- en vaatziekten. De antioxidanten werken preventief tegen kanker, met name hormoongerelateerde kankers zoals prostaatkanker en borstkanker. In de traditionele geneeskunde werden de zaden en olie al succesvol ingezet voor het behandelen van constipatie en urineweginfecties, voor hoest en verkoudheid en ter verlichting van menopauzale klachten. Het zijn de omega-3 vetzuren in lijnzaad die verantwoordelijk zijn voor de positieve eigenschappen van de plant. Deze vetzuren hebben cardio-beschermende effecten en beschermen tegen artritis en inflammatoire darmziekten. Lijnzaad bevat ook lignanen die oestrogeen nabootsen, en op grote schaal gebruikt worden om de symptomen van de menopauze te verlichten.
Culturele en historische achtergrond Lijnzaad of Linum usitatissimum is afkomstig van vlas, een gewas dat vermoedelijk zijn oorsprong in Egypte kent. De plant groeit nu ook in veel streken in de wereld met een koeler klimaat. Het wordt beschouwd als een van de oudste gewassen en het diende vele doeleinden. De specifieke naam “usitatissimum” (Latijn voor ‘het meest nuttige’) is waarschijnlijk afgeleid van zijn multi-inzetbaarheid. Vlasvezel is afkomstig van de stengel van de plant en wordt gebruik voor het maken van kleding en visnetten. Het vroegste bewijs van geverfde vezels gaat 30.000 jaar terug. Ter vervanging van vlasvezel werd deed aan het begin van de 20e eeuw katoenvezel zijn intrede; deze vezel was goedkoper en duurzamer dan de vlasvezel. De kleine ovaalvormige lijnzaden zijn eetbaar en worden ook verwerkt tot olie, bekend als lijnzaadolie. Tegenwoordig wordt vlas ook geteeld als sierplant, als een bron voor de consumptie van olie en vezels. Lijnzaad is verkrijgbaar als hele zaden, olie, capsules en poeder, en in de vorm van lijnzaadkoeken. Lijnzaden worden ook verwerkt tot veevoer.
Pagina 24 ∙ Februari 2016 ∙
Lijnzaad
Hoewel lijnzaad een populair alternatief is voor hormoonbehandelingen, is desondanks huidig bewijs dat het mezopauzale klachten zou kunnen verlichten beperkt en inconsistent. Verder onderzoek is daarom noodzakelijk. Omdat lijnzaad fyto-oestrogene lignanen bevat, moeten patiënten met oestrogeen-receptor positieve borstkanker hun arts raadplegen alvorens lijnzaad te gebruiken. Van lijnzaad is verder aangetoond dat het een wisselwerking kan hebben met radiologische interventies. Preklinische resultaten geven aan dat lijnzaad anti-kankereffecten heeft, maar het aantal klinische data is beperkt.
Klinisch gebruik Lijnzaad liet chemoprotectieve effecten zien in postmenopauzale vrouwen en niet-beschermende eigenschappen in patiënten met lupus nefritis (ontsteking van de nieren).Suppletie met het belangrijkste van lijnzaad afkomstige lignaan, secoisolariciresinol diglucoside (SDG) liet een verbetering zien wat betreft de glykemische controle in diabetespatiënten type 2. Gegevens over de cholesterolverlagende effecten zijn wisselend. In andere studies bleek lijnzaadsuppletie een positieve bijdrage te hebben in vrouwen met polycysteus ovarium syndroom door het verlagen van de androgeenniveaus; een bescheiden daling van oestrogeen en androgeen werd ook waargenomen in postmenopauzale
Wetenschappelijke naam: Linum usitatissimum
Algemene namen: Vlas, lijnzaad, linum
vrouwen. De beschikbare gegevens over de effecten van lijnzaad als het gaat om het verlichten van menopauzale symptomen zijn beperkt en inconsistent. Aanvullend onderzoek vindt plaats. Lijnzaad kan een gunstig effect hebben op de symptomen van kanker. Preklinische data laat zien het de groei en metastase van melanoom-, borst- en prostaatkanker remt. Het verbeterde de overleving in muizen doordat het longschade als gevolg van radiotherapie verminderde. Recente studies tonen aan dat het tumorbiomarkers verlaagt in patiënten met prostaat- en borstkanker. Een lijnzaad-extract was echter niet effectief in het voorkomen van orale infectie als gevolg van een behandeling met radiotherapie voor hoofd-hals kanker.
Gebruik • • • • •
Kankerpreventie Constipatie Hoog cholesterol Menopauzale symptomen Mucositis (inflammatoire reactie van de slijmvliezen) • Premenstrueel syndroom • Bijwerkingen van radiotherapie
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 25
Lijnzaad
Bestanddelen • Lignanen: secoisolariciresinol diglucoside (SDG), matairesinol, pinoresinol, isolariciresinol • Fenolzuren: transferulische en transcinnamische zuren • Flavonoïden: flavone C-en O-glycosiden
Werkingsmechanismen Van lijnzaad is aangetoond dat het de lengte van de menstruatiecyclus bij premenopauzale vrouwen beïnvloedt. Men denkt dat de fyto-oestrogene lignanen hiervoor verantwoordelijk zijn. Lijnzaad kan ook het oestrogeenmetabolisme beïnvloeden, door de ratio van 2-hydroxyestrogeen naar 16 alfa-hydroxyestrone op een dosis afhankelijke wijze te verhogen. De nier-beschermende eigenschappen van lijnzaad worden toegeschreven aan de inhoudsstof alfa-linoleenzuur, een
Pagina 26 ∙ Februari 2016 ∙
omega-3 vetzuur precursor. Men vermoedt dat het vezelgehalte van de plant verantwoordelijk is voor de laxerende eigenschappen ervan. De anti-kankereffecten van lijnzaad zijn enerzijds het gevolg van het naar beneden bijstellen van de insuline-achtige groeifactor I en anderzijds de expressie van de epidermale groeifactor receptor (EGFR). Lijnzaad induceert apoptose door het opwaarts reguleren van p53 mRNA in borstkankercellijnen. De antiproliferatieve activiteit tegen prostaatkanker in muizen wordt toegeschreven aan het remmen van de cellulaire proliferatie.
Bijwerkingen Verhoogde darmbewegingen zoals constipatie, winderigheid en allergische reacties zijn gemeld na het innemen van lijnzaad. Na inname van lijnzaadsupplementen is een geval gemeld van een
Lijnzaad
gelijkenis met darmpoliepen, een significante risicofactor voor colorectaalcarcinoom. Het consumeren van lijnzaad bleek de door dextran natriumsulfaat geïnduceerde schade aan de dikke darm en ontstekingen in muizen te verergeren. Omdat lijnzaad fyto-oestrogene effecten heeft, moeten patiënten met oestrogeen-receptor positieve (ER +) borstkanker zeer omzichtig zijn bij het gebruik van lijnzaad.
Literatuur Kritiek en Samenvatting Zhang W, Wang X, Liu Y, et al. Dietary flaxseed lignan extract lowers plasma cholesterol and glucose concentrations in hypercholesterolemic subjects. Br J Nutr. 2008;99:1301-9. Aan deze gerandomiseerde, dubbelblinde placebo-gecontroleerde studie namen vijfenvijftig personen met een verhoogd cholesterolniveau. De deelnemers kregen gedurende acht weken van lijnzaad afkomstige lignaanextracten (300 of 600 milligram per dag) of een placebo. Na die periode werden de nuchtere bloedglucosewaarden en lipidenprofielen vastgesteld. De proefpersonen die 600 mg extract ingenomen hadden, vertoonden een verlaging van het totale cholesterol, LDL, en van de nuchtere bloedglucosewaarden. Lijnzaad kan een positieve bijdrage leveren in het verlagen van het cholesterolgehalte in personen met hypercholesterolemie. Brooks JD, et al. Supplementation with flaxseed alters estrogen metabolism in postmenopausal women to a greater extent than does supplementation with an equal amount of soy. Am J Clin Nutr 2004;79:318-25.
In deze studie ontvingen 46 postmenopauzale vrouwen gedurende 16 weken gerandomiseerd placebomuffins, sojamuffins (25 gram sojameel) of lijnzaadmuffins (25 gram gemalen lijnzaad). Bloedmonsters en 24-uurs urinemonsters werden geanalyseerd bij aanvang en aan het eind van de periode op oestrogeenmetabolisme, serumhormonen en biochemische markers voor botmetabolisme. Uit de resultaten van de analyse bleek dat in de lijnzaadgroep de urineconcentratie van 2-hydroxyestrone, maar niet die van 16alpha-hydroxyoestron, significant verhoogd was. Een effect op de biochemische markers van botmetabolisme werd niet aangetoond. Omdat deze studieresultaten verkregen zijn aan de hand van gegevens van een korte behandelperiode en een gering aantal personen, zijn langetermijnstudies met grotere behandelgroepen gewenst. ∞
Van de redactie Deze monografie is geschreven voor Supplement en gebaseerd op de informatie die beschikbaar is op de website van het Memorial Sloan-Kettering Cancer Center’s Integrative Medicine Department,www.MSKCC.org/ AboutHerbsDisclaimer
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 27
Het chemobrein
Welke chemotherapie heeft de meeste invloed op de mentale weerstand? Door: Mischa P.M. Nagel
Van bestraling is al langer bekend dat het cognitieve problemen veroorzaakt; nu wordt steeds duidelijker dat chemotherapie dezelfde nadelige effecten met zich meebrengt. Dit bekende effect, dat aangeduid wordt met de term chemobrein, heeft een significant negatieve invloed op het leven van kankerpatiënten. Ongeveer 30 procent van de mensen heeft na chemotherapie geheugen- en concentratieproblemen. Veel onderzoek gedaan om te achterhalen waarom de één deze klachten krijgt en de ander niet en wat er aan te doen is. Alles wat voorheen automatisch ging, kost na chemotherapie meer mentale inspanning dit worden ook wel cognitieve problemen genoemd. Uit neuropsychologische tests blijkt dat mensen vooral meer moeite hebben met complexe aandachtstaken en met het aanleren van nieuwe dingen en het opdiepen van informatie uit het geheugen. Vermoed wordt verder dat ouderen, dat mensen met een lage opleiding en mensen met bijkomende ziekten kwetsbaarder zijn voor de nadelige invloed van chemotherapie, omdat hun brein minder gemakkelijk de schade kan compenseren. Mensen met een druk bestaan dat hoge eisen stelt aan hun cognitieve vermogens, vertonen relatief gezien dezelfde symptomen. Voor mensen die veel op routine kunnen doen, zijn de cognitieve problemen vaak minder groot. Dit wordt onderzocht, maar de aantallen onderzochte
Pagina 28 ∙ Februari 2016 ∙
patiënten zijn nu nog te klein om hieruit conclusies te kunnen trekken. Hoeveel patiënten in het dagelijks leven iets merken van de cognitieve veranderingen na chemotherapie, is verschillend. Geheugentraining kan helpen om ermee om te gaan. Het Nederlands Kanker Instituut (NKI) ontwikkelt momenteel een speciaal trainingsprogramma waarin mensen strategieën en vaardigheden aanleren om de cognitieve problemen na chemo te compenseren. Ook mindfulness-therapie kan helpen deze problemen het hoofd te bieden. Mindfulness-therapie wordt inmiddels op diverse oncologische afdelingen van academische ziekenhuizen aangeboden. Aan de universiteit van Nijmegen loopt een speciaal mindfulness-programma voor borstkankerpatiënten. In de Verenigde Staten worden mind-body-therapieën op veel grotere schaal ingezet, niet alleen om de mentale gevolgen van de behandeling te verzachten, maar ook om de ziekte-acceptatie te vergroten.
Het chemobrein
Wat is een chemobrein? Uit neuro-imaging-onderzoeken lijkt men te kunnen concluderen dat chemotherapie een diffuse en wijdverspreide schade aan de hersenen veroorzaakt en het brein mogelijk vatbaarder maakt voor toekomstige neurodegeneratie. Veel vrouwen, die chemotherapie hebben moeten ondergaan voor de behandeling van borstkanker en dit hebben doorstaan, geven aan dat de kwaliteit van het leven aanzienlijk vermindert.
Veelgenoemde symptomen van een chemobrein • Het vergeten van dingen waar normaal gesproken niet over nagedacht hoeft te worden. • Het vergeten van alledaagse woorden, data en gebeurtenissen. • Moeite met verschillende dingen tegelijk doen. • Focusverlies en concentratieproblemen; het uitvoeren van taken duurt langer, men is gemakkelijk afgeleid. • Patiënten spreken van mentale wazigheid tijdens en na de behandeling.
Studie naar de Invloed van chemotherapiemedicijnen Naar het chemobrein is en wordt veel onderzoek gedaan, maar tot op heden is nog geen onderzoek verricht naar het vergelijken van de effecten van de verschillende medicijnen op het brein. Een recent onderzoek, gepubliceerd in JAMA Oncology, vergelijkt de effecten van de behandelingen met medicijnen op anthracycline-basis en medicijnen op niet-anthracycline-basis op de cognitieve functies en de verbindingen in de hersenen na chemotherapie. Dit is de eerste keer dat twee verschillende behandelingen tegenover elkaar zijn gezet om de effecten op een chemobrein te meten.
Defaultnetwerk Eerder onderzoek heeft aangetoond dat deze cognitieve problemen ten dele toegeschreven kunnen worden aan veranderingen in het defaultnetwerk, ook wel terugvalnetwerk genoemd. Het defaultnetwerk omvat de precuneus, cortex cingularis, mediale frontale, midden-temporale en laterale pariëtale gebieden van de hersenen, plus de hippocampus. Dit netwerk speelt mogelijk een rol bij een impliciet leerproces, introspectie en de toekenning van neurale systemen voor diverse cognitieve processen.
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 29
Het chemobrein
Onderzoek naar het verbale geheugen Deze studie werd geleid door Shelli R. Kesler, PhD, van de Universiteit van Texas MD Anderson Cancer Center in Houston, en Dr. Douglas W. Blayney, van de Stanford University School of Medicine in Californië. Bij het onderzoek werd gebruik gemaakt van retrospectieve gegevens van 62 overlevenden van borstkanker, die ten minste twee jaar voorafgaand aan het onderzoek de behandeling hadden afgesloten. Van deze groep waren 20 personen behandeld met chemotherapie op anthracycline-basis en 19 hadden geneesmiddelen op niet-anthracycline-basis toegediend gekregen. De overige 23 personen hadden geen chemotherapie ondergaan. • Om de cognitieve status en de verbindingen van de hersenhelften van deze vrouwen te beoordelen werd gebruik gemaakt van neuropsychologische testen en functionele MRI (magnetic resonance imaging). Het bleek dat de vrouwen in de groep met medicijnen op anthracycline-basis, beduidend slechter presteerden bij de testen op het verbale geheugen en dat het onderste gedeelte van de precuneus in de linkerhersenhelft minder verbindingen vertoonde. • Vergeleken met de groep die geen chemotherapie had ondergaan, hadden de twee groepen die wel met chemotherapie waren behandeld meer klachten over cognitieve en psychologische problemen. De auteurs erkennen dat de onderzoeksgroep klein is, maar dat de resultaten die van deze studie afgeleid worden, kunnen dienen als stimulans voor verder onderzoek.
Pagina 30 ∙ Februari 2016 ∙
De precuneus en omliggende gebieden Ook al wordt dit gebied van de hersenen betrekkelijk weinig bestudeerd , is de rol van de precuneus is er niet minder belangrijk om. De precuneus en de omliggende gebieden hebben de hoogste stofwisselingssnelheid in rust; dit duidt erop dat ze veel werk moeten verzetten. Dit deel van de hersenen speelt mogelijk ook een rol bij verschillende geïntegreerde systemen, zoals de visueel-ruimtelijke verbeelding en het oproepen van het episodisch (autobio-
Het chemobrein
ligen, moeten nog verder worden uitgediept. Een bepaalde theorie wijst naar cytokines. De chemotherapie op anthracycline-basis blijkt meer pro-inflammatoire cytokines vrij te maken, die zorgen voor een verhoogde neuro-inflammatie. Deze neuro-inflammatie is mogelijk de oorzaak. Er kan ook gekeken worden naar de effecten van oxidatieve stress op de hersenen. Chemotherapie blijkt reactieve zuurstofverbindingen te produceren. Tegelijkertijd blijkt het reactievermogen van de patiënt te verminderen en wordt het moeilijker destructieve deeltjes te neutraliseren. Dit kan leiden tot directe beschadiging van zenuwcellen.
Conclusie
grafisch) geheugen. Bij de groep met medicijnen op anthracycline-basis bleek de verbinding tussen de precuneus en de hippocampus, en de frontale en laterale pariëtale gebieden van de hersenen, te ontbreken. Dit gebrek aan verbindingen zou de efficiëntie van informatieverwerking verstoren en de dynamische responsen bij cognitieve taken verminderen.
Andere mechanismen De mechanismen, die de verminderde verbindingsactiviteit in deze specifieke gebieden van de hersenen bewerkstel-
De auteurs van het onderzoek geven aan, dat de resultaten als voorlopig beschouwd moeten worden, gezien de beperkingen zoals de kleine groep en het retrospectieve en transversale karakter van het onderzoek. “Grotere, verkennende studies zijn nodig, die beoordelingen van voor- en nabehandeling bevatten, zodat individuele cognitieve en neurobiologische trajecten van de patiënt kunnen worden geëvalueerd met betrekking tot potentiële anthracycline-gerelateerde neurotoxische effecten.” Zowel de doeltreffendheid als de gevolgen van chemotherapie worden voortdurend kritisch bekeken. Met de tijd zal het fenomeen ‘chemobrein’, zonder twijfel, goed begrepen en voorkomen kunnen worden. ∞
∙ Februari 2016 ∙ Pagina 31
Referenties Voeding en kanker, wat wilt u weten? (pagina 4) ∞∞ 1. van Veen MR, Beijer S, Adriaans AM, Vogel-Boezeman J, Kampman E. Development of a Website Providing Evidence-Based Information About Nutrition and Cancer: Fighting Fiction and Supporting Facts Online. JMIR Res Protoc 201;4(3):e110. ∞∞ 2. Lawenda, B. D., K. M. Kelly, E. J. Ladas, S. M. Sagar, A. Vickers and J. B. Blumberg (2008). “Should supplemental antioxidant administration be avoided during chemotherapy and radiation therapy?” Journal of the national cancer institute 100(11): 773-783. ∞∞ 3. Heinrich, M., T. Dhanji and I. Casselman (2011). “Açai (Euterpe oleracea Mart.)—A phytochemical and pharmacological assessment of the species’ health claims.” Phytochemistry Letters 4(1): 10-21. ∞∞ 4. Shanely, R. A., et al. (2012). “Influence of a redox-signaling supplement on biomarkers of physiological stress in athletes: a metabolomics approach.” The FASEB Journal 2012(26). ∞∞ 5. Fuchs, M. A., et al. (2014). “Sugar-Sweetened Beverage Intake and Cancer Recurrence and Survival in CALGB 89803 (Alliance).” PloS one 9(6): e99816. ∞∞ 6. Daenen, Laura GM, et al. “Increased Plasma Levels of Chemoresistance-Inducing Fatty Acid 16: 4 (n-3) After Consumption of Fish and Fish Oil.” JAMA Oncology. ∞∞ 7. Roodhart, Jeanine M. L., Laura G. M. Daenen, et al. (2011). “Mesenchymal Stem Cells Induce Resistance to Chemotherapy through the Release of Platinum-Induced Fatty Acids.” Cancer Cell 20(3): 370-383. ∞∞ 8. Khan, N. and H. Mukhtar (2010). “Cancer and metastasis: prevention and treatment by green tea.” Cancer and Metastasis Reviews 29(3): 435-445. ∞∞ 9. Prof. dr. P. Sonneveld (2014). Bortezomib. www.kanker.nl ∞∞ 10. Yiannakopoulou EC. Interaction of Green Tea Catechins with Breast Cancer Endocrine Treatment: A Systematic Review. Pharmacology 2014;94:245–248 ∞∞ 11. Vogel, J., S. Beijer, N. Doornink and A. Wipkink (2012). Handboek Voeding bij Kanker. Utrecht, De Tijdstroom. ∞∞ 12. Doyle, C., L. H. Kushi, T. Byers, K. S. Courneya, W. Demark‐Wahnefried, B. Grant, A. McTiernan, C. L. Rock, C. Thompson and T. Gansler (2006). “Nutrition and physical activity during and after cancer treatment: an American Cancer Society guide for informed choices.” CA: a cancer journal for clinicians 56(6): 323-353. ∞∞ 13. Pekmezi, D. W. and W. Demark-Wahnefried (2011).
“Updated evidence in support of diet and exercise interventions in cancer survivors.” Acta oncologica 50(2): 167-178. ∞∞ 14. Rock, C. L., C. Doyle, W. Demark‐Wahnefried, J. Meyerhardt, K. S. Courneya, A. L. Schwartz, E. V. Bandera, K. K. Hamilton, B. Grant and M. McCullough (2012). “Nutrition and physical activity guidelines for cancer survivors.” CA: a cancer journal for clinicians 62(4): 242-274.
Borstkanker en opvliegers (pagina 12) ∞∞ 1. Carpenter JS e.a. Hot flashes and related outcomes in breast cancer survivors and matched comparison women. Oncol Nurs Forum. 2002;29(3):E16-E25. ∞∞ 2. Schow DA e.a. Prevalence of hot flushes during and after neoadjuvant hormonal therapy for localized prostate cancer. South Med J. 1998 Sep;91(9):855-7. ∞∞ 3. Bober SL e.a. Decision-making about tamoxifen in women at high risk for breast cancer: clinical and psychological factors. J Clin Oncol. 2004;22(24):4951-4957. ∞∞ 4. Milligan SR e.a. Identification of a potent phytoestrogen in hops (Humulus lupulus L.) and beer. J Clin Endocrinol Metab. 1999 Jun;84(6):2249-52. ∞∞ 5. Hernandez Munoz G e.a. Cimicifuga racemosa for the treatment of hot flushes in women surviving breast cancer. Maturitas. 2003;44(Suppl 1):S59-S65. ∞∞ 6. Moutsatsou P e.a. Fatty acids derived from royal jelly are modulators of estrogen receptor functions. PLoS One. 2010 Dec 22;5(12):e15594. ∞∞ 7. Davis VL e.a. Black cohosh increases metastatic mammary cancer in transgenic mice expressing c-erbB2. Cancer Res. 2008 Oct 15;68(20):8377-83. ∞∞ 8. Nelson HD, Vesco KK, Haney E, et al. Nonhormonal therapies for menopausal hot flashes: Systematic review and meta-analysis. JAMA. 2006;295(17):2057-2071. ∞∞ 9. Lethaby A e.a. Phytoestrogens for menopausal vasomotor symptoms. Cochrane Database Syst Rev. 2013 Dec 10;12:CD001395. ∞∞ 10. Fisher WI e.a. Risk factors, pathophysiology, and treatment of hot flashes in cancer. CA Cancer J Clin. 2013 May;63(3):167-92. ∞∞ 11. Anderson D e.a. Decreasing menopausal symptoms in women undertaking a web-based multi-modal lifestyle intervention: The Women’s Wellness Program. Maturitas. 2015 May;81(1):69-75. ∞∞ 12. Gold EB e.a. Dietary factors and vasomotor symp-
toms in breast cancer survivors: the WHEL Study. Menopause. 2006 May-Jun;13(3):423-33. ∞∞ 13. Anderson DJ e.a. Facilitating lifestyle changes to manage menopausal symptoms in women with breast cancer: a randomized controlled pilot trial of The Pink Women’s Wellness Program. Menopause. 2015 Sep;22(9):937-45. ∞∞ 14. Al-Akoum M. Effects of Hypericum perforatum (St. John’s wort) on hot flashes and quality of life in perimenopausal women: a randomized pilot trial. Menopause. 2009;16(2):307-314. ∞∞ 15. Cochran CJ e.a. Cigarette smoking, androgen levels, and hot flushes in midlife women. Obstet Gynecol. 2008 Nov;112(5):1037-44. ∞∞ 16. Dormire SL, Reame NK. Menopausal hot flash frequency changes in response to experimental manipulation of blood glucose. Nurs Res. 2003;52(5):338-343. ∞∞ 17. Dodin S e.a. Acupuncture for menopausal hot flushes. Cochrane Database Syst Rev. 2013 Jul 30;7:CD007410.
trolled trial. J Natl Cancer Inst. 2000;92(13):1054-1064.
Ovariumkanker (pagina 20) ∞∞ Ovarian cancer screening and mortality in the UK Collaborative Trial of Ovarian Cancer Screening (UKCTOCS): a randomised controlled trial, Ian J Jacobs et al., The Lancet, doi: http://dx.doi.org/10.1016/S01406736(15)01224-6, published online 17 December 2015. ∞∞ Editorial: Screening to improve ovarian cancer prognosis?, René H M Verheijen et al., The Lancet, doi: http:// dx.doi.org/10.1016/S0140-6736(15)01236-2, published online 17 December 2015. ∞∞ The Lancet news release, accessed 17 December 2015. ∞∞ Cancer statistics 2014, Rebecca Siegel et al., CA: a cancer journal for clinicians, doi: 10.3322/caac.21208, published 7 January 2014. ∞∞ Risk of ovarian cancer in women with symptoms in primary care: population based case-control study
∞∞ 18. De Valois BA e.a. Using traditional acupuncture for breast cancer-related hot flashes and night sweats. J Altern Complement Med. 2010;16(10):1047-1057.
∞∞ BMJ 2009; 339 doi: http://dx.doi.org/10.1136/bmj. b2998 (Published 26 August 2009)Cite this as: BMJ 2009;339:b2998, William
∞∞ 19. Otte JL e.a. Feasibility study of acupuncture for reducing sleep disturbances and hot flashes in postmenopausal breast cancer survivors. Clin Nurs Spec. 2011;25(5):228-236.
∞∞ Hamilton, Tim J Peters, Clare Bankhead, Deborah Sharp
∞∞ 20. Hervik J e.a. Acupuncture for the treatment of hot flashes in breast cancer patients, a randomized, controlled trial. Breast Cancer Res Treat. 2009;116(2):311-316. ∞∞ 21. Walker EM e.a. Acupuncture versus venlafaxine for the management of vasomotor symptoms in patients with hormone receptor-positive breast cancer: a randomized controlled trial. J Clin Oncol. 2010;28(4):634-640. ∞∞ 22. Lee MS e.a. Yoga for menopausal symptoms: a systematic review. Menopause. 2009;16(3):602-608. ∞∞ 23. Carson JW e.a. Yoga of Awareness program for menopausal symptoms in breast cancer survivors: results from a randomized trial. Support Care Cancer. 2009;17(10):1301-1309. ∞∞ 24. Elkins G e.a. Randomized trial of a hypnosis intervention for treatment of hot flashes among breast cancer survivors. J Clin Oncol. 2008;26(31):5022-5026. ∞∞ 25. Elkins G e.a. Pilot evaluation of hypnosis for the treatment of hot flashes in breast cancer survivors. Psycho-Oncology. 2007;16(5):487-492.
Lijnzaad (pagina 24) ∞∞ Goyal A, Sharma V, Upadhyay N, Gill S, Sihag M. Flax and flaxseed oil: an ancient medicine & modern functional food. J Food Sci Technol. 2014 Sep;51(9):1633-53. ∞∞ Canada’s flaxseed industry still badly hurt by GM contamination. http://www.gmwatch.eu/component/content/article/14303. Accessed September 9, 2014. ∞∞ Haggans CJ, Hutchins AM, Olson BA, Thomas W, Martini MC, Slavin JL. Effect of flaxseed consumption on urinary estrogen metabolites in postmenopausal women. Nutrition & Cancer. 1999;33:188-95. ∞∞ Clark WF, Kortas C, Heidenheim AP, Garland J, Spanner E, Parbtani A. Flaxseed in lupus nephritis: a two-year nonplacebo-controlled crossover study. Journal of the American College of Nutrition. 2001;20:Suppl-8. ∞∞ Pan A, Sun J, Chen Y, et al. Effects of a flaxseed-derived lignan supplement in type 2 diabetic patients: a randomized, double-blind, cross-over trial. PLoS ONE 2007;2(11):e1148.
∞∞ 26. Elkins GR e.a. Clinical hypnosis in the treatment of postmenopausal hot flashes: a randomized controlled trial. Menopause. 2013 Mar;20(3):291-8.
∞∞ Lemay A, Dodin S, Kadri N, Jacques H, Forest JC. Flaxseed dietary supplement versus hormone replacement therapy in hypercholesterolemic menopausal women. Obstetrics & Gynecology 2002;100:495-504.
∞∞ 27. Ganz PA e.a. Managing menopausal symptoms in breast cancer survivors: results of a randomized con-
∞∞ Fukumitsu S, Aida K, Shimizu H, Toyoda K. Flaxseed lignan lowers blood cholesterol and decreases liver
disease risk factors in moderately hypercholesterolemic men. Nutr Res. 2010 Jul;30(7):441-6. ∞∞ Nowak DA, Snyder DC, Brown AJ, Demark-Wahnefried W. The Effect of Flaxseed Supplementation on Hormonal Levels Associated with Polycystic Ovarian Syndrome: A Case Study. Curr Top Nutraceutical Res. 2007;5(4):177-181. ∞∞ Sturgeon SR, Heersink JL, Volpe SL, et al. Effect of dietary flaxseed on serum levels of estrogens and androgens in postmenopausal women. Nutr Cancer. 2008;60(5):612-8.
∞∞ Phipps WR, Martini MC, Lampe JW, Slavin JL, Kurzer MS. Effect of flax seed ingestion on the menstrual cycle. J Clin Endocrinol.Metab 1993;77:1215-9. ∞∞ Hutchins AM, Martini MC, Olson BA, Thomas W, Slavin JL. Flaxseed influences urinary lignan excretion in a dose-dependent manner in postmenopausal women. Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention. 2000;9:1113-8. ∞∞ Dahl WJ, Lockert EA, Cammer AL, et al. Effects of flax fiber on laxation and glycemic response in healthy volunteers. J Med Food. 2005 Winter;8(4):508-11.
∞∞ Pruthi S, Qin R, Terstreip SA et al. A phase III, randomized, placebo-controlled, double-blind trial of flaxseed for the treatment of hot flashes: North Central Cancer Treatment Group N08C7. Menopause. 2012 Jan;19(1):48-53.
∞∞ Chen J, Stavro PM, Thompson LU. Dietary flaxseed inhibits human breast cancer growth and metastasis and downregulates expression of insulin-like growth factor and epidermal growth factor receptor. Nutrition & Cancer. 2002;43:187-92.
∞∞ National Institutes of Health. http://www.clinicaltrials. gov/ct2/results?term=flax+AND+cancer&recr=Open. Accessed September 9, 2014.
∞∞ Cunnane SC, Hamadeh MJ, Liede AC, Thompson LU, Wolever TM, Jenkins DJ. Nutritional attributes of traditional flaxseed in healthy young adults. Am J Clin Nutr 1995;61:62-8.
∞∞ Yan L, Yee JA, Li D, McGuire MH, Thompson LU. Dietary flaxseed supplementation and experimental metastasis of melanoma cells in mice. Cancer Letters. 1998;124:181-6. ∞∞ Lee J, Cho K. Flaxseed sprouts induce apoptosis and inhibit growth in MCF-7 and MDA-MB-231 human breast cancer cells. In Vitro Cell Dev Biol Anim. 2012 Apr;48(4):244-50. ∞∞ Lin X, Gingrich JR, Bao W, Li J, Haroon ZA, Demark-Wahnefried W. Effect of flaxseed supplementation on prostatic carcinoma in transgenic mice. Urology 2002;60:919-24. ∞∞ Christofidou-Solomidou M, Tyagi S, Tan KS, et al. Dietary flaxseed administered post thoracic radiation treatment improves survival and mitigates radiation-induced pneumonopathy in mice. BMC Cancer. 2011 Jun 24;11:269. ∞∞ Demark-Wahnefried W, Polascik TJ, George SL, et al. Flaxseed supplementation (not dietary fat restriction) reduces prostate cancer proliferation rates in men presurgery. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2008 Dec;17(12):3577-87. ∞∞ Thompson LU, Chen JM, Li T, Strasser-Weippl K, Goss, PE. Dietary flaxseed alters tumor biological markers in postmenopausal breast cancer. Clin Cancer Res. 2005;11(10):3828-3835. ∞∞ Johansson G, Andersson G, Attstom R, Edwardsson S. Oral mucous membrane flora in patients using saliva substitutes. Gerodontology. 2000;17:87-90. ∞∞ Herchi W, Arráez-Román D, Trabelsi H, et al. Phenolic compounds in flaxseed: a review of their properties and analytical methods. An overview of the last decade. J Oleo Sci. 2014;63(1):7-14.
∞∞ Demark-Wahnefried W, Price DT, Polascik TJ, Robertson CN, Anderson EE, Paulson DF et al. Pilot study of dietary fat restriction and flaxseed supplementation in men with prostate cancer before surgery: exploring the effects on hormonal levels, prostate-specific antigen, and histopathologic features. Urology 2001;58:47-52. ∞∞ Alvarez-Perea A, Alzate -Pérez D, Doleo Maldonado A, Baeza ML. Anaphylaxis caused by flaxseed. J Investig Allergol Clin Immunol. 2013;23(6):446-7. ∞∞ Petty DR,.Mannion RA. A case of multiple linseeds mimicking polyposis coli on double contrast barium enema. Clinical Radiology. 2003;58:87-8. ∞∞ Zarepoor L, Lu JT, Zhang C, et al. Dietary flaxseed intake exacerbates acute colonic mucosal injury and inflammation induced by dextran sodium sulfate. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol. 2014 Jun 15;306(12):G1042-55.
Chemobreis (pagina 28) ∞∞ Neurotoxic effects of anthracycline- vs nonanthracycline-based chemotherapy on cognition in breast cancer survivors, Shelli R. Kesler et al., JAMA Oncology, doi: 10.1001/jamaoncol.2015.4333, online gepubliceerd 3 december 2015. ∞∞ American Cancer Society, Chemo brain, geraadpleegd op 2 december 2015. ∞∞ The precuneus: a review of its functional anatomy and behavioural correlates, Andrea E. Cavanna et al., Brain, doi: http://dx.doi.org/10.1093/brain/awl004, online gepubliceerd 6 januari 2006.
Colofon Dit is een uitgave van: Supplement BV Luchtvaartstraat 1a 1059 CA AMSTERDAM 020 - 670 5000 www.oncozorg.nl ISSN 2405-9692 Adviseurs Drs. Adjiedj Bakas Prof. dr. P.A.M. Vierhout, chirurg np Directie Bart C. Cordemeijer Job R.Q. van Dooren Mischa P.M. Nagel Redactie Marion L. de Graaf, hoofdredacteur Ir. Willem Koert, wetenschapsjournalist Drs. Ivo J.F. Spekman Auteurs Anika Adriaans Dr. Sandra Beijer Jyothi Gubili, MSc Prof.dr.ir. Ellen Kampman Ir. Willem Koert Mischa P.M. Nagel Ir. Merel van Veen Jeanne Vogel
Vormgeving Liz Hatenboer Supplement Abonnement De kosten voor een abonnement op OncoZorg bedragen € 45,00 (excl. btw) per jaar. Het omvat zes digitale edities en twee gedrukte edities in pocketvorm. Een pocketeditie kost €14,95 (excl. btw). Voor meer informatie gaat u naar www.oncozorg.nl. Sponsoring Voor sponsoring biedt OncoZorg verschillende mogelijkheden. Informatie hierover kan worden aangevraagd via
[email protected]. Copyright & Disclaimer Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar worden gemaakt zonder toestemming van de uitgever. Supplement is niet aansprakelijk voor schade of letsel die het gevolg is van het gebruik van informatie uit dit magazine. Adviezen worden uitsluitend gegeven voor informatieve doeleinden. Bij gezondheidsklachten wordt geadviseerd een arts te raadplegen.
Supplement, de uitgever van OncoZorg, spits zijn informatie toe op zorg bij de ziekte kanker en de daarmee gepaard gaande problemen. In Nederland zal het aantal kankerpatiënten en het aantal mensen dat kanker overleeft de komende jaren significant stijgen. Ondersteunende zorg, zoals voeding en beweging, pijnmanagement en mindfulness, gericht op preventie of verbetering van de kwaliteit van leven, wordt steeds breder gewaardeerd en toegepast, zowel door patiënten als door specialisten. Inspelen op ontwikkelingen rond deze thema’s is onze missie. De groep overlevers groeit eveneens en op de langere termijn hebben velen te maken met de gevolgen van de behandelingen, zoals vermoeidheid en dermatologische klachten. Naast de aandacht voor het managen van de fysieke en mentale aspecten die de ziekte kanker met zich mee brengt, is in OncoZorg ook aandacht voor de sociale belemmeringen voor patiënten en hun omgeving. Supplement werkt nauw samen met de afdeling Integrative Oncology het Memorial Sloan-Kettering Cancer Center in New York. Deze afdeling van de grootste en meest vooraanstaande oncologische academische kliniek ter wereld dient als voorbeeld voor vele ziekenhuizen wereldwijd. De integratieve zorgondersteuning levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van leven van kankerpatiënten. OncoZorg is een informatiebron voor zowel zorgverleners als zorgvragers.
www.oncozorg.nl