Veiligheidsregio HAAGLANDEN
Handhaving van bestaande kooiladders
Jan Brekelmans 3 maart 2010
1
INHOUD
1. 2. 3. 4. 5.
Inleiding ............................................................................................................... 3 Aanleiding............................................................................................................ 4 Regelgeving ........................................................................................................ 4 Kwaliteit en bruikbaarheid van een kooiladder .................................................... 5 Conclusie............................................................................................................. 5
2
1.
Inleiding
Kooiladders werden in het verleden algemeen gebruikt voor ontvluchting van een gering aantal personen. Voor de toepassing kunnen we denken aan kleine hotels, kamerverhuurbedrijven, kleine kantoren e.d. Kortom overal waar slechts een klein aantal personen vanaf enkele verdiepingen naar het maaiveld moest kunnen vluchten. In de praktijk bleek dit een voorziening welke, ook met betrekking tot de handhaafbaarheid, uitstekend voldeed. Met de komst van het Bouwbesluit in 1992 was het niet meer mogelijk voor de ontvluchting gebruik te maken van kooiladders. Deze voldeden niet meer aan de minimale eisen die hiervoor aan trappen werden gesteld. Het is ook niet uit te sluiten dat er nog veel kooiladders als vluchtmogelijkheid in verschillende bouwwerken aanwezig zijn die nog uitstekend voldoen aan het doel dat daar is gesteld met betrekking tot ontvluchting. Dit zullen over het algemeen situaties zijn van voor 1992. Het is echter niet uit te sluiten dat er toestemming is gegeven voor het aanbrengen van kooiladders na 1992. Een gemeentelijk beleid kan hieraan ten grondslag liggen. Indien het in dat geval ging over een situatie met een gering aantal personen over een beperkte hoogte, werd een kooiladder als alternatief voor een omvangrijke trap (type A of B, zoals bedoeld in het Bouwbesluit) acceptabel gevonden. Als voorwaarde werd onder andere wel gesteld dat de toepassing geldt voor een beperkte hoogte, een gering aantal personen en dat deze personen niet verminderd zelfredzaam zouden zijn. Hieronder worden beschouwd mensen die minder mobiel zijn en daardoor moeilijk zichzelf zonder hulp in veiligheid kunnen brengen. Vanaf 2006 tot en met 2009 zijn er door de VROM-inspectie enkele onderzoeken gedaan in (kleine) hotels. Uit de daaruit volgende rapportages blijkt dat VROM stelt dat de aangetroffen kooiladders niet aan de bouwregelgeving voldoen en derhalve dienen te worden vervangen door een trap conform de gestelde prestatie-eisen in het Bouwbesluit. Dit is eveneens van toepassing voor situaties van voor 1992, omdat een kooiladder ook niet aan het niveau bestaande bouw zou voldoen. Bij de toezicht loopt men in de praktijk echter tegen situaties aan waarbij een vervanging van een kooiladder voor bijvoorbeeld een “A-trap”, zeer problematisch is. Het kunnen omstandigheden zijn waarbij de aanwezige kooiladder nog uitstekend voldoet, gezien de geringe ruimte, aantal personen en hoogte. Voor deze situaties is deze richtlijn opgesteld om gefundeerd, wel overwogen af te wijken van het gestelde in de bouwregelgeving, waarbij een regionale uniformiteit van groot belang is. Aanbevolen wordt om deze richtlijn door het College van Burgemeester en Wethouders te laten vaststellen met de volgende motivaties. • De aanwezigheid van de kooiladder kan het gevolg geweest zijn van een gemeentelijk beleid, dat op dat moment van toepassing was. Het laten vervangen hiervan kan leiden tot onbegrip. • Het vervangen van de kooiladder levert niet altijd aanzienlijke verbeteringen op ten aanzien van de ontvluchting. De baten wegen in zo’n situatie niet op tegen de kosten. • Het kan in bepaalde situaties, gezien bouwkundige omstandigheden, onmogelijk zijn een andere trap aan te brengen. Het beëindigen van het (gedeeltelijk) gebruik van het bouwwerk is dan het enige alternatief. Voor de duidelijkheid wordt nog aangegeven, dat behoudens vastgestelde beleidsstukken, zoals kamerverhuur, er geen kooiladders bij nieuw- en/of verbouw mogen worden toegestaan. Daarnaast zal bij constatering dat ook verminderd zelfredzame personen gebruik moeten maken van de kooiladder, zal handhavend moeten worden opgetreden.
3
2.
Aanleiding
Zoals in de inleiding is verwoord, heeft het ministerie van VROM enkele onderzoeken verricht in hotels waarvan de brandveiligheid onderdeel uitmaakte. Eind 2006 en begin 2007, is er een onderzoek geweest in 12 kleine hotels in Zeeland en Zuid Holland. Dit betroffen hotels van voor 1980 en met maximaal dertig kamers. Hierbij zijn in enkele hotels kooiladders aangetroffen. In het rapport wordt aan de gemeenten de aanbeveling gedaan om, in geval niet wordt voldaan aan de minimale eisen van het Bouwbesluit voor bestaande bouw, handhavend op te treden, ook als de bestaande situatie conform de oude bouwvergunning is gerealiseerd. Op 5 januari 2009 is door VROM een rapport gepubliceerd met de titel: “Onderzoek naleving brandveiligheidsregelgeving 100 kleine oude hotels”. Ook in dit geval betroffen het hotels van voor 1980 en met maximaal dertig kamers. In dit rapport wordt niet vermeld dat er kooiladders zijn aangetroffen. Wel spreekt men van enkele ladders. Het is niet duidelijk of dit kooiladders betreffen of losse steekladders. In tegenstelling tot het eerder vermelde rapport uit 2007, wordt in de aanbevelingen niet het probleem van kooiladders aan gehaald. Wel wordt er aan de gemeente/brandweer de volgende aanbeveling gedaan:
Wees eenduidig in de maatregelen die geëist worden en kom niet elke keer met nieuwe maatregelen. Laat dit niet afhankelijk zijn van de individuele medewerker.
Dit zou er voor pleiten om een voorziening, zoals bijvoorbeeld een kooiladder, welke in het verleden op grond van een verstrekte bouwvergunning is goedgekeurd, in de huidige, sindsdien ongewijzigde situatie, te handhaven.
3.
Regelgeving
Bouwbesluit. De voorwaarden voor een goede ontvluchting zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor wat betreft een trap is in artikel 2.33, lid 1 de volgende functionele eis vermeld: Een bestaande trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan veilig worden gebruikt. Voor bestaande bouw dient deze trap minimaal aan tabel 2.34 te voldoen. Tabel 2.34 afmetingen van een trap
minimum breedte van de trap
0,7 m
minimum vrije hoogte boven de trap
1,9 m
minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede
0,13 m
maximum hoogte van een optrede
0,22 m
minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap
0,2 m
Zoals uit de tabel blijkt, kan een kooiladder niet aan alle gestelde afmetingen voldoen.
4
Onderzocht kan worden of in een bepaalde situatie een bestaande kooiladder als gelijkwaardig kan worden beschouwd. Bouwbesluit, Artikel 1.5 vermeldt daartoe : Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.
4.
Kwaliteit en bruikbaarheid van een kooiladder
Kooiladders kunnen voorkomen in diverse uitvoeringen en daardoor in kwaliteit verschillen. In Nederland is er nimmer een norm opgesteld voor de uitvoering van een kooiladder. Dat is wel het geval in Duitsland. Voor kooiladders t.b.v. ontvluchting is er DIN 14094-1, Feuerwehrwesen – Notleiteranlagen – Teil 1: Notleiter mit und ohne Rückenschutz, Haltevorrichtung, Podeste. Naast een beoordeling met betrekking tot de kwaliteit, is het belangrijk, goed af te wegen onder welke omstandigheden een kooilader het nog verantwoord is een kooiladder te handhaven. Zo kan gedacht worden om een beperking ten aanzien van de totale hoogte van de kooiladder te stellen. Tevens zal een te hoge kooiladder moeten worden onderbroken en moeten verspringen. In het verleden zijn er vergelijkbare voorwaarden gehanteerd welke in deze notitie wederom zijn verwoord.
5.
Conclusie
Uit de voorgaande beredenering is duidelijk geworden dat het handhaven van een kooiladder mogelijk is met toepassing van artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003. In dat kader moet worden aangetoond dat er sprake is van een gelijkwaardigheid als bedoeld in dit artikel. In feite kan iedereen een beroep doen op dit artikel. Omdat gebruikers, en ambtenaren bij de brandweer en bouw- en woningtoezicht in discussie kunnen geraken wat als gelijkwaardigheid kan worden gezien is hierna een voorstel uitgewerkt. Dit is dus niet de enige juiste oplossing. Een bestaande kooiladder kan worden gehandhaafd indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 5.1 De personen die eventueel van de kooiladder gebruik moeten maken, dienen allen zelfredzaam te zijn. 5.2 Het maximale aantal personen dat gebruik kan moeten maken van de kooiladder mag niet meer bedragen dan 8 (maximaal 4 personen per bouwlaag). 5.3 De kooiladder mag maximaal 3 bouwlagen tot een maximale hoogte van 6 meter, t.o.v. het maaiveld, overbruggen. Indien er een grotere overbruggingshoogte, dan 6 meter, aanwezig is, dient het onderste gedeelte minimaal te zijn uitgevoerd als “A”-trap.
5
5.4 Indien de kooiladder een grotere hoogte overbrugt dan 4 meter, dient deze te zijn onderbroken en verspringend te zijn gemonteerd. 5.5 Op iedere bouwlaag dient de toetreding te geschieden met behulp van een opstapbordes met een minimale afmeting van 0,7 x 0,7 meter. 5.6 De kooiladder dient tot aan het maaiveld te zijn doorgetrokken. 5.7 De kooiladder dien te voldoen aan het gestelde in DIN 14094-1, Feuerwehrwesen – Notleiteranlagen – Teil 1: Notleiter mit und ohne Rückenschutz, Haltevorrichtung, Podeste. 5.8 Indien niet kan worden aangetoond dat de kooiladder voldoet aan DIN 14094-1 dient, in afwijking van het gestelde bij 5.1, de kooiladder als volgt te zijn uitgevoerd: • •
5.9
De kooiladder moet thermisch verzinkt zijn, De kooiladder dient van een deugdelijke “kooi” te zijn voorzien die tot 1 meter boven de hoogte opstapplaats is doorgetrokken. De kooiladder moet deugdelijk zijn bevestigd.
5.10 Tussen twee rookvrije vluchtroutes (hoofdtrap en kooiladder) dient een WBDBO van minimaal 20 minuten aanwezig te zijn (onafhankelijkheid!) 5.11 Indien de kooiladder van binnenuit betreden moet worden via een hoogteoverbrugging (b.v. raamkozijn) dan dient deze hoogteoverbrugging, indien deze groter is dan 22 cm, te zijn voor zien van een vaste opstap met traptreden met een maximale optrede van 22 cm.
6